e
Opstandingskerk - 12 april 2015– 2 zondag van Pasen
Lezingen:
Hooglied 5, 2-8
en
Johannes 20, 24-31
Verkondiging Gemeente van Christus, Twee maal is er in Hooglied sprake van een droom van het meisje. Vandaag hoorden we de tweede droom. Het begint met een prachtige zin: Ik sliep, maar mijn hart was wakker.
Dat lijkt negatief: een rusteloze nacht, die we denk ik allemaal wel kennen. Aan de andere kant: we zijn niet voor niets onrustig. Iets houdt ons intens bezig. Iets dient zich aan, wenkt je, dient zich aan. Maar je weet niet wat… Wanneer het bewustzijn sluimert, bestaat er een kans dat niet de normen van het daglicht, maar dat de stem van de liefde wordt gehoord. Je ziel ontwaakt. Het is niet toevallig dat juist in ‘de droom’ God tot mensen spreekt. In de droom van de vrouw in Hooglied wordt de harmonie van de liefde bedreigd. Zij droomt dat hij voor de deur te staat. Maar als ze opendoet, is hij weg. Opnieuw moet zij op zoek en ze gaat er op uit. Dat deed ze al eerder. Maar nu wordt het een mislukking.
In plaats van gevoelens van harmonie, genegenheid en geluk, is er nu ongeduld, onbegrip en boosheid. De nachtwakers van de stad zien haar dwalen en denken dat ze een vrouw van lichte zeden is. De wachters keren zich ruw tegen het zoekende meisje. Wakers die in hun tegendeel verkeren. We zien het gebeuren bij de moord in North Charleston door een politieagent op de zwarte Walter Scott. Of we lezen van schrijnende gevallen van eerwraak, waarbij mannelijke familieleden zich sterk maken voor de zogenaamde integriteit van een van de dochters, Maar die keert zich meestal tegen de geschonden vrouw zelf. Soms is zij het slachtoffer van een verkrachting en daarna wordt zij het slachtoffer van de familiegemeenschap die haar uitstoot of erger nog, vermoord. Maar de ruwe behandeling door de wachters van de stad ontmoedigt het meisje niet als het om de liefde gaat. Integendeel, met des te meer vastberadenheid bezweert ze de meisjes van Jeruzalem te blijven zoeken naar haar vriend en hem te zeggen dat zij ziek van liefde is. In een onbetrouwbare, vijandige wereld, verliest zij haar verlangen niet. Uit angst sluit ze zich niet op, maar blijft zoeken en vragen. Zij wil zich geven, niet voor de eer van de familie, maar voor de liefde. Dit is niet alleen voor vrouwen, maar voor allen, vrouwen én mannen, die in de liefde geloven, een uiterst belangrijk bewustwordingsmoment. Nu maak ik even een tussenstap: Waarom lezen we dit eigenlijk? Waarom staat de liefdespoezie in de bijbel? De synagoge leest deze feestrol op het Pesachfeest. Op het Hoogfeest van de Bevrijding leest men het Hooglied. Bevrijding en vrijen hebben kennelijk met elkaar te maken. Bevrijding is niet alleen iets geestelijks, maar alles telt mee, het hele lijf en alle zintuigen. Het Hooglied is een lied over de verrukking van de liefde, over het genieten van de liefde. Het gaat in dat lied niet alleen over de vreugde van de nabijheid van de geliefde, maar ook over het verdriet door het gemis van de geliefde. Uit de mond van het verliefde meisje horen we de vertwijfeling: ‘Ik zoek hem maar ik vind hem niet. Waar is mijn lief heengegaan?’ Zowel de joodse als de christelijke traditie hebben - naast de lichamelijke verrukking van twee gelieven - ook altijd een andere dimensie ontdekt in de liefdespoëzie van het Hooglied. Die geestelijke dimensie sluit de andere niet uit. Het lichamelijke en het geestelijke zijn in de liefde immers geen tegenpolen! De mens is als persoon een eenheid. Ook zo kun je het Lied der liederen lezen: Als het zoeken van God naar de mens en van de mens naar God. God is nabij, maar soms lijkt Hij ver af. Soms zijn we jubelend vanwege Zijn nabijheid, soms diep verdrietig vanwege het gemis van God als de Geliefde. U hoort het wel: dat is Paastaal, paasgeloof. De gestorven Jezus wordt wakker gekust. De liefde wint het van de dood. En Jezus op zijn beurt kust zijn vrienden wakker uit hun eenzaamheid en afzondering. Die kus veranderde een mens van een toeschouwer in een deelnemer, van een zoeker in iemand die gevonden heeft, iemand die gevonden wordt. Je verandert van iemand die naar liefde hunkert in een man of een vrouw die bemint. 2
Thomas “was niet bij hen toen Jezus kwam”. Nee, als je niet gelooft, kan dat ook niet. “De anderen’ zeggen hem dat ze Hem zagen. Inderdaad, de anderen; bijna “de andere partij”. Thomas is verdeeld, een ‘tweeling’. En de groep is verdeeld. Hij hoort er wel bij; en ook niet. Een ongelovige leerling. Kan dat? Blijkbaar wel. Jezus wijst hem in ieder geval niet af. Ik denk dat juist dat voor Thomas een geweldige ervaring is geweest. Misschien méér dan al het andere. Wat bewoog hem om te zeggen: “Als ik niet...”? Ik denk dat het hem echt ernst was. Het ging hem er om inderdaad zeker te weten dat het om dezelfde Jezus ging voor wie hij bereid was geweest te sterven. Want als dat zo zou zijn, zou niet alles tevergeefs zijn geweest. Precies dat bevestigt Jezus hem. Het is het meest wezenlijke punt in al wat we geloven. Het gaat niet om hallucinaties maar om een onomstotelijk gegeven. Is het dus ‘historisch’ zo gegaan? Zelf vind ik dat niet zo belangrijk. Belangrijk voor mij is of het existentieel zo gegaan is, of het over werkelijke ervaring gaat. De evangelisten verzamelden zorgvuldig alle verhalen die natuurlijk overal de ronde deden. Hun geloof is niet gebaseerd op die verhalen. Integendeel, omdat de leerlingen geloofden, bestonden al die verhalen en omdat de evangelisten geloofden, verzamelden ze deze. Je vraagt je af wat voor rol Thomas heeft gehad als dit verhaal over hem is overgeleverd en kon worden opgeschreven. In ieder geval kunnen wij ons heel goed in hem verplaatsen. Want ook wij zijn mensen die het van horen zeggen moeten hebben. Onze situatie is tamelijk bizar. Want om de verhalen serieus te nemen, moet je geloven. En om te geloven heb je niet meer dan de verhalen. Wanneer je daarover met een logicus een discussie begint, kom je niet ver. Wat ons is overgeleverd is in de eerste plaats de geloofservaring van de leerlingen, de ervaring die ze tot geloven bracht. We staan in een ‘geloofs’traditie.
De vraag of is je daarmee voeling hebt. Als dat zo is, sta je in een gemeenschap die uit deze ervaring leeft “totdat Hij komt”. Ik zie niet goed hoe het zonder die gemeenschap kan, ik denk dat het met de ‘verhalen sec’ niet kan. Waar er echt uit geleefd wordt, tref je hoopvolle en vreugdevolle mensen (in al hun droefenis). We hebben elkaar nodig, juist omdat we beperkt, sterfelijk zijn. Thomas heeft alles gezien en doorleefd: die onvoorwaardelijke liefde én de kwaadaardigheid, de barbarij, de slechtheid van ons mensen die dat ultiem goede kapot maakt. Vermorzelt. Hij zag zijn hoop de bodem ingeslagen. En dan is daar de Heer zelf. Die die muur van wanhoop openbreekt. En er is gemeenschap om Jezus heen: Niet alles is tevergeefs. Er is werkelijk hoop. Zij leeft uit de ervaring dat Hij Leeft. En dat ‘de’ Mens met hem leven zal. Het Lot van de mensheid is geen blinde macht. Je kúnt er uit op staan en een hoopvol mens worden. Niet op grond van prognoses en statistiek. Maar uit de Adem van de Levende Geest van God, die Hij over deze gemeenschap blies en aan haar meegaf. Daar kúnnen we ons eigen verhaal invlechten, in alle verhalen die deze gemeenschap nog altijd vertelt. Guillaume van der Graft schrijft: ‘Tussen het zingende kerkvolk’ Soms, als ze hun longen te boven zingen, het dak bol staat van geluid, kijk ik mijn ogen uit: alles verandert, de dingen staan stil te dansen, het altaar haast swingende, pinkstertongen worden de kaarsen en de gezichten van de gewoonste stervelingen glanzen van licht. Ik verwonder mij tot ik versta: zonder die tranen in mijn ogen had de wereld zich niet bewogen, gingen de dingen niet opgetogen al dat geloven achterna. (Mythologisch, p. 601).
Houten, Martin Snaterse
Zegen Als u vanhier gaat, weet dat Gods liefde nooit ver weg is. Soms is het ons gegeven een intens moment van verbondenheid te ervaren. Laten we zo’n moment koesteren als een rijke bron van inspiratie. Soms beleven wij een periode van afstand en kan het bestaan moeizaam zijn. Laat het verlangen nooit sterven, naar het thuiskomen bij God. De genade van onze Heer Jezus Christus, 4
de liefde van God, de gemeenschap van de Heilige Geest, met jullie allen.
6