Provincie
UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD
Limburg
Zitting van : 2 juli 2015 Arrondissement Hasselt Gemeente Zutendaal
Aanwezig: Robben Martens - voorzitter Jef Bobbaers - burgemeester Raymond Thijs, Ann Schrijvers, Harry Vanherf, Dirk Smits - schepenen Matty Coninx - OCMW voorzitter - schepen Veerle Remans, Mannus Hermans, Marina Seurs, Sandra Stulens, Marcella Herremans-Bijnens, Eric Niesten, Raf Beuls, Servaas Dreesen, Petra Beerts, Bart Fransen, Anita Muffels-Nijsen en Yannick Eurlings - gemeenteraadsleden Marc Vanhengel - gemeentesecretaris
Vaststelling gemeentelijk reglement op de begraafplaats en lijkbezorging ter vervanging van het reglement van de gemeenteraad van 27 oktober 2005 De Gemeenteraad,
Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid de artikelen 119, 119bis, 133 en 135§2; Gelet op de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1973, 10 januari 1980, 28 december1989, 20 september 1998 en 8 februari 2001; Gelet op het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, gewijzigd bij het decreet van 10 november 2005 en bij het decreet van 18 april 2008 en bij het decreet van 9 december 2011 en bij het decreet van 22 februari 2013 en bij het decreet van 28 maart 2014; Gelet op het besluit van 14 mei 2004 van de Vlaamse regering tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria, gewijzigd bij het besluit van 2 december 2005; Gelet op het gemeentelijk reglement op de begraafplaats van 27 oktober 2005; Overwegende dat de gemeentelijke overheid krachtens artikel 135§2 van de nieuwe gemeentewet moet instaan voor een goede politie en ondermeer de openbare reinheid, gezondheid, veiligheid en rust moet waarborgen; Overwegende dat de gemeentelijke begraafplaats onderworpen is aan het gezag, de politie en het toezicht van de gemeentelijke overheden die ervoor moeten zorgen dat er geen wanorde heerst, dat er geen handelingen verficht worden die strijdig zijn met de aan de overledenen verschuldigde eerbied en dat er geen ontgravingen verricht worden zonder dat daartoe toelating werd verleend; Overwegende dat het toezicht op lijkstoeten bij de gemeenteoverheid berust, die zorg draagt dat zij ordelijk, welvoeglijk en met de aan doden verschuldigde eerbied verlopen; Overwegende dat de gemeenteraad de uitoefening moet regelen van ieder recht om, tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te doen plaatsen; Overwegende dat de gemeenteraad alles regelt wat betrekking heeft op de afmetingen van de graftekens en de aard van de te gebruiken materialen en de ornamenten; Overwegende dat de gemeenteraad de afstand tussen de grafkuilen bepaalt; Overwegende dat de gemeenteraad concessies kan verlenen en de voorwaarden hiervan vaststelt; Overwegende dat de gemeenteraad die bevoegdheid kan overdragen aan het college van burgemeester en schepenen; Na beraadslaging met éénparigheid van stemmen; BESLUIT:
ENIG ART.- De gemeenteraad gaat over tot de vaststelling van:
GEMEENTELIJK REGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATS EN LIJKBEZORGING --I Algemene bepalingen en pleegvormen Artikel 1 De gemeente Zutendaal heeft één begraafplaats, gelegen aan de Blookbergstraat. Hier bevindt zich ook de hoofdingang. Een tweede ingang bevindt zich aan de Pastoorsstraat. Dit is een dienstingang maar kan onder bepaalde voorwaarden ook gebruikt worden door de bezoekers van de begraafplaats. Om gebruik te maken van deze ingang dient de verzoeker een eenvoudige maar gemotiveerde aanvraag te richten tot het college van burgemeester en schepenen. Tijdens de Allerheiligenperiode is de ingang aan de Pastoorsstraat geopend voor de bezoekers. Artikel 2 Elk overlijden in de gemeente wordt zonder verwijl aangegeven bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens in geval van ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de gemeente Zutendaal. De aangevers regelen met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begraving. Bij ontstentenis daarvan, wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan. Artikel 3 De grafmaker-kerkhofbewaker is belast met: - het delven van de graven; - de teraardebestelling; het openen en sluiten van de graf- en umenkelders, columbariumnissen; het bijwonen van de ontgravingen; - ten dienste staan van de leden van het parket bij de lijkschouwingen; het afbakenen van de plaatsen voor de grafkelders en het aanduiden van de rooilijn voor het plaatsen van gedenktekens; - het toezicht over het aanleggen van de grafkelders en gedenktekens volgens de reglementaire voorschriften en opgelegde voorwaarden; het openen, sluiten, bewaken en het onderhoud van de begraafplaats; het onderhoud van het dodenhuis en aanhorigheden en de uitvoering van alle gezondheidsmaatregelen betreffende de lijken die er ondergebracht worden; op administratief gebied staan zij onder het gezag van de dienst begraafplaatsen. Zij stellen hun hiërarchisch hoofd onmiddellijk op de hoogte van de belangrijke feiten die zich op de begraafplaats voordoen en geven hem regelmatig kennis van de uitgevoerde werken; Artikel 4 De gemeentelijke begraafplaats is bestemd voor de begraving, de bijzetting in een umekelder of columbarium en asverstrooiing van : - de personen die op het grondgebied van de gemeente overleden zijn of er dood zijn aangetroffen en die in het bevolkings- of vreemdelingenregister van Zutendaal zijn ingeschreven; de personen die buiten het grondgebied van de gemeente overleden zijn of daar werden aangetroffen maar die in het bevoLkings- of vreemdelingenregister van Zutendaal zijn ingeschreven; de personen die, onverschillig van hun woonplaats, een concessie hebben voor een graf, umekelder of nis in het columbarium; - de personen die op het ogenblik van overlijden niet in het bevollcings- of vreemdelingenregister ingeschreven zijn, doch voordien meer dan 25 jaar ingeschreven waren in de gemeente. Artikel 5
Ten uitzonderlijke titel en voor zover de overledene een bijzondere relatie heeft gehad met de gemeente, kan de burgemeester toestemming geven tot begraving op de gemeentelijke begraafplaats. Artikel 6 Tenzij in speciale gevallen en op advies van de behandelende geneesheer, vindt ten vroegste 24 uur na het overlijden, de begraving van niet-gecremeerde stoffelijke overschotten of de crematie met daarop volgend de begraving, de berging of de verstrooiing van de as, plaats. De dienst begraafplaatsen beslist in elk geval over de dag en het uur van de begrafenis. Artikel 7 Tot kisting mag slechts worden overgegaan nadat het overlijden werd vastgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand, op voorlegging van het daartoe nodige doktersattest. De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen. Een balseming of enige ander conserverende behandeling, voorafgaand aan de kisting, kan in de door de Vlaamse regering bepaalde gevallen toegelaten worden. Bij verdacht of gewelddadig overlijden zijn artikels 81 en 82 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Indien de overledene een implantaat draagt dat werkt op een batterij, moet deze batterij worden verwijderd voor de begraving of de crematie.
Artikel 8 De kisting van het te cremeren of naar het buitenland (met uitzondering van het Waals Gewest, het Brussels Gewest, Nederland en Luxemburg), te vervoeren stoffelijk overschot heeft plaats in aanwezigheid van de burgemeester of zijn afgevaardigde, die de toepassing van de wettelijke en de reglementaire bepalingen nagaat. Artikel 9 Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procedé's die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden. Zij dienen dan ook te bestaan uit biologisch afbreekbare materialen. Artikel 10 Behalve om te voldoen aan een rechterlijke beslissing mag de kist na de kisting niet meer geopend worden. II. Lijkenvervoer Artikel 11 De niet-gecremeerde lijken moeten individueel met een lijkwagen of op een passende wijze vervoerd worden. Het vervoer van gecremeerde lijken is vrij, doch dient te gebeuren volgens de regels van welvoeglijkheid. Artikel 12 De ondernemingen die het lijkenvervoer waarnemen, dienen er voor te zorgen dat het vervoer ordelijk, welvoeglijk en met de aan de doden verschuldigde eerbied verloopt. Artikel 13 Het vervoer van een niet-gecremeerd stoffelijk overschot binnen het Vlaamse gewest kan plaatsvinden vanaf het moment dat de behandelende geneesheer of de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld, een attest heeft opgesteld waarin hij verklaart dat het om een natuurlijk overlijden gaat en daar er geen gevaar voor de volksgzondheid is. Het vervoer van een stoffelijk overschot naar het buitenland is slechts toegelaten mits toepassing van de van toepassing zijnde wetgeving.
Dodenhuis Artikel 14 Het gemeentelijk dodenhuis is bestemd om de stoffelijke overschotten te ontvangen: ter vereenzelving van onbekende personen; waarvan het vervoer naar het dodenhuis aangevraagd werd door de familie van de overledene of, bij ontstentenis door elke belanghebbende; - waarvan het vervoer naar het dodenhuis noodzakelijk is voor de vrijwaring van de openbare gezondheid; waarop een lijkschouwing moet worden verricht ingevolge een rechterlijke beslissing; - die niet op de plaats van overlijden kunnen bewaard worden. IV. Crematie Artikel 15 De crematie is onderworpen aan de formaliteiten bepaald bij het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging en de navolgende wijzigingen. Artikel 16 Voor crematie is een toestemming vereist van de ambtenaar van de burgerlijke stand waar het overlijden werd vastgesteld, indien dat overlijden in een gemeente van het Vlaamse Gewest heeft plaatsgehad. Ingeval van overlijden buiten een gemeente van het Vlaams Gewest is een toelating tot crematie vereist van de Procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar zich ofwel het crematorium ofwel de hoofdverblijfplaats van de overledene bevindt. De beëdigd geneesheer wordt aangesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand. V. Begravingen — urneveld - columbarium — strooiweide - foetusbegraafplaats Artikel 17 Bij het bezorgen van de stoffelijke overblijfselen op de gemeentelijke begraafplaats moeten de gemeentelijke diensten ten minste twee werkdagen vooraf verwittigd zijn of het gaat om een begraving, een bijzetting in het columbarium, op het urneveld al dan niet in concessie of een asverstrooiing. Deze verplichting berust bij de naaste verwanten of de gemachtigde. Artikel 18 De lijkwagen rijdt de begraafplaats op tot aan de begroetingsplaats waar de familie de laatste begroeting aan de overledene kan brengen. De rouwenden zijn gerechtigd bij het gehele verloop van de begrafenis aanwezig te zijn. De lijkwagen mag niet afwijken van de daartoe bestemde wegen. Het lichaam wordt uit de lijkwagen gehaald en op een draagbaar geplaatst. De grafmaker schroeft een loden plaatje, dat het nummer der begrafenistoelating draagt, op de lijkkist. Daarna wordt tot de teraardebestelling overgegaan. De rijtuigen die de lijkstoet volgen worden op de begraafplaats niet toegelaten. Artikel 19 De geestelijke bedienaars of voorgangers mogen vrij tot de begrafenisplechtigheden van hun respectievelijke godsdiensten of levensbeschouwing overgaan, zich schikkend naar de wens van de familie. Nochtans wanneer de godsdienstige plechtigheid een ander begrafenis hindert, mag de grafmaker ze laten verkorten of onderbreken. Artikel 20 De begravingen worden volgens plan, in regelmatige volgorde uitgevoerd. Dit plan wijst de percelen aan voor begraving in volle grond, kindergraven, concessies, ereveld, alsook voor de bijzetting in de nissen van het columbarium en urneveld.
De teraardebestellingen geschieden op de plaats die aangeduid wordt door de grafmaker volgens de bepaalde rangorde. De dienst begraafplaatsen houdt het plan bij evenals een alfabetische lijst met vermelding van de naam en voornaam, burgerlijke staat, geboorte- en sterftedatum en perk- of nisnummer. De onderverdeling van de gemeentelijke begraafplaats in perken, de bijzondere bestemming van de perken, worden vastgelegd door het college van burgemeester en schepenen. Artikel 21 Indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of, bij gebrek aan schriftelijke bepaling door de overledene, op gezamenlijk schriftelijk verzoek, vooraleer de crematie plaatsvindt, van zowel de echtgenoot of van diegene met wie de overledene een feitelijk gezin vormde als van alle bloed- of aanverwanten van de eerste graad of, indien het om een minderjarige gaat, op verzoek van de ouders of voogd, kan de as van gecremeerde lijken: worden uitgestrooid of begraven op een andere plaats dan de begraafplaats. Deze uitstrooiing of begraving kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats. Indien het een terrein betreft dat niet eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming vereist van de eigenaar van het betrokken terrein. De asverstrooiing of de begraving van de as gebeurt aansluitend op de crematie. in een urne ter beschikking gesteld worden van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. Indien er een eind komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats, wordt de as door toedoen van de nabestaande die er de zorg voor heeft of zijn erfgenamen in geval van diens overlijden, ofwel naar een begraafplaats gebracht om er begraven, in een columbarium bijgezet of uitgestrooid te worden ofwel uitgestrooid te worden op een aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee. De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepalingen. Op verzoek van de echtgenoot en van de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad kan een gedeelte van de as aan hen worden meegegeven. De asurne van een gecremeerde kan te allen tijde op vraag van de nabestaanden, ofwel verstrooid worden, ofwel bijgezet worden via een concessie (overeenkomstig hoofdstuk Vn. Bij het verwijderen van een asurne uit een concessie, vervalt deze concessie twee jaar na de verwijdering zonder dat deze aanleiding kan geven tot enige terugbetaling. Artikel 22 De begraving van een stoffelijk overschot, begraving van een asurne of de bijzetting ervan in het columbarium, het uitstrooien van de as is kosteloos voor personen ingeschreven in het bevolkings- en vreemdelingenregister van de gemeente Zutendaal. Artikel 23 Een niet-geconcedeerd graf (volle grond, umeveld of columbarium) wordt minstens tien jaar bewaard. Dergelijk graf mag enkel verwijderd worden nadat gedurende een jaar een afschrift van de beslissing tot verwijdering, zowel bij het graf als aan de ingang van de begraafplaats, werd uitgehangen. Volle grond Artikel 24 De teraardebestelling in volle grond geschiedt in een afzonderlijk graf, behoudens hetgeen hierna bepaald is betreffende de concessies. De burgemeester mag toelaten de lijken van de moeder en van het doodgeboren kind in eenzelfde graf te plaatsen. Artikel 25
De grafkuilen voor de begraving in volle grond hebben de eenvormige oppervlakte van: - 2.15m * 0.80m voor een niet-gecremeerd lijk van een persoon van minstens zeven jaar; - lm * 0.50m voor een niet-gecremeerd lijk van een persoon van minder dan zeven jaar. Tussen de afzonderlijke grafkuilen zal een afstand bewaard worden van 0.60m en behoudens de uitzonderingen te bepalen door het college van burgemeester en schepenen zal tussen de verschillende rijen der grote graven een afstand van lm en tussen de rijen der kindergraven een afstand van 0.90m bewaard worden. Boven de doodskist of lijkwade bevindt zich een laag grond van ten minste 0.65m. Artikel 26 Aan een graf mogen geen milieutoxische stoffen worden toegevoegd. Urneveld — columbarium Artikel 27 De as van de gecremeerde lijken kan in urnen worden geplaatst die binnen de omheining van de begraafplaats: - bijgezet worden op het urneveld; - bijgezet worden in het columbarium; - bijgezet worden in een bestaande grafkelder of een bestaande concessie in volle grond. Onverminderd kan op verzoek van de echtgenoot en van de bloed-of aanverwanten in eerste graad, een gedeelte van de as van het gecremeerde lijk aan hen worden meegegeven. Artikel 28 Het perceel bestemd voor het begraven van een urne heeft een eenvormige oppervlakte van 0.50 m * 0.50m op een diepte van 0.80m. Artikel 29 De gesloten nissen van het columbarium hebben de volgende binnenafmetingen: - hoogte: 26cm; - diepte: 28cm; - breedte: 30cm. Artikel 30 De as van een gecremeerde kan na het verstrijken van de termijn van tien jaar worden uitgestrooid of bijgezet worden via een concessie.
Strooiweide Artikel 31 De as van gecremeerde lijken wordt uitgestrooid op het daartoe bestemde perceel van de begraafplaats d.m.v. een strooitoestel bediend door de begrafenisondernemer of een afgevaardigde van het gemeentebestuur. Kinderbegraafplaats -Foetusbegraafplaats (Engelenweide) Artikel 32 Levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidsgrens nog niet hebben bereikt, kunnen op verzoek van de ouders, al dan niet nominatief begraven of gecremeerd worden. Bij de keuze voor een nominatieve begraving op de kinderbegiaafplaats moet het gedenkteken voldoen aan de geëigende afmetingen van de gekozen begraafwijze ( zie hoofdstuk VI).
Een niet-nominatieve begraving kan op een speciaal voorbehouden perceel op de begraafplaats. De naaste verwant meldt deze begraving aan de dienst begraafplaatsen, minstens twee werkdagen vooraf, via het geëigende formulier. Enkel losse, natuurlijke bloemen zijn toegestaan bij de gemeenschappelijke gedenksteen. VI. Concessies Artikel 33 Op de gemeentelijke begraafplaats worden concessies verleend. Deze grafconcessies hebben betrekking op een perceel grond (graf- of urnekelder) of op een nis in het columbarium. Het aantal personen dat begraven of bijgezet kan worden in een geconcedeerd perceel of nis bedraagt minimum twee. Artikel 34 Eenzelfde concessie mag slechts dienen: - voor de aanvrager, zijn echtgenoot, zijn bloed- of aanverwanten; voor personen daartoe aangewezen door de concessiehouder en die daartoe bij de gemeentelijke overheid hun wil te kennen hebben gegeven; Een concessieaanvraag mag worden ingediend ten behoeve van een derde en diens familie. Wanneer iemand overlijdt terwijl hij op dat ogenblik een feitelijk gezin vormde, kan de overlevende een concessie aanvragen.
Artikel 35 Een aanvraag kan ten vroegste ingediend worden bij een overlijden. Deze vergunningen worden enkel toegestaan op de plaatsen daarvoor aangewezen op de begraafplaats volgens het plan. In geen geval mag er een concessie verleend worden op de plaats bestemd voor nietgeconcedeerde gronden. Artikel 36 De concessieaanvragen vermelden de identiteit van de begunstigden. Wanneer een of meerdere begunstigden niet de echtgenoot noch de bloed- of aanverwant zijn van de aanvrager, worden de concessieaanvragen ondertekend, niet alleen door de aanvrager zelf, maar ook, voor akkoord, door alle begunstigden. Deze verplichting moet niet worden nageleefd, wanneer gebruik gemaakt wordt van de in artikel 27, derde lid bepaalde mogelijkheid. Artikel 37 Het verlenen van een concessie door de gemeentelijke overheid houdt geen verhuren noch een verkoop in. Er mag aan de concessies nooit een andere bestemming worden gegeven dan die waarvoor ze werd verleend. De concessies zij onoverdraagbaar. Artikel 38 De concessies worden verleend door het college van burgermeester en schepenen. De concessies worden verleend voor ten hoogste 50 jaar. Artikel 39 De concessies worden verleend onder de voorwaarden bepaald in dit reglement en het retributiereglement, zoals deze gesteld zijn op het ogenblik van de aanvraag. Een concessie voor een begraving in volle grond wordt niet toegestaan, enkel een graf-of urnekelder of een nis kan geconcedeerd worden. Artikel 40
De duur van de concessie neemt een aanvang op de datum van de voormelde beslissing van het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 41 Indien de laatste bijzetting gebeurt minder dan tien jaar voor het verstrijken van de concessie, blijft het graf bestaan gedurende een termijn van tien jaar die begint te lopen op de datum van het overlijden. Artikel 42 In geval van terugneming van een geconcedeerd perceel of van een geconcedeerde nis, wegens openbaar belang of dienstnoodwendigheden hebben de concessiehouders recht op het bekomen van een perceel van dezelfde oppervlakte of een nis van dezelfde grootte op de begraafplaats. De kosten van overbrenging van de stoffelijke overschotten en van de graftekens zijn ten laste van de gemeente. Artikel 43 In geval van wijziging van de bestemming van de begraafplaats (sluiting van de begraafplaats) kan de concessiehouder geen aanspraak maken op enige vergoeding. Hij heeft recht op het kosteloos bekomen van een perceel of nis van dezelfde oppervlakte op de nieuwe begraafplaats. De kosten voor de overbrenging van de lichamen zijn ten laste van het gemeentebestuur. De kosten voor de overbrenging van de grafmonumenten zijn ten laste van de aanvrager. Artikel 44 Wanneer een concessie om welke reden ook een einde neemt, worden de niet weggenomen graftekens en de eventueel nog bestaande ondergrondse constructies, na het verstrijken van de door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde termijn, eigendom van de gemeente.
Concessie van een graf- of urnekelder Artikel 45 De percelen voor het begraven van twee of drie niet-gecremeerde lichamen hebben de éénvormige oppervlakte van: - 2.30m * 0.90m voor een niet-gecremeerd lijk van een persoon van minstens zevenjaar; - lm * 0.50m voor een niet-gecremeerd lijk van een persoon van minder dan zeven jaar. Tussen de afzonderlijke kelders zal een afstand bewaard worden van 0.60m en behoudens de uitzonderingen te bepalen door het college van burgemeester en schepenen zal tussen de verschillende rijen der grote graven een afstand van lm en tussen de rijen der kindergraven een afstand van 0.90m bewaard worden. Aan een graf mogen geen toxische stoffen worden toegevoegd. Artikel 46 Het perceel bestemd voor het begraven van een urne (maximum vier urnes) heeft een éénvormige oppervlakte van 0.50 m * 0.50m op een diepte van 0.80m. Concessie van een nis
Artikel 47 De nissen geconcedeerd voor bijzetting in het columbarium zijn bestemd voor minimum 2 gecremeerde lichamen (familienis). De gesloten familienissen van het columbarium hebben de volgende binnenafmetingen: - hoogte: 26cm;
- diepte: 28cm; - breedte: 69cm. Wanneer een columbariumnis om welke reden dan ook een einde neemt, wordt de as uitgestrooid op de daartoe bestemde plaats. Graftekens, beplantingen en onderhoud
Artikel 48 Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich verzetten, heeft éénieder het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafieken te doen plaatsen zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder. De graftekens worden geplaatst onder toezicht van de grafmaker rekening houdend met de bepalingen van dit reglement. Artikel 49 Het is niet toegelaten grafstenen of andere gedenktekens te plaatsen die door hun vorm, afmetingen, hun opschriften of aard van de materialen, de reinheid, gezondheid, veiligheid en rust op de begraafplaats kunnen verstoren. De graftekens en andere gedenktekens mogen volgende afmetingen niet overschrijden: Gewone graven: Hoogte: 1.20m Breedte: lm Dikte: 0.10m Lengte: 2m Kindergraven: Hoogte: 0.60m Breedte: 0.60m Dikte: 0.05m Lengte: lm Urneveld: Als gedenkteken komt een liggende (rechtopstaande gedenkplaten zijn verboden) vierkante afdekplaat van 0.50 m * 0.50m*0.02m, dewelke centraal geplaatst wordt op het door de gemeente gegoten dek. Aan de randen van dit gegoten dek mag geen enkel voorwerp (sierstuk, vaasje, kaars, ...) gehecht worden. Bij voorkeur bestaat de afdekplaat uit natuursteen van het type Jasberg. Eventueel kunnen de zijkanten worden bedekt met natuursteen van het hetzelfde type als de afdekplaat. De dikte hiervan mag niet meer bedragen dan 0.02m bedragen. De grootte van de afdekplaat zal dan maximaal 0.58m * 0.58m * 0.02m bedragen. Het is niet toegelaten op de afdekplaat enige constructie te plaatsen. Op de afdekplaat mogen enkel binnen 5 cm van de rand de volgende gegevens voorkomen: de identiteitsgegevens van de overledene en partner, volledige geboorte- en overlijdensdatum of enkel jaartallen, aanduiding van filosofische overtuiging (kruis, palm, fakkel, ...), foto, al dan niet gegraveerd. De hoogte van de afdekplaat en de aangebrachte gegevens mag 5 cm niet overschrijden. De ruimte rond de urnenkelders moet vrij blijven. Er mag geen beplanting, geen ander bedekkingsmateriaal of enig ander voorwerp worden geplaatst, uitgezonderd bloempotten of vazen met een doorsnede van 20cm. Bij inbreuken hierop worden deze ambtshalve verwijderd.
Columbarium: Op de afdekplaat wordt, door de familie of nabestaanden, een naamplaat bevestigd, in materiaal naar keuze. De afmeting hiervan mag nooit de afmeting van de dekplaat overschrijden. Bij het aanbrengen van de ornamenten dient erop gelet dat er geen schade wordt aangericht aan de afdekplaat, noch aan de betonnen tussenstroken. De versieringen moeten aangebracht worden op de afdekplaat en niet op de tussenstroken. Indien er beschadigingen of overtredingen worden vastgesteld, zullen deze door de gemeentelijke diensten worden hersteld, op kosten van de aansprakelijke. Strooiweide: Op het gedenkmonument kunnen de nabestaanden door de gemeente geleverde plaatjes laten aanbrengen. Deze plaatjes zijn allen uniform van maat en materiaal. Enkel naam, voornaam, geboorteen sterftedatum zullen erop vermeld staan. Ze worden op het gedenkmonument geplaatst door de verantwoordelijke van de begraafplaats. Artikel 50 De aanvragen tot grafconcessie behelzen vanwege de aanvragers de verbintenis: binnen de drie maanden na het in gebruik nemen van de concessie een grafteken te plaatsen overeenkomstig de bepalingen van dit reglement; dit grafieken gedurende gans de duur van de concessie te laten staan; op het eerste verzoek van het bestuur, aan het grafteken al de werken uit voeren door om 't even welke reden genoodzaakt. Indien het grafieken niet binnen de voorgeschreven termijn opgericht is zal elke verdere teraardebestelling in de concessie verboden worden. Artikel 51 De graftekens moeten zodanig opgericht en onderhouden worden dat zij de veiligheid en doorgang niet belemmeren en zonder schade aan te brengen aan de aangrenzende graftekens en graven. Alle grafstenen en andere graftekens geplaatst zowel op de gewone graven als op de grafconcessies moeten geplaatst worden op de lijnrichting aangegeven door de grafmaker. De rechtopstaande kruisen, grafstenen en andere graftekens moeten sterk worden vastgelegd, derwijze dat ze niet overhellen door het ineendringen van der aarde of andere oorzaken. Rond de graven mogen geen afsluitingen of omheiningen gemaakt worden. Kniel- en bidbanken zijn niet toegelaten. Artikel 52 Alvorens op de begraafplaatsen te worden toegelaten, moeten de voor het grafieken bestemde materialen volledig afgewerkt en gekapt zijn en gereed om onmiddellijk geplaatst te worden. Geen enkel hulpmateriaal, restmateriaal mag binnen de omheining van de begraafplaats worden achter gelaten. De materialen worden aangevoerd en geplaatst naarmate de behoeften. Na een zonder gevolg gebleven ingebrekestelling wordt er op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot de wegneming van de materialen op kosten van de overtreder. De aangevoerde graftekens die drie werkdagen voor Allerheiligen bij de sluiting van de begraafplaats niet zouden geplaatst zijn, moeten door toedoen van de betrokken familieleden daags nadien voor tien uur 's morgens verwijderd zijn, zo niet zullen de graftekens en andere voorwerpen op risico en ten laste van de overtreder en zonder enig verhaal opgeruimd worden door de zorgen van de gemeente. Artikel 53 De beplantingen moeten derwijze geschieden dat de planten door hun groei de omringende gronden en wegen niet innemen. De beplantingen mogen nooit de doorgang noch het zicht hinderen, zoniet worden zij van ambtswege weggeruimd. Om redenen van veiligheid en orde is het verboden hoogstammige bomen op de graven te planten. De maximum hoogte van de planten is strikt beperkt tot lm. Artikel 54
Bloemstukken uit natuurlijke bloemen moeten weggenomen worden zodra zij niet meer fris zijn. Bloemstukken uit kunstmatig materiaal mogen niet geplaatst worden in omhulsels, geheel of ten dele uit breekbaar glas. De bloemen en planten die op de graven zijn aangebracht, moeten worden verwijderd wanneer ze zijn afgestorven. Bij gebreke hiervan zullen de opruiming en de verwijdering van de potten geschieden door de zorgen van het gemeentebestuur. Artikel 55 Aan het columbarium wordt een plaats voorbehouden voor het aanbrengen van bloemen. Aan de gedenksteen op de strooiweide en op het urneveld mogen geen persoonlijke gedenktekens of ornamentjes worden geplaatst, enkel losse, natuurlijke bloemen zijn toegelaten. Indien dit gebeurt worden deze verwijderd door de zorgen van het gemeentebestuur. Artikel 56 Het onderhoud van de grafstenen en graftekens, de opschriften en de beplantingen op de graven is volledig ten laste van de families. Artikel 57 De personen die gewerkt hebben aan de versieringen of aan het onderhoud van een graf, zijn gehouden de plaats terug in volkomen staat van netheid te brengen. Zij moeten de overblijfselen en eender welk vuilnis neerleggen op de aangeduide plaats. Het is verboden overblijfselen of vuilnis in de perken en dreven achter te laten of ze ter plaatse onder te delven. Lege bloempotten, welke de begraafplaats blijven ontsieren, zullen ambtshalve worden opgeruimd. Artikel 58 Elk grafieken, dat dreigt in puin te vallen of vervallen is, moet door de belanghebbende familie worden hersteld of weggeruimd en dit uiterlijk veertien dagen voor Allerheiligen. Na een vruchteloze aanmaning kan de burgemeester ambtshalve dergelijke grafteken doen wegnemen. De materialen zullen naar een bewaarplaats worden overgebracht alwaar ze één jaar ter beschikking blijven van de familie. Artikel 59 Wanneer een geconcedeerd graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, ingestort of bouwvallig is, wordt een akte van verwaarlozing opgesteld door de burgemeester of zijn gemachtigde. Die akte blijft één jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt. Na het verstrijken van die termijn en bij niet-herstelling wordt op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot afbraak of tot het wegnemen van de materialen op kosten van de in gebreke blijvende familie. Daarenboven kan de gemeenteraad een einde stellen aan de concessie.
VIII. Ontgravingen
Artikel 60 Behoudens de ontgravingen door de gerechtelijke overheid bevolen, mag geen ontgraving of opening van een nis worden verricht dan met een schriftelijke toelating van de burgemeester. Het verlenen van toestemming tot ontgraving of opening van een nis door de burgemeester kan enkel om ernstige redenen. De ontgraving of opening van een nis is slechts toegelaten: - om een lijk of urne over te brengen van een al dan niet-geconcedeerd graf naar een geconcedeerd graf; - op bevel van de gerechtelijke overheid; wegens een bestuurlijke beslissing.
Artikel 61 De aanvraag tot ontgraving of opening van een nis dient door de nabestaanden schriftelijk te worden gericht aan de burgemeester. Onder nabestaanden wordt verstaan de nog in leven zijnde partner en de nog in leven zijnde bloed- en aanverwanten in eerste graad van de overledene. Met partner wordt bedoeld de echtgenoot of echtgenote van de overledene of degene met wie hij of zijn feitelijk een gezin vormde. Onverminderd het recht van de burgemeester om in de toelating bijzondere voorwaarden op te leggen, moeten steeds volgende beschikkingen worden nageleefd: dag en uur waarop de ontgraving zal geschieden, worden in overleg met de dienst van de begraafplaatsen vastgesteld; het grafteken, de beplantingen en alle andere voorwerpen die het openleggen van het graf kunnen bemoeilijken of beletten moeten verwijderd worden vooraleer tot de opgraving wordt overgegaan; het openleggen van het graf, het lichten van de kist of lijkwade, het uitnemen van de urne, het vullen van de kuil geschieden door de zorgen van de begrafenisondernemer; het openen van de nis, het uitnemen van de urne uit de nis en het terug sluiten van de nis geschieden door zorgen van de gemeente. Artikel 62 Behalve bij gerechtelijk bevel worden vanaf 1 oktober tot 30 november en op zaterdagen, zon- en feestdagen geen ontgravingen verricht. Tijdens de ontgraving moet de begraafplaats gesloten worden. Alle kosten van ontgraving en overbrenging zijn ten laste van de aanvrager. Er moet tot een ontgraving worden overgegaan in tegenwoordigheid van de grafmaker, een lid of een afgevaardigde van de familie. De grafmaker kan de vernieuwing van de kist voorschrijven indien hij dit nodig acht en elke andere maatregel nemen die van die aard is dat de welvoeglijkheid en de openbare gezondheid worden beschermd, zulks op kosten van de aanvrager. Artikel 63 Indien het op te graven lijk naar een andere begraafplaats op het grondgebied of naar dit van een andere gemeente moet overgebracht worden, is het verplicht de opgegraven kist in een hermetisch gesloten omhulsel te plaatsen alvorens zij mag vervoerd worden. IX. Ereveld der oud strijders -
Artikel 64 Het ereveld van de oud-strijders is aangelegd op de gemeentelijke begraafplaats, op het perk rechts van de Calvarie. Artikel 65 Op dit ereveld mogen enkel begraven worden: - de oud-strijders 1914-1918, die bij hun overlijden sinds twee jaar in de gemeente gedomicilieerd waren; de gesneuvelden en oud-strijders 1940-1945, alsmede weggevoerden en weerstanders (allen dienen begunstigd met het statuut van nationale erkenning), die bij hun overlijden sinds meer dan twee jaar in de gemeente gedomicilieerd waren; deze personen mogen geen blijvende veroordelingen van minstens één jaar hebben opgelopen. Artikel 66 Het behoort de familie alle vereiste bewijzen voor te leggen om van de bepalingen bij vorig artikel voorzien, te kunnen genieten. Artikel 67
Het gemeentebestuur bekostigt de graftekens op het ereveld voor die overledenen, welk voldeden aan de voorwaarden van verblijf. Alle grafstenen op het ereveld zijn van hetzelfde type.
Artikel 68 Gerechtigde oud-strijders, weggevoerden en weerstanders welke niet voldoen aan de voorwaarden van verblijf in de gemeente, mogen op het ereveld begraven worden mits toelating verleend wordt door de burgemeester. Hun grafsteen dient vooraf betaald te worden door de aanvragende familie. Artikel 69 Het voor de teraardebestelling van oud-strijders voorbehouden ereveld zal gebruikt worden naargelang het beschikbaar terrein. Artikel 70 Het gemeentebestuur behoudt zich het recht voor de nodige schikkingen te treffen wat betreft het onderhoud en esthetisch uitzicht. Vaste elementen zoals vaste bloemenbakken zijn niet toegelaten op de graven op het ereveld. Artikel 71 Alle opgravingen voor overbrenging naar of van het ereveld geschieden op kosten van de aanvrager. Artikel 72 Het onderhoud van het ereveld gebeurt door de gemeente. X. Graven met lokaal historisch belang
Artikel 73 De lijsten van graven met lokaal historisch belang bedoeld in artikel 26, §2, van het decreet bevatten de graven met een historische, artistieke, volkskundige of socio-culturele waarde die niet beschermd zijn als monument overeenkomstig het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten. Artikel 74 Het college van burgemeester en schepenen bepaalt autonoom welke de graven zijn van lokaal historisch belang Artikel 75 De lijst met graven van lokaal historisch belang bevat: informatie over een eventuele concessie en de begraven personen; - informatie over de bouwfysische toestand; - informatie over het grafteken; een bondige omschrijving van het lokaal historisch belang; - een foto. De graven van lokaal historisch belang worden tevens aangegeven op een plan van de begraafplaats. Artikel 76 Een afschrift van de bekrachtigde lijst met plan wordt tevens bezorgd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de monumenten en landschappen. Graven vermeld op de lijst van graven van lokaal historisch belang waarvan het behoud uiteindelijk toch van algemeen belang blijkt te zijn en die als zodanig beschermd worden als monument, worden op het moment van de definitieve bescherming van rechtswege geschrapt van de lijst. Artikel 77
Graven en grafmonumenten opgenomen op de lijst van graven met lokaal historisch belang worden onderhouden door de gemeente. Xl. Praktische bepalingen
Artikel 78 De gemeentelijke begraafplaats is op volgende tijdstippen toegankelijk, afhankelijk van de omschakeling van zomer- naar wintertijd en omgekeerd: - van eind maart t.e.m. eind oktober van 6 tot 22 uur (zomerregeling); - van eind oktober t.e.m. eind maart van 7 tot 18 uur (winterregeling). De begraafplaats wordt afgesloten door een automatische poort met als gevolg dat de begraafplaats buiten de openingsuren volledig afgesloten is. Voor het uitvoeren van werk en plaatsen van grafstenen en graftekens is het de begraafplaats geopend alle werkdagen van 8u tot 16u De burgemeester is gerechtigd de openings- en sluitingsuren te wijzigen. Artikel 79 Het is verboden: - de omheiningsmuren, hekken en dergelijke te beklimmen; - op de begraafplaats binnen te dringen gedurende de sluitingsuren of te weigeren deze te verlaten na het uur van de sluiting; plakbrieven, borden, schriften of andere publiciteitstekens zowel binnen de begraafplaats als op de ingangspoort en omheining aan te brengen (uitgezonderd aanplakbrieven in kader van dit reglement of het decreet); - de begraafplaats binnen te treden met andere voorwerpen dan die voor de graven bestemd; papier of inpakpapier of ander afval achter te laten; - op welke wijze dan ook de doorgang van een lijkstoet te belemmeren; - het dodenhuis te betreden zonder machtiging, de calvarie, de grafstenen of graftekens te beschadigen of te bevuilen; te lopen, zich neer te zetten of te leggen op de graven, grafstenen of op de grasperken; - kinderen aan zichzelf over te laten, ze te laten lopen of spelen, te roepen, te zingen of zich luidruchtig aan te stellen; te fietsen; - op de begraafplaats zich te gedragen op een wijze die met de ernst en de stilte van de plaats en met de eerbied verschuldigd aan de doden niet overeenstemt; vergezeld te zijn van honden of andere dieren, met uitzondering voor visueel gehandicapten of andere mindervaliden met hun geleidehond, politiediensten met speurhonden; op de begraafplaats goederen te koop aan te bieden of zijn diensten aan te bieden. Artikel 80 Al wie zich niet gedraagt met de nodige eerbied aan de doden verschuldigd of inbreuk pleegt op één van de bovenvermelde bepalingen van dit reglement, wordt onmiddellijk door de grafmaker buiten de begraafplaats gezet, en dit onverminderd de mogelijke rechtsvervolgingen. Artikel 81 De gemeente staat niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatste voorwerpen. Het gemeentebestuur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de diefstallen of beschadigingen. De ouders zijn burgerlijk verantwoordelijk voor de inbreuken op dit reglement gepleegd door hun kinderen, de werkgevers voor de inbreuken gepleegd door hun werknemers of medewerkers. Artikel 82 Alle op de begraafplaats gevonden voorwerpen worden onverwijld overgemaakt aan de politiediensten.
Artikel 83 Vanaf de laatste werkdag van de maand oktober tot en met 2 november van ieder jaar is het verboden: grafstenen of andere graftekens te plaatsen, recht te zetten, op te voegen of weg te nemen; graven te reinigen, beitelwerk uit te voeren, grafstenen met of zonder water te reinigen; de kerkhoven te betreden met kruiwagens, emmers, schoppen, harken, of andere reinigingswerktuigen. Slotbepalingen Artikel 84 De hernieuwingen van de altijddurende concessie verleend vóór 13 augustus 1971 worden toegestaan overeenkomstig artikel 9 van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en lijkbezorging, en de navolgende wijzigingen. Artikel 85 Op een concessie verleend voor het in voege treden van onderhavig reglement is het toegelaten grafmonumenten te plaatsen overeenkomstig de vroeger geldende voorschriften. Artikel 86 De retributie voorzien voor de concessies, de hernieuwing ervan, een ontgraving, ... wordt bepaald in een afzonderlijk reglement. Artikel 87 Al de niet in dit reglement voorzien gevallen zullen door de burgemeester beslecht worden, behoudens de aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de rechtbanken vallen. Artikel 88 Onderhavig reglement vernietigt de voorgaande reglementen op de gemeentelijke begraafplaats. Artikel 89 Het huidige reglement treedt in voege onmiddellijk na de vereiste afkondiging. Artikel 90 Afschrift van deze verordening wordt gestuurd aan de Bestendige Deputatie van de provincie Limburg en de Griffies van de Rechtbank van Eerste aanleg en aan deze van de Politierechtbank.
Gedaan in voormelde zitting NAMENS DE GEMEENTERAAD: Op bevel: de gemeentesecretaris w.g.) Marc Vanhengel
de voorzitter w.g.) Robben Martens VOOR EENSLUIDEND UITTREKSEL: de burgemeester