Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee Ds. C. Harinck – Hebreeën 11:29 (voorbereiding op het Heilig Avondmaal)
Zingen: Lezen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 105: 23 Exodus 14: 21-31 Hebreeën 11: 27-29 Psalm 77: 9, 10, 11 Psalm 66: 3 Psalm 118: 7
Gemeente, de Heere Jezus zei tot Nicodémus: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. (Joh.3:5) Toen Nicodémus dit hoorde, zei hij: Hoe kunnen deze dingen geschieden? (Joh.3:9) Nicodémus wist niet hoe het mogelijk was om uit water en Geest geboren te worden. Toch had hij het kunnen en ook moeten weten. Hij was toch een leraar in Israël? De geschiedenis van zijn eigen volk leerde het. Israël was geboren uít en ín het water van de Rode Zee. De doorgang door de Rode Zee markeert het geboorte-uur van het volk Israël. Jezus zegt echter dat ieder deze geboorte uit water en Geest nodig heeft. Ook wij moeten door de Rode Zee heengaan, willen wij het Koninkrijk van God kunnen beërven. Daarover willen wij in deze dienst spreken. Onze tekst kunt u vinden in Hebreeën 11 vers 29: Door het geloof zijn zij de Rode Zee doorgegaan, als door het droge; hetwelk de Egyptenaars, ook verzoekende, zijn verdronken. Onze tekst spreekt over: Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee. We willen zien: 1. Hoe men de Rode Zee door moet gaan 2. Hoe men ten Avondmaal moet gaan 1. Hoe men de Rode Zee door moet gaan De apostel spreekt in Hebreeën 11 over wat het geloof vermag. Machtige dingen zijn door het geloof tot stand gekomen. Het geloof verricht grote daden. Hebreeën 11 beschrijft geen sprookjes en fantasieën, maar werkelijkheden, daden, geloofsdaden, machtige daden. Daden die niet verricht zijn in de kracht van het vlees, maar in de kracht van het geloof. Eén van die geloofsdaden is Israëls doorgang door de Rode Zee. Daarover spreekt vers 29: Door het geloof zijn zij de Rode Zee doorgegaan, als door het droge. Israël is dwars door de Rode Zee getrokken. Door een machtige en sterke arm waren de Israëlieten verlost uit Egypteland. God heeft de trotse Farao, die Israël zijn vrijheid niet wilde geven, door verschrikkelijke plagen op www.prekenweb.nl
1/12
Ds. C. Harinck – Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee
de knieën gebracht. De Egyptenaren waren zo bevreesd voor de plagen die God over hen bracht, dat zij de Israëlieten hebben overladen met geschenken, als zij Egypte maar wilden verlaten. De Egyptenaren zeiden: ‘Anders zijn wij straks allen dood.’ De vrees voor de macht van de Heere, de God van Israël, was op de Egyptenaren gevallen. Zelfs de trotse Farao capituleerde en wenste dat het volk Israël zo spoedig mogelijk Egypte zou verlaten. Zo is Israël met blijdschap uitgetogen, verwonderd over Gods daden. Ze hebben het elkaar toegeroepen: ‘We gaan naar Kanaän, het land dat de Heere onze vaderen Abraham, Izak en Jakob beloofd heeft!’ Maar na enkele dagen lijkt het alsof Israël de weg kwijt is. Ze reisden eerst naar het noorden, maar gingen daarna in de richting van de Rode Zee. Het leek erop dat het volk de weg niet wist en verdwaald was. Farao hoort na enkele dagen over de vreemde richting, die Israël reist. Hij besluit er uit dat ze de weg naar Kanaän niet weten. Eerst zijn ze in de goede richting van de Middellandse Zee gereisd. Langs de zee liep een weg naar Kanaän. Toen veranderden ze van richting en reisden ze in de richting van de woestijn van Midian. Nu reizen ze zelfs in de richting van de Schelfzee. Alles lijkt erop dat Israël verdwaald is. Als ze nog een halve dag verder reizen, zullen ze in een fuik terecht komen. Dan zullen ze links de zee hebben en rechts zullen ze de bergen hebben. Ze zullen dan hopeloos in de val zitten. Wanneer de Farao dat hoort, valt de vrees voor Jahweh, de God van de Hebreeën, van hem af. Hij roept zijn oversten en raadgevers bij elkaar en zegt: ‘Wat zijn we toch dwaas geweest, om ons te laten imponeren door die God van de Hebreeën en de Israëlieten te laten vertrekken. Het waren zulke goedkope arbeiders. Zij bouwden schatsteden en piramiden voor ons. Wat heeft die God van hen ons en onze goden ook een oneer aangedaan! Maar nu hoor ik dat ze verdwaald zijn. Laten we hen achterna gaan en hen opnieuw tot onze slaven maken.’ Hij stelt een leger samen van strijdwagens en ruiters, dat zich snel kan verplaatsen, en gaat Israël achterna. Farao zoekt eerherstel voor de goden van Egypteland. Hij zal laten zien dat de goden van Egypte machtiger zijn dan de God van de Hebreeën. Hij stelt zichzelf aan het hoofd van zijn keurkorps en zal de Israëlieten opnieuw tot knechten en slaven maken in Egypte. Zo gebeurt het, dat de Israëlieten na enkele dagen een stofwolk in de verte zien en het dreunen van paardenhoeven en van strijdwagens horen. Het gaat weldra van mond tot mond: ‘De Farao komt met een machtig en groot leger. Hij komt ons achterna! We zijn verloren! We zullen weer in slavernij worden gebracht.’ We lezen dan ook in Exodus 14 vers 10: En zij vreesden zeer. Wat moet er worden van een volk met zoveel vrouwen en kinderen, van mensen die niet weten wat vechten is, die nog nooit een wapen hebben gehanteerd, maar altijd onderworpen slaven zijn geweest? Wat moet er van Israël worden tegenover het machtige leger van de Egyptenaren? Maar temidden van die vrees bemoedigt Mozes hen en zegt: Vreest niet, staat vast en ziet het heil des HEEREN, dat Hij heden aan ulieden doen zal, want de Egyptenaars, die gij heden gezien hebt, zult gij niet weder zien in der eeuwigheid. De HEERE zal voor ulieden strijden en gij zult stil zijn. (Ex.14:13-14) De vijand komt echter steeds nader. En het volk Israël kan niet verder. De strook grond tussen bergen en zee wordt steeds smaller. Aan hun rechterhand komen de bergen www.prekenweb.nl
2/12
Ds. C. Harinck – Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee
steeds dichterbij en aan hun linkerhand de zee. En achter hen is de Farao met zijn machtige leger. Ze kunnen tenslotte niet meer verder en staan aan de oever van de Rode Zee. Het ziet er hachelijk voor hen uit. Zij zullen weldra weer slaven zijn in Egypte. Maar dan geeft de Heere Mozes bevel om Zijn staf op te heffen over de Rode Zee. En het wonder gebeurt. De zee splijt zich vanéén! Voor de ogen van de Israëlieten verschijnt er een pad. Een pad, dwars door de Rode Zee. De wateren staan als een muur, aan de linkerzijde en aan de rechterzijde van het pad. Een pad van ongeveer tweehonderd meter breed loopt dwars door de Rode Zee naar de veilige overkant. Het is de vervulling van de belofte: Ziet het heil van de HEERE. Mozes daalt af in dat pad en Israël volgt hem. Zo trekt het volk tussen twee machtige muren water, door het door God gebaande pad, door de Rode Zee. Ze trekken door het pad, vertrouwend dat de Heere de dreigende muren van water staande zal houden. Als Farao komt, ziet hij tot zijn verbazing wat er is gebeurd. Er loopt een pad door de Rode Zee! Hij ziet hoe de wateren links en rechts van het pad als een muur blijven staan. In de verte ziet hij de Israëlieten door het pad trekken. Weldra zullen zij de overkant bereiken. Zullen ze hem dan tóch nog ontkomen? Zal de God van de Hebreeën het dan tóch nog winnen? Farao besluit ook het pad door te gaan. Hij zegt in zijn hart: ‘Wat de Israëlieten durven, dat durven wij ook. Wat deze slaven durven, dat kunnen en durven de Egyptenaren zeker.’ Hij geeft het bevel om ook door het pad te trekken, Israël achterna. Hij zal alsnog in zijn plan slagen en Israël gevangen nemen en als slaven terugbrengen naar Egypte. Daar stormen de Farao met zijn leger van paarden en strijdwagens achter Israël aan, het pad van de Rode Zee door. Maar als ze halverwege zijn, verschrikt de Heere hen door onweer en door hagel. De paarden steigeren en de soldaten worden met schrik bevangen. De catastrofe wordt nog erger. De zware wielen van de ijzeren strijdwagens raken vast in de zachte bodem van de Rode Zee. Het leger raakt verward. Een gedeelte wil terugkeren en een gedeelte wil verder gaan. En dan gebeurt het allerergste: op bevel van de Heere heft Mozes zijn staf weer op. De muur van water stort ineen en bedekt het gehele leger van Farao. Farao en al zijn ruiters verdrinken in de zee. Gemeente, zo beschrijft de Bijbel deze gebeurtenis. Het is geen verhaal, maar een feit. Het is één van de heilsfeiten van het oude volk Israël. God heeft door het verdrinken van Farao en zijn leger Israël heil, redding gegeven. Maar nu komen wij tot de vraag: wat is toch de oorzaak dat de Israëlieten veilig door het pad van de Rode Zee zijn getrokken en Farao met zijn leger in de zee is verdronken? De apostel Paulus geeft ons daarop het antwoord: Door het geloof zijn zij de Rode Zee doorgegaan, als door het droge; hetwelk de Egyptenaars, ook verzoekende, zijn verdronken. Dat is dus het antwoord op onze vraag. Het leert ons waarom de Israëlieten veilig door de Rode Zee zijn getrokken en waarom de Egyptenaren zijn verdronken. Israël trok door het gelóóf door dat pad in de Rode Zee. In overgave, in vertrouwen op God zijn ze er doorgegaan. Het was bij de Israëlieten een geloofsgang. De Egyptenaren zijn echter als hoogmoedige, trotse zondaren, steunend op hun eigen sterkte, het pad doorgegaan. De Israëlieten en de Egyptenaren deden ogenschijnlijk hetzelfde, maar Israël vertrouwde op de Heere, terwijl de Egyptenaren vertrouwden op zichzelf. Bij Israël was geloof, bij de www.prekenweb.nl
3/12
Ds. C. Harinck – Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee
Egyptenaren was vermetelheid. Dit is het verschil tussen de Israëlieten en de Egyptenaren geweest. Het was niet dat de Israëlieten beter waren dan de Egyptenaren. Daarin moeten we het verschil niet zoeken. De Israëlieten verdienden ook in de Rode Zee te verdrinken. Niet alleen vanwege het feit dat zij evenals de Egyptenaren zondaren waren, maar vanwege hun murmureren tegen Mozes en Aäron. Zij hebben Mozes, de redder die God hen zond, lange tijd veracht en verworpen. Zelfs op de dag voorafgaande aan hun doortocht door de zee, beschuldigden zij Mozes en zeiden: Hebt gij ons daarom, omdat er in Egypte gans geen graven waren, weggenomen, opdat wij in deze woestijn sterven zouden? (Ex.14:11) Maar ondanks dit, zijn zij toch behouden door de Rode Zee gegaan. Het was omdat Israël door het geloof op Gods belofte vertrouwde: Ziet het heil des HEEREN. De HEERE zal voor ulieden strijden en gij zult stil zijn. De Egyptenaren steunden echter op zichzelf. Zij werden gedreven door vermetelheid en verdronken. Gemeente, hier worden wij geleerd dat we maar op één manier de Rode Zee door kunnen trekken, namelijk door het geloof. We kunnen ook maar op één manier Avondmaal houden, namelijk door hetzelfde geloof. We moeten ons als een schuldig zondaar in het geloof verlaten op Gods belofte van heil en redding. De Schrift leert dat alleen zij die in de gekruisigde Christus geloven, niet zullen verderven, maar het eeuwige leven zullen hebben. Wie op een andere grond steunt, zal als Farao en zijn ruiters verdrinken. En wat het Avondmaal betreft, zegt de Schrift, eet en drinkt deze mens zich een oordeel. Daarop letten we in de tweede gedachte en willen we zien: 2. Hoe men ten Avondmaal moet gaan De Israëlieten en de Egyptenaren deden precies hetzelfde. Beiden trokken door het pad dat door de Rode Zee leidde. En toch was er een groot verschil. Israël trok door dat pad, vertrouwend op God en op Zijn belofte. De Egyptenaren trokken door dat pad, vertrouwend op zichzelf. Israël vertrouwt op God en wordt behouden. Egypte vertrouwt op zichzelf en gaat te gronde. De weg door de Rode Zee was een heilige weg. Een weg van God en geen weg van mensen. Een verlossingsweg. Een zalige weg. Maar ook een gevaarlijke weg. Je kunt veilig door de Rode Zee trekken, maar je kunt er ook in verdrinken. Het is met de weg der zaligheid niet anders. Het Evangelie is een reuk des levens ten leven, maar kan ook zijn een reuk des doods ten dode. Het Evangelie is een zalige boodschap, maar ook een gevaarlijke boodschap. Wie zich verhardt, wordt het Evangelie een reuk des doods ten dode. Zo is het met het Avondmaal. Je kunt in het Avondmaal troost, vreugde en sterkte vinden, maar je kunt je er ook een oordeel eten en drinken. We moeten niet vergeten dat we ook in het Avondmaal op een heilig pad treden. We treden dan op het pad van Gods volk. Het brood en de wijn zijn heilige tekenen. Het is het brood van de kinderen, dat in het Avondmaal gebroken wordt. Het is de drank van Gods kinderen, die in de beker met wijn afgebeeld wordt. Zoals je in de Rode Zee kunt verdrinken, kun je ook in het Avondmaal verdrinken. We lezen er van in 1 Korinthe 11 vers 29: Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel.
www.prekenweb.nl
4/12
Ds. C. Harinck – Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee
Het is waar, dat het in de woorden van Paulus om een bepaald soort misbruik in de gemeente van Korinthe gaat. Men gebruikte het brood en de wijn in het Avondmaal, als was het slechts een gewone maaltijd. Sommigen zaten dronken aan de avondmaalstafel en anderen twistend met hun medebroeder. Het was een verschrikkelijk gebrek aan besef wat het Avondmaal betekent en verzegelt. Men besefte niet, dat het ging om het lichaam en bloed des Heeren. Dit is echter niet de enige manier van onwaardig Avondmaal houden. Calvijn zegt terecht: ‘Er zijn vele manieren om onwaardig Avondmaal te houden.’ Natuurlijk, als je bijna dronken aanzit, is dat verschrikkelijk. Maar als je daar zit met een onoprecht hart, als je daar zit als een mens die niets kent van droefheid over de zonde en geloven in Jezus Christus, eet en drink je jezelf ook een oordeel. De vraag is dus: hoe gebruiken wij het Avondmaal? In geloof of in vermetelheid? Avondmaal houden is evenals de doortocht door de Rode Zee een geloofsgang. Je belijdt er je gehele zaligheid door het geloof in Christus te verwachten. Hoe kwam Israël tot dat geloven? Het antwoord is: God heeft ze daartoe gebracht. God bracht het volk van Israël in een weg waarin hen niets anders overbleef dan te geloven, dat is: zich over te geven en geheel toe te betrouwen aan de Heere. Zij konden en durfden de zee alleen door te gaan omdat zij Gods belofte geloofden. Hoe gevaarlijk het pad ook scheen, zij geloofden wat de Heere had gezegd: Ziet het heil des HEEREN. De HEERE zal voor u strijden en gij zult stil zijn. Ze waren rondom ingesloten. Links was de zee en rechts waren de bergen en achter zich kwam het dreigende leger van de Farao. Er bleef hen geen andere weg over dan in overgave aan God het pad door de Rode Zee te betreden. Zo brengt God ook nu zondaren tot een waarachtig geloven. Van Israël zegt de Schrift, dat God hen door een sterke hand en met een uitgestrekte arm uit Egypte heeft geleid. (Ps.136: 12). Ieder waarachtig bekeerd mens is door een sterke arm uit Egypte en uit de wereld geleid. Daar is een sterke arm voor nodig. De zondaar is, evenals Israël in Egypte, een gevangene en slaaf van de zonde en satan. Waar kan een mens zoal niet in vastzitten! Levi zat helemaal vast in zijn tolhuis, Nicodémus in zijn eigengerechtigde godsdienst en de Samaritaanse vrouw in de zedeloosheid. Maar God leidde uit, zoals Hij Israël uitleidde met een sterke hand en uitgestrekte arm. Hij trok hen uit de duisternis en bracht hen tot het licht van het Evangelie. Hij riep hen met een alles overwinnende roeping. Een roeping, die alle tegenstand overwon en hen tot een gewillig volk maakte op de dag van Gods heirkracht. Het gevolg is dat de zondaar vrijwillig Egypte verlaat om de pelgrimsreis naar het hemelse Kanaän te beginnen. Met droefheid wordt afscheid genomen van alle vroegere verkeerde wegen, verkeerde vrienden en verkeerde praktijken. De keus valt in ons hart: Aangaande mij en mijn huis, wij zullen de HEERE dienen. (Joz.24:15) Er is een nieuw verlangen in het hart; een verlangen om voor God te leven. De zonde en wereld worden de rug toegekeerd en we beginnen de smaadheid van Christus meerdere rijkdom te achten dan al de schatten van Egypte. Israël is met blijdschap uitgetogen. We lezen in Psalm 105: Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. (Ps.105:43) De Israëlieten hebben www.prekenweb.nl
5/12
Ds. C. Harinck – Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee
gejuicht en elkaar toegeroepen: ‘We gaan naar Kanaän, het land dat de Heere onze vaderen heeft beloofd!’ Wat een blijdschap is er in ons hart, als na een worsteling met de krachten van Egypte, met alle zonde wordt gebroken en de keus valt om de Heere te dienen. Wat kan de liefde van God dan ons hart vervullen! Wat kunnen onze gedachten vervuld zijn met het hemelse Kanaän dat wacht! We zien als het ware in de verte wat de Heere heeft weggelegd voor die Hem vrezen. We kunnen daarom zeggen: evenals Israël weleer uit Egypte ging, zo trekken ook nu zondaren uit het Egypte van de wereld, verblijd dat ze uit de slavernij van de zonden zijn verlost en vervuld met een voornemen om God te dienen. Zij roepen het elkaar toe: ‘We gaan naar Kanaän!’ Maar de Heere leidde Israël in de richting van de Schelfzee. Enkele dagen na hun blijde uittocht kwamen ze voor de Rode Zee te staan. Zij kwamen in grote nood terecht. Farao met zijn leger was achter hen en de zee voor hen. Gods weg was zo anders dan zij verwacht hadden. Wij verwachten sterker te worden in de strijd met de zonde, te groeien in het geloof, de twijfel te overwinnen en tenslotte als een heilig, verzekerd en godzalig christen de hemel in te gaan. Maar de wolkkolom voert ons ook nú in de richting van de Schelfzee, waar ons pad doodloopt. Het is om ons te leren dat niemand uit de werken van de wet gerechtvaardigd wordt en wij de zaligheid buiten onszelf in Christus moeten zoeken. In het begin van de bekering kunnen we nog zo veel van onszelf verwachten. We zitten dan zo vol goede voornemens en verwachtingen. Oprecht is met alle kwaad gebroken. Met smart is afscheid genomen van alle verkeerde wegen. De zondaar belooft de Heere: ‘Heere, ik heb nu lang genoeg de wereld en de zonde gediend. Nu begeer ik U te dienen.’ Het hart is bereid Christus te volgen door bezaaide en onbezaaide wegen. We hebben er alles voor over om deel aan Christus te krijgen en zeggen: ‘Heere, als ik U maar bezitten mag, dan deert mij het kruis en de strijd niet.’ Men zegt met Mozes de versmaadheid van Christus een grotere rijkdom te achten dan de schatten van Egypte. Maar wat brengen we terecht van al die goede voornemens en beloften? Wat kan de eerste liefde verkouden en de wereld weer trekken! Wat blijft ons hart boos en zondig! In het leven van alle dag worden we niet heiliger, maar onheiliger. Het gaat in geestelijk opzicht in de richting van de Schelfzee, als we onszelf iedere avond moeten aanklagen dat de dag weer niet tot Gods eer is geleefd. Het wordt in onze gewaarwording niet beter, maar slechter met ons. God geeft ons al meer ogen om naar binnen te kijken. We ontdekken een wereld van ongerechtigheid in onze gedachtewereld en begeertewereld. We begeren wel rein te zijn, maar kunnen niet rein zijn. We moeten met de profeet Jeremia instemmen, dat wij, die geleerd zijn kwaad te doen, geen goed kunnen doen (Jer.13:23). Onze zondeschuld wordt alleen maar dagelijks meer, terwijl we dieper dan ooit gevoelen dat betaald moet worden en dat God onze zonden niet ongestraft kan laten. De eis van Gods rechtvaardigheid roept ons toe, dat God wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede. Het gaat dan met ons inderdaad in de richting van de Schelfzee. We komen voor een muur van onmogelijkheden te staan en weten niet meer hoe ooit nog zalig te worden. Wat kan het dan bang worden in ons leven, als we niet meer hartelijk de zonde kunnen bewenen, zoals we dat vroeger konden. Als we niet meer die vreugde vinden in de dienst des Heeren, die we er vroeger in vonden. Als we alleen maar een boos hart en zondige neigingen in ons hart ontdekken. Wat kan de duivel ons dan bespringen en roepen: ‘Je www.prekenweb.nl
6/12
Ds. C. Harinck – Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee
hebt geen heil bij God!’ Met de kinderen van Israël gevoelen we ons rondom ingesloten en staan voor de Schelfzee. Maar de Heere liet Israël niet omkomen. Hij baande door de woeste baren en brede stromen hun een pad. De Heere laat ook nu de zondaar niet in zijn strijd en nood omkomen. De Heere brengt ons niet in de afbraak en in de onmogelijkheid om ons er in te laten omkomen. Hij handelt alleen zo met ons om ons te redden. God moet als het ware zeggen: ‘Ik kan u niet redden zonder u te vernederen; niet helen zonder u te verwonden en niet rijk maken zonder u te verarmen.’ De Heere werkt de vernederende zelfkennis en het wanhopen aan alle eigen gerechtigheden, opdat we het Evangelie zouden verstaan, dat zegt: Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. (2 Kor.5:21) God toont ons het pad dat Christus door de Rode Zee heeft gebaand. Jezus heeft een pad gebaand waar geen pad was. Hij heeft Zich door de hel heen gevochten en door dood en angst een pad tot God gebaand. Door Zijn verzoenend lijden en sterven en Zijn opstanding uit de dood, heeft Jezus de weg gebaand tot God als een verzoend God en een liefhebbend Vader. De vroegchristelijke kerk heeft in het pad door de Rode Zee de weg gezien, die Christus door dood en opstanding heeft gebaand naar het leven en de vrede met God. Zij spraken er over bij de doop en met Pasen. We herkennen het in artikel 34 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis: ‘Niet dat zulks door het uiterlijke water geschiedt, maar door de besprenging van het dierbaar bloed van de Zoon van God, Die onze Rode Zee is, door Welke wij moeten doorgaan, om te ontgaan de tirannie van Farao, welke is de duivel, en in te gaan in het geestelijke land Kanaän.’ In Christus is een pad gebaand door zonde, dood en hel tot het eeuwige leven. Door middel van het Evangelie toont de Heere de verslagen zondaar dit pad, deze gezegende verlossingsweg in het bloed van Christus. De Heilige Geest troost hen met de belofte dat zij, die in deze gekruisigde Jezus geloven, niet zullen verdrinken. Wat kan dit het hart van een vrezende zondaar vertroosten. Hoe dierbaar is de zondaar dit Evangelie! Al de hoop van het verslagen hart hangt immers aan de belofte van Gods genade voor ieder die in Christus gelooft. Vanaf Genesis 3 is een belovend God de hoop van Gods kinderen. Maar hoe zullen wij dat pad betreden? Dat kan alleen door het geloof, in het vertrouwen op Gods belofte. Israël moest er op vertrouwen dat God Zijn belofte zou nakomen en de muren van water niet zouden instorten. Indien wij het geloof zouden moeten omschrijven, kunnen we daar een groot verhaal van maken, maar het voornaamste vergeten. Het voornaamste van het geloof is: vertrouwen. Vertrouwen, waarop? Op God en op Zijn belofte. Het zich verlaten op God, is een zich verlaten op Gods belofte. De belofte dat de muren van water niet zullen instorten. De belofte dat wie in de gekruisigde Jezus gelooft, in de nood op Hem ziet, zoals de gebeten Israëlieten opzagen naar de koperen slang, niet zal verderven, maar het eeuwige leven zal hebben. Hopend en vertrouwend op de belofte van God is Israël de Rode Zee doorgetrokken. De Heere had het immers beloofd: Staat vast. Ziet het heil des HEEREN. Zo is Israël de Rode Zee doorgegaan. In overgave, door zich onvoorwaardelijk aan de Heere toe te vertrouwen. Om hen hiertoe te brengen, heeft de Farao met zijn leger www.prekenweb.nl
7/12
Ds. C. Harinck – Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee
meegewerkt. Hij is Gods instrument geweest om Israël zo ver te brengen dat zij dat vreemde pad zijn doorgegaan. Voor Israël bleef tenslotte niets anders over. Er was geen andere vluchtweg meer. Het was óf in de handen van Farao vallen óf op God vertrouwen en het pad doorgaan dat de Heere gebaand had. Zie, gemeente, zo werken de duivel, de wet, al onze vijanden en alles wat ons aanklaagt en veroordeelt mee, om onze zaligheid in Christus te zoeken. Er blijft niets anders over dan ons met al onze zonden en ellenden aan Christus’ voeten te werpen. In onze nood toont de Heere ons het evangeliepad, de weg van redding, de verlossingsweg in onze Heere Jezus Christus. Het Evangelie verklaart ons die weg. Het brengt ons de goede boodschap dat door de Persoon, het bloed en de gerechtigheid van Christus een weg gebaand is, dwars door schuld en vloek, dood en hel heen, naar het eeuwige leven. Een weg, waarin God verheerlijkt wordt en de zondaar gered wordt. In Christus kan God, zonder Zijn rechtvaardigheid tekort te doen, de zondaar de schuld vergeven. Wat is de verlossingsweg in Christus een heerlijke weg! Het is nu niet meer in strijd met Gods heiligheid en Gods rechtvaardigheid, om de schuldige de schuld te vergeven. Zijn gerechtigheid is immers in Christus voldaan. Het pad is gebaand, de schuld is verzoend, de vloek is gedragen. Nu heerst de genade, zoals de apostel zegt, niet ten koste van, maar dóór rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus, onze Heere (Rom.5:21). De Heere toont de zondaar, die een helse Farao achter zich en een Rode Zee voor zich ziet, dit heerlijke pad dat door Christus is gebaand. We horen in onze nood het reddend Evangelie van God, dat Hij Die geen zonde gekend heeft door God tot zonde is gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. We horen in ons bezwaarde gemoed de stem van Jezus Zelf, Die roept: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. (Matth.11:28) Dat lokt het geloof uit. God werkt door het Evangelie het geloof in onze harten, dat er in Christus redding en zaligheid is. Het geloof ziet in de nood dat pad, ziet deze verlossingsweg. Het geloof ziet dat het een geschikte weg is, een weg om niet alleen anderen, maar ook mij, de grootste van de zondaren, te redden en te behouden. En de zondaar komt door dit geloof tot een zich verlaten op, berusten in en toevertrouwen aan de weg van zaligheid. Het geloof zal eerst met die weg instemmen. Het zal alle andere wegen naar redding verzaken en zeggen: Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden en tot het werk van onze handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. (Hos.14:4) Het is een element van het geloof om zijn hartelijke instemming en goedkeuring te geven aan de zaligheid alleen door het geloof in Jezus Christus. Men zou dan niet meer langs een andere weg behouden willen worden. Met heilige verwondering en aanbidding stemt de zondaar in met Gods methode om zondaren zalig te maken. De zondaar is het er hartelijk mee eens, om zó gered te worden als God mensen redden wil. We stoten ons dan niet meer aan de lage voorwaarden van het Evangelie. We worden er voor ingewonnen en we stemmen er geheel mee in, om naakt door Jezus gekleed te worden, om als goddeloze gerechtvaardigd te worden en gered te worden door deze weg en deze Jezus alléén! Het brengt tot een zich overgeven en toebetrouwen aan God www.prekenweb.nl
8/12
Ds. C. Harinck – Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee
en Zijn belofte. Zo gaan we het pad door, met verzaking van alle andere vertrouwen, ons alleen verlatend op het heil waarvan het Evangelie spreekt. Ons verlatend op de lieflijke roepstem van Christus, waarin Hij zegt: Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. (Joh.6:37) Het brengt tot de belijdenis: Tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven. (Joh.6:68) Dit is de taal van het geloof dat zich toevertrouwt aan God en Christus. Zulke mensen verdrinken niet. Want waar ze doorgaan, is de Rode Zee van Immanuëls bloed, zoals onze geloofsbelijdenis zegt: ‘Het dierbaar bloed van de Zoon van God, Die onze Rode Zee is, door Welke wij moeten doorgaan, om te ontgaan de tirannie van Farao, welke is de duivel, en in te gaan in het geestelijke land Kanaän.’ Dit bloed spreekt betere dingen dan het bloed van Abel. Het getuigt niet tégen de zondaar, maar vóór de zondaar. Het spreekt van een betaalde schuld, een voldane rechtvaardigheid en een verzoend God. Het bloed van Jezus pleit bij God voor de zondaar. In de hemel spreekt Jezus, de hemelse Hogepriester tot Zijn Vader en zegt: ‘Vader, bent U niet toornig geweest op Mij? Heb Ik niet de schuld verzoend en gedragen? Wees dan niet toornig op de zondaar, die zich aan Mij toevertrouwt.’ Het bloed van Jezus biedt ons een veilige doortocht door de Rode Zee, door dood en graf naar het hemelse Kanaän. Op die wijze moeten wij de Rode Zee doorgaan en moeten wij ook Avondmaal houden. Het kan alleen door het geloof, dat zich arm, schuldig, onrein en in nood aan Gods genade en Christus overgeeft. Dit geloof moeten we steeds beoefenen. Het komen tot Christus is niet eenmalig. Het leven van een christen bestaat uit een gedurig komen tot Christus. Wij maken altijd weer nieuwe schulden. De zonde maakt altijd weer opnieuw scheiding tussen God en ons hart. Daarom moeten we steeds tot het bloed van Jezus vluchten om nieuwe vergiffenis en nieuwe reiniging te ontvangen. Bij de avondmaalsviering kan het voor Gods kinderen zijn alsof zij voor de Rode Zee staan. Zij voelen zich ongeschikt om Avondmaal te houden. Hoe moet zo iemand als ik ben, met zo’n dor hart, zo’n onvruchtbaar geestelijk leven, Avondmaal houden? Hoe kan ik, die de Heere vergeet, dagen zonder getal, Hem nu belijden in de gemeente? Hoe kan ik, die na gereinigd te zijn door het bloed van Jezus, zichzelf opnieuw verontreinigd heeft, nu tot de heilige dis naderen? Hoe kan ik, die na vergeven te zijn nieuwe schulden heeft gemaakt, Avondmaal houden? Het antwoord is: door het geloof. Opnieuw je uitleveren, je toevertrouwen, alle andere steunsels loslaten. Opnieuw komen als zondaar, de toevlucht nemen tot de Rode Zee van Jezus’ bloed. ‘Door Welke wij moeten gaan’, zegt de geloofsbelijdenis, ‘om te ontkomen de tirannie van de helse Farao en te komen in het hemelse Kanaän.’ Er is geen ander pad. Wij weten niets anders dan Jezus Christus en Die gekruisigd. Laten wij nu eerst zingen Psalm 66 vers 3: God baande door de woeste baren En brede stromen ons een pad; Daar rees Zijn lof op stem en snaren, www.prekenweb.nl
9/12
Ds. C. Harinck – Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee
Nadat Hij ons beveiligd had. Hij zal eeuw uit eeuw in regeren; Zijn oog bewaakt het heidendom; Hij zal d’ afvalligen verneêren; Hij keert hun trots’ ontwerpen om. Gemeente, de apostel zegt van het oude Israël: Door het geloof zijn zij de Rode Zee doorgegaan, als door het droge; hetwelk de Egyptenaars, ook verzoekende, zijn verdronken. Het leert ons dat de enige manier om veilig door de Rode Zee te gaan is: door het geloof. Evenzo is de enige manier om vruchtbaar Avondmaal te vieren, om het door het geloof te doen. De apostel schrijft in ditzelfde hoofdstuk, in vers 6: Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Reeds eeuwen zoeken de mensen manieren om God te behagen. Kaïn is ermee begonnen. Hij meende vanwege zijn offer God te behagen. De Joden zochten het in eigengerechtigheid. Hoor ze maar roepen in Micha 6 vers 6 en 7: Waarmede zal ik de HEERE tegenkomen, en mij bukken voor de hoge God? Zal ik Hem tegenkomen met brandoffers, met eenjarige kalveren? Zou de HEERE een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan tienduizenden van oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding? De vrucht mijns buiks voor de zonde mijner ziel? Zo zoekt de mens God te behagen. Rome in boetedoeningen, wij in ernst, verbeteringen, vernederingen, berouw en diepe overtuigingen. Die wegen moeten allemaal doodlopen. Voor de Rode Zee staande, de bergen opzij en de vijand achter, helpen je tranen en je vernederingen niet, kunnen je ernst en zondekennis niet helpen. Daar redt alleen dat geloof, dat zich onvoorwaardelijk aan de Heere toevertrouwt. Egypte verdronk in de Rode Zee en Israël kwam er veilig door. Dat bepaalt ons bij het verschil tussen geloof en vermetelheid. Het geloof steunt op Gods belofte van zaligheid in Jezus Christus, de vermetelheid steunt op iets in zichzelf of van zichzelf. Het is dan ook een belangrijke vraag: waar ontleent u uw vrijmoedigheid aan, om ten Avondmaal te komen? Aan iets in uzelf of van uzelf of aan Gods genade, die in Christus is geopenbaard? Vermetelheid meent recht te hebben op de gang naar het Avondmaal. Dit recht grondt men op hoedanigheden die men meent te bezitten. Dikwijls besluit men: ik ben over mijn zonden bekommerd; ik heb dagen van vrees en benauwdheid doorgemaakt; ik heb daarna mijn leven verbeterd en ben nu diep ernstig en nauwgezet. Waarom zou ik niet ten Avondmaal gaan? Zij menen iets te bezitten wat anderen niet bezitten. Maar met dit alles zijn ze, om met de bekende Thomas Boston te spreken, ‘uiterste vreemdelingen van Christus en zien zij in Hem geen gedaante noch heerlijkheid’. Wat een zielsbedrog! Maar ook waarlijk overtuigde en boetvaardige zondaren, kunnen de grond om ten Avondmaal te gaan zo in zichzelf zoeken. Zij willen steunen op hun bekering, hun levensverandering, hun oprechte berouw en hun gevoel. Zij verzuchten: was ik boetvaardiger, hemelser gezind, nederiger en heiliger, dan zou ik wel aan het Avondmaal kunnen gaan. Al hun aandacht en hopen richt zich op iets in zichzelf. Is het wonder, wanneer men dan ten Avondmaal gaat, dat men er niet anders ontvangt dan brood en wijn en de troost van Christus’ verbroken lichaam en vergoten bloed mist? www.prekenweb.nl
10/12
Ds. C. Harinck – Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee
Het geloof daarentegen heeft niets in zichzelf of van zichzelf om op te steunen. Het ziet alleen op het door God in Christus gebaande pad en zegt: Tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. Maar er is toch zondekennis en boetvaardigheid nodig om ten Avondmaal te gaan? Is het geloof dan niet boetvaardig? Jazeker! Geloof en boetvaardigheid zijn zelfs tweelingen. Die kun je niet scheiden, want dan dood je ze allebei. Kent het geloof dan geen overtuiging van zonde? Natuurlijk wel, want zonder zonde-overtuiging zoeken we niet naar redding en verlossing. Maar onze vrijmoedigheid om tot het Avondmaal te gaan ontlenen we niet aan onze zondekennis en niet aan onze overtuiging en niet aan ons berouw, maar aan Gods belofte en nodiging van Christus. De grond van ons komen is Gods belofte, die roept: Die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet. (Openb.22:17). De grond is Christus’ nodiging: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. (Matth.11:28) Zie, zo vindt het geloof zijn vrijmoedigheid om te komen, buiten zichzelf. Het geloof komt op de roepende stem van de Zaligmaker. De rechte avondmaalganger kan zeggen: ‘Heere, ik heb Uw stem gehoord. In mijn ellende hoorde ik U roepen en daarom ben ik gekomen.’ Wij komen niet ten Avondmaal om een stempel op onze boetvaardigheid of ons geloof te zetten, maar om de liefde van Christus te gedenken, Die Zijn lichaam heeft verbroken en Zijn bloed vergoten tot een verzoening voor onze zonden. Op Jezus moet het oog zijn gevestigd, op Zijn bloed, dat onze Rode Zee, ons pad is door zonde en dood, tot het eeuwige leven. Door het geloof zijn zij de Rode Zee doorgegaan, als door het droge; hetwelk de Egyptenaars, ook verzoekende, zijn verdronken. Aan de Rode Zee is de scheiding gevallen. Er is tussen Israël en Egypte een volledige scheiding gekomen. Het is het einde geweest van het conflict tussen Israël en Egypte. En al was het niet alles Israël dat Israël heette, toch stelt de apostel Israëls doorgang door de Rode Zee en de ondergang van Farao en de zijnen ons voor ogen als een toetssteen. De Rode Zee van Jezus’ bloed brengt scheiding. Zo valt er ook een scheiding bij het Avondmaal: namelijk een scheiding tussen wie komt in het geloof en wie komt in vermetelheid. Gemeente, Christus staat aan onze deur en Hij klopt. Hij belooft: Indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem avondmaal houden en hij met Mij. (Openb. 3:20). Hebt u de deur voor Hem al open gedaan? Of zegt u: ‘Ik wacht tot Hij die deur open doet’? Hoe lang wacht u daar al op? En denkt u dat de dood ook wachten zal? ‘Maar ik kan de deur niet open doen en ik kan me niet bekeren en geloven.’ Dat moet nu juist je nood worden. Een ware, gevoelde, beleefde nood. Laat dan God je geboeide handen maar zien en zeg maar: ‘O God, ik moet me bekeren, maar ik kan het niet. Ik kom van mezelf niet los van de zonde. Ik móet geloven, Heere, en ik kan het niet. Ik kán me niet onvoorwaardelijk aan U toevertrouwen.’ Laat het u in de nood brengen en dán zul je zien wat God doet. Volk des Heeren, ik zei het al: de avondmaalsgang is soms alsof we voor de Rode Zee staan. Dat is eigenlijk wel erg, dat we daar zo tegenop zien. Maar helaas is dat dikwijls zo, omdat we zo ver van de Heere af leven. Omdat er zoveel is dat scheiding maakt tussen www.prekenweb.nl
11/12
Ds. C. Harinck – Tweeërlei houding ten opzichte van de Rode Zee
God en tussen ons. En dan moet het ineens Avondmaal worden. Hoe moet dat dan? Ja, hoe moet dat dan? Door het geloof zijn zij de Rode Zee doorgegaan. U zult uzelf opnieuw als een schuldige, een onreine, een gevloekte, aan Christus’ voeten moeten werpen. Zo alleen kunnen wij de Rode Zee van Jezus’ bloed doorgaan. Amen.
Slotzang: Psalm 118:7 De HEER’ is mij tot hulp en sterkte; Hij is mijn lied, mijn psalmgezang; Hij was het, Die mijn heil bewerkte, Dies loof ik Hem mijn leven lang. Men hoort der vromen tent weergalmen Van hulp en heil, ons aangebracht; Daar zingt men blij, met dankb’re psalmen: Gods rechterhand doet grote kracht!
www.prekenweb.nl
12/12