Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden Heidi Demolder Yves Adams Desiré Paelinckx
instituut voor Instituut voor Natuurbehoud
Wijze van citeren/How to cite: Demolder H., Adams Y. & Paelinckx D., 2003. Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden. Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud 2003.01, Brussel. Demolder H., Adams Y. & Paelinckx D., 2003. Typology and management of species-rich grasslands. Report of the Institute of Nature Conservation (Series B) 2003.01, Brussels.
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Colofon Auteurs: Heidi Demolder, Yves Adams en Desiré Paelinckx Instituut voor Natuurbehoud Kliniekstraat 25 1070 Brussel
[email protected] Stuurgroepleden: Van Gijseghem Dirk, Stieperaere Maarten, Bollen Bart, Dobbelaere Toon, De Schryver Hans, Bogaert Geert, Schoenmakers Marian en Nys Rudy Foto’s: Yves Adams Verantwoordelijke uitgever: Eckhart Kuijken Algemeen directeur van het Instituut voor Natuurbehoud Opmaak en druk: Katrien Van den Broeck, Carine Wils & Helen Blow Drukkerij van de Vlaamse Gemeenschap, departement LIN D/2003/3241/027 ISBN 90-403-0171-9 NUR 941 Kostprijs : 8 EUR (plus 5 EUR verzendingskosten voor 1 tot 5 exemplaren) Hoe bestellen? Door een storting te doen op rekening 091-2226013-86 op naam van het Eigen Vermogen van het Instiuut voor Natuurbehoud met vermelding van ‘Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden. Rapport 2003.01’. Gelieve tegelijkertijd een briefje of mail te sturen t.a.v. Helen Blow, Instituut voor Natuurbehoud, Kliniekstraat 25, 1070 Brussel (
[email protected]). Na ontvangst van uw betaling sturen wij u het rapport op, tesamen met een factuur waarop de vermelding ‘betaald’ staat.
© 2003, Instituut voor Natuurbehoud, Brussel gedrukt op gerecycleerd, chloorvrij papier. Instituut voor Natuurbehoud Kliniekstraat 25, B-1070 Brussel e-mail :
[email protected] website: www.instnat.be tel : 02-558 18 11 fax : 02-558 18 05
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
7\SRORJLHHQEHKHHUYDQVRRUWHQULMNH FXOWXXUJUDVODQGHQ
+HLGL'HPROGHU
Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud 2003.01 In opdracht van Programma Beleidsgericht Onderzoek: PBO-project 98/39/57 “Visie voor behoud en herstel van graslanden met natuurwaarden”
Inhoudsopgave
,QKRXGVRSJDYH 6DPHQYDWWLQJ 6XPPDU\ ,QOHLGLQJ 1.1 Probleemstelling.............................................................................................. 11 1.2 Wat zijn soortenrijke cultuurgraslanden?......................................................... 12 1.3 Doelstellingen.................................................................................................. 13 0DWHULDDOHQPHWKRGH 2.1 Selectie soortenrijke cultuurgraslanden en onderzoekspercelen..................... 14 2.2 Biotische gegevens ........................................................................................ 15 9HOGZHUN 2SQDPHVYDQDQGHUHRQGHU]RHNHUV 2.3 Abiotische gegevens ....................................................................................... 16 :DDUQHPLQJHQRSKHWWHUUHLQ %RGHPNDUDNWHULVWLHNHQ $XWHFRORJLVFKHJHJHYHQV %HKHHU /LJJLQJWHQRS]LFKWHYDQGHHFRUHJLR¶V 2.4 Beleidsmatige data .......................................................................................... 18 2.5 Input gegevens en opbouw databank.............................................................. 19 2.6 Verwerking ...................................................................................................... 19 &OXVWHULQJ7:,163$1 $IEDNHQLQJJUDVODQGW\SHV 2UGLQDWLH 6\QWD[RQRPLVFKHSODDWVLQJ $QDO\VH 3.1 Twinspan ......................................................................................................... 23 3.2 Ordinatie.......................................................................................................... 24 2UGLQDWLHRSGHYROOHGLJHGDWDVHW 2UGLQDWLH]RQGHU=LOWHUXVW\SH=RPSUXVW\SH6FKDSH]XULQJW\SHHQGH PXL]HQVWDDUWJURHS 2UGLQDWLH]RQGHU=LOWHUXVW\SH=RPSUXVW\SH6FKDSH]XULQJW\SH .QRRSNUXLGW\SHRSQDPHVYDQ:HLGHNHUYHOWRUNUXLGHQGHVRRUWHQULMNH YDULDQWYDQ9HOGJHUVWW\SH 3.3 Milieukarakteristieken ...................................................................................... 36 3.4 Maai-indicatiegetallen...................................................................................... 42 3.5 Verspreiding van de types ten opzichte van de ecoregio’s.............................. 44 7\SRORJLH 4.1 Groepering types op basis van onderlinge overeenkomsten........................... 49 4.2 Bespreking van de types ................................................................................. 52 6FKDSH]XULQJW\SH .QRRSNUXLGW\SH 9HOGUXVW\SH 5HXNJUDVW\SH .DPJUDVW\SH ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Inhoudsopgave
9HOGJHUVWW\SH *URWHYRVVHQVWDDUWW\SH *HNQLNWHYRVVHQVWDDUWW\SH =RPSUXVW\SH =LOWHUXVW\SH $QDO\VHWHQDDQ]LHQYDQKHWEHOHLG 5.1 Analyse beleidsmatige data........................................................................... 101 *HZHVWSODQ 3ULYDWHHUNHQGHHQ9ODDPVHUHVHUYDWHQHQGRPHLQHQ 9HUGHOLQJYDQGHJHEUXLNVFDWHJRULHsQUHVHUYDDWUHVHUYDDWPHW JHEUXLNVRYHUHHQNRPVWODQGERXZDQGHUH RYHUGHW\SHV %HPHVWLQJVEHSHUNLQJHQ 5.2 Natuurwaarde versus beleidsmatige data ..................................................... 107 5.3 Invloed van enkele algemene beheersmaatregelen op de types................... 109 5.4 Vaststellingen en aanbevelingen ten aanzien van het beleid ........................ 115 5.5 Situering van de graslandtypes in functie van beheerovereenkomsten......... 118 /LWHUDWXXUOLMVW %LMODJH9HUNODUHQGHZRRUGHQOLMVW %LMODJH6RRUWHQOLMVWHQJHEUXLNWHDINRUWLQJHQ %LMODJH*HRUGHQGHYHJHWDWLHWDEHOOHQ
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Samenvatting
6DPHQYDWWLQJ Halfnatuurlijke graslanden zijn in het huidige landschap zeer zeldzaam geworden. In het natuurbehoud krijgen die graslanden waar nog een aantal relicten van meer halfnatuurlijke graslanden voorkomen, kortweg “soortenrijke cultuurgraslanden”, steeds meer aandacht. Het hier voorgestelde onderzoek draagt bij om de kennislacunes over de variatie binnen deze soortenrijke cultuurgraslanden alsook van de ecologische processen die hieraan ten grondslag liggen, in te vullen. In deze context is het ook van belang meer inzicht te verwerven omtrent de typering van soortenrijke cultuurgraslanden en over de factoren en processen die de kwaliteit van elk van deze types beïnvloeden. Dit rapport behandelt een typologie van soortenrijke cultuurgraslanden in Vlaanderen. Het betreft het laatste deelonderzoek in een reeks van drie, uitgevoerd in het kader van het PBO-project “Visie voor behoud en herstel van graslanden met natuurwaarden”. In het eerste deelonderzoek werd de landbouwkundige waarde van soortenrijke cultuurgraslanden onder begrazingsbeheer onderzocht en in het tweede werden de mogelijkheden voor verweving van landbouw en natuur voor deze graslanden * nagegaan . Voor het opstellen van de typologie werden, verspreid over Vlaanderen, vegetatieopnames gemaakt. Het bepalen van de graslandtypes gebeurde met behulp van TWINSPAN-analyse en ordinatie. In totaal werden tien types afgeleid. Om bodemkarakteristieken van de verschillende types te onderzoeken werd de bodemkaart en data in verband met van nature overstroombare gebieden aangewend. Het aandeel grondwaterafhankelijke plantensoorten per type werd bepaald met de freatofytengetallen van Londo. Om na te gaan in hoeverre de types gekarakteriseerd worden door soorten van stikstofarme en zure bodems werden Ellenbergindicatiegetallen voor stikstof en zuurgraad benut. Aanbevelingen met betrekking tot het beheer van de verschillende types zijn naast literatuurgegevens ook gebaseerd op het aandeel van de verschillende maai-indicatiegetallen. Met behulp van GIS werd de ligging van de types ten opzichte van de ecoregio’s en het Gewestplan bepaald. Ook gegevens in verband met bemestingsbeperkingen en het gebruik werden geanalyseerd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tien types waarin naast de belangrijkste floristische en abiotische kenmerken ook de meest geschikte beheersvorm wordt weergegeven. Ook gegevens in verband met gewestplanbestemming en gebruik zijn in deze tabel opgenomen. Tussen de verschillende types soortenrijke cultuurgraslanden zijn er duidelijke verschillen in natuurlijkheidgraad, natuurwaarde, beschermingsstatus en actueel gebruik. Uit analyse van beleidsmatige data blijkt dat een groot aandeel van de graslanden uit de meeste types soortenrijke cultuurgraslanden geen groene gewestplanbestemming bezit. Gezien alle types historisch permanent grasland *
De resultaten van deze twee laatste deelonderzoeken zijn gepubliceerd in het rapport “Visie voor behoud en herstel van graslanden met natuurwaarden. Soortenrijke cultuurgraslanden: landbouwkundige waarden en mogelijkheden tot verweving” (Debruyne HWDO 2001). ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Samenvatting
betreffen impliceert dit dat er dus slechts een beperkt deel valt onder verbod op vegetatiewijziging. Ook bescherming als natuurreservaat is bij de meeste types beperkt. Het overgrote deel is dus planologisch niet beschermd. De meeste types zijn evenwel als vrij zeldzame tot zeldzame biotopen te beschouwen. Een aantal types behoren zelfs tot de categorie uiterst tot zeer zeldzaam. Een aantal van de soortenrijkere vormen van de onderscheidden types (Kamgras-, Veldgerst-, Grote vossenstaart-, Zomprus- en Zilte rus-type moeten op zich als halfnatuurlijk grasland gezien worden. Ook het feit dat een aantal soortenrijkere types goede potenties bezitten om te evolueren naar halfnatuurlijke graslanden, illustreert het belang van soortenrijke cultuurgraslanden. Hierdoor verdienen zij evenveel aandacht als halfnatuurlijke graslanden. Gezien de zeldzaamheid van soortenrijke cultuurgraslanden, hun relatief klein aandeel in natuurreservaten en de beperkte juridische bescherming dient het beleid ten aanzien van het behoud en het beheer van deze graslanden passende maatregelen te nemen, rekeninghoudend met de onderlinge verschillen tussen de types. Enerzijds dient in het kader van het gebiedsgericht beleid een actief aankoopbeleid ten aanzien van soortenrijke cultuurgraslanden uitgevoerd te worden. Anderzijds moeten stimulerende maatregelen leiden tot een belangrijke samenwerking met de landbouw. Het beheer van alle types bestaat immers uit een vorm van maaien of begrazen of een combinatie van beide. Verweving met een vorm van agrarische productie ligt voor de hand. Het instrument beheersovereenkomsten dient in deze context maximaal ingezet te worden om soortenrijke cultuurgraslanden in landbouwgebruik, onafhankelijk van hun type, optimaal te beheren. Uit de resultaten van het onderzoek omtrent gebruik blijkt trouwens dat voor een aantal types, landbouwers de belangrijkste doelgroep zijn. Voor een aantal andere types vormen andere gebruikers, die deze graslanden niet beroepsmatig uitbaten, een op zijn minst even belangrijke, maar moeilijker toegankelijke groep. Ook in het kader van de ontwikkeling van gebiedsgerichte toekomstvisies in het ruimtelijk beleid zoals de realisatie van de groene ruimtelijke uitvoeringsplannen en de afbakening van VEN en IVON moeten soortenrijke cultuurgraslanden voldoende aandacht krijgen. Vooral voor de types met relatief hoge actuele natuurwaarden (8 van de 10) is het essentieel dat van elk type een voldoende groot aandeel vertegenwoordigd is in VEN en IVON, alsook in de als reservaat beheerde gebieden.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
rompgemeenschappen van het Verbond van Gewoon struisgras
ha°
zand- en lemig zandgronden; niet op zware texturen
(zeer) droge en matig droge gronden
voedselarm hooien en/of begrazen
hoofdzakelijk buiten reservaat, met zowel landbouw als ander gebruik dan landbouw
groen- als agrarisch gebied relatief hoge natuurlijkheidgraad
natuurtype grasland
BWK
textuur
hydrologie
trofiegraad optimaal beheer
gebruik
gewestplan bestemming natuurlijkheids graad
Reukgras-type
allerlei bodemtypes; allerlei niet op zware klei grondsoorten
hc°; hj+hc°?
Veldrus, Lidrus, Ruige Biezenknoppen, zegge, Reukgras Moerasrolklaver, Egelboterbloem, Hazezegge, Kale jonker en Moerasmuur rompgemeenschappen van het Dotterbloem-verbond
Veldrus-type
hp*; hpr*; hp*+da; hpr*+da zware kleigronden; uitgeveende gronden
Zilverschoonverbond
Zomprus, Zilverschoon, Valse voszegge, Pijptorkruid
Zomprus-type
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
vooral in agrarisch gebied
soms in reservaat; deels landbouwgebruik; belangrijk deel wordt niet door landbouw gebruikt
vooral in agrarisch gebied
soms reservaat, belangrijk deel landbouw
Kamgras-type
hp*+da; hpr*+da; hpr+da zware klei- en kleigronden; uitgeveende gronden
vooral in groengebied
deels reservaat; deels landbouw
vooral landbouw; deels reservaat
natte tot zeer natte gronden die vaak in NOG liggen
klei en zware kleigronden; ontbreekt op lichtere texturen
hp*; hpr*
Kamgrasland: subassociatie Veldgerst (en soortenarmere vormen)
Veldgerst, Timoteegras
Veldgerst-type
vooral in agrarisch vooral in gebied groengebied zekere natuurlijkheidgraad; relatief hoge natuurlijkheidgraad voor de soortenrijke varianten
hoofdzakelijk buiten reservaat; vooral landbouwgebruik
zowel op droge als zeer natte gronden; die vaak in NOG liggen matig voedselrijk
allerlei grondsoorten; vooral op leem- en zandleemgronden
hp*; hpr*
Verbond van Engels Kamgrasland gras en het Stomp (en soortenarmere kweldergrasvormen) verbond
Stomp kweldergras, Beemdkamgras, Zilte rus, Melkkruid, Madeliefje Zilt torkruid en Heen
Zilte rus-type
natte tot zeer natte natte tot zeer zeer natte gronden die vaak in NOG liggen gronden die vaak in natte gronden; die NOG liggen; niet op vaak in NOG zeer droge gronden liggen matig voedselrijk voedselarm matig voedselrijk vrij voedselrijk hooien; vroeg maaien bij dominantie van bepaalde begrazen en begrazen grassoorten handhaven hoge waterstand
zand- en lemig zandgronden; ook lichtzandleem tot leem, niet op zware texturen zowel droge als matig natte gronden
hu°
rompgemeenschappen van het Glanshaververbond
Veldzuring, Gewone kropaar, Knoopkruid en Gewone berenklauw
Schapezuring, Gewoon struisgras en Gewoon biggekruid
kenmerkende soorten
Knoopkruid-type
Schapezuring-type
type
Samenvatting van de kenmerken van de onderscheidden types (geordend in functie van natuurlijkheidgraad); NOG= van nature overstroombare gebieden.
natte tot zeer natte bodems die vaak in NOG liggen; niet op droge gronden
allerlei grondsoorten
hp*; hpr*
rompgemeenschappen van het Zilverschoonverbond
geringere natuurlijkheids graad; relatief hoge natuurlijk heidgraad (voor de overstroombare graslanden)
5
geringere natuurlijkheidgraad
vooral in agrarisch gebied
vroege maaibeurt om dominante grassen terug te dringen soms in reservaat; deels reservaat; het overige deel deels landbouw wordt hoofdzakelijk door de landbouw gebruikt
allerlei grondsoorten, vooral zandleem-, leem, klei- en zware kleigronden matig natte tot natte gronden die soms in NOG liggen vrij voedselrijk hooien
hp*; hpr*
Verbond van Grote vossenstaart en rompgemeenschappen
Grote Geknikte vossenstaart-type vossenstaart-type Grote Geknikte vossenstaart, vossenstaart, Zachte dravik Tijmereprijs, Mannagras
Samenvatting
Summary
6XPPDU\ Semi-natural grasslands have become very rare in the present landscape. Grasslands with relic species of semi-natural grasslands, referred to simply as “species-rich grasslands”, are gradually getting more attention in nature conservation. The study presented here, aims to help to fill the gaps in knowledge about the variation in these species-rich grasslands as well as the ecological processes that underlie this diversity. In this context it is important to gain a clear insight into the typology of species-rich grasslands and into the factors and processes that influence the quality of each type. This report discusses a typology of species-rich grasslands in Flanders. It concerns the final research project in a series of three, carried out within the scope of the PBOproject ‘A view for conservation and restoration of grasslands with natural values’. The first research project aimed to increase our understanding of the agricultural value of species-rich grasslands. In the second project the possibilities of combining nature and * agriculture for species-rich grasslands are investigated . To set up the typology, vegetation relevés were made throughout Flanders. By means of Twinspan-analysis and ordination the grassland types were determined. In total ten types were derived. To examine the soil characteristics of the different types we used the soil map and data concerning area’s liable to floods. To determine the share of groundwater-dependent plant species we applied Londo’s list of phreatophytes. To examine to what extent the types are characterised by species of nitrogen-poor and acid soils we used Ellenberg’s indicator values for nutrients and acidity. Suggestions in connection with management of the different types are based on the share of the different indicator values for mowing, as well as literature data. By means of GIS the location of the types with regard to the ecoregions and the country-planning scheme, was determined. Information on fertilisation restrictions and land use were analysed too. The table below gives a survey of the ten types in which not only the main floristic and abiotic features, but also the most suitable management practices are described. Data concerning destinations of the country-planning scheme and land use are also included in this table. Between the different types of species-rich grasslands there are clear differences in degree of naturalness, conservation value, protection status and actual use. Analysis of policy-data proves that to a large extent grasslands from the majority of the types don’t have a green destination in the country-planning scheme. This implies that, given that all types are regarded as historical permanent grassland, there is a limited part that is not covered by the Duty of Environmental Permit. The majority is not protected planologically. However, the majority of the types are considered to be quite rare to rare biotopes. A number of types even belong to the category extremely to very rare. Some of the more species-rich forms of the different types (&\QRVXUXV FULVWDWXV-, +RUGHXP VHFDOLQXP-, $ORSHFXUXVSUDWHQVLV, -XQFXVDUWLFXODWXV- and &DUH[GLVWDQV-type) must be *
The results of these two research projects are published in the report “Visie voor behoud en herstel van graslanden met natuurwaarden. Soortenrijke cultuurgraslanden: landbouwkundige waarden en mogelijkheden tot verweving” (Debruyne HWDO 2001).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Summary
seen as semi-natural grassland in itself. Also the fact that some species-rich types have the potential to develop into semi-natural grassland, illustrates the importance of species-rich grasslands. Because of this they deserve just as much attention as seminatural grasslands. Given the rareness of species-rich grasslands, their relatively small share in nature reserves and their limited legal protection, the policy ought to take appropriate action with respect to conservation and management of these grasslands, considering the mutual differences between the types. On the one hand, there needs to be an active purchasing policy regarding species-rich grasslands, as a part of the area-oriented policy. On the other hand, stimulating measures should lead to extensive cooperation with agriculture. The management of all types consists indeed of a form of mowing or grazing or a combination of both. Interrelation with a form of agricultural production is obvious. In this context management agreements should be launched in order to manage optimally species-rich grasslands used by agriculture. From the results of the research on use, it appears that actually for a number of types, farmers are the main target audience. For some other types, other users, who do not manage the grasslands professionally, are at least equally important, but are more difficult to approach. Within the scope of the development of future area-oriented views of the spatial implementation plans like the realisation of the green environmental implementation plans and the designation of the ‘Flemish Ecological Network’(VEN) and ‘Integral interrelation and supportive network’ (IVON), species-rich grasslands should receive sufficient attention. Particularly for the types with a relatively high actual natural value, it is essential that for each type a sufficiently large part is represented in VEN and IVON, as well as in nature reserves.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
as well as green as agricultural area
chiefly in agricultural land
wet to very wet grounds often situated in ALF
all sorts of soils
relative high naturalness degree
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
naturalness degree
destination in countryplanning scheme
use
optimal management
trophic status
wet to very wet grounds, often situated in ALF; not on very dry soils nutrient poor
all sorts of soils; not on heavy clay
hc°; hj+hc°?
Juncus acutiflorusAnthoxanthum type odoratum-type Juncus acutiflorus, Equisetum Juncus palustre, Carex conglomeratus, hirta, Lotus pedunculatus, Anthoxanthum odoratum Ranunculus flamulla, Carex ovalis, Cirsium palustre, Stellaria alsine frame communities Calthion palustris
heavy clay; peatextracted land
hp*; hpr*; hp*+da; hpr*+da
Lolio-Potentillion
Juncus articulatustype Juncus articulatus, Potentilla anserina, Oenanthe fistulosa
hp*; hpr*
heavy clay and clay; all sorts of soils; peat-extracted land particularly loam and sandloam
hp*+da; hpr*+da; hpr+da
Armerion maritimae Cynosurion and Puccinellio(and species-poor Spergularion salinae forms)
Juncus gerardii-type Cynosurus cristatustype Puccinellia distans, Cynosurus cristatus, Juncus gerardii, Bellis perennis Glaux maritima, Oenanthe lachenalii, Scirpus maritimus
clay and heavy clay; lacking on light textures
Cynosurion: subassociation Hordeum secalinum (and species-poor forms) hp*; hpr*
certain naturalness degree; relative high naturalness degree for the species-rich variants
chiefly in green area chiefly in agricultural chiefly in green area land
wet tot very wet grounds, often situated in ALF, not on dry grounds
9
minor naturalness minor naturalness degree; relative high degree degree of naturalness degreee for the flooded grasslands
chiefly in agricultural land
mowing early to push dominant grasses sometimes nature partly nature reserve; the reserve, partly remaining part chiefly agriculture agriculture
mowing
hp*; hpr*
all sorts of soils
moderately wet tot wet grounds, sometimes situated in ALF quite nutrient rich
hp*; hpr*
Alopecurion pratensis frame communities and frame Lolio-Potentillion communities
Hordeum secalinum- Alopecurus pratensisAlopecurus type type geniculatus-type Hordeum secalinum, Alopecurus pratensis, Alopecurus Phleum pratense Bromus hordeaceus, geniculatus, Zachte dravik Veronica serpyllifolia, Glyceria fluitans
very wet grounds very wet grounds as well as dry to wet to very wet often situated in ALF often situated in ALF very wet grounds, grounds, often often situated in situated in ALF ALF nutrient poor moderately moderately quite nutrient rich moderately nutrient nutrient rich nutrient rich rich mowing and/or mowing; if dominance of productive grasses: mowing early to grazing and grazing grazing push them maintaining high water level mainly outside nature reserve, with as sometimes in nature reserve; partly sometimes nature partly nature mainly outside chiefly agriculture; well as agriculture as other use agriculture, important part is not used by reserve, important reserve, partly nature reserve; partly nature reserve agriculture part agriculture agriculture chiefly agriculture
(very) dry and moderately dry grounds
sand- and loamy sand; also light sandloam to loam, not on heavy textures as well as dry to moderately wet grounds
sand- and loamy sand, not on heavy textures
hydrology
hu°
ha°
Biological evalution map (code) texture
Centaurea jaceatype Rumex acetosa, Dactylis glomerata, Centaurea jacea, Heracleum sphondylium
frame communities frame Plantagini-Festucion communities Arrhenaterion elatioris
Rumex acetosellatype Rumex acetosella, Agrostis capillaris, Hypochaeris radicata
nature type
characteristicspecies
type
Summary of the characteristics from the distinguished types (arranged in function of degree of naturalness); ALF= area liable to floods)
Summary
Inleiding
,QOHLGLQJ 3UREOHHPVWHOOLQJ Gedurende vele decennia werd een deel van het landbouwareaal in Vlaanderen door permanente graslanden ingenomen (Martens & Kuijken, 1998). Graslanden komen vooral voor op bodems die minder geschikt zijn voor akkerbouw. Het gaat met name over te natte en te droge bodems, zilte bodems, bodems van steile hellingen, bermen en dijken (Zonneveld HW DO, 1995). In de polders, rivierbegeleidende en beekbegeleidende landschappen bieden vooral uitgestrekte, vochtige, vaak overstroombare graslandcomplexen belangrijke habitatten voor flora- en faunagemeenschappen die typerend zijn voor deze halfnatuurlijke ecosystemen. De zorgwekkende achteruitgang van permanente graslanden werd reeds eerder gesignaliseerd (Kuijken, 1988; Dumortier HWDO., 2001; De Bruyn HWDO., 2001). Als gevolg van de intensivering van de landbouw werden in toenemende mate veel van deze vegetaties omgevormd tot (vooral maïs-)akkers of hoog productieve, maar soortenarme, vaak tijdelijke (ingezaaide) graslanden. Het overblijvend areaal aan halfnatuurlijke graslanden en soortenrijke cultuurgraslanden in Vlaanderen staat erg onder druk. Gezien de relatief kleine resterende oppervlakte en de sterke achteruitgang, wordt vanuit natuurbehoudsoogpunt veel belang gehecht aan het behoud en herstel van halfnatuurlijke en soortenrijke cultuurgraslanden. Voor toepassingen naar specifiek grondgebruik en beheer is verdere ecologische onderbouwing noodzakelijk teneinde beleidsopties, b.v. decreet Natuurbehoud, Mestactieplan, Milieubeleidsplan, in actieplannen te vertalen. Het Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997 voorziet in de afbakening van een Vlaams Ecologische Netwerk (VEN) en een Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON). Grasland VO. dient hierin een cruciale en structurele functie te vervullen (Kuijken & De Blust, 1997). Halfnatuurlijke graslanden zijn in het huidige landschap zeer zeldzaam geworden tot nagenoeg verdwenen (Martens & Kuijken, 1998; Van Landuyt HW DO 1999). Ze zijn meestal teruggedrongen tot natuurreservaten. Voor het natuurbehoud zijn dan ook deze graslanden waar nog een aantal relicten van meer halfnatuurlijke graslanden voorkomen, kortweg “soortenrijke cultuurgraslanden”, zeer belangrijk geworden. Zij vormen vaak het raakvlak tussen natuur en landbouw. Kennis van de variatie ervan en van de ecologische processen die hieraan ten grondslag liggen is essentieel in het kader van de discussies rond het Mestactieplan en het Plattelandsontwikkelingsplan. Volgende vragen zijn dan ook essentieel: “Volstaat het huidige beleid voor de bescherming van soortenrijke cultuurgraslanden?”, ”Welke randvoorwaarden dienen voldaan om dergelijke graslanden te behouden of beter te laten ontwikkelen?”, “Kunnen dergelijke graslanden bemesting verdragen en in welke mate?”. Om op deze vragen een antwoord te kunnen geven is meer kennis vereist omtrent de typering van soortenrijke cultuurgraslanden en over de factoren en processen die de kwaliteit van elk van deze types beïnvloeden.
Ook uit de ervaringen rond de opmaak en het gebruik van de Biologische waarderingskaart en uit de ervaringen binnen de natuurbehoudssector bleek dat meer ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Inleiding
onderzoek vereist is omtrent soortenrijke cultuurgraslanden. De kennishiaten hierover zijn veel groter dan deze binnen de problematiek van de halfnatuurlijke graslanden. Daarom werd geopteerd om het onderzoek te beperken tot de ecotypologie van soortenrijke cultuurgraslanden, met daaraan gekoppeld de praktische mogelijkheden tot beheer alsook de inpasbaarheid van deze graslanden in de landbouwuitbating. Het laatstgenoemde aspect vormt de hoofdmoot van het rapport “ Visie voor behoud en herstel van graslanden met natuurwaarden, Tussen landbouw en natuur” (Debruyne HW DO 2001). Het volledige project bestaat immers uit drie deelonderzoeken waarvan de resultaten van de eerste twee deelonderzoeken in vermeld rapport weergegeven worden. Het eerste deelonderzoek “Praktische mogelijkheden van landbouwkundige uitbating van soortenrijke cultuurgraslanden” heeft als doelstelling inzicht te verwerven in de landbouwkundige waarde van soortenrijke (cultuur)graslanden onder begrazingsbeheer en het formuleren van beheersvoorwaarden. In het tweede deelonderzoek worden de mogelijkheden voor verweving van natuur en landbouw voor deze soortenrijke cultuurgraslanden onderzocht. Het derde en laatste deelonderzoek wordt in dit rapport behandeld. :DW]LMQVRRUWHQULMNHFXOWXXUJUDVODQGHQ" Soortenrijke (cultuur)graslanden nemen een positie in tussen de halfnatuurlijke en soortenarme graslanden. Meestal gaat het om “overgangstypes” tussen halfnatuurlijke en soortenarme graslanden. Ze ontstaan vaak als gevolg van degradatie (intensiever gebruik) van halfnatuurlijke graslanden zoals dotterbloemhooilanden, heischrale graslanden, mesofiele hooilanden en blauwgraslanden. Het betreft ook permanente cultuurgraslanden (KS ) met een lager bemestingsniveau en die minder intensief gemaaid of beweid worden dan de soortenarme, intensief uitgebate cultuurgraslanden. Anderzijds kunnen soortenrijke cultuurgraslanden evengoed als gevolg van specifieke herstelmaatregelen, veelal onder de vorm van een extensiever beheer, evolueren uit sterk productieve graslanden. Overeenkomstig BWK- eenheden zijn KS KSU KSU GDKFKXKD Soortenrijke (cultuur)graslanden hebben geen eenduidige vegetatiekundige afbakening. Ze bezitten relictsoorten van de verschillende types van halfnatuurlijke graslanden, maar de echte kensoorten van de halfnatuurlijke graslanden ontbreken (Heirman & Paelinckx, 1998). Veel van deze plantensoorten tolereren in beperkte mate bemesting, verdroging, … Sommige soorten zoals vb. Veldgerst zijn indicator van oude, ongescheurde graslanden (Zwaenepoel, 2000).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Inleiding
'RHOVWHOOLQJHQ De belangrijkste doelstelling van dit rapport betreft de aanzet tot een typologie van soortenrijke cultuurgraslanden in Vlaanderen. Het is de bedoeling om de beheerder een instrumentarium aan te bieden om soortenrijke cultuurgraslanden te typeren en de evolutie ervan op te volgen. Dit rapport wil ook hulpmiddelen aanreiken voor het plannen van een adequaat beheer en het vooropstellen van doelstellingen ter zake. Dezelfde finaliteit wordt nagestreefd ten aanzien van de beheer- en gebruikovereenkomsten. Het wil aan de organisatoren hiervan een instrumentarium aanbieden voor de planning, de opvolging en ook de begeleiding van de beherende landbouwer of particulier. Bij het opstellen van een typologie van soortenrijke cultuurgraslanden wordt de vegetatiekundige variatie ervan nagegaan, alsook de ecologische factoren die deze variatie verklaren. Ook naar de factoren en processen die de kwaliteit van de verschillende types beïnvloeden wordt onderzoek verricht. De abiotische kenmerken (bodem, waterhuishouding,…) en ecologische relaties van de verschillende graslandtypes worden in de mate van het mogelijke nagegaan.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Materiaal en methode
0DWHULDDOHQPHWKRGH 6HOHFWLHVRRUWHQULMNHFXOWXXUJUDVODQGHQHQRQGHU]RHNVSHUFHOHQ De vegetatiekundige en ecologische variatie van soortenrijke cultuurgraslanden wordt onderzocht door het verzamelen en maken van vegetatieopnames. Deze worden gerelateerd aan standplaatsfactoren en beheersaspecten. Het opsporen van de te bemonsteren graslanden gebeurt aan de hand van de Biologische waarderingskaart versie 2 (verder afgekort als BWK). Het areaal waarin de opnames gemaakt worden in het kader van deze opdracht, wordt hierdoor bepaald (Figuur 2.1). Soortenrijke cultuurgraslanden komen in de BWK (Paelinckx & Kuijken, 1997) overeen met de karteringseenheden: “soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden” (KS , “soortenrijk weilandcomplex met veel sloten en/of microreliëf” (KSU , “soortenrijk poldergrasland met zilte elementen“ (KSU GD KSU GD en zwak ontwikkelde vormen van “dotterbloemhooiland” (KF , “mesofiel hooiland” (KX) en “struisgrasvegetaties op zure bodem” (KD Met behulp van GIS (Arcview) werden deze karteringseenheden uit de BWK geselecteerd. Ten behoeve van het veldwerk werden de geselecteerde percelen op kaarten (schaal 1/10.000) geplot. In de mate van het mogelijke werd getracht de opnames te spreiden over de hogergenoemde reeks van karteringseenheden. Om een zo groot mogelijke verscheidenheid, zowel geografisch als landschapsecologisch, in het opnamemateriaal te bekomen werd gepoogd de opnames te spreiden over de ecoregio’s van Vlaanderen (De Blust, 2001). Er werd enkel rekening gehouden met de hierboven opgesomde selectiecriteria, voor de rest werden de locaties van de opnames willekeurig gekozen.
Soortenrijke cultuurgraslanden (KSKSU KSU GDKFKXKD) Grens Vlaanderen )LJXXU $UHDDO VRRUWHQULMNH FXOWXXUJUDVODQGHQ ZDDUXLW GH VWHHNSURHI JHVHOHFWHHUG ZHUG VHOHFWLH %LRORJLVFKH :DDUGHULQJVNDDUW YHUVLH WRHVWDQG ,QVWLWXXW YRRU 1DWXXUEHKRXG
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Materiaal en methode
%LRWLVFKHJHJHYHQV 9HOGZHUN Tijdens twee veldseizoenen (mei en juni 2000 en 2001) werden 362 vegetatie-opnames gemaakt. Op basis van literatuur (Schaminée HWDO 1995; den Held & den Held, 1985) werd als proefvlakgrootte gekozen voor 3m x 3m = 9 m2. Volgende gegevens werden verzameld: - de in het proefvlak groeiende plantensoorten; - de gecombineerde schatting van de abundantie/bedekking van elke soort. De bedekking wordt gevormd door het percentage van het opname-oppervlak, dat met de horizontale projectie van alle levende elementen van een soort gevuld wordt. De schattingen gebeuren aan de hand van een aangepaste schaal van Londo (Schaminée HW DO 1995). Bedekkingen onder de 5% worden aangevuld met schattingen van de abundantie. De abundantie geeft het aantal exemplaren van een soort weer (den Held & den Held, 1985). De vegetatieopnames worden zo exact mogelijk gesitueerd in het graslandperceel op een stafkaart 1/10.000 (Figuur 2.2) en daarna ingevoerd in het GIS (Arcview). Via een link met de relationele databank in Access (§ 2.5) laat dit toe de verspreiding van de opnames en opnamegroepen te visualiseren. De meeste graslanden waarin de door ons gemaakte opnames zich situeren, werden gefotografeerd en gearchiveerd. Zij worden toegankelijk gemaakt via de Accessdatabank (§2.5). 2SQDPHVYDQDQGHUHRQGHU]RHNHUV Het West-Vlaamse deel van de ecoregio “ de kust- en scheldepolders” werd door ons niet bemonsterd omdat er van dit gebied opnames van soortenrijke cultuurgraslanden door A. Zwaenepoel ter beschikking werden gesteld. Deze opnames werden niet willekeurig gemaakt, maar meer gericht onder meer in het kader van de “Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland” (Zwaenepoel HWDO 2002), in het kader van het aanduiden van compensatiegebieden voor de Gewestplanwijziging achterhaven van Zeebrugge en natuurherstelprojecten (o.a. Fort Isabella). Uit deze opnameset werden 154 opnames geselecteerd en gebruikt bij de verder analyse en het opstellen van de typologie. A. Zwaenepoel gebruikte eveneens de schaal van Londo, maar de proefvlakgrootte van de opnames was vaak verschillend dan deze van ons. Het betrof meestal smalle rechthoekige opnames met een lengte van 25 m of 50 m en een breedte van 1 m. Deze afmetingen werden vooral gekozen om specifieke vegetaties (Zilverschoon-verbond, zilte vegetaties, …) die zich vaak langs steile randjes tussen weide en sloot en andere perceelsranden bevinden, te bemonsteren.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Materiaal en methode
Indien informatie voorhanden was, werden deze opnames eveneens gelokaliseerd op kaart 1/10.000 en ingegeven in het GIS. Voor 39 opnames was geen exacte lokatie beschikbaar.
)LJXXU9RRUEHHOGYDQGHVLWXHULQJYDQGHJUDVODQGRSQDPHV 'LJLWDOHRUWKRIRWR2&*,69ODDQGHUHQ
$ELRWLVFKHJHJHYHQV :DDUQHPLQJHQRSKHWWHUUHLQ Binnen het beschikbare tijdsbestek en met het beschikbare personeel was het onmogelijk om zelf op het terrein het abiotisch milieu uitvoerig te bemonsteren. Er werd enkel, bij percelen op een helling, de hellingsgraad en de expositie genoteerd. %RGHPNDUDNWHULVWLHNHQ Met behulp van een geografisch informatiesysteem (Arcview) werden verschillende overlay’s met geografische informatielagen gemaakt. Op deze wijze werden per opname gegevens bekomen van: -
de bodemtextuur- en drainage (Digitale versie van de Bodemkaart; OC GISVlaanderen); de ligging in van nature overstroombare gebieden (Digitale versie van de van Nature overstroombare gebieden in Vlaanderen; Afdeling Water). ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Materiaal en methode
Via een enquête, gericht op de mogelijkheden van verweving tussen natuur en landbouw (Debruyne HW DO 2001), is voor 65 opnames informatie beschikbaar over grondwaterpeilen (hoogste, laagste en voorjaarsgrondwaterpeil), de aan- of afwezigheid van kwel en bronnetjes. In de databank van grondwaterpeilen WATINA (Instituut voor Natuurbehoud) en de databank van bodemprofielgegevens AARDEWERK (Van Orshoven & Vandenbroucke, 1993) bleken slechts voor enkele percelen meetgegevens aanwezig van de door onze onderzochte percelen. $XWHFRORJLVFKHJHJHYHQV Met behulp van het programma Turboveg (Hennekens, 1995) worden de waargenomen soorten gekoppeld aan hun indicatiewaarden voor abiotische factoren (Ellenberggetallen, Londogetallen, maai-indicatie). Ellenberg (1992) geeft voor een groot aantal plantensoorten een indicatiewaarde voor bepaalde milieufactoren. Een dergelijke indicatiewaarde is een getal, doorgaans op een ordinale schaal van 1 tot 9, dat de milieuomstandigheden aangeeft waarbij een plant optimaal voorkomt. In dit rapport worden alleen de indicaties voor zuurgraad en stikstof weerhouden. De maaiindicatiegetallen van Ellenberg geven, eveneens op een ordinale schaal, de maaigevoeligheid van de plantensoorten weer. De lijst van Ellenberg slaat vooral op Midden-Europese plantensoorten. Voor heel wat soorten in Nederland, en dus ook in Vlaanderen, ontbreken maai-indicatiewaarden. Door Wamelink HW DO. (1997) is de lijst van Ellenberg aangevuld met in Nederland voorkomende soorten. Het leek ons dan ook aangewezen om deze lijst in dit rapport te gebruiken. Per opname worden van de indicatiewaarden gewogen gemiddelden berekend. Per type werd, rekening houdend met de presentie van de soorten, het procentueel aandeel aan Ellenbergindicatiegetallen en freatofyten (Londo, 1988) bepaald. %HKHHU Zoals uit § 2.3.3. reeds aangehaald werd dit aspect ook benaderd via auto-ecologische data. Voor 65 opnames is informatie verzameld als onderdeel van een enquête gericht op de mogelijkheden van verweving tussen natuur en landbouw (De Bruyne HWDO., 2001). Het betreft gegevens met betrekking tot maaien en begrazen. Voor het Kamgras-type zijn er het meest gegevens beschikbaar, nl. 18 enquêtes, maar ook dit bedraagt slechts 28% van dit graslandtype. Voor de overige types zijn er nog minder gegevens beschikbaar. Om per type gefundeerde uitspraken met betrekking tot beheer te kunnen geven, zijn er dus te weinig enquêtegegevens aanwezig. Enkel indien ze voldoende relevant zijn, worden deze gegevens toch, eerder beschrijvend, gebruikt bij de bespreking van de types (hoofdstuk 4).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Materiaal en methode
/LJJLQJWHQRS]LFKWHYDQGHHFRUHJLR¶V Met behulp van GIS (Arcview) werd een overlay gemaakt met de ecoregio’s van Vlaanderen (De Blust, 2001), zodat per opname de ligging ten opzichte van deze ecoregio’s werd bekomen. %HOHLGVPDWLJHGDWD Met behulp van GIS (Arcview) werden verschillende overlay’s gemaakt met beleidsmatige geografische informatie lagen. Op deze wijze werden per opname gegevens bekomen van: - ligging ten opzichte van het Gewestplan (digitale versie van het Gewestplan 1999, OC GIS-Vlaanderen); - ligging in private, erkende en Vlaamse reservaten en domeinen (reservatenbestand, Instituut voor Natuurbehoud) ; - bemestingsbeperkingen volgens het Mestactieplan (MAP), (digitale versie van de Groenlaag van het MAP, Mestbank) 1; - percelen geregistreerd bij de Mestbank (digitaal bestand, Mestbank). Het gebruik van de percelen wordt bepaald via het reservatenbestand en bij de Mestbank geregistreerde percelen. Wanneer een perceel bij de Mestbank geregistreerd staat, betekent dit dat het perceel door de beroepslandbouw gebruikt wordt. In hoofdstuk 5 wordt hiervoor de term ³ODQGERXZJHEUXLN´ gehanteerd. Percelen die niet door een natuurbeherende particuliere organisatie of overheid beheerd worden en die niet bij de Mestbank geregistreerd zijn worden in hoofdstuk 5 ³DQGHUH´ genoemd. Vermoedelijk gaat het hier over schapenweitjes, percelen die door paardenliefhebbers gebruikt worden of andere particulieren, evenals percelen van niet-Mestbankplichtige landbouwers. Door combinatie van de bij de Mestbank geregistreerde percelen en de laag met private, erkende of Vlaamse reservaten en domeinen verkrijgen we extra informatie: wanneer een perceel bij de Mestbank geregistreerd is en tevens in eigendom is van een terreinbeherende vereniging of overheid, dan kunnen we hier uit afleiden dat er mogelijk een gebruiksovereenkomst voor dit perceel is afgesloten. In hoofdstuk 5 wordt hiervoor de term ³UHVHUYDDWPHWPRJHOLMNHJHEUXLNVRYHUHHQNRPVW´ aangewend.
1
Percelen gelegen buiten die Groenlaag kunnen mogelijk nog een bemestingsbeperking hebben vanwege hun ligging in bv. fosfaat-verzadigde gebieden en waterwingebied (er liggen géén percelen in type 1 zones van grondwatergebieden). Dit werd evenwel niet gecontroleerd omdat de daar geldende bemestingsbeperkingen hoog blijven in vergelijking met de typische milieukarakteristieken van soortenrijk cultuurgraslanden.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Materiaal en methode
,QSXWJHJHYHQVHQRSERXZGDWDEDQN De dataset bestaat uit de opnames gemaakt in het kader van dit project aangevuld met 154 geselecteerde opnames van A. Zwaenepoel. De opbouw van deze dataset met vegetatieopnames gebeurde aan de hand van Turboveg voor Windows (Hennekens, 1995). Dit programma is speciaal ontworpen voor het bewaren, selecteren en exporteren van vegetatieopnames. Vanuit Turboveg kunnen opnameselecties geëxporteerd worden naar andere programma’s voor verdere analyses zoals TWINSPAN (Hill, 1979), CANOCO (ter Braak ,1986) e.a. De databank uit Turboveg werd in Access geïmporteerd en omgevormd tot een relationele Access-databank. Hierdoor kunnen allerhande bevragingen uitgevoerd worden om informatie over allerhande relaties te verkrijgen (vb. tussen “types” en geografische ligging, tussen “types” en omgevingsfactoren, …). 9HUZHUNLQJ &OXVWHULQJ7:,163$1 Het bepalen van de graslandtypes uit onze dataset gebeurt door gelijkenissen tussen de verschillende opnames op te sporen. Hiervoor werd gebruikt gemaakt van het programma TWINSPAN (Hill, 1979) Dit is een hiërarchische, divisieve en polythetische classificatiemethode die zowel de opnames als de soorten in klassen verdeelt. Hiërarchisch betekent dat een inzicht gegeven wordt in de relaties tussen de clusters onderling. Deze relatie kan visueel voorgesteld worden in een dendrogram. Divisieve technieken vertrekken van de totale groep opnames of soorten en splitsen deze vervolgens verder op in subgroepen. Bij TWINSPAN worden de groepen telkens in twee subgroepen onderverdeeld (dichotome verdeling). Polythetische technieken zijn gebaseerd op het behandelen van meerdere soorten samen. De dichotomisatie gebeurt op basis van preferentiële soorten. Dit is echter een kwalitatief kenmerk. De kwantitatieve gegevens worden omgevormd tot kwalitatieve gegevens met behulp van pseudospecies. Hoe frequenter een soort voorkomt hoe meer pseudospecies gedefinieerd worden aangezien iedere pseudospecies gedefinieerd wordt door de minimum-bedekkingsgraad van de corresponderende soort, de “cutlevel”. Als cutlevel werden 0.5%, 1%, 2.5%, 5%, 10%, 20%, 40% en 60% ingesteld. Bij de vastlegging van de cutlevels werd bewust veel aandacht besteed aan de aanwezigheid van soorten met een lage bedekking (cutlevel 0.5%, 1% en 2.5%) omdat veel kensoorten en differentiërende soorten voorkomen bij lage bedekkingen. Soorten die in minder dan 3 opnames van de dataset voorkwamen werden niet meegerekend omdat het toevallig voorkomen van een soort een belangrijke invloed kan uitoefenen op de clusteranalyse. Bij de interpretatie van de resultaten van de TWINSPAN moet hiermee dan rekening gehouden worden.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Materiaal en methode
$IEDNHQLQJJUDVODQGW\SHV De indeling van de types is in hoofdzaak gebaseerd op basis van de classificatie bekomen door de TWINSPAN-analyse, waarbij groepen bekomen op verschillende splitsingsniveaus vertaald zijn naar types (zie ook figuur 3.1). In een aantal gevallen werd nadien “corrigerend” gewerkt door groepen die op basis van interpretatie van de uiteindelijke vegetatietabellen, ecologische achtergrondinformatie en literatuur, weinig van elkaar verschillen, samen te voegen, zelfs al worden die in de classificatie op een hoger niveau van elkaar gescheiden. Een voorbeeld hiervan is het Veldrus-type (zie ook § 3.1). 2UGLQDWLH Ordinatie omvat verschillende technieken die, uitgaande van biotische en/of abiotische gegevens, de overeenkomsten en verschillen tussen opnames weergeven in een ruimtelijke projectie, een ordinatiediagram. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen indirecte analyse en directe analyse. Bij indirecte analyse worden biotische en abiotische gegevens afzonderlijk beschouwd. In een directe analyse wordt vertrokken van twee matrices tegelijk, nl. een biotische en een abiotische matrix. Voor dit onderzoek werden indirecte analyses (DCA) uitgevoerd met het programma CANOCO (ter Braak, 1998). 6\QWD[RQRPLVFKHSODDWVLQJ De syntaxonomische affiniteit van de types met plantengemeenschappen werd nagegaan door: -
2
gebruik van programma ASSOCIA (Van Tongeren, 2000). Dit identificatieprogramma werd als hulpmiddel gebruikt voor het identificeren van opnames en voor de toetsing aan de Nederlandse taxonomie2. Per type werd nagegaan wele de meest voorkomende opgegeven syntaxonomische eenheden waren; vergelijking te maken van onze vegetatietabellen met de natuurtypen zoals ze in Zwaenepoel HWDO (2002) gedefinieerd zijn.
Voor Vlaanderen bestaat nog geen gelijkaardig identificatieprogramma.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Groep *01001 Veldrus Pitrus Gestreepte witbol Moerasrolklaver Kruipende boterbloem VELDRUS
Figuur 3.1 Dendrogram TWINSPAN-analyse (afgebakende types zijn aangegeven in het rood).
Groep *01000 Rietgras ZOMPRUS
Groep *0100 Mannagras Pitrus Egelboterbloem
Engels raaigras Geknikte vossenstaart Witte klaver
Groep *01010010 Mannagras GEKNIKTE VOSSENSTAART
Groep *0101001
Groep *010100 Fioringras Mannagras Ruige zegge Geknikte vossenstaart Reukgras
Groep *01010 Gestreepte witbol
Pitrus Veldrus REUKGRAS
Groep *0011 Gewone kropaar Ruw beemdgras KNOOPKRUID
Groep *0010 Veldrus Pitrus Hazezegge Kale jonker VELDRUS
Groep *010 Kruipende boterbloem Pinksterbloem Gestreepte witbol
Groep *0101000
Groep *001 Veldzuring Kruipende boterbloem
Groep *000 Scherpe boterbloem Schapezuring Gewoon struisgras Gewoon biggekruid SCHAPEZURING
Groep *00 Gewoon struisgras Smalle weegbree Reukgras
Groep *0 Gestreepte witbol Kruipende boterbloem Gewone hoornbloem Ruw beemdgras Scherpe boterbloem
Groep *011000 Zilverschoon Riet ZOMPRUS
Groep *01010011 Beemdkamgras Fioringras Timoteegras Madeliefje Reukgras Scherpe boterbloem KAMGRAS
Groep *010101 Grote vossenstaart Scherpe boterbloem GROTE VOSSENSTAART
Groep *0101 Scherpe boterbloem Paardebloem Gestreepte witbol
Groep *01 Ruw beemdgras Fioringras Geknikte vossestaart Pinksterbloem
Groep *01100
Groep *01011 Italiaans raaigras GROTE VOSSENSTAART
KAMGRAS
Groep *011001 Beemdkamgras Engels raaigras Scherpe boterbloem
Groep *0110 Engels raaigras
Groep *011 Beemdkamgras Engels raaigras Veldgerst Akkerdistel
21
Groep *01101 Slipbladige ooievaarsbek Knopig doornzaad Rood zwenkgras Kweek Gekroesde melkdistel Veldgerst Gewone glanshaver VELDGERST
Groep *0111 Muizenstaart MUIZENSTAART
Groep 1 Zilte rus Getande weegbree ZILTE RUS
Analyse
$QDO\VH 7ZLQVSDQ De resultaten van de TWINSPAN-analyse zijn schematisch weergegeven in figuur 3.1. Via een dendrogram worden de onderverdelingen en de differentiërende soorten, die door TWINSPAN zijn aangeduid, weergegeven. In hoofdstuk 4 worden de onderscheiden types nader besproken en wordt ook aandacht besteed aan andere voor de types kenmerkende soorten. In bijlage 3 wordt voor elk type een geordende vegetatietabel gegeven. Op het eerste niveau worden de opnames gesplitst in een groep * gekenmerkt door Gestreepte witbol, Kruipende boterbloem, Gewone hoornbloem, Ruw beemdgras en Scherpe boterbloem en een groep raslanden met zouttolerante soorten zoals Zilte rus. Deze laatste groep bevat de opnames die tot het Zilte rus-type behoren. Op het tweede niveau splitst een groep * af bestaande uit “schralere” graslanden gekenmerkt door een hoge abundantie van Gewoon struisgras, Smalle weegbree en Gewoon reukgras en een groep * “voedselrijkere graslanden” gekenmerkt door Ruw beemdgras, Fioringras, Geknikte vossenstaart en Pinksterbloem. Groep * wordt opgesplitst in door Gewoon struisgras gedomineerde graslanden (groep ) en een groep graslanden met een grotere abundantie van Veldzuring en Kruipende boterbloem (groep ). De opnames uit de eerste groep vormen het Schapezuring-type. Op het vierde niveau wordt groep opgedeeld in een reeks natte schrale graslanden met Veldrus, Pitrus, Hazezegge en Kale jonker als kenmerkende soorten (groep ) en in een reeks glanshaverhooilanden (het Knoopkruid-type) met Kropaar en Ruw beemdgras als dominante soorten (groep
). Groep * wordt op het volgende niveau verder opgesplitst in kamgraslanden (s.l.) met als differentiërende soorten Beemdkamgras, Engels raaigras, Veldgerst en Akkerdistel (groep ) en in een groep met als dominante soorten Kruipende boterbloem, Pinksterbloem en Gestreepte witbol (groep ). Bij verdere opdeling van groep worden eerst een zestal opnames afgesplitst, waarin Beemdkamgras ontbreekt, maar met Muizenstaartje als differentiërende soort (groep ). Wegens het geringe aantal opnames zijn hiervoor geen afzonderlijke analyses in verband met de milieukarakteristieken uitgevoerd en bleven ze onderdeel van het Kamgras-type. Op een volgend niveau splitsen de Veldgerstgraslanden (groep
, het Veldgerst-type) zich af en een groep ( ) waarvoor geen differentiërende soorten worden opgegeven door TWINSPAN. Bij het verder opdelen van deze laatste groep * wordt een reeks met als differentiërende soorten Zilverschoon en Riet afgesplitst (groep )en een groep kamgraslanden s.s. (het Kamgras-type) (*). Uit de gedetailleerde vegetatietabel (de TWINSPAN-output), blijkt dat de opnames uit de eerste groep (groep ) grote gelijkenis vertonen met het Zilverschoon-verbond. Deze verzameling bezit eveneens hoge abundanties van Beemdkamgras en werd daarom door TWINSPAN bij de kamgraslanden (s.l) geplaatst, ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
maar eigenlijk worden ze vegetatiekundig gezien beter ondergebracht bij de zilverschoongraslanden (het Zomprus-type, zie verder). Groep wordt op een volgend niveau opgedeeld in een “drogere groep” en een natte groep . Volgende vochtindicerende soorten zijn hiervoor differentiërend: Mannagras, Pitrus en Egelboterbloem. De opsplitsing van deze laatste groep levert de zilverschoongraslanden (groep het Zomprus-type) en een groep * natte tot zeer natte graslanden met kenmerkende soorten Veldrus, Pitrus, Gestreepte witbol, Moerasrolklaver en Kruipende boterbloem. De reeds bovenvermelde groep vertoont grote verwantschap met deze groep; enkel Gewoon struisgras en Rood zwenkgras zijn differentiërend tussen beide groepen. Bij de verdere verwerking worden beide groepen dan ook samen genomen. De opnamegroep die hierdoor ontstaat wordt het Veldrus-type genoemd. Bij een verdere opdeling van de “drogere groep” splitst een groep af, met als enige differentiërende soort Italiaans raaigras. De andere groep die hierbij ontstaat heeft als dominante soort Gestreepte witbol. De splitsing van deze groep op het volgend niveau resulteert in een groep * graslanden met als dominante soorten Fioringras, Mannagras, Ruige zegge, Geknikte vossenstaart en Gewoon reukgras en in een groep “grote vossenstaart”-graslanden met Grote vossenstaart en Scherpe boterbloem als differentiërende soorten. Groep (met Italiaans raaigras) bezit ook hoge abundanties van Grote vossenstaart en wordt bij verdere verwerking samen met de “ grote vossenstaart”-graslanden genomen, wat resulteert in het Grote vossenstaart-type. Groep wordt op een volgend niveau opgedeeld in een groep met als differentiërende soorten Pitrus en Veldrus en een groep bestaande uit graslanden met als dominante soorten Engels raaigras, Geknikte vossenstaart en Witte klaver. De eerste groep opnames vormen het Reukgras-type. Bij verder opdeling van groep ontstaat een groep met als differentiërende soort Mannagras (het Geknikte vossenstaart-type) en een groep kamgraslanden met als kenmerkende soorten Beemdkamgras, Fioringras, Timoteegras, Madeliefje, Gewoon reukgras en Scherpe boterbloem. Deze groep vertoont grote verwantschap met de hoger vermelde groep kamgraslanden, enkel Veldzuring, Gewoon reukgras en Pinksterbloem zijn differentiërend. Bij de verdere verwerking worden deze graslanden ook bij het Kamgras-type gerekend. 2UGLQDWLH In de figuren 3.2 a, 3.3 a en 3.4 a zijn de opnames geordend volgens de eerste twee ordinatieassen. De uit de TWINSPAN resulterende graslandtypes worden elk door een verschillende kleur/symbool weergegeven. Figuren 3.2b, 3.3b en 3.4b geven de soorten weer, geordend t.o.v. dezelfde twee ordinatieassen. In Bijlage 2 worden de gebruikte Latijnse afkortingen verduidelijkt. Normaal moet de opname- en soortconfiguratie voor dezelfde gegevens elkaar bevestigen. D.w.z. dat soorten die typisch zijn voor een bepaald vegetatietype zich op het diagram op min of meer dezelfde plaats moeten bevinden als de opnames van dit vegetatietype.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
2UGLQDWLHRSGHYROOHGLJHGDWDVHW Op figuur 3.2a merken we dat het Zilte rus-type links gegroepeerd ligt. Het Zomprustype situeert zich eerder centraal in de figuur. De opnames behorende tot het Knoopkruid- en het Schapezuring-type worden hoofdzakelijk samen rechts gegroepeerd. In de linkerbovenhoek vinden we een kleine groep opnames met Muizenstaart terug. Als we de verdeling van de soorten (Figuur 3.2 b) vergelijken met de verdeling van de graslandtypes dan blijkt de overeenkomst voor de hogergenoemde types bevredigend. Typische soorten voor droge, zure struisgraslanden en glanshaverhooilanden zoals Schapezuring, Gewoon biggekruid, Knoopkruid en Kropaar bevinden zich uiterst rechts. Soorten typisch voor zilverschoongraslanden zoals Valse voszegge, Behaarde boterbloem, Mannagras, Krulzuring en Zilverschoon bevinden zich meer links in de figuur. Muizenstaart is net als de opnames met Muizenstaart in de linkerbovenhoek terug te vinden. Het betreft afwijkende opnames die door de classificatie overwegend in het Kamgras-type geordend worden. De eerste twee assen kunnen vervolgens geïnterpreteerd worden naar ecologische factoren die standplaatsbepalend zijn. De eigenwaarde van de eerste as is zeer hoog. Dit wil zeggen dat er langs deze as een groot verschil is in diversiteit tussen de opnames. Er is dus een belangrijke gradiënt langs deze as, in dit geval hoogstwaarschijnlijk een gradiënt in vochtigheidsgraad. De spreiding van de types gebeurt hoofdzakelijk langs de eerste as. De drogere types Schapezuring-type en Knoopkruid-type situeren zich uiterst rechts in de figuur, de nattere types Zomprus-type en Zilte rus-type bevinden zich respectievelijk centraal en uiterst links. Ook het zoutgehalte zou een deel van de spreiding langs de eerste as kunnen verklaren. Het Zilte rus-type, dat het meest door zouttolerante soorten wordt gekenmerkt, komt uiterst links voor. Ook het Zomprus-type, dat naast het Zilte rus-type clustert, bevat een aantal zilte soorten. Alle overige types komen meer naar rechts voor. Ook de tweede as heeft een hoge eigenwaarde. In eerste instantie wordt deze as bepaald door de afsplitsing van Muizenstaart en andere typische pioniersoorten zoals Schijfkamille, Gewoon herderstasje en Kleine veldkers (Figuren 3.2a en 3.2b). Mogelijk heeft de spreiding langs as 2 dus te maken met de afsplitsing van dergelijke tredvegetaties van natte open plekken. De milieugradiënt langs deze as is misschien ook deels te verklaren als een variatie in zoutgehalte, gezien de opnames van het Zilte rus-type iets meer naar onderen in de figuur staat en alle andere types ongeveer op dezelfde hoogte staan. Dit blijkt eveneens uit de soorten-ordinatie waar zouttolerante soorten zoals Zilt torkruid, Zilte zegge, Melkkruid, Zulte en Heen meer onderaan in figuur 3.2b gegroepeerd staan. De opnames van de overige types concentreren zich in de puntenwolk, waarbij de meeste “extreme” opnames van deze types aan de rand van de wolk gelegen zijn. Met uitzondering van het Zilte rus-type, het Zomprus-type, het Schapezuring-type, de muizenstaartgroep en in mindere mate het Knoopkruid-type zijn alle overige types slecht gescheiden.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
+7.0
Analyse
-1.0
AS 2
-1.0
AS 1
+6.0
LEGENDE x Ã
Schapezuring-type Knoopkruid-type Zomprus-type
Zilte rus-type muizenstaartgroep overige opnames
Figuur 3.2a Ordinatiediagram van de opnamen van de volledige dataset ten opzichte van de eerste twee assen uit de DCA (eigenwaarde as 1: 0.79; eigenwaarde as 2: 0.66).
26
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
+5.5
Analyse
GLYCNOT
MYOUMIN
CHENRUB
MATRDIS POLNAVI CAPSBUR CARDHIR
SCIRL-T
TORIJAP
STELMED AGRSCAN JUNCINF
RORIPAL
SAGIPRO
APIUNOD CERAGLO CAREACT
POA ANN
CARECUP PLAAM-P
VEROARV
RANUSCE MYOSL-C
EQUITEL GALUPAL URTIDIO PLAAMAJ
SONCASP MATRREC
POLNPER
LYTHSAL
AS 2
TRIGPAL
RUMEPAL
SALIEUR
POTEANS
EPILPAR
EQUIPALCAREOVAAGRSCAP HYPCRAD CAREHIR JUNCEFF RUMEACT OENAFIS STELULI ALOPPRA POLNHYD VEROSER LOTUULI BELLPER MATRMAR POLNAMP VICISAT DACTGLO RANUFLA RUMECRI BROMHOR EPIL-SP PHLEP-P CARDPRA POA TRI EPILHIR JUNCACU PHALARU RUMECON MENTAQU CYNSCRI PHLEPRA CENTJAC OENASIL HERASPH MEDILUP CIRSPAL GLYCFLU RUMEACE ANTXODO JUNCCON HORESEC FESTARU ARRHELA HYPEPER ALOPGEN LUZUCAM LEONAUT DAUCCAR GLYCMAX
ELEOP-U
GALUAPA
SONCARV
AGRSSTO ELEOPAL RANUSAR
GLYCN-D ELYMREP
JUNCART
IRISPSE
LYSIVUL
JUNCBUF
PUCCDIS
ATRPPRO
-0.5
SPEGSAL ASTETRI
OENALAC
PHRAAUS
GLAXMAR
CAREDIS TRIFFRA
SCIRMAR JUNCGER
-1.0
RORIMIC
HIPUVUL
AS 1
+6.0
LEGENDE Kenmerkende soorten van: x Schapezuring-type Knoopkruid-type à Zomprus-type
Zilte rus-type muizenstaartgroep
Figuur 3.2b Ordinatiediagram van de soorten van de volledige dataset ten opzichte van de eerste twee assen uit de DCA (eigenwaarde as 1: 0.79; eigenwaarde as 2: 0.66).
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
27
Analyse
2UGLQDWLH ]RQGHU =LOWH UXVW\SH =RPSUXVW\SH 6FKDSH]XULQJW\SH HQ GH PXL]HQVWDDUWJURHS Bij deze ordinatie (Figuren 3.3a en 3.3b) werden de natste types Zilte rus-type en Zomprus-type, het droge type Schapezuring en de muizenstaartgroep niet meegerekend. Dit om de differentiatie tussen de overige types op te sporen. De puntenwolk is door het weglaten van hogergenoemde types meer “uitgerokken”. Centraal in de puntenwolk clusteren vooral het Geknikte vossenstaart-type, het Grote vossenstaart-type en het Reukgras-type. Meest naar links en naar boven zijn vooral de opnames van het Knoopkruid-type gegroepeerd. Het Veldgerst-type clustert ook meer naar links en naar boven ten opzichte van de centrale puntenwolk. Het nauw verwante Kamgras-type clustert op dezelfde “hoogte” als het Veldgerst-type, maar is in mindere mate naar links gepositioneerd. De opnames van het Veldrus-type liggen meer naar rechts in de figuur. De positionering van de types wordt bevestigd door het soortendiagram (Figuur 3.3b). De typische soorten van het Veldrus-type, nl. Hazezegge, Biezenknoppen, Egelboterbloem en Veldrus situeren zich meer rechts in de figuur. Knoopkruid en Kropaar, de kenmerkende soorten van het Knoopkruid-type, komen meer bovenaan in de figuur voor. Linksboven situeren zich de kenmerkende soorten van het Veldgersttype en het Kamgras-type. Het betreft respectievelijk Veldgerst, Beemdkamgras en Madeliefje. Ook hier hebben de eerste twee assen een hoge eigenwaarde. De eerste as wordt bepaald door enkele afwijkende opnames met uiterst links soorten als Riet, Zilt torkruid, Wilde peterselie en Knopig doornzaad (Figuur 3.3 b). Het zijn soorten typisch voor een soortenrijke, zeldzame variant van het Veldgerst-type, dat in de Natuurtypen (Zwaenepoel HW DO., 2002) als een soortenrijke variant van de subassociate KRUGHHWRVXP van de kamgrasweide (/ROLR&\QRVXUHWXP) wordt onderscheiden. Uiterst rechts komen afwijkende, opnames uit het Veldrus-type voor met soorten als Wolfspoot, Grote wederik, Moerasmuur, Harige wilgenroosje en Pitrus. Vooral deze laatste soort bezit een hoge bedekking in deze opnames. Een andere afwijkende opname wordt gedomineerd door Reuzenpaardenstaart. Een aantal Grote vossenstaart-opnames clusteren naar onderen toe op basis van het zeldzame Weidekerveltorkruid. Deze opnames zijn een soortenrijke, zeldzame variant van het Grote vossenstaart-type. Zwaenepoel HWDO. (2002) bespreken dit als een afzonderlijke associatie (Associatie van Weidekerveltorkruid) binnen het Verbond van Grote vossenstaart ($ORSHFXULRQ SUDWHQVLV Passarge 1964). Een vochtgradiënt verklaart hoogstwaarschijnlijk de spreiding langs de tweede as. Soorten van natte tot zeer natte milieus zoals Rietgras, Liesgras, Tweerijige zegge en Grote vossenstaart komen onderaan voor, terwijl mesofiele hooilandsoorten zoals Knoopkruid, Kropaar, Margriet, Duizendblad, St. Janskruid en Gewoon biggekruid zich meer naar boven concentreren.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
AS 2
-0.5
+4.5
Analyse
AS 1
-0.5 LEGENDE x
Geknikte vossenstaart-type Knoopkruid-type Veldrus-type Reukgras-type Grote vossenstaart-type
+4.5
à + Ã
Veldgerst-type Kamgras-type opnames van Weidekerveltorkruid soortenrijke variant Veldgerst-type
Figuur 3.3a Ordinatiediagram van de opnamen van de volledige dataset ten opzichte van de eerste twee assen uit de DCA zonder deze van het Zilte rus-type, Zomprus-type, Schapezuring-type en de muizenstaartgroep (eigenwaarde as 1: 0.56; eigenwaarde as 2: 0.44).
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
29
+6.0
Analyse
ONONR-S
DAUCCAR RUBUFRU HYPCRAD TRIFDUB VICIHIR
TRISFLA
PRUNVUL
LUZUCAM
FESTRUB
CREPCAP
DACTGLO
LEUCVUL
VICIS-S
CENTJAC POA PRA RANUBUL
ACHIMIL
CYNSCRI
HYPEPER
CONLARVPOTEREP
TRIFPRA LOLIPER EQUIARV
PLAALAN QUERROB AGRSCAP CREPBIE
GERADIS
CARENIG
LYSIVUL
RUMEACT
VEROARV
SONCARV
GALUULI
SAXIGRA GLYCN-D ANTISYL VEROCHA POTEANS LEONAUT
MEDILUP PETSSEG
VICITET
BELLPER
CAPSBUR
VERO-SP FESTPRA
CIRSARV
ARRHELA
JUNCCON
ANTXODO STELGRA LOTUCOR
HORESEC
LYCPEUR
JUNCACU CAREOVA
VICISAT MATRMAR
PRUUSER
LOTUULI CAREHIR AJUGREP
SYMHOFF
TORINOD
AGRSSTO RANUACR TRIFREP
AS 2
DESCCES
CIRSPAL
MENTAQU JUNCINF
HOLCLAN CARECUP
GERAMOL
RUMEACE ALOPGEN LYCHFLO
LATYPRA HOLCMOL
RANUSAR
PHLEPRA
PHRAAUS
ANGESYL
FESTARU
JUNCART
RANUREP
HERASPH
OENALAC
RANUFLA
EQUIPAL
CERAFON
MYOSPAL LYTHSAL
OENAFIS
GALUPAL
URTIDIO
RUMEOBT
VEROSER
FILIULM
BROMHOR
EPILCIL
JUNCEFF
SAGIPRO
GLYCFLU
RUMECON
STELULI
CARDHIR
ELEOPAL CALHPAL CAREACU
MYOUMIN MYOSL-C
RANUFIC
POLNAMP POLNAVI
POA TRI
GALUAPA
EPILHIR
POLNHYD
CARDPRA
AGRSCAN GLECHED
EQUITEL LYSINUM
CIRSVUL
SONCASP
EPILPAR TARA/VU
VICICRA PLAAMAJ
RUMECRI
POA ANN
ALOPPRA CERAGLO
POLNPER
MATRDIS
RANUSCE JUNCBUF RORIPAL IRISPSE
ELYMREP STELMED
GLYCMAX PHLEP-P
CAREDIT EPIL-SP
PHALARU
SENEJAC
FRAXEXC
MATRREC
OENASIL LOLIMUL TORIJAP
-1.0
CAREACT
-1.0 LEGENDE
Kenmerkende soorten van: x Geknikte vossenstaart-type Knoopkruid-type Veldrus-type Reukgras-type
AS 1
à +
+5.5
Grote vossenstaart-type Veldgerst-type Kamgras-type
Figuur 3.3b Ordinatiediagram van de soorten van de volledige dataset ten opzichte van de eerste twee assen uit de DCA zonder de opnames van het Zilte rus-type, Zomprustype, Schapezuring-type en de muizenstaartgroep (eigenwaarde as 1: 0.56; eigenwaarde as 2: 0.44).
30
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
2UGLQDWLH ]RQGHU =LOWH UXVW\SH =RPSUXVW\SH 6FKDSH]XULQJW\SH .QRRSNUXLGW\SH RSQDPHV YDQ :HLGHNHUYHOWRUNUXLG HQ GH VRRUWHQULMNH YDULDQW YDQ9HOGJHUVWW\SH Omdat bij de ordinatie in § 3.2.2 nog steeds de variatie tussen de overige types niet duidelijk is, dit ten gevolge van een aantal afwijkende opnames, werd de ordinatie herhaald, zonder deze opnames. De puntenwolk is opnieuw iets meer “uitgerokken”. Links in de figuur (3.4 a) situeren zich twee nauw verwante types, nl. het Veldgerst-type en het Kamgras-type. Centraal bevinden zich het Geknikte vossenstaart-type en het Grote vossenstaart-type. Iets meer naar rechts is het Reukgras-type gepositioneerd en de meest rechts gesitueerde groep is het Veldrus-type. Een aantal opnames van het Veldrus-type is uiterst rechts gepositioneerd. De eerste twee ordinatie-assen hebben opnieuw een grote eigenwaarde. De eerste as is hier hoogstwaarschijnlijk een gradiënt van nat naar droog (cfr. als 2 in figuur 3.3a en 3.3b). Op het soortendiagram (figuur 3.4b) zijn soorten van natte tot zeer natte graslanden zoals Moerasrolklaver, Egelboterbloem, Hazezegge, Biezenknoppen, Zwarte zegge, Moeraszege, Zeegroene rus, Veldrus en Kale jonker in het rechtse deel gegroepeerd. Het zijn alle soorten die overwegend in het Veldrus-type voorkomen. Links in de figuur zijn mesofiele soorten zoals Veldgerst, Beemdkamgras, Klein streepzaad, Glanshaver, Goudhaver en Wilde peen gepositioneerd. Centraal in de figuur komen onder meer Rietgras, Geknikte vossenstaart, Groot streepzaad, Smalle weegbree en Ruw beemdgras voor De spreiding langs de tweede as wordt opnieuw door afwijkende opnames veroorzaakt. Helemaal rechtsonder (Figuur 3.4b) situeert zich een afwijkende opname met vooral Reuzenpaardenstaart en in mindere mate Berenklauw, Kruipend zenegroen, Kleefkruid en Kluwenzuring. In de rechterbovenhoek bevinden zich hoofdzakelijk door Pitrus gedomineerde graslanden, meer naar rechtsonder zijn het vooral graslanden waarin Veldrus en Biezenknoppen aspectbepalend zijn. Op dezelfde opnameset werd een ordinatie met milieuvariabelen uitgevoerd en werden de gewogen gemiddelden van de Ellenbergwaarden (zuur, vocht en stikstof) en de Londogetallen (grondwaterafhankelijke soorten) als passieve variabelen meegerekend (Figuren 3.5a en 3.5b). De puntenwolk van de opnames is volledig vergelijkbaar met deze van figuur 3.4a. Beide ordinatieassen zijn ten hoogste zwak gecorreleerd aan de 4 milieuvariabelen (korte lengte van de pijlen). De vochtindicatiegetallen zijn vooral bepalend voor de eerste as. De in de figuren 3.4a en 3.4b besproken gradiënt in vochtigheid langs de eerste as wordt hierdoor bevestigd. De zuurindicatiegetallen zijn vooral bepalend voor de tweede as. De stikstofindicatiegetallen en de Londogetallen zijn het zwakst gecorreleerd.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
+6.0
Analyse
-1.0
AS 2
-2.0
AS 1
+6.0
LEGENDE x
Geknikte vossenstaart-type Veldrus-type Reukgras-type
à +
Grote vossenstaart-type Veldgerst-type Kamgras-type
Figuur 3.4a Ordinatiediagram van de opnamen ten opzichte van de eerste twee assen uit de DCA zonder Zilte rus-type, Zomprus-type, Schapezuring-type, Knoopkruid-type, opnames van Weidekerveltorkruid en de soortenrijke variant van het Veldgerst-type (eigenwaarde as 1: 0.53; eigenwaarde as 2: 0.41).
32
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
+6.0
Analyse
LYCPEUR LYSIVUL
CARDHIR
JUNCBUF
AS 2
STELULI
JUNCEFF
POLNPER
EPIL-SP
MATRDIS
PRUUSER
EPILCIL
RANUFIC POLNHYD CAREDIT POA ANN JUNCART
AGRSCAP
MATRREC
HYPCRAD
LYTHSAL
LEUCVUL
QUERROB LUZUCAM
GLYCN-D VICISAT MYOSL-C PHLEP-P
DACTGLO
TRISFLA
SENEJAC
SONCASP DAUCCAR GERADIS
POTEREP
CREPCAP
CYNSCRI RANUSAR
SAXIGRA
SAGIPRO LEONAUT
OENAFIS
ALOPGEN
ALOPPRAAGRSCAN
TARA/VU
BROMHOR
FESTARU
CAREACT
AGRSSTO
RANUREP PRUNVUL
RUMECRI ANTXODO
VICICRA FESTPRA
POLNAMP
VEROSER CERAFON ELEOPAL
LOLIMUL
PHALARU
LATYPRA
GALUPAL
CIRSARV
CALHPAL
FILIULM
STELGRA
CENTJAC
POLNAVI
CARDPRA CAREHIR
FESTRUB CARECUP HOLCLAN STELMED PLAALAN RUMEACE
CAREOVA
ANGESYL
RANUFLA
CAREACU
CREPBIE VICIHIR
PHRAAUS VEROARV
GLYCFLURUMEOBT
DESCCES
HYPEPER
ACHIMIL POTEANS POA PRA FRAXEXC VERO-SP RANUACR CERAGLO TRIFREP TRIFPRA LOLIPER ARRHELA ANTISYL PLAAMAJ
CIRSVUL
EQUIARV
RUBUFRU RUMEACT
BELLPER
TORIJAP
RANUBUL MEDILUP CONLARV
LOTUCOR
TRIFDUB
HORESEC ONONR-S
ELYMREP MYOUMIN
PHLEPRA
SONCARV
LYCHFLO POA TRI
MATRMAR
JUNCCON
SYMHOFF CARENIG
LOTUULI
MENTAQU
CIRSPAL
EQUIPAL
JUNCINF
CAPSBUR
MYOSPAL
VEROCHA
JUNCACU
EPILPAR
GALUULI
GLECHED
HERASPH
-1.0
EPILHIR AJUGREP
AS 1 -2.0
URTIDIO EQUITEL
LYSINUM RUMECON
GALUAPA
+6.0
LEGENDE Kenmerkende soorten van: x Geknikte vossenstaart-type Veldrus-type Reukgras-type
à +
Grote vossenstaart-type Veldgerst-type Kamgras-type
Figuur 3.4b Ordinatiediagram van de soorten ten opzichte van de eerste twee assen uit de DCA zonder de opnames van het Zilte rus-type, Zomprus-type, Schapezuring-type, Knoopkruid-type, opnames van Weidekerveltorkruid en soortenrijke variant van het Veldgerst-type (eigenwaarde as 1: 0.53; eigenwaarde as 2: 0.41).
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
33
+6.0
Analyse
AS 2
Londo
vocht
stikstof
-1.0
zuur
-1.0
AS 1
+6.0
LEGENDE x
Geknikte vossenstaart-type Reukgras-type Grote vossenstaart-type
à +
Veldgerst-type Kamgras-type Veldrus-type
Figuur 3.5a DCA Biplot (t.o.v. as 1 en as 2) van de opnamen uit de ordinatie van figuur 3.4 met weergave van de vier milieuvariabelen (Ellenbergwaarden zuur, vocht en stikstof) en de Londogetallen (grondwaterafhankelijke soorten) (eigenwaarde as 1: 0.53; eigenwaarde as 2: 0.41).
34
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
+6.0
Analyse LYCPEUR LYSIVUL
CARDHIR
STELULI
JUNCEFF
JUNCBUF POLNPER
MATRDIS
EPILCIL
EPIL-SP PRUUSER RANUFIC POLNHYD CAREDIT
JUNCART POA ANN AGRSCAP
MATRREC
HYPCRAD
LYTHSAL
LEUCVUL
QUERROB LUZUCAM RUBUFRU EQUIARV
ELYMREP RUMEACT
VICISAT GLYCN-D PHLEP-P
HORESEC TRISFLA SONCASP POTEREP TORIJAP
DAUCCAR GERADIS
RANUBUL CREPCAP TORINOD
PHLEPRA
MYOSL-C CIRSVUL
TRIFDUBLOTUCOR ACHIMIL POA PRA
DACTGLO CYNSCRI LOLIPER
POTEANS SAXIGRA FRAXEXC VERO-SP TRIFREP RANUACR
BELLPER
LEONAUT
TARA/VU
BROMHOR FESTARU
RANUSAR
MEDILUP CONLARV PETSSEG
HYPEPER
RUMECRI CAREACT VICICRA
VEROSER
POLNAMP PHALARU
FESTRUB CERAFON
ANTXODO STELGRA
CARECUP PLAALAN
CARDPRA
GALUPAL
FILIULM
CAREOVA
CENTJAC
FESTPRA
PRUNVUL AGRSCANHOLCLAN
ELEOPAL LOLIMUL
RUMEOBT DESCCES LATYPRA CALHPAL CIRSARV
OENAFIS
ALOPGEN
AGRSSTO RANUREP
ALOPPRA
PLAAMAJ ANTISYL TRIFPRA
CERAGLO ARRHELA
SENEJAC
GLYCFLU
SAGIPRO
MYOUMIN
ANGESYL
POLNAVI
CAREHIR
RANUFLA
STELMED RUMEACE
CAREACU
CREPBIE
AS 2
VICIHIR VEROARV PHRAAUS
SONCARV
LYCHFLO POA TRI
MATRMAR
JUNCCON
SYMHOFF CARENIG
LOTUULI
MENTAQU
CIRSPAL
EQUIPAL
JUNCINF MYOSPAL CAPSBUR
VEROCHA
JUNCACU
EPILPAR
GALUULI
Londo stikstof
vocht
GLECHED
zuur HERASPH AJUGREP
-1.0
LYSINUM EPILHIR URTIDIO RUMECON GALUAPA EQUITEL
-1.0
AS 1
+6.0
LEGENDE Kenmerkende soorten van: x Geknikte vossenstaart-type Reukgras-type Grote vossenstaart-type
à Veldgerst-type + Kamgras-type Veldrus-type
Figuur 3.5b DCA Biplot (t.o.v. as 1 en as 2) van de soorten uit de ordinatie van figuur 3.4 met weergave van de vier milieuvariabelen (Ellenbergwaarden zuur, vocht en stikstof) en de Londogetallen (grondwaterafhankelijke soorten) (eigenwaarde as 1: 0.53; eigenwaarde as 2: 0.41). Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
35
Analyse
0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ 7H[WXXUYROJHQVGHERGHPNDDUW2&*,69ODDQGHUHQ Figuur 3.6 geeft de verdeling van de verschillende textuurklassen van de diverse graslandtypes weer. Hieruit valt af te leiden dat de meeste types op allerlei grondsoorten voorkomen. Het Schapezuring-type is wel vooral te vinden op zand- en lemig zandgronden en ontbreekt op zware texturen. In vergelijking met de andere types komen ook het Knoopkruid-type en het Veldrus-type meer voor op zand en lemig zandgronden en in mindere mate op klei. Een behoorlijk aandeel van het Veldrus-type situeert zich, net als het Kamgras-type en het Reukgras-type op leem. Het Grote vossenstaart-type komt vooral voor op zandleem-, klei- en zware kleigronden. Drie types nl. het zilte-rus type, het Zomprus-type en het Veldgerst-type komen vooral voor op de uitgeveende gronden en de klei- en zware klei gronden van de Polders. Dit geldt ook voor een aantal graslanden van het Kamgras-type. Andere bodemsoorten en vooral lichtere gronden ontbreken of komen weinig voor in deze Polder-types. Veengronden komen vooral in het Zilte rus-type voor en in minder mate in het Zomprus-type, het Reukgras- en het Geknikte vossenstaart-type. Kunstmatige gronden komen in alle types slechts sporadisch voor. 100%
K uns tm atige gro nd en
95%
B ro ng eb ied
90% 85%
Uitge ve ende gro nd en
80% 75%
V e engro nd en
70%
Za nd
65%
OH HG QD D
L em ig za nd
60% 55%
L ic ht za nd lee m
50% 45%
Za nd le em
40%
L eem
35%
K lei
30% 25%
K lei (po lde rs)
20% 15%
Zw a re k le i
10%
Zw a re k le i (p olders )
5%
G ee n g eg evens ) (3 6 g
)
(6 1) ch
ap e
zu
ri n
ui d kr
no op
S
K
V
el dr us
(7 4
(3
86 vo ss
es
ta
ar t
t(
(6
ta ar ni
ek G
G
ro
te
kt e
vo
ss
es
gr as
K
am
gr eu k
R
3)
) (4 1
3)
as
(3
(5
er st
us
el dg V
pr m
Zo
Zi l te
ru s
(4 0)
4)
)
7)
0%
)LJXXU 9HUGHOLQJ YDQ GH WH[WXXUNODVVHQ YROJHQV GH %RGHPNDDUW YRRU GH YHUVFKLOOHQGH JUDVODQGW\SHV GH FLMIHUV WXVVHQ KDDNMHV YHUZLM]HQ QDDU KHW DDQWDO RSQDPHVSHUW\SH %URQ'LJLWDOHYHUVLHYDQGH%RGHPNDDUW2&*,69ODDQGHUHQ
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
%RGHPGUDLQDJHYROJHQVGHERGHPNDDUW2&*,69ODDQGHUHQ De verdeling van de verschillende drainageklassen wordt weergegeven in figuur 3.7. Deze variabele vertoont een duidelijke differentiatie tussen de verschillende types, wat overeenstemt met de bevindingen van de ordinaties (§ 3.2). De poldergraslanden uit het Zilte type, het Veldgerst-type en het Zomprus-type situeren zich hoofdzakelijk op zeer natte gronden. Merk op dat er hier slechts een beperkte steekproef bestaat voor deze types! Voor het Veldgerst-type stroken deze bevindingen ogenschijnlijk niet met deze van de ordinaties en met deze over de grondwaterafhankelijke planten (§ 4.2.6). De overige types bevinden zich vooral op matig natte tot natte gronden. Een uitzondering hierop vormt het Schapezuring-type, dat zich hoofdzakelijk op droge en matig droge gronden situeert en in mindere mate op matig natte gronden. Drie types, het Knoopkruid-type, het Kamgras-type en het Grote vossenstaart-type komen op droge tot (zeer) natte gronden voor. Een belangrijk deel van het Knoopkruid-type komt wel op matig natte tot droge gronden voor. Het Veldrus-type, het Reukgras-type en het Geknikte vossenstaart type komen vooral voor op natte tot zeer natte gronden en ontbreken bijna volledig op drogere gronden. Een klein deel van deze types komt zelfs op uiterst natte gronden voor. 100%
G ee n g eg evens
95%
Z ee r drog e g ro nde n
90% 85%
D ro ge g ro nde n
80%
D ro ge g ro nde n (p olde rs )
75% 70%
M a tig drog e g ro nden
65%
OH HG QD D
M a tig natte grond en
60% 55%
M a tig natte grond en (p old ers)
50%
Na tte grond en
45% 40%
Na tte grond en (po lders)
35%
Na tte grond en m e t rela tief ho ge ligg ing Z ee r natte grond en
30% 25% 20%
Z ee r natte grond en (p old ers)
15% 10%
Z ee r natte grond en m et rela tief hog e ligg ing
5%
Uite rs t natte grond en 6) g
(3
(6 1)
3)
ri n
ui d
(6
zu ap e ch S
no op
kr
gr am K
vo te ro
as
ta ar
t(
(7 us ss
es
el dr V G
K
4)
86
)
7) (3
1)
G
ek
ni
kt e
vo ss
es
gr eu k R
ta
as
ar t
(4
3) (3 st er
el dg V
pr m Zo
Zi l te
ru
us
s
(5
(4 0)
4)
0%
)LJXXU 9HUGHOLQJ YDQ GH GUDLQDJHNODVVHQ YROJHQV GH %RGHPNDDUW YRRU GH YHUVFKLOOHQGH JUDVODQGW\SHV GH FLMIHUV WXVVHQ KDDNMHV YHUZLM]HQ QDDU KHW DDQWDO RSQDPHVSHUW\SH %URQ'LJLWDOHYHUVLHYDQGH%RGHPNDDUW2&*,69ODDQGHUHQ ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
*URQGZDWHUDIKDQNHOLMNHSODQWHQ/RQGRJHWDOOHQ /RQGR Ondanks het feit dat de Londogetallen met betrekking tot de aanwezigheid van grondwaterafhankelijke soorten slechts zwak gecorreleerd zijn met de assen van de ordinatie, vertoont figuur 3.8 een duidelijke tendens. De Zilte rus-, Zomprus- en Veldrus-types bezitten (in dalende volgorde) een belangrijk aandeel natte (en obligate) freatofyten. Rekening houdende met de niet-obligate freatofyten bedraagt het totaal aantal freatofyten 65% en meer. Hoewel al veel minder uitgesproken, bezitten het Reukgras- en het Geknikte vossenstaart-type toch nog 10 tot 15% natte en obligate freatofyten en bedraagt het totaal aantal freatofyten meer dan de helft van de aanwezige soorten. Anderzijds ontbreken natte en obligate freatofyten nagenoeg bij alle andere types en is het totaal % freatofyten bij het Veldgerst- en het Knoopkruid-type en vooral bij het Schapezuring-type laag.
Afreatofyten
Zoutplanten
Niet obligate freatofyten
Obligate freatofyten
Natte freatofyten
(7 4) R eu kg ra s e (4 vo 1) ss e s G ta ro ar te t( vo 37 ss ) es ta ar t( 86 Ka ) m gr as (6 3) Ve ld ge rs t( Kn 33 ) oo pk ru id Sc (6 ha 1) pe zu rin g (3 6) G ek ni kt
Ve l
s Zo m pr u
ru s e Zi lt
dr us
(5 4)
Waterplanten
(4 0)
OH HG QD D
100% 95% 90% 85% 80% 75% 70% 65% 60% 55% 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
)LJXXU)UHDWRI\WHQVSHFWUXPYRRUGHYHUVFKLOOHQGHJUDVODQGW\SHV/RQGR GHFLMIHUVWXVVHQKDDNMHVYHUZLM]HQQDDUKHWDDQWDORSQDPHVSHUW\SH
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
9DQQDWXUHRYHUVWURRPEDUHJHELHGHQ$HUWVHWDO Het Zilte rus-type, het Zomprus-type en het Veldgerst-type komen vrijwel alleen voor op van nature overstroombare gebieden (Figuur 3.9), wat samenhangt met hun situering in de Polders. De ligging ten opzichte van nature overstroombare gebieden strookt voor de overige types met de bevindingen rond bodemdrainage en het aandeel freatofyten binnen de types. De natste types (Geknikte vossenstaart-, Veldrus- en Reukgras-type) liggen overwegend in van nature overstroombare gebieden. Het Grote vossenstaart-, Kamgras- en Knoopkruid-type liggen er in toenemende mate buiten en het Schapezuring-type komt zelden voor in van nature overstroombare gebieden. 100% 95% 90% 85% 80% 75% 70% 65% 60%
OH 55% HG QD 50% D 45% 40%
Geen gegevens Niet NOG
35% 30%
NOG
25% 20% 15% 10% 5%
Zi lte
ru s (4 Ve 0) ld ge rs t( G 33 Z ek om ) ni pr kt u e s vo (5 ss 4) es ta ar t( 37 Ve ) ld ru s (7 R 4) e uk G ro g ra te s vo (4 ss 1) es ta ar t( 86 Ka ) m gr as Kn (6 3) oo pk r Sc ui d ha (6 pe 1) zu rin g (3 6)
0%
)LJXXU*UDVODQGHQLQYDQ1DWXUH2YHUVWURRPEDUH*HELHGHQ12* GHFLMIHUVWXVVHQ KDDNMHVYHUZLM]HQQDDUKHWDDQWDORSQDPHVSHUW\SH %URQ'LJLWDOHYHUVLHYDQGHYDQ1DWXUHRYHUVWURRPEDUHJHELHGHQLQ 9ODDQGHUHQ 12* DIGHOLQJ:DWHU
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
6WLNVWRIHQ]XXULQGLFDWLHJHWDOOHQ(OOHQEHUJ Met uitzondering van het Schapezuring-type en het Veldrus-type overheersen in alle types soorten van matig stikstofrijke bodems tot stikstofrijke bodems (Figuur 3.10). Indicaties voor stikstofrijke bodems zijn het meest vertegenwoordigd in het Zilte rus- en het Zomprus-type en komen duidelijk minder voor in het Schapezuring-type. Indicaties voor uitgesproken tot zeer uitgesproken stikstofrijke bodems ontbreken of komen zeer weinig voor bij de meeste types. Enkel het Zilte rus-type en in mindere mate het Zomprus- en het Veldgerst-type bezitten een klein aandeel aan soorten die typisch zijn voor (zeer) uitgesproken stikstofrijke bodems. Soorten typisch voor stikstofarme bodems komen in de meeste types weinig voor. Het Schapezuring-type en het Veldrus-type bezitten het grootste aandeel aan soorten die stikstofarme en matig stikstofarme tot stikstofarme bodems (tussenvorm 3 en 5) indiceren. Ook in het Knoopkruid-type, het Reukgras-type en in mindere mate het Kamgras-type zijn deze indicatiegetallen relatief meer vertegenwoordigd. Indicaties voor stikstofarme bodems ontbreken of komen heel weinig voor in het Zilte rus-type en het Zomprus-type. Enkel het Schapezuring-type bezit een zeker aandeel aan soorten die kenmerkend zijn voor zeer stikstofarme tot stikstofarme bodems (tussenvorm 1 en 3). Daarnaast komt dit stikstofindicatiegetal ook beperkt voor in het Veldrus-type en het Zomprus-type. Zoals te verwachten is uit § 3.2.4 is er weinig differentiatie tussen de types op vlak van zuur-indicatiegetallen. Overal nemen enerzijds indifferente soorten en anderzijds soorten van zwak zure en van zwak zure tot zwak basische bodems een belangrijk aandeel in (Figuur 3.11). Een tendens naar basenrijkere milieuomstandigheden tekent zich af in de polder-types (toenemende tendens van Veldgerst-, over Zomprus- naar het Zilte rus-type) met een hoger aandeel soorten typisch voor zwak zure tot zwak basische bodems en een belangrijk aandeel voor de overgang naar sterk basische bodems (tussenvorm tussen 7 en 9). In het Zilte rus-type komen zelfs soorten voor van sterk basische of kalkrijke bodems. Anderzijds is er binnen het Veldrus- en meer uitgesproken in het Schapezuring-type een tendens naar meer zure bodems: hier is het aandeel soorten kenmerkend voor zure bodems groter dan in de andere types. Bij het Schapezuring-type komen zelfs soorten van sterk zure bodems voor.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
100%
10. Indifferent
95% 90%
9. Kenmerkend voor zeer uitgesproken stikstofrijke bodems
85% 80%
8. Kenmerkend voor uitgesproken stikstofrijke bodems
75% 70%
7. Kenmerkend voor stikstofrijke bodems
65%
OH HG QD D
60%
6. T ussenvorm van 5 en 7
55% 50%
5. Kenmerkend voor matig stikstofrijke bodems
45% 40%
4. T ussenvorm van 3 en 5
35% 30%
3. Kenmerkend voor stikstofarme bodems
25% 20%
2. T ussenvorm van 1 en 3
15% 10%
1. Kenmerkend voor zeer stikstofarme bodems
5%
6) (3
4)
g
(7
1)
ur
in
ru s
(4
ez ha p
Sc
Ve
ld
s ra kg
eu R
pk
ru
id
(6
(6
1)
3)
) 37
gr as
Ka m
ar t( ta
es ss
Kn oo
6)
) ar t ta es
vo
ss
e kt
G
ek
ni
ro G
(8
33
4)
t(
(5
rs ge vo
te
Ve ld
m Zo
Zi
lte
ru
s
pr us
(4
0)
0%
)LJXXU9HUGHOLQJYDQKHWDDQGHHODDQVWLNVWRILQGLFDWLHJHWDOOHQ(OOHQEHUJ YRRU GH YHUVFKLOOHQGH JUDVODQGW\SHV GH FLMIHUV WXVVHQ KDDNMHV YHUZLM]HQ QDDU KHW DDQWDO RSQDPHVSHUW\SH
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
100%
Indifferent
95% 90%
Kenmerkend voor sterk zure bodems
85% 80%
Tussenvorm van 1 en 3
75% 70%
Kenmerkend voor zure bodems
65%
OH HG QD D
60%
Tussenvorm van 3 en 5
55% 50%
Kenmerkend voor zwak zure bodems
45% 40%
Tussenvorm van 5 en 7
35% 30%
Kenmerkend voor zwak zure tot zwak basische bodems
25% 20% 15%
Tussenvorm van 7 en 9 meestal kenmerkend voor kalkrijke bodems
10% 5%
Kenmerkend voor sterk basische of kalkrijke bodems
(3 3) es ta ar vo t (3 ss 7) es ta a rt Kn (8 oo 6) pk ru id (6 Ka 1) m gr as R (6 eu 3) kg ra s (4 Ve 1) ld Sc ru ha s (7 pe 4) zu ri n g (3 6)
st
(5
ro
te
vo ss
G
s G
ek n
ik te
Ve
ld ge r
pr u
ru Zi l te
Zo m
s
(4 0)
4)
0%
)LJXXU 9HUGHOLQJ YDQ KHW DDQGHHO DDQ ]XXULQGLFDWLHJHWDOOHQ (OOHQEHUJ SHU W\SH YRRU GH YHUVFKLOOHQGH JUDVODQGW\SHV GH FLMIHUV WXVVHQ KDDNMHV YHUZLM]HQ QDDU KHW DDQWDORSQDPHVSHUW\SH
0DDLLQGLFDWLHJHWDOOHQ (Wamelink HWDO 1997) Figuur 3.12 geeft de verdeling van de maai-indicatiegetallen per type weer. Met uitzondering van het Zilte rus-, het Zomprus- en het Veldrus-type zijn er geen grote verschillen tussen de verschillende types te zien. Bij de meeste types overheersen de maai-indicatiegetallen “verdraagt maaien goed”, “verdraagt maaien zeer goed” en “eerste snede na half juni”. Deze indicaties zijn evenwel het best vertegenwoordigd in het Grote vossenstaart-, het Geknikte vossenstaart-, het Kamgras- en het Knoopkruid-type. Een uitzondering hierop vormt het Zilte rus-type, waar het aandeel van deze getallen het kleinst is. Het aandeel aan planten dat alleen concurrentiekrachtig is bij regelmatig maaien respectievelijk zware betreding is overal klein, het bedraagt maximaal 10%. Bovenstaande impliceert dat bij alle types vroege maaidata (voor half juni) de soortenrijkdom nadelig kan beïnvloeden. Ten minste 40% van de aanwezige soorten is immers gevoelig voor vroege maaidata. Zoals bij de bespreking van het beheer bij de verschillende types (hoofdstuk 4) zal blijken, kan het evenwel noodzakelijk zijn een
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
dergelijke vroege maaidatum in te stellen om dominantie van hoogproductieve grassen, zoals bv. Gestreepte witbol, te doorbreken. Bij het Veldrus-, Zomprus- en zeker bij het Zilte rus-type neemt het aantal matig en zelfs weinig maaitolerante soorten toe (eerste snede na begin juli, 45% bij de eerste twee, 70% bij het laatste type). Het Zilte rus-type bevat zelfs soorten die enkel incidenteel maaien verdragen. Voor deze types zijn dan ook late maaidata en/of begrazingsbeheer aan te bevelen (zie hoofdstuk 4). Volledig maai-intolerante soorten ontbreken bij alle types. 100%
Alleen concurrentiekrachtig bij regelmatig maaien resp. zware betreding
95% 90%
Verdraagt maaien zeer goed
85% 80% 75%
Verdraagt maaien goed
70% 65%
OH HG QD D
Eerste snede na half juni
60% 55%
Eerste snede na begin juli
50% 45% 40%
Eerste snede na half juli
35% 30%
Verdraagt alleen maaien in de herfst
25% 20% 15%
Verdraagt incidenteel maaien
10% 5%
Verdraagt geen maaien Re uk gr as Sc (4 ha 1) pe zu rin g (3 6) Ka m G gr ro as te (6 vo 3) ss G ek es ni ta kt ar e t( vo 86 ss ) es ta ar t( 37 ) Ve ld ru s (7 Kn 4) oo pk ru id (6 1)
rs t( 33 )
(5
Ve ld ge
pr us Zo m
Zi lte
ru s
(4 0)
4)
0%
)LJXXU 9HUGHOLQJ YDQ KHW DDQGHHO DDQ PDDLLQGLFDWLHJHWDOOHQ :DPHOLQN HW DO YRRUGHYHUVFKLOOHQGHJUDVODQGW\SHVGHFLMIHUVWXVVHQKDDNMHVYHUZLM]HQQDDUKHWDDQWDO RSQDPHVSHUW\SH
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
9HUVSUHLGLQJYDQGHW\SHVWHQRS]LFKWHYDQGHHFRUHJLR¶V (De Blust, 2001) De meeste types komen verspreid voor in Vlaanderen maar ontbreken meestal in de Kust- en Scheldepolders (Figuur 3.13). Een uitzondering hierop vormen het Veldgersttype, het Zilte rus-type, het Zomprus-type en het Kamgras-type. Het Zilte rus-type komt bijna uitsluitend voor in de Kust- en Scheldepolders. De opnames van het Veldgersttype en het Zomprus-type komen hoofdzakelijk in de Polders voor, maar enkele situeren zich tevens in de overige ecoregio’s. Het Kamgras-type komt zowel in de Polders als in de overige ecoregio’s voor. Dit type situeert zich vooral in de ecoregio Westelijke en Centrale heuvels. Dit strookt met de waargenomen affiniteit voor leembodems. Het Schapezuring-type en het Geknikte vossenstaart-type, die in vergelijking met de overige types, minder locaties bezitten, hebben een min of meer homogene verspreiding over Vlaanderen. Het Knoopkruid-type en het Veldrus-type komen vooral voor in Centrale en Zuidelijke Kempen, de Westelijke en Centrale heuvels en de Dender-Klein Brabant regio. Het Reukgras-type komt in vergelijking met de andere types iets meer in de ecoregio Hageland-Haspengouw voor. Het Grote vossenstaart-type bezit in vergelijking met de andere types, iets meer opnames in de Dender-Klein Brabant regio. We moeten hierbij wel opmerken dat in de ecoregio “Noordelijke Kempen” en “Duinen” geen opnames gemaakt werden.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
)LJXXUD6LWXHULQJYDQDOOHRSQDPHVWRYGHHFRUHJLR¶V'H%OXVW
)LJXXUE9HUVSUHLGLQJYDQKHW6FKDSH]XULQJW\SHRSEDVLVYDQGHRSQDPHVHW
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
)LJXXUF9HUVSUHLGLQJYDQKHW.QRRSNUXLGW\SHRSEDVLVYDQGHRSQDPHVHW
)LJXXUG9HUVSUHLGLQJYDQKHW9HOGUXVW\SHRSEDVLVYDQGHRSQDPHVHW
Figuur 3.13e Verspreiding van het Reukgras-type op basis va
Fi
)LJXXUH9HUVSUHLGLQJYDQKHW5HXNJUDVW\SHRSEDVLVYDQGHRSQDPHVHW
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse
)LJXXUI9HUVSUHLGLQJYDQKHW.DPJUDVW\SHRSEDVLVYDQGHRSQDPHVHW.
)LJXXUJ9HUVSUHLGLQJYDQKHW9HOGJHUVWW\SHRSEDVLVYDQGHRSQDPHVHW
)LJXXUK9HUVSUHLGLQJYDQKHW*URWHYRVVHQVWDDUWW\SHRSEDVLVYDQGHRSQDPHVHW
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Literatuurlijst
)LJXXUL9HUVSUHLGLQJYDQKHW*HNQLNWHYRVVHQVWDDUWW\SHRSEDVLVYDQGH RSQDPHVHW
)LJXXUM9HUVSUHLGLQJYDQKHW=RPSUXVW\SHRSEDVLVYDQGHRSQDPHVHW
)LJXXUN9HUVSUHLGLQJYDQKHW=LOWHUXVW\SHRSEDVLVYDQGHRSQDPHVHW
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Typologie
7\SRORJLH *URHSHULQJW\SHVRSEDVLVYDQRQGHUOLQJHRYHUHHQNRPVWHQ Hieronder volgt een korte synthese van de TWINSPAN-analyse en groepering van de verschillende types naargelang hun onderlinge overeenkomsten wat milieukarakteristieken betreft. Dit laatste gebeurt op basis van de resultaten van de TWINSPAN-analyse (§ 3.1), de ordinaties (§ 3.2) en de milieukarakteristieken (§ 3.3). Figuur 4.1 geeft dit schematisch weer. Zeer nat en vrij voedselrijk, (deels) zilt Het =LOWHUXVW\SH wordt, als enige type met relatief veel zouttolerante soorten, redelijk vroeg afgesplitst in de TWINSPAN-analyse. Uit het TWINSPAN-dendrogram valt niet af te leiden dat het =RPSUXVW\SH een zekere verwantschap vertoont met het Zilte rustype. In het ordinatiediagram daarentegen clusteren beide types zich links ten opzichte van de puntenwolk. Beide types hebben in vergelijking met de andere types een iets groter aandeel aan soorten die typisch zijn voor uitgesproken stikstofrijke bodems. Het betreft de enige types met zilte soorten. Zeer nat en vrij voedselrijk Het gaat hier om het *HNQLNWHYRVVHQVWDDUWW\SH dat, net als het Grote vossenstaarttype, op allerlei grondsoorten voorkomt, maar het Geknikte vossenstaart-type is duidelijk meer te vinden op nattere gronden (§3.3). In het dendrogram is dit type wel relatief goed met het Grote vossenstaart-type gerelateerd. Beide types zijn uit dezelfde groep *01010 ontstaan. Hierbij moeten we wel vermelden dat het Reukgras-type eveneens uit deze groep is ontstaan en vooral het Geknikte vossenstaart-type aldus enige verwantschap met dit type heeft. Met uitzondering van de opnames met Weidekerveltorkruid clusteren de opnames van het Geknikte vossenstaart-type en het Grote vossenstaart-type wel samen centraal in de puntenwolk van het ordinatiediagram (Figuren 3.4a en 3.4b). Beide types zijn relatief minder soortenrijk en vooral soorten van halfnatuurlijke graslanden komen er minder frequent en abundant voor. Zeer nat en matig voedselrijk In het dendrogram (TWINSPAN) staat het 5HXNJUDVW\SH dicht bij het Veldrus-type. Ook in het ordinatiediagram zijn de opnames van het Veldrus-type en het Reukgrastype samen gepositioneerd. Uit figuur 3.10 kunnen we afleiden dat in het Reukgras-type soorten van voedselrijkere milieus beter vertegenwoordigd zijn in dan het Veldrus-type. Beide types hebben een relatief groot aandeel aan grondwaterafhankelijke plantensoorten (Figuur 3.8). Zeer nat en voedselarm Dit betreft het 9HOGUXVW\SH, dat hoewel het duidelijk meer soorten van voedselarme milieus bezit (Figuur 3.10), toch een grote verwantschap vertoont met het Reukgrastype. ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Typologie
Mesofiel en matig voedselrijk Het betreft het .DPJUDVW\SH en het floristisch nauw verwante 9HOGJHUVWW\SH. In het TWINSPAN-dendrogram staan het Kamgras-type en het Veldgerst-type dicht bij elkaar geplaatst. Ook in het ordinatiediagram (figuur 3.4a) zijn de opnames van deze types min of meer samen gegroepeerd. Uit analyse van de bodemkaart (figuur 3.6) blijkt wel dat het Veldgerst-type meer op kleigronden te vinden is. Hierin komt het Veldgerst-type meer overeen met het Zomprus- en het Zilte rus-type. Ook soorten die kenmerkend zijn voor uitgesproken stikstofrijke bodems zijn in het Veldgerst-type iets meer vertegenwoordigd. Mesofiel en vrij voedselrijk Dit betreft het *URWH YRVVHQVWDDUWW\SH, dat net als het Geknikte vossenstaart-type relatief soortenarm is (zie ook hoger). Het Grote vossenstaart-type komt meer op matig natte tot natte gronden voor in vergelijking met het Geknikte vossenstaart-type. Matig droog en matig voedselrijk Hieronder plaatsen we het .QRRSNUXLGW\SH, dat verwantschap vertoont met het Schapezuring-type. In het ordinatiediagram (Figuur 3.2a) staat dit type het dichtstbij het Schapezuring-type. In het dendrogram ontstaan beide types ook uit dezelfde groep oo*. Uit figuur 3.10 blijkt dat dit type wel meer soorten bevat van voedselrijkere milieus dan het Schapezuring-type. Droog tot matig droog, voedselarm Het 6FKDSH]XULQJW\SH is het droogste en voedselarmste type. Zowel in de TWINSPAN-analyse als in de ordinatie wordt dit type vroeg afgesplitst. Hiermee verwant is het Knoopkruid-type, dat in het ordinatiediagram (Figuur 3.2a) ook het dichtstbij het Schapezuring-type wordt geplaatst.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
=((5 1$7
(zeer) nat, vrij voedselrijk
=,/7(586W\SH =203586W\SH *(.1,.7( 9266(167$$57 W\SH
zeer nat, matig voedselrijk
mesofiel, vrij voedselrijk
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
'522*
droog, matig voedselrijk
.1223.58,'W\SH
*527(9266(167$$57W\SH
mesofiel, matig voedselrijk
9(/'*(567W\SH .$0*5$6W\SH
droog, voedselarm
zeer nat en voedselarm
5(8.*5$6W\SH
6&+$3(=85,1*W\SH
9(/'586W\SH
)LJXXU6LWXHULQJYDQGHW\SHVYROJHQVKXQEHODQJULMNVWHPLOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ
92('6(/5,-.
92('6(/$50
Typologie
Typologie
%HVSUHNLQJYDQGHW\SHV Bij elk type wordt op basis van een synoptische tabel een bespreking van de soortensamenstelling van de vegetatie gegeven. Deze tabel geeft de presenties weer van alle soorten die in meer dan 5% van de opnames voorkomen. Met presentie wordt het percentage van de vegetatieopnames van een bepaald type weergegeven waarin een bepaalde soort voorkomt. De soorten worden op basis van hun presentie onderverdeeld in presentieklassen (Tabel 4.1) Soorten uit de presentieklassen IV en V worden beschouwd als constante soorten, die uit presentieklasse III als frequent, die uit presentieklasse II als occasioneel en die uit presentieklasse I als zeldzaam. Naast de synoptische tabel geeft Bijlage 3 per type een geordende vegetatietabel. 7DEHO2YHU]LFKWSUHVHQWLHNODVVHQ
klasse I klasse II klasse III klasse IV klasse V
1-20% 21-40% 41-60%: 61-80%: 81-100%:
zeldzaam occasioneel frequent constant constant
Bij elk type worden een aantal kenmerkende soorten gegeven. Een soort wordt als kenmerkend beschouwd wanneer zij de hoogste presentie haalt in het betreffende type. Ook verwantschap met de in de literatuur beschreven vegetatietypes (Schamineé HWDO., 1996; Zuidhoff HW DO, 1996; Zwaenepoel HW DO., 2002) wordt behandeld. Daarnaast worden op basis van de figuren 3.6 tot 3.11 ook de milieukarakteristieken besproken. Tenslotte wordt per type een aantal mogelijke beheersmaatregelen opgesomd op basis van literatuur en worden de maai-indicatiegetallen (Figuur 3.12) per type besproken.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Schapezuring-type
6FKDSH]XULQJW\SH 9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ Kenmerkende en constante soorten zijn 6FKDSH]XULQJ, *HZRRQ VWUXLVJUDV en *HZRRQ ELJJHNUXLG Gewoon struisgras is eveneens een differentiërende soort ten opzichte van de overige types, met uitzondering van het Knoopkruid-type. Het betreffen alle soorten van voedselarme, droge graslanden. De vegetatie wordt eveneens gedomineerd door Gestreepte witbol en Gewone hoornbloem. Gewoon reukgras, Engels raaigras en Witte klaver komen frequent voor. Occasionele soorten zijn onder meer Duizendblad, Gewone veldbies, Smalle weegbree, Veldzuring, Gewone paardebloem, Rood zwenkgras, Jakobskruiskruid en Klein vogelpootje. Laatstgenoemde soort is een minder algemene soort van droge, schrale graslanden op zure gronden (Weeda HW DO, 1987). Een aantal hoogproductieve grassen zoals Ruw beemdgras en Fioringras en een aantal dicotylen zoals Kruipende boterbloem, Scherpe boterbloem en Pinksterbloem komen hier minder voor in vergelijking met de andere types. Zeldzame soorten van droge, voedselarmere graslanden zijn onder meer Liggend hertshooi, Zandblauwtje en Muizenoor. 6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW ASSOCIA: verschillende verbonden o.a. het Dwerghaver-verbond (7KHUR$LULRQ; Tüxen 1947) en het Verbond van Gladde witbol en Havikskruiden (0HODPS\ULRQ SUDWHQVLV). Een aantal opnames behoren tot de subassociatie van de kamgraslanden (/ROLR &\QRVXUHWXP Braun-Blanquet et De Leeuw ex Tüxen, 1937) en tot rompgemeenschap 1 van de Klasse van de matig voedselrijke graslanden (+ROFXVODQDWXV/ROLXPSHUHQQH ± >0ROLQLR$UUKHQDWKHUHWHD@ De rompgemeenschap $JURVWLV FDSLOODULV+\SRFKDHULV UDGLFDWD-[7ULIROLR)HVWXFHWDOLDRYLQDH] wordt niet door ASSOCIA opgegeven, hoewel dit type volgens ons hiermee de grootste verwantschap vertoont. Zwaenepoel (2002a): URPSJHPHHQVFKDSSHQ YDQ ³+HW 9HUERQG YDQ *HZRRQ VWUXLVJUDV´. Gewoon struisgras is hier de dominante soort en slechts enkele algemenere soorten die als klasse-kensoorten van de Klasse der droge graslanden op zand (.RHOHULR&RU\QHSKRUHWHD) doorgaan, zoals Gewoon biggekruid, komen er ook in voor. Dit type vertoont eveneens verwantschap met de RG Dominant[1DUGHWHD$UUKHQDWKHUHWHD], waarbij de dominante soort meestal Gestreepte Witbol, Gewoon struisgras of Rood zwenkgras is. Beter ontwikkelde vegetaties met Zandblauwtje en Muizenoor uit dit type vertonen verwantschap met de$VVRFLDWLHYDQ /LJJHQG ZDOVWUR HQ 6FKDSHJUDV *DOLR KHUF\QLFL)HVWXFHWXP RYLQDH 5DVFK ex Stieperaere, 1969). BWK: KD eventueel beter ontwikkelde graslanden, KD
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Schapezuring-type
6FKDSH]XULQJW\SH PHW RQGHU PHHU *HZRRQ GXL]HQGEODG *HZRRQ VWUXLVJUDV 6FKDSH]XULQJ HQ *HZRRQ ELJJHNUXLG LQ GH RPJHYLQJ YDQ GH 6FKDQVEHHN WH +RXWKDOHQ+HOFKWHUHQMXQL
0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur Het Schapezuring-type is vooral te vinden RS ]DQG HQ OHPLJ ]DQGJURQGHQ en ontbreekt op zware texturen. Bodemvochtigheid Het Schapezuring-type komt hoofdzakelijk op ]HHU GURJH HQ PDWLJ GURJH JURQGHQ voor en in mindere mate op matig natte gronden. Een minderheid van de opnames situeert zich op zeer droge gronden. Het ontbreekt op natte en zeer natte gronden. Het grootste deel van de opnames ligt buiten de van nature overstroombare gebieden, wat wijst op een ligging buiten valleien en natte depressies. Het aandeel freatofyten is laag en obligate en natte grondwaterafhankelijke plantensoorten ontbreken. Dit strookt met de vaststellingen met betrekking tot de bodemdrainageklassen. Uit het ordinatiediagram (Figuur 3.2a) blijkt dan ook dat dit het droogste type uit de survey betreft.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Schapezuring-type
Ellenbergindicatiegetallen Het Schapezuring-type bezit het grootste aandeel soorten die indicatief zijn voor ]HHU VWLNVWRIDUPHERGHPVWRWVWLNVWRIDUPHERGHPV. Soorten die VWLNVWRIDUPHWRW PDWLJ VWLNVWRIULMNH ERGHPV indiceren zijn net als het Veldrus-type relatief goed vertegenwoordigd. Dit type bezit het kleinste aandeel aan soorten die kenmerkend zijn voor stikstofrijke bodems en ook soorten die typisch zijn voor matig stikstofrijke tot stikstofrijke bodems komen hier minder voor. Het betreft m.a.w. het type van de meest voedselarme bodems uit de survey. Net als bij het Veldrus-type en het Reukgras-type zijn soorten die kenmerkend zijn voor zure bodems in dit type het meest vertegenwoordigd. Het Schapezuring-type bezit ook het grootste aandeel aan soorten die zure tot sterk zure bodems en soorten die zwak zure tot zure bodems indiceren. Soorten die meestal kenmerkend zijn voor kalkrijke bodems ontbreken in het Schapezuring-type. %HKHHU Volgens Schaminée HW DO (1996) ontstaat de rompgemeenschap $JURVWLV FDSLOODULV +\SRFKDHULV UDGLFDWD-[7ULIROLR)HVWXFHWDOLD RYLQDH] door verschraling van eertijds bemeste, soortenarme graslanden op droge zandgrond of verdroogde veengrond. Hierdoor breiden “schrale”grassen zoals Gewoon struisgras en Rood zwenkgras uit, terwijl Engels raaigras afneemt. In hoeverre uit deze rompgemeenschap kruidenrijk grasland tot ontwikkeling komt, hangt zowel van het substraat als van het beheer af. Nalevering van voedingsstoffen vindt vooral plaats op verdroogde veengrond en maakt dat de vegetatieontwikkeling langdurig “blijft hangen” in een soortenarm $JURVWLV)HVWXFD-stadium. Op zandgrond kan een dergelijke vertraging van de successie worden doorbroken door afplaggen van de voedselrijke bovenste bodemlaag. Een regelmatig maaibeheer met afvoer van het maaisel is nodig om vervilting van de grasmat te voorkomen en kruiden een vestigingskans te bieden; dit geldt speciaal voor rozetplanten met een beperkte levensduur zoals Gewoon biggekruid (Weeda HW DO., 1996). Vooral Rood zwenkgras heeft een negatieve invloed op de kieming van zaden van Gewoon biggekruid, evenals de volwassen planten van deze soort, die hierdoor niet in hoge dichtheden optreedt. Om de zodenvormende grassen Gewoon struisgras en Rood zwenkgras terug te dringen zijn twee maaibeurten gewenst: de eerste maaibeurt half juni - half juli (voor de bloei van de grassen), de tweede half september - half oktober (Koster, 1993). Een belangrijk aandeel van de graslanden uit dit type zijn niet in gebruik door de beroepslandbouw en worden vaak als hobbywei gebruikt (§ 5.2.3, hoofdstuk 5). Deze worden weliswaar niet bemest, maar wél vaak te intensief beweid om goed ontwikkeld grasland te leveren (Zwaenepoel, 2002a). Een eerste stap naar ontwikkeling van een voor het natuurbehoud waardevoller grasland zou het verlagen van de veebezetting kunnen zijn. Ontwikkeling naar een soortenrijker type kan alleen gehaald worden bij afwezigheid van bemesting of bij mestgiften tot maximaal 50 kg zuivere stikstof/ha/jaar (Bax & Schippers, 1998). ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Schapezuring-type
Maai-indicatiegetallen Net als in de overige types overheersen hier de indicaties “verdraagt maaien zeer goed”, “verdraagt maaien goed “ en “eerste snede na half juni” en zijn andere indicatiegetallen minder vertegenwoordigd. 6\QRSWLVFKHWDEHO6&+$3(=85,1*W\SH $DQWDORSQDPHV :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP $JURVWLVFDSLOODULV &HUDVWLXPIRQWDQXP +ROFXVODQDWXV +\SRFKDHULVUDGLFDWD 5XPH[DFHWRVHOOD $QWKR[DQWKXPRGRUDWXP /ROLXPSHUHQQH 7ULIROLXPUHSHQV $FKLOOHDPLOOHIROLXP )HVWXFDUXEUD /X]XODFDPSHVWULV 2UQLWKRSXVSHUSXVLOOXV 3ODQWDJRODQFHRODWD 3RDWULYLDOLV 5DQXQFXOXVUHSHQV 5XPH[DFHWRVD 6HQHFLRMDFREDHD 7DUD[DFXP66XEYXOJDULD
1HGHUODQGVHQDDP Gewoon struisgras Gewone hoornbloem Gestreepte witbol Gewoon biggekruid Schapezuring Gewoon reukgras Engels raaigras Witte klaver Gewoon duizendblad Rood zwenkgras Gewone veldbies Klein vogelpootje Smalle weegbree Ruw beemdgras Kruipende boterbloem Veldzuring Jakobskruiskruid Gewone paardebloem
3UHVHQWLHNODVVH V IV IV IV IV III III III II II II II II II II II II II
3UHVHQWLHNODVVH, $JURVWLV VWRORQLIHUD (Fioringras), $LUD SUDHFR[ (Vroege haver), &DUGDPLQH SUDWHQVLV (Pinksterbloem), &DUH[ RYDOLV (Hazezegge), &HQWDXUHD MDFHD (Knoopkruid), &HUDVWLXP VHPLGHFDQGUXP (Zandhoornbloem), &UHSLV FDSLOODULV (Klein streepzaad), &\QRVXUXV FULVWDWXV (Beemdkamgras), &\WLVXV VFRSDULXV (Gewone brem), )HVWXFD ILOLIRUPLV (Fijn schapegras), +\SHULFXP KXPLIXVXP (Liggend hertshooi), +\SHULFXP SHUIRUDWXP (SintJanskruid), -DVLRQH 0RQWDQD (Zandblauwtje), /HRQWRGRQ DXWXPQDOLV (Vertakte leeuwentand), /RWXV FRUQLFXODWXV (Gewone en Smalle rolklaver), /X]XOD PXOWLIORUD (Veelbloemige veldbies), 3KOHXP SUDWHQVH (Gewoon timoteegras), 3RD SUDWHQVLV (Veldbeemdgras), 3RO\JDOD YXOJDULV (Gewone vleugeltjesbloem), 3UXQHOOD YXOJDULV (Gewone brunel), 5DQXQFXOXV DFULV (Scherpe boterbloem), 5DQXQFXOXV EXOERVXV (Knolboterbloem), 6DJLQDSURFXPEHQV (Liggende vetmuur), 7HHVGDOLDQXGLFDXOLV (Klein tasjeskruid), 7ULIROLXP DUYHQVH (Hazenpootje), 7ULIROLXP GXELXP (Kleine klaver), 9HURQLFD RIILFLQDOLV (Mannetjesereprijs), 9HURQLFD VHUS\OOLIROLD (Tijmereprijs), 9LFLD KLUVXWD (Ringelwikke), 9LFLD VDWLYD VVS 6DWLYD (Voederwikke), 9XOSLD P\XURV (Gewoon langbaardgras).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Schapezuring-type
6FKDSH]XULQJ LV DVSHFWEHSDOHQG LQ GH]H SDDUGHQZHL *HZRRQ ELJJHNUXLG -DFREVNUXLVNUXLG6PDOOHZHHJEUHHHQ.OHLQYRJHOSRRWMHNRPHQVSRUDGLVFKYRRULQGLW JUDVODQGLQGHRPJHYLQJYDQKHW'RPHLQ(UWEUXJJHWH'HXUQHPHL
+HW6FKDSH]XULQJW\SHRQWZLNNHOW]LFKYDDNRSVFKUDOHWDOXGV]RDOVLQGLWZHLODQGQDELM %RV WHU 5LMVW WH 6FKRULVVH 1DDVW *HZRRQ VWUXLVJUDV *HZRRQ GXL]HQGEODG 0DUJULHW 0XL]HQRRU /LJJHQG KHUWVKRRL HQ 6FKDSH]XULQJ WURIIHQ ZH HU RRN *HZRQH YOHXJHOWMHVEORHPDDQMXOL ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Knoopkruid-type
.QRRSNUXLGW\SH 9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ Kenmerkende soorten: 9HOG]XULQJ.URSDDU.QRRSNUXLGHQ*HZRQHEHUHQNODXZ. De kenmerkende soorten zijn alle typisch voor mesofiele hooilanden. Drie grassen nl. Engels raaigras, Gewoon struisgras en de kenmerkende soort Kropaar treden frequent op. Gestreepte witbol, Veldzuring, Gewoon reukgras, Smalle weegbree, Gewone paardebloem, Witte klaver, Gewone hoornbloem, Ruw beemdgras, Scherpe boterbloem en Kruipende boterbloem zijn constante soorten in dit type. Naast twee kenmerkende soorten, nl. Knoopkruid en Gewone berenklauw zijn Rood zwenkgras en Glanshaver eveneens occasionele soorten. Ook Gewoon biggekruid, Kleine klaver, Rode klaver, Zachte dravik, Pinksterbloem, Duizendblad, Grote vossenstaart en Grasmuur komen occasioneel voor, maar met een lagere karakteristieke bedekking. Wilde peen, Margriet, Moerasrolklaver, Zachte ooievaarsbek, Voederwikke, Vertakte leeuwentand, Veldlathyrus, Gewone veldbies en Klein streepzaad zijn zeldzame soorten. Beemdlangbloem en Fluitenkruid zijn eveneens zeldzame soorten, maar met een hogere karakteristieke bedekking. 6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW ASSOCIA: hoofdzakelijk rompgemeenschappen van de Klasse van de matig voedselrijke graslanden (voor al R1: +ROFXV ODQDWXV/ROLXP SHUHQQH ± >0ROLQLR $UUKHQDWKHUHWHD@ en R2: +ROFXV ODQDWXV/\FKQLV IORVFXFXOL) >0ROLQLR$UUKHQDWKHUHWHD@ en in minder mate /ROLRF\QRVXUHWXP(Zuidhoff HWDO., 1996). Een minderheid vertoont volgens ASSOCIA verwantschap met de Glanshaver-associatie ($UUKHQDWKHUHWXP HODWLRULV Braun 1915). Een klein aantal opnames waarin soorten als Gewone veldbies, Gewoon biggekruid, Gewoon struisgras, Gewoon reukgras en Zachte dravik voorkomen, bezitten gelijkenis met een subassociatie OX]XOHWRVXP FDPSHVWULV van de Glanshaver-associatie. Zwaenepoel (2002b): URPSJHPHHQVFKDSSHQ YDQ KHW *ODQVKDYHUYHUERQG $UUKHQDWHULRQ HODWLRULV Koch 1926). In het Knoopkruid-type ontbreken de echte Glanshaververbond-kensoorten (bv. Groot streepzaad, Grote bevernel) en naargelang de dominante soort(en) worden verschillende rompgemeenschappen afgebakend bv. Engels raaigras-[$UUKHQDWKHULRQ], Gestreepte witbol-[$UUKHQDWKHULRQ], Gewoon struisgras-[$UUKHQDWKHULRQ], Gewoon reukgras-[$UUKHQDWKHULRQ], …. BWK: KX 0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur Net als het Veldrus-type is het Knoopkruid-type vooral te vinden op ]DQGHQ OHPLJ ]DQGJURQGHQ (bijna de helft van de opnames) maar ook op licht zandleem tot leem. Het Knoopkruid-type ontbreekt op heel zware texturen.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Knoopkruid-type
.QRRSNUXLGW\SH LQ KHW QDWXXUUHVHUYDDW GHQ 7RVFK WH 1HHURHWHUHQ PHW RQGHUPHHU .QRRSNUXLG5HXNJUDV*HVWUHHSWHZLWERO9HOG]XULQJHQ5XZEHHPGJUDVMXQL
Bodemvochtigheid Het Knoopkruid-type komt vooral op GURJH DOV PDWLJ QDWWH JURQGHQ voor en in beperkte mate ook op natte gronden. Het grootste deel van de soorten uit het Knoopkruid-type zijn niet grondwaterafhankelijk. Ongeveer één vierde zijn niet obligate freatofyten. Obligate en natte grondwaterafhankelijke plantensoorten ontbreken in dit type. Ook de ordinatie wijst uit dat dit type, na het Schapezuring-type, behoort tot de minst vochtige types in de survey. Twee derde van de opnames ligt dan ook buiten de van nature overstroombare gebieden. Ellenbergindicatiegetallen Net als in de meeste andere types overheersen in het Knoopkruid-type soorten die PDWLJVWLNVWRIULMNHERGHPVWRWVWLNVWRIULMNHERGHPVindiceren. Kenmerkende soorten van (zeer) uitgesproken stikstofrijke bodems komen weinig voor. Het Knoopkruid-type bezit een zeker aandeel aan soorten die typisch zijn voor stikstofarme tot matig stikstofrijke bodems. Soorten die kenmerkend zijn voor zwak zure en zwak zure tot zwak basische bodems komen het meest voor. Het Knoopkruid-type heeft ook een zeker aandeel aan soorten die zure tot zwak zure bodems indiceren. Indicatiegetallen die kenmerkend zijn voor zure bodems, sterk basische of kalkrijke bodems of die meestal kalkrijke bodems indiceren, ontbreken in dit type. ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Knoopkruid-type
%HKHHU Het beheer van glanshaverhooilanden, waarmee dit type grote verwantschap vertoont, wordt meestal afhankelijk gesteld van de voedselrijkdom van de bodem, waarbij zo mogelijk wordt gestreefd naar geleidelijke overgangen en soms ook rekening wordt gehouden met de zaadzetting van bepaalde soorten. Het beheer van verarmde glanshaverhooilanden is afhankelijk van de dominantie van de soorten. Bij dominantie van Gestreepte witbol en/of Engels raaigras dient men een aantal jaren vroeg te maaien (eind mei, uiterlijk eerste week juni). Door deze vroege maaibeurt groeien kruiden en minder productieve grassen zoals Gewoon reukgras en Rood zwenkgras vroeger door en onderdrukken ze de hergroei van dominante grassen (Zwaenepoel, 2000). Eventueel is een tweede maaibeurt op het einde van de zomer gewenst. De grasmat moet in ieder geval kort de winter ingaan. Onder dominantie van minder productieve grassen (Gewoon reukgras, Gewoon struisgras) is de productie van het grasland veel lager en is slechts één maaibeurt per jaar, na half juni nodig (Zwaenepoel, 2000). Ontwikkeling naar een soortenrijker type kan alleen gehaald worden bij afwezigheid van bemesting of bij mestgiften tot maximaal 50 kg zuivere stikstof/ha/jaar (Bax & Schippers, 1998). Door beweiding wijzigt het Glanshaver-verbond in een kamgrasweide. Achterwege laten van het beheer veroorzaakt meestal wijzigingen naar de Klasse der ruderale gemeenschappen ($UWHPLVLHWHD) of naar nitrofiele zomen (*DOLR8UWLFHWHD) (Zwaenepoel, 2002b). Maai-indicatiegetallen Net als het Grote vossenstaart-type, het Geknikte vossenstaart-type en het Kamgrastype bezit het Knoopkruid-type, in vergelijking met de andere types, een iets groter aandeel aan soorten die maaien goed tot zeer goed verdragen en soorten die een eerste snede na half juni verkiezen. De maai-indicatiegetallen “eerste snede na begin juli” of “eerste snede na half juli” zijn hier minder vertegenwoordigd. Maaigevoelige soorten komen uitzonderlijk voor in dit type.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Knoopkruid-type
.QRRSNUXLGW\SHWH%RUQHP:LQWDP PHW)OXLWHQNUXLG*HZRQHEHUHQNODXZ .URSDDU9HOG]XULQJHQ5HXNJUDVPHL
*HVWUHHSWHZLWEROHQ5HXNJUDV EH]LWWHQYDDN KRJH DEXQGDQWLHV LQ KHW .QRRSNUXLGW\SH 1DDVW *HZRQH JODQVKDYHU HQ 6PDOOH ZHHJEUHH NRPW RRN *HZRRQ ELJJHNUXLG YRRU LQ GLW JUDVODQG WH :LQNVHOH :LMWKDPVH KRHN MXQL ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Knoopkruid-type
6\QRSWLVFKHWDEHO.1223.58,'W\SH $DQWDORSQDPHV :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP +ROFXVODQDWXV 5XPH[DFHWRVD $QWKR[DQWKXPRGRUDWXP &HUDVWLXPIRQWDQXP 5DQXQFXOXVDFULV 5DQXQFXOXVUHSHQV 7DUD[DFXP66XEYXOJDULD 7ULIROLXPUHSHQV 3ODQWDJRODQFHRODWD 3RDWULYLDOLV $JURVWLVFDSLOODULHV 'DFW\OLVJORPHUDWD /ROLXPSHUHQQH $FKLOOHDPLOOHIROLXP $ORSHFXUXVSUDWHQVLV $UUKHQDWKHUXPHODWLXV Bromus hordeaceus &DUGDPLQHSUDWHQVLV &HQWDXUHDMDFHD )HVWXFDUXEUD +HUDFOHXPVSKRQG\OLXP +\SRFKDHULVUDGLFDWD 7ULIROLXPGXELXP Trifolium pratense 6WHOODULDJUDPLQHD
1HGHUODQGVHQDDP Gestreepte witbol Veldzuring Gewoon reukgras Gewone hoornbloem Scherpe boterbloem Kruipende boterbloem Gewone paardebloem Witte klaver Smalle weegbree Ruw beemdgras Gewoon struisgras Kropaar Engels raaigras Gewoon duizendblad Grote vossenstaart Glanshaver Zachte dravik Pinksterbloem Knoopkruid Rood zwenkgras Gewone berenklauw Gewoon biggekruid Kleine klaver Rode klaver Grasmuur
3UHVHQWLHNODVVH V V IV IV IV IV IV IV IV IV III III III II II II II II II II II II II II II
3UHVHQWLHNODVVH, $QWKULVFXVV\OYHVWULV(Fluitenkruid) &UHSLV FDSLOODULV (Klein streepzaad), 'DXFXV FDURWD (Peen), )HVWXFDSUDWHQVLV(Beemdlangbloem), *HUDQLXP PROOH (Zachte ooievaarsbek), +\SHULFXP SHUIRUDWXP (Sint-Janskruid), /DWK\UXV SUDWHQVLV (Veldlathyrus), /HRQWRGRQ DXWXPQDOLV (Vertakte leeuwentand), /HXFDQWKHPXP YXOJDUH (Margriet), /RWXV SHGXQFXODWXV (Moerasrolklaver), /X]XOD FDPSHVWULV (Gewone veldbies), 3UXQHOOD YXOJDULV(Gewone brunel), 9LFLDFUDFFD(Vogelwikke), 9LFLD KLUVXWD (Ringelwikke), 9LFLD VDWLYDVXEVS6DWLYD (Voederwikke), 9LFLDWHWUDVSHUPD (Vierzadige wikke).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Veldrus-type
9HOGUXVW\SH 9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ Kenmerkende soorten: 9HOGUXV %LH]HQNRSSHQ 0RHUDVURONODYHU (JHOERWHUEORHP +D]H]HJJH .DOH MRQNHU HQ 0RHUDVPXXU (0DQQDJUDV is een gemeenschappelijke kensoort met het Geknikte vossenstaart-type, 3LWUXV is een gemeenschappelijke soort met het Reukgras-type). Dit is een van de meest soortenrijke types binnen de survey met als constante soorten Gestreepte witbol, Kruipende boterbloem, Pitrus en met een lagere karakteristieke bedekking, Pinksterbloem en Ruw beemdgras. Mannagras, Veldrus, Moerasrolklaver, Witte klaver, Fioringras en Gewoon reukgras komen frequent voor. Scherpe boterbloem en Veldzuring komen tevens frequent voor, maar met een lagere karakteristieke bedekking. Occasionele soorten zijn Kale jonker, Gewone hoornbloem, Ruige zegge, Engels raaigras, Hazezegge, Echte koekoeksbloem, Biezenknoppen en, met een hogere karakteristieke bedekking, Egelboterbloem en Geknikte vossenstaart. Moerasvergeet-me-nietje, Moerasmuur, Moeraswalstro, Lidrus en Grasmuur zijn zeldzame soorten. De grassen Gewoon struisgras en Rood zwenkgras zijn hier eveneens zeldzaam soorten maar met een hogere karakteristieke bedekking. In het Veldrus-type zijn soorten van dotterbloemgraslanden zoals Moerasrolklaver, Kale jonker, Echte koekoeksbloem, Biezenknoppen en Veldrus goed vertegenwoordigd. De aanwezigheid van Veldrus en Egelboterbloem in sommige opnames wijst op verwantschap met kleine zeggenvegetaties. Het betreft alle grondwaterafhankelijke plantensoorten. 6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW ASSOCIA: rompgemeenschappen van de Klasse van de matig voedselrijke graslanden (vooral RG: +ROFXVODQDWXV/\FKQLVIORVFXFXOL±>0ROLQLR$UUKHQDWKHUHWHD@). Dominantie van Pitrus in een aantal opnames wijst op RG -XQFXV HIIXVXV>0ROLQLHWDOLD/ROLR ± 3RWHQWLOOLRQ@. Een beperkt deel vertoont verwantschap met de Associatie van Geknikte vossenstaart (5DQXQFXOR$ORSHFXUHWXPJHQLFXODWL Tüxen, 1947). Zwaenepoel (2002c): URPSJHPHHQVFKDSSHQ YDQ KHW 'RWWHUEORHPYHUERQG (&DOWKLRQ SDOXVWULV Tüxen 1937). Afhankelijk van de combinatie van de resterende verbonds-, orde- en klassekensoorten worden verschillende rompgemeenschappen van het Dotterbloem-verbond omschreven. Sommige opnames zijn gelegen in overgangssituaties tussen het Dotterbloem-verbond en Kleine zeggenvegetaties. Naast de &DOWKLRQsoorten treffen we onder meer Egelboterbloem en Veldrus aan. Andere opnames waarin Veldrus, Biezenknoppen en Gewoon struisgras veelvuldig voorkomen vertonen verwantschap met gedegradeerde blauwgraslanden uit het Verbond van Biezenknoppen en Pijpenstrootje (-XQFR0ROLQLRQ Westhoff in Westhoff & den Held 1969). BWK: KF
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Veldrus-type
.HQPHUNHQGH VRRUW 9HOGUXV LV DVSHFWEHSDOHQG LQ GLW JUDVODQG WH .RQWLFK 'DDUQDDVW ZHUGHQ RQGHU PHHU RRN (JHOERWHUEORHP .UXLSHQGH ERWHUEORHP 0RHUDVPXXU )LRULQJUDV0DQQDJUDV6FKHUSH]HJJHHQ5XZEHHPGJUDVDDQJHWURIIHQPHL
0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur Het Veldrus-type komt op verschillende bodemtypes voor, gaande van ]DQGWRWOHHP. In mindere mate komt het ook op klei voor. Het ontbreekt op heel zware texturen. Bodemvochtigheid Het Veldrus-type is vooral te vinden op QDWWH WRW ]HHU QDWWH JURQGHQ en in beperkte mate zelfs op uiterst natte gronden. Het ontbreekt op droge en zeer droge gronden. Het grootste deel van de soorten uit het Veldrus-type zijn grondwaterafhankelijk. Hierbij komen in vergelijking met de ander types een belangrijk aandeel aan natte freatofyten en obligate grondwaterafhankelijke plantensoorten voor. Dit alles strookt met de gegevens over de bodemdrainageklassen. Meer dan de helft van de opnames uit dit type komt in de van nature overstroombare gebieden voor. Vegetaties verwant aan het Dotterbloem-verbond verdragen overstromingen op voorwaarde dat ze ’s winters en niet met een grote regelmaat optreden. Hellberg (1995) bevestigt dit: het merendeel van de dottergraslandsoorten zijn tolerant voor overstromingen op voorwaarde dat het einde van de inundatie niet later is dan half april. Overstromingen tijdens het groeiseizoen wordt minder goed verdragen. Veel typische soorten (bv. Echte koekoeksbloem, Moerasrolklaver) vertonen hierdoor een verminderde bloei en kieming (Aubroeck HWDO., 1998).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Veldrus-type
Ellenbergindicatiegetallen In tegenstelling tot de meeste andere types, komen in het Veldrus-type vooral soorten die VWLNVWRIDUPH en PDWLJVWLNVWRIDUPHWRWVWLNVWRIDUPH bodems (tussenvorm 3 en 5) indiceren voor. Het stikstofindicatiegetal dat kenmerkend is voor zeer stikstofarme tot stikstofarme bodems komt hier in beperkte mate voor. Indicaties voor (zeer) uitgesproken stikstofrijke bodems ontbreken in het Veldrus-type. Soorten met indicaties van zure tot zwak zure bodems nemen in dit type het grootste aandeel in. Net als het Schapezuring-type en het Reukgras-type is dit een van de weinige types met een belangrijk aandeel aan soorten die zure bodems indiceren. Indicatiegetallen die kenmerkend zijn voor sterk basische of kalkrijke bodems of die meestal kalkrijke bodems indiceren ontbreken in dit type. %HKHHU Hoewel Gestreepte witbol, net als in het Grote vossenstaart-type en het Geknikte vossenstaart-type, hier nog een grote presentie heeft, bevindt het Veldrus-type zich wegens het relatief grote aantal soorten van dotterbloemgraslanden in een minder voedselrijkere fase dan bijvoorbeeld het Geknikte vossenstaart-type. Gezien deze potenties zal de evolutie naar een nog bloemrijker type of naar halfnatuurlijk grasland (bijvoorbeeld dotterbloemgrasland) vanuit het Veldrus-type dan ook vlugger verlopen. In het Veldrus-type komt Pitrus frequent en abundant voor. Deze soort komt vaak tot dominantie op standplaatsen met een instabiele waterhuishouding die onder een zekere invloed van bemesting staan of gestaan hebben. Pitrus, kan wegens zijn goede kolonisatiecapaciteiten (grote hoeveelheden zaad die lang kiemkrachtig zijn en gemakkelijk verspreid worden) explosief te voorschijn komen in verwaarloosde laaggelegen weilanden die opnieuw in begrazing worden genomen (Zuidhoff HW DO., 1996). Door bewerking met te zware machines of vertrapping door grazende dieren die ofwel te vroeg ingeschaard werden of te lang op het terrein blijven op het einde van de zomer, wordt de graszode vaak grondig beschadigd zodat er massale kiemingsmogelijkheden voor deze soort ontstaan (De Becker, 2002). Bij een adequaat (hooiland)-beheer, bestaande uit één of twee maaibeurten, waarbij de tweede maaibeurt eventueel kan vervangen worden door nabegrazing, kan dit type zich ontwikkelen tot nog soortenrijkere graslandgemeenschappen zoals dotterbloemgrasland. Naast het handhaven/instellen van een gunstig grondwaterpeil is nulbemesting een belangrijke voorwaarde voor het ontwikkelen/instandhouden van bloemrijke graslanden en Dotterbloemgraslanden.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Veldrus-type
9HOGUXVW\SHYHUZDQWDDQ.OHLQH]HJJHQYHJHWDWLHVLQGHYDOOHLYDQGH%RHPHHUEHHNWH 5LMPHQDP %RQKHLGHQ 3LWUXV 9HOGUXV 0DQQDJUDV HQ (JHOERWHUEORHP ]LMQ DVSHFWEHSDOHQGPDDURRN=ZDUWH]HJJH+D]H]HJJHHQ0RHUDVURONODYHUZHUGHQLQGLW QDWWHJUDVODQGDDQJHWURIIHQPHL
9HOGUXVW\SHWH2SEUDNHOPHWNHQPHUNHQGHVRRUW (JHOERWHUEORHPRSGHYRRUJURQG
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Veldrus-type
Maai-indicatiegetallen Het Veldrus-type bezit in vergelijking met de andere types een groter aandeel aan planten die gevoelig zijn voor zelfs “normale” maaidata en die dus bij voorkeur gemaaid worden na half juli. Het betreft vooral kenmerkende soorten zoals Veldrus, Pitrus, Biezenknoppen, Moerasrolklaver en Egelboterbloem. Een beperkt deel van de soorten, zoals Kale jonker, zijn maaigevoelig. In tegenstelling tot de meeste andere types zijn soorten die maaien goed en zeer goed verdragen en die bij voorkeur gemaaid worden in de tweede helft van juni hier iets minder goed vertegenwoordigd. Net als bij de andere types ontbreken hier volledig maai-intolerante soorten. 6\QRSWLVFKHWDEHO9(/'586W\SH $DQWDORSQDPHV :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP +ROFXVODQDWXV 5DQXQFXOXVUHSHQV &DUGDPLQHSUDWHQVLV -XQFXVHIIXVXV 3RDWULYLDOLV $JURVWLVVWRORQLIHUD $QWKR[DQWKXPRGRUDWXP *O\FHULDIOXLWDQV -XQFXVDFXWLIORUXV /RWXVSHGXQFXODWXV 5DQXQFXOXVDFULV 5XPH[DFHWRVD 7ULIROLXPUHSHQV $ORSHFXUXVJHQLFXODWXV &DUH[KLUWD &DUH[RYDOLV &HUDVWLXPIRQWDQXP &LUVLXPSDOXVWUH -XQFXVFRQJORPHUDWXV /ROLXPSHUHQQH /\FKQLVIORVFXFXOL 5DQXQFXOXVIODPPXOD
1HGHUODQGVHQDDP Gestreepte witbol Kruipende boterbloem Pinksterbloem Pitrus Ruw beemdgras Fioringras Gewoon reukgras Mannagras Veldrus Moerasrolklaver Scherpe boterbloem Veldzuring Witte klaver Geknikte vossenstaart Ruige zegge Hazezegge Gewone hoornbloem Kale jonker Biezenknoppen Engels raaigras Echte koekoeksbloem Egelboterbloem
3UHVHQWLHNODVVH V V IV IV IV III III III III III III III III II II II II II II II II II
3UHVHQWLHNODVVH, $JURVWLV FDSLOODULV (Gewoon struisgras), $MXJD UHSWDQV (Kruipend zenegroen), &DUH[ DFXWD(Scherpe zegge), &DUH[GLVWLFKD(Tweerijige zegge), &DUH[QLJUD(Zwarte zegge), (SLORELXP VS [Basterdwederik (G)], (TXLVHWXP SDOXVWUH (Lidrus), )HVWXFD SUDWHQVLV (Beemdlangbloem), )HVWXFD UXEUD (Rood zwenkgras), -XQFXV EXIRQLXV (Greppelrus), 0\RVRWLV VFRUSLRLGHV (Moerasvergeet-mij-nietje), 3ODQWDJR ODQFHRODWD (Smalle weegbree), 6WHOODULDJUDPLQHD(Grasmuur), 6WHOODULDDOVLQH(Moerasmuur).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Reukgras-type
5HXNJUDVW\SH 9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ Kenmerkende soorten: /LGUXV en 5XLJH ]HJJH, *HZRRQ UHXNJUDV (gemeenschappelijk met Knoopkruid-type), 3LWUXV (gemeenschappelijk met Veldrustype) en 3LQNVWHUEORHP (gemeenschappelijk met Geknikte vossenstaart). Dominant in dit type zijn Gestreepte witbol, Ruw beemdgras, Kruipende boterbloem en Fioringras. Pinksterbloem, Scherpe boterbloem, Gewoon reukgras, Gewone paardebloem, Witte klaver, Gewone hoornbloem, Veldzuring zijn eveneens constante soorten maar met een lagere karakteristieke bedekking. Gewoon reukgras, dat in dit type vaak het aspect bepaald, is een gras van schrale, maar niet uiterst voedselarme gronden (Weeda HW DO., 1994) Frequente soorten betreffen Beemdlangbloem, Engels raaigras, Pitrus en Ruige zegge. Laatstgenoemde soort bezit een hogere karakteristieke bedekking. Mannagras, Timoteegras, Veenwortel, Rode klaver, Lidrus, Smalle weegbree, Krulzuring, Grasmuur, Echte koekoeksbloem en Veldrus zijn occasionele soorten. Smalle weegbree en Lidrus bezitten een hogere karakteristieke bedekking. Soorten zoals Egelboterbloem, Kale jonker, Hazezegge, Biezenknoppen en Moerasrolklaver zijn, in tegenstelling tot het Veldrus-type, hier zeldzaam. Soorten van dotterbloemgraslanden zoals Veldrus, Moerasrolklaver, Echte koekoeksbloem, Biezenknoppen, Pinksterbloem, Tweerijige zegge en Egelboterbloem komen ook hier regelmatig voor, maar zijn minder abundant dan in het Veldrus-type. 6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW ASSOCIA: rompgemeenschappen van de Klasse van de matig voedselrijke graslanden. Vooral RG: +ROFXVODQDWXV/\FKQLVIORVFXFXOL±[0ROLQLRDUUKHQDWKHUHWHD] en in mindere mate RG : +ROFXVODQDWXV/ROLXPSHUHQQH±[0ROLQLR$UUKHQDWKHUHWHD] Zwaenepoel (2002c): URPSJHPHHQVFKDSSHQ YDQ KHW 'RWWHUEORHPYHUERQG (&DOWKLRQ SDOXVWULV Tüxen 1937). Afhankelijk van de combinatie van de resterende verbonds-, orde- en klassekensoorten worden verschillende rompgemeenschappen van het Dotterbloem-verbond omschreven. BWK: KFKSU KS 0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur Het Reukgras-type komt op DOOHUOHL JURQGVRRUWHQ voor. Ongeveer een derde van de opnames situeert zich op OHHPJURQGHQ Bodemvochtigheid Dit type situeert zich vooral op QDWWH WRW ]HHU QDWWH JURQGHQ en is zelden op matig natte of droge gronden aan te treffen. Twee derde van de graslanden liggen dan ook in van nature overstroombare gebieden Ongeveer de helft van de plantensoorten in het Reukgras-type zijn afhankelijk van het grondwater, waarbij het vooral niet-obligate freatofyten betreft. Natte freatofyten evenals
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Reukgras-type
obligate freatofyten zijn slechts in beperkte mate aanwezig (grootste aandeel na Veldrus-, Zomprus- en Zilte rus-type).
6RRUWHQULMNH YDULDQW YDQ KHW 5HXNJUDVW\SH PHW (FKWH NRHNRHNVEORHP 6FKHUSH ERWHUEORHP /LGUXV 5XLJH ]HJJH HQ 6FKHUSH ]HJJH 'DNQDPEURHN /RNHUHQ PHL
Ellenbergindicatiegetallen Net als in de meeste overige types overheersen in het Reukgras-type soorten van PDWLJ VWLNVWRIULMNH WRW VWLNVWRIULMNH ERGHPV. Soorten typisch voor stikstofarme tot matig stikstofrijke bodems komen in beperkte mate voor, maar hun aandeel is, net als in het Knoopkruid-type iets groter dan in de meeste overige types (met uitzondering van het Veldrus- en Schapezuring-type, waar dit aandeel duidelijk groter is). Indicaties voor (zeer) uitgesproken stikstofrijke bodems vormen een uitzondering. In het Reukgras-type overheersen soorten die zwak zure bodems indiceren. Hierin wijkt het weinig af van de overige types. Daarnaast komen in beperkte mate ook soorten voor die typisch zijn voor zwak zure tot zwak basische bodems en zure bodems. Soorten die kenmerkend zijn voor sterk basische of kalkrijke bodems of die meestal kalkrijke bodems indiceren, ontbreken in dit type. %HKHHU Het Reukgras-type, heeft net als het Veldrus-type, naast hoge presenties aan Gestreepte witbol, een relatief groot aantal soorten van halfnatuurlijke graslanden. Hierdoor bezit dit type eveneens grote potenties om te evolueren naar bloemrijkere types en schraallanden. Voor specifieke beheersmaatregelen verwijzen we dan ook naar het Veldrus-type. ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Reukgras-type
Maai-indicatiegetallen Net als in de overige types overheersen hier de indicaties “verdraagt maaien zeer goed”, “verdraagt maaien goed “ en “ eerste snede na half juni ”. Het Reukgras-type bezit tevens een beperkt aandeel aan soorten die bij voorkeur na half juli voor het eerst gemaaid worden. Het betreft hier de kenmerkende soorten van het Veldrus-type die in het Reukgras-type eveneens voorkomen, maar met een lagere presentie en bedekking. Maai-intolerante soorten ontbreken in dit type.
.HQPHUNHQGHVRRUW5HXNJUDVYHUGUDDJWVOHFKWVPDWLJHEHPHVWLQJ=ZDOPYDOOHL1HGHU]ZDOP PHL
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Reukgras-type
6\QRSWLVFKHWDEHO5(8.*5$6W\SH $DQWDORSQDPHV :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP &DUGDPLQHSUDWHQVLV +ROFXVODQDWXV 3RDWULYLDOLV 5DQXQFXOXVDFULV 5DQXQFXOXVUHSHQV $JURVWLVVWRORQLIHUD $QWKR[DQWKXPRGRUDWXP &HUDVWLXPIRQWDQXP 7DUD[DFXP66XEYXOJDULD 7ULIROLXPUHSHQV 5XPH[DFHWRVD &DUH[KLUWD )HVWXFDSUDWHQVLV -XQFXVHIIXVXV /ROLXPSHUHQQH (TXLVHWXPSDOXVWUH *O\FHULDIOXLWDQV -XQFXVDFXWLIORUXV /\FKQLVIORVFXFXOL 3KOHXPSUDWHQVH 3ODQWDJRODQFHRODWD 3RO\JRQXPDPSKLELXP 6WHOODULDJUDPLQHD 7ULIROLXPSUDWHQVH 5XPH[FULVSXV
1HGHUODQGVHQDDP Pinksterbloem Gestreepte witbol Ruw beemdgras Scherpe boterbloem Kruipende boterbloem Fioringras Gewoon reukgras Gewone hoornbloem Gewone paardebloem Witte klaver Veldzuring Ruige zegge Beemdlangbloem Pitrus Engels raaigras Lidrus Mannagras Veldrus Echte koekoeksbloem Gewoon timoteegras Smalle weegbree Veenwortel Grasmuur Rode klaver Krulzuring
3UHVHQWLHNODVVH V V V V V IV IV IV IV IV IV III III III III II II II II II II II II II II
3UHVHQWLHNODVVH, $MXJD UHSWDQV (Kruipend zenegroen), $ORSHFXUXV JHQLFXODWXV (Geknikte vossenstaart), &DOWKDSDOXVWULV(Dotterbloem), &DUH[DFXWD(Scherpe zegge), &DUH[GLVWLFKD(Tweerijige zegge), &DUH[ RYDOLV (Hazezegge), &HQWDXUHD MDFHD (Knoopkruid), &LUVLXP SDOXVWUH (Kale jonker), 'HVFKDPSVLD FHVSLWRVD (Ruwe smele), (OHRFKDULV SDOXVWULV (Waterbies), )LOLSHQGXOD XOPDULD (Moerasspirea), *DOLXP SDOXVWUH (Moeraswalstro), -XQFXV FRQJORPHUDWXV(Biezenknoppen), -XQFXVLQIOH[XV(Zeegroene rus), /RWXVSHGXQFXODWXV (Moerasrolklaver), 0HQWKD DTXDWLFD (Watermunt), 0\RVRWLV SDOXVWULV (Moerasvergeetmij-nietje), 3KDODULVDUXQGLQDFHD(Rietgras), 5DQXQFXOXVIODPPXOD(Egelboterbloem).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Kamgras-type
.DPJUDVW\SH 9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ Kenmerkende soorten zijn %HHPGNDPJUDV en 0DGHOLHIMH, beide soorten groeien vooral in weinig intensief gebruikte weilanden. Gestreepte witbol, Engels raaigras, Ruw beemdgras, Witte klaver, Kruipende boterbloem, Scherpe boterbloem, Gewone paardebloem, Gewone hoornbloem, Fioringras en kenmerkende soort Beemdkamgras zijn constante soorten. Gewoon reukgras komt frequent voor. Geknikte vossenstaart, Pinksterbloem, Timoteegras, Veldzuring en Akkerdistel en kenmerkende soort Madeliefje komen occasioneel voor. De hoge bedekking van Beemdkamgras en de aanwezigheid van Madeliefje wijst op verwantschap van dit type met het Kamgras-verbond. Zeldzame soorten betreffen onder meer Rode klaver, Tijmereprijs, Grasmuur, Glanshaver, Gewone kropaar en Zachte dravik. Graslanden met deze soortensamenstelling kunnen als PDWLJ VRRUWHQULMNHNDPJUDVODQGHQ beschouwd worden. 6RRUWHQULMNHUH NDPJUDVODQGHQ op droge bodems worden gekenmerkt door de aanwezigheid van Gewoon struisgras, Gewoon biggekruid, Knolboterbloem, Klein streepzaad en Gewoon duizendblad. Op nattere bodems komen soorten als Echte koekoeksbloem, Kale jonker, Lidrus, Hazezegge en Pitrus voor. Deze graslanden vormen overgangen met het Dotterbloem-verbond. De opnames met Muizenstaart worden verder besproken (zie muizenstaartgroep). 6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW ASSOCIA: kamgrasweide (/ROLRF\QRVXUHWXP Braun-Blanquet et De Leeuw ex Tüxen 1937) en rompgemeenschap 1 van de Klasse van de matig voedselrijke graslanden (+ROFXVODQDWXV/ROLXPSHUHQQH±>0ROLQLR$UUKHQDWKHUHWHD@ Zwaenepoel (2002d): NDPJUDVODQG (&\QRVXULRQ FULVWDWL Tüxen 1947); soortenarmere graslanden kunnen tot de W\SLFXP-subassociatie gerekend worden; de natte soortenrijkere vorm vertoont verwantschap met de subassociatie ORWHWRVXPXOLJLQRVL. BWK: KS KSU 0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur Het Kamgras-type komt op allerlei grondsoorten voor, maar situeert zich het meest op OHHPJURQGHQHQ ]DQGOHHPJURQGHQ. Het is eveneens een van de weinige types dat, weliswaar in beperkte mate, op uitgeveende gronden voorkomt.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Kamgras-type
,QPLQGHUYRHGVHOULMNHNDPJUDVZHLGHVLV5HXNJUDVYDDNIUHTXHQWDDQZH]LJ =ZDOPYDOOHL1HGHU]ZDOPMXQL
Bodemvochtigheid Het Kamgras-type komt zowel RSGURJHDOVRS]HHUQDWWH gronden voor, maar is het meest te vinden op matig natte tot natte gronden. Het ontbreekt op zeer droge gronden. Twee derde van de plantensoorten uit het Kamgras-type zijn afreatofyten. Het overige, maar toch nog belangrijke, deel bestaat bijna uitsluitend uit niet obligate grondwaterafhankelijke soorten. Obligate freatofyten en natte freatofyten komen weinig of niet voor. Dit neemt niet weg dat twee derde van de graslanden uit het Kamgras-type zich situeert in van nature overstroombare gebieden. Uit onderzoek van Aubroeck HWDO. (1998) in de Demervallei bleek dat kamgraslanden overstromingen verdragen wanneer deze maximaal eens in de 2 à 3 jaar optreden en de inundatieduur tijdens het groeiseizoen beperkt blijft tot anderhalve week en de vegetatie hierbij niet volledig ondergedompeld wordt. Ellenbergindicatiegetallen In het Kamgras-type overheersen soorten van PDWLJ VWLNVWRIULMNH ERGHPV WRW VWLNVWRIULMNH ERGHPV. In die zin wijkt het weinig af van de meeste overige types. Daarnaast komen in beperkte mate ook soorten voor die stikstofarme tot matig stikstofrijke bodems indiceren (tussenvorm van 3 en 5). Zowel soorten typisch voor uitgesproken stikstofrijke als voor stikstofarme bodems komen heel weinig voor. Soorten die kenmerkend zijn voor zwak zure bodems en soorten die zwak zure tot zwak basische bodems indiceren zijn het meest vertegenwoordigd. De andere
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Kamgras-type
zuurindicatiegetallen waaronder “kenmerkend voor zure bodems” en “meestal kenmerkend voor kalkrijke bodems” komen weinig of niet voor. %HKHHU Begrazing speelt een essentiële rol bij het ontstaan en instandhouding van kamgraslanden (Zwaenepoel, 2002d). 10 van de 18 geënquêteerde percelen uit dit type worden uitsluitend begraasd. Over de optimale dichtheden en begrazingsduur is weinig gekend. Zuidhoff HW DO (1996) vermelden een begrazingsdruk waarbij de jaarlijks geproduceerde bovengrondse biomassa vrijwel geheel wordt omgezet. Herstel van kamgraslanden vanuit sterk bemest grasland is mogelijk met een begrazingsbeheer wanneer extra bemesting achterwege blijft. Maaien en afvoeren behoren hier ook tot de mogelijkheden. In sommige gevallen, nl. kamgraslanden die ontstaan zijn na een vorm van lichte bemesting op lichtere bodem, is de halfnatuurlijke voorganger een type grasland (BWK: KDKQ) met een grotere natuurbehoudswaarde dan kamgrasland (Zwaenepoel, 2002d). Voor deze graslanden kan het stopzetten van bemesting een eerste stap zijn in het herstelproces van een natuurlijker graslandtype. Kamgraslanden vragen een zekere voedselrijkdom van de bodem (Zuidhoff HW DO., 1996). Een bemesting van 100 kg N/ha laat het behoud van soortenarme varianten van kamgraslanden toe (Martens HWDO. 1997). Bij het overschakelen van zuivere weide naar hooiweide ontstaan tussenvormen, in nat milieu met het Dotterbloem-verbond, in minder nat milieu met het Glanshaver-verbond (Zwaenepoel, 2002d). Bij het integraal overschakelen op hooibeheer ontstaan vooral Glanshaver-graslanden. Voor zuivere Dotterbloemverbond-vegetaties zijn de condities van kamgrasland meestal net te droog. Maai-indicatiegetallen Net als het Grote vossenstaart-type, het Geknikte vossenstaart-type en het Knoopkruidtype bezit het Kamgras-type, in vergelijking met de andere types, een iets groter aandeel aan soorten die maaien goed tot zeer goed verdragen en aan soorten die een eerste snede na half juni verkiezen. De maai-indicatiegetallen “eerste snede na begin juli” of “eerste snede na half juli” zijn hier minder vertegenwoordigd. Maaigevoelige soorten komen uitzonderlijk voor in dit type. Kamgraslanden bezitten meer graasbestendige planten, zoals stevige grassen, minder smakelijke kruiden en hebben ook een groter aandeel aan rozetplanten zoals Madeliefje, Gewoon biggekruid en Klein streepzaad.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Kamgras-type
,QGH]HVRRUWHQDUPHNDPJUDVZHLGHWH,WWHUEHHN.RHLHYLMYHU ]LMQ]RZHO.DPJUDVDOV *HVWUHHSWHZLWEROKHHODEXQGDQWMXQL
2S GH +D]HQEHUJ WH 2SYHOS %LHUEHHN NRPW ]RZHO HHQ VRRUWHQULMNH YRUP YDQ KHW .DPJUDVW\SHDOVYDQKHW.QRRSNUXLGW\SHYRRU1DDVW.DPJUDVYLQGHQZHHURQGHU PHHU *HZRRQ GXL]HQGJXOGHQNUXLG 9LHU]DGLJH ZLNNH 5HXNJUDV *HZRQH URONODYHU 5DSXQ]HONORNMH:LOGHSHHQ*URWHEHYHUQHOHQ0DUJULHW2SGHKRJHUH]DQGLJHGHOHQ YDQ GH]H KHOOLQJ JURHLHQ VRRUWHQ YDQ KHW 6FKDSH]XULQJW\SH ]RDOV *HZRRQ VWUXLVJUDV*HZRQHEUHP*UDVNORNMHHQ6FKDSH]XULQJMXQL ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Kamgras-type
6\QRSWLVFKHWDEHO.$0*5$6W\SH $DQWDORSQDPHV :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP +ROFXVODQDWXV /ROLXPSHUHQQH 3RDWULYLDOLV 5DQXQFXOXVUHSHQV 7ULIROLXPUHSHQV $JURVWLVVWRORQLIHUD &HUDVWLXPIRQWDQXP &\QRVXUXVFULVWDWXV 5DQXQFXOXVDFULV 7DUD[DFXP66XEYXOJDULD $QWKR[DQWKXPRGRUDWXP $ORSHFXUXVJHQLFXODWXV %HOOLVSHUHQQLV &DUGDPLQHSUDWHQVLV &LUVLXPDUYHQVH 3KOHXPSUDWHQVH 5XPH[DFHWRVD
1HGHUODQGVHQDDP Gestreepte witbol Engels raaigras Ruw beemdgras Kruipende boterbloem Witte klaver Fioringras Gewone hoornbloem Beemdkamgras Scherpe boterbloem Gewone paardebloem Gewoon reukgras Geknikte vossenstaart Madeliefje Pinksterbloem Akkerdistel Gewoon timoteegras Veldzuring
3UHVHQWLHNODVVH V V 9 V V IV IV IV IV IV III II II II II II II
3UHVHQWLHNODVVH, $FKLOOHD PLOOHIROLXP (Gewoon duizendblad), $JURVWLV FDSLOODULV (Gewoon struisgras), $UUKHQDWKHUXP HODWLXV (Glanshaver), %URPXV KRUGHDFHXV (Zachte dravik), &DUH[ KLUWD (Ruige zegge), &UHSLV FDSLOODULV (Klein streepzaad), 'DFW\OLV JORPHUDWD (Kropaar), +\SRFKDHULV UDGLFDWD (Gewoon biggekruid), /HRQWRGRQ DXWXPQDOLV (Vertakte leeuwentand), /\FKQLV IORVFXFXOL (Echte koekoeksbloem), 0\RVXUXV PLQLPXV (Muizenstaart), 3ODQWDJR ODQFHRODWD (Smalle weegbree), 5DQXQFXOXV EXOERVXV (Knolboterbloem), 6WHOODULD JUDPLQHD (Grasmuur), 7ULIROLXP GXELXP (Kleine klaver), 7ULIROLXPSUDWHQVH(Rode klaver), 9HURQLFDVHUS\OOLIROLD(Tijmereprijs).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Muizenstaartgroep
0XL]HQVWDDUWJURHS 9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ Al in de eerste ordinatie § 3.2.1 (Figuur 3.2a) clusteren de muizenstaartgraslanden afzonderlijk. In de classificatie worden deze graslanden wel samen met de kamgraslanden afgesplitst en kunnen we stellen dat deze groep in deze survey het meest verwant is met het Kamgras-type. Er zijn te weinig opnames in onze dataset om deze vegetaties goed te omschrijven. Uit deze vijf opnames kunnen we afleiden dat Ruw beemdgras, Straatgras, Fioringras, Vogelmuur, Varkensgras, Kluwenhoornbloem en kenmerkende soort Muizenstaart constante soorten zijn. Kruipende boterbloem, Schijfkamille, Engels raaigras, Greppelrus, Kleine veldkers en Groot bronkruid komen frequent voor. Occasionele soorten zijn Klimopereprijs, Grote brandnetel, Gewone paardebloem, Blaartrekkende boterbloem, Scherpe boterbloem, Gewone hoornbloem en Geknikte vossenstaart. Tijmereprijs, Veldereprijs, Veldzuring, Madeliefje, Perzikkruid, Veenwortel, Liggende vetmuur, Grote weegbree en Kleine varkenskers zijn zeldzame soorten. Deze tredvegetaties worden vooral aangetroffen op min of meer natte en open plekken bij de ingang van weilanden; plaatselijk ook op paadjes die frequent door vee worden belopen of boven op beweide dijken. 6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW Dit “type” vertoont grote verwantschap met de subassociatie P\VRUHWRVXP van de Associatie van Varkenskers en Schijfkamille (&RURQRSRGR0DWULFDULHWXP; Sissingh 1969) uit het Varkensgras-verbond (3RO\JRQLRQDYLFXODULV Braun-Blanquet ex Aichinger 1933). 0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQHQ%HKHHU Naar Sykora HWDO (1996). Driekwart van de planten kan overleven buiten de invloed van het grondwater. Het substraat is doorgaans een mengsel van fijn- en grofkorrelig, deels organisch materiaal boven een ondoorlatende onderlaag. De grondsoort kan variëren van lemig zand tot zware klei. Muizenstaart groeit op tijdelijk vochtige, in de zomer sterk uitdrogende grond. Hoewel muizenstaartvegetaties tot de minst algemene tredplantengemeenschappen behoren, behoeven ze geen bijzondere beschermingsmaatregelen. Het openhouden van de vegetatie door berijding en betreding houdt de gemeenschap in stand.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Veldgerst-type
9HOGJHUVWW\SH 9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ Kenmerkende soort: 9HOGJHUVW en 7LPRWHHJUDV (%HHPGNDPJUDV en 0DGHOLHIMH zijn gemeenschappelijk kensoorten met het Kamgras-type). Dominante soorten zijn Ruw beemdgras, Engels raaigras en kenmerkende soort Beemdkamgras. Veldgerst, Fioringras, Witte klaver, Timoteegras, Scherpe boterbloem, Kruipende boterbloem, Kweek, Gewone hoornbloem en Akkerdistel zijn eveneens constante soorten maar met een lagere karakteristieke bedekking. Kenmerkende soort Veldgerst is een indicator van oude, ongescheurde graslanden (Zwaenepoel, 2000). Slipbladige ooievaarsbek, Gewone paardebloem, Madeliefje, Gekroesde melkdistel, Rood zwenkgras, en met een hogere karakteristieke bedekking Gestreepte Witbol, komen frequent voor. Een relatief groot aantal soorten komt occasioneel voor. Het betreft onder meer Gewone kropaar, Gewone glanshaver, Geknikte vossenstaart, Behaarde boterbloem, Kleine klaver, Riet, Speerdistel, Zachte dravik, Grote brandnetel en Voederwikke. Een aantal grassen, zoals Grote vossenstaart, Beemdlangbloem en Veldbeemdgras, zijn hier zeldzaam. Ook Pinksterbloem, Lidrus en Pastinaak komen hier sporadisch voor. Het veelvuldig voorkomen met een hoge bedekking van Beemdkamgras en Veldgerst wijst op verwantschap met de subassociatie KRUGHHWRVXP van het Kamgras-verbond. De VRRUWHQULMNH YDULDQW van het Veldgerst-type bezit meer occasionele soorten zoals Knolboterbloem, Hopklaver, Gewoon duizendblad en Klein streepzaad. In deze variant komen occasioneel ook Wilde peterselie en Knopig doornzaad voor, twee soorten met als Rode lijst categorie “zeer zeldzaam”. Sporadisch treffen we onder meer ook Goudhaver, Kattedoorn, Vijfvingerkruid en Klein kruiskruid aan. 6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW ASSOCIA: subassociatie KRUGHHWRVXP van kamgrasweide (/ROLRF\QRVXUHWXP BraunBlanquet et De Leeuw ex Tüxen 1937) Zwaenepoel (2002d): NDPJUDVODQGVXEDVVRFLDWLHPHW9HOGJHUVW (KRUGHHWRVXP) BWK: KS KSU 0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur en bodemvochtigheid Het Veldgerst-type komt net als het Zomprus-type en het Zilte rus-type RS]HHUQDWWH ]ZDUHNOHLJURQGHQHQXLWJHYHHQGHJURQGHQLQGH3ROGHUV voor. In het binnenland komt het type eveneens op natte tot zeer natte klei en zware klei bodems voor. Het Veldgerst- type ontbreekt op lichtere texturen. De in Zwaenepoel HW DO., (2002) beschreven subassociatie met Veldgerst als meest kenmerkende soort is met polderen rivierklei geassocieerd. Net als in het Schapezuring-type en het Knoopkruid-type is het aandeel aan freatofyten relatief laag in het Veldgerst-type. Het betreft dan nog vooral niet-obligate grondwaterafhankelijke plantensoorten. Obligate freatofyten en natte freatofyten
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Veldgerst-type
ontbreken of komen heel weinig voor. Veldgerst groeit meestal buiten de invloedsfeer van het grondwater, maar kan in bepaalde plaatsen wel aan deze invloedsfeer gebonden zijn, m.a.w. Veldgerst is een plaatselijk freatofyt, in tegenstelling tot Beemdkamgras dat een afreatofyt is. Dit type komt daarentegen, weliswaar binnen een beperkte steekproef voor bodemdrainage, wel vooral op natte bodems voor en is veelal gesitueerd in van nature overstroombare gebieden. Deze opnames situeren zich vooral in de nattere laaggelegen komgronden van de Polders, waar Veldgerst zich dus als freatofyt gedraagt. Veldgerstgraslanden kwamen oorspronkelijk ook voor op de hogere kreekruggronden, die de laatste decennia veelal in akkerland zijn omgezet (Zwaenepoel, 2002d). Op basis van de ordinatieresultaten en de floristische en verdere ecologische verwantschap met het Kamgras-type, hebben we het Veldgerst-type in onze steekproef als “mesofiel graslandtype” geïnterpreteerd.
6RRUWHQDUP 9HOGJHUVWW\SH PHW 9HOGJHUVW .DPJUDV *HNQLNWH YRVVHQVWDDUW (QJHOV UDDLJUDV *HZRRQ WLPRWHHJUDV HQ 5XZ EHHPGJUDVLQGH6FKHOGHYDOOHLWH=LQJHP MXQL
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Veldgerst-type
%HKHHU zie Kamgras-type Maai-indicatiegetallen In het Veldgerst-type overheersen de indicatiegetallen “verdraagt maaien zeer goed”, “verdraagt maaien goed “ en “ eerste snede na half juni” . Dit type is hierin weinig afwijkend ten opzichte van de andere types. In dit type zijn de maai-indicatiegetallen “ eerste snede na begin juli ” of “ eerste snede na half juli ” zijn hier minder vertegenwoordigd. Een beperkt deel van de soorten, waaronder Gekroesde melkdistel, zijn maaigevoelig.
9HOGJHUVWW\SHNRPWRRNYRRURSGHGLMNHQLQGHSROGHUV%HJUD]LQJLVGHPHHVW JHVFKLNWHEHKHHUVYRUPYRRUGLWW\SH$FKWHUKDYHQ=HHEUXJJHDSULO
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Veldgerst-type
6\QRSWLVFKHWDEHO9(/'*(567W\SH $DQWDORSQDPHV :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP Hordeum secalinum &\QRVXUXVFULVWDWXV /ROLXPSHUHQQH 3RDWULYLDOLV $JURVWLVVWRORQLIHUD &HUDVWLXPIRQWDQXP &LUVLXPDUYHQVH (O\PXVUHSHQV 3KOHXPSUDWHQVH 5DQXQFXOXVDFULV 5DQXQFXOXVUHSHQV 7ULIROLXPUHSHQV %HOOLVSHUHQQLV )HVWXFDUXEUD *HUDQLXPGLVVHFWXP +ROFXVODQDWXV 6RQFKXVDVSHU 7DUD[DFXP69XOJDULD $FKLOOHDPLOOHIROLXP $ORSHFXUXVJHQLFXODWXV $UUKHQDWKHUXPHODWLXV %URPXVKRUGHDFHXV &LUVLXPYXOJDUH &UHSLVFDSLOODULV 'DFW\OLVJORPHUDWD 0HGLFDJROXSXOLQD 3HWURVHOLQXPVHJHWXP 3KUDJPLWHVDXVWUDOLV 5DQXQFXOXVEXOERVXV 5DQXQFXOXVVDUGRXV 7RULOLVQRGRVD 7ULIROLXPGXELXP 8UWLFDGLRLFD 9LFLDVDWLYDVVSQLJUD
1HGHUODQGVHQDDP Veldgerst Beemdkamgras Engels raaigras Ruw beemdgras Fioringras Gewone hoornbloem Akkerdistel Kweek Gewoon timoteegras Scherpe boterbloem Kruipende boterbloem Witte klaver Madeliefje Rood zwenkgras Slipbladige ooievaarsbek Gestreepte witbol Gekroesde melkdistel Paardebloem Gewoon duizendblad Geknikte vossenstaart Glanshaver Zachte dravik Speerdistel Klein streepzaad Gewone kropaar Hopklaver Wilde peterselie Riet Knolboterbloem Behaarde boterbloem Knopig doornzaad Kleine klaver Grote brandnetel Smalle wikke
3UHVHQWLHNODVVH V V V V IV IV IV IV IV IV IV IV III III III III III III II II II II II II II II II II II II II II II II
3UHVHQWLHNODVVH, $ORSHFXUXV SUDWHQVLV (Grote vossenstaart), &DUGDPLQH SUDWHQVLV (Pinksterbloem), (TXLVHWXP SDOXVWUH (Lidrus), )HVWXFD SUDWHQVLV (Beemdlangbloem), 2QRQLV VSLQRVD (Kattedoorn), 3DVWLQDFD VDWLYD (Gewone pastinaak), 3RD SUDWHQVLV (Veldbeemdgras), 3RWHQWLOOD UHSWDQV (Vijfvingerkruid), 6HQHFLR YXOJDULV (Klein kruiskruid), 7ULVHWXP IODYHVFHQV (Goudhaver), 9HURQLFDDUYHQVLV (Veldereprijs) .
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Grote vossenstaart-type
*URWHYRVVHQVWDDUWW\SH 9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ Kenmerkende soorten: *URWHYRVVHQVWDDUW en =DFKWHGUDYLN (gemeenschappelijk met Knoopkruid-type) De kenmerkende soort Grote vossenstaart bepaalt het aspect van dit type. Andere dominante soorten zijn Gestreepte witbol, Ruw beemdgras, Scherpe boterbloem en Kruipende boterbloem. Pinksterbloem, Veldzuring, Gewone hoornbloem en Gewone paardebloem komen eveneens constant voor, maar met een lagere karakteristieke bedekking. Engels raaigras en Witte klaver zijn frequent aanwezig. Occasionele soorten zijn Gewoon reukgras, Zachte dravik, Fioringras en Italiaans raaigras. Laatstgenoemde soort in deze reeks bezit de grootste bedekkingen. Een aantal soorten van voedselrijkere, verstoorde milieus zoals Vogelmuur, Akkerdistel, Ridderzuring en Grote brandnetel, die in deze reeks het hoogst scoort wat bedekkingen betreft, treden sporadisch op Grote vossenstaart wijst op (regelmatige) winterse overstroming (Zuidhoff HWDO, 1996), wat ook het geval is voor een deel van de opnames uit dit type (§ 4.2.7.2). Met overstromen bedoelen we niet alleen rechtstreeks vanuit een rivier, maar ook door stagnatie van regenwater en door hoge grondwaterstand. Op basis van het al dan niet overstromen, kunnen we dit type indelen in twee varianten: Een RYHUVWURRPEDUH YDULDQW met graslanden die in het winterhalfjaar overstromen. Naast hogergenoemde constante soorten komen moerasplanten als Rietgras, Liesgras en Mannagras meer voor dan in de niet-overstroombare graslanden. Tot deze groepen behoren ook de graslanden met het zeldzame Weidekerveltorkruid. Een QLHWRYHUVWURRPEDUHYDULDQW die vaak op vochtige leemgronden voorkomt. Hierin komen ook sporadisch enkele glanshaverhooilandsoorten voor zoals Gewone glanshaver, Knoopkruid, Margriet en Gewone berenklauw. In beide varianten bestaat de mogelijkheid dat Grote vossentaart werd ingezaaid (Zwaenepoel HW DO., 2002). Het onderscheid tussen wel of niet ingezaaid is niet altijd eenvoudig, want Grote vossenstaart werd natuurlijk ook meest ingezaaid op natte plaatsen. 6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW ASSOCIA: rompgemeenschappen van de Klasse van de matig voedselrijke graslanden, vooral RG1 (+ROFXV ODQDWXV/ROLXP SHUHQQH ± [0ROLQLR$UUKHQDWKHUHWHD] in mindere mate ook RG8 $ORSHFXUXV SUDWHQVLV/\FKQLV IORV FXFXOL ±[$ORSHFXULRQ 0ROLQLHWDOLD]en RG9$ORSHFXUXVSUDWHQVLV(O\PXVUHSHQV[$UUKHQDWKHUHWDOLD] Zwaenepoel (2002e): de overstroomde graslanden horen bij het 9HUERQG YDQ *URWH YRVVHQVWDDUW ($ORSHFXULRQ SUDWHQVLV Passarge 1964). Opnames met :HLGHNHUYHOWRUNUXLG EHKRUHQ WRW GH JHOLMNQDPLJH DVVRFLDWLH (6HQHFLRQL 2HQDQWKHWXP PHGLDH (Bournérias 1960). De met Grote vossenstaart ingezaaide graslanden worden tot GH URPSJHPHHQVFKDSSHQ YDQ GLW YHUERQG gerekend. Bournérias et J.M. Géhu 1976). Grote vossenstaartgraslanden die niet overstromen
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Grote vossenstaart-type
horen wellicht het meest thuis in een van de subassociaties van het Glanshaververbond, de subassociatie W\SLFXP is meest verwant aan het $ORSHFXULRQ. BWK: KS KSU
,Q PDWLJ VRRUWHQULMNH *URWH YRVVHQVWDDUWJUDVODQGHQ ]LMQ 6FKHUSH ERWHUEORHP HQ 9HOG]XULQJYDDNDVSHFWEHSDOHQG,QGLWJUDVODQGODQJVGH9DJHEHHNWH/LHUGHJURHLHQ HYHQHHQV5HXNJUDV.URSDDU=DFKWHGUDYLNHQ3LQNVWHUEORHPPHL
0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur Het Grote vossenstaart-type komt op allerlei grondsoorten voor en is vooral te vinden op ]DQGOHHPOHHPNOHLHQ]ZDUHNOHLJURQGHQ. Het komt weinig voor op zand- en lemig zandgronden. Bodemvochtigheid Het Grote vossenstaart-type situeert zich vooral op PDWLJ QDWWH WRW QDWWH JURQGHQ, maar komt ook voor op droge en zeer natte gronden. De helft van de graslanden uit dit type ligt in van nature overstroombare gebieden. Iets meer dan de helft van de plantensoorten van het Grote vossenstaart-type zijn niet afhankelijk van het grondwater. De andere kleine helft betreft niet-obligate freatofyten. Obligate freatofyten en natte freatofyten ontbreken of komen weinig voor in dit type.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Grote vossenstaart-type
Ellenbergindicatiegetallen Het Grote vossenstaart-type wijkt weinig af van de overige types, ook hier overheersen soorten kenmerkend YRRU PDWLJ VWLNVWRIULMNH ERGHPV WRW VWLNVWRIULMNH ERGHPV. Zowel soorten typisch voor uitgesproken stikstofrijke als voor stikstofarme bodems komen heel weinig voor. In het Grote vossenstaart-type zijn soorten die kenmerkend zijn voor zwak zure bodems en soorten die zwak zure tot zwak basische bodems indiceren het meest vertegenwoordigd. Soorten die meestal kenmerkend zijn voor kalkrijke bodems en soorten die typisch zijn voor zure bodems komen weinig of niet voor. %HKHHU Naar Zwaenepoel, 2002e Overstroombare Grote vossenstaartgraslanden Dit type omvat sterk verarmde Grote vossenstaart-graslanden, waarbij één maaibeurt te weinig is, om deze hooilanden opnieuw bloemrijk te maken. De grasconcurrentie is immers te hoog voor veel kruiden en de jarenlange rechtstreekse bemesting onder landbouwbeheer of de invloed van verontreinigd water hebben de vegetatie toch aanzienlijk gewijzigd. Zwaenepoel HW DO (2002) suggereren daarom een herstelperiode waarbij twee keer per jaar gemaaid wordt. Hierbij kunnen twee pistes gevolgd worden: een zeer vroege maaibeurt voor de bloeischeut uit het rozet te voorschijn komt en een late tweede maaibeurt na de vruchtzetting óf een late eerste maaibeurt, na de eerste vruchtzetting, en een tweede, waarbij geen rekening meer gehouden wordt met een tweede zaadzetting. De eerste suggestie is waarschijnlijk normalerwijze niet haalbaar wegens te nat. De tweede is meest relevant. Momenteel is het niet onwaarschijnlijk dat bij de eerste maaibeurt een deel van de planten nog geen zaad gevormd hebben en pas na de tweede maaibeurt zaad gevormd wordt. Daarom wordt gepleit de eerste maaibeurt nog één à twee weken op te schuiven. Het beste is eigenlijk van jaar tot jaar inschatten hoe ver de zaadzetting gevorderd is, want dit lijkt nogal variabel. De tweede maaibeurt is dan minder secuur en kan op de weersomstandigheden afgestemd worden. Gezien de vochtigheid van het terrein valt ze best ergens eind augustus. Latere maaibeurten kunnen in het gedrang komen bij vroege najaarsregens. Gezien dit maaischema experimenteel is, dient het zeer strikt opgevolgd en geëvalueerd te worden. Winterse overstroming en een goede waterkwaliteit zijn essentiële voorwaarden voor de ontwikkeling naar soortenrijke $ORSHFXULRQ-graslanden. Niet-overstroombare Grote vossenstaartgraslanden Gezien de verwantschap met de glanshaverhooilanden verwijzen we hiervoor naar het Knoopkruid-type. Ontwikkeling naar een soortenrijker type kan alleen gehaald worden bij afwezigheid van bemesting of bij mestgiften tot maximaal 50 kg zuivere stikstof/ha/jaar (Bax & Schippers
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Grote vossenstaart-type
1998). Bij giften vanaf 50 kg blijft de ontwikkeling steken in dezelfde fase, die hier vaak een dominant stadium met Grote vossenstaart is. Maai-indicatiegetallen Net als het Geknikte vossenstaart-type en het Knoopkruid-type bezit het Grote vossenstaart-type, in vergelijking met de andere types, een iets groter aandeel aan soorten die maaien goed tot zeer goed verdragen en aan soorten die een eerste snede na half juni verkiezen. De maai-indicatiegetallen “eerste snede na begin juli” of “eerste snede na half juli” zijn hier minder vertegenwoordigd. Maaigevoelige soorten komen uitzonderlijk voor in dit type.
6RRUWHQDUPH*URWHYRVVHQVWDDUWW\SHPHW6FKHUSHERWHUEORHPHQ*URWHYRVVHQVWDDUW %UHHPHHUVHQ/RNHUPHL
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Grote vossenstaart-type
6\QRSWLVFKHWDEHO*527(9266(167$$57W\SH $DQWDORSQDPHV :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP +ROFXVODQDWXV 3RDWULYLDOLV 5DQXQFXOXVDFULV 5DQXQFXOXVUHSHQV $ORSHFXUXVSUDWHQVLV &DUGDPLQHSUDWHQVLV &HUDVWLXPIRQWDQXP 5XPH[DFHWRVD 7DUD[DFXP66XEYXOJDULD /ROLXPSHUHQQH 7ULIROLXPUHSHQV $JURVWLVVWRORQLIHUD $QWKR[DQWKXPRGRUDWXP %URPXVKRUGHDFHXV /ROLXPPXOWLIORUXP
1HGHUODQGVHQDDP Gestreepte witbol Ruw beemdgras Scherpe boterbloem Kruipende boterbloem Grote vossenstaart Pinksterbloem Gewone hoornbloem Veldzuring Gewone paardebloem Engels raaigras Witte klaver Fioringras Gewoon reukgras Zachte dravik Italiaans raaigras
3UHVHQWLHNODVVH V V V V IV IV IV IV IV III III II II II II
3UHVHQWLHNODVVH, $ORSHFXUXV JHQLFXODWXV (Geknikte vossenstaart), $UUKHQDWKHUXP HODWLXV (Glanshaver), &HQWDXUHD MDFHD (Knoopkruid), &LUVLXP DUYHQVH (Akkerdistel), &\QRVXUXV FULVWDWXV (Beemdkamgras), 'DFW\OLV JORPHUDWD (Kropaar), (O\PXV UHSHQV (Kweek), )HVWXFD SUDWHQVLV (Beemdlangbloem), +HUDFOHXP VSKRQG\OLXP (Gewone berenklauw), /HXFDQWKHPXP YXOJDUH (Margriet), 2HQDQWKH VLODLIROLD (Weidekerveltorkruid), 3KOHXP SUDWHQVH (Gewoon timoteegras), 3ODQWDJR ODQFHRODWD (Smalle weegbree), 3RD DQQXD (Straatgras), 3RO\JRQXP DPSKLELXP(Veenwortel), 5XPH[ FULVSXV(Krulzuring), 5XPH[ REWXVLIROLXV (Ridderzuring), 6WHOODULD PHGLD (Vogelmuur), 7ULIROLXP SUDWHQVH (Rode klaver), 8UWLFDGLRLFD(Grote brandnetel), 9HURQLFDVHUS\OOLIROLD(Tijmereprijs).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Geknikte vossenstaart-type
*HNQLNWHYRVVHQVWDDUWW\SH 9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ Kenmerkende soorten: *HNQLNWH YRVVHQVWDDUW 7LMPHUHSULMV en 0DQQDJUDV (zwak, gemeenschappelijk met Veldrus-type). De grassen Gestreepte witbol, Engels raaigras, Ruw beemdgras en de kruiden Witte klaver en Kruipende boterbloem zijn dominante soorten in dit type. Eveneens constante soorten maar met een lagere karakteristieke bedekking zijn Pinksterbloem, Gewone hoornbloem, Geknikte vossenstaart, Gewone paardebloem, Scherpe boterbloem en Fioringras. Mannagras en Gewoon reukgras komen frequent en met een relatief hoge karakteristieke bedekking voor. Veldzuring is tevens een frequente soort maar scoort lager wat bedekking betreft. Krulzuring komt occasioneel voor. Echte koekoeksbloem en Zachte dravik kunnen met een presentie van 19% ook als occasionele soorten beschouwd worden. Tot de zeldzame soorten behoren een relatief groot aantal soorten van natte biotopen zoals Pitrus, Veldrus, Biezenknoppen, Lidrus, Veenwortel, Ruige zegge, Moeraszegge, Kale jonker en Moerasrolklaver. Veel opnames uit dit type betreffen soortenarme zilverschoongraslanden, karakteristiek voor bemeste, overstroomde of door grondwater geïnundeeerde graslanden. Het occasioneel voorkomen van Echte koekoeksbloem en het sporadisch optreden van Moerasrolklaver, Biezenknoppen, Veldrus en Kale jonker wijst op verwantschap met dotterbloemgraslanden of met de subassociatie ORWHWRVXP XOLJLQRVL uit het Kamgrasverbond &\QRVXULRQ). 6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW ASSOCIA: rompgemeenschappen van de Klasse van de matig voedselrijke graslanden, vooral R1 (+ROFXV ODQDWXV/ROLXP SHUHQQH ± >0ROLQLR$UUKHQDWKHUHWHD@ en R2: +ROFXV ODQDWXV/\FKQLV IORVFXFXOL± >0ROLQLR$UUKHQDWKHUHWHD@, in mindere mate ook associatie van Geknikte vossenstaart (5DQXQFXOR$ORSHFXUHWXP JHQLFXODWL, Tüxen 1947, onder Zilverschoon-verbond). Zwaenepoel & Vanhecke (2002f): URPSJHPHHQVFKDSSHQ YDQ KHW =LOYHUVFKRRQ YHUERQG (/ROLR3RWHQWLOOLRQ DQVHULQDH Tüxen 1947), waaronder vooral RG Fioringras[/ROLR3RWHQWLOOLRQ] en RG Geknikte vossenstaart-[/ROLR3RWHQWLOOLRQ]. BWK: KS KSU 0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur en bodemvochtigheid Het Geknikte vossenstaart-type komt op DOOHUOHLQDWWHWRW]HHUQDWWHERGHPV voor. Het is wel iets meer te vinden op kleigronden in vergelijking met verscheidene andere types. Dit type ontbreekt op matig droge en droge bodems. Ongeveer de helft van de plantensoorten van het Geknikte vossenstaart-type zijn afhankelijk van het grondwater, waarbij het vooral niet-obligate freatofyten betreft. Een beperkt deel van de soorten betreft natte grondwaterafhankelijke soorten. Obligate freatofyten ontbreken nagenoeg in dit type. Drie vierde van de opnames situeren zich in van nature overstroombare graslanden, wat te verwachten is op basis van de drainageklassen. ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Geknikte vossenstaart-type
Ellenbergindicatiegetallen Soorten kenmerkend voor PDWLJ VWLNVWRIULMNH ERGHPV WRW VWLNVWRIULMNH ERGHPV overheersen in het Geknikte vossenstaart-type. Soorten die stikstofarme bodems indiceren komen heel weinig voor. Soorten typisch voor (zeer) uitgesproken stikstofrijke bodems ontbreken. In het Geknikte vossenstaart-type zijn soorten die kenmerkend zijn voor zwak zure bodems en voor zwak zure tot zwak basische bodems het meest vertegenwoordigd. Soorten die meestal karakteristiek zijn voor kalkrijke bodems en soorten die typisch zijn voor zure bodems komen weinig of niet voor.
*HNQLNWHYRVVHQVWDDUWW\SHPHW YRRUMDDUVDVSHFWYDQ3LQNVWHUEORHPODQJVGH 9DDQEXLNEHHNWH2SEUDNHOPHL
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Geknikte vossenstaart-type
%HKHHU Het betreft hier hoofdzakelijk verarmde zilverschoongraslanden. Door intensivering van het landbouwkundig gebruik zijn de gevoelige soorten uit de vegetatie verdwenen, maar weten Fioringras en/of Geknikte vossenstaart vaak nog stand te houden. Naast Geknikte vossentaart, komt Gestreepte witbol ook frequent en abundant voor. Door Gestreepte witbol gedomineerde graslanden bevinden zich veelal in een stadium in de verschraling van bemest grasland naar een halfnatuurlijk vegetatietype. Het optreden van kenmerkende soorten uit halfnatuurlijke graslanden, bv. Echte koekoeksbloem, is veelal een indicatie voor potenties (Jalink & Jansen 1995). Vegetaties met dominantie van Gestreepte witbol op vochtige zandgronden ontstaan vaak door bemesting en drainage uit natte schraallanden. Om dit type om te vormen naar een gevarieerd, kruidenrijk grasland is het nodig de eerste maaibeurt “ vroeg” uit te voeren (Bax & Schippers 1997). De tweede helft van mei of uiterlijk de eerste week van juni is de meest geschikte periode, omdat de dominante grassen dan hun energie steken in het doorschieten van de bloeistengel en het tot bloei komen. Door deze vroege maaibeurt groeien kruiden en minder productieve grassen zoals Gewoon reukgras, Rood zwenkgras vroeger door en onderdrukken ze de hergroei van dominante grassen (Zwaenepoel, 2000). Het verschijnen van deze minder productieve grassen die vooral in schrale situaties groeien, geven aldus aanwijzingen voor een verandering. Een tweede maaibeurt kan in de nazomer gebeuren. Bij soortenarmere vegetaties kan eventueel drie maal gemaaid worden, maar meer is niet aangewezen gelet op de graskruidenconcurrentie. Ontwikkeling naar een soortenrijker type kan alleen gehaald worden bij afwezigheid van bemesting of bij mestgiften tot maximaal 50 kg zuivere stikstof/ha/jaar (Bax & Schippers 1998). Bij giften vanaf 50 kg blijft de ontwikkeling steken in dezelfde fase, die hier vaak een dominant stadium met Gestreepte witbol (“witbolfase”) is. Verder ontwikkeling is ook mede afhankelijk van de hydrologische situatie (overstromingsduur en waterkwaliteit). Bij langdurige overstroming kan de ontwikkeling verlopen naar meer soortenrijke zilverschoonweiden, m.a.w. het Zomprus-type (Bax & Schippers 1998). Maai-indicatiegetallen Net als het Grote vossenstaart-type, het Kamgras-type en het Knoopkruid-type bezit het Geknikte vossenstaart-type, in vergelijking met de andere types, een iets groter aandeel aan soorten die maaien goed tot zeer goed verdragen en aan soorten die een eerste snede na half juni verkiezen. De maai-indicatiegetallen “eerste snede na begin juli” of “eerste snede na half juli” zijn hier minder vertegenwoordigd. Maaigevoelige soorten komen uitzonderlijk voor in dit type.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Geknikte vossenstaart-type
6RRUWHQDUPH *HNQLNWH YRVVHQVWDDUWW\SH LQ GH 6FKHOGHYDOOHL 6SDQMDDUG =ZLMQDDUGH PHW 6FKHUSH ERWHUEORHP .UXLSHQGH ERWHUEORHP *HNQLNWH YRVVHQVWDDUW 5XZ EHHPGJUDV(QJHOVUDDLJUDVHQ*HVWUHHSWHZLWEROPHL
*HVWUHHSWH ZLWERO LV QHW ]RDOV LQ HHQ DDQWDO DQGHUH W\SHV YDDN HHQ GRPLQDQWH VRRUW LQ KHW *HNQLNWH YRVVHQVWDDUWW\SH :DUHJHP :H\PHHUVFK ,Q GLW JUDVODQG NRPHQ RRN 3LMSWRUNUXLG HQ 3LQNVWHUEORHP YRRUMXOL
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Geknikte vossenstaart-type
6\QRSWLVFKHWDEHO*(.1,.7(9266(167$$57W\SH $DQWDORSQDPHV :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP +ROFXVODQDWXV /ROLXPSHUHQQH 3RDWULYLDOLV 5DQXQFXOXVUHSHQV 7ULIROLXPUHSHQV $JURVWLVVWRORQLIHUD $ORSHFXUXVJHQLFXODWXV &DUGDPLQHSUDWHQVLV &HUDVWLXPIRQWDQXP 5DQXQFXOXVDFULV 7DUD[DFXP66XEYXOJDULD $QWKR[DQWKXPRGRUDWXP *O\FHULDIOXLWDQV 5XPH[DFHWRVD %URPXVKRUGHDFHXV /\FKQLVIORVFXFXOL 5XPH[FULVSXV
1HGHUODQGVHQDDP Gestreepte witbol Engels raaigras Ruw beemdgras Kruipende boterbloem Witte klaver Fioringras Geknikte vossenstaart Pinksterbloem Gewone hoornbloem Scherpe boterbloem Gewone paardebloem Gewoon reukgras Mannagras Veldzuring Zachte dravik Echte koekoeksbloem Krulzuring
3UHVHQWLHNODVVH V V V V V IV IV IV IV IV IV III III III II II II
3UHVHQWLHNODVVH, $ORSHFXUXV SUDWHQVLV (Grote vossenstaart), &DUH[ DFXWD (Scherpe zegge), &DUH[ KLUWD (Ruige zegge), &LUVLXP SDOXVWUH (Kale jonker), &\QRVXUXV FULVWDWXV (Beemdkamgras), 'DFW\OLV JORPHUDWD (Gewone kropaar), (TXLVHWXP SDOXVWUH (Lidrus), -XQFXV DFXWLIORUXV (Veldrus), -XQFXV FRQJORPHUDWXV (Biezenknoppen), -XQFXV HIIXVXV (Pitrus), /RWXV SHGXQFXODWXV (Moerasrolklaver), 3ODQWDJR ODQFHRODWD (Smalle weegbree), 3RO\JRQXP DPSKLELXP (Veenwortel), 5XPH[ REWXVLIROLXV (Ridderzuring), 7ULIROLXP GXELXP (Kleine klaver), 9HURQLFDVHUS\OOLIROLD (Tijmereprijs).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Zomprus-type
=RPSUXVW\SH 9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ Kenmerkende soorten: =RPSUXV=LOYHUVFKRRQ9DOVHYRV]HJJHHQ3LMSWRUNUXLG. Fioringras en Geknikte vossenstaart domineren de vegetatie. Beide grassoorten zijn typisch voor natte, overstroomde graslanden. Ook Ruw beemdgras en, met een lagere bedekking, Kruipende boterbloem komen constant voor in dit type. Engels raaigras komt frequent en met een hoge bedekking voor. Pinksterbloem, Gestreepte witbol en Witte klaver treden eveneens frequent op, maar scoren lager wat bedekking betreft. In dit type komen een groot aantal occasionele soorten voor. Een aantal, zoals Mannagras, Krulzuring, Zilverschoon, Aardbeiklaver, Behaarde boterbloem en Valse voszegge, zijn typisch voor zilverschoongraslanden. Andere occasioneel voorkomende soorten zijn Scherpe boterbloem, Gewone paardebloem, Pijptorkruid, Rietgras, Getande weegbree, Veenwortel, Gewone hoornbloem, Blaartrekkende boterbloem, Kweek, Riet en een aantal kamgraslandsoorten zoals Madeliefje, Beemdkamgras en Veldgerst. Zeldzaam voorkomend en met een relatief hoge bedekking betreffen Gewone waterbies, Liesgras, Watermunt en Zeegroene rus. Deze laatste soort behoort eveneens tot het Zilverschoon-verbond. Een aantal zouttolerante soorten zoals Zilte rus, Moeraszoutgras, Zilt torkruid, Goudzuring, Heen en Melkkruid treden eveneens sporadisch op. 6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW ASSOCIA: vooral Zilverschoon-verbond (/ROLR3RWHQWLOOLRQ DQVHULQDH Tüxen 1947), waaronder hoofdzakelijk de associatie van Geknikte vossenstaart (5DQXQFXOR $ORSHFXUHWXP JHQLFXODWL Tüxen 1947). Opnames met Moeraszoutgras en Gewone waterbies wijzen op verwantschap met de Associatie van Moeraszoutgras (7ULJORFKLQR $JURVWLHWXPVWRORQLIHUDH Konczak 1968). Zwaenepoel & Vanhecke (2002f): =LOYHUVFKRRQYHUERQG /ROLR3RWHQWLOOLRQ DQVHULQDH Tüxen 1947) waaronder Associatie van Moeraszoutgras (7ULJORFKLQR$JURVWLHWXP VWRORQLIHUDH Konczak 1968), Associatie van Zilte zegge en Subassociatie HTXLVHWRVXP (Associatie van Platte rus). Soortenarmere graslanden binnen dit type vertonen verwantschap met de rompgemeenschappen van het Zilverschoon-verbond: RG Fioringras (/ROLR3RWHQWLOOLRQ DQVHULQDH , RG Geknikte vossenstaart (/ROLR3RWHQWLOOLRQ DQVHULQDH , RG Ruige zegge (/ROLR3RWHQWLOOLRQ DQVHULQDH en RG Pijptorkruid (/ROLR 3RWHQWLOOLRQDQVHULQDH BWKKS KSU KS GDKSU GDKSGDKSUGD 0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur Het Zomprus-type komt vooral voor in de Polders op ]ZDUH NOHLJURQGHQ en XLWJHYHHQGHJURQGHQ. Het komt zelden voor op lichtere texturen. Een heel klein aantal opnames komt op veengronden voor.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Zomprus-type
Bodemvochtigheid De graslanden in de polders komen hoofdzakelijk op ]HHU QDWWH JURQGHQ voor. De opnames buiten de Polders situeren zich vooral op matig natte en natte gronden. Het Zilverschoon-verbond is een plantengemeenschap van standplaatsen die langdurig nat zijn, vaak gekoppeld aan sterke schommelingen in de waterstand (Zwaenepoel HW DO., 2002). Bij een lage temperatuur kunnen zilverschoongraslanden overstromingen gedurende langere perioden (winter en voorjaar) overleven. Bovendien verdragen ze overstromingen in het groeiseizoen (Sykora HWDO., 1996). Zie ook onder %HKHHU. Ongeveer twee derde van de soorten in dit type zijn dan ook grondwaterafhankelijk, waarvan het grootste deel niet-obligate freatofyten zijn. Daarnaast komen ook een, in vergelijking met de andere types, groter aantal natte freatofyten voor. Dit stemt overeen met de gegevens over drainageklasses en de ligging in hoofdzakelijk van nature overstroombare gebieden. Obligate freatofyten komen heel weinig voor.
=RPSUXVW\SHPHWNHQPHUNHQGHVRRUWHQ9DOVHYRV]HJJHHQ3LMSWRUNUXLGLQ3DGGHJDW 2XGHQEXUJMXQL
Ellenbergindicatiegetallen In tegenstelling tot de meeste andere types overheersen in dit type indicaties voor respectievelijk VWLNVWRIULMNH ERGHPV en matig stikstofrijke bodems. Tevens komen enkele soorten typisch voor XLWJHVSURNHQ HQ ]HHU XLWJHVSURNHQ VWLNVWRIULMNH ERGHPV voor, wat binnen de survey enkel het geval is binnen dit type en het Zilte rustype. Indicaties voor meer stikstofarme bodems komen zelden voor. In het Zomprus-type overheersen soorten die kenmerkend zijn voor zwak zure tot zwak basische bodems. Dit type bezit, net zoals het Veldgerst-type en het Zilte rus-type en in ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Zomprus-type
tegenstelling tot de overige types, een beperkt aandeel aan soorten die meestal kenmerkend zijn voor kalkrijke bodems. Soorten typisch voor zure bodems komen weinig voor in het Zomprus-type. %HKHHU Naar Zwaenepoel & Vanhecke (2002f) Essentieel voor het behoud en beheer van zilverschoongraslanden is het handhaven van een hoge waterstand in combinatie met een (extensief) begrazingsbeheer. Maatregelen die het aftrappen van de oevers en waterlopen tegengaan, door het plaatsen van prikkeldraad op geruime afstand van de sloot verkleinen de potentiële habitats voor deze vegetaties. Ook het verlaten van de inscharingsdata van vee, vanuit faunistische overwegingen veroorzaken het dichtgroeien van het Zilverschoon-verbond, hetzij door soorten uit de Rietklasse aan de slootkant, hetzij door soorten van de Klasse der vochtige graslanden aan de weidekant. Behoud van dit type vergt dus specifieke maatregelen die haaks kunnen staan op andere natuurbehoudsdoelstellingen. Hoewel zilverschoongraslanden op van nature voedselrijke bodems voorkomen, verdragen ze klassieke landbouwbemesting slecht. Vooral de associatiekensoorten zijn gevoelig, de verbondskensoorten houden het meestal wél vrij goed uit. Ontwikkeling naar een soortenrijker type kan alleen gehaald worden bij afwezigheid van bemesting en bij mestgiften variërend van nul tot maximaal 50 kg zuivere stikstof/ha/jaar (Bax & Schippers 1998). Bij giften vanaf 50 kg blijft de ontwikkeling steken in dezelfde fase. Men dient hierbij te vermelden dat vegetaties behorende tot het Zilverschoon-verbond zelden grote oppervlaktes innemen en vaak een smalle gordel tussen een drogere en een nattere standplaats vormen. Volgens De Becker (2002) ontwikkelen zilverschoongraslanden zich in alle mogelijke variaties “over” de verschillende graslandtypes heen. Afhankelijk van de combinatie van overstromingsduur en –diepte, voedselrijkdom en diepte van de grondwatertafel ontstaat er een ruim spectrum aan varianten. Maai-indicatiegetallen Net als het Zilte rus-type bezit dit type in vergelijking met de meeste andere types een groter aandeel aan planten die bij voorkeur gemaaid worden na begin juli en na half juli. Het betreft onder meer de kenmerkende soorten Zomprus en Valse voszegge, maar ook Mannagras en Zeegroene rus behoren tot deze categorie. In tegenstelling tot de meeste andere types zijn soorten die maaien goed en zeer goed verdragen en die bij voorkeur gemaaid worden na half juni hier minder goed vertegenwoordigd. Opmerkelijk is dat, in vergelijking met de andere types, hier een iets groter aantal soorten volledig maaitolerant is. Net als bij de andere types ontbreken hier volledig maai-intolerante soorten.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Zomprus-type
+HW =RPSUXVW\SH RQWZLNNHOW ]LFK YDDN ODQJV EHJUDDVGH HQ EHWUHGHQ RHYHUV YDQ VORWHQ ,Q GLW SHUFHHO SDOHQG DDQ GH +RHNHYDDUW JURHLHQ RQGHU PHHU *HZRQH ZDWHUELHV=LOYHUVFKRRQHQ=LOWHUXVMXQL
3LMSWRUNUXLG NRPW RFFDVLRQHHO YRRU LQ KHW =RPSUXVW\SH YDOOHL YDQ GH 5RHOEHHN WH *ODEEHHNMXQL ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Zomprus-type
6\QRSWLVFKHWDEHO=203586W\SH $DQWDORSQDPHV :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP $JURVWLVVWRORQLIHUD 3RDWULYLDOLV 5DQXQFXOXVUHSHQV $ORSHFXUXVJHQLFXODWXV &DUGDPLQHSUDWHQVLV +ROFXVODQDWXV /ROLXPSHUHQQH 7ULIROLXPUHSHQV %HOOLVSHUHQQLV &DUH[FXSULQD &HUDVWLXPIRQWDQXP Cynosurus cristatus (O\PXVUHSHQV *O\FHULDIOXLWDQV +RUGHXPVHFDOLQXP -XQFXVDUWLFXODWXV 2HQDQWKHILVWXORVD 3KDODULVDUXQGLQDFHD 3KUDJPLWHVDXVWUDOLV 3ODQWDJRPDMRUVVSLQWHUPHGLD 3RO\JRQXPDPSKLELXP 3RWHQWLOODDQVHULQH 5DQXQFXOXVDFULV 5DQXQFXOXVVDUGRXV 5DQXQFXOXVVFHOHUDWXV 5XPH[FULVSXV 7DUD[DFXP69XOJDULD 7ULIROLXPIUDJLIHUXP
1HGHUODQGVHQDDP Fioringras Ruw beemdgras Kruipende boterbloem Geknikte vossenstaart Pinksterbloem Gestreepte witbol Engels raaigras Witte klaver Madeliefje Valse voszegge Gewone hoornbloem Beemdkamgras Kweek Mannagras Veldgerst Zomprus Pijptorkruid Rietgras Riet Getande weegbree Veenwortel Zilverschoon Scherpe boterbloem Behaarde boterbloem Blaartrekkende boterbloem Krulzuring Paardebloem Aardbeiklaver
3UHVHQWLHNODVVH V V V IV III III III III II II II II II II II II II II II II II II II II II II II II
3UHVHQWLHNODVVH, Carex distans Zilte zegge &LUVLXP DUYHQVH (Akkerdistel), Eleocharis palustris Gewone waterbies *DOLXP SDOXVWUH Moeraswalstro), Glaux maritima Melkkruid *O\FHULDPD[LPD(Liesgras), -XQFXVJHUDUGL(Zilte rus), -XQFXVLQIOH[XV(Zeegroene rus), /HRQWRGRQDXWXPQDOLV(Vertakte leeuwentand), Mentha aquaticaWatermunt 0\RVRWLV FHVSLWRVD(Zompvergeet-mij-nietje)Oenanthe lachenaliiZilt torkruid), 3KOHXPSUDWHQVH (Gewoon timoteegras) , 5DQXQFXOXV IODPPXOD (Egelboterbloem), 5XPH[ DFHWRVD (Veldzuring), Scirpus maritimus Heen), Triglochin palustre Moeraszoutgras).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Zilte rus-type
=LOWHUXVW\SH 9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ Kenmerkende soorten: Stomp kweldergras, Zilte rus, Melkkruid, Zilt torkruid en Heen. Constante soorten zijn Zilte rus en Fioringras. Tot de frequent voorkomende soorten behoren een aantal zouttolerante soorten zoals Heen, Zilte schijnspurrie en Zulte. Ook Riet, Spiesmelde en Getande weegbree komen frequent voor. Occasionele soorten met relatief hoge bedekkingen zijn Geknikte vossenstaart en Greppelrus. Ook Kweek, Behaarde boterbloem, Blaartrekkende boterbloem, Aardbeiklaver en de kenmerkende soort Stomp kweldergras, treden occasioneel op, maar met een lagere bedekking. Tot de zeldzame soorten behoren, net als in het Zomprus-type, een aantal zoutminnende soorten zoals Moeraszoutgras, Zeekraal, Zilt torkruid en Zilte zegge. Vegetaties met deze soorten zijn nauw verwant aan het Zilverschoon-verbond, en aldus ook met het Zomprus-type. Andere te vermelden zeldzame soorten zijn Slanke waterbies, Veldgerst, Pijptorkruid, Zilverschoon, Zomprus, Gewone waterbies en Valse voszegge. Behalve de eerste drie in deze reeks behoren alle soorten in meer of mindere mate tot het Zilverschoon-verbond. 6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW ASSOCIA: Zilverschoon-verbond (/ROLR3RWHQWLOOLRQDQVHULQDH Tüxen 1947), waaronder Associatie van Moeraszoutgras (7ULJORFKLQR$JURVWLHWXP VWRORQLIHUDH Konczak 1968) en Verbond van Engels gras (3XFFLQHOOLR6SHUJXODULRQ VDOLQDH Beeftink 1965), rompgemeenschap R2 en ook de Associatie van Waterpeper en Tandzaad (3RO\JRQR %LGHQWHWXP W. Koch 1926 em. Sissingh in Westhoff HW DO. 1946), onder Tandzaadverbond (%LGHQWLRQWULSDUWLWDHNordhagen1940) Zwaenepoel & Vanhecke (2002g, 2002h): Associatie van Zilte rus (-XQFHWXP JHUDUGLL Warming ex Nordhagen 1923) uit het 9HUERQGYDQ(QJHOVJUDV ($UPHULRQPDULWLPDH Braun-Blanquet et De Leeuw 1936) en 6WRPS NZHOGHUJUDVYHUERQG (3XFFLQHOOLR 6SHUJXODULRQ VDOLQDH Beeftink 1965). Veel van deze zilte vegetaties komen door een proces van ontzilting in een overgangssituatie met vegetaties van het Zilverschoonverbond (/ROLR3RWHQWLOOLRQDQVHULQDH Tüxen 1947). BWK:KS GDKSU GDKSGDKSUGD 0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur Net als het Veldgerst- en het Zomprus-type bevindt het Zilte rus-type zich vooral op XLWJHYHHQGH HQ ]ZDUH NOHL HQ NOHLJURQGHQ LQ GH 3ROGHUV. Een klein deel van de opnames situeert zich op veengronden. Leem, zandleem en lichtere texturen ontbreken in dit type. Bodemvochtigheid Het Zilte rus-type komt overwegend op ]HHU QDWWH JURQGHQ voor. Alle opnames situeren zich dan ook in van nature overstroombare gebieden. ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Zilte rus-type
In het Zilte rus-type komen vooral grondwaterafhankelijke soorten voor, waarvan het grootste deel niet-obligate freatofyten en natte freatofyten zijn. Het betreft het enige type in de survey waar deze laatste categorie in belangrijke mate voorkomt. Obligate freatofyten komen zelden voor. Een belangrijk deel van de planten betreft zoutplanten.
=LOWHUXVW\SHPHW=XOWHHQ=LOWHUXVLQGH+RJHQRHQ%UXJJH %HLGHVRRUWHQEHKRUHQ WRWGH5RGHOLMVWFDWHJRULH³YULM]HOG]DDP´
Ellenbergindicatiegetallen In het Zilte rus-type overheersen indicaties voor PDWLJ VWLNVWRIULMNH ERGHPV WRW VWLNVWRIULMNHERGHPV. Het aandeel aan soorten kenmerkend voor stikstofrijke bodems is groter dan de andere types. Ook soorten typisch voor ]HHU XLWJHVSURNHQ VWLNVWRIULMNHERGHPV zijn hier meer vertegenwoordigd dan in de overige types. Soorten die stikstofarme bodems indiceren komen nagenoeg niet voor. Soorten kenmerkend voor ]ZDN ]XUH WRW ]ZDN EDVLVFKH ERGHPV zijn het meest vertegenwoordigd in dit type en hun aandeel is opvallend hoger dan in de andere types. Het aandeel aan soorten die meestal kenmerkend zijn voor kalkrijke bodems is in vergelijking met de overige types eveneens relatief groot. Het zilte-rus type is het enige type dat een, weliswaar klein, aandeel aan soorten kenmerkend voor VWHUNEDVLVFKHRI NDONULMNHERGHPV bezit. %HKHHU Naar Zwaenepoel HWDO (2002) Dit type komt in de Vlaamse polders steeds vleksgewijze voor in een mozaïek van andere zilte, maar tevens ook productievere graslandtypes zoals kamgrasland en veldgerstgraslanden. De beweidingsdruk mag hierdoor iets hoger zijn (hoger dan 0,5
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Zilte rus-type
stuks rundvee per hectare). Doordat in de meeste gevallen jaarrondbeweiding niet te combineren is met agrarisch medegebruik wordt veelal ook seizoensbeweiding toegepast. Dit impliceert bijna steeds een proefondervindelijk aanpassen van het aantal dieren en de begrazingsduur. In het algemeen wijst de ervaring uit dat het niet goed is te laat met de begrazing te starten, omdat de vegetatie anders vervilt of door rietvegetaties verdrongen wordt. Maai-indicatiegetallen Het Zilte rus-type bezit in vergelijking met de andere types een groter aandeel aan planten die bij voorkeur gemaaid worden na begin juli. Het betreft veelal zouttolerante soorten zoals Melkkruid, Zilte zegge en Moeraszoutgras. Ook maaigevoelige soorten (bij voorkeur gemaaid na half juli) zijn hier net als het Zomprus- en het Veldrus-type het meest vertegenwoordigd. Opvallend is het grote aandeel aan soorten die alleen maaien in de herfst verdragen. Het betreft onder meer Gewone waterbies, Slanke waterbies, Heen en Pijptorkruid. Behalve in het Zomprus-type is deze groep in de overige types zeer beperkt. In tegenstelling tot de meeste andere types zijn soorten, die maaien goed en zeer goed verdragen en die bij voorkeur gemaaid worden na half juni, hier het minst goed vertegenwoordigd. Net als bij de andere types ontbreken hier volledig maai-intolerante soorten Gezien in dit type een combinatie van relatief productieve soorten met maaigevoelige soorten voorkomt, zouden we kunnen stellen dat als beheersmaatregel hier enkel begrazing geschikt is.
.HQPHUNHQGHVRRUW=LOWHUXVYRUPWGRQNHUHYOHNNHQLQGLWJUDVODQG3DGGHJDW 2XGHQEXUJMXQL
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Zilte rus-type
6\QRSWLVFKHWDEHO=,/7(586W\SH $DQWDORSQDPHV :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP $JURVWLVVWRORQLIHUD -XQFXVJHUDUGL $VWHUWULSROLXP $WULSOH[SURVWUDWD *ODX[PDULWLPD 3KUDJPLWHVDXVWUDOLV 3ODQWDJRPDMRUVVS,QWHUPHGLD 6FLUSXVPDULWLPXV 6SHUJXODULDVVSPDULQD $ORSHFXUXVJHQLFXODWXV (O\PXVUHSHQV -XQFXVEXIRQLXV 3XFFLQHOOLDGLVWDQV 5DQXQFXOXVVDUGRXV 5DQXQFXOXVVFHOHUDWXV 7ULIROLXPIUDJLIHUXP
1HGHUODQGVHQDDP Fioringras Zilte rus Zulte Spiesmelde Melkkruid Riet Getande weegbree Heen Zilte schijnspurrie Geknikte vossenstaart Kweek Greppelrus Stomp kweldergras s.l. Behaarde boterbloem Blaartrekkende boterbloem Aardbeiklaver
3UHVHQWLHNODVVH IV IV III III III III III III III II II II II II II II
3UHVHQWLHNODVVH, &DUH[ FXSULQD (Valse voszegge), &DUH[ GLVWDQV (Zilte zegge), (OHRFKDULV SDOXVWULV (Gewone waterbies), (OHRFKDULV XQLJOXPLV (Slanke waterbies), +RUGHXP VHFDOLQXP (Veldgerst), -XQFXV DUWLFXODWXV (Zomprus), 0HQWKD DTXDWLFD (Watermunt), 2HQDQWKH ILVWXORVD (Pijptorkruid), 2HQDQWKH ODFKHQDOLL (Zilt torkruid), 3RWHQWLOOD DQVHULQD (Zilverschoon), 6DOLFRUQLD HXURSDHD (Kortarige zeekraal), 6DOLFRUQLD VS [Zeekraal (G)], 7ULJORFKLQSDOXVWULV (Moeraszoutgras).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
$QDO\VHWHQDDQ]LHQYDQKHWEHOHLG $QDO\VHEHOHLGVPDWLJHGDWD Bij de interpretatie van onderstaande gegevens mag niet uit het oog verloren worden dat het hier een steekproef betreft! Hieruit kunnen enkel tendensen afgeleid worden. *HZHVWSODQ Figuur 5.1 geeft de verdeling van alle bemonsterde graslanden over de gewestplancategorieën. Iets meer dan de helft van de percelen bevindt zich in agrarisch gebied3 volgens het gewestplan. Eén derde van de onderzochte graslanden heeft een groene gewestplanbestemming. Een klein deel van de percelen situeert zich in woongebied (5%).
8%
5%
54% 33%
Agrarisch gebied Groengebied Ligging onbekend Woongebied
)LJXXU 9HUGHOLQJ YDQ GH EHPRQVWHUGH JUDVODQGHQ RYHU GH YHUVFKLOOHQGH JHZHVWSODQFDWHJRULHsQ
Figuur 5.2 geeft de verdeling van de gewestplancategorieën per type. In twee types, nl. het Zilte rus- en het Veldgerst-type is het aandeel van opnames gelegen in groengebied hoger dan in agrarisch gebied. Ongeveer evenveel percelen van het Schapezuring-type liggen in groengebied en in agrarisch gebied. Twee derde van de opnames van het Veldrus-type, het Zomprus-type en het Reukgras-type komt voor in agrarisch gebied. Uit de figuur blijkt ook dat één vierde van de graslanden van het Grote vossenstaarttype, het Geknikte vossenstaart-type, het Kamgras-type en het Knoopkruid-type een groene gewestplanbestemming heeft. Acht types bezitten percelen in woongebied; het Knoopkruid-type, het Schapezuring-type en het Zomprus-type nemen het grootste aandeel in. 3
Agrarisch gebied betreft hier zowel Landschappelijk waardevol agrarisch gebied; Agrarisch gebied met ecologisch belang, Agrarisch gebied met landschappelijk (of “bijzondere”) waarde (vallei-of brongebied); Valleigebied of agrarisch gebied met landschappelijke waarde en Agrarisch gebied.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
100% 95% 90% 85% 80% 75% 70% 65% 60% 55% 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
dg er
ru s
Ve l
e Zi lt
st (3 Zo 3) m pr Sc u ha s (5 pe 4) zu rin g Re (3 6) uk gr as (4 Ve 1) ld ru s G Ka (7 ek 4) m ni g kt ra e s vo (6 ss 3) es ta ar Kn t( oo 37 G pk ro ) ru te id vo (6 ss 1) es ta ar t( 86 )
Ligging onbekend Groengebied Agrarisch gebied Woongebied
(4 0)
DDQGHHO
Analyse ten aanzien van het beleid
)LJXXU 9HUGHOLQJ YDQ GH YHUVFKLOOHQGH JHZHVWSODQFDWHJRULHsQ RYHU GH YHUVFKLOOHQGH JUDVODQGW\SHVGHFLMIHUVWXVVHQKDDNMHVYHUZLM]HQQDDUKHWDDQWDORSQDPHVSHUW\SH
3ULYDWHHUNHQGHHQ9ODDPVHUHVHUYDWHQHQGRPHLQHQ Figuur 5.3 geeft het aandeel van de onderzochte graslanden die in een als reservaat beheerd gebied gelegen zijn. Eén vijfde van de percelen is in eigendom van een terreinbeherende vereniging of overheid. 4% Niet reservaat
22%
Reservaat
74%
Ligging onbekend
)LJXXU $DQGHHO SULYDWH HUNHQGH HQ 9ODDPVH UHVHUYDWHQ HQ GRPHLQHQ YHUVXV QLHW UHVHUYDDWELQQHQGHEHPRQVWHUGHJUDVODQGHQ
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
Ligging onbekend Niet reservaat
(1)
Reservaat
ru ek s Ve (4 ni ld 0) kt ge e vo rs t ss es (3 3 ) ta ar t( R 37 eu kg ) ra s Zo (4 1) m pr us G (5 Ve ro 4) te ld ru vo s ss (7 es 4) ta a Kn rt (8 oo 6) pk ru id Ka (6 m 1) Sc gr as ha pe (6 3) zu rin g (3 6)
100% 95% 90% 85% 80% 75% 70% 65% 60% 55% 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Zi
lte
DDQGHHO
Figuur 5.4 geeft het aandeel als reservaat beheerd perceel versus niet-reservaat per type. Graslanden uit de steekproef in eigendom van een terreinbeherende overheid of vereniging, zijn het meest vertegenwoordigd in het Zilte rus-type, dat hoofdzakelijk in de Polders voorkomt. Uit de vergelijking van de Biologische waarderingskaart en het reservatenbestand blijkt dat in realiteit het Zilte rus-type ook frequent voorkomt in agrarische graslanden. Voor alle andere types is het aandeel niet-reservaatspercelen groter dan reservaatspercelen. Ongeveer één derde van de graslanden van het Veldgerst-type en het Geknikte vossenstaart-type betreffen reservaatspercelen. Ongeveer één op de vier graslanden van het Reukgras-type zijn reservaat. Voor het Veldrus-, Grote vossenstaart- en Zomprus-type is dit één op vijf. Reservaatspercelen zijn het minst vertegenwoordigd (10% of minder) in de drogere types (Schapezuring-, Kamgras- en in het Knoopkruid-type).
G
(1)
(1) Door vergelijking van het ontwerp BWK, versie 2 met de bij de Mestbank-geregistreerde percelen en de als reservaat beheerde gebieden, blijkt dat een belangrijk aandeel van de “graslanden uit het Zilte rustype” in agrarisch gebruik is.
)LJXXU $DQGHHO SULYDWH HUNHQGH HQ 9ODDPVH UHVHUYDWHQ HQ GRPHLQHQ YHUVXV QLHW UHVHUYDDWSHUJUDVODQGW\SHGHFLMIHUVWXVVHQKDDNMHVYHUZLM]HQQDDUKHWDDQWDORSQDPHV SHUW\SH
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
9HUGHOLQJYDQGHJHEUXLNVFDWHJRULHsQUHVHUYDDWUHVHUYDDWPHW JHEUXLNVRYHUHHQNRPVWODQGERXZDQGHUH RYHUGHW\SHV Figuur 5.5 geeft de verdeling van de verschillende gebruikscategorieën (reservaat, reservaat met gebruiksovereenkomst landbouw, andere,) over de graslandtypes weer. Hieruit blijkt dat vier types, nl. het Schapezuring-, Knoopkruid-, Veldrus- en Reukgrastype vooral een ander gebruik dan landbouw kennen, hoewel ook hier traditioneel landbouwgebruik een derde of meer van de percelen inneemt. Zeker voor het Veldrusen het Schapezuring-type is dit merkwaardig omdat het voor landbouwdoeleinden eerder marginale graslanden betreft, gebonden aan lage bemestingsgiften. Het Reukgras-type en in minder mate het Veldrus-type bestaan voor een deel ook uit reservaatspercelen, waarvan voor een klein deel waarschijnlijk een gebruiksovereenkomst is afgesloten met een landbouwer. De graslanden van het Kamgras-type en het Grote vossenstaart-type worden vooral door de landbouw gebruikt en in mindere mate als reservaat of als niet-landbouw. Ongeveer de helft van de percelen van het Veldgerst-, het Geknikte vossenstaart- en het Zomprus-type worden door de landbouw gebruikt. De overige percelen worden in belangrijke mate als reservaat beheerd, waarvan de helft vermoedelijk via een gebruiksovereenkomst door een landbouwer gebruikt wordt. Zowel in het Geknikte vossenstaart-type, het Zomprus-type en in beperkte mate het Veldgerst-type komen ook nog een beperkt aantal percelen voor die een ander gebruik kennen dan landbouw. Het Zilte rus-type bezit het grootste aandeel aan percelen gelegen in reservaatgebied en een beperkt deel dat door de landbouw gebruikt wordt. Gezien het hier om een beperkte steekproef gaat, hebben we de verdeling van deze gebruikscategorieën voor de “poldergraslanden met zilte elementen” volgens de BWK onderzocht. Technisch gezien kan de BWK alleen voor de lokalisatie van dit type gebruikt worden. Dit door het vergelijken van ontwerp BWK, versie 2 met de bij de Mestbank-geregistreerde percelen en de als reservaat beheerde gebieden. De resultaten hiervan worden weergegeven in figuur 5.6.
Figuur 5.6 geeft de verdeling van de verschillende gebruikscategorieën binnen de “poldergraslanden met zilte elementen” volgens de BWK. Hieruit blijkt dat deze graslanden vooral door de landbouw gebruikt worden. Een minderheid wordt als reservaat beheerd. Een zeker aandeel kent een niet-beroepsmatig agrarisch gebruik. Bij de interpretatie van deze figuur moet men wel rekening houden met het feit dat bij de oppervlakteberekening ook het “niet-zilt gedeelte” (KS, KSU) van het grasland is meegerekend.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
100% 95% 90% 85% 80% 75% 70% 65% 60% 55% 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Ligging onbekend
Andere
DDQGHHO
(1)
Reservaat (privaat, erkend, Vlaams, domein) Reservaat met mogelijk een gebruiks overeenkomst (2)
dg er
st (3 3) v r o G ss us ro es (40 te ta ) vo ss art es (3 7) ta a Ka rt (8 m 6) gr a Zo s (6 m 3 pr us ) R eu kg (54 ) ra Ve s ( 41 Kn ldr ) oo us (7 Sc p ha k ru 4) pe id zu (6 1 rin ) g (3 6)
Landbouwgebruik
lte
G
ek ni kt
e
Zi
Ve l
(1)
(1) Uit figuur 5.6 blijkt dat een belangrijk aandeel van de “poldergraslanden met zilte elementen “ in agrarisch gebruik is. (2) Perceel gelegen in als reservaat beheerd gebied én geregistreerd bij de Mestbank.
)LJXXU 9HUGHOLQJ YDQ GH YHUVFKLOOHQGH JHEUXLNVFDWHJRULHsQ UHVHUYDDW ODQGERXZ DQGHUH JHEUXLNVRYHUHHQNRPVW RYHU GH JUDVODQGW\SHV GH FLMIHUV WXVVHQ KDDNMHV YHUZLM]HQQDDUKHWDDQWDORSQDPHVSHUW\SH
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
Landbouwkundig gebruik
Ander gebruik
Reservaat met mogelijk gebruiksovereenkomst Reservaten
)LJXXU9HUGHOLQJYDQGHYHUVFKLOOHQGHJHEUXLNVFDWHJRULHsQELQQHQGH ³SROGHUJUDVODQGHQPHW]LOWHHOHPHQWHQ´YROJHQVGH%:.KS GDKSU GDKSUGD KSUGDKSGD
%HPHVWLQJVEHSHUNLQJHQ Figuur 5.7 geeft het aandeel aan percelen die niet of weinig bemest worden als gevolg van hun status als reservaat of als gevolg van de ligging in de zogenaamde Groenlaag van het MAP.4 Het grootste aandeel aan reservaatspercelen, die bijgevolg weinig of niet bemest worden, is te vinden onder het Zilte rus-type. Vermoedelijk is voor een derde hiervan een gebruiksovereenkomst met een landbouwer afgesloten. 10% van de nietreservaatspercelen uit dit type kreeg een bemestingsbeperking opgelegd omwille van hun ligging in de MAP-Groenlaag. Naast het Zilte rus-type hebben het Veldgerst-, het Geknikte vossenstaart- en het Reukgras-type in vergelijking met de andere types een groter aandeel aan graslanden die niet bemest worden. Het grootste deel betreft wel reservaatspercelen die normalerwijze niet bemest worden. Daarnaast heeft vooral het Reukgras-type een zeker aandeel (15%) aan graslanden buiten reservaatgebied die door het MAP nulbemesting (2 GVE) opgelegd kregen. Bij het Geknikte vossenstaart-type is dit 10% en bij het Veldgerst-type 5%. In alle drie de types heeft ongeveer 60% geen of slechts een weinig verlaagde bemestingsbeperking5. In de overige types (Zomprus-, Grote vossenstaart-, Veldrus-, Knoopkruid-, Kamgrasen Schapezuring-type) zijn ongeveer twee derde of meer van de percelen niet onderhevig aan een belangrijke bemestingsbeperking. Het aandeel van percelen met 4
Besluit Vlaamse Regering 09.02.1999 houdende aanvullende bepalingen betreffende de toepassing van het artikel 15, §4, 1°,2° en 3° van het decreet van 23.01.91 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, Belgisch Staatsblad 26.02.99 5 200 kg N/ha/jaar in waterwingebieden en beschermingszones type II en III voor grondwater, gevoelige gebieden binnen oppervlaktewateren bestemd voor de produktie van drinkwater, gebieden met nitraatgevoelige gronden en geelgroenlaag van het MAP
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
100% 95% 90% 85% 80% 75% 70% 65% 60% 55% 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Reservaat (Privaat, erkend, Vlaams of domein)
MAP 2 GVE
MAP 2 GVE + 100 kg N anorganisch
MAP ontheffing in de Groenlaag
Geen of weinig verlaagde bemestingsnorm
G
Zi lte
r ek Ve us ni ld kt ge e vo rs t ss es ta ar R t eu kg ra s G Z om ro te vo pru s ss es ta ar t Ve ld ru Kn s oo pk ru id Ka m Sc gr a ha pe s zu rin g
% aandeel
bemestingsbeperking in het kader van de MAP-Groenlaag schommelt hier van 5% tot 15%; in het Zomprus- en het Schapezuring-type.
)LJXXU $DQGHHO YDQ SHUFHOHQ GLH QLHW RI ZHLQLJ EHPHVW ZRUGHQ DOV JHYROJ YDQ KXQ VWDWXVDOVUHVHUYDDWSULYDDWHUNHQG9ODDPVRIGRPHLQ RIDOVJHYROJYDQKXQOLJJLQJLQ GH0$3*URHQODDJLQYHUJHOLMNLQJWRWKHWWRWDOHDUHDDOYDQGHVWHHNSURHI
1DWXXUZDDUGHYHUVXVEHOHLGVPDWLJHGDWD Tabel 5.1 geeft een kort overzicht van de analyse van de beleidsmatige data (synthese § 5.1). In tabel 5.2 zijn de types gegroepeerd naargelang hun natuurlijkheidgraad en werd een analyse gemaakt van hun natuurbehoudswaarde. Droge tot matig droge, voedselarme tot matig voedselrijke types, nl. het 6FKDSH]XULQJW\SH en het .QRRSNUXLGW\SH, liggen overwegend buiten de als reservaat beheerde gebieden en worden grotendeels door niet-landbouwers gebruikt. Zowel binnen als buiten agrarisch gebruik moet gesteld worden dat deze types hoogstwaarschijnlijk weinig bemest worden. Vooral het Knoopkruid-type is wettelijk weinig beschermd. Van het Schapezuring-type is de helft van de opnames in Groengebied gelegen. Beide types bezitten een belangrijke actuele natuurwaarde en bezitten grote potenties om via een gepast beheer te evolueren naar halfnatuurlijke graslanden. Hetzelfde geldt voor de natte, respectievelijk voedselarme en matig voedselrijke types nl. 9HOGUXV en het 5HXNJUDVW\SH. Zij behoren eveneens tot de categorie van types ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
met “hoge natuurlijkheidgraad”. Eén vierde tot één vijfde betreft reservaatgebied. Eén derde wordt door de landbouw gebruikt en één derde kent een ander gebruik en wordt waarschijnlijk niet intensief gebruikt. Dit kan een verklaring zijn voor de relatief grote soortenrijkdom van beide types. Het merendeel van de percelen uit beide types bezit een agrarische bestemming volgens het Gewestplan. Het natte, vrij voedselrijke =RPSUXVW\SH, met een belangrijke actuele natuurwaarde, komt hoofdzakelijk voor in agrarisch gebied volgens het Gewestplan. Een klein deel van de opnames situeert zich in reservaatgebied, waarvan voor de helft waarschijnlijk een beheersovereenkomst is afgesloten. De helft van de percelen uit dit type wordt door de landbouw gebruikt. De opnames van het natte, vrij voedselrijke =LOWHUXVW\SH liggen vooral in als reservaat beheerde percelen, waarvan voor vermoedelijk een gebruiksovereenkomst is afgesloten. Een belangrijk deel van de “poldergraslanden met zilte elementen” wordt evenwel ook door de landbouw gebruikt (§ 5.1.2). De meerderheid van de graslanden uit onze steekproef heeft een groene gewestplanbestemming. Het Zilte rus-type behoort tot de categorie van types met een hoge natuurlijkheidgraad. Het vochtige voedselrijke .DPJUDVW\SH situeert zich hoofdzakelijk in agrarisch gebied volgens het Gewestplan. De meerderheid van de percelen wordt door de landbouw gebruikt. De graslanden uit dit type betreffen zelden reservaatspercelen. In tegenstelling tot het Kamgras-type is het vochtige voedselrijke 9HOGJHUVWW\SH wettelijk tamelijk goed beschermd, het bevindt zich vooral in groengebied volgens het Gewestplan. Ook het aandeel percelen dat in eigendom is van een terreinbeherende vereniging of overheid is groter (ongeveer één derde). Het overige deel van de graslanden kent een landbouwgebruik. Zoals uit hoofdstuk 4 en tabel 5.2 blijkt, dienen het Kamgras- en het Veldgerst-type opgedeeld te worden in enerzijds soortenrijke en anderzijds matig soortenrijke varianten. De soortenrijke varianten bezitten een relatief hoge natuurlijkheidgraad: ze dienen als typische en meest halfnatuurlijke graslanden gezien te worden onder de betreffende milieu- en beheersomstandigheden. De matig soortenrijke varianten hebben om die reden op zich intrinsieke waarden en zijn geschikt voor herstel van de soortenrijke varianten. Het *URWHYRVVHQVWDDUWW\SH en het *HNQLNWHYRVVHQVWDDUWW\SH komen vooral voor in agrarisch gebied volgens het Gewestplan. Een minderheid van de graslanden uit het Grote vossenstaart-type zijn reservaatspercelen, het overgrote deel wordt door de landbouw gebruikt. Eén derde van de graslanden uit het Geknikte vossenstaart-type ligt in reservaat, waarvan voor de helft vermoedelijk een gebruiksovereenkomst is afgesloten. De helft van de percelen van dit type kent een ander gebruik dan landbouw, de andere helft wordt zuiver landbouwkundig gebruikt. Zoals reeds in hoofdstuk 4 vermeld, komen binnen het Grote vossenstaart-type overstroombare en nietovertroombare graslanden voor. De overstroombare graslanden behoren tot de categorie van types met een hoge natuurlijkheidgraad. De niet-overstroombare graslanden zijn net zoals het Geknikte vossenstaart-type types met een geringere natuurlijkheidgraad. Zij bezitten potenties voor evolutie naar soortenrijkere types.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
,QYORHGYDQHQNHOHDOJHPHQHEHKHHUVPDDWUHJHOHQRSGHW\SHV In figuur 5.8 wordt schematisch weergegeven welke beheersmaatregelen aanleiding geven tot een mogelijke evolutie naar (een) ander(e) type(s). Deze figuur is hoofdzakelijk gebaseerd op wat hierover voor halfnatuurlijke graslanden in Schaminée HWDO. (1996) en Zwaenepoel HWDO. (2002) is vermeld. Figuur 5.8 is een beknopt, en dan ook een beperkt, overzicht van de invloed van beheersmaatregelen en is dus niet volledig. Deze maatregelen variëren naargelang de specifieke terreincondities van het betreffende grasland. Meer informatie wordt gegeven in hoofdstuk 4. Ontzilting en begrazing van het =LOWH UXVW\SH kan resulteren in zowel het Zomprustype, als het .DPJUDV of 9HOGJHUVWW\SH, waarbij vooral de veebezetting en de beweidingsduur de evolutierichting bepalen. Wanneer graslanden van het =LOWH UXV W\SH ontzilt en gemaaid worden, zullen eerder vegetaties verwant aan het 5HXNJUDV of het 9HOGUXVW\SH ontstaan. Door het =RPSUXVW\SH intensief te beheren, m.a.w. een hogere begrazingsdruk en een hogere bemesting, ontstaan veelal gedegradeerde zilverschoongraslanden verwant aan het *HNQLNWH YRVVHQVWDDUWW\SH. Ook minder langdurende overstromingen kunnen dit effect hebben. De soortenrijkere 5HXNJUDV en 9HOGUXVW\SHV kunnen via een gepast beheer eventueel evolueren naar halfnatuurlijke graslanden zoals dotterbloemgrasland of in bepaalde gevallen misschien zelfs blauwgrasland. Door combinatie van begrazing en ontwatering kunnen uit deze types kamgraslanden ontstaan. In de Polders en op riviergronden kan dit een variant van kamgraslanden zijn, nl. het 9HOGJHUVWW\SH. Begrazing gecombineerd met een lichte ontwatering van het 5HXNJUDV en het 9HOGUXVW\SH resulteert mogelijk in het =RPSUXVW\SH. Een intensief beheer (veelvuldig maaien/hoge begrazingsdruk, ontwatering en bemesting) van beide types doen soortenarmere vegetaties, verwant aan het *HNQLNWH YRVVHQVWDDUWW\SH, ontstaan. Wanneer graslanden van het .DPJUDV en het 9HOGJHUVWW\SH niet meer begraasd maar zuiver gehooid worden, ontstaat mogelijk het .QRRSNUXLGW\SH. Een beheer als hooiweide geeft, vooral in natte condities, eerder graslanden verwant aan het 5HXNJUDV RI 9HOGJHUVWW\SH. Wanneer voor kamgraslanden die overstromen, overgeschakeld wordt naar een maaibeheer ontstaan mogelijk grote vossenstaartgraslanden (overstroombare *URWHYRVVHQVWDDUWW\SH). Het Knoopkruid-type kan bij begrazing overgaan naar het .DPJUDVRIKHW9HOGJHUVWW\SH. Wanneer het .QRRSNUXLGW\SH overstroomd wordt, ontstaat mogelijk het *URWH YRVVHQVWDDUWW\SH. Door het begrazen van Grote vossenstaart-graslanden kunnen kamgras- of veldgerstgraslanden ontstaan. Bij verschraling (extensieve begrazing, lagere bemesting) en langdurige overstroming van het *HNQLNWH YRVVHQVWDDUWW\SH ontstaat het soortenrijkere =RPSUXVW\SH. Het soortenarme *HNQLNWH YRVVHQVWDDUWW\SH kan ook door een extensief maaibeheer, lagere bemesting en eventueel kortdurige overstroming evolueren naar waardevollere vegetaties verwant aan het 5HXNJUDVRIKHW9HOGUXVW\SH.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
ZILTE RUS-type
ontzilting en maaien
VELDRUS-type REUKGRAS-type
overstroming
verschraling en kortdurige
ontzilting en begrazen
hooiweide
begrazen en ontwatering
optimaal beheer
KAMGRAS-type VELDGERST-type
begrazen
langdurige winterse overstroming
Dotterbloemgrasland Blauwgrasland (+F+P )
optimaal beheer
SCHAPEZURING-type
Mesofiel hooiland (+X )
optimaal beheer
KNOOPKRUID-type
overstroming
Heischraal grasland (+D )
begrazen
hooien
maaien en overstromen
GROTE VOSSENSTAART-type
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
)LJXXU0RJHOLMNHYHUVFKXLYLQJHQWXVVHQGHJUDVODQGW\SHVLQIXQFWLHYDQKHWJHYRHUGHEHKHHUKDOIQDWXXUOLMNHJUDVODQGHQ]LMQLQ NOHXUZHHUJHJHYHQ
onzilting, lagere veebezetting en beweidingsduur
intensief beheer
begrazen en lichte ontwatering
intensief beheer
ZOMPRUS-type
verschraling en langdurige overstroming
GEKNIKTE VOSSENSTAART-type
Analyse ten aanzien van het beleid
2
1
ongeveer 2/3 agrarisch gebied
ongeveer 1/5 in reservaat; belangrijk deel wordt niet door de landbouw gebruikt; ca.1/3 landbouwgebruik
Reukgras-type
zeer nat en matig voedselrijk
ongeveer 2/3 in agrarisch gebied
ongeveer 1/5 in reservaat; waarvan 1/2 mogelijk gebruiksovereenkomst; helft van de percelen wordt door landbouw gebruikt
Zomprus-type
zeer nat en vrij voedselrijk
vooral in groengebied
deels reservaat met 1/3 hiervan mogelijk met gebruiksovereenkomst; 2 deels agrarisch gebruik
Zilte rus-type
zeer nat en vrij voedselrijk en zilt
bijna 3/4 van Kamgras-type ligt in 1 agrarisch gebied
hoofdzakelijk in nietreservaat; ongeveer 1/5 wordt niet door landbouw gebruikt; 3/4 landbouwgebruik
Kamgras-type1
vooral in groengebied
1/3 in reservaat; het overige deel wordt door de landbouw gebruikt
Veldgerst-type1
relatief hoge tot zekere natuurlijkheidgraad (met een belangrijke tot een zekere actuele natuurwaarde)1 mesofiel en matig voedselrijk
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
De analyse van de beleidsmatige data is niet afzonderlijk gebeurd voor de soortenrijke varianten van het Veldgerst-type, Kamgras-type en het Grote vossenstaart-type (zie tabel 5.2). Uit figuur 5.6 blijkt dat een belangrijk aandeel van de “poldergraslanden met zilte elementen” in agrarisch gebruik is.
1/4 in groengebied; klein deel in woongebied
evenveel in groen- als in agrarisch gebied; klein deel in woongebied
Veldrus-type
zeer nat en voedselarm
gewestplan
Knoopkruid-type
matig droog en matig voedselrijk
hoofdzakelijk in niet-reservaat gelegen; grootste ongeveer 1/4 in deel ander gebruik dan landbouw; meer dan 1/3 reservaat; belangrijk landbouwgebruik deel wordt niet door de landbouw gebruikt; ca. 1/3 landbouwgebruik
Schapezuring-type
droog en voedselarm
gebruik
type
abiotische factoren
relatief hoge natuurlijkheidgraad (met een belangrijke actuele natuurwaarde)
Tabel 5.1 Overzicht analyse beleidsmatige data.
111
1/5 in reservaat; het overige deel wordt hoofdzakelijk door de landbouw gebruikt
Grote vossenstaart-type1
3/4 in agrarisch gebied 3/4 in agrarisch gebied
1/3 in reservaat; waarvan 1/2 mogelijk gebruiksovereenkomst helft van de percelen wordt door de landbouw gebruikt
Geknikte vossenstaart-type
nat tot zeer nat; vrij voedselrijk
geringere natuurlijkheidgraad (met een minder belangrijke potentiële natuurwaarde)
Analyse ten aanzien van het beleid
hu°
uiterst zeldzaam tot zeer zeldzaam biotoop in 1 Vlaanderen
ha°
uiterst zeldzaam tot zeer zeldzaam biotoop in 1 Vlaanderen
BWK categorie
zeldzaam heid
vrij zeldzaam tot zeldzaam 1 biotoop in Vlaanderen
intrinsieke waarde op zich
herstel naar soortenrijke variant van Veldgerst- en Kamgraslanden
herstelmogelijkheden
2
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Van Landuyt et al. (1999); zeldzaamheidsindeling op basis van de overeenkomstige karteringseenheid Als onderdeel van hpr* en hp* wel, vermeld in Van Landuyt et al. (1999); maar door beperkt areaal vermoedelijk veel zeldzamer 3 Typisch en mogelijk meest halfnatuurlijk biotoop onder de betreffende milieu- en beheersomstandigheden
1
Potenties voor herstel van soortenrijke graslanden
vrij zeldzaam tot zeldzaam biotoop in Vlaanderen
3
vrij zeldzaam tot zeldzaam biotoop in Vlaanderen
hp*; hpr*
hp*; hpr*
minder of niet vertegenwoordigd
Veldgerst: “vrij zeldzaam”; Beemdkamgras: “achteruitgaand”
Geknikte vossenstaart-type deze types zijn minder soortenrijk dan deze uit bovenstaande groepen.
Grote vossenstaart-type (nietoverstroombare)
BWK categorie zeldzaamheid
intrinsieke waarde op zich
herstel tot goed ontwikkelde Zilte graslanden
113
uiterst zeldzaam biotoop 2 in Vlaanderen
Zilte schijnspurrie; Melkkruid: “zeldzaam”; Zilte rus; Zulte: “vrij zeldzaam” Atlantische schorren (1330); mogelijk ook: éénjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia-soorten en andere zoutminnende planten (1310) hpr*+da ; hpr+da
Zilte graslanden met zouttolerante soorten zoals Zulte; Zilte schijnspurrie; Zilte rus en Melkkruid
Zilte rus-type
zeer nat; vrij voedselrijk en zilt
geringere natuurlijkheidgraad (met een minder uitgesproken actuele natuurwaarde) mesofiel; vrij voedselrijk nat tot zeer nat; vrij voedselrijk
herstel tot goed ontwikkelde Zilverschoongraslanden
uiterst zeldzaam biotoop in 1 Vlaanderen
hp*; hpr*; hp*+ da; hpr*+ da; hc°?
Atlantische schorren (1330)
Aardbeiklaver: “achteruitgaand”
Zilverschoonverbond met soorten als Valse voszegge; Mannagras; Zeegroene rus en Aardbeiklaver
Zomprus-type
zeer nat; vrij voedselrijk en zilt
Rode lijst soorten
3
herstel tot dotterbloemhooiland (hc)
vrij zeldzaam tot zeldzaam 1 biotoop in Vlaanderen ; met Weidekerveltorkruid: uiterst zeldzaam biotoop in Vlaanderen herstel tot goed ontwikkelde Grote vossenstaartgraslanden
hp*, hpr*
Laaggelegen schraal hooiland (6510)
Weidekerveltorkruid: “kwetsbaar”
Grote vossenstaartgraslanden met Scherpe boterbloem, Pinksterbloem, Veldzuring, alsook de graslanden met Weidekerveltorkruid
Grote vossenstaarttype (overstroombare graslanden)
nat tot zeer nat vrij voedselrijk
zeldzame soorten ; minder algemene soorten en kenmerkende soorten zijn hier minder vertegenwoordigd dan de soortenrijke variant uit de groep met een hoge natuurlijkheidgraad
Kamgras- en Veldgerst-type (matig soortenrijke variant)
hc°; hj+hc°?
zeer zeldzaam biotoop in Vlaanderen
grasland met Molinia op kalkhoudende; venige of lemige bodem (6410)
1
verarmde Dotterbloemgraslanden met soorten als Echte koekoeksbloem; Veldrus; Gewoon reukgras en Pinksterbloem
Reukgras-type
zeer nat en matig voedselrijk
minder vertegenwoordigd
verarmde dotterbloemgraslanden met soorten als Echte koekoeksbloem; Veldrus; Biezenknoppen; Kale jonker en Moerasrolklaver
Veldrus–type
zekere natuurlijkheidgraad (met een zekere actuele natuurwaarde) mesofiel en matig voedselrijk
herstel niet altijd noodzakelijk of wenselijk
vermoedelijk uiterst zeldzaam 1 biotoop in Vlaanderen
hp*; hpr*
Kamgras : “achteruitgaand”
Kamgrasland met Gewone veldbies; Biggenkruid; Muizenoor
Kamgras-type (soortenrijke variant)
zeer nat en voedselarm
omschrijving
type
abiotische kenmerken
zure bodem (ha)
herstelmogelijk- herstel tot struisgrasvegetatie op heden
herstel tot mesofiel hooiland (hu)
Laaggelegen schraal hooiland (6510)
open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen (2330)
Natura 2000 Habitat
hp*; hpr*
Knopig doornzaad en Wilde peterselie: zeer zeldzaam Veldgerst “vrij zeldzaam”
Knoopkruid: “achteruitgaand”
rode lijst soorten
Veldgerstgrasland met Knopig doornzaad en Wilde peterselie
mesofiele hooilanden met Glanshaver; Kropaar en Knoopkruid
verarmde struisgrasvegetaties met typische soorten van droge schrale graslanden zoals Schapezuring; soms Vogelpootje; Zandblauwtje Zandblauwtje: “achteruitgaand”
omschrijving
Veldgerst-type (soortenrijke variant)
mesofiel en matig voedselrijk
Knoopkruid-type
matig droog en matig voedselrijk
Schapezuring-type
droog en voedselarm
relatief hoge natuurlijkheidgraad (met belangrijke actuele waarde)
type
abiotische kenmerken
Tabel 5.2 Groepering van de types naargelang hun natuurlijkheidgraad.
Analyse ten aanzien van het beleid
Analyse ten aanzien van het beleid
9DVWVWHOOLQJHQHQDDQEHYHOLQJHQWHQDDQ]LHQYDQKHWEHOHLG (1) Soortenrijke cultuurgraslanden vormen op vegetatiekundig en ecologisch vlak geen homogene groep; ze zijn in te delen in tien types (Figuur 4.1). (2) Tussen de verschillende types soortenrijke cultuurgraslanden zijn er duidelijke verschillen in natuurlijkheidgraden, natuurwaarden, beschermingsstatus en actueel gebruik; het is aan te bevelen dat het beleid met deze verschillen rekening houdt en een actieplan uitbouwt dat het geheel van de interne variatie aan intrinsieke en potentiële waarden optimaal behoud en benut. (3) Zoals we voordien reeds gesteld hebben in Debruyne HWDO. (2001): “Als we vandaag nog botanisch rijke graslanden hebben, dan is dat omdat de huidige, of op zijn minst de vroegere landbouwers (en andere private gebruikers) de natuurlijke beperkingen van de betrokken graslanden onderkend hebben en hun exploitatie daarop hebben afgestemd”. (4) Ten aanzien van het behoud en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden is het aangewezen een “ twee sporen beleid “ uit te stippelen. Enerzijds dient in het kader van het gebiedsgericht beleid een actief aankoopbeleid ten aanzien van soortenrijke cultuurgraslanden uitgevoerd te worden. Deze graslanden kunnen dan evolueren naar de meest soortenrijke varianten, zoals de bij § 5.2 vermelde types met een hoge natuurlijkheidgraad. Anderzijds moeten stimulerende maatregelen leiden tot een belangrijke samenwerking met de landbouw. Dit te meer omdat vele soortenrijke cultuurgraslanden op zich in hun huidige vorm en vaak met behoud van het huidige beheer belangrijk zijn voor het natuurbehoud. Zoals reeds gesteld in Debruyne HW DO. (2001) is het belangrijk dat hierbij ruimtelijke verweving van verschillende instrumenten, zoals aankoopbeleid enerzijds en beheerovereenkomsten voor botanische en faunistische doeleinden anderzijds, vermeden moet worden, omdat dit tot verwarring leidt bij de gebruikers. (5) In het kader van het “twee sporen beleid” is de vaststelling belangrijk dat diverse types soortenrijke cultuurgraslanden met belangrijke intrinsieke natuurwaarden overwegend of met een behoorlijk aandeel gelegen zijn buiten de groene gewestplanbestemmingen. Het is zinvol een verschillende beschermingsstrategie te ontwerpen in functie van de gebiedsgerichte toekomstvisies die ontwikkeld worden in het ruimtelijk beleid. Het is van belang om bij de ruimtelijke uitvoeringsplannen hieraan voldoende aandacht te besteden. (6) Er is geen ruimtelijke kartering voorhanden van de verschillende in dit rapport weerhouden types. Hierdoor is er een belangrijk kennishiaat dat bv. de uitvoering van aanbeveling 5 bemoeilijkt. Om dit op te lossen zijn er twee scenario’s mogelijk. Een eerste optie kan zijn dat men kiest voor een gerichte, maar ruwe benadering waarbij de nadruk gelegd wordt op de ruimtelijke spreiding van de types. Deze aanpak bestaat uit de combinatie van de types uit dit rapport, de Biologische waarderingskaart, de Bodemkaart en de Natuurkenmerkenkaart 6(Paelinckx HW DO, 2001). Een optimale optie is een ruimtelijke kartering (terreinbezoek) van de types uit dit rapport. De keuze van één van deze scenario’s mag niet los gezien worden van de grote noodzaak aan 6
De Natuurkenmerkenkaart (NKK) wordt opgemaakt aan de hand van een digitale database waarin voor geheel Vlaanderen een gebiedsgebonden waardeoordeel wordt uitgesproken aan de hand van actuele natuurwaarden, systeemkenmerken en juridische aspecten. ,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
monitoringprogramma’s rond soortenrijke cultuurgraslanden (zowel in het kader van de beheerovereenkomsten als in het kader van het natuurbeheer). Monitoring en een gebiedsdekkende kartering samen zijn ons inziens vermoedelijk niet haalbaar. Binnen de activiteiten van het Instituut voor Natuurbehoud zal meer nadruk gelegd worden op monitoring. Gerichte ruimtelijke karteringen zijn ons inziens wel aan te bevelen in functie van de uitvoering van diverse milieu- en natuurbehoudsinstrumenten (bv. juiste typering van graslanden onder beheerovereenkomsten, natuurinrichting, beheer van Vlaamse en erkende reservaten, …). (7) Vooral voor de types met relatief hoge actuele natuurwaarden is het essentieel, gezien hun belangrijke intrinsieke waarden, dat van elk type een voldoende groot aandeel vertegenwoordigd is in de als reservaat beheerde gebieden en in VEN en IVON; dit vergt voor alle types extra inspanningen. Hierbij vermoeden wij, mede op basis van de bevindingen in dit onderzoek, dat in natuurbehoudskringen onvoldoende aandacht besteed wordt aan mesofiele hooilanden en zeker aan kamgraslanden; mogelijk heeft dit laatste ook te maken met het feit dat deze graslanden en hun standplaatsen ook een hoog landbouwkundig belang hebben. (8) Bovenstaande aanbeveling geldt ook voor beheerovereenkomsten; het is aan te bevelen dit instrument maximaal in te zetten in vb. IVON om soortenrijke cultuurgraslanden, in landbouwgebruik, onafhankelijk van hun type, optimaal te beheren en zo nodig, hun potenties tot uiting te laten komen. (9) Voor graslanden die niet in eigendom zijn van een terreinbeherende vereniging of overheid kunnen beheerovereenkomsten met landbouwers afgesloten worden, waarbij duidelijke voorwaarden met betrekking tot maaitijdstip, in- en uitscharing vee, waterhuishouding, bemesting en onkruidenbestrijding worden geformuleerd. Deze voorwaarden moeten een ontwikkeling naar een soortenrijker type garanderen of het behoud van de soortenrijkere types nastreven (zie § 5.5). (10) Bij reservaatbeheer en beheerovereenkomsten is het niet steeds noodzakelijk om binnen soortenrijke cultuurgraslanden per definitie te streven naar een verschuiving van het ene naar het andere type (zie figuur 5.8 en § 5.5) of naar halfnatuurlijke graslanden; met name uit tabel 5.2 blijkt dat diverse van de onderzochte graslanden op zich intrinsieke waarden hebben; waar mogelijk is herstel van halfnatuurlijke graslanden vanzelfsprekend aan te bevelen. Het Veldrus- en Reukgras-type bezitten goede potenties voor ontwikkeling naar vb. dotterbloemgrasland. Voor soortenrijke vormen van het Zomprus-, Zilte rus-, Veldgerst-, Kamgras- en Grote vossenstaart-type volstaat het streven naar hun behoud op zich omdat zij mogelijk de meest halfnatuurlijke biotopen zijn onder de betreffende milieu- en beheersomstandigheden. In het actuele natuurbeleid wordt dit onvoldoende onderkend. Het resultaat hiervan is dat bepaalde van deze types duidelijk minder vertegenwoordigd zijn in de natuurreservaten. Een specifiek voorbeeld van de miskenning van deze graslanden is te vinden in de wetgeving met betrekking tot subsidiëring van erkende natuurreservaten: de ontwikkeling naar halfnatuurlijk grasland wordt door middel van hogere bedragen, meer gestimuleerd. De ontwikkeling naar bijvoorbeeld kamgraslanden komt hierdoor in het gedrang, want voor deze graslanden wordt een lagere subsidie toegekend. (11) Bij soortenrijke cultuurgraslanden met geringere tot zekere natuurwaarde (nietoverstroomde Grote vossenstaart- en Geknikte vossenstaart-type en soortenarmere vormen van het Veldgerst- en Kamgras-types) dient bij reservaatsbeheer en
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
beheerovereenkomsten overgang naar soortenrijkere types vooropgesteld te worden, ook als ze reeds een rol mochten vervullen in het kader van faunabeheer of perceelsrandbeheer; (12) Het beheer van alle types bestaat uit een vorm van maaien of begrazen of een combinatie van beide. Verweving met een vorm van agrarische productie ligt voor de hand. In graslanden in eigendom van een terreinbeherende vereniging of overheid, kan voor dit arbeidsintensieve graslandbeheer verregaand samengewerkt worden met landbouwers, ten minste voor alle droge en vochtige graslanden (De Becker, 2002). Deze komen overeen met het Schapezuring-, het Knoopkruid-, het Kamgras- en het Veldgerst-type. Hiertoe kan een gebruiksovereenkomst opgesteld worden. Diverse soortenrijke natte graslanden vereisen handwerk, aangepaste machines en/of dito veerassen (De Becker, 2002); het toepassen hiervan is mogelijk minder te verweven met een vorm van agrarische productie. Deze natte graslanden betreffen in dit rapport het Veldrus- en het Reukgras-type. (13) Voor een aantal types, met name Kamgras-, Grote en Geknikte vossenstaart-, Veldgerst-, Zomprus- en, zo nodig, Zilte rus-type vormen de bij de Mestbank geregistreerde landbouwers zonder meer de belangrijkste doelgroep. Voor andere types, met name Schapezuring-, Knoopkruid-, Veldrus- en Reukgras-type, is dit niet of slechts ten dele het geval. Voor deze laatste types vormen andere gebruikers op zijn minst even belangrijke, maar moeilijker toegankelijke doelgroepen. (14) Een groot deel van de bemonsterde graslandpercelen zijn niet onderhevig aan één of andere vorm van bemestingsbeperking. Dit komt vooral door het feit dat deze graslanden meestal geen groene bestemming hebben volgens het Gewestplan. Het huidige instrumentarium (Gewestplan en de regelgeving in verband met bemestingsbeperkingen) is geen afdoende maatregel om de verschillende types te beschermen. Er zijn extra inspanningen nodig (vb. beheerovereenkomsten) om soortenrijke cultuurgraslanden te beschermen. (15) De in dit rapport gedefinieerde types lijken voor ons een handiger middel om de fasen uit het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende het sluiten van beheerovereenkomsten in uitvoering van de verordening (EEG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling te linken aan specifieke terreinsituaties dan de in het voorontwerpbesluit opgegeven soortenlijsten per fase. Deze types zijn immers, aan de hand van dit rapport, eenduidiger te typeren en zijn rechtstreeks gelinkt aan, en houden rekening met de variatie in standplaatsfactoren, beheersmaatregelen, … . Om die redenen zijn ze ook beter geschikt om de evolutie van de betreffende graslanden op te volgen.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
6LWXHULQJYDQGHJUDVODQGW\SHVLQIXQFWLHYDQEHKHHURYHUHHQNRPVWHQ De in tabel 5.3 gelegde relatie is uiteraard gebeurd aan de hand van de beschrijvingen van de types in het rapport, maar ook met behulp van de typologie van Bax & Schippers (1997) en de door Zwaenepoel (2000) vertaalde versie voor de provincie WestVlaanderen. Deze literatuurgegevens liggen immers aan de basis van de betreffende bijlage. In ieder geval mogen de opgegeven soortenlijsten voor de verschillende definities en de vermelde soortenaantallen niet zomaar gekoppeld worden aan de types. Het betreft namelijk indicatieve soortenlijsten, die niet volledig zijn en niet altijd overeenstemmen met de soorten vermeld in de omschrijving van het type. Veel van de soorten uit die lijsten komen natuurlijk wel in de types voor. Alle in het rapport gedefinieerde graslandtypes zitten in tabel 5.3 vervat. De types die overeenstemmen met de fases 1 (natte grassenmix) en 2 (dominant stadium) nl. Geknikte vossenstaart-type, Grote vossenstaart-type, soortenarme Knoopkruid-type en soortenarme Veldrus-type, dienen verder te ontwikkelen naar een soortenrijk type (volgende fase) (tabel 5.2). De types die tot fase 3 (gras/kruidenmix) behoren nl. matig soortenrijke Schapezuring-type, matig soortenrijke Kamgras- en Veldgerst-type, Zomprus-type en fase 4 (bloemrijk grasland) nl. Schapezuring-type, soortenrijke variant van Kamgras- en Veldgerst-type, Grote vossenstaart-type, Reukgras-type, Veldrus-type en Zilte rus-type, hebben op zich een intrinsieke natuurwaarde, het zijn “botanische doelen “ (Bax & Schippers, 1997). De ontwikkeling naar een soortenrijker type kan hier trager verlopen of zelfs stagneren. De ontwikkeling naar een volgende fase op een bepaalde plaats zal in sommige gevallen zelfs niet gewenst zijn. Dit geldt bv. voor de zilverschoongraslanden van het Zomprus-type, het Zilte rus-type en de soortenrijke varianten van het Veldgerst- en Kamgras-type. Het bereiken van goed ontwikkelde schraallanden is in het huidige sterk gedraineerde graslandareaal niet zonder meer mogelijk. Meestal zijn aanvullende maatregelen nodig voordat het milieu geschikt is voor de meer bijzondere schraallandsoorten (Zwaenepoel, 2000). In het kader van de beheerovereenkomsten moet hier rekening mee gehouden worden, het betreft vaak maatregelen in verband met extern beheer, bv. grondwaterpeilverhoging, waar de individuele landbouwer meestal geen vat op heeft. Algemeen kunnen we stellen dat de ontwikkelingsduur naar een soortenrijker type varieert naargelang het bodemtype, vochttoestand en zaadaanwezigheid (Bax & Schippers, 1997). De productieverlaging verloopt in regel sneller op zand-, zandleemen leembodems en op natte klei- en veengronden. Het verschralen van graslanden op voedselrijke kleigronden in matig droge tot droge omstandigheden verloopt trager, zodat het bereiken van een soortenrijker grasland hier langer kan duren.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
7DEHO5HODWLHWXVVHQ%LMODJH,,,YDQKHWRQWZHUSYDQKHW%HVOXLW9ODDPVH5HJHULQJEHWUHIIHQGH KHWVOXLWHQYDQEHKHHURYHUHHQNRPVWHQLQXLWYRHULQJYDQGHYHURUGHQLQJ((* QUYDQGH 5DDGYDQPHLLQ]DNHVWHXQYRRUSODWWHODQGVRQWZLNNHOLQJHQGHLQGLWUDSSRUWJHGHILQLHHUGH W\SHV *UDVODQGW\SH
raaigrasweide
)DVH 2YHUHHQNRPVWLJH
,QGLFDWLHYHVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ NDUWHULQJVHHQKHGHQRSGH ELRORJLVFKHZDDUGHULQJVNDDUW YDQ9ODDQGHUHQEHQDGHUHQG K[KSKSU Engels raaigras (dominant, bedekkingsgraad > 50%), Straatgras, Ruw beemdgras; in eventueel + KD of + KD nattere weiden ook: Fioringras, Geknikte vossenstaart JHHQRYHUHHQNRPVWLJHW\SHV Vogelmuur, Witte klaver, Kruipende KHWEHWUHIWKLHUQOJHHQ boterbloem, Gewone paardebloem, VRRUWHQULMNH Varkensgras FXOWXXUJUDVODQGHQ gemiddeld 15-20 soorten/perceel, 5-10 soorten/25 m²
grassenmix
KS, KSU, soortenarme varianten van KS , KSU eventueel + GD of + GD
Engels raaigras (bedekkingsgraad < 50%), Ruw beemdgras (bedekkingsgraad > 50%) Veldbeemdgras, Gewone kropaar, Beemdlangbloem, Fioringras, Gestreepte witbol, Grote vossenstaart, Beemdkamgras
VRRUWHQDUPHYRUPHQYDQ Kruipende boterbloem, Paardebloem, D *HNQLNWHYRVVHQVWDDUWW\SH Gewone hoornbloem, Herderstasje, Scherpe E HQ*URWHYRVVHQVWDDUWW\SH boterbloem; soms Pinksterbloem, Veldzuring, gemiddeld 20-25 soorten/perceel, 10-15 soorten/25 m² natte grassenmix
KS, KSU, soortenarme varianten van KS , KSU eventueel + GD of + GD *HNQLNWHYRVVHQVWDDUWW\SH VRRUWHQDUPHYRUPHQYDQ F 9HOGUXVW\SH
Fioringras (dominant), Geknikte vossenstaart (subdominant), Ruw beemdgras, Kruipende boterbloem, Witte klaver, Grote weegbree, Krulzuring gemiddeld 15-20 soorten/perceel, 5-10 soorten/25 m²
(a)
Soortenarm Geknikte vossenstaart-type: dominantie van o.a. Gestreepte witbol. Kruiden als Pinksterbloem, Scherpe boterbloem en Veldzuring zijn minder abundant en frequent aanwezig. Echte Koekoeksbloem, Veldrus, Moerasrolklaver en andere meer kritische soorten van halfnatuurlijke graslanden ontbreken. (b) Soortenarm Grote vossenstaart-type: dominantie van o.a. Grote vossenstaart. Kruiden als Pinksterbloem, Scherpe boterbloem en Veldzuring zijn minder abundant en frequent aanwezig. (c) Soortenarm Veldrus-type: dominantie van Gestreepte witbol en Geknikte vossenstaart. Kruiden als Echte koekoeksbloem, Veldrus, Moerasrolklaver en Egelboterbloem en andere meer kritische soorten van halfnatuurlijke graslanden ontbreken of komen heel zelden voor.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid
*UDVODQGW\SH
dominant stadium
)DVH 2YHUHHQNRPVWLJH
NDUWHULQJVHHQKHGHQRSGH ELRORJLVFKHZDDUGHULQJVNDDUW YDQ9ODDQGHUHQEHQDGHUHQG
KS, KSU, KS , KSU , KX, KU eventueel + GD of + GD ELMGRPLQDQWLH*ODQVKDYHU VRRUWHQDUP.QRRSNUXLG G W\SH ELMGRPLQDQWLH*URWH YRVVHQVWDDUW*URWH YRVVHQVWDDUWW\SH ELMGRPLQDQWLH*HVWUHHSWH ZLWERO*HNQLNWH YRVVHQVWDDUWW\SH
gras/kruidenmix
,QGLFDWLHYHVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ
bij maaien: dominantie (bedekkingsgraad > 50%) van Gestreepte witbol, Grote vossenstaart en/of Gewone glanshaver Engels raaigras (bedekkingsgraad < 25%) gemiddeld 20-30 soorten/perceel, 10-15 soorten/25 m² bij beweiden: soortenarme kamgrasweide met Engels raaigras, Beemdkamgras, Ruw beemdgras, Gestreepte witbol, Grote vossenstaart, Gewone glashaver gemiddeld 15-25 soorten/perceel, 10-15 soorten/ 25m²
KS ,KSU , KF,KM,KD,KX, KU , KI
Gewoon reukgras, Rood zwenkgras, Gewoon struisgras
eventueel + GD of + GD
Veldzuring, Scherpe boterbloem, Gewone hoornbloem, Smalle weegbree, Pinksterbloem, Echte koekoeksbloem, Kleine klaver, Gewoon biggekruid
PDWLJVRRUWHQULMNH.DPJUDV HQ9HOGJHUVWW\SH PDWLJVRRUWHQULMNH 6FKDSH]XULQJW\SH
bij beweiden: matig soortenrijke kamgrasweide met Beemdkamgras, Madeliefje, Engels raaigras, Gewoon timoteegras, Witte klaver gemiddeld 30-40 soorten/perceel, 15-25 soorten/25 m²
zilverschoonweide
KS ,KSU ,KF,KU eventueel + GD of + GD
=RPSUXVW\SH
Fioringras, Geknikte vossenstaart, Liesgras, Mannagras, Zilverschoon, Gewone waterbies, Moeras-vergeet-mij-niet, Zompvergeet-mij-niet, Watermunt, Heelblaadjes, Zeegroene rus, Valse voszegge gemiddeld 30-40 soorten/perceel, 15-20 soorten/25 m²
(d)
Soortenarm Knoopkruid-type: dominantie van grassen zoals Glanshaver en Gestreepte witbol, kruiden als Knoopkruid, Gewone berenklauw en Fluitenkruid treden slechts sporadisch op.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Analyse ten aanzien van het beleid *UDVODQGW\SH
bloemrijk grasland
)DVH 2YHUHHQNRPVWLJH
NDUWHULQJVHHQKHGHQRSGH ELRORJLVFKHZDDUGHULQJVNDDUW YDQ9ODDQGHUHQEHQDGHUHQG
KS KSU KFKF KM KIKD KD KGKXKX KS PVKI eventueel + GDof +GD RSGURJHUHJURQGHQ 6FKDSH]XULQJW\SH RSYRFKWLJHWRWPDWLJHGURJH JURQGHQLQGLHQKRRLODQG .QRRSNUXLGW\SH
,QGLFDWLHYHVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ
op drogere gronden: kruidenrijke, droge schraalgraslanden met Gewoon struisgras, Rood zwenkgras, Grasklokje, Muizenoor op vochtige tot matige droge gronden indien hooiland: bloemrijke hooilanden met Margriet, Knoopkruid, Gewone brunel, Kale jonker
op vochtige tot matig droge gronden indien hooiweide: bloemrijke kamgrasweiden met RSYRFKWLJHWRWPDWLJHGURJH Engels raaigras, Beemdlangbloem, JURQGHQLQGLHQKRRLZHLGH Beemdkamgras, Witte klaver, Madeliefje, VRRUWHQULMNH.DPJUDVW\SHHQ Vertakte leeuwentand, Ruwe smele, 9HOGJHUVWW\SH Tijmereprijs, Hazezegge, Ruige weegbree, Sikkelklaver VRRUWHQULMNHYRUPHQYDQ *URWHYRVVHQVWDDUWW\SH op droge tot matig droge, kalkrijke bodems: stroomdalgraslanden met Geel walstro, RSQDWWHJURQGHQ9HOGUXV Kattendoorn, Kleine bevernel W\SH5HXNJUDVW\SH]LH op natte gronden: kruidenrijke, natte HYHQZHODDQEHYHOLQJ schraalgraslanden met Dotterbloem, Pinksterbloem, Moerasrolklaver, LQSROGHUVYDDN=LOWHUXVW\SH Waterkruiskruid, Rietorchis, Brede orchis, LQFRPELQDWLHPHW.DPJUDV Grote ratelaar W\SHHQ9HOGJHUVWW\SH HU]LMQJHHQ VWURRPGDOJUDVODQGHQ EHPRQVWHUG schraalland
KF,KF ,KD,KD ,KG,KX, KX , KP,KQ, KN,KFPVKM+PV HYHQWXHHOGDRIGD JHHQRYHUHHQNRPVWLJHW\SHV KHWEHWUHIWKLHUQOJHHQ VRRUWHQULMNH FXOWXXUJUDVODQGHQPDDU KDOIQDWXXUOLMNHJUDVODQGHQ ]LHHYHQZHODDQEHYHOLQJ
gemiddeld 30-50 soorten/perceel, 20-40 soorten/25 m² op natte tot vochtige gronden: dotterbloemgraslanden, kleine zeggebegroeiingen, blauwgraslanden op matig droge, kalkarme zand- en zandleemgronden, soms op matig droge veengronden: heischraal grasland op kalkrijke zandgronden, leem- en zandleemgronden: kalkgraslanden op matig droge en droge kleigronden en droge veengronden: intermediairen tussen bloemrijk grasland en schraalland gemiddeld > 40 soorten/perceel, > 30 soorten/m²
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Literatuurlijst
/LWHUDWXXUOLMVW Aerts R., Van Orshoven J., Buys P., and De Belder J. (2000). In kaart brengen van de natuurlijke en actuele overstromingsgebieden in Vlaanderen: Eindrapport. Ministerie van de Vlaaamse Gemeenschap Aminal Afdeling Water, Brussel. 63 pp. Aubroeck, B., Huybrechts, W., and De Becker P. (1998). Verkennend ecohydrologisch onderzoek van de Demervallei tussen Diest en Werchter. Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud 98.05. Instituut voor Natuurbehoud (IN), Brussel. 99 pp. Bax, I. and Schippers, W. (1998). Ontwikkeling van botanisch waardevol grasland: veldgids. Informatie- en KennisCentrum Natuurbeheer (IKC Natuurbeheer), Wageningen. 88 pp. De Becker P.i.v. (2002). Graslanden. In: Hermy M. (eds). herwerkte versie boek Natuurbeheer. De Blust G. (2001). De ecoregio’s. In: Kuijken E., Boeye D., De Bruyn L., De Roo K., Dumortier M., Peymen J., Schneiders A., Van Straaten D. & Weyembergh G. (red.). Natuurrapport 2001: toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededeling van het Instituut voor Natuurbehoud 18. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel. pp. V, 366. De Bruyn L., Weyembergh G. & Peeters B. (2001). Verandering van biodiversiteit. In: Van Steertegem M. (eindred.). Milieu- en natuurrapport Vlaanderen: thema’s: MIRA-T 2001. Garant Uitgevers; Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Leuven. pp. 504. Debruyne, J., Kerkhove, G., Adams, Y., Demolder, H., Reheul, D., Nevens, F., and Paelinckx, D. (2002). Visie voor behoud en herstel van graslanden met natuurwaarden: soortenrijke cultuurgraslanden: landbouwkundige waarden en mogelijkheden tot verweving. Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud 2001.05. Depotnummer D/2001/3241/199. Instituut voor Natuurbehoud (IN), Brussel. 183 pp. den Held, J. J. and den Held, A. J. (1985). Beknopte handleiding voor vegetatiekundig onderzoek. Wetenschappelijke mededelingen 97. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV), Hoogwoud. 40 + 5 pp. Dumortier M., De Bruyn L. & Martens K. (2001). Graslanden. In: Kuijken E., Boeye D., De Bruyn L., De Roo K., Dumortier M., Peymen J., Schneiders A., Van Straaten D. & Weyembergh G. (red.). Natuurrapport 2001: toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededeling van het Instituut voor Natuurbehoud. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel. pp. V, 366. Heirman, J. and Paelinckx, D. (1998). Biologische waarderingskaart van het Vlaamse Gewest. Sleutel voor fytosociologische en ecologische plaatsing van de karteringseenheden voor graslandvegetaties. Rapport Instituut voor Natuurbehoud 98.06. Instituut voor Natuurbehoud (IN), Brussel. 13 pp.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Literatuurlijst
Hellberg, F. (1995). Entwicklung der Grünlandvegetation bei Wiedervernässung und periodischer Überflutung: Vegetationsökologische Untersuchungen in nordwestdeutschen Überflutungspoldern. Dissertationes Botanicae; Band 243. J. Cramer, Stuttgart. 271 pp. Hennekens, S. M. (1995). Turbo(Veg). Programmatuur voor invoer, verwerking en presentatie van vegetatiekundige gegevens. Gebruikershandleiding. IBN-DLO Giesen & Geurts . 67 pp. Hill, M. O. (1979). TWINSPAN: a FORTRAN program for arranging multivariate data in an ordered two-way table by classification of individuals and attributes. Cornell University, Ithaca. 50 pp. Instituut voor Natuurbehoud (2001). Biologische waarderingskaart van het Vlaamse Gewest. Digitaal bestand van de geintegreerde versie van de recentst beschikbare karteringen (56% BWK, versie 2 en 44% BWK, versie1). Brussel Jalink, M. H. and Jansen, A. J. M. (1995). Indicatorsoorten voor verdroging, verzuring en eutrofiëring van grondwaterafhankelijke beekdalgemeenschappen. Deel 2: beekdalen. Indicatorsoorten 2. Staatsbosbeheer (SBB), Driebergen. 146 pp. Koster, A. (1993). Vademecum wilde planten: met determineertabellen en aanwijzingen voor groenbeheer. Schuyt & Co, Haarlem. 272 pp. Kuijken E. (1988). Applied ecological research on the conservation of wet grasslands in relation to agricultural land use in Flanders (Belgium). In: Park J.R. Environmental Management in Agriculture. European perspectives. Belhaven Press, London/N.York. pp. 207-215. Kuijken E. & De Blust G. ( 1997). The ecological network concept: a realistic contribution to nature conservation policy in Flanders (Belgium). Le réseau ecologique 18: 57-62. Londo, G. (1988). Nederlandse freatofyten. Pudoc, Wageningen. 108 pp. Martens K. & Kuijken E. (1998). Behoud en herstel van soortenrijke graslanden. In: Van Huylenbroeck G. Naar een duurzame grasland- en groenvoederuitbating. Ministerie van Middenstand en Landbouw, Brussel. Martens, K., Paelinckx, D., and Kuijken E. (1997). Een kritische evaluatie van de mapbemestingsnormering van graslanden voor gebieden van de 'groep natuur'. Rapport Instituut voor Natuurbehoud 97.25. Instituut voor Natuurbehoud (IN), Brussel. 43 pp. Paelinckx, D. and Kuijken, E. (red.) (1997). Biologische waarderingskaart van het Vlaamse Gewest: aanvullende algemeen verklarende tekst, werkversie. Rapport Instituut voor Natuurbehoud 97.21. Instituut voor Natuurbehoud (IN), Brussel. 69 pp. Paelinckx, D., Wils, C., and Jespers, Z. (2001). Natuurkenmerkenkaart versie 0.1. Verslag Instituut voor Natuurbehoud 2001.10. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Literatuurlijst
Schaminée, J. H. J., Stortelder, A. H. F., and Weeda, E. J. (1996). De vegetatie van Nederland. Deel 3: plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden. Opulus Press, Leiden. 356 pp. Schaminée, J. H. J., Stortelder, A. H. F., and Westhoff, V. (1995). De vegetatie van Nederland. Deel 1: inleiding tot de plantensociologie -grondslagen, methoden en toepassingen. Opulus Press, Leiden. 296 pp. Sykora K.V., Schaminée J.H.J. & Weeda E.J. (1996). Plantaginetea majoris. In: Schaminée J.H.J., Stortelder A.H.F. & Weeda E.J. De vegetatie van Nederland. Deel 3: plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden. Opulus Press, Leiden. pp. 365. ter Braak, C. J. F. (1986). CANOCO : a FORTRAN program for canonical community ordination by [partial] [detrended] [canonical] correspondence analysis, principal components analysis and redundancy analysis (version 2.0). TNO, Wageningen. Preliminary manual pp. Van Landuyt W., Maes D., Paelinckx D., De Knijf G., Schneiders A. & Malfait J.-P. (1999). Biotopen. In: Kuijken E. (red.). Natuurrapport 1999: toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud. Instituut voor Natuurbehoud (IN), Brussel. pp. xx, 250. Van Orshoven, J. and Vandenbroucke, D. (1993). Handleiding bij AARDEWERK. Databestand van bodemprofielgegevens. Rapportnummer Rapport 18A. Katholieke Universiteit Leuven; Instituut voor land- en waterbeheer, Leuven. 43 pp. Van Tongeren, O. (2000). Programma voorwaarden. (niet officieel gepubliceerd)
ASSOCIA.
Gebruikershandleiding
en
Wamelink, G. W. W., van Dobben, H. F., Alkemade, J. R. M., and Wiertz, J. (1997). Maaigevoeligheid van de Nederlandse flora: aanvulling van de door Briemle & Ellenberg (1994) geschatte indicatiegetallen. IBN-rapport; 255. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Wageningen. 55 pp. Weeda E.J., Doing H. & Schaminée J.H.J. (1996). Koelerio-Corynephoretea. In: Schaminée J.H.J., Stortelder A.H.F. & Weeda E.J. De vegetatie van Nederland. Deel 3: plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden. Opulus Press, Leiden. pp. 356. Weeda, E. J., Westra, R., Westra, Ch., and Westra, T. (1994). Nederlandse oecologische flora: wilde planten en hun relaties 5. IVN, Amsterdam. 400 pp. Weeda, E. J., Westra, R., and Westra, Ch. et al. (1987). Nederlandse oecologische flora: wilde planten en hun relaties 2. IVN, Amsterdam. 304 pp. Westhoff, V. and Den Held, A. J. (1969). Plantengemeenschappen in Nederland. Bibliotheek van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV); 16.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Literatuurlijst
Thieme, Zutphen. 324 pp. Zonneveld, L. M. L., Tonckens, J., Klooker, J., and Scheurs, J. (1995). (Flora en) Vegetatie voor de ecosysteemvisie graslanden: achtergronddocument. Werkdocument IKC Natuurbeheer; nr. W-96. Informatie- en Kenniscentrum Natuurbeheer (IKC Natuurbeheer), Wageningen. x, 129, 22 pp. Zuidhoff A.C., Schaminée J.H.J. & van 't Veer R. (1996). Molinio-Arrhenatheretea. In: Schaminée J.H.J., Stortelder A.H.F. & Weeda E.J. De vegetatie van Nederland. Deel 3: plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden. Opulus Press, Leiden. pp. 365. Zwaenepoel, A. (2000). Veldgids: ontwikkeling van botanisch waardevol grasland in West-Vlaanderen. Provincie West-Vlaanderen, Brugge. 99 pp. Zwaenepoel A. (2002a). Grasklokje-Steenanjer-vegetaties en kleine klavertjestoestanden: het Verbond van Gewoon struisgras (3ODQWDJLQL)HVWXFLRQ). In: Zwaenepoel A., T Jollyn F., Vandenbussche V. & Hoffmann M.(eds). Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland. MINA 102/99/01. Instituut voor Natuurbehoud (IN); Universiteit Gent (RUG); West-Vlaamse Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en Technische Bijstand (WVI), Brussel; Gent; Brugge. pp. VIII,532. Zwaenepoel A. (2002b). Het Glanshaver-verbond ($UUKHQDWKHULRQ HODWLRULV). In: Zwaenepoel A., T Jollyn F., Vandenbussche V. & Hoffmann M.(eds). Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland. MINA 102/99/01. Instituut voor Natuurbehoud (IN); Universiteit Gent (RUG); West-Vlaamse Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en Technische Bijstand (WVI), Brussel; Gent; Brugge. pp. VIII ,532. Zwaenepoel A. (2002c). Dotterbloem-grasland (&DOWKLRQSDOXVWULV ). In: Zwaenepoel A., T Jollyn F., Vandenbussche V. & Hoffmann M.(eds). Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland. MINA 102/99/01. Instituut voor Natuurbehoud (IN); Universiteit Gent (RUG); West-Vlaamse Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en Technische Bijstand (WVI), Brussel; Gent; Brugge. pp. VIII,532. Zwaenepoel A. (2002d). Kamgrasland (&\QRVXULRQFLUVWDWL). In: Zwaenepoel A., T Jollyn F., Vandenbussche V. & Hoffmann M.(eds). Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland. MINA 102/99/01. Instituut voor Natuurbehoud (IN); Universiteit Gent (RUG); West-Vlaamse Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en Technische Bijstand (WVI), Brussel; Gent; Brugge. pp. VIII,532. Zwaenepoel A. (2002e). Periodiek onder water staande graslanden: het Verbond van Grote vossestaart ($ORSHFXULRQ SUDWHQVLV). In: Zwaenepoel A., T Jollyn F., Vandenbussche V. & Hoffmann M.(eds). Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland. MINA 102/99/01. Instituut voor Natuurbehoud (IN); Universiteit Gent (RUG); West-Vlaamse Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en Technische Bijstand (WVI), Brussel; Gent; Brugge. pp. VIII,532. Zwaenepoel A. & Vanhecke L. (2002f). Het Zilverschoon-verbond (/ROLR3RWHQWLOOLRQ). In:
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Literatuurlijst
Zwaenepoel A., T Jollyn F., Vandenbussche V. & Hoffmann M.(eds). Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland. MINA 102/99/01. Instituut voor Natuurbehoud (IN); Universiteit Gent (RUG); West-Vlaamse Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en Technische Bijstand (WVI), Brussel; Gent; Brugge. pp. VIII,532. Zwaenepoel A. & Vanhecke L. (2002g). Binnendijkse zilte vegetaties: het Verbond van Engels gras ($UPHULRQPDULWLPDH). In: Zwaenepoel A., T Jollyn F., Vandenbussche V. & Hoffmann M.(eds). Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland. MINA 102/99/01. Instituut voor Natuurbehoud (IN); Universiteit Gent (RUG); West-Vlaamse Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en Technische Bijstand (WVI), Brussel; Gent; Brugge. pp. VIII ,532. Zwaenepoel A. & Vanhecke L. (2002h). Binnendijkse zilte vegetaties: het Stomp kweldergras-verbond (3XFFLQHOOLR6SHUJXODULRQVDOLQDH). In: Zwaenepoel A., T Jollyn F., Vandenbussche V. & Hoffmann M.(eds). Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland. MINA 102/99/01. Instituut voor Natuurbehoud (IN); Universiteit Gent (RUG); West-Vlaamse Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en Technische Bijstand (WVI), Brussel; Gent; Brugge. pp. VIII,532. Zwaenepoel, A., T’Jollyn, F., Vandenbussche, V., and Hoffmann, M.(eds)(2002). Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland. Rapportnummer MINA 102/99/01. Instituut voor Natuurbehoud (IN); Universiteit Gent (RUG); West-Vlaamse Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en Technische Bijstand (WVI), Brussel; Gent; Brugge. VIII, 532 pp.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Bijlage 1
%LMODJH9HUNODUHQGHZRRUGHQOLMVW $ELRWLVFK Tot de niet-levende natuur behorend; abiotische kenmerken zijn onder andere bodemchemische en klimatologische kenmerken $EXQGDQWLH het aantal individuen van een soort op een bepaalde plaats; in combinatie met bedekking is het een onderdeel van de gecombineerde schatting van de schaal van Braun-blanquet; als bijvoeglijk naamwoord (abundant) heeft het alleen de betekenis ‘zeer veel’ $IUHDWRI\WHQ Planten die in hun voorkomen niet aan de invloedssfeer van het grondwater gebonden zijn $OOXYLXP door een rivier of beek afgezet bodemmateriaal $VVRFLDWLH VXE Fundamentele vegetatie-eenheid van de Frans-Zwitserse school, gekenmerkt door een nauw omschreven floristische samenstelling, een specifieke standplaats en een uniforme uiterlijke verschijningsvorm $XWHFRORJLH de bestudering van een enkel organisme of soort in samenhang met de biotische en abiotische invloeden uit zijn omgeving %HKHHURYHUHHQNRPVW contractuele beheersafspraak tussen landbouwers en de overheid met als doel natuurwaarden te behouden of te laten ontwikkelen in bepaalde door landbouwers gebruikte percelen mits financiële vergoeding %HOHLGVLQVWUXPHQWHQ concrete en specifieke vormen van interventie door overheden %HPHVWLQJVQRUP maximale hoeveelheid stikstof of fosfor die onder vorm van dierlijke, kunst-, of andere mest mag worden toegediend op landbouwgrond %ODXZJUDVODQGHQ onbemest schraal hooiland waarvan de typerende kleur bepaald wordt door Pijpenstrootje, Blauwe zegge, Zeegroene zegge, Blauwe knoop en Tandjesgras &XOWXXUJUDVODQGHQ graslanden met een begroeiing waarvan zowel de soortensamenstelling als de vegetatiestructuur in hoge mate door de mens zijn bepaald (i.e. de intensief beheerde graslanden, cf. halfnatuurlijke graslanden) 'LFRW\OHQ tweezaadlobbigen 'LIIHUHQWLsUHQGH VRRUW een soort die in het plantengemeenschap waarvoor zij differentiërend is, meer voorkomt dan in bepaalde daarmee vergeleken eenheden, maar die daarnaast in andere eenheden in dezelfde mate of zelfs meer kan optreden 'RPLQDQW soort die in de vegetatie overheerst, d.w.z. van alle aanwezige soorten de hoogste bedekking vertoont
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Bijlage 1
(FRUHJLR regio die in fysisch-geografisch en ecologisch opzicht min of meer homogeen is. Binnen een ecoregio kunnen eventueel nog kleinere ecodistricten worden onderscheiden. Vooral klimaat, geologische ontstaansgeschiedenis en bodem zijn bepalend voor de natuurtypes die in een bepaalde ecoregio van nature kunnen voorkomen (OOHQEHUJZDDUGH rangordegetal dat de indicatiewaarde van een plantensoort ten aanzien van een ecologische factor weerspiegelt, b.v. stikstofgetal, zuurgetal,... (XWURRI rijk aan nutriënten, voedingsstoffen; voedselrijk )UHDWRI\WHQ plantensoorten die in een bepaald gebied in hun voorkomen beperkt zijn tot de invloedssfeer van het grondwateroppervlak *HHOJURHQODDJ YDQ KHW 0$3 valleigebieden, ecologisch waardevolle agrarische gebieden en agrarische gebieden met bijzondere waarde volgens het Gewestplan, beschermingzones, habitats en bijhorende bufferzones van de Vogelrichtlijn (zie ook Decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen) *UDGLsQW geleidelijke ruimtelijke overgang *URHQODDJ YDQ KHW 0$3 bosgebieden, natuurgebieden, natuurontwikkelingsgebieden of natuurreservaten volgens het Gewestplan *URRWYHHHHQKHGHQ *9( het aantal eenheden paarden, koeien of andere grote grazers (schapen en geiten daarentegen behoren tot het kleinvee) +DELWDWULFKWOLMQJHELHG in het kader van de Richtlijn 92/43/EEG (Habitatrichtlijn) afgebakend gebied waarin gestreefd wordt naar de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken +DOIQDWXXUOLMNHJUDVODQGHQ graslanden waarvan de begroeiingstructuur door de mens bepaald is, maar waarvan de soortensamenstelling spontaan is (zoals dotterbloemgraslanden, heide, rietland, krijthellinggrasland en hakhout) +LVWRULVFK SHUPDQHQW JUDVODQG is een halfnatuurlijke vegetatie bestaande uit grasland gekenmerkt door het langdurige grondgebruik als graasweide, hooiland of wisselweide met ofwel cultuurhistorische waarde, ofwel een soortenrijke vegetatie van kruiden en grassoorten waarbij het milieu wordt gekenmerkt door afwezigheid van sloten, greppels, poelen, uitgesproken microreliëf, bronnen of kwelzones ,QFOLQDWLH hellingshoek .HQVRRUW soort die in één bepaalde plantengemeenschap een grotere presentie en/of hogere gemiddelde abundantie en/of hogere vitaliteit heeft dan in andere plantengemeenschappen
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Bijlage 1
0$3 mestactieplan volgens het Decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen (gewijzigd bij decreet van 3-3-2000) 0$3 *9( bemestingscategorie van het Mestactieplan; nulbemesting, uitgezonderd de bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij begrazing van maximaal twee grootvee-eenheden per ha per jaar 0$3 *9( bemestingscategorie van het Mestactieplan; norm van maximum twee grootvee-eenheden met bijkomende bemesting van maximum 100 kg anorganische meststoffen per ha per jaar 0$3 RQWKHIILQJ bemestingscategorie van het MAP waarbij een ontheffing is opgedragen van het bemestingsverbod, geen norm of beperking is opgedragen 0HVRILHO gebonden aan matig droge omstandigheden 1 nitraat 1DWXXUGHFUHHW decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, Belgisch Staatsblad 10 januari 1998 1DWXXUOLMNH JUDVODQGHQ graslanden waarvan zowel de begroeiingstructuur als de soortensamenstelling spontaan is; de invloed van de mens is verwaarloosbaar 9DQ QDWXUH RYHUVWURRPEDUH JHELHGHQ het betreft laaggelegen gronden (alluviale gronden en poldergronden) , gedifferentieerd in functie van de aard van de overstroming die de bodemvorming conditioneert: overstroming van waterlopen of overstroming vanuit de zee. Dit betekent niet dat deze gronden daadwerkelijk regelmatig overstromen 3ODQWHQJHPHHQVFKDS een vegetatietype dat inzake de floristische samenstelling en het relatieve aandeel de populaties een zekere mate van evenwicht bezit, een eigen structuur vertoont, en op een bepaalde standplaats groeit 323 PlattelandsontwikkelingPlan 3UHVHQWLH mate (percentage) waarin een soort voorkomt in de opnamen van een plantengemeenschap 5RPSJHPHHQVFKDS plantengemeenschap waarin naast begeleidende soorten slechts ken- en differentiërende soorten voorkomen van eenheden boven het niveau van associatie; eventuele dominanten zijn klasse-eigen soorten 6\QRSWLVFKH WDEHO overzichtstabel van een of meer plantengemeenschappen waarin de abundantie-/bedekkingswaarden van de soorten in de afzonderlijke opnamen zijn teruggebracht tot één getal (presentiecijfer)
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Bijlage 1
6\QWD[RQRPLH de studie die zich richt op de classificatie van plantengemeenschappen; leidend tot een formeel, hiërarchisch systeem 7D[RQ eenheid in het classificatiesysteem van organismen, bijvoorbeeld familie, genus, soort, ondersoort of variëteit 7\SRORJLH leer der typen, indeling in vegetatietypen 9ODDPV (FRORJLVFK 1HWZHUN 9(1 categorie van gebieden uit het Natuurdecreet, waarbinnen een specifiek gebiedsgericht natuurbeleid gevoerd wordt :HLQLJ YHUODDJGH EHPHVWLQJVQRUP 200 kg N/ha/jaar in waterwingebieden en beschermingszones type II en III voor grondwater, gevoelige gebieden binnen oppervlaktewateren bestemd voor de productie van drinkwater, gebieden met nitraatgevoelige gronden en geelgroenlaag van het MAP (zie ook Decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Bijlage 2
%LMODJH6RRUWHQOLMVWHQJHEUXLNWHDINRUWLQJHQ :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP $FKLOOHDPLOOHIROLXP $JURVWLVVWRORQLIHUD $JURVWLVFDQLQD $JURVWLVFDSLOODULV $MXJDUHSWDQV $ORSHFXUXVJHQLFXODWXV $ORSHFXUXVSUDWHQVLV $QJHOLFDV\OYHVWULV $QWKR[DQWKXPRGRUDWXP $QWKULVFXVV\OYHVWULV $SLXPQRGLIORUXP $UUKHQDWKHUXPHODWLXV $VWHUWULSROLXP $WULSOH[SURVWUDWD
1HGHUODQGVHQDDP Gewoon duizendblad Fioringras Moerasstruisgras Gewoon struisgras Kruipend zenegroen Geknikte vossenstaart Grote vossenstaart Gewone engelwortel Gewoon reukgras Fluitenkruid Groot moerasscherm Glanshaver Zulte Spiesmelde
&2'( ACHIMIL AGRSSTO AGRSCAN AGRSCAP AJUGREP ALOPGEN ALOPPRA ANGESYL ANTXODO ANTISYL APIUNOD ARRHELA ASTETRI ATRPPRO
%HOOLVSHUHQQLV %URPXVKRUGHDFHXV
Madeliefje Zachte dravik s.l.
BELLPER BROMHOR
&DOWKDSDOXVWULVVO &DSVHOODEXUVDSDVWRULV &DUGDPLQHKLUVXWD &DUGDPLQHSUDWHQVLV &DUH[DFXWD &DUH[DFXWLIRUPLV &DUH[GLVWDQV &DUH[GLVWLFKD &DUH[KLUWD &DUH[QLJUD &DUH[FXSULQD &DUH[RYDOLV &HQWDXUHDMDFHD &HUDVWLXPIRQWDQXP &HUDVWLXPJORPHUDWXP &KHQRSRGLXPUXEUXP &LUVLXPDUYHQVH &LUVLXPSDOXVWUH &LUVLXPYXOJDUH &RQYROYXOXVDUYHQVLV &UHSLVELHQQLV &UHSLVFDSLOODULV &\QRVXUXVFULVWDWXV &\WLVXVVFRSDULXV
Dotterbloem Gewoon herderstasje Kleine veldkers Pinksterbloem Scherpe zegge Moeraszegge Zilte zegge Tweerijige zegge Ruige zegge Zwarte zegge Valse voszegge Hazezegge Knoopkruid Gewone hoornbloem Kluwenhoornbloem Rode ganzenvoet Akkerdistel Kale jonker Speerdistel Akkerwinde Groot streepzaad Klein streepzaad Beemdkamgras Gewone brem
CALHPAL CAPSBUR CARDHIR CARDPRA CAREACU CAREACT CAREDIS CAREDIT CAREHIR CARENIG CARECUP CAREOVA CENTJAC CERAFON CERAGLO CHENRUB CIRSARV CIRSPAL CIRSVUL CONLARV CREPBIE CREPCAP CYNSCRI CYTISCO
'DFW\OLVJORPHUDWD
Gewone kropaar
DACTGLO
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Bijlage 2
%LMODJH6RRUWHQOLMVWHQJHEUXLNWHDINRUWLQJHQ :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP 'DXFXVFDURWD 'HVFKDPSVLDFHVSLWRVD
1HGHUODQGVHQDDP Peen Ruwe smele
&2'( DAUCCAR DESCCES
(OHRFKDULVSDOXVWULV (OHRFKDULVXQLJOXPLV (O\PXVUHSHQV (SLORELXPFLOLDWXP (SLORELXPKLUVXWXP (SLORELXPSDUYLIORUXP (SLORELXPVSHFLHV (TXLVHWXPDUYHQVH (TXLVHWXPSDOXVWUH (TXLVHWXPWHOPDWHLD
Gewone waterbies Slanke waterbies Kweek Beklierde basterdwederik Harig wilgenroosje Viltige basterdwederik Basterdwederik (G) Heermoes Lidrus Reuzenpaardestaart
ELEOPAL ELEOUNI ELYMREP EPILCIL EPILHIR EPILPAR EPIL-SP EQUIARV EQUIPAL EQUITEL
)HVWXFDDUXQGLQDFHD )HVWXFDSUDWHQVLV )HVWXFDUXEUD )LOLSHQGXODXOPDULD )UD[LQXVH[FHOVLRU
Rietzwenkgras Beemdlangbloem Rood zwenkgras Moerasspirea Gewone es
FESTARU FESTPRA FESTRUB FILIULM FRAXEXC
*DOLXPDSDULQH *DOLXPSDOXVWUH *DOLXPXOLJLQRVXP *HUDQLXPGLVVHFWXP *HUDQLXPPROOH *ODX[PDULWLPD *OHFKRPDKHGHUDFHD *O\FHULDGHFOLQDWD *O\FHULDIOXLWDQV *O\FHULDPD[LPD *O\FHULDQRWDWD
Kleefkruid Moeraswalstro Ruw walstro Slipbladige ooievaarsbek Zachte ooievaarsbek Melkkruid Hondsdraf Getand vlotgras Mannagras Liesgras Stomp vlotgras
GALUAPA GALUPAL GALUULI GERADIS GERAMOL GLAXMAR GLECHED GLYCDEC GLYCFLU GLYCMAX GLYCNOT
+HUDFOHXPVSKRQG\OLXP +LHUDFLXPSLORVHOOD +LSSXULVYXOJDULV +ROFXVODQDWXV +ROFXVPROOLV +RUGHXPVHFDOLQXP +\SHULFXPSHUIRUDWXP +\SRFKDHULVUDGLFDWD
Gewone berenklauw Muizenoor Lidsteng Gestreepte witbol Gladde witbol Veldgerst Sint-Janskruid Gewoon biggekruid
HERASPH HIERPIL HIPUVUL HOLCLAN HOLCMOL HORESEC HYPEPER HYPCRAD
,ULVSVHXGDFRUXV
Gele lis
IRISPSE
-XQFXVDFXWLIORUXV -XQFXVDUWLFXODWXV
Veldrus Zomprus
JUNCACU JUNCART
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Bijlage 2
%LMODJH6RRUWHQOLMVWHQJHEUXLNWHDINRUWLQJHQ :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP -XQFXVEXIRQLXV -XQFXVFRQJORPHUDWXV -XQFXVHIIXVXV -XQFXVJHUDUGLL -XQFXVLQIOH[XV
1HGHUODQGVHQDDP Greppelrus Biezenknoppen Pitrus Zilte rus Zeegroene rus
&2'( JUNCBUF JUNCCON JUNCEFF JUNCGER JUNCINF
/DWK\UXVSUDWHQVLV /HRQWRGRQDXWXPQDOLV /HXFDQWKHPXPYXOJDUH /ROLXPPXOWLIORUXP /ROLXPSHUHQQH /RWXVFRUQLFXODWXVVXEVSFRUQLFXODWXV /RWXVSHGXQFXODWXV /X]XODFDPSHVWULV /\FKQLVIORVFXFXOL /\FRSXVHXURSDHXV /\VLPDFKLDQXPPXODULD /\VLPDFKLDYXOJDULV /\WKUXPVDOLFDULD
Veldlathyrus Vertakte leeuwentand Margriet Italiaans raaigras Engels raaigras Gewone rolklaver Moerasrolklaver Gewone veldbies Echte koekoeksbloem Wolfspoot Penningkruid Grote wederik Grote kattenstaart
LATYPRA LEONAUT LEUCVUL LOLIMUL LOLIPER LOTUC-S LOTUPED LUZUCAM LYCHFLO LYCPEUR LYSINUM LYSIVUL LYTHSAL
0DWULFDULDUHFXWLWD 0DWULFDULDPDULWLPD 0DWULFDULDGLVFRLGHD 0HGLFDJROXSXOLQD 0HQWKDDTXDWLFD 0\RVRWLVFHVSLWRVD 0\RVRWLVSDOXVWULV 0\RVXUXVPLQLPXV
Echte kamille Reukeloze kamille Schijfkamille Hopklaver Watermunt Zompvergeet-mij-nietje Moerasvergeet-mij-nietje Muizenstaart
MATRREC MATRMAR MATRDIS MEDILUP MENTAQU MYOSCES MYOSPAL MYOUMIN
2HQDQWKHILVWXORVD 2HQDQWKHODFKHQDOLL 2HQDQWKHVLODLIROLD 2QRQLVVSLQRVD 2UQLWKRSXVSHUSXVLOOXV
Pijptorkruid Zilt torkruid Weidekervel-torkruid Kattedoorn Klein vogelpootje
OENAFIS OENALAC OENASIL ONONSPI ORNTPER
3HWURVHOLQXPVHJHWXP 3KDODULVDUXQGLQDFHD 3KOHXPSUDWHQVH 3KUDJPLWHVDXVWUDOLV 3ODQWDJRPDMVSOHLRV 3ODQWDJRODQFHRODWD 3ODQWDJRPDMRU 3RDDQQXD 3RDSUDWHQVLV
Wilde peterselie Rietgras Gewoon timoteegras. Riet Getande weegbree Smalle weegbree Grote weegbree Straatgras Veldbeemdgras
PETSSEG PHALARU PHLEPRA PHRAAUS PLAAM-P PLAALAN PLAAMAJ POA ANN POA PRA
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Bijlage 2
%LMODJH6RRUWHQOLMVWHQJHEUXLNWHDINRUWLQJHQ :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP 3RDWULYLDOLV 3RO\JRQXPDPSKLELXP 3RO\JRQXPDYLFXODUH 3RO\JRQXPK\GURSLSHU 3RO\JRQXPSHUVLFDULD 3RWHQWLOODDQVHULQD 3RWHQWLOODUHSWDQV 3UXQHOODYXOJDULV 3UXQXVVHURWLQD 3XFFLQHOOLDGLVWDQV
1HGHUODQGVHQDDP Ruw beemdgras Veenwortel Varkensgras Waterpeper Perzikkruid Zilverschoon Vijfvingerkruid Gewone brunel Amerikaanse vogelkers Stomp kweldergras
&2'( POA TRI POLNAMP POLNAVI POLNHYD POLNPER POTEANS POTEREP PRUNVUL PRUUSER PUCCDIS
4XHUFXVUREXU
Zomereik
QUERROB
5DQXQFXOXVDFULV 5DQXQFXOXVEXOERVXV 5DQXQFXOXVILFDULD 5DQXQFXOXVIODPPXOD 5DQXQFXOXVUHSHQV 5DQXQFXOXVVDUGRXV 5DQXQFXOXVVFHOHUDWXV 5RULSSDPLFURSK\OOD 5RULSSDSDOXVWULV 5XEXVIUXWLFRVXVDJJ 5XPH[DFHWRVD 5XPH[DFHWRVHOOD 5XPH[FRQJORPHUDWXV 5XPH[FULVSXV 5XPH[REWXVLIROLXV 5XPH[SDOXVWULV
Scherpe boterbloem Knolboterbloem Speenkruid Egelboterbloem Kruipende boterbloem Behaarde boterbloem Blaartrekkende boterbloem Slanke waterkers Moeraskers Gewone braam Veldzuring Schapezuring Kluwenzuring Krulzuring Ridderzuring Moeraszuring
RANUACR RANUBUL RANUFIC RANUFLA RANUREP RANUSAR RANUSCE RORIMIC RORIPAL RUBUFRU RUMEACE RUMEACT RUMECON RUMECRI RUMEOBT RUMEPAL
6DJLQDSURFXPEHQV 6DOLFRUQLDHXURSDHD 6D[LIUDJDJUDQXODWD 6FLUSXVPDULWLPXV 6FLUSXVWDEHUQDHPRQWDQL 6HQHFLRMDFREDHD 6RQFKXVDVSHU 6RQFKXVDUYHQVLV 6SHUJXODULDVDOLQD 6WHOODULDDOVLQH 6WHOODULDJUDPLQHD 6WHOODULDPHGLD 6\PSK\WXPRIILFLQDOH
Liggende vetmuur Kortarige zeekraal Knolsteenbreek Heen Ruwe bies Jakobskruiskruid Gekroesde melkdistel Akkermelkdistel Zilte schijnspurrie Moerasmuur Grasmuur Vogelmuur Gewone smeerwortel
SAGIPRO SALIEUR SAXIGRA SCIRMAR SCIRTAB SENEJAC SONCASP SONCARV SPEGSAL STELALS STELGRA STELMED SYMHOFF
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Bijlage 2
%LMODJH6RRUWHQOLMVWHQJHEUXLNWHDINRUWLQJHQ :HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP
1HGHUODQGVHQDDP
&2'(
7DUD[DFXP6XEYXOJDULD 7RULOLVMDSRQLFD 7RULOLVQRGRVD 7ULIROLXPGXELXP 7ULIROLXPIUDJLIHUXP 7ULIROLXPSUDWHQVH 7ULIROLXPUHSHQV 7ULJORFKLQSDOXVWUH 7ULVHWXPIODYHVFHQV
paardebloem Heggendoornzaad Knopig doornzaad Kleine klaver Aardbeiklaver Rode klaver Witte klaver Moeraszoutgras Goudhaver
TARA/VU TORIJAP TORINOD TRIFDUB TRIFFRA TRIFPRA TRIFREP TRIGPAL TRISFLA
8UWLFDGLRLFD
Grote brandnetel
URTIDIO
9HURQLFDDUYHQVLV 9HURQLFDFKDPDHGU\V 9HURQLFDVHUS\OOLIROLD 9HURQLFDVSHFLHV 9LFLDFUDFFD 9LFLDKLUVXWD 9LFLDVDWLYDVXEVSVDWLYD 9LFLDWHWUDVSHUPD
Veldereprijs Gewone ereprijs Tijmereprijs Ereprijs (G) Vogelwikke Ringelwikke Voederwikke Vierzadige wikke
VEROARV VEROCHA VEROSER VERO-SP VICICRA VICIHIR VICIS-S VICITET
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Bijlage 3
Bijlage 3. Geordende vegetatietabellen Schapezuring-type
Gewoon struisgras Gestreepte witbol Reukgras Schapezuring Witte klaver Gewoon biggekruid Gewone hoornbloem Engels raaigras Rood zwenkgras Gewoon duizendblad Kruipende boterbloem Paardebloem Smalle weegbree Gewone veldbies Veldzuring Ruw beemdgras Jacobskruiskruid Zachte dravik Fioringras Klein streepzaad Kamgras Zachte ooievaarsbek Gewone rolklaver Timoteegras Veldbeemdgras Biezeknoppen Kleine klaver Knoopkruid Straatgras Kropaar Margriet Pitrus Zomereik Smalle wikke Grote wederik Moerasrolklaver Scherpe boterbloem Tijmereprijs Ridderzuring Veldereprijs Madeliefje Akkerdistel Greppelrus Knolboterbloem Ringelwikke Hazezegge
6 3 7
7 4 7 6
6 6 4 3 7 8 0
6 4 2
7 3 2 7
7 4 5 0
5 3 5
7 3 4 2
7 4 0 1
7 4 4 8
7 4 7 9
7 4 4 0
6 3 9
5 7 7
1 3 1 7
1 5 6 0
6 4 6 3
7 3 8 0
7 3 9 6
6 4 6 7
7 4 7 1
7 4 8 2
7 3 3 1
7 4 0 3
7 4 4 6
5 6 6
6 1 8
6 1 9
6 1 4 2 3 8 1
5 2 3
7 3 9 1
7 4 3 3
7 4 4 1
7 4 1 2
2 2 5 7 5 6 2
6 2 8 3 2 2 -
8 3 2 2 2 3 2 2 -
8 6 2 2 2 2 -
8 5 2 3 -
8 5 2 3 2 2 5 -
7 3 6 2 3 2 3 2 3 -
8 5 2 5 2 -
7 6 5 3 2 2 -
6 7 5 6 2 3 3 -
6 6 6 6 -
6 6 6 2 2 5 2 2 6 -
8 2 5 3 2 5 6 2 2 -
3 7 2 3 2 3 8 2 -
8 6 6 2 3 3 3 2 2 2 2 2 3 2 3 -
3 8 3 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 -
8 3 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 -
8 6 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 -
7 2 7 2 2 3 -
6 6 6 3 5 6 5 2
8 3 7 2 2 2 2 2 2 2 -
6 6 5 6 2 2 5 6 -
5 6 6 3 2 7 3 2 2 3 6 3 -
6 3 2 6 6 2 2 2 5 2 3 5 3 2 6 2 2 -
6 5 7 5 3 2 3 5 2 -
5 5 5 7 2 3 6 3 2 2 2 3 3 2 2 2 2 -
2 3 6 7 2 2 8 5 6 3 3 2 2 2 2 2 2 3 -
7 2 2 3 2 2 5 5 5 6 2 5 2 3 2 3 -
3 2 5 2 3 3 3 2 7 2 2 3 5 2 2 2 2 -
3 3 3 5 6 2 5 6 2 3 2 -
8 2 2 2 2 2 2 2 2 -
6 2 5 6 7 2 2 7 2 2 7 2 2 2 2 2 2 3 -
7 6 3 2 2 5 2 6 3 5 2 2 2 2 3 2 5 5 2 2 -
8 5 5 5 3 2 2 3 6 2 2 3 5 3 3 2 -
8 2 3 5 2 2 2 2 5 3 2 2 -
6 2 3 3 6 6 2 6 5 2 2 5 6 3 3 -
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 1 0 0
0 0 0 1 0 1 0 0
0 0 0 1 0 1 0 0
0 0 0 1 0 1 0 0
0 0 0 1 0 1 0 0
0 0 0 1 0 1 0 1 0 0
0 0 0 1 0 1 0 1 0 0
0 0 0 1 0 1 0 1 0 0
0 0 0 1 0 1 0 1 0 0
0 0 0 1 0 1 0 1 0 0
0 0 0 1 0 1 0 1 0 1
0 0 0 1 0 1 0 1 1
0 0 0 1 0 1 1 0
0 0 0 1 0 1 1 0
0 0 0 1 0 1 1 0
0 0 0 1 0 1 1 0
0 0 0 1 0 1 1 1
0 0 0 1 0 1 1 1
0 0 0 1 1 0 0 0
0 0 0 1 1 0 0 0
0 0 0 1 1 0 0 0
0 0 0 1 1 0 0 1 0
0 0 0 1 1 0 0 1 0
0 0 0 1 1 0 0 1 0
0 0 0 1 1 0 0 1 1
0 0 0 1 1 0 0 1 1
0 0 0 1 1 0 0 1 1
0 0 0 1 1 0 0 1 1
0 0 0 1 1 0 1
0 0 0 1 1 1 0
0 0 0 1 1 1 0
0 0 0 1 1 1 0
0 0 0 1 1 1 0
0 0 0 1 1 1 1
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
8 8 3 3 2 3 2 2 2 2 2 -
0 0 1 1 0 0 0 0 0 1
0 0 1 1 0 0 0 0 0 0
5 4 2
5 6 7 6 3 7 3 5 3 2 2 3 3 2 2 5 2 2 -
7 3 3 3
0 0 1 1 0 0 0 0 0 1
6 6 3 3 6 5 2 2 2 2 2 3 2 3 5 -
5 4 8
0 0 1 1 0 0 0 0 0 1
6 3 6 6 3 6 2 2 2 2 2 2 2 -
5 7 8
0 0 1 1 0 0 0 0 0 1
2 7 5 3 3 5 2 3 2 2 3 5 2 6 2 6 2 2 2 2 -
7 3 2 8
0 0 1 1 0 0 0 0 0 1
7 7 6 7 6 2 2 2 2 3 3 -
7 3 8 6
0 0 1 1 0 0 0 0 1 0
7 2 3 2 5 2 6 2 3 6 2 2 2 3 3 -
5 3 4
0 0 1 1 0 0 0 0 1 0
7 5 5 3 3 6 6 2 6 2 2 3 5 3 2 2 3 2 2 -
5 4 5
0 0 1 1 0 0 0 0 1 0
6 8 5 3 6 2 6 2 2 2 2 3 2 3 5 2 2 2 -
7 3 2 4
0 0 1 1 0 0 0 0 1 1
6 3 5 2 6 3 5 5 2 3 3 5 2 2 6 -
5 4 3
0 0 1 1 0 0 0 0 1 1
6 6 5 6 6 6 6 3 3 2 2 3 5 2 6 2 2 3 2 -
7 3 3 5
0 0 1 1 0 0 0 1 0
5 3 3 3 5 3 8 2 5 2 2 3 2 2 3 2
6 2 9
0 0 1 1 0 0 0 1 1
8 5 3 3 3 6 5 2 6 2 2 2 2 2 2 -
5 5 1
0 0 1 1 0 0 0 1 1
6 6 3 3 6 5 2 2 3 3 5 2 2 3 5 2 2 3 -
5 7 1
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Gestreepte witbol Kruipende boterbloem Veldzuring Scherpe boterbloem Reukgras Smalle weegbree Ruw beemdgras Gewoon struisgras Witte klaver Paardebloem Engels raaigras Glanshaver Rood zwenkgras Gewone hoornbloem Kropaar Knoopkruid Gewoon duizendblad Grote vossestaart Zachte dravik Kleine klaver Gewoon biggekruid Margriet Gewone bereklauw Grasmuur Beemdlangbloem Pinksterbloem Akkerdistel Rode klaver Kamgras Veldbeemdgras Timoteegras Smalle wikke Kweek Fluitekruid Moerasrolklaver Klein streepzaad Peen Ringelwikke Biezeknoppen Schapezuring Zachte ooievaarsbek Veenwortel Vogelwikke Hondsdraf Veldlathyrus Fioringras
Knoopkruid-type
0 0 1 1 0 0 0 1 1
6 7 3 5 2 2 6 2 3 -
7 3 2 1
0 0 1 1 0 0 0 1 1
5 3 5 3 6 2 2 2 5 2 6 3 2 2 2 6 3 6 -
7 4 0 0
0 0 1 1 0 0 1 0 0 0
6 6 5 3 6 3 3 2 3 2 6 2 2 2 3 3 3 -
5 4 1
0 0 1 1 0 0 1 0 0 0
6 5 3 5 3 5 6 2 6 3 2 3 2 3 2 -
5 6 0
0 0 1 1 0 0 1 0 0 0
8 5 5 5 6 3 2 2 3 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 5
6 2 1
0 0 1 1 0 0 1 0 0 0
6 8 3 5 6 3 2 5 6 2 5 2 2 3
6 3 3
0 0 1 1 0 0 1 0 0 0
7 3 3 6 7 2 2 2 5 3 2 2 3 6 2 6 6 5 3 -
7 4 3 1
0 0 1 1 0 0 1 0 0 0
6 8 6 3 7 5 2 2 3 2 -
7 4 3 5
0 0 1 1 0 0 1 0 0 1
7 8 3 2 2 2 3 2 5 2 5 2 5 2 -
5 5 2
0 0 1 1 0 0 1 0 0 1
7 6 7 5 2 2 5 3 5 2 2 -
5 7 6
0 0 1 1 0 0 1 0 0 1
6 6 5 3 3 3 7 5 2 2 2 2 2 7 3 2 -
6 0 7
0 0 1 1 0 0 1 0 0 1
3 5 5 3 2 2 5 2 3 8 2 2 3 -
6 2 4
0 0 1 1 0 0 1 0 0 1
2 8 7 7 3 2 2 2 3 -
7 3 5 8
0 0 1 1 0 0 1 0 0 1
6 7 6 5 5 6 3 2 2 2 -
7 3 5 9
0 0 1 1 0 0 1 0 0 1
6 7 5 7 6 2 2 5 3 5 2 6 2 3 2 3 2 -
7 3 6 4
0 0 1 1 0 0 1 0 0 1
5 6 6 6 2 3 5 3 3 3 2 2 3 5 2 2 2 5 3 5 -
7 4 2 0
0 0 1 1 0 0 1 0 1 0
6 2 3 6 3 2 7 5 2 6 2 2 3 2 3 2 5 -
6 1 6
0 0 1 1 0 0 1 0 1 0
6 5 3 6 2 6 3 3 2 2 2 6 3 2 2 2 -
7 3 0 1
0 0 1 1 0 0 1 0 1 0
6 5 6 5 7 2 5 2 2 5 2 3 2 -
7 3 2 5
0 0 1 1 0 0 1 0 1 0
8 5 2 6 5 5 6 3 6 3 2 -
7 4 1 9
0 0 1 1 0 0 1 0 1 0
6 3 5 2 3 6 6 3 7 3 3 5 6 -
7 4 6 2
0 0 1 1 0 0 1 0 1 0
6 6 3 5 2 5 6 5 6 2 3 2 2 2 3 2 2 -
7 4 6 4
0 0 1 1 0 0 1 0 1 0
7 3 3 6 6 5 6 6 2 6 2 2 5 2 -
7 4 8 0
0 0 1 1 0 0 1 0 1 1
5 5 3 6 6 6 2 2 2 3 -
7 4 4 9
0 0 1 1 0 0 1 1 0
6 8 6 3 5 5 3 3 2 2 2 -
7 4 4 3
0 0 1 1 0 0 1 1 0
7 8 3 7 3 6 5 2 5 3 3 2 -
7 4 6 3
0 0 1 1 0 0 1 1 0
8 6 2 5 5 5 6 3 3 3 3 2 2 2 5 2 2 2 2 2 2 2 -
7 4 7 8
0 0 1 1 0 0 1 1 1
8 5 2 6 2 2 3 3 2 5 5 6 -
6 3 1
0 0 1 1 0 0 1 1 1
5 6 2 5 3 5 2 2 2 2 3 7 3 2 -
7 4 1 4
0 0 1 1 0 1 0 0 0
6 3 6 6 3 2 6 2 2 5 3 2 5 2 2
5 1 2
0 0 1 1 0 1 0 0 0
5 6 2 2 6 5 5 6 2 5 6 2 5 3 6 -
5 8 6
0 0 1 1 0 1 0 0 1
6 2 3 3 2 2 3 2 2 6 3 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 2 2 2 2 2 2 2 2 -
1 2 9 3
0 0 1 1 0 1 0 0 1
2 3 7 2 2 2 2 6 2 2 2 6 2 2 2 2 2 2 2 2 -
1 2 9 4
0 0 1 1 0 1 0 0 1
5 2 2 2 2 5 2 2 2 8 2 2 2 2 2
6 3 1 7
0 0 1 1 0 1 0 1
8 6 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 -
6 4 5 4
0 0 1 1 0 1 1
2 2 2 2 2 2 2 8 2 2 2 8 2 2 5 2 2 -
6 3 1 8
0 0 1 1 0 1 1
3 3 3 6 3 6 6 3 7 2 5 6 3 6 6 -
7 4 8 4
0 0 1 1 1 0 0
6 6 5 2 5 6 3 7 2 3 3 2 2 -
7 3 2 2
0 0 1 1 1 0 0
8 2 6 2 6 2 -
7 3 3 9
0 0 1 1 1 0 0
5 2 6 6 3 5 2 5 6 6 6 2 5 5 5 3 2 5 2 -
7 3 9 5
0 0 1 1 1 0 1 0
2 2 2 5 6 3 3 2 8 -
7 3 7 9
0 0 1 1 1 0 1 0
6 2 2 2 3 2 2 5 3 3 3 2 2 2 3 6 2 2 -
7 4 0 2
0 0 1 1 1 0 1 0
7 6 3 3 2 2 3 2 2 5 3 6 3 3 5 3 5 2 3 -
7 4 2 9
0 0 1 1 1 0 1 1
5 6 5 8 2 2 2 3 -
6 4 4
0 0 1 1 1 0 1 1
2 3 3 3 5 7 5 5 6 2 2 3 -
7 4 1 3
0 0 1 1 1 1
3 5 5 3 8 2 6 6 5 6 2 5 -
7 4 3 0
0 0 1 1 1 1
2 5 2 3 3 7 6 2 2 3 5 -
7 4 5 3
141
Bijlage 3
8 2 2 2 2 6 2 2 3 3 2 2 -
0 0 1 0 0 1 0
0 0 1 0 0 0
5 3 7
2 7 5 2 6 5 2 2 3 -
7 3 8 3
0 0 1 0 0 1 1
6 3 8 3 2 2 7 2 -
7 3 1 1
0 0 1 0 0 1 1
6 2 3 2 3 2 3 3 7 3 2 2 5 2 -
7 3 9 7
0 0 1 0 0 1 1
6 2 7 6 5 3 3 2 6 3 3 2 -
7 4 2 1
0 0 1 0 0 1 1
3 6 6 2 3 2 5 3 2
7 4 4 7
0 0 1 0 1 0
6 3 6 5 3 2 3 2 5 3 2 -
6 2 2
0 0 1 0 1 1 0 0
5 6 6 5 3 6 2 3 5 3 3 2 -
7 3 6 3
0 0 1 0 1 1 0 1 0
6 6 5 3 2 6 5 6 3 6 3 2 2 2 2 6 5 2 -
5 7 5
0 0 1 0 1 1 0 1 1 0
2 6 2 3 2 8 5 2 2 2 2 5 2 -
5 5 7
0 0 1 0 1 1 0 1 1 0
7 5 2 6 5 2 6 3 2 2 6 3 -
5 5 8
0 0 1 0 1 1 0 1 1 0
7 6 6 2 2 2 3 3 2 5 3 2 3 -
5 5 9
0 0 1 0 1 1 0 1 1 0
6 6 6 5 2 2 5 3 2 6 5 2 -
5 6 2
0 0 1 0 1 1 0 1 1 1
6 6 3 2 5 5 3 3 5 5 2 6 3 2 2 3 3 5
6 2 6
0 0 1 0 1 1 1 0
6 6 5 7 6 6 6 6 3 2 2 2 5 2 2 2 -
5 9 8
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Gestreepte witbol Kruipende boterbloem Pitrus Mannagras Ruw beemdgras Fioringras Veldrus Reukgras Witte klaver Moerasrolklaver Pinksterbloem Veldzuring Egelboterbloem Geknikte vossestaart Scherpe boterbloem Engels raaigras Ruige zegge Gewone hoornbloem Biezenknoppen Kale jonker Hazezegge Rood zwenkgras Gewoon struisgras Smalle weegbree Echte koekoeksbloem Lidrus Paardebloem Grote vossestaart Beemdlangbloem Veenwortel Zeegroene muur Grote brandnetel Krulzuring Moeraswalstro Grasmuur Pijptorkruid Timoteegras Kamgras Wilgeroosje spec. Moeras-vergeet-mij-nietje Tweerijige zegge Harig wilgeroosje Scherpe zegge Ridderzuring Moerasspirea Zeegroen rus Grote wederik
Veldrus-type
0 0 1 0 1 1 1 0
6 6 6 3 5 6 3 2 2 6 3 -
6 1 2
0 0 1 0 1 1 1 0
2 2 5 7 3 6 3 5 2 2 5 2 -
6 2 3
0 0 1 0 1 1 1 0
6 7 2 5 5 7 3 3 6 2 -
6 2 5
0 0 1 0 1 1 1 1
2 3 2 2 8 2 6 2 6 2 5 2 5 2 2 -
6 1 1
0 1 0 0 1 0 0
2 5 6 2 7 5 2 5 2 5 3 5 3 5 5 2 2 2 2 2 2 -
6 1 0
0 1 0 0 1 0 0
3 2 2 2 2 3 2 7 2 6 5 3 3 -
7 3 1 6
0 1 0 0 1 0 1 0
6 5 2 2 6 2 6 3 3 -
6 2 0
0 1 0 0 1 0 1 1 0
2 5 7 6 3 2 2 2 3 2 2 6 2 5 -
6 2 7
0 1 0 0 1 0 1 1 0
3 2 7 3 2 6 3 5 -
7 3 0 2
0 1 0 0 1 0 1 1 0
2 2 8 2 5 2 6 2 2 2 5 3 2 2 -
7 3 7 6
0 1 0 0 1 0 1 1 0
2 3 8 6 2 3 3 2 2 2 2 5 -
7 4 2 6
0 1 0 0 1 0 1 1 1
7 2 7 2 2 2 2 2 2 -
5 4 9
0 1 0 0 1 1 0 0
6 2 2 2 3 2 6 3 2 2 3 2 3 7 2 2 3 3 6 -
7 3 4 7
0 1 0 0 1 1 0 0
6 6 5 6 5 2 3 3 2 2 2 2 2 3 5 2 2 5 -
7 3 7 4
0 1 0 0 1 1 0 0
5 6 6 3 6 6 5 2 2 2 2 6 3 -
7 4 0 9
0 1 0 0 1 1 0 1 0 0
6 2 6 2 7 2 2 3 3 2 3 2 -
6 4 7 4
0 1 0 0 1 1 0 1 0 1
7 6 6 6 5 6 3 5 2 6 2 5 6 3 6 3 3 -
5 9 0
0 1 0 0 1 1 0 1 0 1
6 5 5 3 7 2 3 3 2 3 3 2 6 2 6 -
6 1 3
0 1 0 0 1 1 0 1 0 1
6 8 6 3 3 3 7 2 3 3 2 2 3 6 -
6 1 4
0 1 0 0 1 1 0 1 0 1
6 6 6 6 6 5 6 2 3 3 2 3 6 -
7 4 6 5
0 1 0 0 1 1 0 1 1 0
5 6 2 7 5 2 2 5 5 6 5 2 2 2 2 2 -
5 1 4
7 3 1 9
0 1 0 0 1 1 0 1 1 0
0 1 0 0 1 1 0 1 1 0
7 5 6 6 - 7 6 - 6 3 2 - 6 - - 3 - - 2 - - 2 3 3 - - - 2 - - - - - - - - 2 - - - 2 - - - 2 - - - - - - - - - - - - 3 - - - - -
6 3 0 9
0 1 0 0 1 1 0 1 1 0
6 2 5 6 6 5 6 3 6 2 3 5 3 2 -
7 3 2 0
0 1 0 0 1 1 0 1 1 0
6 5 7 6 2 3 2 3 6 3 2 2 2 -
7 3 4 6
0 1 0 0 1 1 0 1 1 0
5 6 5 7 3 6 2 3 3 3 2 2 2 5 5 2 3 -
7 3 5 4
0 1 0 0 1 1 0 1 1 0
7 7 5 2 7 3 2 2 2 2 5 -
7 3 7 1
0 1 0 0 1 1 0 1 1 0
6 7 7 5 3 7 3 6 2 2 2 6 -
7 4 5 9
0 1 0 0 1 1 0 1 1 0
6 3 8 6 5 5 3 2 2 2 2 -
7 4 7 2
0 1 0 0 1 1 0 1 1 1
7 5 3 6 3 6 2 2 5 2 2 2 5 -
6 3 1 0
0 1 0 0 1 1 0 1 1 1
8 7 2 6 6 2 3 2 5 2 3 -
7 2 9 5
0 1 0 0 1 1 0 1 1 1
6 7 6 3 6 2 6 2 6 2 5 2 2 2 -
7 3 4 5
0 1 0 0 1 1 0 1 1 1
5 7 5 5 3 2 2 5 5 2 6 -
7 3 8 4
0 1 0 0 1 1 0 1 1 1
6 6 6 5 3 2 6 5 2 3 5 2 3 5 3 -
7 3 8 9
0 1 0 0 1 1 0 1 1 1
8 6 3 6 5 3 5 6 2 5 2 2 3 3 -
7 4 0 7
0 1 0 0 1 1 0 1 1 1
6 6 7 5 2 2 7 6 3 3 3 -
7 4 2 3
0 1 0 0 1 1 0 1 1 1
3 6 8 6 5 3 3 3 6 5 2 2 2 -
7 4 3 2
0 1 0 0 1 1 0 1 1 1
6 8 6 3 6 5 5 2 2 2 2 6 3 5 2 5 2 2 2 3 -
7 4 7 0
0 1 0 0 1 1 1 0 0 0
6 6 2 5 5 5 2 5 5 3 2 2 2 2 -
5 1 5
0 1 0 0 1 1 1 0 0 0
6 6 2 2 2 6 6 2 5 3 3 2 2 6 2 2 -
5 8 2
0 1 0 0 1 1 1 0 0 0
6 6 5 2 6 3 6 6 2 6 3 2 2 2 -
5 9 6
0 1 0 0 1 1 1 0 0 0
5 5 2 2 2 3 6 2 3 2 2 7 2 5 2 2 5 -
6 0 4
0 1 0 0 1 1 1 0 0 0
5 6 5 5 2 5 5 6 6 3 3 2 6 2 3 -
7 3 6 6
0 1 0 0 1 1 1 0 0 0
3 3 3 2 8 5 6 8 2 2 2 2 3 2 2 2 -
7 3 6 7
0 1 0 0 1 1 1 0 0 0
5 2 3 6 8 5 3 2 2 3 3 3 2 -
7 3 7 7
0 1 0 0 1 1 1 0 0 1
7 6 2 7 2 3 2 2 6 3 2 3 2 2 2 -
5 5 0
0 1 0 0 1 1 1 0 0 1
6 7 6 5 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 -
5 7 0
0 1 0 0 1 1 1 0 0 1
6 6 6 6 6 2 5 2 2 -
7 2 9 6
143
Bijlage 3
Bijlage 3
Reukgras-type
Kruipende boterbloem Gestreepte witbol Ruw beemdgras Fioringras Scherpe boterbloem Witte klaver Reukgras Veldzuring Pinksterbloem Ruige zegge Paardebloem Gewone hoornbloem Beemdlangbloem Lidrus Engels raaigras Timoteegras Veldrus Pitrus Mannagras Smalle weegbree Rode klaver Krulzuring Rietgras Veenwortel Grasmuur Grote vossestaart Scherpe zegge Echte koekoeksbloem Moerasrolklaver Watermunt Knoopkruid Kamgras Italiaans raaigras Moerasspirea Egelboterbloem Tweerijige zegge Gewoon struisgras Hazezegge Ridderzuring Gewone waterbies Veldlathyrus Kropaar Biezeknoppen Kruipend zenegroen Moeras-vergeet-mij-nietje
4
4
5
5
7
5
6
7
1
5
5
7
7
7
7
7
7
7
7
5
5
5
5
5
6
6
6
6
7
7
7
7
7
7
7
5
5
5
6
7
7
8 6
8 7
0 0
0 1
3 1 4
0 2
6 8 3
3 8 7
2 7 7
2 8
9 5
3 4 8
3 7 5
4 0 5
4 5 2
4 5 4
4 6 1
4 7 5
4 7 7
0 8
4 7
6 3
6 7
9 1
0 3
0 8
3 0
3 2
3 2 6
4 1 0
4 1 7
4 4 4
4 4 5
4 5 5
4 6 6
5 3
6 8
9 7
0 1
3 6 0
3 7 3
6 6 5 5 6 6 6 - 6 - - - 2 2 2 7 2 - 3 - 2 2 3 2 2 - - 2 3 2 5 2 - - 3 - - - - 2 6 - 5 2 - - - 3 5 - - - 3 - - 2 3 2 - 2 2 - - - - 3 2 5 5 2 2 - - - - - - - - 6 3 - - 2 2 - - - - - - - - - - 5 - - - - - - - - - - -
6 6 7 2 6 6 - 3 6 - 2 2 5 3 2 2 - 2 2 2 3 2 2 - - - - 2 2 3 2 2 - 2 3 - 5 - - - 2 2 - 2 - - - - - 3 3 - - 7 - - - - - - - - - 3
5 3 8 7 8 7 - - 6 - - 3 2 2 2 2 - - 2 - 3 2 2 6 2 - 3 2 3 - - 2 - - 2 - 5 - - 2 - - - - - - 2 - - 2 - 2 - - - - 3 7 3 2 - 3 3 - - 2 - 2 2 - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 2 - 3 - - - - - - - 2 - - - - -
6 7 2 5 6 2 - 2 5 5 - 3 8 2 - 2 2 2 2 5 2 2 2 - 2 2 5 - 2 2 5 - - - - - 2 - - - - - - - 2 - - - - - - - - - 2 2 2 - - - -
8 7 7 6 6 6 6 6 6 6 - 6 5 2 - 2 6 3 - 3 - 5 5 3 2 6 5 3 2 - 2 2 2 2 5 2 - 3 6 2 3 5 - 3 - - - 3 3 - 2 - - 2 - 3 5 - - - - 2 - 3 - - - - - 2 - - 2 - - 5 - - 2 - - - - - 3 - - - - - - - - - - - 2 - - 3 - - - - - - - - -
6 7 6 5 7 3 3 3 5 5 7 7 - 3 - 2 5 2 2 3 2 3 5 3 5 3 6 7 2 3 - 2 3 2 3 - - 3 - - 2 - - - - 2 - 2 8 - 3 - - - - - 2 - - - - 2 - - - - - -
8 6 5 6 3 5 2 6 3 2 5 5 2 3 2 2 -
6 5 5 5 5 5 5 3 6 2 6 3 3 3 3 5 2 2 -
7 7 6 6 3 2 5 3 3 6 5 5 2 3 -
7 6 3 2 3 3 2 2 2 3 5 2 2 3 6 3 2 -
6 6 6 3 6 2 3 2 2 5 2 2 2 2 2 -
7 7 2 5 2 2 2 5 2 2 2 3 -
6 7 5 2 2 2 2 5 3 3 2 2 2 2 2 6 2 3 2 5 -
5 5 7 3 3 2 6 5 2 2 6 2 2 2 2 -
8 5 5 6 3 3 2 3 3 2 2 2 3 3 2 2 2 2 2
5 7 2 5 2 3 6 2 2 2 2 3 2 3 2 -
7 6 5 6 5 2 6 5 2 2 2 2 6 5 -
8 6 3 3 2 2 5 3 2 2 3 5 2 2 7 3 5 2 2 2 5 -
3 7 2 6 5 2 2 3 3 3 2 2 2 7 2 -
5 3 6 6 6 5 5 2 7 -
5 6 5 3 3 6 5 5 2 2 2 2 3 8 2 2 2 6 3 -
8 6 6 3 2 3 3 2 3 6 5 3 6 3 5 2 -
8 6 6 5 6 6 3 2 3 2 5 2 3 3 3 -
8 6 5 6 3 2 2 2 2 2 -
7 6 5 2 2 6 6 3 2 6 2 2 3 5 5 2 3 3 3 2 2 2 3 2 3 -
6 5 5 6 2 3 2 3 6 2 2 5 3 2 2
7 6 2 2 2 2 3 2 2 3 2 2 2 5 2 2 -
7 6 3 2 5 5 5 2 2 2 2 -
8 6 3 6 8 2 6 2 2 5 3 2 2 2 -
6 5 2 6 3 5 5 5 2 5 3 2 2 6 -
8 6 3 2 2 8 3 3 2 3 2 2 2 2 2
6 5 5 2 2 3 2 7 2 2 3 2 3 -
0 1 0 1 0 0 0 0 0
0 1 0 1 0 0 0 0 1 0
0 1 0 1 0 0 0 0 1 1
0 1 0 1 0 0 0 1 0 0
0 1 0 1 0 0 0 1 0 1
0 1 0 1 0 0 0 1 0 1
0 1 0 1 0 0 0 1 0 1
0 1 0 1 0 0 0 1 0 1
0 1 0 1 0 0 0 1 0 1
0 1 0 1 0 0 0 1 0 1
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 0
0 1 0 1 0 0 0 1 1 1
0 1 0 1 0 0 0 1 1 1
0 1 0 1 0 0 0 1 1 1
0 1 0 1 0 0 0 1 1 1
0 1 0 1 0 0 0 1 1 1
0 1 0 1 0 0 0 1 1 1
0 1 0 1 0 0 0 0 0
0 1 0 1 0 0 0 0 0
0 1 0 1 0 0 0 0 1 0
0 1 0 1 0 0 0 0 1 1
0 1 0 1 0 0 0 0 1 1
0 1 0 1 0 0 0 1 0 1
0 1 0 1 0 0 0 1 0 1
0 1 0 1 0 0 0 1 0 1
0 1 0 1 0 0 0 1 0 1
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
5 5 3
-
-
-
Ruw beemdgras
Kruipende boterbloem
Fioringras
Scherpe boterbloem
-
3
-
-
-
-
-
-
-
2 3 3
-
Geknikte vossestaart
Veldzuring
Pinksterbloem
-
-
-
-
-
-
3
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
2 2
-
3
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2 5 6
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
3
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2 2
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
3
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2 5
-
-
2
2
-
-
-
-
3 3
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
2 3 5
2 2
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
5 2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
6
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
2
-
-
-
-
2
-
-
2
-
-
-
-
2
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2 2 2
-
-
-
3 2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
6 2 2
2 3 6
2 3
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
2
-
5
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
2
-
2
-
2
-
-
-
-
-
-
6
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
3
-
-
-
-
-
3
-
-
2
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
3
-
-
-
5
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
5
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
5
-
-
-
-
-
-
2
2 5
-
-
5
3 2 2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
5
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
6
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
2 2
-
2
-
-
-
2
-
2
-
2
-
2
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
2 2 2 2
3 3
-
-
-
-
-
-
-
5 7
-
-
3
-
-
-
-
-
-
2 2 2 2
3
3 3 2 2
-
-
-
-
-
-
-
6 6 6 6 5 6 6
2 2 2
2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 3 5 2 2
6 6 3 5 7 3 6 6 6
-
6 5
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1
0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
-
-
Vogelmuur
-
-
Glanshaver
Grasmuur
-
Veldbeemdgras
Grote weegbree
-
Smalle weegbree
2
2 2
Kweek
Krulzuring
-
Gewoon biggekruid
-
-
Straatgras
-
8
Italiaans raaigras
-
-
Gewoon duizendblad
-
2
2 3
-
-
-
-
2 2 2 2
-
-
-
-
-
2 3
3
-
2
2 2
-
-
-
-
-
-
3 3 2 2
-
-
Kleine klaver
Rood zwenkgras
-
-
6 2
Rode klaver
Zachte dravik
-
-
Grote vossestaart
-
-
Ruige zegge
-
5
-
3
-
-
-
2
2 6
-
Kropaar
-
-
2 3
Akkerdistel
-
-
-
-
Madeliefje
Gewoon struisgras
5 5 3 2 5 3 2 6 7 3
3 2 2
-
-
Timoteegras
-
Reukgras
2 2 2 2
-
-
Gewone hoornbloem
6 2 2 3 2
Paardebloem
-
-
2 3 2 2 2 3 2 2
Kamgras
Muizestaartje
-
5 6 6 2 2 3 2 3 2 2 2 3 3 3 6 6 3
2 7 5 6 5 6 6 6 5 3 6 6 3 6 2 5 5 3 3 8 6 2
6 2 2
5 2 2
-
2 5 2 5 5 5 3 6 7 6 3 5 3 3 5 3 6 3 5 6
-
2 6
3 3 5 3 6 3 6 6 6 5 6 2 6 5 3 3 2 3 5 5 3 8 3 3 2 2 8
3 7 7 7 7 5 8 6 8 7 5 7 6 6 6 6 6 6 6 6 7 5 8 8
-
-
-
Gestreepte witbol
7 6
6 6 7 2 6 7 6 7 6 7 6 6 6 6 6 5 2 5 7 5 3 3 6 6 7 6 6 2
Engels raaigras
0 1 0 1 0 0 1 1 0 0
0 1 0 1 0 0 1 1 0 0
0 1 0 1 0 0 1 1 0 0
0 1 0 1 0 0 1 1 0 0
0 1 0 1 0 0 1 1 0 0
7 6 3 6 2
3 5 2 5 6 8 - 2 2 22 5 5- 2 3 - 3 - - - - - - 3 - - - - - - - - - - 2- - - - - - -
-
5- 5 6 3 3 6 5 6 - 5 6 6 5 6 5 7 5 6 6 6 - - - - - - 2 - - 2 - - 2 2- - 6 2- - - - - - - - - - - - - 2 - - 2- - - - - - - - - - - - - 3 - - - - - - - - - - - - - - - - - - 0 1 0 1 0 0 1 1 0 0
0 1 0 1 0 0 1 1 0 0
0 1 0 1 0 0 1 1 0 0
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
-
-
-
-
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
2
2
3 2 2
3 2 2
6 5 6 2 6 5 5
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
6 3 3 2 7 3 3 - 6 - 5 - 2 6 5 - 2 2 - 3 3 3 2 2 - - - - 6- - - 3 - 6 - - - 2 - - - - - - 6 - - 22-
5 2 6 3 7 3 5
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
6 5 6 6 7 7 6 7 7 6 7 6 - 3 3 6 5 5 7 5 5 5 6 2 - 6 5 6 2 6- - 5 2 3 2 - - 2 2 2 2 2 2 5 6 2 2 2 6 2 - - - 2- - 3 3 3 2- 2 2- - 2 2 3 - - 2- - - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - 3 - - - - - - 5- - - - 2- - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 2- - - - - - 2- -
6 7 6 3 6 2 3 5
7 5 5 5 5 5 5 5 6 6 7 4 2 2 3 7 8 9 9 0 1 3 1 0 4 0 4 0 3 4 0 5 1 8 2
2 3 6 3 2 3 6 5 3 7 6 5 - 2- 2 2 5 5 2 8 6- 6 - 6 6 7 - - 5 6 - 2 3 2 2 2 2 2 2 2 - - - 2 6 - - - 33 2- - - - 3- 2 - - 5 2 2 - - 2 2 2 - - - - - 2- - - - - - - - - - - - - 2- - - - 2 - - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 7 3- - - 5- - 3 5- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
3 6 5 5 5 6 2 6
5 5 5 5 6 1 6 0 1 1 1 3 3 4 6 4 6 1 4 8 8 1 1 7 9 5 7 0 5 9 9 1 8 9 3 3 4 7 7 3 1 2 6 6 8 9 6 1 6 5 5 6 3 5 9 0 2 2 8 2 7 9 2 3 4 3 1 2 4
4 4 0 3 4 4 4 9 2 2 9 0 1 4 2 2 2 3 3 3 4 4 4 4 4 3 3 3
6 5 6 6 6 7 7 4 5 5 5 6 6 6 1 1 1 6 7 7 7 7 7 7 7 5 6 6
Witte klaver
Kamgras-type
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
5 7 6 6 5 3 5 6 2 2 2 2 6
7 4 0 6
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
6 2 6 5 7 5 6 6
7 4 0 8
7 4 2 4
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
6 5 5 5 6 5 6 6 2 6 2 - 2 2 3 2 3 5 3 - 5 2 5 2 3- - 2 3- 2 - 3- 2 2 2- - - - - - - - - - 5- - - - - - - - 5- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 2- - - - - - - - - - 3-
5 5 5 5 6
7 3 7 0
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
0 1 0 1 0 0 1 1 0 1
8 6 5 5 5 3 6 7 3 3 3 2
0 1 0 1 0 0 1 1 1 0
2 2 6 3 6 6 2 2 2 2 2
0 1 0 1 0 0 1 1 1 0
5 2 7 6 6 6 3 5 2 2 2 2
-
0 1 0 1 0 0 1 1 1 0
6 5 2 3 2 6
7 5 5 7 7 4 0 0 3 4 6 5 9 9 1 0 8 5
0 1 0 1 0 0 1 1 1 0
8 6 2 6 6 6 5 6 6 3 - 3 2 2 6 2 5 - 3 2- 2- - 3- - - - 2 3 2- - 2 2- 2- - - - - - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - 5- - - - - - - 2 2 2 - - 5- - 5 - - - - - - - - - 3 3 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 2 - - 2- - 2 - - - - - 2
3 5 6 5 6 5
7 4 3 8
-
6 3 6 2
7 4 1 6
0 1 0 1 0 0 1 1 1 0
0 1 0 1 0 0 1 1 1 1
6 - 26 2 - 3 - - - - - - - - - 33 2 3- - - - - 2 - - - - - - 5 - 2- - -
7 2 7 6 8 6 6
7 4 2 8
6 4 1 7
0 1 1 1 0
0 1 1 1 0
2 2 2 2 2 2 2 2 - 2 - - - 2 - - 2 2 - - - - - 6 7 - - - - - - - 2 2 - - - - - - 2 - - - - 2 - -
6 4 1 5
147
Bijlage 3
Bijlage 3
Veldgerst-type
Engels raaigras Ruw beemdgras Kamgras Veldgerst Witte klaver Fioringras Timoteegras Kweek Scherpe boterbloem Gestreepte witbol Rood zwenkgras Kruipende boterbloem Akkerdistel Gewone hoornbloem Paardebloem Madeliefje Slipbladige ooievaarsbek Glanshaver Knopig doornzaad Geknikte vossestaart Kleine klaver Behaarde boterbloem Riet Gekroesde melkdistel Hopklaver Knolboterbloem Kropaar Klein streepzaad Zachte dravik Veldbeemdgras Speerdistel Gewoon duizendblad Grote brandnetel Goudhaver Grote vossestaart Lidrus Straatgras Veldereprijs Kluwenhoornbloem Greppelrus Beemdlangbloem Pinksterbloem Veenwortel Vertakte leeuwetand Vogelmuur Krulzuring
6 3 2 4
6 4 4 1
6 4 5 1
6 4 1
5 8 8
5 8 9
1 5 6 3
1 5 7 7
5 8 7
1 2 6 1
1 2 9 9
1 3 0 8
4 8 8
5 1 3
5 8 3
1 2 9 8
6 4 4 2
1 2 6 3
1 2 6 5
1 2 6 7
1 2 6 8
1 2 6 9
1 2 6 2
1 2 6 6
1 3 0 7
6 6 4 5
1 3 0 2
6 6 3 9
6 6 4 4
1 3 1 8
1 3 1 9
6 6 3 8
6 3 1 4
8 2 2 2 5 2 2 2 2 2 2 2 2 2
3 5 5 5 6 5 2 3 6 2 2 2 2 2 3 2 2 2 2 -
5 5 6 6 3 5 2 2 2 2 3 3 2 5 2 2 2 -
5 3 6 7 5 5 2 5 7 2 3 2 2 2 5 2 5 -
7 5 3 5 5 2 5 7 2 2 -
6 6 2 5 3 8 2 5 5 2 -
6 6 2 3 5 2 2 6 2 -
6 3 6 5 6 2 2 5 5 2 2 -
5 6 6 6 7 3 2 -
6 6 6 3 3 5 5 3 3 2 2 2 2 2 2 2 -
8 6 3 2 3 3 2 2 2 2 -
5 7 3 2 6 2 2 2 2 5 2 -
6 8 3 6 5 3 -
6 6 2 2 5 5 2 2 2 5 5 2 -
5 5 6 6 6 6 5 2 3 7 -
6 5 2 2 5 5 5 2 5 2 2 2 2 2 2 2 2 2 5 2 2 2 2 2 2 2 -
3 5 6 2 2 3 6 3 3 3 3 2 2 2 2 2 6 2 2 2 2 2 -
6 6 5 2 3 2 2 3 6 3 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
6 6 6 3 5 3 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
6 5 6 5 2 2 3 2 2 2 2 2 3 2 2 3 2 2 2 3 2 2 3 2 2 2 -
6 5 6 3 2 2 2 3 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 -
6 6 6 3 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 -
6 6 5 3 3 3 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
5 2 6 6 3 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 6 2 -
5 5 6 2 5 3 2 3 2 5 2 2 2 2 2 2 5 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 -
5 5 6 2 2 5 2 3 3 6 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 -
5 5 7 3 3 2 6 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
5 5 7 2 3 3 3 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
7 5 2 2 3 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
2 2 2 2 2 2 7 2 2 2 2 2 7 3 2 2 2 2 2 -
8 2 2 2 2 2 2 2 2 6 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
5 2 3 2 5 2 2 2 2 3 8 2 -
2 2 2 2 2 2 5 5 2 2 -
0 1 1 0 0 1 0 1 1 0
0 1 1 0 0 1 0 1 1 0
0 1 1 0 0 1 0 1 1 0
0 1 1 0 0 1 1 0 0 0
0 1 1 0 0 1 1 0 0 1
0 1 1 0 0 1 1 0 0 1
0 1 1 0 0 1 1 0 0 1
0 1 1 0 0 1 1 0 0 1
0 1 1 0 0 1 1 0 1
0 1 1 0 0 1 1 0 1
0 1 1 0 0 1 1 0 1
0 1 1 0 0 1 1 0 1
0 1 1 0 0 1 1 1
0 1 1 0 0 1 1 1
0 1 1 0 0 1 1 1
0 1 1 0 1 0 0 0
0 1 1 0 1 0 0 0
0 1 1 0 1 0 0 1 0 0
0 1 1 0 1 0 0 1 0 0
0 1 1 0 1 0 0 1 0 0
0 1 1 0 1 0 0 1 0 0
0 1 1 0 1 0 0 1 0 0
0 1 1 0 1 0 0 1 0 1
0 1 1 0 1 0 0 1 0 1
0 1 1 0 1 0 0 1 0 1
0 1 1 0 1 0 0 1 0 1
0 1 1 0 1 0 0 1 1
0 1 1 0 1 0 0 1 1
0 1 1 0 1 0 0 1 1
0 1 1 0 1 0 1
0 1 1 0 1 0 1
0 1 1 0 1 1
0 1 1 1 0
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
3
-
6 -
2 2 3
2
6 8 6 6 3
7 3 6 5
0 1 0 1 0 1 0 0 0 0
0 1 0 1 0 1 0 0 0 0
2 - - 6 5 - - - - - 3 - - - - 5 - - - - - 2 2 - - - - - - - - - - - - -
-
-
-
6 6 6 6
7 3 5 6
7 4 6 8
7 4 8 1
0 1 0 1 0 1 0 0 0 0
0 1 0 1 0 1 0 0 0 0
0 1 0 1 0 1 0 0 0 0
7 5 6 2 7 6 6 3 5 3 5 7 3 3 3 6 3 6 2 2 3 3 3 2 2 2 3 3 2 3 5 6 - - 3 - - 2 6 7 6 3 2 - 5 - - - - - - 3 - - - - - - - - - - - - - - - - 2 - - - - 3 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
7 4 2 2
5
7 3 2 6
6 3 0 8
0 1 0 1 0 1 0 0 0 1
0 1 0 1 0 1 0 0 0 1
6 6 6 2 2 3 - 2 - 2 - - - 5 7 3 2 - - - - - - - - - 2 - 2 - - - - - 3 - - - - - - - - - - - -
-
5 2 9
7 3 6 9
7 4 0 4
0 1 0 1 0 1 0 0 0 1
0 1 0 1 0 1 0 0 0 1
0 1 0 1 0 1 0 0 0 1
6 7 8 3 2 2 7 5 6 6 3 3 6 - 3 2 3 6 2 2 - - 2 - 3 - - - - 3 6 6 7 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
6 3 1 1
-
-
-
0 1 0 1 0 1 0 0 0 1
5
5 5 6 6 3
6
7 4 5 6
4 9 0
4 9 2
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
3 7 6 7 6 7 7 7 5 2 3 3 6 8 5 7 3 2 - - - - - 2 3 2 - 5 - - - 2 - - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - - 2 3 - - - - 2 2 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
4 8 9
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Gestreepte witbol Kruipende boterbloem Ruw beemdgras Scherpe boterbloem Grote vossestaart Engels raaigras Witte klaver Veldzuring Paardebloem Pinksterbloem Gewone hoornbloem Reukgras Italiaans raaigras Zachte dravik Fioringras Gewoon struisgras Kropaar Rode klaver Akkerdistel Kweek Krulzuring Beemdlangbloem Smalle weegbree Veenwortel Geknikte vossestaart Vogelmuur Glanshaver Straatgras Ridderzuring Kamgras Weidekerveltorkruid Kluwenhoornbloem Grote brandnetel Pitrus Timoteegras Gewone bereklauw Knoopkruid Fluitekruid Tijmereprijs Madeliefje Grote weegbree Veldbeemdgras Hondsdraf Rietgras Moeraszegge Margriet
Grote vossenstaart-type 4 9 8
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
6 7 8 5 5 3 3 2 5 6 7 5 3 - 3 2 2 2 2 - - 6 5 - - 6 - 3 - 3 - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
4 9 6
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
5 2 6 2 6 6 5
5 1 1
1 2 9 5
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
5 3 8 4 6 4 3 6 8 5 3 6 3 3 3 3 2 3 - - 2 4 - - - 2 - - - - - 2 - - 2 - - 3 - - - - - - - - - - - - 3 - - -
5 7 3
2 5 2 -
-
2
2 3 2 6
2 6 6 3 2 8 3
7 2 9 7
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
2 - - - 2 - 2 - - 3 - - - 2 - - - - - - 2 3 - - - - - - -
-
-
6 7 3 2 5 8 5
7 2 9 4
7 2 9 9
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
5 6 7 6 5 8 5 6 3 8 6 5 2 - 2 2 2 2 2 3 - - 3 - - - 2 - - - - - 2 - - - - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - -
7 2 9 8
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
5
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
3 8 8 5
7 3 0 6
7 3 1 0
7 3 4 0
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
5 6 7 8 6 6 6 6 6 5 7 8 7 7 2 3 - - - 2 - 5 2 2 3 3 - 2 - - - - - 6 - - - - 3 - - - - - - - - - - - - - - - 3 - - - - - - - - - - - - 2 2 - - - - - - - - - 5 - - - - - - - - - - - - - - 3 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 3 - - - - - - - - - - - - - - -
-
7 3 0 3
7 4 1 1
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
0 1 0 1 0 1 0 0 1 0
6 8 7 3 6 7 3 3 3 8 7 3 6 - - 2 2 2 - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
7 3 5 7
2
-
-
-
-
2
7
5
6 7 6 7 2
4 9 9
-
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
2 3 - - - 2 - 2 - 2 - - 2 2 - - - - - 3 - - - - 2 - - - - - -
-
6 7 7 6 3 5 6 2 2 2 2 2
4 9 7
7 2 9 1
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
3 5 6 3 6 7 6 6 2 3 2 6 6 2 2 6 3 - 2 - - 2 2 2 - 2 - - 5 - 2 - 2 - - - 5 - - - 3 - - 6 - - - 2 2 - - - - - - -
5 8 5
7 3 0 0
7 3 0 7
7 3 2 9
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
6 7 8 8 7 7 8 8 5 6 5 2 6 6 5 6 6 5 6 5 5 6 6 7 5 6 2 3 3 2 3 3 3 3 2 2 2 2 2 5 5 - - - - 2 2 - - - - - - - - 2 2 - - - - 2 - - - - - - - - - 6 - - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - - - 6 - 2 - 2 - 2 - - - - - - - - - - - - - - - -
7 2 9 2
7 3 4 9
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
6 6 5 7 6 5 3 6 3 3 6 6 6 6 3 3 3 2 2 2 2 3 3 - - - - - 3 - - - - - - - - - - - 2 2 - - - - - - - - - 3 - - - - - - -
7 3 3 0
7 3 5 2
7 3 9 4
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
6 6 6 6 6 5 3 7 6 7 6 6 6 6 6 6 3 6 6 3 2 3 2 2 5 2 2 3 2 5 2 2 - - 5 - - - - - 3 2 - - 2 - - - - - 3 - - - - - - - - - - - - - - 6 3 - - - - - - - - - - - - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - - - 3
7 3 5 1
5 5 4
0 1 0 1 0 1 0 0 1 1
0 1 0 1 0 1 0 1 0 0
6 8 5 2 5 3 6 2 2 6 6 3 2 6 2 - 3 2 - 3 2 2 3 2 3 - 2 - - - - - - - - - - - - - 2 - - - - - - 3 - - - - 3
7 4 3 4
5 2 2
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
6 7 6 5 3 6 5 5 6 2 3 2 2 3 2 2 2 2 5 2 - 2 3 - - - - - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
5 0 4
5 4 6
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
7 5 3 8 6 5 2 2 6 2 2 2 3 3 3 2 3 3 2 3 2 5 6 2 2 - - - 2 3 - - - - 2 - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - 2 - - - 2
5 4 0
-
-
-
-
-
-
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
3
2
6
2 5 2
5 3 6 5 2 5 3
6
5 6 1
7 3 0 4
7 3 0 8
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
7 6 5 6 6 5 2 3 3 5 6 3 6 3 6 6 2 2 5 5 2 5 5 3 3 3 5 2 2 5 6 - - 2 2 2 - - - - 2 2 2 - - - - - - 2 - 3 - - 2 - - - - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
5 6 9
7 3 3 7
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
5 6 6 6 6 6 6 6 6 6 - 6 5 3 2 2 2 3 6 2 - 2 5 - - - 6 - - 3 - 6 - - - - - - - - - 2 - - - 2 - - - - 2 - - - - -
7 3 1 5
7 3 4 3
5 0 7
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
0 1 0 1 0 1 0 1 1 0
7 6 6 5 6 6 7 2 3 6 3 2 2 7 6 5 2 2 2 2 3 2 - - 3 - - - - 3 - - - - - - - - - - - - - - 3 - - - - - - - - - - - - - - - - - 2 - - - - - - - - - - 2 - - - - 2 - - - - - - - - - -
6 7 3 6 3 3 2 3 3 5 2 6
7 3 3 8
-
-
-
0 1 0 1 0 1 0 1 1 0
6 2 5 3 7
2 6
7 7
7 2 8 7
7 2 8 9
0 1 0 1 0 1 0 1 1 0
0 1 0 1 0 1 0 1 1 0
6 7 6 6 6 6 2 2 - - 6 6 2 5 2 3 3 - 3 - - - - 3 5 - 2 2 2 - - - 3 - 2 - - - - 5 - - - - - - - - - 2 3 - - - -
7 2 8 8
-
-
-
-
-
0 1 0 1 0 1 0 1 1 0
2
2
2
2 3 5
7 7 6 3 6
7 2 9 0
151
Bijlage 3
Bijlage 3
Grote vossenstaart-type (vervolg)
Gestreepte witbol Kruipende boterbloem Ruw beemdgras Scherpe boterbloem Grote vossestaart Engels raaigras Witte klaver Veldzuring Paardebloem Pinksterbloem Gewone hoornbloem Reukgras Italiaans raaigras Zachte dravik Fioringras Gewoon struisgras Kropaar Rode klaver Akkerdistel Kweek Krulzuring Beemdlangbloem Smalle weegbree Veenwortel Geknikte vossestaart Vogelmuur Glanshaver Straatgras Ridderzuring Kamgras Weidekerveltorkruid Kluwenhoornbloem Grote brandnetel Pitrus Timoteegras Gewone bereklauw Knoopkruid Fluitekruid Tijmereprijs Madeliefje Grote weegbree Veldbeemdgras Hondsdraf Rietgras Moeraszegge Margriet
7 3 5 5
7 3 6 1
7 3 8 2
5 5 5
6 4 4 8
7 2 8 5
7 3 1 7
7 4 2 5
7 4 6 9
7 3 7 2
4 9 4
6 4 1 3
7 3 4 1
6 4 0 5
6 4 1 0
6 4 0 6
6 4 0 7
6 4 0 9
6 4 0 3
6 4 1 4
6 3 0 6
7 7 2 6 5 6 2 5 3 2 3 6 3 -
7 7 6 3 6 5 6 2 2 3 2 -
5 5 5 2 6 3 2 6 2 7 2 -
8 5 2 2 3 2 2 2 2 2 2 -
6 6 6 2 2 2 2 -
7 8 2 6 2 -
7 8 5 6 5 3 5 6 2 2 -
8 3 5 5 3 2 2 5 2 2 2 -
8 6 2 2 2 2 2 3 2 -
3 6 2 2 2 7 3 2 -
7 6 7 2 6 6 2 5 7 2 2 2 -
5 8 2 5 2 2 2 2 2 2 2 5 2 2 2 2 2 -
3 7 5 5 3 3 6 5 2 8 2 3 -
5 3 2 2 2 2 8 3 3 2 -
6 5 2 5 2 3 8 2 5 2 2 2 2 2 -
2 6 2 5 3 2 2 2 8 3 2 2 2 2 2 2 -
2 5 5 2 2 8 3 5 2 2 2 2 5 -
3 5 2 5 3 3 6 3 6 2 5 2 2 2 2 2 2 -
3 2 2 2 2 2 2 6 2 6 2 5 2 2 2 2 -
2 3 2 5 2 2 2 2 2 8 2 2 2 2 -
2 2 2 2 2 7 2 2 2 -
0 1 0 1 0 1 0 1 1 0
0 1 0 1 0 1 0 1 1 0
0 1 0 1 0 1 0 1 1 0
0 1 0 1 0 1 0 1 1 1
0 1 0 1 0 1 0 1 1 1
0 1 0 1 0 1 0 1 1 1
0 1 0 1 0 1 0 1 1 1
0 1 0 1 0 1 0 1 1 1
0 1 0 1 0 1 0 1 1 1
0 1 0 1 0 1 1
0 1 0 1 1 0 0
0 1 0 1 1 0 0
0 1 0 1 1 0 0
0 1 0 1 1 0 1 0 0 0
0 1 0 1 1 0 1 0 0 0
0 1 0 1 1 0 1 0 0 1
0 1 0 1 1 0 1 0 0 1
0 1 0 1 1 0 1 0 0 1
0 1 0 1 1 0 1 0 1
0 1 0 1 1 0 1 1
0 1 0 1 1 1
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Geknikte vossenstaart-type
Gestreepte witbol Kruipende boterbloem Ruw beemdgras Engels raaigras Witte klaver Pinksterbloem Geknikte vossestaart Scherpe boterbloem Fioringras Reukgras Paardebloem Gewone hoornbloem Mannagras Veldzuring Krulzuring Echte koekoeksbloem Grote vossestaart Smalle weegbree Kamgras Lidrus Kweek Zachte dravik Beemdlangbloem Rood zwenkgras Rode klaver Pitrus Tijmereprijs Margriet Kale jonker Veldrus Veenwortel Kropaar Biezeknoppen Ridderzuring Scherpe zegge Gewone waterbies Pijptorkruid Ruige zegge Madeliefje Kleine klaver Moerasrolklaver Timoteegras Glanshaver Akkerdistel Vertakte leeuwetand Rietzwenkgras
5 8 1
6 0 2
1 2 8 3
6 3 0 7
4 9 3
5 3 9
5 6 4
6 0 9
6 2 8
6 3 5
7 4 6 7
5 0 3
5 3 8
5 7 9
6 3 4
7 2 8 3
7 2 8 4
7 3 3 6
7 3 4 4
7 3 9 0
7 4 2 7
4 9 5
5 1 7
5 2 6
5 3 6
5 5 6
5 8 4
1 2 7 5
6 4 4 9
7 2 8 6
7 2 9 3
7 3 3 2
7 3 3 4
7 3 9 3
7 4 5 1
7 4 5 7
7 4 5 8
8 6 3 3 2 7 5 2 5 2 3 2 2 5 2 -
8 7 3 2 6 5 5 2 2 2 2 2 2 7 2 3 2 3 6 6
5 6 5 3 2 2 3 2 2 2 2 5 2 -
6 7 2 2 3 5 2 2 2 2 2 2 -
8 2 3 5 2 2 6 -
8 7 3 3 3 2 2 6 2 3 2 2 2 2 -
8 6 6 5 3 2 2 3 2 3 2 3 3 -
8 7 3 3 5 2 3 3 3 5 2 2 3 2 -
6 5 5 2 2 3 2 6 2 2 2 2 2 2 5 2 2 2 2 -
8 5 3 3 5 2 2 3 2 6 2 2 2 3 2 2 3 -
8 2 2 5 2 2 3 2 2 5 -
6 6 6 7 6 6 2 2 2 2 2 5 2 2 2 2 2 2 -
6 6 5 3 6 5 2 2 3 3 5 3 2 2 2 2 2 2 2 -
8 6 7 3 5 5 5 2 3 2 3 2 -
8 7 5 2 5 2 3 2 6 3 2 3 3 6 2 2 2 -
5 8 6 8 5 5 6 6 2 3 3 3 7 3 3 2 2 2 -
7 7 2 7 6 5 3 5 5 3 2 2 2 3 2 2 -
2 7 7 7 5 2 7 3 2 3 2 2 2 3 2 3 2 -
6 7 7 3 5 3 2 6 3 6 3 3 3 2 2 2 2 3 3 2 2 -
6 6 6 6 6 3 2 3 2 3 3 2 3 2 3 2 2 2 3 2 5 2 2 -
7 7 6 7 6 3 6 3 2 3 3 3 2 2 -
6 3 6 7 2 2 2 2 2 3 2 2 -
5 6 6 6 5 2 2 2 5 2 2 2 2 2 2 2 2 -
6 7 6 6 6 3 2 5 -
6 7 3 2 4 3 2 3 2 2 5 2 2 -
8 5 6 6 3 2 2 2 2 5 -
7 6 5 5 2 6 2 3 2 5 3 2 2 6 5 -
3 3 5 2 2 5 2 2 2 2 -
6 5 6 5 5 6 2 2 2 -
6 7 6 6 6 3 2 3 6 6 3 2 -
7 5 3 2 3 6 6 2 2 6 3 2 2 -
5 6 2 6 6 6 3 2 5 2 2 6 -
5 6 6 7 6 3 6 2 2 2 3 2 -
6 6 6 6 5 2 3 2 2 2 2 3 -
5 7 3 2 5 5 2 6 2 3 8 2 3 2 2 -
8 7 5 6 3 3 5 3 6 3 2 -
6 6 6 5 2 5 3 3 2 3 6 7 2 3 -
0 1 0 1 0 0 1 0 0 0
0 1 0 1 0 0 1 0 0 0
0 1 0 1 0 0 1 0 0 0
0 1 0 1 0 0 1 0 0 0
0 1 0 1 0 0 1 0 0 1
0 1 0 1 0 0 1 0 0 1
0 1 0 1 0 0 1 0 0 1
0 1 0 1 0 0 1 0 0 1
0 1 0 1 0 0 1 0 0 1
0 1 0 1 0 0 1 0 0 1
0 1 0 1 0 0 1 0 0 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 0
0 1 0 1 0 0 1 0 1 0
0 1 0 1 0 0 1 0 1 0
0 1 0 1 0 0 1 0 1 0
0 1 0 1 0 0 1 0 1 0
0 1 0 1 0 0 1 0 1 0
0 1 0 1 0 0 1 0 1 0
0 1 0 1 0 0 1 0 1 0
0 1 0 1 0 0 1 0 1 0
0 1 0 1 0 0 1 0 1 0
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
0 1 0 1 0 0 1 0 1 1
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
7 2 2 2 5 2 2 2 2 2 2 2 -
0 1 0 0 0 0
0 1 0 0 0 0
6 6 8 1
2 3 7 3 2 2 2 2 -
6 6 8 0
0 1 0 0 0 0
2 3 7 2 2 6 2 3 2 2 2 2 -
6 6 8 2
0 1 0 0 0 1 0 0
7 6 2 3 2 3 3 2 6 2 -
1 2 9 1
0 1 0 0 0 1 0 0
3 2 2 2 2 7 2 -
6 4 0 4
0 1 0 0 0 1 0 0
7 5 6 3 5 3 6 -
6 4 1 1
0 1 0 0 0 1 0 0
6 5 7 2 2 6 2 5 2 2 -
6 4 1 2
0 1 0 0 0 1 0 1 0
2 8 3 2 2 3 2 -
6 4 4 5
0 1 0 0 0 1 0 1 1 0
6 7 7 2 6 2 2 2 2 2 -
5 1 0
0 1 0 0 0 1 0 1 1 0
5 6 5 6 6 5 2 2 2 2 2 2 2 -
5 2 5
0 1 0 0 0 1 0 1 1 0
2 6 6 6 6 2 -
5 3 1
0 1 0 0 0 1 0 1 1 0
5 5 6 6 5 6 2 3 3 -
5 3 2
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Fioringras Ruw beemdgras Geknikte vossestaart Kruipende boterbloem Engels raaigras Witte klaver Gestreepte witbol Zomprus Mannagras Riet Pijptorkruid Kweek Pinksterbloem Aardbeiklaver Rietgras Zilverschoon Valse voszegge Krulzuring Gewone hoornbloem Scherpe boterbloem Veenwortel Zeegroen rus Kamgras Grote weegbree ( ssp. Getande) Liesgras Behaarde boterbloem Blaartrekkende boterbloem Paardebloem Gewone waterbies Egelboterbloem Veldgerst Madeliefje Watermunt Moeraswalstro Zomp-vergeet-mij-nietje Akkerdistel Zilte rus Stomp vlotgras Rode klaver Pitrus Timoteegras Veldzuring Vertakte leeuwetand Tweerijige zegge Heen Slanke waterbies
Zomprus-type
0 1 0 0 0 1 0 1 1 1
3 6 6 3 3 -
1 2 9 6
0 1 0 0 0 1 1 0 0 0
2 5 5 3 2 2 2 6 6 2 2 2 2 2 6 2 2 2 2 2 2 2
1 2 5 7
0 1 0 0 0 1 1 0 0 0
2 7 3 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 3
1 2 5 8
0 1 0 0 0 1 1 0 0 0
2 3 5 6 2 5 6 2 2 2 2 6 5 2 -
1 3 0 5
0 1 0 0 0 1 1 0 0 0
6 3 6 2 2 2 5 2 2 2 2 2 2 2 2 5 2 2 2 2 2 2 -
1 3 1 3
0 1 0 0 0 1 1 0 0 0
2 3 5 2 2 6 3 2 2 2 -
6 4 3 9
0 1 0 0 0 1 1 0 0 1
7 5 5 6 2 2 2 2 -
5 6 5
0 1 0 0 0 1 1 0 0 1
2 2 8 5 8 5 2 2 -
5 9 2
0 1 0 0 0 1 1 0 0 1
5 5 7 3 2 5 5 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
1 2 5 5
0 1 0 0 0 1 1 0 0 1
6 5 3 3 5 2 6 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
1 2 5 6
0 1 0 0 0 1 1 0 0 1
6 5 3 6 3 6 2 3 5 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
1 2 6 0
0 1 0 0 0 1 1 0 0 1
7 3 2 3 2 3 2 7 2 2 2 -
1 3 0 9
0 1 0 0 0 1 1 0 0 1
5 3 6 5 2 2 5 2 2 6 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2
1 3 1 6
0 1 0 0 0 1 1 0 0 1
6 5 6 2 2 2 6 3 2 2 2 2 2 2 -
6 4 3 8
0 1 0 0 0 1 1 0 1 0
3 6 3 6 2 2 3 2 2 2 3 3 2 2 2 6 2 2 -
1 2 7 6
0 1 0 0 0 1 1 0 1 0
7 6 5 2 2 2 2 2 2 2 2 5 2 2 -
1 2 8 7
0 1 0 0 0 1 1 0 1 0
6 5 6 2 6 2 2 2 3 7 3 2 2 -
1 2 8 8
0 1 0 0 0 1 1 0 1 0
5 5 2 3 3 2 5 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 5 2 2 2 2 2 2 2 2 6 2 -
1 3 0 4
0 1 0 0 0 1 1 0 1 0
3 6 2 5 3 2 6 2 2 2 2 2 2 2 2 2
6 6 8 5
0 1 0 0 0 1 1 0 1 0
7 5 5 3 2 5 2 2 2 2 2 2 2 3 2 5 2 -
6 6 9 3
0 1 0 0 0 1 1 0 1 1
8 3 2 3 2 3 2 2 5 2 3
1 5 7 8
0 1 0 0 0 1 1 1
3 2 2 8 -
6 6 4 8
0 1 1 0 0 0 0
3 2 2 2 3 2 2 2 8 -
1 3 2 2
0 1 1 0 0 0 0
2 2 2 2 2 2 2 8 2 2 -
6 3 1 6
0 1 1 0 0 0 0
8 2 2 5 2 2 2 2 2 2 2 2 5 2 2 2 2 5 2 2 -
6 3 1 9
0 1 1 0 0 0 0
8 2 8 2 8 8 2 2 2 2 2 8 2 2 2 -
6 3 2 5
0 1 1 0 0 0 1 0
3 3 2 5 3 7 5 2 3 3 5 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
1 3 2 3
0 1 1 0 0 0 1 0
5 2 2 2 5 2 2 5 2 2 2 2 2 -
6 3 2 6
0 1 1 0 0 0 1 0
8 5 2 3 3 3 3 3 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
6 6 7 1
0 1 1 0 0 0 1 1 0 0
5 3 6 2 6 3 3 2 2 2 2 2 2 2 2 -
1 2 7 1
0 1 1 0 0 0 1 1 0 0
6 5 3 3 3 3 3 5 6 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
1 2 9 7
0 1 1 0 0 0 1 1 0 0
6 5 6 2 5 5 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
1 3 0 0
0 1 1 0 0 0 1 1 0 0
7 5 5 2 7 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
1 3 2 1
0 1 1 0 0 0 1 1 0 0
2 2 8 2 2 2 2 2 2 2 -
6 3 2 2
0 1 1 0 0 0 1 1 0 0
6 5 7 5 5 2 2 3 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
6 6 4 0
0 1 1 0 0 0 1 1 0 0
5 3 2 6 2 7 2 2 2 2 2 2 -
6 6 7 7
0 1 1 0 0 0 1 1 0 0
6 3 7 2 5 2 3 2 2 2 -
6 6 9 0
0 1 1 0 0 0 1 1 0 1
6 3 5 2 3 5 5 2 2 3 2 2 2 2 2 5 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2
1 3 0 3
0 1 1 0 0 0 1 1 1
2 2 2 2 2 7 6 2 2 2 3 2 2 6 2 -
6 4 5 2
0 1 1 0 0 1 0 1 1 0
8 5 2 8 5 2 2 2 5 2 2 2 2 -
6 3 2 0
0 1 1 0 0 1 0 1 1 0
2 2 2 2 8 8 2 2 2 2 2 2 2 -
6 3 2 3
0 1 1 0 0 1 0 1 1 1
5 6 3 2 2 2 6 3 3 2 5 2 3 2 2 2 2 2 -
6 4 4 3
155
Bijlage 3
3 2 3 2 2 2 2
1 0 0 0
1 0 0 0
1 5 8 0
6 2 3 2 2 2 2 2 -
1 5 7 9
1 0 0 0
2 7 2 2 2 2 2 2 -
6 4 5 6
1 0 0 0
2 2 2 2 8 2 -
6 6 9 1
1 0 0 1 0
2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 3 2 -
1 2 7 8
1 0 0 1 1 0
7 3 2 7 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 3 2 2 2 -
1 2 6 4
1 0 0 1 1 0
6 5 6 5 2 2 6 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 -
1 3 0 1
1 0 0 1 1 0
8 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
6 3 2 7
Instituut voor Natuurbehoud Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
Fioringras Zilte rus Riet Zilte schijnspurrie Zulte Geknikte vossestaart Greppelrus Grote weegbree ( ssp. Getande) Heen Spiesmelde Stomp kweldergras Aardbeiklaver Melkkruid Blaartrekkende boterbloem Kweek Zeekraal Zomprus Behaarde boterbloem Lidsteng Ruw beemdgras Witte klaver Veldgerst Engels raaigras Zilverschoon Gewone waterbies Stomp vlotgras Pijptorkruid Valse voszegge Slanke waterbies Zeegroen rus Kruipende boterbloem Paardebloem Moeraszoutgras Varkensgras Rietzwenkgras Rood zwenkgras Mannagras Pinksterbloem Watermunt Moeraszegge Krulzuring Kamgras Zomp-vergeet-mij-nietje Ruige zegge Akkerdistel Kluwenzuring Grote weegbree Gekroesde melkdistel
Zilte rus-type
1 0 0 1 1 0
3 8 2 3 2 2 5 2 3 2 2 2 3 3 3 2 2 -
6 6 4 6
1 0 0 1 1 1
8 6 2 2 6 2 5 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 -
1 3 1 5
1 0 0 1 1 1
6 2 2 2 2 2 2 2 2 -
6 6 4 7
1 0 1 0 0 0
7 6 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
1 5 6 2
1 0 1 0 0 0
6 6 2 2 2 6 2 2 -
1 5 7 2
1 0 1 0 0 0
7 7 2 2 2 -
1 5 7 4
1 0 1 0 0 0
8 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 -
6 6 8 4
1 0 1 0 0 1 0
8 3 5 2 2 2 2 3 3 2 2 2 -
6 6 7 2
1 0 1 0 0 1 0
7 2 2 2 2 6 2 2 -
6 6 8 7
1 0 1 0 0 1 0
8 3 2 2 5 2 2 2 2 2 2 2 -
6 6 8 8
1 0 1 0 0 1 1
7 6 2 2 2 5 2 2 -
6 4 5 3
1 0 1 0 0 1 1
7 3 5 2 2 2 6 2 3 -
6 6 7 5
1 0 1 0 0 1 1
8 2 6 2 5 2 2 2 2 -
6 6 7 6
1 0 1 0 1 0 0 0
3 8 5 2 5 2 2 2 -
1 5 6 1
1 0 1 0 1 0 0 0
3 8 5 2 3 2 2 2 -
1 5 6 4
1 0 1 0 1 0 0 1
6 6 2 2 3 2 2 2 -
1 5 6 5
1 0 1 0 1 0 0 1
7 7 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 -
6 6 7 3
1 0 1 0 1 0 0 1
6 6 5 2 3 2 2 2 2 2 2 -
6 6 7 4
1 0 1 0 1 0 1
5 2 6 2 2 5 2 2 2 2 2 -
6 6 7 9
1 0 1 0 1 1
3 2 3 2 2 2 2 2 5 -
1 5 7 3
1 0 1 0 1 1
5 2 2 2 7 6 2 3 2 -
6 6 6 8
1 0 1 0 1 1
2 2 5 2 3 8 -
6 6 7 8
1 0 1 1 0
2 2 2 8 2 2 2 6 2 -
6 6 6 7
1 0 1 1 0
2 5 2 8 2 5 2 2 -
6 6 6 9
1 0 1 1 0
2 3 2 6 2 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2
6 6 7 0
1 0 1 1 1
5 6 2 6 2 2 2 2 -
6 4 5 5
1 0 1 1 1
6 2 2 2 2 -
6 4 5 7
1 1 0
8 3 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 -
1 5 6 6
1 1 0
8 3 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 -
1 5 6 8
1 1 1
6 2 3 8 5 2 -
1 2 8 9
1 1 1
8 2 2 2 3 2 2 2 2 3 2 -
6 4 4 4
1 1 1
6 2 3 8 5 2 -
6 6 3 6
157
Bijlage 3
Het Instituut voor Natuurbehoud Het Instituut voor Natuurbehoud (IN) is een wetenschappelijke instelling van de Vlaamse Gemeenschap; het telt momenteel een 100-tal medewerkers. Het werd op 1 maart 1986 operationeel met als algemene taakstelling: “alle passende wetenschappelijke studies, onderzoeken en werkzaamheden uit te voeren in verband met het natuurbehoud, inzonderheid met het oog op het uitwerken van actiemiddelen en wetenschappelijke criteria tot het voeren van een beleid inzake natuurbehoud; hiertoe verzamelt het alle nuttige documentatie, onderneemt het de nodige studies en onderzoekingen, richt enquêtes in en zorgt voor de overdracht van de verworven kennis aan de bevoegde overheden...” Het onderzoek heeft vooral betrekking op de diverse aspecten van de biodiversiteit, meer bepaald de inventarisatie, monitoring en ecologie van planten- en diersoorten, populaties en levensgemeenschappen in relatie tot hun omgeving. In het landschapsecologisch onderzoek gaat de aandacht vooral naar ecohydrologie, habitatfragmentatie en ecosysteemprocessen. De wetenschappelijke kennis ligt aan de basis van referentiekaders (zoals Rode Lijsten van diverse taxonomische groepen), karteringen van het natuurlijk milieu (zoals de Biologische waarderingskaart, BWK) en gebiedsgerichte acties inzake natuurontwikkeling, -herstel en -beheer. Dit beoogt het beleidsmatig inpassen van ruimtelijke en kwalitatieve noden van natuurbehoud in landinrichting, ruimtelijke planning, integraal waterbeheer en milieubeheer. Toepassingen liggen o.m. in de sfeer van het afbakenen van ecologische netwerken en gebieden van internationale betekenis en soortbeschermingsplannen. Het Instituut is betrokken bij verschillende regionale, nationale en internationale onderzoeksprogramma’s en netwerken. Daarnaast is er nauwe samenwerking met universiteiten en andere wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland. Adviesverlening is een belangrijke taak van het Instituut. Deze gebeurt zowel ten behoeve van het Kabinet van de bevoegde Minister, de Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud , de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, AMINAL, AHROM en andere entiteiten van de Vlaamse Gemeenschap. In opdracht van derden kunnen via het Eigen Vermogen specifieke studies, karteringen en expertises worden uitgevoerd, waarvoor tijdelijke contractuele medewerkers kunnen worden aangetrokken. Het Instituut voor Natuurbehoud publiceert rapporten en mededelingen in een eigen reeks. De bibliotheek biedt een ruim aanbod van tijdschriften en referentiewerken inzake milieu en natuur. Daarnaast biedt het Instituut diverse informatie aan via internet. Algemeen Directeur: Prof. Dr. Eckhart Kuijken.
Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse Gemeenschap
Instituut voor Natuurbehoud - Kliniekstraat 25 - 1070 Brussel - België Tel : +32 2-558 18 11 - Fax : +32 2 558 18 05 www.instnat.be -
[email protected]