Marieke van de Rakt
Twee criminele generaties? De intergenerationele overdracht van veroordelingen
S AM E N VATTING Eerder onderzoek heeft al laten zien dat de veroordelingen van vaders en kinderen een flinke samenhang vertonen. Een grootschalige Nederlandse studie naar deze samenhang ontbrak vooralsnog. In deze bijdrage komen de belangrijkste inzichten van mijn proefschrift ‘Two Generations of Crime: the intergenerational Transmission of Criminal Convictions over the Life Course’ aan de orde. Allereerst blijkt er een substantieel verband te bestaan tussen veroordelingen van vaders en kinderen. Bovendien blijkt dat de precieze timing van de veroordelingen van de vader de ontwikkeling van de criminele carrières van de kinderen beïnvloedt. Kinderen hebben een hogere kans op veroordelingen in de jaren nadat een vader een delict heeft gepleegd. Daarnaast hebben we een effect van de echtscheiding van ouders op de ontwikkeling van het crimineel gedrag van kinderen vastgesteld.
In hoeverre zijn de aspecten a) de precieze timing van veroordelingen van de vader en b) echtscheiding van de ouders bepalend voor de ontwikkeling van criminele carrières van kinderen?
1 Inleiding en onderzoeks vragen Verschillende onderzoeken hebben al aangetoond dat de samenhang tussen het criminele gedrag van ouders en het criminele gedrag van hun kinderen substantieel is (Besjes & Van Gaalen, 2008; Rowe & Farrington, 1997). Het bestaande onderzoek beperkt zich echter voornamelijk tot het beschrijven van samenhangen tussen de aantallen delicten van vaders en kinderen. Daarbij vertonen de eerdere studies verschillende tekortkomingen. Zo baseren de meeste studies hun resultaten op kleine steekproeven en gebruiken zij een retrospectief design. Daarnaast ver-
zuimen de studies in te gaan op de effecten van ouderlijk crimineel gedrag op het gedrag van kinderen tot in de volwassenheid. Ten derde richten de meeste studies zich op zonen en niet op dochters. Ook ontbreekt het de meeste studies aan een vergelijkbare controlegroep. Tenslotte worden verklaringen voor de transmissie van crimineel gedrag van ouders op hun kinderen nauwelijks getoetst. In deze bijdrage zal ik het eerdere onderzoek op de bovenstaande 5 punten proberen te verbeteren. Deze bijdrage betreft een weergave van de belangrijkste theorieën en bevindingen uit mijn proefschrift ‘Two Generations of Crime: the intergenerational Transmission of Criminal Convictions over the Life Course’ (2011). De eerste stap zal bestaan uit het vaststellen van de samenhang tussen criminele veroordelingen van vaders en de veroordelingen van hun kinderen. De eerste onderzoeksvraag in deze bijdrage luidt dan ook: In
199 Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 51 (2012) 199-208
hoeverre hangt het criminele gedrag van vaders samen met de criminele carrières van hun kinderen? In het tweede gedeelte van deze bijdrage kijken we meer gedetailleerd naar de invloed van vaders op het verloop van criminele carrières van hun kinderen. De tweede onderzoeksvraag is de volgende: In hoeverre zijn de aspecten a) de precieze timing van veroordelingen van de vader en b) echtscheiding van de ouders bepalend voor de ontwikkeling van criminele carrières van kinderen? Ik zal eerst ingaan op de gangbare criminologische theorieën die aangedragen worden om het verloop van criminele levenslopen te verklaren. Vervolgens zal ik de gebruikte data en de onderzoeksopzet beschrijven. Ten slotte geef ik de belangrijkste resultaten weer en zal ik eindigen met een discussie en met een poging om de resultaten van mijn onderzoek naar implicaties voor de praktijk te vertalen.
statische en dynamische theorieën
2 Criminologische theo rieën Binnen de levensloop en ontwikkelingscriminologie is decennialang een debat gaande over de stabiliteit van criminele levenslopen (o.a. Nagin & Paternoster, 2000; Vold, Bernard & Snipes, 1998). Dit debat is ook van toepassing op de intergenerationele overdracht van criminaliteit. Er zijn twee stromingen te onderscheiden: één groep criminologen houdt vast aan het idee dat er verschillen zijn tussen personen in hun geneigdheid delicten te plegen. Zij stellen dat iedere persoon een bepaalde kans heeft op het plegen van delicten. Deze kans komt tot stand door bijvoorbeeld biologische oorzaken of door andere factoren in de vroege kindertijd. Gebeurtenissen die
200
daarna plaatsvinden zouden geen invloed meer hebben op het criminele gedrag. Om deze reden worden de verklaringen behorende tot deze stroming ook wel de statische theorieën genoemd. De bekendste statische theorie is de self control theory van Gottfredson en Hirschi (1990). De overdracht van crimineel gedrag van ouders op hun kinderen vindt volgens deze theorieën al heel erg vroeg in het leven van de kinderen plaats en is daarna onveranderlijk. De belangrijkste veroorzaker van gebrekkige zelfcontrole zou liggen in het ineffectief opvoeden van de kinderen door de ouders. Wanneer ouders hun jonge kinderen niet goed in te gaten houden, corrigeren en bestraffen, zou de kans groter worden dat die kinderen een lage mate van zelfcontrole ontwikkelen. Gottfredson en Hirschi (1990) stellen dat zowel ouders met veroordelingen als ouders zonder veroordelingen hun kinderen niet zullen aanmoedigen om zelf delicten te plegen. Maar, aangezien ouders met veroordelingen zelf weinig zelfcontrole zouden hebben en hun gedrag veelal gericht zou zijn op directe behoeftebevrediging, zijn zij veel minder goed in staat om kinderen op te voeden. Zij zullen criminele gedragingen minder vaak als zodanig herkennen en ook minder vaak corrigeren. Ouders met weinig zelfcontrole (en veel veroordelingen) verkrijgen via dit mechanisme dus ook kinderen met weinig zelfcontrole (en veel veroordelingen). Gottfredson en Hirschi veronderstellen dat de mate van zelfcontrole na de kindertijd stabiel blijft. Een ouderlijke echtscheiding na de kindertijd of delicten van vader gepleegd tijdens de adolescentie van het kind zouden geen invloed meer uitoefenen op de ontwikkeling van crimineel gedrag van kinderen. Een tweede groep criminologen veronderstelt dat de geneigdheid tot het plegen van delicten gedurende het leven van mensen kan veranderen. Ook de mate van intergenerationele overdracht
is daarmee aan mogelijke veranderingen onderhevig. Dit principe houdt in dat allerlei levensomstandigheden de kans om een delict te plegen kunnen beïnvloeden. Conventioneel gedrag, als het halen van een diploma of het vinden van een baan, verkleinen de kans van een individu om delicten te plegen, terwijl onder meer het onderhouden van banden met criminele vrienden de kans om een delict te plegen kunnen vergroten (Sampson & Laub, 1990). Verklaringen uit deze stroming worden vaak aangeduid met dynamische theorieën. Dynamische theorieën voorspellen dat de geneigdheid tot het plegen van delicten kan veranderen gedurende het leven. Het gedrag van de vader kan volgens deze verklaringen ook na de kindertijd een belangrijke rol spelen bij het voorspellen van de criminele levenslopen van individuen. De age graded theory of informal social control (Sampson & Laub, 1990) stelt dat bepaalde veranderingen in de levensloop de kans op het plegen van een delict kunnen veranderen. In verschillende perioden in het leven zijn verschillende banden en omstandigheden van belang. Tijdens de kindertijd en in de adolescentiefase zijn voornamelijk de banden met de ouders en het succes op school belangrijk. Een echtscheiding in deze periode zou dus het criminele gedrag kunnen vergroten. Daarna spelen bijvoorbeeld de banden met het eigen gezin (trouwen en kinderen krijgen) en het succes op de arbeidsmarkt een grote rol. Een tweede dynamische theorie, de differential association theory, gaat ervan uit dat crimineel gedrag op dezelfde manier wordt geleerd als ander ‘normaal geaccepteerd’ gedrag. Het grootste gedeelte van het leren van crimineel gedrag vindt plaats in intieme persoonlijke groepen, zoals in het gezin. Niet alleen de technieken die een persoon moet beheersen om crimineel gedrag te vertonen moeten worden aangeleerd, ook de motieven, waarden en houdingen die benodigd zijn om criminaliteit te plegen
201
worden aangeleerd. Sterkere omgang met delinquenten zorgt ervoor dat mensen een grotere kans hebben dit allemaal aan te leren en crimineel gedrag te ontwikkelen (Akers & Jensen, 2003; Sutherland, Cressey & Luckenbill, 1992). Juist de omgang met een criminele ouder, die een rolmodel vormt voor een opgroeiend kind, zou het criminele gedrag kunnen bepalen. Het hebben van een criminele vader zal dus - ook na de kindertijd - invloed uitoefenen op de kans dat een kind crimineel gedrag gaat vertonen. In deze bijdrage toets ik de belangrijkste voorspellingen van de twee groepen theorieën tegen elkaar. Beide theorieën veronderstellen dat er een verband zal zijn tussen de criminele loopbaan van vaders en kinderen. Maar, de statische theorieën stellen dat de overdracht alleen in de kindertijd zal plaatsvinden. Delicten die een vader pleegt in de adolescentie of echtscheidingen die plaatsvinden na de kindertijd zullen volgens de statische theorieën dus geen invloed uitoefenen op het verloop van een criminele loopbaan van het kind. De dynamische theorieën voorspellen daarentegen wel een invloed van deze factoren.
3 Methoden 3.1.1. Data In deze bijdrage maak ik gebruik van de gegevens van de Criminele Carrière en Levensloop Studie (CCLS). De justitiële en levensloopgegevens van 4.271 willekeurig gekozen mannen die in 1977 zijn veroordeeld, zijn verzameld bij de dataverzameling van CCLS-veroordeelden (Nieuwbeerta & Blokland, 2003). Deze onderzoekspersonen zijn geselecteerd door middel van een representatieve steekproef van 4 procent van alle misdrijfzaken die in 1977 onherroepelijk werden afgedaan. Van deze onderzoekspersonen zijn de justitiële gegevens in
2003 opgevraagd bij het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst. Deze gegevens bevatten informatie over alle veroordelingen van mensen. Het aantal veroordelingen is jaarlijks gemeten, beginnend vanaf het 12e levensjaar (omdat de leeftijdsgrens om justitieel vervolgd te worden in Nederland 12 jaar is). De data omvatten dus alle informatie over alle veroordelingen na het 12e jaar tot het moment van dataverzameling in 2005. De data geven alleen informatie over die delicten waarvoor een individu ook veroordeeld is. Ik neem enkel misdrijven en geen overtredingen mee (verkeersovertredingen bijvoorbeeld worden niet meegenomen). De delicten die geanalyseerd worden in deze bijdrage zijn dus allemaal misdrijven; het betreffen zowel lichte vergrijpen (zoals winkeldiefstal) als zware misdrijven zoals verkrachting en moord. Naast de justitiële data zijn er ook gegevens over geboorte, sterfte en trouwen opgevraagd bij de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG). De gegevens van de CCLS-veroordeelden zijn in 2005 uitgebreid met gegevens over de justitiële contacten van de kin-
deren. Uit gegevens van de GBA en het CBG blijkt dat de 4.271 mannen samen 6.921 kinderen boven de 12 jaar hebben gekregen. Van deze 6.921 kinderen zijn begin 2006 de justitiële gegevens met behulp van uittreksels uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst (OBJD) verkregen. Daarnaast heb ik de beschikking over de gegevens van een controlegroep bestaande uit 485 niet-criminele mannen en hun 1.066 kinderen. In Tabel 1 staan beschrijvende statistieken van vaders en kinderen. In de linker kolom staan de gegevens van vaders uit de originele onderzoeksgroep en hun kinderen. In de rechterkolom zijn de gegevens weergegeven van vaders en kinderen uit de controlegroep. Opvallend is dat het gemiddelde aantal veroordelingen van de kinderen in de originele onderzoeksgroep veel hoger is dan in de controlegroep. Deze bevinding wijst al op een verband tussen veroordelingen van vaders en hun kinderen. 3.2 Analytische strategie In deze bijdrage presenteer ik de resultaten van drie analyses. Om de eerste
Tabel 1 Kenmerken van de CCLS-vaders/Controlevaders en hun kinderen
CCLS-vaders
Controlevaders
Vaders Aantal vaders met kinderen boven de 12
3015
485
Gemiddelde leeftijd in 2003
56.9
53.6
Gemiddelde aantal veroordelingen
10.3
0
Aantal kinderen boven de 12
6921
1066
Aantal jongens
3480
562
Aantal kinderen
3441
504
Gemiddelde leeftijd in 2005
30.9
28.6
35
77
1966
119
1.8
0.3
Kinderen
Percentage van de ouders dat getrouwd blijft Aantal veroordeelde kinderen Gemiddeld aantal veroordelingen kinderen
202
onderzoeksvraag van een antwoord te kunnen voorzien beschrijf ik de resultaten van een bivariate analyse waarin we de aantallen veroordelingen van vaders en kinderen met elkaar vergelijken. Om ook de tweede onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden presenteer ik vervolgens de resultaten van de analyse van de invloed van de precieze timing van de delicten van vaders. Ten slotte beschrijf ik de resultaten van een analyse waarin ouderlijke echtscheiding onder de loep is genomen.
4 Resultaten De resultaten van de bivariate analyses laten zien dat de aantallen veroordelingen van vaders substantieel sa-
menhangen met de aantallen veroordelingen van de kinderen. De samenhang blijft aanzienlijk, ook als we controleren voor leeftijd en geslacht. Ik gebruik allereerst de criminele veroordelingen van vaders om de criminele ontwikkelingspaden van de kinderen vast te stellen. Vaders zijn ingedeeld naar de verschillende ontwikkelingspaden op basis van hun aantallen veroordelingen en de precieze timing van hun veroordelingen.1 Er zijn 4 groepen criminele vaders te onderscheiden (Sporadic Offenders, Low Rate Desisters, Moderate High Desisters & High Rate Persisters). Uit Tabel 2 blijkt dat de kans op een veroordeling met name hoog is voor kinderen met vaders uit de meest criminele groepen (de Moderate High Rate Desisters and High Rate Persisters).
Tabel 2 Relatie tussen ontwikkelingspad van de vader en het aantal veroordelingen van kinderen
Controlevaders
Sporadic Low Offenders Rate-Desisters
ModeHigh rate Rate- Rate-PerDesisters sisters
Kinderen 0 veroordelingen
88.8
76.0
67.4
59.1
61.4
1 veroordelingen
6.5
8.7
10.3
8.9
11.7
2-5 veroordelingen
3.8
9.7
11.8
15.7
13.1
Meer dan 5
0.8
5.5
10.5
16.2
13.8
N kinderen
1066
4058
2089
629
145
0 veroordelingen
82.7
64.2
52.1
47.4
47.9
1 veroordelingen
9.6
10.9
12.3
6.8
8.5
2-5 veroordelingen
6.2
15.1
17.3
18.6
18.3
Zonen
Meer dan 5
1.4
9.8
18.4
27.2
25.4
N zonen
562
2074
1012
323
71
0 veroordelingen
95.6
88.5
81.8
71.6
74.3
1 veroordelingen
3.0
6.4
8.5
11.1
14.9
2-5 veroordelingen
1.2
4.1
6.6
12.7
8.1
Dochters
203
Meer dan 5
0.2
1.1
3.1
4.6
2.7
N dochters
504
1984
1077
306
74
Tabel 3 Relatie van timing van delicten van de vader en kans op veroordeling van kinderen
Vaders geen veroordelingen
gestopt voor geboorte kind
gestopt voor 12e jaar kind
gestopt voor 18e jaar kind
niet gestopt
Kinderen Geen veroordelingen
88.8
84.1
73.5
65.9
63.9
Minstens 1 keer veroordeeld
11.2
15.9
26.5
34.1
36.1
N
1066
1645
1809
1270
2197
De resultaten van Tabel 2 geven aan dat er een verband bestaat tussen de aantallen veroordelingen van vaders en de kans dat kinderen veroordelingen hebben. Naarmate vaders vaker zijn veroordeeld is de kans dat een kind een veroordeling krijgt ook groter. Dit verband lijkt zowel te bestaan voor zonen als voor dochters. Duidelijk is wel dat de kans op crimineel gedrag voor dochters veel kleiner is dan voor zonen, onafhankelijk van het criminele gedrag van vaders. Onze eerste onderzoeksvraag naar de mate waarin criminele veroordelingen van vaders en zonen samenhangen kunnen we beantwoorden door te stellen dat er een stevig verband bestaat tussen veroordelingen van vaders en kinderen. Desalniettemin is het verband geenszins deterministisch. Zelfs wanneer een vader een flink strafblad heeft is de kans voor zonen om ook in de criminaliteit te belanden nog maar 50%. In Tabel 3 geven we de resultaten weer van een analyse waarin de timing van de veroordelingen van vaders centraal staat. Uit Tabel 3 blijkt dat naarmate een vader langer doorgaat met het plegen van delicten, een kind een grotere kans krijgt om ook een veroordeling te hebben. Uit meer geavanceerde analyses2 blijkt dat in de jaren volgend op een veroordeling van de vader, kinderen een grotere kans hebben om ook veroordeeld te worden. Bij deze analyses is ge-
204
corrigeerd voor het totale aantal veroordelingen dat een vader had. Dus in de jaren nadat een vader veroordeeld is, blijkt de kans voor kinderen om in de fout te gaan extra groot te zijn. Het verband blijkt daarbij het sterkst te zijn in de adolescentie. De resultaten laten aldus zien dat het tijdstip waarop vaders delicten plegen van belang is voor de kans dat zijn kinderen de fout ingaan. Een vader die stopt met het plegen van delicten voor de geboorte van zijn kinderen heeft een veel kleinere kans om zijn gedrag over te dragen dan een vader met een gelijkwaardig strafblad die zijn delicten juist pleegt wanneer zijn kinderen in de adolescentiefase belanden. De resultaten van onze analyses spreken dus voor de statische theorieën en tegen de dynamische theorieën. In Tabel 4 staan de resultaten van een analyse van het effect van echtscheiding op de ontwikkeling van criminele carrières van de kinderen. In de tabel zijn zogenaamde multilevel-modellen en fixed effects modellen weergegeven. Fixed effects modellen zijn bij uitstek geschikt om causaliteit te onderzoeken, maar hebben als nadeel dat niet alle variabelen kunnen worden meegenomen. Ik bekijk middels deze modellen of het effect van echtscheiding causaal is of dat dit effect op selectie berust.3 Statische theorieën voorspellen dat echtscheiding van de ouders na de kin-
Tabel 4 Multilevel logistische regressiemodellen (model 1) en fixed effects modellen (model 2) Model 1 B Intercept
Model 2 SE
Exp (B)
B
SE
Exp (B)
-10.03
**
.24
Log (leeftijd-11)
1.21
**
.04
3.35
1.21
**
.04
3.35
Log (40-leeftijd)
.80
**
.06
2.23
.73
**
.04
2.07
-2.16
**
.09
.12
.02
1.01
.03
1.80 .11
.90
.51
3.4
Geslacht (vrouw=1) Aantal kinderen in de familie
.02
Log (aantal veroordelingen vader)
.59
Vader overleden
**
.10
1.02
2.10
**
.30
8.17
Echtscheiding dynamisch
.72
**
.22
2.05
Ooit gescheiden
.02
.11
1.02
Geboren in gebroken gezin
Intercept variantie level 2 N (jaren) N (personen)
.03
1.89
**
-.10
1.23
*
.03
140114
41189
7987
2084
* p<0.01, ** p<0.001 afhankelijke variabele is een veroordeling in een bepaald jaar (Npersoon = 7,987; Npersoon-jaren = 140,114); Fixed effect panel model; afhankelijke variabele is een veroordeling in een bepaald jaar (Npersoon = 2,084; Npersoon-jaren = 41,189)
dertijd geen causaal effect zal hebben op de ontwikkeling van criminele carrières van de kinderen. Echter, dynamische theorieën voorspellen juist dat ouderlijke echtscheiding de ontwikkeling van crimineel gedrag van kinderen wel causaal zal beïnvloeden. De resultaten uit Tabel 4 geven voornamelijk ondersteuning voor de dynamische theorieën. De resultaten van een fixed effect panel model, laten zien dat kinderen een grotere kans op een veroordeling hebben in de jaren na een scheiding van de ouders. Het effect van scheiding blijkt significant positief te zijn, wat wil zeggen dat in de jaren na een echtscheiding de kans op het plegen van een delict voor een kind toeneemt. Gezinnen die een scheiding doormaken hebben doorgaans een wat lagere sociaaleconomische status en kampen (naast echtscheidingsproblemen) ook
205
vaak met andere problemen die kunnen leiden tot het plegen van delicten. Middels de fixed effects models houden we rekening met het feit dat kinderen in gezinnen van wie de ouders ooit gaan scheiden altijd een hogere kans op het plegen van delicten hebben. De bevindingen uit Tabel 4 geven ondersteuning voor de dynamische theorieën: er blijkt inderdaad een effect te zijn van echtscheiding van de ouders (ook nadat kinderen 12 jaar en ouder zijn) op de kans dat kinderen in de criminaliteit belanden.
er bestaat een substantieel verband tussen veroordelingen van vaders en kinderen
5 Discussie 5.1 Belangrijkste conclusies De belangrijkste resultaten van deze bijdrage laten allereerst zien dat er een substantieel verband bestaat tussen veroordelingen van vaders en kinderen. Bovendien blijkt dat de precieze timing van de veroordelingen van de vader de ontwikkeling van de criminele carrières van de kinderen beïnvloedt. Kinderen hebben een hogere kans op veroordelingen in de jaren nadat een vader een delict heeft gepleegd. Daarnaast hebben we een effect van de echtscheiding van ouders op de ontwikkeling van het crimineel gedrag van kinderen vastgesteld. De belangrijkste conclusie omtrent de theorieën in dit proefschrift is dat de voorspellingen van dynamische theorieën bevestiging hebben verkregen. De resultaten laten zien dat theorieën die stellen dat enkel en alleen de verschillen in geneigdheid tot crimineel gedrag verantwoordelijk zijn voor de variatie in crimineel gedrag, een te simpele weergave van de werkelijkheid is. Allerlei omstandigheden (zoals de criminele veroordelingen van vaders en de echtscheiding van ouders) hebben immers wel effecten op het verloop van de criminele levenslopen van kinderen. Een theorie als de age graded theory of informal social control past het best bij de resultaten van dit onderzoek. 5.2 Vooruitgang en beperkingen In vergelijking tot eerder onderzoek heeft deze studie op verschillende gebieden vooruitgang weten te boeken. Allereerst zijn de data van de Criminele Carrière en Levensloop Studie veel omvangrijker dan de data gebruikt in eerder onderzoek, waardoor meer geavanceerde statistische technieken mogelijk werden. Daarnaast gebruiken we in dit onderzoek een veel langere follow-up periode, waardoor het mogelijk is om de criminele carrières tot de leeftijd van 40 jaar te onderzoeken. Ten derde biedt
206
het design van de Criminele Carrière en Levensloop Studie een controlegroep, waardoor het mogelijk is om de intergenerationele overdracht adequaat vast te stellen en om de effecten van bijvoorbeeld echtscheiding van de ouders te vergelijken tussen criminele en niet-criminele families. Uiteraard heeft dit onderzoek ook te maken met verschillende beperkingen. De meeste beperkingen hebben te maken met het gebruik van officiële, administratieve gegevens. Aangezien we in dit onderzoek uitsluitend gebruikmaken van officiële gegevens, beschikken we maar over enkele controlevariabelen. Idealiter zouden we veel meer controlevariabelen willen meenemen. Verschillende - door ons niet gemeten - factoren zoals opvoedtechnieken, buurt en gezinsstatus kunnen van invloed zijn. Een ander nadeel van de gebruikte officiële gegevens is dat onze data hoogstwaarschijnlijk een onderschatting van het werkelijke aantallen gepleegde delicten zal betreffen. Immers, veel delicten komen niet bij de politie aan het licht. Nog een nadeel van de officiële data is dat we geen beschikking hebben over gegevens van criminele gedragingen die plaatsvonden voor de 12e verjaardag van de kinderen.
bevindingen zijn bruikbaar als uitgangspunten bij het maken van beleid 5.3 Voor de praktijk Ten slotte wil ik wat suggesties voor beleidsimplicaties formuleren. De resultaten van mijn proefschrift laten overtuigend zien dat criminele veroordelingen van vaders sterk samenhangen met de veroordelingen van kinderen. Daarnaast laten we het belang van echtscheiding bij het verklaren van crimineel gedrag van kinderen zien. Deze bevindingen zijn bruikbaar als uitgangspunten bij het maken van beleid. Mijn expertise ligt geenszins op het formuleren van concrete beleidsimplicaties,
maar gezien het maatschappelijk belang van het onderwerp van mijn onderzoek doe ik toch een poging. Mijn eerste suggestie voor beleid gaat in op de mogelijkheden van het voorkomen van crimineel gedrag bij jongeren en mijn tweede suggestie gaat juist in op de mogelijkheden om te reageren op crimineel gedrag van jongeren en volwassenen. De resultaten van mijn proefschrift laten een clustering van crimineel gedrag binnen gezinnen zien. Gezinnen waarvan de ouders een omvangrijk strafblad hebben zouden wellicht kunnen profiteren van hulp bij de opvoeding. Ik ben me er terdege van bewust dat dergelijke hulp in veel gevallen moeizaam zal verlopen. Ook bij een echtscheiding zou hulp in de opvoeding kunnen worden aangeboden. Met name in gezinnen waarin de kinderen worden blootgesteld aan een echtscheiding en een criminele ouder zouden kunnen profiteren van opvoedingsondersteuning. Mijn tweede suggestie heeft te maken met de reactie op crimineel gedrag. Mijn onderzoek ondersteunt de voorspellin-
gen van de age graded theory of informal social control. De belangrijkste voorspelling van deze theorie is dat sterke banden met familie, school en werk mensen zullen weerhouden van het plegen van delicten. Reacties op criminele gedragingen van jongeren en volwassenen met het doel criminaliteit in de toekomst te voorkomen, zouden dus gericht moeten zijn op het versterken van deze bindingen. Veroordeelde criminelen zouden dus gebaat zijn bij hulp bij het voltooien van een opleiding en het vinden van een baan. Hulp bij het versterken of herstellen van de bindingen met familie zal de kans op het plegen van delicten ook kunnen terugdringen. De resultaten van mijn proefschrift vormen een mooie eerste beschrijving van de intergenerationele overdracht van veroordelingen in Nederland. Toekomstig onderzoek zal zich verder richten op de verklaringen van de overdracht. Deze onderzoeken zullen wellicht nog meer concrete aanknopingspunten voor beleidsmakers bieden.
N OT E N Voor meer informatie over het vaststellen van deze ontwikkelingspaden verwijs ik naar hoofdstuk 3 van mijn proefschrift. 2 Zie hoofdstuk 4 van mijn proefschrift. 3 Voor een uitgebreide statistische beschrijving van deze modellen verwijs ik naar hoofdstuk 5 van mijn proefschrift. 1
GE R AAD PLE E GDE LITE RATUUR Akers, R. & Jensen, G. (2003). Social learning theory and the explanation of crime. New Brunwick: Transaction Publishers. Besjes, G. & Van Gaalen, R. (2008). Jong geleerd, fout gedaan? Bevolkingstrends, 2, 23-31. Gottfredson, M. & Hirschi, T. (1990). A general theory of crime. Stanford, CA: Stanford University Press. Nagin, D. & Paternoster, R. (1991). On the relationship of past to future criminal participation in delinquency. Criminology, 29, 163-188.
207
Nieuwbeerta, P. & Blokland, A. (2003). Criminal careers of adult Dutch offenders (Codebook and Documentation). Leiden: NSCR. Rowe, C. & Farrington, D.P. (1997). The Familial Transmission of Criminal Convictions. Criminology, 35(1), 177-201. Sampson, R. & Laub, J. (1990). Crime and deviance over the life course: The salience of adult social bonds. American Sociological Review, 55, 609-627. Sutherland, E., Cressey, D. & Luckenbill, D.
(1992). Principles of Criminology. New York: General Hall. Van de Rakt, M. (2011). Two Generations of Crime: the intergenerational Transmission of
Criminal Convictions over the Life Course. Proefschrift. Nijmegen: Ipskamp. Vold, G., Bernard, T. & Snipes, J. (1998). Theoretical Criminology. Oxford University Press.
O V E R DE AUTE UR Marieke van de Rakt (1981) studeerde sociologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In 2011 promoveerde zij aan dezelfde universiteit op haar proefschrift ‘Two Generations of Crime: the intergenerational Transmission of Criminal Convictions over the Life Course’. Vanaf 2011 is ze werkzaam als docent en onderzoeker aan de opleiding Integrale Veiligheid aan de Avans Hogeschool in Den Bosch. Email:
[email protected]
NIET OPSLUITEN MAAR OPVOEDEN [hardcover] PROEFSCHRIFT - Arjen Jonker Ter verkrijging van het doctoraat in de Psychologische, Pedagogische en Sociologische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Niet opsluiten, maar opvoeden is een boek over jongeren, waarvoor de samenleving verantwoordelijk is en blijft. Het gaat over jongeren met antisociale gedragsstoornissen. Zij zijn niet alleen ontworteld, maar ook onthecht. Daarmee vormen ze een probleem voor de omgeving, aangezien hun gedragsbeheersing ernstige defecten vertoont, die een sociaal functioneren in de samenleving soms ernstig belemmert. Hun behoeften dulden ••• geen uitstel van bevrediging, de relaties zijn schijnrelaties, waarbij de wederkerigheid ontbreekt. Pogingen om hen te helpen zich tot sociaal aanvaardbaar gedrag te ontplooien ISBN-nummer: 978-90-77834-02-8 mislukken vrijwel altijd en dat is voor pedagogen een bittere constatering: ambulante begeleiding is meestal ontoereikend, residentiële ook, omdat de pathologie hun gehele existentie betreft. De kranten staan bol van regelmatige ontsporingen van deze groep jongeren, die vooral grote schade aan derden berokkent. Op Den Engh wordt de Socio Groeps Strategie, waarvan de oorsprong is gevormd aan het begin van de vorige eeuw, gehanteerd. In dit boek verwerkt de auteur de resultaten van een langlopend onderzoek naar de benaderingswijze op de Rijksinrichting voor jongens Den Engh. Rijksinrichting voor jongens Den Engh is een inrichting voor op zwakbegaafd niveau functionerende gedragsgestoorde en/of criminele jongeren in de leeftijd van 12 tot 23 jaar. Daarnaast houdt deze inrichting zich bezig met de landelijke aanpak van veelplegers in grote steden.
€ 39,95
Arjen Jonker (1949) is sedert 1970 werkzaam op het terrein van de Justitiële Jeugdbescherming. Hij heeft diverse managementen beleidsfuncties bekleed in de interne en externe jeugdbescherming en op het departement. Vanaf 1993 bekleedt hij de functie van algemeen directeur van de Rijksinrichtingen voor jongens Den Engh te Den Dolder en Ossendrecht.
208