Ouderreactie Voorstel van Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs 12 september 2015 Deze ouderreactie is tot stand gekomen na uitwisseling van visies en reacties van ouders, gecoördineerd door Ouders & Onderwijs en het Netwerk Ouderinitiatieven (NWOI). Uit naam van ondertekenaars (zie bijlage), redactie: Jeroen Veltheer en Henk Santing
Inleiding Als ouder wil je natuurlijk het beste voor je kind. Dat het onbezorgd opgroeit en dat het zich mag ontwikkelen tot waar zijn dromen en ambities reiken. Naast het gezin waarin het opgroeit, is het onderwijs zeer bepalend voor de ontplooiing en ontwikkeling van talenten. Een passende onderwijsomgeving is dus cruciaal voor de ontwikkeling van onze kinderen. Om dat adequaat vorm te geven als overheid en samenleving is een immense uitdaging. Elk systeem dat daarvoor wordt opgezet, is per definitie beperkend. Leidt er toe dat de leerling zich moet aanpassen, vormen naar datgene wat aangeboden en daarmee van hem gevraagd wordt. Nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs benaderen wij vanuit dit perspectief. Ze moeten zinvol bijdragen aan het verbeteren en vergroten van de kansen van alle leerlingen en in het bijzonder de meer kwetsbare, waaronder complexe jongeren en jongeren met een beperking. Nieuwe of vigerende regelgeving moet in ouderogen:
geen drempels opwerpen, geen onnodige centralisatie (want die beperkt) van onderwijstaken tot gevolg hebben, vooral ten dienste staan van de uitvoering, niet op wantrouwen gebaseerde maatregelen bevatten maar op feiten gebaseerd zijn en transparantie bieden waardoor de mogelijkheid tot verhelderende inzichten ontstaat.
Betrokken ouders hebben zich geconcentreerd op de inhoud van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Het zou prettig zijn te beschikken over de kennis van het wetmatig spectrum in het mbo en overige afspraken met en binnen deze sector. Die over-all kennis hebben ouders helaas niet volledig. Het kan daarom zijn dat zaken benoemd worden die elders al geregeld zijn. Het beoordelen van de juistheid van concrete voorgestelde wijzigingen in de wetstekst is voor ouders daarom ook niet mogelijk.
1
Opbouw reactie In deze reactie worden de 7 in de internetconsultatie gestelde vragen beantwoord in een voor ons logische volgorde. Bij vraag 7 worden conform de vraag een aantal overige onderwerpen aangesneden. Het eerste deel hiervan heeft nog volledig betrekking op het wetsvoorstel. In het tweede deel wordt een meer algemene kijk op het huidige mbo gegeven, in tekortkomingen en kansen. Het derde deel betreft de positie van ouders bij de ontwikkeling van wetgeving. Tot slot is een overzicht van ondertekenende ouders en (ouder)organisaties opgenomen.
Inhoudelijke reactie op de vragen Vooraf Niet alleen de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (hierna JOB) ontving signalen dat complexe jongeren en jongeren met beperkingen problemen ondervinden met de toegankelijkheid van het mbo. Ook ouders uitten hier de afgelopen jaren zorgen over aan Tweede Kamer en minister. Ook Onderwijsconsulenten, de discriminatiemeldpunten de mbo ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens komen ze regelmatig tegen. Het is de stelligste overtuiging van ouders dat niet allen te kort schietende Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding (hierna LOB) debet is aan uitval in het mbo onderwijs. Voor ouders staat ook vast dat te kort schietende kwaliteit van begeleiding en ondersteuning een belangrijke oorzaak is. Bij de getallen die tot het wetsvoorstel nopen plaatsen we daarom nog enkele kanttekeningen. Een deel van de 2.200 jongeren die niet ingeschreven staat voor een vervolgopleiding is teleurgesteld bij hun poging zich in te schrijven en geeft het daarom op. Buiten de 7.350 jaarlijkse uitvallers vallen nog de jongeren wier initiële keuze voor een opleiding in het aanmeldproces is omgebogen in relatie tot hun complexiteit. En een deel van die 7.350 wordt gaandeweg in hun begeleiding teleurgesteld of is onvoldoende gemotiveerd door een omgebogen studiekeuze en valt uit.
Recht van toelating (vraag 5) Eenduidigheid. Het introduceren van het recht op toelating vinden ouders een goede zaak. Hiermee krijgt toegang tot het mbo dezelfde vorm als de toegang tot andere onderwijssectoren. Het recht op onderwijs wordt daarmee eenduidig. Vrij toegankelijk onderwijs, mits de jongere beschikt over de juiste vooropleiding is dan overal in het onderwijs het uitgangspunt. Zorgplicht. Met dit recht maakt de minister in de ogen van ouders duidelijk dat zij een zorgplicht van het mbo verwacht. Dat is van belang voor complexe jongeren en jongeren met een beperking. Bestaande regelgeving, waarin de instelling bepaalt en beoordelingscriteria niet helder zijn, werken in de hand dat beslissingen over niet-toelating regelmatig een nare nasmaak geven. Met dit recht op toelating is verantwoordelijkheid voor alles wat nodig is voor studenten om onderwijs te kunnen volgen eenduidig belegd. Escape? Samen met het recht op toelating wordt ook een bindend studieadvies geïntroduceerd in dit wetsvoorstel. Dit advies heeft – zoals het is uitgewerkt – alles in zich om in geval van verwijdering net 2
zo diffuus te worden als besluiten tot niet toelaten op dit moment. En bij een terecht negatief bindend studieadvies is 4 maanden te laat om geen studiejaar te verspelen. En een bindend studieadvies na 4 maanden komt te vroeg, omdat het te kort is om de ondersteuning van complexe of beperkte jongeren aantoonbaar goed in te regelen. (zie ook vraag 7)
Studiekeuzeadvies (vraag 4) Motivatie. De mogelijkheid om een studiekeuzeadvies te krijgen is waardevol voor jongeren die nog geen gemotiveerde keuze voor een vervolgopleiding kunnen maken. Het is prettig als je er op kunt vertrouwen dat je zo’n advies kunt krijgen via de instelling waar je je aanmeldt. Uit ervaring weten ouders dat een gemotiveerde keuze, gebaseerd op ambities, dromen en talenten, de belangrijkste voorwaarde voor succes van hun kinderen is. Voorwaarde. Ouders vinden het daarentegen niet juist dat een datum bepaalt of er wel / geen recht op een studiekeuzeadvies is1. Instellingen zullen zo’n advies ook bij aanmelding na 1 april aanbieden wanneer zij twijfelen of een student een goede keuze maakt. Onze kinderen hebben in het voorjaar hun handen vol aan het afronden van hun middelbare school. Als een gefundeerde keuze voor een vervolgopleiding niet al lang voor die tijd is gemaakt, dan wordt vóór 1 april een min of meer willekeurige aanmelding gedaan. Daar schieten instellingen niet mee op. Wij pleiten dus voor een algemeen recht op studieadvies, onafhankelijk van een wettelijke datum. Studiekeuzeadvies, what’s in a name. Een studiekeuzeadvies kan op uiteenlopende manieren tot stand komen. Het advies kan de resultante zijn van het doorlopen van verschillende objectieve tests. Zelfs vormen van psychologisch onderzoek kunnen ingezet worden. Dit zijn vormen van meer onafhankelijke, objectieve advisering. Maar ook de inzichten die een opleidingsmanager in een intakegesprek in het aanmeldproces opdoet, kunnen hem een advies doen uitspreken (meer subjectief). Het gevaar bestaat dan dat motivatie, ambities en talenten van een jongere geïnterpreteerd en beïnvloed worden door het referentiekader van de betrokken opleidingsmanager. Wij zouden graag zien dat studiekeuzeadviezen via een objectieve systematiek worden verleend.
Aanmeldingen volgen na 1 april (vraag 2 en 3) Volgorde van aanmelden. Ouders vinden het een goede zaak wanneer de volgorde van aanmelding ook de volgorde van toelating bepaalt. Zeker ook bij krapte op de arbeids- en/of stagemarkt. Dus hoe vroeger aangemeld, hoe zekerder van een opleidingsplaats. Een concrete uiterste datum is hier in onze ogen niet voor nodig. Bij beperkte opleidingsplaatsen is wel een transparante wachtlijst vereist waarop ook de onderwijsinspectie toeziet. Trigger voor actie. Er gaat een informatiesysteem ontwikkeld worden om voortgezet onderwijs scholen in staat te stellen zich druk te maken over de onderwijstoekomst van hun leerlingen. Dat is in essentie een zeer goede zaak. Het voorstel komt over alsof de sector een uiterste datum nodig heeft als trigger om die verantwoordelijkheid te tonen. In het wetsvoorstel staat helaas niet dat de scholen hiertoe ook verplicht zijn.
1
Het voortgezet onderwijs stelde enkele jaren geleden de code doorstroom vmbo op. De vermelde uitzondering bij het switch van havo naar mbo vervolgonderwijs in verband met onvoldoende diplomapunten, komt ons daarom wat vreemd over, maar is verder bezijden de bedoeling van dit wetsvoorstel.
3
(Zelf)bescherming. Als een datum nodig is voor instellingen om hun zomervakantie veilig te stellen, dan hebben wij daar wel begrip voor. We kunnen ons goed voorstellen dat het na een bepaalde datum niet meer zonder meer mogelijk is om een studiekeuzeadvies voor een aankomend student te organiseren. Buiten dat betekent zo’n datum dat instellingen geen excuus meer hebben om zich op de komst van een nieuwe lichting studenten goed voor te bereiden (zie ook vraag 7).
3 in 6 jaar uitzondering (vraag 6) Het opschorten van het recht op toelating in situaties dat zonder succes als veel opleiding is genoten, lijkt vooral een regel om ongemotiveerde studenten tot inkeer te doen komen. Deze categorie jongeren aanzetten tot een gefundeerde keuze voor een opleiding is uiteraard belangrijk. Maar de regel treft complexe en kwetsbare jongeren. Velen lopen vast in hun opleiding door gebrek aan adequate ondersteuning. Voor deze categorie jongeren betekent het opschorten van het recht op toelating dat ze hoogst waarschijnlijk gaan uitvallen en hun startkwalificatie niet gaan behalen. Aan de andere kant verwachten we dat met de bedoelingen van dit wetsvoorstel deze categorie jongeren al veel eerder is opgemerkt en inmiddels adequaat bediend. In voorkomende situaties kan voor de categorie niet-gemotiveerde studenten door de instellingen ook teruggevallen worden op het verplichte bindende studieadvies in het eerste jaar dat in dit wetsvoorstel is opgenomen. Voor ons als ouders is het dan ook de vraag wat dit element in het wetsvoorstel bijdraagt aan de doelstelling van het wetsvoorstel. Als hier primair bekostigingsoverwegingen achter zitten, zijn wij tegen deze regels.
Algemeen (vraag 1) Voor ouders van complexe jongeren en jongeren die moeten (leren) leven met een beperking is dit een zeer belangrijk wetsvoorstel. Al vinden wij dat op punten ook andere keuzes zouden moeten worden gemaakt. Hiervoor stipten we er al een paar aan. Hierna bij vraag 7 lopen we er nog een aantal bij langs. Ouders vinden dat verantwoordelijkheden te veel eenzijdig bij de student gelegd worden. Studenten moeten zich aanmelden vóór 1 april anders verliezen zij rechten. VO scholen hebben geen verplichting tot het ondersteunen van hun leerlingen in het aanmeldtraject. Mbo instellingen mogen voorts jongeren eenzijdig verwijderen van hun opleiding. Een algemeen kenmerk van ons onderwijs is dat we jongeren vooral straffen bij falen. Dat proeven we ook in de uitwerking van dit wetsvoorstel. Op verschillende punten zou de motiverende kant van maatregelen voor jongeren meer benadrukt moeten worden. Zij worden geacht op de kwaliteit van hun onderwijsinstelling te vertrouwen. Doe dat ook andersom: heb ook vertrouwen in de jongeren. Het voorstel staat of valt bij de naleving door scholen en instellingen. We missen daarvoor de benodigde waarborgen. Van de moeite waarmee de goede bedoelingen van passend onderwijs wel/niet uitkomen, leren we dat het van belang is dat essentiële elementen dwingender geregeld moeten zijn of om gedegen toezicht van de onderwijsinspectie vragen om in werking te komen. Vertaal de lering van passend onderwijs dus ook naar dit voorstel. Ga bij verdere uitwerking van dit voorstel in gesprek met de andere directies waar al ruime ervaring is opgedaan met wat wel en vooral niet werkt conform de ambities.
4
Wat vinden we verder nog (vraag 7) Wij gaven in de inleiding van deze reactie aan dat er voor ouders meer aanleiding is voor dit wetsvoorstel. Ook maken we ons zorgen of de uitwerking zal zijn, zoals bedoeld. Wij zijn van mening dat er daarom waarborgen nodig zijn in het wetsvoorstel. En we vinden ook dat het wetsvoorstel ingebed zou moeten worden in afspraken met andere partijen. Deze dingen werken we hierna uit.
Deel 1, betreft het wetsvoorstel
Passend onderwijs Ook in het beroepsgerichte systeem van het mbo is passend onderwijs geïntroduceerd. Als eerder aangegeven in deze brief valt het ons op dat passend onderwijs nauwelijks in/op dit wetsvoorstel betrokken wordt. Hooguit indirect en impliciet voor de oplettende lezer, maar niet expliciet. Dat baart ons zorgen, want juist de doorlopende werking hiervan van VO naar mbo is cruciaal voor het succes van de leerling die dit passende onderwijs nodig heeft. Het is een enorm gemis dat in 2010 het beleid is verlaten om passend onderwijs intersectoraal te organiseren. Dit wetsvoorstel zou wellicht niet nodig zijn geweest als hier wel op ingezet was. Gebrek aan passend onderwijs wordt door ouders ervaren als een knelpunt in de mbo sector en resulteert regelmatig in problematische toegang van en omgang met studenten. Wij vinden het daarom belangrijk dat de relatie met passend onderwijs expliciet wordt verwerkt in dit wetsvoorstel, in zijn algemeenheid, maar ook op concrete punten. Ondersteuningsbehoefte = OntwikkelingsPerspectiefPlan (OPP). Enkel inschrijven van leerlingen door de instelling omdat er een recht toe bestaat en het bindend studieadvies een escape biedt bij “niet lukken”, lijkt ons niet de bedoeling. De praktijk in het mbo is nu dat men zich pas na aanvang van het studiejaar druk gaat maken over de ondersteuning van een jongere. Als dat zo blijft, is de kans groot dat de student aanmerkelijk minder kans op succes heeft voordat hij zijn bindend studieadvies ontvangt. Omdat het (formatie)plan voor het nieuwe studiejaar dan is gemaakt, kan er ook bijna geen rekening met individuele ondersteuningsbehoeften gehouden worden. Je moet het zowel als instelling als ook als jongere doen met wat beschikbaar is. Wij pleiten er daarom voor om de instellingen te verplichten het OPP bij aanvang van het studiejaar gereed te hebben. Dit laatste is ook niet zo’n vreemde vraag wanneer het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte toch heeft plaatsgevonden in het intakeproces, waarvoor vanaf 1 april ruim de tijd is. Bijkomend voordeel is dat het feit dat met een OPP gewerkt wordt ook onderdeel van de onderwijsovereenkomst kan uitmaken. Daarmee is meteen een goede basis gelegd om zowel de inspanningen van de leerling als de instelling helder en handelingsgericht te kunnen evalueren. Dit is dan ook een transparant vertrekpunt voor het gesprek over het bindende studieadvies. Op deze manier wordt de aanmelddatum 1 april ook een datum die in het belang van de student is en hem en zijn ouders motiveert om tijdig aan te melden. Zo’n verplichting impliceert ook dat de instelling bij aanmelding van een leerling met een ondersteuningsbehoefte geacht wordt om deze grondig te onderzoeken, zoals dat in passend onderwijs de bedoeling is. Enerzijds om zelf vast te stellen wat die ondersteuningsbehoefte is en anderzijds hoe de instelling deze in gaat vullen. In het mbo bestaat geen apart speciaal onderwijs. Des te belangrijker is het om passend 5
onderwijsverplichtingen2 in het traject van aanmelding tot inschrijving goed in te vullen. Dit is in onze ogen de brug die naar dit wetsvoorstel concreet kan worden gemaakt.
Aanmelden is inschrijven Wij denken – zie de discussies met passend onderwijs in het VO – dat helder gedefinieerd moet worden wat onder “aanmelden” wordt verstaan. Nu wordt de definitie gehanteerd dat van aanmelding sprake is wanneer een ouder – in het mbo de jongere – dit op één of andere manier te kennen geeft. Dat kan zijn door het insturen van een ingevuld aanmeldingsformulier. Maar dat kan ook zijn door een telefoontje naar de instelling. Er zijn situaties bekend waarin scholen onder de aanmelding uitkomen door geen inschrijfformulier toe te zenden in geval van een ogenschijnlijk ingewikkelde leerling. Er moet dus ook zoiets zijn als een controleerbaar recht op aanmelden! Logisch gevolg is dan dat het ICT-systeem t.b.v. de berichtuitwisseling wordt gevoed zodra een aanmeldformulier is ontvangen. Registratie van de aanmelding gaat dus vooraf aan eventuele intakegesprekken en studiekeuzeadviestrajecten. In het inspectietoezicht zal naleving van dit gedrag een aandachtspunt moeten worden. Dit voorkomt (vormen van) intakegesprekken die leiden tot intrekken van de aanmelding (in het jargon “ombuiggesprekken” genoemd) en buiten de beoogde registratie van aanmelding worden gehouden. Met het wetsvoorstel wordt beoogd dat met aanmelden in principe het recht ontstaat op inschrijving bij de instelling / de gekozen opleiding. Met de twee begrippen, aanmelden en inschrijven, met een verschillende betekenis, ontstaat ruimte voor interpretatie. Wanneer wordt bijvoorbeeld een aanmelding een inschrijving en wie moet daar wat voor doen. Wij pleiten voor begripsvorming waarbij een inschrijving direct aan de orde is bij aanmelding. In het proces dat daarna volgt kan de inschrijving door de student actief ingetrokken worden. Het zou natuurlijk helemaal wenselijk zijn als de student voor die intrekking zelf aan zet is en niet de instelling. Logisch is verder dat de inschrijving na de aanmelding nog diverse stadia kan c.q. moet doorlopen.
Bindend studieadvies In het voorgaande betoog hebben we al een paar keer verwezen naar het in het wetsvoorstel geïntroduceerde bindende studieadvies. Om daarbij “niet-willers” en “niet-kunners” te onderscheiden wezen we op passend onderwijs handvatten. In geval van jongeren met een ondersteuningsbehoefte moet zo’n advies gebaseerd zijn op een (jaarlijks verplichte) evaluatie van het OPP. En dus ook op het daaraan ten grondslag liggende onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte. En eveneens op de daarop gebaseerde vertaling naar het handelingsdeel van dit OPP. Hiermee heeft een studieadvies een helder ijkpunt. Alleen zo komt er meer balans in een eenzijdige verwijderbeslissing. Zonder het betrekken van het OPP zou een verwijderbesluit per definitie ongeldig moeten zijn.
2
Conclusie van het verplichte onderzoek uit hoofde van passend onderwijs kan zijn dat een andere instelling in de regio (met dezelfde opleiding) een beter onderwijsklimaat voor de jongere heeft. De zorgplicht uit hoofde van passend onderwijs impliceert in andere onderwijssectoren daarom een verantwoordelijkheid voor het realiseren van die passende plek elders. Met dit wetsvoorstel heeft het voortgezet onderwijs die verantwoordelijkheid. Daar valt wat voor te zeggen in de context van een doelstelling. Maar het is niet uniform met de definitie van de zorgplicht van primair en voortgezet onderwijs (niet transparant).
6
Hieronder nog een tweetal gewetensvragen, die wij graag beantwoord zien in het definitieve wetsvoorstel. Positief advies. Tegen een negatief studieadvies kan bezwaar en beroep aangetekend worden. Een proces dat veel energie en tijd komst. Staat hier tegenover dat een positief studieadvies onomkeerbaar is en daarmee geldt voor de resterende duur van de opleiding? Zorgplicht, wie o wie? Als een student in de loop van het eerste studiejaar een negatief studieadvies ontvangt, krijgt de school van herkomst dan het signaal dat hij is uitgeschreven of is de gemeente dan aan zet? Of heeft de instelling dan de zorgplicht om hem of haar naar een andere opleiding te begeleiden? In de toelichting is ons niet duidelijk of deze verplichting stopt als de jongere 23 is en nog geen startkwalificatie heeft. De aanmelding schijnbaar wel.
Meten is weten Om de privacy van studenten te waarborgen wordt voorgesteld om in het beoogde ICT-systeem geen gegevens vast te houden. Dat is een belangrijk uitgangspunt dat gerespecteerd moet worden. Op dit moment zijn we als mbo ouders al meer dan 2 jaar in gesprek met de directie mbo over problemen die ouders ervaren met de inschrijving van complexe jongeren. Het ontbreekt op dit moment aan informatie om hier heldere uitspraken over te doen. Een van de aanleidingen voor dit wetsvoorstel is dat we jaarlijks vaststellen dat 2.200 leerlingen zonder startkwalificatie niet ingeschreven staan op een mbo opleiding. Deels zijn dit jongeren die niet verder willen leren, deels zijn het jongeren waarbij aanmelding niet tot een inschrijving heeft geleid. De ambitie zal zijn dit getal op 0 te krijgen. Als de resultaten van nieuw beleid (signalering via ICT systeem, recht op studiekeuzeadvies en toelating) tegenvallen, is het van belang de oorzaak te achterhalen. Maar ook bij succes is het nuttig te analyseren welke maatregel in welke mate tot dat succes heeft geleid. Op welke punten werkt het gevoerd beleid wel / niet en in welke mate. Het op te zetten ICT systeem is in onze ogen een kans om aangrijpingspunten voor analyse van dit soort knelpunten te realiseren. Zo zou het bijvoorbeeld goed zijn om aanmeldbewegingen per instelling / opleiding wél vast te houden. Voor de inspectie is dit meteen een goede bron van informatie om uit te putten. Een ICT systeem dat louter signalen overbrengt, maar niets vastlegt, kan geen bron zijn om gericht onderzoek te kunnen doen. Dit zou betekenen dat een middenweg tussen optie 4 en 5 wordt gekozen voor de ICT oplossing, waarin de privacy van jongeren wordt gewaarborgd. Evenzo zou nagedacht moeten worden welke informatie over het voortijdig (geen diploma) uitschrijven van studenten wordt vastgehouden. Een bemoeilijkende factor is dat zowel student als instelling het initiatief tot uitschrijven kan nemen en in het laatste geval een bezwaar en beroepsprocedure de uitschrijving kan omdraaien.
Gemeente als partner De minister verwacht dat de instelling de ondersteuningsbehoefte gaat invullen. Wij missen in het wetvoorstel dat de gemeente hiervoor ook een zeer relevante partner is. Wanneer de mate of aard van benodigde ondersteuning de mogelijkheden van de instelling te boven gaan, zal deze van elders ingevuld moeten worden om de jongere kans van slagen te geven. Het kan zelfs in voorkomende gevallen van belang zijn om vormen van zorg naar het onderwijs te brengen. In specifieke situaties kan ook de Wet langdurige zorg aangesproken moeten worden. Zie voor dit laatste diverse discussies 7
in de evaluatie van passend onderwijs. De gemeente is sinds kort uit hoofde van de Participatiewet ook verantwoordelijk voor toeleiding naar werk voor jongeren (met een beperking). Met een betrokken gemeente verloopt de overgang naar werk ongetwijfeld vloeiender. Op het grensvlak van de verantwoordelijkheden van verschillende beleidsterreinen zijn nog wel wat noten te kraken. Door de verantwoordelijkheid voor het oplossen van de complete ondersteuningsvraag in de onderwijsomgeving heel duidelijk bij de sector te leggen, is ook duidelijk wie hier het initiatief in neemt. Om onnodige onduidelijkheid te voorkomen lijkt het ons wel nuttig dat behoudens EZ ook VWS en SZW zich onder dit wetsvoorstel scharen.
LOB is een kunst Het landschap van mbo opleidingen is behoorlijk onoverzichtelijk. Dezelfde opleidingen hebben bij verschillende instellingen verschillende namen. De instellingen verkopen diezelfde opleidingen (met de verschillende namen) ook nog eens met uiteenlopende accenten om zich te profileren. Daar je weg in vinden kost tijd en aandacht. Het is niet verwonderlijk dat jongeren moeilijk tot afgewogen keuzes voor vervolgonderwijs komen. Als ouders hebben we vorig jaar bijgedragen aan expertbijeenkomsten van de VO Raad die in het teken stonden van het afronden van hun project “stimulering LOB”. In dat project zijn fantastische voorbeelden ontwikkeld van krachtige uitwerkingen van LOB beleid in het voortgezet onderwijs. Tegelijkertijd constateerden we vanuit de praktijk dat we hiervan op de scholen van onze kinderen nog niets terugzien. We hebben de VO Raad daarom geadviseerd om aansluitend met hun scholen aan de implementatie van krachtig LOB beleid te gaan werken. Wij achten dit een belangrijke randvoorwaarde voor het succes van dit wetsvoorstel cq het voorkomen van veel werk aan de kant van de mbo instellingen. Het doeltreffend begeleiden van kinderen bij de oriëntatie op hun toekomst (werk en opleiding) vraagt veel meer van scholen dan zij nu gewend zijn. Wij zouden graag zien dat de directies en sectorraden hierover onderling goede afspraken maken.
Deel 2: Kenmerkende tekortkomingen van het huidige mbo onderwijssysteem
Complementair? Het onderwijssysteem op middelbaar beroeps niveau van nu, gericht op deelname aan het arbeidsproces is verre van dekkend. Waarbij overigens het bestaan van een BOL en een BBL traject en de verschillende niveaus al wel veel mogelijkheden bieden. Jongeren die niet via een startkwalificatie van het mbo aan het werk willen/kunnen, zijn vaak aangewezen op arbeidstoeleidingstrajecten. De minister heeft ons in 2013 laten weten de verwachting te hebben dat mbo en arbeidstoeleiding complementair aan elkaar zijn. Dit blijkt in de praktijk niet zo te zijn. Arbeidstoeleiding is lang niet altijd toegankelijk voor jongeren die niet tot het mbo worden toegelaten. Toch is het complementair zijn van het mbo en de andere opleidingen nog te ver te zoeken. Met andere woorden het lagere niveau traject is met regelmaat niet beschikbaar of te laag en het mbo is met regelmaat te hoog gegrepen. Zo lang niemand de verantwoordelijkheid neemt dit gat te vullen, zullen leerlingen uitvallen van school. Dit betekent: ongediplomeerd het onderwijs verlaten, zonder startkwalificatie, thuiszitters worden, geen baan krijgen en uitkeringen genieten. 8
Rigide Een ander knelpunt in het mbo is de rigiditeit van het beoogde eindresultaat. Het kader van kwalificatie-eisen, vertaald naar het examen van de opleiding is het heilige doel. Een kleine afwijking hiervan (gecompenseerd door andere kennis / vaardigheid) is meestal nog steeds voldoende bagage om voor verschillende normale arbeidsplaatsen in aanmerking te komen. Desondanks is diplomeerbaarheid op passend niveau onmogelijk, omdat we nu eenmaal zo de regels hebben gemaakt. Zo worden jongeren andere opleidingen ingepraat waar niet hun hart en talent ligt. Zo krijgen jongeren ook regelmatig een diploma aangeboden op een lager niveau dan onderwijs werd gevolgd onder het mom van “dan hebben ze toch een diploma!”. Hoe durf je! Ook de mogelijkheid van verdere ontplooiing tot in het hbo wordt zo regelmatig afgesloten.
De geur van geld De bekostiging van het mbo onderwijs is bestaat uit financiële componenten die, als het er echt op aan komt, leiden tot een keuze voor de eigen portemonnee in plaats van het belang van de student. In de vaak zeer grote onderwijsorganisaties is overduidelijk dat in de bestuurlijke top de financiën op 1 staan. Het uitvoerend onderwijsbeleid is daarop volledig afgestemd. Zo hebben ons nu al verhalen bereikt dat het inkopen van de net nieuw geïntroduceerde centrale examens toch snel een aanzienlijke kostenbesparing oplevert. Het klinkt natuurlijk stoer om daarna te zeggen dat het geld dat zo vrij komt juist weer voor het onderwijs in te zetten is. Maar dat centraal ingekochte examens op zichzelf weer beperkend werken voor studenten, daaraan wordt volledig voorbij gegaan. ……. Weer een groep studenten buitengesloten. Afvloeien naar een lager diplomaniveau gaat vóór de inspanning om het door de leerling beoogde niveau te halen. De leerling zou eens in zijn 6e studie jaar komen dat maar voor 50% bekostigd wordt. De vrijheid van weigeren bij de poort voorkomt serieuze inspanning om een “zorgleerling” te begeleiden en de daaraan verbonden kosten. Tevens verkleint dit het risico van ongediplomeerd voortijdig schoolverlaten en daarmee een lagere bonus. Ouders pleiten daarom voor een systematiek van bekostiging vrij van prikkels die het belang van (groepen) studenten kunnen schaden. Misschien denkt u dat we met de voorgaande kenschets wat al te stellig zijn. Ook wij begrijpen hoe gedragspatronen ongemerkt insluipen. Ongetwijfeld maken we ons er in ons dagelijks werk ook schuldig aan. Met de aanstaande ratificatie van het VN Verdrag voor mensen met een beperking komen mbo instellingen er niet meer mee weg. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
9
Deel 3: De positie van Ouders
In de voorbereiding en uitwerking van dit soort wetsvoorstellen is de positie van ouders betreurenswaardig. Alle overige belanghebbende partijen zijn betrokken bij het voortraject. Ouders, die hun kinderen wettelijk vertegenwoordigen, kunnen pas aanhaken nadat alle andere stakeholders hun inbreng al hebben gegeven. Althans als zij weten waar aan gewerkt wordt en weten van het bestaan van internetconsultaties. Er ligt dan echter al een uitgewerkt wetsvoorstel mede gebaseerd op de inbreng van andere belanghebbenden. Het zou dus meer dan gewaardeerd worden als de positie van ouders als belanghebbenden in het mbo ook erkend zou worden. En dat ouders net zo betrokken worden als tot nu toe wel vooraf geconsulteerde groeperingen. Voor een goed begin en begrip is het misschien een suggestie om onze reactie op het wetsvoorstel daarom met ons te bespreken.
Bijlage: ondertekening
Ouderorganisaties, Oudergroeperingen en personen
Netwerk Ouder Initiatieven (NWOI) Ieder(in) Ouderplatform Friesland Ouderplatform Volgbaar Onderwijs Geluk Talent Inspiratieouders Ouders & Onderwijs
Anne Terpstra Yvonne Zondervan Vera Kleinrensink Mark Weghorst Peter Hulsen, directeur Ouders & Onderwijs Jeroen Veltheer Henk Santing
10