Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Aan de Korpsbeheerders van de politieregio's Amsterdam - Amstelland Rotterdam-Rijnmond Haaglanden Kennemerland IJsselland i.a.a. de Korpschefs en de commissarissen van de Koningin van Zuid-Holland, Noord-Holland en Overijssel Bijlagen
Ons kenmerk
Datum
2
Uw kenmerk
EA98/U2005
3 september 1998
Inlichtingen bij
Doorkiesnummer
Mr. Y. Dumlupinar
(070)3027q60
Onderwerp
Departementsonderdeel
Bewaking/beveiliging
Directie Politie
Doelstelling Juridische grondslag Relatie met andere circulaires Gaat in per Geldig tot en met
: bekendmaken van beleid : geen : EA95/U934, d.d. 24 april 1995 : 1 september 1998 : 31 december 2001
In de circulaire van 24 april 1995, nr. EA95/U934, is gemeld dat mijn ministerie beschikt over bijzondere materiële voorzieningen ten behoeve van de Nederlandse politie. Het betreft Verscherpt Rijdend Toezicht (VRT)- voertuigen en bewakingscontainers die ingezet kunnen worden ten behoeve van bewakings- en beveiligingswerkzaamheden alsmede de waterwerpers. Voor informatie over deze voorzieningen verwijs ik u naar die circulaire. In deze circulaire wordt ingegaan op het doorberekenen van kosten als gevolg van onoordeelkundig gebruik van dit materieel aan de gebruiker. Tevens doe ik u als reguliere gebruiker van de desbetreffende voorzieningen bijgaand toekomen de geactualiseerde regeling met betrekking tot het gebruik en de inzet van het genoemde materieel en de onderhoudsvoorschriften daarvan (bijlage l en 2). Er is inmiddels ervaring opgedaan met het gebruik, onderhoud en de inzet van het materieel. Bij de inname constateert het LCZ regelmatig gebreken aan het materieel. Derhalve wijs ik u met name op het feit dat kosten als gevolg van onoordeelkundig gebruik bij de gebruiker in rekening zullen worden gebracht (zie p. 2 van bijlage 1 en 2). Ik verzoek u dan ook er op toe te zien dat de voorzieningen zorgvuldig worden gebruikt.
De procedure van doorberekening van de bovengenoemde kosten is als volgt (zie ook p. 2 van bijlage 1 en 2). De voorzieningen worden zowel bij afgifte als bij inname door het Logistiek Centrum Zoetermeer (LCZ) geïnspecteerd. Als er ingeval van manco's sprake is van onoordeelkundig gebruik wordt door het LCZ deskundig advies
Bijlage 1, behorende bij de circulaire van 3 september 1998, nr. EA98/U2005 Procedure gebruik en inzet van door Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties landelijk ter beschikking gestelde materiële voorzieningen ten behoeve van door de politie uit te voeren bewakings- en beveiligingstaken. ----------------------------------------------------------------------------------------------------Ten behoeve van het uitvoeren van bijzondere bewakings- en beveiligingstaken kunnen door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties materiële voorzieningen ter beschikking worden gesteld aan de politieregio's die met deze taken zijn belast. Bij het uitvoeren daarvan wordt gebruik gemaakt van het Logistiek Centrum Zoetermeer (LCZ) van de directie Brandweer en Rampenbestrijding. Deze voorzieningen betreffen: a. gepantserde voertuigen t.b.v. het uitvoeren van Verscherpt Rijdend Toezicht (VRT); eventueel ook te gebruiken voor kortstondig Permanent Toezicht; b. gepantserde bewakingscontainer t.b.v. het uitvoeren van Permanent Toezicht; c. verplaatsbare kogelwerende stalen schermen; . d. verplaatsbare kogelwerende glazen schermen; Ten aanzien van de inzet en het beheer van de voorzieningen gelden de volgende regels: 1.
De voorzieningen zijn eigendom van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en worden in bruikleen gegeven aan de politieregio' s.
2.
Met name voor de onder a. en b. genoemde voorzieningen geldt dat deze in principe alleen bedoeld zijn voor het uitvoeren van door of namens de Grote Evaluatiedriehoek gegeven bewakings- en beveiligingsadviezen.
3.
Indien een politieregio behoefte heeft aan voornoemde voorzieningen kan daartoe een aanvraag worden ingediend bij het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Spoedshalve kan een aanvraag mondeling (telefonisch) plaatsvinden, gevolgd door een schriftelijke bevestiging. De aanvraag dient met redenen omkleed te zijn, met vermelding van de bereikbaarheidsgegevens van de tot aanvragen bevoegde (contact)persoon/-personen.
4.
Bij de beschikbaarstelling van de voorzieningen wordt rekening gehouden met de aard en de omvang van de adviezen, bedoeld onder punt 2. Het NCC bepaalt zonodig de prioriteiten en kan tevens om haar moverende redenen een aanvraag afwijzen. Reeds bij een politieregio ingezette voorzieningen kunnen op last van het NCC door het LCZ teruggehaald worden voor inzet elders. Interregionale overdracht geschiedt alleen in opdracht van het NCC.
5.
Indien een advies, als bedoeld onder punt 2, wordt ingetrokken, dienen de voorzieningen die voor het uitvoeren van dit advies door Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan een politieregio werden verstrekt zo spoedig mogelijk weer ingeleverd te worden bij het LCZ.
6.
De VRT-voertuigen dienen door de aanvragende regio te worden afgehaald en teruggebracht; de bewakingscontainers (en de pantserschermen) worden vervoerd door of vanwege het LCZ. Werkafspraken over afgifte en inname van de voorzieningen worden rechtstreeks tussen het LCZ en de contactpersoon van de betrokken politieregio gemaakt.
7.
In principe zal het verstrekken c.q. plaatsen van voorzieningen tijdens werkdagen plaatsvinden. Alleen in spoedeisende gevallen zal hiervan worden afgeweken.
8.
Als een politieregio een beroep doet op de voorzieningen, bedoeld onder a. en b., om andere redenen dan voor het uitvoeren van een advies als bedoeld onder punt 2. dan zullen het NCC en de directie Politie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in onderling overleg bezien of deze aanvraag gehonoreerd kan worden. Indien een dergelijke aanvraag is gehonoreerd, dienen de voorzieningen, indien zij niet meer nodig zijn voor het doel van de aanvraag, zo spoedig mogelijk weer ingeleverd te worden bij het LCZ.
9.
In geval van een min of meer permanente inzet in een politieregio zal een voorziening door het LCZ voor periodieke controle kunnen worden teruggehaald. Hierbij wordt door het LCZ gezorgd voor een vervangende voorziening.
10.
Indien tijdens, danwel als gevolg van, inzet schade aan de voorzieningen ontstaat, dient de betrokken politieregio het LCZ z.s.m. hiervan op de hoogte te stellen. Bij schade aan de voorzieningen dient een schadeformulier ingevuld te worden. Alle kosten voor de reparatie van (aanrijdings)schades waarvan geen schadeformulier is opgesteld, zijn voor rekening van de gebruiker.
11.
Niet ingezet materieel wordt gestald c.q. opgeslagen bij het LCZ.
12.
Kentekenplicht, onderhoudsbeurten, groot onderhoud, verzekering, vervanging, modificaties e.d. zijn voor rekening van het ministerie van BZK met dien verstarde dat kosten als gevolg van onoordeelkundig gebruik op de gebruiker verhaald zullen worden (voor voorbeelden zie de circulaire).
13.
De kosten in verband met dagelijks gebruik (A-onderhoud, zie bijlage 2) zijn voor rekening van de gebruiker.
14.
Schadebehandeling vindt -door tussenkomst van het LCZ- plaats door Bureau Schadeafwikkeling van het ministerie van Financiën.
15.
De voorzieningen worden zowel bij afgifte als bij inname door het LCZ geïnspecteerd (en zonodig door onafhankelijke derden-deskundigen beoordeeld).
16.
Daar waar de inzet- en gebruiksprocedure niet in voorziet, beslist het NCC.
Bijlage 2, behorende bij de circulaire van 3 september 1998, nr. EA98/U2005 ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN POLITIEMIDDELEN Inleiding De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikt over bijzondere materiële voorzieningen ten behoeve van de Nederlandse politie. Het betreft materieel dat ingezet kan worden ten behoeve van bewakings- en beveiligingswerkzaamheden alsmede de waterwerpers. Deze voorzieningen zijn onderhoudsgevoelig, respectievelijk is de operationaliteit daarvan direct afhankelijk van de opslag- en onderhoudscondities Met de overdracht van het middelen beheer aan het Logistiek Centrum Zoetermeer (LCZ) van de directie Brandweer en Rampenbestrijding (circulaire EA 95/U 934 dd 24 april) is het oude onderhoudssysteem verlaten en wordt overgegaan naar een meer eigentijds onderhouds- en opslagsysteem, zijnde het A-en B- onderhoud. Onderhoud en opslag dienen gericht te zijn op betrouwbaarheid en operationele inzetbaarheid van het politiematerieel. Anders gezegd: onderhoud omvat al datgene wat nodig is om een artikel in exploitatie te houden. De richtlijnen op het punt van opslag en onderhoud zijn, met ondersteuning van externe deskundigheid, in de losbladige bundel onderhoudsvoorschriften opgenomen. De betrokken regionale korpsen zijn in het bezit gesteld van deze bundel. Tevens is in ieder voertuig aangegeven welke handelingen verricht moeten worden bij het dagelijkse gebruik. Deze bundel bevat van een geselecteerd aantal artikelen essentiële informatie omtrent de wijze waarop en periodiciteit waarmee onderhoud moet worden gepleegd om de kwaliteit van het betreffende artikel te waarborgen. Per politiemiddel wordt ook aangegeven voor wiens rekening welk onderhoud wordt verricht; hetzij voor rekening van de gebruiker (A onderhoud) danwel voor Rijksrekening (B onderhoud). Opbouw van de voorschriften De opgenomen onderhoudsvoorschriften zijn modulair opgebouwd en gestandaardiseerd. Dit heeft tot gevolg dat elk voorschrift op zoveel mogelijk identieke wijze is samengesteld hetgeen de toegankelijkheid van beschikbare informatie vereenvoudigd. Tevens is elk voorschrift voorzien van een passage waarin staat aangegeven welk politiemiddel het betreft en welke de product specificaties zijn. De politiemiddelen waarvan in de bundel een onderhoudsvoorschrift is opgenomen moeten periodiek worden nagezien op gangbaarheid, deugdelijkheid en geschiktheid op daadwerkelijke inzet (bv pantserschermen). Losbladig systeem De onderhoudsvoorschriften bundel is losbladig samengesteld. Aangezien de uitrusting van de bijzondere politiemiddelen in beweging is, wordt aangevuld danwel op enigerlei wijze wordt verbeterd, betekent dit dat ook daar waar van toepassing de onderhoudsvoorschriften mee-evolueren. Uit kosten en effectiviteitsoverweging is er voor gekozen om een losbladige editie uit te brengen zodat periodiek wijzigingsbladen kunnen worden opgenomen.
Definities "A"- en "B"-onderhoud "A"-onderhoud is het onderhoud aan materieel, dat op grond van de circulaire tijdelijk in gebruik is gegeven aan een regionaal politiekorps, en voor rekening en in opdracht van de gebruiker wordt uitgevoerd. Het omvat: - een juiste, door BZK c.q. de leverancier voorgeschreven wijze van opslag; - alle kosten voor reparatie van schades en defecten die zijn ontstaan door onoordeelkundig gebruik/opzet; in dergelijke situaties wordt deskundig advies gevraagd. Op basis van ingewonnen advies besluit het LCZ de kosten al dan niet door te berekenen aan de gebruiker. (voor voorbeelden zie de circulaire) - alle kosten voor de reparatie van (aanrijdings) schades, waarvan geen schadeformulier is ingevuld//opgesteld - het als een goed huisvader onderhouden/ inwendig-uitwendig reinigen/poetsen van het in gebruik gegeven middel. - bij teruggave van het ingezette/gebruikte middel aan het LCZ wordt gecontroleerd op compleetheid. Ingeval van manco's vindt aanvulling plaats door het LCZ en wordt het regionaal korps dat verantwoordelijk is voor de ontstane manco's, aansprakelijk gesteld. "B"-onderhoud is het onderhoud aan materieel dat op grond van de circulaire tijdelijk in gebruik is gegeven aan een regionaal politiekorps, en dat in opdracht van en voor rekening van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt uitgevoerd. Het omvat: alle herstel/reparatieactiviteiten (voorzover niet vallend onder A-onderhoud) en regulier/preventief door de leverancier(s) voorgeschreven onderhoud aan voertuig, (carosserie/motor c.a), aanwezige infrastructurele voorzieningen. - de kosten voor de vervanging/reparaties van banden/velgen, voorzover deze niet zijn veroorzaakt door onoordeelkundig gebruik. (Na deskundige advisering beslist het LCZ over evt. doorberekening) - de reparatie van bepantsering mits schadeformulier is ingevuld/opgesteld. - herstel van schade die is ontstaan als gevolg van verkeersongevallen, mits schadeformulier is opgesteld/ingevuld. - modificaties aan het materieel/uitrusting welke voor rekening danwel in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden uitgevoerd; - collectief ofwel representatief (doen) uitvoeren van keuringen;
- die werkzaamheden die in het BZK-onderhoudsvoorschrift - nadrukkelijk als "B"-onderhoud worden aangemerkt; hierbij moet worden gedacht aan werkzaamheden waarvoor een zeer specifieke kennis en/of apparatuur is vereist of waarbij het uitvoeren van die werkzaamheden voor Ministerie financieel-economisch voordeel biedt; Voor de politiemiddelen waarop A en of B onderhoud van toepassing is, zijn in de bundel afzonderlijke onderhoudsvoorschriften opgenomen. Deze voorschriften zijn afgestemd op gebruik, opslag, technisch onderhoud, "A" en "B"-onderhoud, met zover nodig aanvullende voorschriften ten aanzien van specifieke onderdelen, (periodieke) keuringen en dergelijke. Onderhoudseisen en -wensen worden vastgesteld door het Logistiek Centrum in overleg met de leverancier. In geval van onduidelijkheid omtrent de vraag of er in een voorkomend geval sprake is van "A" resp. "B" onderhoud, zijn de medewerkers van het LCZ in de gelegenheid u daaromtrent te adviseren. Reparaties/onderhoudsbeurt Ingeval van een uit te besteden reparatie danwel onderhoudsbeurt wordt het defecte ofwel onderhoudsbehoevende politiemiddel door het regionaal politiekorps naar het Logistiek Centrum gebracht cq wordt aldaar weer opgehaald. Een vervangend middel (bewakingscontainer/VRT voertuig) wordt op dat moment aan het regionaal korps ter beschikking gesteld. Algemene eisen t.a.v. onderhoud en opslag Uiteraard gelden niet voor alle uitrustingsstukken dezelfde onderhouds- en opslagcondities. De wijze van opslag en onderhoud zowel als de frequentie waarmee onderhoud wordt uitgevoerd zal o.a. afhangen van het gebruik van het politiemiddel De wijze van opslag dient zodanig te zijn dat het middel te vinden en direct bereikbaar en inzetbaar is; tevens dient het redelijkerwijs tegen molest door derden beschermd te zijn. De relatieve luchtvochtigheid in de opslagruimte dient lager dan 65 % te worden gehouden (electronische apparatuur 50%) om schade door vocht en oxydatie te voorkomen. De temperatuur binnen de opslagruimte dient niet boven 50 graden C. maar ook niet beneden het vriespunt te komen. Opgeslagen watervoerende armaturen, pompen (waterwerper) enz. zijn immers lang niet altijd volledig watervrij, met als mogelijk gevolg: stukvriezen. Anderzijds wordt het verouderingsproces van sommige materialen versneld bij hoge temperatuur. ARBO-zorg en Onderhoud Arbeidsomstandigheden en onderhoud zijn feitelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij het werken met materieel en uitrusting heeft het onderhoud hiervan veel invloed. Slecht of niet onderhouden materieel of uitrusting kan zelfs tot gevaarlijke situaties leiden. Fabrikant/leverancier verstrekt eventueel benodigde certificaten en/of stamkaarten. Aan de hand hiervan kan vanaf nieuw tot heden een geschiedenis herleid worden. Het belangrijkste hierbij is natuurlijk dat in geval van gebreken, wel of niet leidend tot ongeval of bijna-ongeval, nagegaan kan worden wanneer en door wie het onderhoud en de controle op goed functioneren is verricht. Deze zogenaamde registratieplicht, maakt onderdeel uit van het ARBO-zorgsysteem dat elke (gedelegeerd)werkgever verplicht is te hebben. De gebruiker van de politiemiddelen is gehouden de eigenaar (ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) te informeren over alle voor de registratie van belang zijnde zaken.
Uiteraard moet vastgelegd zijn per onderdeel van de uitrusting over welke periode (bijvoorbeeld; jaarlijks, maandelijks, wekelijks) onderhoud noodzakelijk is. Dit is terug te vinden in de diverse onderhoudsvoorschriften. In de bestaande of nieuwe (EN)normen en (Europese)richtlijnen zijn minimum constructieve en veiligheidseisen vastgelegd. In sommige gevallen geldt ditzelfde ook voor het onderhoud. Uiteraard is dit zoveel mogelijk geïmplementeerd in de onderhoudsvoorschriften. Omdat de ARBOzorg een optimaliseringsprincipe moet hanteren zal men op de hoogte moeten blijven van de ontwikkelingen. De stand der techniek wijzigt dagelijks. Daarom zal niet altijd meer geaccepteerd kunnen worden dat verouderd maar nog werkend materieel of uitrusting voor onbeperkte tijd gehandhaafd blijft.