REMEDIES TEGEN FRAUDE
Uit de modderpoel van slodderwetenschap Spraakmakende fraudegevallen hebben de onderzoekswereld de afgelopen jaren geschokt. In Nederland werd sociaalpsycholoog Diederik Stapel ontmaskerd. In Vlaanderen geeft een op de twaalf medische wetenschappers toe te sjoemelen. Hoe maken we de wetenschap weer clean?
‘W
elk deel van een wetenschappelijk experiment heeft een onderzoeker niet in de hand?’, vraagt neurowetenschapper Chris Chambers aan het publiek op een fraudedebat in Londen. ‘Zijn resultaten.’ De wetenschappelijke methode moet een onderzoeker ervan weerhouden zichzelf te bedriegen of door anderen bedot
Door Reinout VERBEKE
te worden. ‘Fraude,’ zo gaat Chambers verder, ‘is het manipuleren van die resultaten voor een of ander gewin of voor een beloning.’ Sommige wetenschappers gaan daar erg ver in, en krijgen tientallen vervalste artikelen gepubliceerd (zie ‘Topvijf’). De gevolgen van wetenschapsfraude zijn nochtans niet te onderschatten. Wie resultaten manipuleert of verzint, en die gepubli-
Eos 29
ceerd krijgt, besmet ander onderzoek: de valse data raken verweven in andere artikelen, in lessen en lezingen. De praktijk leert dat frauduleuze studies nog lang voortleven nadat ze zijn ontdekt. Een Amerikaans onderzoeker stelde vast dat de meer dan 1.100 teruggetrokken artikelen (retractions) tussen 1997 en 2009 in totaal nog meer dan tweeduizend keer nietsvermoedend werden geciteerd.
Topvijf 1
Yoshitaka Fujii (Japan), anesthesist, 183 terugtrekkingen
2
Joachim Boldt (Duitsland), anesthesist, 88 terugtrekkingen
3
Diederik Stapel (Nederland), sociaalpsycholoog, 49 terugtrekkingen
4
Adrian Maxim (VS), elektrisch ingenieur, 48 terugtrekkingen
5
H. Zhong (China), chemicus, 43 terugtrekkingen
Op basis van RetractionWatch.com (2010-2013) en artikel uit PloS One (Michael Grieneisen, oktober 2012)
Fraude in de medische wetenschap kan proefpersonen in gevaar brengen. Onderzoeker Grant Steen telde dat de voorbije tien jaar bij 180 teruggetrokken studies 9.200 patiënten waren behandeld op basis van de onbetrouwbare data. 71.000 patiënten kregen een behandeling in studies die de teruggetrokken artikelen citeerden. Misleidende data in me-
fondsen en uurlonen van de onderzoekscommissie tot kosten voor de aanwerving van een nieuwe medewerker. En een fraudeur richt bijna altijd sociale schade aan: hij besmet de cv’s en carrières van co-auteurs en collega’s. En misschien nog het schadelijkst: iedere fraudeur tast de betrouwbaarheid van wetenschap aan. ‘Er is niet veel fraude nodig om het vertrouwen van het brede publiek in wetenschap te vernietigen’, vindt prof. Bart Pattyn, filosoof en ethicus aan de KU Leuven. ‘Als je weet dat een wetenschapper de waarheid spreekt in 95 procent van de gevallen, zal je hem nooit vertrouwen.’ Onder de radar Harde cijfers over fraude in Nederland en Vlaanderen ontbreken. De enquête die Eos bij medische onderzoekers liet uitvoeren (zie artikel p. 24-28) is een eerste aanzet. Internationale studies zijn er wél. Uit een metastudie van Daniele Fanelli (University of Edinburgh), een autoriteit in fraude-onderzoek, blijkt dat twee procent van de wetenschappers toegeeft wel eens data te hebben verzonnen, vervalst of aangepast om een hypothese te doen kloppen. In de Eos-enquête was dat zelfs acht procent. Als je weet dat
Vaktijdschriften moeten kijken naar de aanpak van een onderzoeker, niet naar de resultaten disch onderzoek kunnen de ontwikkeling van medicijnen ook vertragen of nutteloze behandelingen langer in zwang houden. Een betrapte wetenschapper slaat ook een financieel gat. Onderzoekers raamden één fraudezaak aan een New Yorks kankerinstituut op ongeveer 394.000 euro, van gebruikte
er jaarlijks meer dan twee miljoen papers worden gepubliceerd, zou je enkele tienduizenden frauduleuze artikelen per jaar kunnen verwachten. En in een ideale wereld ook evenveel terugtrekkingen van artikelen. Maar afgelopen jaar en ook in 2011 zijn er ‘slechts’ een vierhonderdtal teruggetrokken.
Waarom zo weinig? Er is natuurlijk fraude die vóór publicatie ontdekt wordt, door een alerte onderzoeker in het lab, door een peer reviewer die het artikel bekijkt voor publicatie, of door de detectiesoftware van vaktijdschriften. Maar dat is niet de enige verklaring. ‘Als je echt goed bent in frauderen, is het niet detecteerbaar’, zegt Amerikaans sociaalpsycholoog Uri Simonsohn, die met een statistische methode de Belgische marketinghoogleraar Dirk Smeesters betrapte op ‘datamassage’ (zie ‘Twee Belgen’). ‘Het is als vragen hoeveel vals geld er in omloop is. We vatten alleen de slechte valsemunters.’ Bovendien zijn er weinig klokkenluiders. Fanelli: ‘In de helft van de fraudezaken die wetenschappers zich herinnerden, werd geen actie ondernomen.’ Zo blijft veel fraude onder de radar. Daarom zouden klokkenluiders voldoende bescherming moeten krijgen, zodat een melding niet als een boemerang in hun gezicht komt. Veel universiteiten hebben een meldpunt en een commissie wetenschappelijke integriteit die de kwesties onderzoekt. In mei 2013 komt er in Vlaanderen, naar Nederlands voorbeeld, ook een overkoepelende commissie. Die kan een tweede opinie geven bij de gemelde zaken aan de universiteiten en kenniscentra. Hoofdredacteurs en uitgevers van vaktijdschriften kunnen dan weer advies en begeleiding krijgen van het Committee on Publication Ethics (COPE) als ze wanpraktijken vermoeden. De zevenduizend leden van COPE – waaronder de grootste uitgeefbedrijven, zoals Elsevier of Springer – onderschrijven ook de richtlijnen van het comité. Die stok achter de deur is nodig. ‘Je hebt heel kordate hoofdredacteurs, maar velen zijn niet altijd bereid om een frauduleus artikel terug te trekken’, zegt Ivan Oransky, journalist en mede-oprichter van de website RetractionWatch.com. ‘Ze zoeken de creatiefste smoezen of omschrijven de reden voor terugtrekking zo vaag mogelijk.’ Oransky
‘Echte cijfers lagen in de prullenmand’ ‘Een vaktijdschrift mailde me dat zijn detectiesoftware manipulaties had gevonden in een afbeelding van een van mijn onderzoekers. Ik schrok me rot. Ik heb die afbeeldingen toen samen met het departementshoofd bekeken en inderdaad, mijn postdoc had ‘western blots’ boven mekaar geplakt (western blots maken een specifiek eiwit zichtbaar met een antilichaam, red). Hij deed het wellicht uit gemakzucht, zodat hij een paar experimenten niet meer hoefde uit te voeren. Hij moest in die periode een nieuw onderzoeksfonds binnenhalen en is mogelijk gezwicht onder de druk. Ik heb toen heel wat van zijn vroegere resultaten gecontroleerd en ik vond
nog een afbeelding waar hij zelfs met potlood streepjes had toegevoegd aan een ‘western blot’. We hebben hem met de feiten geconfronteerd en mijn onderzoeksinstelling heeft hem op staande voet ontslagen. Zijn carrière in de wetenschappen is wellicht voorbij.’ ‘Dat voorval heeft mij heel waakzaam gemaakt, terwijl veel vakgenoten blijven denken dat het hen niet zal overkomen. Ik controleer nu bijvoorbeeld alle labboeken van mijn onderzoekers (waar de ruwe data in worden neergeschreven, red.). En dan nog ben je niet 100 procent zeker. Een jonge onderzoekster in het lab produceerde een aantal jaren geleden keer op keer fantastische data die altijd
Eos 30
mooi de hypothese bevestigden. Ik werd achterdochtig en vroeg haar naaste medewerker een oogje in het zeil te houden. De onderzoekster deed metingen met een oud toestel, noteerde die op een blaadje en schreef de data nadien over in haar labboek. Ze gooide dat papiertje telkens weg. Toen haar collega het uit de prullenmand viste, bleken die cijfers minder spectaculair dan die in het labboek. Ik heb haar meteen ontslagen. Ze verklaarde dat ze de hypothese absoluut wou bevestigen om mij niet te ontgoochelen.’ Een Vlaams onderzoeksleider
‘Output niet altijd goeie graadmeter’
Steeds meer teruggetrokken artikelen 600 500
400
300
200 100
1983
1986
1989
1992
wil vaktijdschriften rangschikken op basis van openheid – een zogenoemde ‘transparantieindex’. ‘Dan stimuleren we vaktijdschriften om open te zijn over fouten en fraude, en weten de lezers hoeveel vertrouwen ze kunnen hebben in de artikelen in het tijdschrift.’ Steeds meer fraudeurs? De voorbije tien jaar zijn terugtrekkingen in verhouding tot het totale aantal publicaties steil de hoogte in gegaan. Volgens een recente studie in PloS One gaat twee derde van de terugtrekkingen over wangedrag (van fraude over onterechte auteurschappen tot dubbel publiceren), een kleiner aandeel zijn eerlijke fouten, waarbij auteurs bijvoorbeeld zelf een artikel terugroepen omdat ze zich schromelijk hebben vergist. Is die stijging in terugtrekkingen een slecht teken? ‘Ze is deels te verklaren door betere detectie: steeds meer vakbladen gebruiken software om plagiaat en beeldmanipulatie op te sporen en gaan steeds verder terug in de tijd om hun archief te zuiveren’, zegt Oransky. ‘Vakbladen zijn nu ook online beschikbaar, wat meer ‘ogen’ de kans geeft fouten te ontdekken’. Fanelli is het daarmee eens: ‘De stijging is geen direct bewijs dat er meer fraude is. Het is veeleer een teken dat we dichter bij de oplossingen voor het probleem komen.’ Maar niet iedereen ziet het zo positief. Ferric Fang, hoofdredacteur van het vakblad Infection and Immunity, vindt de stijging in terugtrekkingen ‘een symptoom van een disfunctioneel wetenschapsklimaat’. Hij stelde in een eigen onderzoek vast dat er een sterk verband is tussen het aantal terugtrekkingen en de zogenoemde impactfactor van een tijdschrift, die berekend wordt op basis van het aantal keren dat het
1995
1998
2001
2004
2007
2010
tijdschrift geciteerd wordt. Toptijdschriften zoals New England Journal of Medicine, The Lancet of Nature tellen de meeste terugtrekkingen. ‘In een onderzoekswereld waarin er veel gegadigden zijn voor een beperkt aantal jobs, kan een publicatie in die tijdschriften alles of niets betekenen voor je carrière. De beloning is buiten proportie en kan onderzoekers aanzetten om meer risico’s te nemen in de manier van onderzoeken, data presenteren en interpreteren’, aldus Fang in het artikel. Wat doping is in het wielrennen, is manipuleren en verzwijgen van onderzoeksdata binnen de universiteiten? Oransky: ‘Die vergelijking
‘Toen ik net mijn doctoraat behaalde, had ik heel wat hoge-impact-publicaties op mijn cv. Ik hoefde mij dus geen zorgen te maken over het behalen van een postdoc-mandaat. Tijdens dat eerste mandaat ging ik naar het befaamde Massachusetts Institute of Technology (MIT), om daar een nieuwe onderzoekslijn op te starten. Zoiets kost tijd, en twee jaar later had ik nog niks nieuws gepubliceerd. Iedere wetenschapper zal je zeggen dat werken aan MIT in combinatie met goede aanbevelingsbrieven véél meer waard is. Maar het mantra van de publicatieoutput is onverbiddelijk, en mijn ‘standing’ bij het aanvragen van een volgende postdoc-termijn was dan ook heel wat lager dan enkele jaren eerder. De verdere evolutie van mijn carrière heeft aangetoond dat de publicatie-output tijdens dat jaar aan MIT een zeer slechte graadmeter was voor toekomstig potentieel. En dat geldt evengoed voor enkele van mijn huidige medewerkers.’ Hans Op de Beeck, hoogleraar biologische psychologie is correcter en toepasselijker dan wetenschappers willen horen.’ De Eos-enquête wijst ook in die richting: meer dan de helft van de Vlaamse hoogleraren en een derde van de hoogleraren in Nederland denkt dat de hoge publicatiedruk hun collega’s ertoe aanzet data (on)opzettelijk te manipuleren.
Een jonge onderzoekster verdenkt de ‘golden boy’ van het lab ervan vervalste resultaten te willen publiceren. Wat moet ze doen? De interactieve internetvideo ‘ The Lab’ maakt de aartsmoeilijke keuzes voelbaar. Je kunt vier personages spelen (link: 1.usa.gov/YOZrVr).
Eos 31
‘Je moet toch blijven vertrouwen’
‘Ik kijk met dubbele gevoelens terug op een fraudezaak in mijn lab. Een medewerker had afbeeldingen van experimenten gefotoshopt. Het programma Photoshop was toen wel nog nieuw en er waren nog geen strikte richtlijnen voor het gebruik ervan.’ ‘Waarom de wetenschapper zoveel risico nam, zowel voor de eigen carrière als voor die van collega’s, is me een raadsel. Het ging om mooiere prentjes bij data die sowieso correct waren. Strijd tussen collega’s speelde geen rol, want de onderzoeker werkte in een klein onderdeel van het lab. Maar jonge wetenschappers ondervinden druk om te publiceren – bijvoorbeeld om een doctoraat te behalen – en de een kan daar moeilijker mee om dan de andere.’ ‘Het geval in mijn lab kreeg veel aandacht in de pers. Afgelopen jaren moesten andere grote namen in mijn vakgebied ook artikelen terugtrekken, maar dat haalde de kranten niet. De fraudezaak heeft geen grote invloed gehad op het verder publiceren van studies. Sommige reviewers verwijzen er wel nog naar, al dateert het van járen geleden.’ ‘De onderlinge controle binnen het lab heb ik opgeschroefd. Nu gaat geen paper buiten voor een of twee ervaren onderzoekers die niks met de studie te maken hebben, de data hebben bekeken. Je wordt wantrouwiger, maar je moet toch vertrouwen op je mensen, anders is het lab alleen van jezelf.’ Een Vlaams onderzoeksleider
Terug naar traag De publicatiedruk is erg groot, en dat zorgt dus voor overhaast, slordig en soms frauduleus wetenschappelijk onderzoek. Als we weer meer aan slow science willen doen, moe-
zoekssetting opnieuw te creëren’, zegt Elisabeth Monard, secretaris-generaal van Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen (FWO). ‘Welke criteria je ook hanteert bij de jurering van fondsaanvragen, je laat het best een panel van vakgenoten en buitenlandse experts de waarde van een onderzoeker inschatten. Het aantal publicaties is heel belangrijk, maar de experts kijken verder dan dat alleen. Ook het innovatieve en de methodologie van het onderzoeksvoorstel tellen mee.’ De concurrentie voor fondsen bij FWO, dat fundamenteel onderzoek financiert, is enorm: slechts één op de vijf aanvragers krijgt geld. ‘Dat is heel weinig’, vindt Monard. ‘De middelen groeien jammer genoeg niet mee met het aantal onderzoekers.’ Vooral voor promovendi is de publicatiedruk groot, vindt Paul Van Cauwenberge, rector van de Universiteit Gent. ‘Zij moeten in vier jaar tijd een aantal A1-publicaties (in internationale vaktijdschriften met peer review, red.) verzamelen, en dan zie je dat ze bijvoorbeeld hun onderzoek opdelen in verschillende kleine papers in plaats van in te zetten op één groot, kwalitatiever artikel. Sjoemelen is dat niet, maar ik hou er niet van, omdat die opgedeelde artikelen minder impact hebben.’ Maar ook de universiteiten zelf sporen onderzoekers indirect aan veel te publiceren. Want hun overheidsfinanciering hangt voor de helft af van wetenschappelijke output: het aantal proefschriften, A1-publicaties, hun impactfactoren en aantal citaties, en het aantal octrooien. ‘We moeten ons bezinnen over die maatstaf’, vindt Van Cauwenberge. ‘Ze beloont te veel de kwantiteit.’ Van Cauwenberge heeft zelf een voorstel: ‘We zouden onafhankelijke jury’s of leescommissies kunnen samenstellen die de werkelijke kwaliteit van gepubliceerde artikelen beoordelen. En die scores kunnen
Negen op de tien onderzoekers in de psychologie weigerden hun data te delen ten we de evaluatiecriteria voor fondsen en posities aan de universiteit in vraag stellen, geven veel wetenschappers aan in de Eosenquête. ‘Het zou beter zijn onderzoekers te evalueren op de herhaling en bevestiging van hun onderzoek door anderen, dan op die publicatie in Nature’, zegt Daniele Fanelli. ‘Dat is niet makkelijk en het vraagt veel tijd, maar dat is volgens mij de goeie weg.’ Herhaalonderzoek is niet voor alle vakgebieden even makkelijk. ‘In de fysica is het veel gebruikelijker om een bepaalde vaststelling met verschillende experimenten te herbevestigen, terwijl het in de gedragswetenschappen veel moeilijker is om een identieke onder-
dan in de sleutel meegenomen worden om de financiering van een universiteit en van de verschillende faculteiten te berekenen.’ Positivitis Niet alleen de stijging in terugtrekkingen, ook de opmerkelijke stijging in het aantal ‘positieve’ studies is een mogelijk signaal dat wetenschapsfraude vandaag vaker voorkomt dan vroeger. Positieve studies hebben resultaten die de vooraf bepaalde hypothese bevestigen. Volgens een onderzoek van Fanelli is de frequentie van positieve uitkomsten met meer dan een vijfde gestegen tussen 1990 en 2007. Er zijn wel verschillen per discipline: in
Eos 32
psychologie en psychiatrie leverde gemiddeld 90% van de studies positieve resultaten op, waarmee ze koplopers zijn. De zogenoemde harde wetenschappen – ruimtewetenschap (70%), aardwetenschappen (75%), fysica (85%) – scoren het laagst, daartussenin zitten de biologische en biomedische wetenschappen. Te mooi om waar te zijn, vinden critici: ze vrezen dat de stijging in positieve resultaten een teken aan de wand is voor bewuste of onbewuste datamanipulatie. Vaktijdschriften werken die trend in de hand. Journals vinden negatieve studies niet mediageniek. Zulke studies worden ook minder geciteerd, wat de impactfactor van het tijdschrift laag houdt. Onderzoekers laten hun negatieve data dan in de la liggen. Zo gaat veel waardevolle kennis verloren, en wordt vaak ‘overbodig’ onderzoek gedaan, omdat wetenschappers niet weten dat een studie elders al een negatief resultaat opleverde. Reviewproces omvormen Een van de meest vernieuwende voorstellen om die ‘positivitis’ te keren, is de beoordeling door vaktijdschriften te veranderen. In plaats van te kijken naar de data van een onderzoeker, moeten ze zijn plan van aanpak lezen. Vinden hoofdredacteurs en reviewers het opzet van de studie geschikt voor hun tijdschrift, dan krijgt de onderzoeker een ‘ja voor publicatie’, wat de resultaten van de studie ook mogen zijn. Zo geef je negatieve uitkomsten weer een kans, en wordt de verleiding om resultaten te vervalsen of op te schonen minder groot. ‘Dan krijg je een realistischer beeld van onderzoek, want wetenschap is vaak rommelig en verwarrend voor ze tot iets vernieuwends leidt’, zegt Brian Nosek, sociaalpsycholoog van University of Virginia, die het project ondersteunt. ‘Dit systeem verschuift het doel van ‘een volgende publicatie halen’ naar ‘bijdragen aan kennis’.’ Onder meer de vaktijdschriften Social Psychology, Frontiers in Cognition en Cortex zijn al gestart met dit alternatieve publicatieproces. Of ook de grote, commerciële uitgeverijen zullen volgen, is de vraag. Daarnaast bestaan er sinds enkele jaren verschillende ‘Journals of Negative Results’, al zijn die voorlopig nog geen overweldigend succes. Ruwe data delen ‘Een publicatie is hoe je gezien wil worden als het doek opgaat’, zei een Nobelprijswinnaar ooit. Wat er in de coulissen is gebeurd – het hele denk-, handel- en schrijfproces van een onderzoek – is in vaktijdschrijften niet zichtbaar. Ook dat willen steeds meer onderzoekers opengooien. In online vakbladen is er alvast ruimte genoeg om alle data mee te publiceren met je artikel.
De Belg Luk Van Parijs.
Veel vaktijdschriften verplichten onderzoekers vandaag data te delen als erom gevraagd wordt. Maar Jelte Wicherts, methodoloog van de Universiteit van Tilburg, stelde vast dat maar een op de tien onderzoekers in de psychologie de data ook werkelijk deelt als je hem of haar een verzoek mailt. Toen hij studies van weigeraars van naderbij bekeek, bleken ze veel vaker grote fouten te bevatten dan de studies van onder-
Twee Belgen
Twee Nederlanders
zoekers die de data wel vrijgaven. Wie data niet deelt, heeft wellicht minder kwaliteitsvol en correct gewerkt, besluit Wicherts. Brian Nosek startte recent een gratis online onderzoeksplatform, Open Science Framework (OSF), om het hele onderzoeksproces – van idee tot artikel – ‘opener’ te maken. Het lijkt op een wetenschappelijk Facebook, waarbij je bergen onderzoeksdata en kladversies
van artikelen kunt opslaan, en delen met wie je wil. Zo krijgen co-auteurs meer zicht op elkaars data, en dat stimuleert volgens Nosek onderlinge discussie. Bovendien hoeven vakgenoten aan andere instituten niet meer te wachten op de publicatie van een onderzoek in een vaktijdschrift om voort te werken met een methode of met gegevens. De oorspronkelijke auteur ziet dan hoe vaak zijn onderzoeksmateriaal is ‘ge-fork-t’ en door wie (vergelijk het met de ‘deel’-knop op Facebook). ‘Door open aan onderzoek te doen, toon je anderen dat je correct werkt. Het lost niet alles op, maar als steeds meer onderzoekers zo aan onderzoek doen, zullen anderen moeten uitleggen waarom ze nog ‘gesloten’ werken’, zegt Nosek. Deontologie bijbrengen op verschillende momenten in een onderzoekscarrière, een open debatcultuur stimuleren binnen een lab, peer review opwaarderen zodat reviewers grondiger nalezen. Het zijn maar enkele suggesties die onderzoekers doen (zie: ‘Wetenschappers vragen verandering’) om valse data uit de wetenschappelijke literatuur te weren. Maar wetenschappers blijven natuurlijk ook mensen, met hun dosis egoïsme en feilbaarheid. ‘Ja, dat is zo’, zegt cognitief neuropsycholoog Chris Chambers, ‘maar wetenschappers zijn beter getraind dan wie ook om fouten te begrijpen, om te redeneren op basis van bewijs, om problemen op te lossen en onzin te detecteren. Daarom is er geen excuus voor fraude.’ ■
Twee Belgen kwamen de voorbije twee jaar in opspraak. Hoogleraar immunologie Luk Van Parijs aan het Massachusetts Institute of Technology (Boston) pleegde fraude in elf publicaties en fondsaanvragen tussen 1997 en 2004. Collega-onderzoekers confronteerden hem met de gemanipuleerde data en Van Parijs gaf meteen toe. Hij werd in juni 2011 veroordeeld tot een half jaar huisarrest, 400 uur gemeenschapsdienst en het betalen van een boete van 47.000 euro. Hoogleraar consumentengedrag Dirk Smeesters nam eind juni 2012 ontslag aan Erasmus Universiteit Rotterdam, nadat ‘fraudejager’ Uri Simonsohn had ontdekt dat Smeesters data had ‘gemasseerd’ om de uitkomst te verbeteren. Simonsohn verdenkt Smeesters ook van het verzinnen van data, maar dat kon de Rotterdamse onderzoekscommissie niet bevestigen omdat Smeesters stelt dat zijn oorspronkelijke data door verhuizing en een gecrashte harde schijf verloren zijn gegaan.
Wetenschappers vragen verandering
We vroegen de medische onderzoekers in de Eos-enquête suggesties te doen om fraude tegen te gaan of te voorkomen. We vatten de meer dan 150 voorstellen samen. valuatiecriteria voor fondsen en benoemingen bijsturen: minder het aantal publicaties E 1 en de impactfactoren laten doorwegen, meer waarde hechten aan inhoud, kwaliteit en langetermijnwaarde van onderzoek en onderzoeker
2
uwe data vrijgeven, open publiceren, vooraf registreren van onderzoek R (zoals in medisch onderzoek al gebeurt voor klinische trials) Preventie: onderzoekers ethiek/deontologie bijbrengen,
3 ethische code laten onderschrijven, harde sancties bij overtreding 4 Vaktijdschriften moeten negatieve resultaten en herhaalonderzoek meer kansen geven Open discussie stimuleren in labs, beter mentorschap,
5 directe sociale controle door collega’s
6 Slow science: meer tijd nemen voor kwaliteit en voor vernieuwend onderzoek 7 Peer review opwaarderen, blind reviewen (lezer weet niet van wie artikel is) Meer jobzekerheid en betere statuten voor onderzoekers,
8 langere termijnen voor doctoraal- en postdocbeurzen 9 10
ata laten controleren door aparte afdeling biostatistiek, D inspectie/doorlichting (via steekproeven) erklaring over het precieze aandeel van een auteur in een studie V (om meeliftende auteurs te ontmoedigen)
11 Meer geld voor onderzoek, minder instroom van promovendi
Eos 33
In Nederland haalden recent twee wetenschappers de krantenkoppen. In november 2012 verscheen het eindrapport van drie commissie over de fraude van sociaalpsycholoog Diederik Stapel. Stapel bleek minstens 55 van 130 gepubliceerde studies te hebben vervalst, en ook de gegevens voor 10 boekhoofdstukken. Stapel verzon in veel gevallen de data van experimenten. Enkele collega’s luidden in augustus 2011 de alarmbel. In die periode haalde cardiovasculair onderzoeker Don Poldermans van Erasmus Medisch Centrum Rotterdam het nieuws. Hij werd ontslagen nadat een onderzoekscommissie schendingen van de wetenschappelijke integriteit had vastgesteld. Er ontbraken brondocumenten en schriftelijke toestemmingen van patiënten, en er was sprake van onzorgvuldige dataverzameling en van fictieve gegevens. Volgens het rapport ging het niet om opzettelijke manipulatie en heeft geen enkele patiënt schade geleden.
Dit artikel kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. Info: www.fondspascaldecroos.org