Tweede versie concept advies Startnotitie Uitgangspunten Wmo-beleid 20122015 (telegramstijl) 1 1. In grote lijnen een goede nota. 2. Integrale jeugdnota heet Oog voor de jeugd en niet Oog voor de toekomst 3. Loskoppeling jeugdbeleid van Wmo (prestatieveld 2: op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden). Waarom is hiervoor gekozen? Het staat haaks op het uitgangspunt van integraal werken (één gezin, één plan). De aanstaande Wet op de Jeugdzorg zal aparte financieringstromen geven met het gevaar dat er nieuwe schotten gaan ontstaan. Daarnaast is er ook sprake van dat er in de jeugdzorg ook een soort compensatieplicht zal worden opgenomen die mogelijk overeenkomt met die van de Wmo. Leidt een loskoppeling van de Wmo ook niet tot een extra focus op de curatieve, duurdere jeugdzorg en tot een lagere prioritering van preventie en laagdrempelige preventieve activiteiten? Dat zou geen goede ontwikkeling zijn. Het streven van de gemeente lijkt te zijn om alles wat met jeugd te maken heeft in één gemeentelijke hand te houden. Dat is begrijpelijk gelet op de bestuurlijke taak die eraan komt. Tegelijkertijd merk je in de praktijk (bv. jongerenhuisvesting) dat de gemeente niet alleen aanzwengelt en coördineert maar zichzelf ook een forse rol in de uitvoering toekent. Je zou kunnen zeggen dat jeugdzorg veel meer is dan laagdrempelige ondersteuning en preventie vanuit de Wmo. 4. Meten wij wat wij willen weten?. Deze vraag voortdurend stellen bij doelstellingen en prestatie-indicatoren. Terecht vraagt de samenleving zich bij monde van bijvoorbeeld de gemeenteraad af wat nu de werkelijke uitkomsten van het beleid zullen zijn. Het streven om dit eenduidig en met objectieve prestatie-indicatoren te meten, onderschrijven wij. De vraag daarbij is wel de wens om maatschappelijke effecten te meten, te beantwoorden is via onderzoeken na één jaar. De subjectieve tevredenheid is via enquêtes te meten maar heb je dan het beoogde maatschappelijke effect te pakken? Daarnaast krijgt beleid steeds meer vorm en wordt uitgeprobeerd via pilots in de vorm van een tijdelijk project en een pilot in een bepaalde wijk. De reikwijdte ervan in plaats en tijd is meestal beperkt. Deze ”verpilotisering” van het beleid zal het meten van prestaties en de effecten daarvan ingewikkelder maken. 5. Stepped care zou het uitgangspunt moeten zijn. Verantwoordelijkheidspiramide. Eerst eigen verantwoordelijk. Vervolgens steeds naar behoefte en aard problematiek bijschakelen van hulp en zorg, van eenvoudig naar intensief, van extra muraal naar uiteindelijk intramuraal. Zorg en ondersteuning inzetten die nodig is, ook als meteen intensievere zorg nodig is. Niet eerst alle eenvoudigere varianten afwerken om tot intensievere zorg te komen. Zo’n aanpak is uiteindelijk effectiever en goedkoper Beperking van zorg en ondersteuning werkt mulitproblematiek bij gezinnen in de hand. Te licht inzetten van zorg (bv. eigen verantwoordelijkheid proberen te activeren) brengt grote (escalatie)risico’s met zich mee 5. Als eigen verantwoordelijkheid neerkomt op nee-verkopen en/of verwijzen dan kun je wel eens het paard achter de wagen spannen. Risico’s: voorbeelden; LVG staan zich er op voor wat ze allemaal kunnen. Dus die zullen al snel zeggen dat 1
Dit concept stuk is 13 december jl. voor ’t eerst besproken. De cursieve passages houden de wijzigingen en aanvullingen ten opzichte van de versie van 13 december jl.
1 Wr/040112
zij zelf wel iets kunnen. De vraag achter de vraag blijft dan verborgen. Of hulpbehoevende ouderen: stelselmatig geven zij aan dat zij alles nog wel kunnen of dat hun kind ’t wel zal regelen. Ook hier dreigt het oprekken van eigen verantwoordelijkheid tot risicovolle omvang. Wie corrigeert dat in zo’n piramideaanpak? 6. eigen kracht. Wie is daar tegen? Ernstig wordt het als eigen kracht aan iemand wordt toegedicht terwijl deze (al dan niet tijdelijk) ontbreekt. Vb. arts die bij medisch keuring tot het oordeel komt dat iemand zich niet moet aanstellen als hij/zij aangeeft chronisch moe te zijn. Eigen kracht verergert de problematiek als de indicatiesteller niet deskundig is of onder druk van te leveren prestaties standaardindicaties gaat afleveren. Het moet meer gaan in eigen kracht zetten. Dat is geen statisch oordeel maar een actie, een beweging, stimuleren al dan niet met gepaste begeleiding en ondersteuning. Eigen kracht mag niet worden: los het zelf maar op. Waar ga je bijv. naar toe met kleinere vragen zoals sociale vaardigheidstrainingen voor kinderen of in algemene zin preventieve ondersteuningstaken? Het risico is groot dat de dominantie van de eigen verantwoordelijkheid preventieve maatregelen op allerlei sectoren gaat minimaliseren. Naar de toekomst toe is dat een slechte ontwikkeling. 7. Het aflopen van de verantwoordelijkheidspiramide mondt uit in standaardoplossingen en niet in maatwerk. Collectieve voorzieningen bestaan bij de gratie van een collectieve aanpak, een gemiddelde standaard die voor een grote groep mensen toereikend kan zijn. De gemeente schiet bij de subsitutie van individueel naar collectief in standaardoplossingen. Maatwerk wordt daaraan ondergeschikt terwijl het wel het uitgangspunt is. Bovendien zijn verantwoordelijkheden in deze piramide niet zo van elkaar te scheiden. De eigen verantwoordelijkheid houdt niet ergens op in deze piramide tenzij iemand niet meer zelf kan beslissen en ontoerekeningsvatbaar zou worden. In de praktijk zal eerder sprake zijn van een dynamische mix van eigen verantwoordelijkheid, professionele en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Vaste of standaard receptuur zal er niet zijn. De juridische vertaling van de verantwoordelijkheidspiramide wordt een belangrijke opgave voor de gemeente. Vanuit het cliëntperspectief zal dit crucialer zijn dan de voorliggende startnotitie. De Wmo-raad gaat ervan uit dat de gemeente daarover tijdig advies zal vragen. 8. Herijken visie. In de visie wordt gemist een klip en klare missie-uitspraak dat de overheid zelf en/of i.s.m. particulier initiatief er voor zal zorgen dat kwetsbare burgers zullen worden ondersteund. Het staat er hier en daar wel, maar dreigt onder te sneeuwen onder de dominantie van het uitgangspunt eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht. Deze laatste twee uitgangspunten maken het bonton dat het de eigen verantwoordelijkheid van kwetsbare burgers is dat zij verkeren in gedepriveerde omstandigheden (eigen verantwoordelijkheid als eigen schuld). De overheid moet zichzelf als beschavingsprincipe opleggen dat kwetsbare burgers adequaat worden ondersteund, ook in tijden van krappere budgetten. Zo heeft de gemeente het armoedebeleid uitgezonderd van de bezuinigingen (financiële invalshoek). De Wmo bevordert het individuele en sociale welbevinden van burgers. Hiertussen is samenhang maar het betreft evenzeer onderscheiden beleidsterreinen die in die ene burger bij elkaar komen.
2 Wr/040112
9.
10.
11.
12.
Het armoedebeleid probeert deze burger financieel in staat te stellen zelfstandig te leven. Bij de Wmo geldt de eigen verantwoordelijkheid ook in termen van zelf regelen, hogere eigen bijdragen en betalingen. Op de kwetsbare burger die beide maatregelen ervaart komt dit als tegenstrijdig over. De ene hand “geeft”, de andere “neemt”. Nog niet duidelijk is hoe deze verantwoordelijkheidspiramide juridisch en financieel uitgewerkt gaat worden. Hogere eigen bijdragen, meer en hogere eigen betalingen, gaat vermogen meetellen? Wordt de drempel langs deze weg zo hoog dat men wel gaat afzien van een compensatievraag en uiteindelijk van het in de Wmo bedoelde meedoen aan de samenleving? Of zal dit anderzijds in een aantal gevallen leiden tot volstrekt eigen oplossingen, buiten gemeente en Wmo om waarbij mensen zelf de verantwoordelijkheid oppakken, bijv. omdat men begaan is met de situatie van de ander? Wie zal het zeggen? Het zou wel een beleidslijn zijn met een hoog loterij-gehalte. De Wmo als wet legt de gemeente de compensatieplicht op. De gemeente heeft tot taak burgers met beperkingen zodanig te compenseren dat zij zelfstandig kunnen leven en kunnen meedoen in de maatschappij. Inde verantwoordelijkheidspiramide begint de compensatieplicht vanaf stap 1 te werken en niet pas op het moment dat de gemeente meent dat er een voorziening nodig is. In relatie tot de eigen kracht zal de gemeente moeten stimuleren dat ontbrekende eigen kracht wordt ontwikkeld tot eigen kracht, gestimuleerd wordt m.b v. programma’s en maatregelen. Zo zal de gemeente bij de behoefte aan een parkeervoorziening daarvoor zelf toestemming moeten geven. Als de eigen verantwoordelijkheid dan zo gaat werken dat de gemeente geen toestemming verleent dan kan de burger niet of minder sociaal verkeer buitenshuis hebben. Belangrijk is daarbij welke vraag men stelt. Niet: ik heb een parkeervoorziening nodig. Wel: ik wil deelnemen aan de samenleving en loop daarbij tegen deze belemmering aan. Dit raakt wel de essentie van de Kanteling. Als wij blijven denken in afzonderlijke voorzieningen en die enkelvoudige voorzieningen worden vervangen door compensatiearrangementen, wat is dan de beste oplossing voor wat iemand met een beperking wil doen/ondernemen. Van zorgen voor een voorziening naar zorgen dat er een oplossing komt die compenseert. De toegang tot collectieve en individuele voorzieningen verschilt. Voor de eerste is geen indicatie nodig, voor de tweede wel. Als collectieve voorzieningen als voorliggende voorzieningen gaan werken dan impliceert dat de gemeente zich moet verdiepen in de zorgvraag van de burger. De burger komt niet (meer) of wordt snel verwezen naar de collectiviteit. Wat nu als de burger deze oplossing niet geschikt vindt, niet toereikend of zelfs onbruikbaar. Hij moet een besluit hebben van de gemeente om bezwaar te kunnen indienen. Heeft hij een aanvraag kunnen indienen en is daar een beslissing op genomen door B&W of heeft het loket geen aanvraag ingenomen. Klantprofielen: wat is de diepere betekenis van de totstandkoming van klantprofielen? Groepen kwetsbare burgers beschrijven. Klantprofielen suggereren grootste gemene delers en geen maatwerk. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Bezuinigingen (blz. 7): deze lijken relatief beperkt maar zullen naar de individuele burger die leeft op het bestaansminimum ingrijpend zijn en misschien ook wel voor de groep inkomens daar vlak boven. Wat gebeurt er nu als iemand een 3
Wr/040112
noodzakelijke voorziening niet kan betalen zoals een kleine woningaanpassing of intensiever gebruik regiotaxi tegen OV-tarief? Kan blh. dan bijzondere bijstand daarvoor aanvragen? En wordt dat dan verstrekt als leenbijstand? In het laatste geval lijkt de compensatieplicht een sigaar uit eigen doos te worden. Een ander effect waarvoor ook landelijk veel aandacht wordt gevraagd is de stapeling van verhoging van eigen bijdragen (bv. ziektekostenverzekering), de verlaging of verlies van toeslagen (minimabeleid beperkt tot 110%), meer eigen betalingen, hogere kosten voor geïndiceerde vervoersvoorziening, de lokale en de landelijke maatregelen, enz. Daarop bestaat nog geen zicht. Waar is het vangnet voor deze stapeling?. Gesteld wordt dat bijna 7 ton wordt bezuinigd tot 2017. Wat valt er nu precies onder de Wmo? Elders lezen wij Voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (participatietrede 1 en 2) en die onvoldoende zelfredzaam zijn, worden vooral voorzieningen ingezet vanuit de Wmo, AWBZ of via de ziektekostenverzekering zoals leefstijlprogramma’s, zwemmen, fitness onder begeleiding , etc. Wat zijn hiervan nu precies Wmo-voorzieningen daar wij hierin geen Wmo-voorzieningen herkennen zoals tot dusver opgenomen in het verstrekkingenboek.
12.
13.
14.
15.
Van belang is ook de visie die minister Schipper heeft op ideeën van gemeenten om voorzieningen te koppelen aan inkomensgrenzen, bv. 150 % van het wettelijk minimum. De minister heeft gesteld dat dat niet kan. De Wmo gaat uit van een individuele toetsing per cliënt en staat niet toe dat gemeenten in hun verordeningen een inkomensgrens stellen waarboven geen aanspraak op een voorziening kan worden gemaakt. Decentralisaties: noodzakelijk is om deze goed op elkaar af te stemmen. Dat betekent methodisch steeds vraag stellen hoe hangt deze maatregel samen met de andere terreinen, welke gevolgen en effecten en wat moet er gebeuren om elkaar te versterken. Samenwerking Pijnacker-Nootdorp: nog niet duidelijk wat dat meer moet opleveren dan verwachtingen om dingen samen te doen en daarmee efficiënter voor te bereiden. Informatieachterstand t.o.v. Wmo-raad Pijnacker-Nootdorp die al wel geïnformeerd is. Kanteling: van aanbod- naar vraaggericht was de oorspronkelijke betekenis. In deze startnotitie wordt kanteling uitgelegd als de beweging van individueel naar collectief, van duurder naar goedkoper. Deze kanteling staat op gespannen voet met de oorspronkelijke kanteling. Meer collectieve voorzieningen leiden er toe dat er weer en vooral aanbodgericht wordt gedacht en “geïndiceerd”. Het collectieve aanbod moet immers worden benut om in een individuele vraag te voorzien. Resultaatgebieden WMO. College treft voorzieningen die iemand met beperkingen in staat stellen om • Een huishouden te voeren • Zich te verplaatsen in en om de woning • Zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel • Medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan
4 Wr/040112
De resultaatgebieden die op blz. 87 zijn geformuleerd, overstijgen de wettelijke Mo-akten. Een geschikt huis is minder dan zich kunnen verplaatsen in en om de woning. Vooral de woonomgeving lijkt hier wat buiten beeld te raken. Kleding, primaire levensbehoeften zijn ook geen Mo-akten, wel belangrijk. Thuis voor kinderen in het gezin kunnen zorgen is beperkter dan prestatieveld 2. Contacten kunnen onderhouden is minder dan mensen kunnen ontmoeten en sociale verbanden aangaan. Mensen kunnen ontmoeten is ook meer dan deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Je kunt vragen stellen bij deelname aan recreatieve en religieuze activiteiten. Is dat een Wmo-taak? 16. Indicatiestelling: deze ligt voor individuele voorzieningen bij de gemeente. Gelet op de AWBZ-begeleiding die ook onder de Wmo komt te vallen, is het de vraag of de gemeente a) voldoende deskundig is en b) voldoende onafhankelijk om tot een objectief noodzakelijke indicatie te komen. De gemeente is immers financier. Nu de claimbeoordeling (recht op een voorziening) lijkt te verdwijnen (van recht op….. naar effectief antwoord op de vraag c.q, ervaren probleem) en het minstens diffuser wordt voor welke voorziening(en) iemand in aanmerking kan komen, is het de graag in hoeverre er niet een meer van de gemeente onafhankelijke beoordeling van de geschiktheid van het aanbod/arrangement moet plaatsvinden. Als tegelijk de stelregel wordt dat goedkoper voor duur gaat (is metafoor), dan neemt de noodzaak van een onafhankelijke toets van vraag en aanbod toe. Dit kan uitgroeien tot een systeemfout in de Wmo. Tegelijkertijd is het streven om meer ruimte te geven aan de professional. Niet alleen de professional laten uitzoeken wat er nodig is maar laten bepalen dat wat nodig is wordt toegekend. Eenmaal toegekend dient de inzet van de dienst, voorziening, oplossing onder regie van de klant plaats te vinden. Een onafhankelijke toets (indicatie) levert alleen maar vertragende bureaucratie op en voegt niets toe aan de oplossing van het probleem. Het reguleert wel de toegang tot de financiering van oplossingen. Voor de financier een altijd aanwezige behoefte en vrijwel altijd een voorwaarde. Het risico daarbij is wel dat ook de professional in het algemeen gesproken ’t beste voor zijn klant zal willen. 17. Kostenbeheersing hand in hand met innovatie Professionals krijgen meer ruimte om te doen wat nodig is. Tegelijk moeten de kosten van de Wmo onder controle blijven. Dan is in eerste instantie noodzakelijk vast te stellen wat deze kosten zijn (zie ook punt 15). Gezocht gaat worden naar nieuwe, efficiënte manieren van werken. Wat wordt hiermee bedoeld? Gaat het om het nu eindelijk integraal invoeren en borgen de methode van het keukentafelgesprek of wordt hier afstand van genomen onder het mom van innovatie? Geadviseerd wordt helderder uiteen te zetten wat hiermee wordt bedoeld. Zo geformuleerd als uitgangspunt heeft dat een risicovolle combinatie van mogelijkheden in zich. 18. Inspraak: de inspraakperiode is opvallend kort . Dat nodigt uit tot een duidelijke keuze: doe het en doe het dan ook goed of doe het gewoon niet. Het College wijkt daarmee af van de algemene regelgeving. Wel speelt volgens het College de Wmo-raad een belangrijke rol bij de opdracht van het College om zich te vergewissen van de belangen en behoeften van de burgers. Je zou haast denken dat de redering is: omdat wij een Wmo-raad hebben dan kan de inspraak ook wel wat korter. 5 Wr/040112
Anderzijds wordt de positie van de Wmo-raad niet optimaal benut. De Wmo-raad kan reageren. Daarnaast of daarenboven gaat de gemeente zelf ook nog eens in gesprek met al dan niet specifieke doelgroepen. Meer samenwerking vanuit gescheiden verantwoordelijkheden zou efficiënter zijn. De Wmo-raad begrijpt weinig van de paragraaf burgerparticipatie. Het staat er in omdat het moet en niet omdat dat onderdeel is van uw visie op beleidsontwikkeling. De ervaringen met de vormvrije avond van 22/11 stemmen weinig hoopvol. Tevoren heeft men niet kennis kunnen nemen van het plan. Het doel ervan is onduidelijk. Informeren en verduidelijken enerzijds en inspraak anderzijds lopen daarin door elkaar. Leden van de Wmo-raad hebben ‘t ervaren als een geregisseerde vorm van inspraak. Echte inspraak zou toch zijn als u en/of de Wmo-raad in gesprek kan gaan met doelgroepen en burgers over bijv. de civil society, de verantwoordelijkheidspiramide, enz.. Daar moet dan wel gelegenheid voor zijn. 19. De behandeling van de startnotitie is nogal geluidloos verschoven van december naar januari 2012. Betekent dat ook dat het gehele behandeltraject opschuift?
6 Wr/040112
Adviespunten Op grond van het bovenstaande adviseren wij u het volgende over de Startnotitie: 1. Het stuk vinden wij een goed stuk om mee te starten. De visie spreekt ons voor de langere termijn aan, in het bijzonder als het gaat om de civil society en de rol die u haar toedenkt in het Wmo-beleid. Dit zal o.i. verder (moeten) reiken dan de periode 2012-2015, zowel voor wat betreft de aanzwengeling en implementatie ervan als voor wat betreft het daadwerkelijk een beroep kunnen doen. Waar de civil society haar grenzen heeft bereikt (denk aan mantelzorg, vrijwilligers) of niet kan of het gewoon laat afweten, zal de gemeentelijke compensatieplicht onverkort moeten blijven gelden. 2. Wij adviseren u het jeugdbeleid in de Wmo (prestatieveld 2 gericht op kinderen en hun ouders) niet los te koppelen van de Wmo. Preventief beleid en preventieve activiteiten en de verankering van opgroeien en opvoeden als normale en maatschappelijk georiënteerde activiteiten maken meer kans dan in een sterk geprofessionaliseerde en curatief georiënteerde jeugdzorg. 3. Inhoudelijk gesproken zijn wij positief over de integratie van het gezondheidsbeleid in de Wmo. Als het de bedoeling zou zijn om met deze integratie (ook) “verborgen” rekeningen op het terrein van het gezondheidsbeleid ten laste van het Wmo-budget te gaan brengen, dan zouden wij negatief adviseren. 4. Wij adviseren u pregnanter en dwingender dan nu in de startnotitie staat, als uitgangspunt op te nemen dat de gemeente kwetsbare burgers zo adequaat mogelijk zal (blijven) ondersteunen en begeleiden. Het dient een breed gedragen en diepgeworteld missiestatement van ook de lokale overheid te zijn. Hier geldt ook de verantwoordelijkheidspiramide, maar dan op zijn kop. 5. Wij adviseren u de “verantwoordelijkheidspiramide” te vertalen in adequate juridische spelregels waarbij de compensatieplicht het bodemartikel dient te zijn: is deze persoon/dit gezin gecompenseerd voor de beperkingen die er zijn, daarbij rekening houdend met het vermogen om effectief eigen verantwoordelijkheid te dragen en/of effectief een beroep op de civil society te kunnen doen. In het aflopen of (zo u wilt) het beklimmen ervan heeft de klant een (mee)sturende rol (regie). Ook de rechtsbescherming dient daarbij voor burgers verzekerd te zijn. 6. Wij adviseren u uit te werken hoe u maatwerk wilt toelaten en realiseren bij het ontwikkelen van aanbod (ondersteuning, begeleiding)op basis van klantprofielen. 7. Wij adviseren u in samenwerking met het particulier initiatief het voortouw te (blijven) nemen bij preventie in de diverse Wmo-leefgebieden. Het uitgangspunt eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht mag dit niet in de weg staan. 8. Wij adviseren u piramidetreden als eigen verantwoordelijkheid en civil society meteen aan te vullen met volgende , professionelere stappen als de problematiek daarom vraagt. Dus niet letterlijk tot stilstand komen bij “eigen verantwoordelijkheid” als meteen duidelijk is dat dat niet zal werken. 9. Wij adviseren u eigen kracht niet als een statisch moment te zien maar als een beweging om iemand zo nodig te helpen naar vermogen de eigen kracht aan te boren. 10. Wij adviseren u nog eens te kijken naar de aansluiting tussen de resultaatgebieden zoals verwoord op blz. 9 en die in de Wmo zelf. Spreekt u hier dezelfde taal? 7 Wr/040112
11. Wij adviseren u het begrip kanteling te blijven gebruiken in de betekenis van aanbod- naar vraaggericht en niet als begrip om substitutie van individuele voorzieningen door collectieve voorzieningen en/of civil society aan te duiden. 12. Wij adviseren u een vangnet in te stellen voor situaties waarin de stapeling van eigen verantwoordelijkheid en eigen bijdragen/betalingen ertoe zouden leiden dat voorzieningen/arrangementen financieel onbereikbaar dreigen te worden. Voor de AWBZ- in combinatie met de eigen bijdragen Wmo geldt nu al een maximum. Naarmate algemene en collectieve voorzieningen de burger meer geld gaan kosten (regiotaxi, kleine woningaanpassingen tot € 500,00 zelf betalen bv.). vallen deze maatregelen buiten het maximum van de eigen bijdragen AWBZ en Wmo. Of de bijzondere bijstand deze vangnetregeling kan zijn, is de vraag. Daar wordt getoetst aan het vermogen (bv. eigen huis) hetgeen binnen de Wmo niet aan de orde is. 13. Wij adviseren u ons te informeren over de planontwikkeling t.a.v. de samenwerking met de gemeente Pijnacker-Nootdorp op het gebied van o.m. de Wmo en de betekenis en verwachte effecten daarvan voor de burgers van Zoetemeer. 14. Wij adviseren u te verduidelijken wat u bedoelt met de voorgenomen maatregel dat kostenbeheersing hand in hand gaan of moeten gaan met innovatie. Gaat u onverkort door met de methode van het keukentafelgesprek en de verdere ontwikkeling daarvan? 15. Wij adviseren u een voor burgers, organisaties en Wmo-raad werkbare inspraakperiode te hanteren. De eigen spelregels daarover zijn o.i. duidelijk. 16. De behandeling van deze startnotitie is in tijd opgeschoven. Wij adviseren u de gehele planning op te schuiven.
0-0-0-0-0-0-0-0
N.B.: Van de PGZ, de OSO, de NVBS en mevrouw Heseltine zijn reacties ontvangen op de startnotitie. Deze zijn nog niet meegenomen in dit 2e concept
8 Wr/040112