TIJDSCHRIFT VOOR DE volkshuisvesting nummer 4 AUGUSTUS 2010
30 ACHTERGROND
Alleen samen optrekken tegen onveiligheid helpt Veiligheid binnen een wijk valt of staat met de inzet van alle betrokkenen. Alleen als justitie, politie, corporatie en burgers hun verantwoordelijkheid nemen, is het gevoel van onveiligheid terug te dringen, zo blijkt uit het experiment Veilige Wijken.
DOOR Ron van Wonderen Verwey-Jonker Instituut Radboud Engbersen SEV FOTOGRAFIE HOLLANDSE HOOGTE
T
wee jaar geleden ging het SEV-experiment Veilige Wijken van start. Vier gemeenten en vijf corporaties sloten zich aan; evenals het Verwey-Jonker Instituut, het opleidingsinstituut Kjenning, Group4Securicor, de grootste werk gever in Nederland op het gebied van veiligheid en beveiliging én het Fonds Leren en Ontwikkelen Wooncorporaties (FLOW). In de klankbordgroep volgden stichting Maatschappij en politie en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) het project op de voet. Welke inzichten heeft deze gebundelde expertise opgeleverd? Eén conclusie is helder en die is dat het hoogste tijd is dat de opstelling van partijen binnen de wijkveiligheid gewijzigd wordt. De burger moet in voetbaltermen meer opschuiven naar de spitspositie, wél op voorwaarde dat andere partijen hun taken in het veld niet verzaken. De nieuwe opstelling vraagt een nieuwe aanpak bij het werken aan wijkveiligheid. In deze nieuwe aanpak krijgt het wegwerken van ‘mistrust’ – het niet kennen en niet vertrouwen van medebuurtbewoners – een veel sterker accent. Het onderwerp veiligheid heeft gemeentelijke agenda’s in de achterlig-
gende jaren niet zonder succes beheerst. Het trendsignalement maatschappelijk veiligheid 2010 van het CCV bracht positief nieuws. Het slachtofferschap van veel voorkomende criminaliteit zoals geweld, vandalisme, inbraken en diefstal uit auto’s bleek de afgelopen jaren gestaag te zijn gedaald. Hierbij past wel een kanttekening: nog recentere informatie van Justitie gaf aan dat aan deze positieve trend een einde lijkt te zijn gekomen. Toch is er fors vooruitgang geboekt op het terrein van veiligheid de laatste jaren. Maar dat is het verhaal van de statistiek. Het verhaal van de burger wijkt daar van af. Deze blijft zich op veel plaatsen onveilig voelen, ook al geven cijfers aanleiding tot geruststelling. Het is in het bijzonder de bewoner van de naoorlogse en begin twintigste-eeuwse wijken die zich onveilig voelt. In deze wijken manifesteert zich de kloof tussen objectieve en subjectieve veiligheid: de slachtoffer- en criminaliteitstatistieken geven een positieve trend aan, maar de gevoelens van onveiligheid blijven op een hoog niveau steken. Een grote diversiteit aan bevolkingsgroepen bevolkt deze wijken; daar zit de angel van veel bange en ongemakkelijke gevoelens. In deze wijken is er bij bewoners een gebrek aan gelijkgerichte opvattingen over opvoeding en de (ongeschreven) leefregels en omgangsvormen van de buurt. De onduidelijkheid zorgt voor permanente ergernis over van alles en nog wat, van het schoonhouden van portieken, het verkeerd aanbieden van huisvuil, tot het brutale gedrag van kinderen (tot laat in de avond) en het ontbreken van ouderlijk toezicht. Bewoners spreken elkaar op dit soort zaken niet aan, vaak uit
TIJDSCHRIFT VOOR DE volkshuisvesting nummer 4 AUGUSTUS 2010
ACHTERGROND 31
Een politieagent in gesprek met jongeren in Kralinger Esch. Foto: David Rozing/ Hollandse Hoogte
onvermogen en onverschilligheid, maar ook uit angst voor vervelende reacties. Het ontbreekt hen aan onderling vertrouwen. Buurtbewoners kunnen ook niet goed inschatten of ze op elkaar kunnen rekenen als het erop aan komt. Daarom worden overlast gevende kinderen en jongeren niet
gecorrigeerd. Niemand wil hier Don Quichot zijn. In degelijke wijken zijn bewoners dan ook geneigd overlast en vandalisme ‘normaal’ te gaan vinden. De socioloog Sztompka heeft dit probleem omschreven met het onderscheid in trust,
distrust en mistrust. Trust (vertrouwen) en distrust (wantrouwen) spreken voor zich. ‘Mistrust’ beschrijft het probleem dat we onze buurman niet meer kunnen plaatsen, kunnen we hem nu vertrouwen of niet? Veel beleving van onveiligheid heeft te maken met mistrust. Vooral achterstandswijken
TIJDSCHRIFT VOOR DE volkshuisvesting nummer 4 AUGUSTUS 2010
32 ACHTERGROND
kampen met mistrust: de anonieme verhouding van burgers tot elkaar en de complete afwezigheid van verwachtingen ten aanzien van de ander. Men weet het simpelweg niet en houdt zich bijgevolg voor de zekerheid afzijdig. Het gevoel van bewoners geen grip meer te hebben
Bewoners zijn te beschouwen als de eerste verdedigingslinie tegen onveilige situaties. Zij zijn de oren en ogen in de wijk
op de veiligheid in de eigen buurt heeft een nadrukkelijke roep om meer veiligheid en controle als gevolg. Hierbij kijken bewoners naar overheid, politie en het maatschappelijk middenveld en niet (meer) naar zichzelf. Bewoners eisen kort gezegd meer blauw en toezicht op straat. Die eis van meer blauw op straat is ongemakkelijk, juist ook omdat de politie over beperkte capaciteit beschikt. De opgave is hier: belast de politie niet met alle mogelijke problemen voortvloeiende uit mistrust. Bewoners, corporaties en andere organisaties kunnen hier, natuurlijk in nauwe samenwerking met wijkagenten, een belangrijke rol vervullen. Bewoners zijn te beschouwen als de eerste verdedigingslinie tegen onveilige situaties. Zij zijn de oren en ogen in de wijk. Meer dan professionals kunnen bewoners in hun buurt 24 uur per dag onveilige situaties signaleren. En meer dan dat. Ze kunnen overlastgevers ook aanspreken of ingrijpen bij vandalisme door jongeren. En ze kunnen een leefklimaat scheppen waarin buurtbewoners zich prettig voelen. Alleen: zij moeten zich daarin wel gesteund weten door publieke instanties (de politie voorop) én over vaardigheden beschikken om effectief in te grijpen. Vanuit deze uitgangspunten is door de SEV het experiment Veilige wijken gestart. In het experiment is een aantal ambities bij elkaar gebracht. De eerste was om zowel huurders als professionals, in het bijzonder corporatiemedewerkers, maar ook medewerkers van andere organisaties actief in wijken, meer deskundig te maken ten aanzien van aspecten van wijkveiligheid. Voor zowel bewoners en professionals zijn door Kjenning, in samenwerking met het opleidingsinstituut van Group4Securicor, trainingstrajecten ontwikkeld. Tegelijkertijd is in het experiment ook onderzocht of huurders, in het bijzonder huurders in uitkeringssituaties, interesse hadden in een baan op het gebied van wijkveiligheid. Voorts was er de ambitie om een gecertificeerde opleiding te ontwikkelen voor de functie van huismeester. Een functie die in de corporatiewereld onder deze naam al heel lang bestaat, maar waarvan de inhoud om actualisering vraagt. Niet alleen beheers- en onderhoudsaspecten zouden in deze functie een plek moeten hebben, maar juist ook zaken die te maken hebben met sociale en fysieke veiligheid. Een dergelijke functionaris wordt gemist, maar ook een geschikte opleiding daarvoor. De ECABO, een door het ministerie van Onderwijs ingesteld kwaliteitscentrum dat opleidingen op het gebied van toezicht en veiligheid certificeert,
Hangjongeren in Zuidplas, Waddinxveen. De gemeente organiseerde een themabijeenkomst voor bewoners van de wijk die overlast hebben van hangjongeren. De avond was onderdeel van de bredere aanpak van de jeugdoverlast in de wijk. Foto: Joost van den Broek / Hollandse Hoogte
TIJDSCHRIFT VOOR DE volkshuisvesting nummer 4 AUGUSTUS 2010
ACHTERGROND 33
s telde zich achter het realiseren van een dergelijke opleiding, evenals Aedes, de koepelorganisatie van woningcorporaties. Dit hele conglomeraat van acties - trainingen, een nieuwe opleiding, het beter benutten van het sociaal kapitaal van huurders, professionals meer alert maken – had als inzet om de uit mistrust voortvloeiende onveiligheidsgevoelens effectiever aan te pakken. Vooral van huurders als vooruitgeschoven post van de corporatie in signalering en preventie van fysieke en sociale onveiligheid werd veel verwacht. In Amsterdam had woningcorporatie Stadgenoot in de wijk Holendrecht zich bij het experiment aangesloten. In Nijmegen waren dat Talis en De Gemeenschap in Neerbosch-Oost. In Emmen was Lefier in de wijken Angelsolo en Klazienaveen, en in Soest Portaal (in de wijk Smitsveen). Op al deze locaties is door het Verwey-Jonker Instituut een veiligheidsscan gemaakt. Met deze scans konden corporaties nauwkeurig en vooral snel de veiligheidssituatie in hun buurten analyseren. Desgewenst tot op straat- of blokniveau. De scan geeft een goed inzicht in wat nu precies het probleem is, in welk domein het probleem speelt (bepaalde blokken, bepaalde pleinen), de aard en achtergronden van de problematiek in de wijk (‘diagnose’). Wat er gemist wordt (de ‘gaten’) in actuele aanpakken, wordt zichtbaar gemaakt (wat is het probleem, wat zijn de bestaande maatregelen, waarin en waarom schieten deze maatregelen te kort?). Wie zijn bij de problemen betrokken en wie zijn er nodig om de problemen op te lossen? Alle relevante stakeholders in een wijk zijn steeds geïnterviewd over de aard en oorzaken van onveiligheid en over mogelijke oplossingen hiervoor. Het gaat om stakeholders als bewoners, wijkprofessionals (zoals corporaties, opbouwwerk), winkeliers, gemeente en politie. Daarnaast is relevante informatie over de wijkveiligheid benut die verzameld is op een meer geaggregeerd niveau, zoals de gegevens uit de politiemonitor. De scans boden concrete aangrijpingspunten voor wat er aangepakt diende te worden, maar ook wie welke taak diende te vervullen. De scans zijn ontwikkeld op basis van een door het Verwey-Jonker Instituut vaker toegepast model voor wijkveiligheid. Hier komt de metafoor van het speelveld van hoogleraar Veiligheid en Burgerschap Hans Boutellier om de hoek kijken. Op het speelveld van de
TIJDSCHRIFT VOOR DE volkshuisvesting nummer 4 AUGUSTUS 2010
34 ACHTERGROND
wijkveiligheid functioneert in zijn visie het volgende ideale veiligheidselftal. Justitie staat op doel, de verdediging bestaat uit die instellingen (zoals de politie, jeugdzorg) die zich direct bezig houden met veiligheid en risicosituaties (risicogezinnen, risicosituaties, risicoacties). In het middenveld bevinden zich de maatschappelijke organisaties voor wie de veiligheidsproblematiek een afgeleide doelstelling is, maar die desalniettemin een belangrijke rol spelen in het voortijdig signaleren en corrigeren. Evident voorbeeld: de school; maar ook het bedrijfsleven, de horeca, de sportwereld, zorg en welzijn hebben een normatieve functie. De voorhoede bestaat uit de burgers en de sociale verbanden die zij aangaan, in wijk, verenigingsleven en op het werk. Maar bedenk: een klakkeloos appel op burgers om hun verantwoordelijkheid te nemen inzake ‘de veiligheid’ is zinloos als er geen institutionele rugdekking is. Bijvoorbeeld burgers vragen om te melden, terwijl de politie geen capaciteit heeft om iets met die meldingen te doen. Dit elftal functioneert alleen als iedereen doet wat hij moet doen. Als de burger het in de voorhoede laat afweten, zo ook de maatschappelijke organisaties op het middenveld - woningcorporaties zijn hier een belangrijke partij - dan is het voor de politie in de defensie dweilen met de kraan open en vliegen justitie de ballen om de oren. Uit de verschillende scans bleek overduidelijk dat de prioriteiten die worden gesteld door bewoners, veldpartijen en politie niet altijd synchroon lopen. De belangrijkste prioriteit van de politie ligt bij de bestrijding van de criminaliteit, bewoners daarentegen leggen prioriteit bij bestrijding van problemen waar men dagelijks mee te maken heeft, zoals jongerenoverlast, intimidatie, geluidsoverlast, verloedering en vandalisme. Hieraan blijken politie en veldpartijen nog niet altijd voldoende aandacht te geven. Enerzijds horen bewoners te weinig terug op meldingen bij de politie en anderzijds is de inzet van politie niet altijd voldoende zichtbaar. Dat kan de politie zich aanrekenen, maar wat kunnen andere spelers doen? Middenveldpartijen zouden veel meer dan nu kunnen inzetten op preventieve activiteiten. Interventies die in dit opzicht bijzonder relevant zijn, zijn bijvoorbeeld portiekgesprekken (corporaties) en welkomstprojecten, begeleide sport en spel activiteiten voor kinderen en tieners (sportwerk en jongerenwerk, scholen, schoolsportverenigingen,
VEILIGE WIJK HOLENDRECHT Illustratief is de situatie in Amsterdam-Holendrecht. De politie zet sterk in op de bestrijding van criminaliteit (Holendrecht ligt pal naast de hoogbouw van de Bijlmermeer). Hoewel de politie haar best doet de veiligheid in de wijk te vergroten, blijven veel bewoners zich onveilig voelen door een dagelijkse confrontatie met overlast en verloedering. Blowende jongeren verzamelen zich voor het verouderde en door graffiti ontsierde winkelcentrum. Bewoners moeten langs de jongeren als ze boodschappen willen doen of geld willen pinnen. ‘s Avonds is het stil in de wijk, er is te weinig toezicht (‘In de avond ligt het winkelcentrum er verlaten bij. Alleen de hangjongeren zijn er.’). De hangjongeren maken troep en lawaai. Andere vormen van overlast in de buitenruimte betreffen geluidsoverlast die wordt ervaren in relatie tot auto’s (harde muziek, ook ‘s avonds), mensen die schreeuwen (ook ‘s avonds; het schreeuwen duidt niet altijd op ruzie, maar hoort tot de leefstijl van sommige bewoners), en lawaai van kinderen (portieken). Tot slot is de sfeer van vervuiling en rotzooi diepgeworteld in de wijk en is geen goed voorbeeld voor de kinderen die in Holendrecht opgroeien. Bewoners eisen vooral meer sociale veiligheid, onder andere door meer toezicht. Een wijkprofessional verwoordt dit als volgt: ”De politie heeft het heel druk (te druk) en focust zich daarbij op criminaliteit. Tot nu toe richtte de politie zich minder op haar zichtbaarheid in de buurt noch op de aanpak van overlast en leefbaarheidsproblemen terwijl dit voor het vertrouwen in de buurt minstens zo belangrijk is. Ook is meer contact tussen politie en bewoners gewenst; bewoners die zich voor de veiligheid willen inzetten kennen de buurtregisseur niet en omgekeerd”.
Veilige wijk Emmen Angelslo en Klazienaveen In Emmen (Angelslo en Klazienaveen) is gekozen de inhoudelijke deskundigheid binnen de corporatie (Lefier) en binnen andere wijkpartijen op het gebied van veiligheid en leefbaarheid te vergroten. Voor hen is een toegesneden trainingstraject ontwikkeld; 25 merendeels uitvoerende wijkprofessionals hebben daaraan deelgenomen. Uit een evaluatie van het Verwey-Jonker Instituut een half jaar na de training blijkt dat wijkprofessionals zich beter voelen toegerust om onveilige situaties te signaleren en te melden, en dat men ook meer signaleert en meldt op terreinen die niet tot de eigen expertise behoren. Bijvoorbeeld, uitvoerende medewerkers die zich bezig houden met het onderhoud van het groen melden nu eerder situaties die potentieel een gevaar voor de veiligheid kunnen zijn. Dit varieert van kapotte stoeptegels waarover mensen kunnen struikelen tot een ingegooid raam in een kelderbox waar ongewenste personen eenvoudig kunnen binnenklimmen. In het wijkspeelveld zijn door het experiment verbeteringen gerealiseerd in vooral de onderlinge communicatie tussen de verschillende partijen. De gemeente Emmen alsook de politie hebben positief gereageerd op de uitkomsten van het experiment. De gemeente is dan ook voornemens de trainingen voor wijkprofessionals uit te rollen naar meer Emmense wijken.
Wie bewoners wil mobiliseren, dient hen indringend individueel en persoonlijk te benaderen en hen ook het gevoel te geven dat hun inbreng onmisbaar is Thuis op Straat), talentontwikkeling voor jongeren (sport en sociaal cultureel werk), toezicht op speelveiligheid van kinderen door ouders (bijvoorbeeld buurtmoeders of jongeren toezichthouders), kinderen en jongerenparticipatie in de eigen buurt (bijvoorbeeld zakgeldprojecten, portiekportiers). En bewoners kunnen een veel prominentere rol
op zich nemen. In de trainingstrajecten van het experiment stond het aanscherpen van hun veiligheidsbewustzijn centraal. Vooral op het punt van signaleren en alert melden is er nog veel te winnen, zo ook bij het ondersteunen van politie en veldpartijen door als bewoner meer actief op te treden. In de trainingen is de blik van buurtbewoners
TIJDSCHRIFT VOOR DE volkshuisvesting nummer 4 AUGUSTUS 2010
ACHTERGROND 35
Overeenstemming over de probleemanalyse én aanpak is voorwaarde In Holendrecht staat corporatie Stadgenoot in de startblokken haar deel van de veiligheidsopgave op zich te nemen, maar weet zich geconfronteerd met een (nodeloos) ingewikkeld speelveld waar meer regie op gewenst is. Bijvoorbeeld, ten tijde van de scan bleek dat het bestuur van de aanbieder van opbouwwerk in Holendrecht (Stichting Maatschappijopbouw Zuidoost) de stekker uit de organisatie had getrokken. Een besluit tot bezuiniging van het stadsdeel en aanbesteding van het opbouwwerk, had de stichting tot deze stap doen besluiten. Wel waren er enkele kleinere stichtingen versnipperd actief in de buurt met bewonersactiviteiten, onder meer vanuit een kerkgenootschap. Een wijkplatform met stadsdeel, winkeliers en andere wijkpartijen op het gebied van onder meer veiligheid functioneerde al enkele jaren niet meer. De regiefunctie van het stadsdeel in de buurt stond in de afgelopen jaren onder druk door personele wisselingen in de coördinatie. Alleen als partijen samenwerken kan de veiligheid in Holendrecht-west bestendig worden verbeterd. Er moeten bestendige afspraken en duurzame projecten komen. Daarnaast is het creëren van vertrouwen in de wijk, door zichtbare actie en communicatie naar de bewoners, een sleutel tot succes. Partijen moeten de lat op dezelfde hoogte leggen en onderling én met de bewoners overeenstemming hebben over prioriteiten en acties. Het is aan te bevelen dat hierover tussen partijen afspraken worden gemaakt welke worden vastgelegd, bijvoorbeeld in een convenant. De door de onderzoekers geadviseerde werkwijze was dat Stadgenoot, stadsdeel en andere partners werkafspraken maken voor de aanpak van de prioriteiten, welke in subteams worden uitgewerkt. De voortgang en resultaten op de prioriteiten zijn dan een vast agendapunt op het wijkbeheeroverleg.
gescherpt voor het goed beoordelen van veiligheidsaspecten (niet op alle slakken zout leggen, maar ook situaties niet onderschatten). Ook zijn ze getraind in het aanspreken van medebuurtbewoners, het omgaan met agressieve reacties en is elke keer bezien welke concrete rol bewoners in hun eigen wijk in de toekomst op kunnen pakken. Functioneren er nu, twee jaar na de start van het experiment, in de vijf wijken goed functionerende veiligheidselftallen? Een dergelijke conclusie gaat te ver. Duidelijk is dat de posities op het speelveld in de verschillende wijken waar het SEV-experiment speelde, geactiveerd zijn. Medewerkers van betrokken corporaties zijn zich scherper bewust van hun rol geworden. De inbreng van bewoners is meer aarzelend op gang gekomen. Tijdens de bewonersenquêtes zijn geïnterviewde bewoners gevraagd om mee te doen aan de trainingsdagen. Ook via andere kanalen is geworven. In iedere wijk gaven tientallen bewoners aan interesse te hebben in het volgen van de training, maar de feitelijke opkomst bleef daar vaak bij achter (Neerbosch-Oost vormde daarop een uitzondering). Wie bewoners wil mobiliseren, leerde het experiment, dient hen indringend individueel en persoonlijk te benaderen en hen ook het gevoel te geven dat hun inbreng onmisbaar is. De aanwezigheid van een intensief netwerk van professionals in de wijk is daarbij een groot voordeel. Met een dergelijk netwerk is het makkelijker bewoners te
werven, te binden en te boeien voor de workshops. Het experiment heeft niet geleid tot het scholen van bewoners voor een baan in de wijkveiligheid. Deze ambitie bleek vooralsnog een brug te ver. Dat had deels te maken met de veranderende economisch realiteit. Group 4 Securicor zag de markt voor veiligheidswerk krapper worden. Ook met het gegeven dat veel werkloze bewoners niet aan de eisen kunnen voldoen die gelden voor betaalde functies in de wijkveiligheid. Maar vooral gold in de meeste gevallen dat hier nog weinig actie op was ondernomen, hoewel de betrokken partijen van mening bleven dat hier nog steeds kansen liggen. Wel is een belangrijke aanzet gegeven tot de opleiding huismeester nieuwe stijl. De competenties voor de opleiding zijn gedefinieerd en momenteel worden gesprekken gevoerd met corporaties en FLOW om de opleiding als pilot in het reguliere opleidingspakket van een ROC op te nemen. Manifesteert de bewoner zich met meer verve in de voorhoede van de wijkveiligheid in de wijken van het SEVexperiment? Nee, maar aanzetten zijn gemaakt. Zijn middenveldpartijen scherper in het concreet vormgeven van hun normatieve functie en het tackelen van problemen voortvloeiende uit mistrust? Belangrijk is en blijft dat voor een effectieve aanpak in de wijk de neuzen één kant op wijzen, ook van de wijkpartijen.Overeenstemming over de probleemanalyse én aanpak is voorwaarde. Dit is geen gemakkelijke opgave. Maar ook voor Holendrecht geldt: het begin is er. Van dit begin kunnen ook corporaties die niet betrokken zijn geweest bij het experiment profiteren. Ze kunnen profiteren van de binnen het experiment ontwikkelde scanmethodiek en trainingstrajecten en wellicht op korte termijn hun medewerkers naar de opleiding huismeester nieuwe stijl sturen. Wie het gevoel van onveiligheid wil terugdringen, kan niet zonder de inbreng van bewoners en alerte wijkprofessionals.
CONGRES STADION GALGENWAARD UTRECHT
Veiligheid als speelveld Dinsdag 9 november Op dinsdag 9 november vindt in Stadion Galgenwaard in Utrecht het congres ‘Veiligheid als speelveld’ plaats. Met lezingen en workshops wordt dieper ingegaan op de volgende thema’s: analyse van de veiligheidssituatie; de metafoor van het speelveld; objectieve en subjectieve veiligheid; de anonieme verhouding van burgers tot elkaar; deskundigheidsbevordering van bewoners en corporatiemedewerkers en het inzetten van preventieve activiteiten. Sprekers zijn onder meer Hans Boutellier, Radboud Engbersen, Hester van Buren, Koos Parie en vele anderen. Meer info en aanmelden via www.nestas.nl