Carla van Lent De Droom Het stond altijd op zijn lijstje iedere keer ieder jaar; een hond een echte levende hond daar verlangde hij naar. Zijn ouders zagen de bui al hangen en zeiden telkens nee jij moet naar school, sporten en wij zitten er dan mee. Hoezeer hij ook smeekte en met oplossingen kwam de hond zou er niet komen ondanks zijn gedram. Na school moest hij studeren en op kamers in de stad Huisdieren niet toegestaan stond er te lezen op het blad. Zijn droom nog even uitgesteld hij studeerde cum laude af reisde de hele wereld over wat hem voldoening gaf. Nog steeds geen tijd geen vast verblijf zodat zijn droom nog even bij het dromen blijft. Hij was een topper met zijn werk en speelde met de klant vrouwen, drank en rijke vrienden die aten uit zijn hand. Heel soms dat verlangen, van dat jochie toen zo klein die niets liever wilde dan een echt goed baasje zijn. Niet de baas over het imperium dat aan zijn voeten ligt maar de baas van dat hondje dat in zijn hart verscholen zit. Hij kon het niet bevatten waarom die wens daar lag, alles kon hij kopen wat hij met zijn ogen zag. Maar weer zijn droom wat uitgesteld nog een order moest gedaan dan terug naar Nederland beginnen met zijn eigen bestaan. Nu nog geen tijd geen vast verblijf zodat zijn droom nog even bij het dromen blijft. De laatste rit, de laatste paar klanten in zijn reis dan terug naar huis, bouwen aan zijn eigen paleis. Een vrouw, gezin en uiteindelijk de langverwachte hond hij zou er tijd voor maken en de cirkel was dan rond. Zijn auto raast door het donker van de nacht ineens ziet hij een schim en remt uit volle kracht. De auto gaat slippen en hij weet niet meer wat te doen een klap, herrie, gedraai en uiteindelijk de grote boem. Dagen later gingen zijn ogen open ;hij lag in een ziekenhuis vandaar uit revalideren en uiteindelijk naar zijn nieuwe huis. Een dwarslaesie maakte hem afhankelijk en hij voelde zich zo klein zijn vrienden bleven steeds vaker weg, zijn status weg, dat deed zo'n pijn. Hij zat soms dagenlang te staren uit het raam geen contact meer met zijn vrienden die wel verder zijn gegaan. Maanden later zag je hem vaker op een terras of in de kroeg. de zelfde knappe zakenman maar als je hem iets vroeg, dan leken zijn ogen zwart en leeg, en op de grond gericht. zijn sterke uitstraling was verdwenen, een verweerd gezicht. 1
Daar op de grond zit zijn droom die altijd bij hem is en steunt, automatisch aait hij de hond die al zittend tegen hem leunt. Nu heeft hij de tijd, zijn huis, zijn hond, maar zijn wereld is te klein, hij kan simpelweg met zijn ultieme droom niet meer tevreden zijn.........
De laatste rit. Ze sluit de deur achter haar dicht, en kijkt nog een keer achterom. Haar echte einde is in het zicht, geen weg terug, geen toekomst, geen licht.
De enveloppen liggen op tafel klaar, voor de mensen om haar heen. Morgen lezen ze het, morgen zijn ze daar. Geen weg terug, geen toekomst, geen gevaar.
Ze zullen het niet snappen noemen haar misschien wel laf. Om er zomaar tussen uit te stappen, geen weg terug, geen toekomst, gewoon kappen.
Niemand mocht haar vinden of er voor haar zijn, dat kon en wilde ze niet. Ze voelde zich nietig, afhankelijk en klein, geen weg terug, geen toekomst, en eindelijk geen pijn.
Ze had deze weg al vaak gereden,
2
de dood allang aanvaard. Het gesprek bewust vermeden, geen weg terug, geen toekomst, geen heden.
De ware ?
Jij bent: Rustig, zelfverzekerd, sportief: maar toch ken ik je niet. Ben ik te open, te druk, te aanwezig is dat wat jij ziet ? Je oogt: Eerlijk, liefdevol, charmant maar zeker weet ik het niet. Je komt naar me toe, we hebben lol en ik merk dat jij ook geniet.
Maar ik ben verlegen, doe geïnteresseerd en ben dat ook echt. Maar jij blijft op afstand, onzichtbaar wat is jouw innerlijk gevecht ? Is dat de muur die niet te doorbreken is, hetgeen waar ik voor vrees? Jouw handicap is weg verdwenen, genezen en klaar. De mijne blijvend aanwezig en helaas: ja zichtbaar.
Hier vraag jij niet om, is het daarom dat je je wel beleefd gedroeg. Maar aan mij verder doorvragen doe je niet, het is zichtbaar: dat is genoeg Ik verwacht niets van jou, verder kijken kan niet iedereen, misschien heb jij die zwakte ook, ik vergeef het je meteen.
Maar de man van mijn dromen, nooit had ik het geloofd, is toch even langs gekomen, ook al is het vlammetje snel gedoofd. Ik weet nu dat hij er had kunnen zijn: Grijze krulletjes, lichtblauwe ogen, een lach, een mooie lach hij moest verschijnen, niet lang, niet teveel. Ik was ervoor gegaan, hij helaas niet, niet kapot, misschien wel als één geheel ! 3
Echte vrienden.
Je moet ze eens tellen; de echte goede dan, vrienden die je helpen als je het even niet meer zelf kan. Die het niet als een plicht zien om te bellen om te vragen hoe het gaat. Die vrienden vragen niets maar vertellen. Hangen weer tevreden op, want het is al laat.
Ik ben gestopt met tellen, kwam ook niet ver. op mijn familie na. Één vriend, meer niet, maar één waarvoor ik ga.
Die niet zeurt als het tegenzit en het even niet gaat. Eén die je aanvoelt hoe je ervoor staat. Eén die geen aandacht vraagt wanneer ik het niet wil, die geen vragen stelt ook al ben ik een dagje stil.
Eén die geen eisen heeft; ja het liefst dat ik er ben. Dat heb ik voor hem over, en dat wil ik ook voor hem. Hij is er, waakt, speelt en gaat mee met me op pad, net een uur gerent, hij heeft worst, koekjes en water gehad. Voor mezelf niets bij me, en dat hoeft ook niet, maar voor jou moet ik zorgen dat jij hiervan geniet.
Als jij me geeft waar ik om vraag, en verder geen eisen stelt. Doe ik mijn uiterste best voor jou, en het geeft niet dat jij me nooit belt. 4
Verlangen.
Iedere avond verlangen naar de nacht, hopen dat je kunt slapen, dromen over licht, dromen over de stilte die ver voor je ligt, dromen dat alles nog goed was; je bent er zelfs blij, dromen over de toekomst, dromen heel lang en vrij. Dromen over wat wel kan, nooit meer negatief, nooit meer die schijnwereld, nooit meer inactief. Maar zelfs de nacht kan je niet redden uit dit uitzichtloze bestaan, de nacht verricht geen wonder om voor jou te bestaan. De nacht is alleen veilig en donker zodat niemand ziet, dat de tranen weer komen, het onvermogen, jouw verdriet. De nacht zal je niet storen, niet vragen over wat je weet, niet de dag bepalen zodat je niets vergeet. De nacht zal korter duren, de tranen weer gedroogd, de nacht zal verdwijnen, jouw droom weer beroofd. Het licht zal binnendringen, gepraat heel monotoon, het leven krijgt weer vorm, de geluiden komen binnen. De stilte is verdwenen, je bent wakker, moet opstaan en hoort …..de telefoon......
Gebruiksvoorwaarden Het werk van schrijvers en dichters op Nederland Schrijft mag gratis worden gelezen en/of gedownload voor eigen gebruik. Iedere verspreiding, openbaarmaking, verveelvoudiging of bewerking is niet toegestaan.
5