Twee Bijbelse draagmoeders Thema voor december
De Bijbel is … Allicht hebben de meesten van ons ergens wel een Bijbel in de boekenkast staan of liggen. Maar of we er ook in lezen ? Nee, het is geen makkelijke klus, we komen er maar moeilijk aan toe. Er zijn de eindeloze geslachtslijsten, de vreemd aandoende wetten en de onoverkomelijk vele oorlogen. Wat hebben we in dat boek te zoeken? Toch wordt de Bijbel ‘het Woord van God’ genoemd. Maar is dat wel zo? Laat ons er allereerst van overtuigd zijn dat niet elk woord dat in de Bijbel staat inderdaad ook het Woord van God is. Een God die oproept tot oorlog en vergelding, die opdracht geeft om steden plat te branden en vrouwen en kinderen ‘over de kling’ te jagen, nee, dat is niet een god aan wie ik me zou toevertrouwen. En toch is het waar dat in de Bijbel Gods woord te vinden is. Omdat het het boek is dat vertelt over God die met mensen op weg is gegaan en over mensen die op weg zijn gegaan met God. Vanuit hun hele zijn, hun slagen en falen, hun goed en hun kwaad vertrouwden ze zich toe aan Hem die ze hebben vermoed, afgetast, gezocht en ervaren. In alles wat hen overkwam, herkenden ze zijn aangezicht, zijn nabijheid, zijn reddende hand. Gaandeweg gaven ze Hem dan ook namen die strookten met de situatie waarin ze zich bevonden. Als nomaden noemden ze Hem ‘God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob.’ Mozes ontdekte Hem als JHWH en profeten riepen Hem aan als Rots, Burcht, Herder. Toen oorlogen werden uitgevochten, heette Hij ‘Heer van de legerscharen’ en toen het land een koninkrijk was, werd Hij als ‘Koning’ erkend. Er ligt dus een eeuwenlange weg 11
DRAAGMOEDER HAGAR De geschiedenis Neem nu de geschiedenis van Hagar, de Egyptische slavin van Sarai die de vrouw was van Abram. Het verhaal wordt verteld in de hoofdstukken 16, 17 en 21 van het boek Genesis.
tussen de God van Abraham en de God die Jezus als ‘Abba’ durfde aan te spreken. Doorheen die hele geschiedenis van Israël zijn verhalen ontstaan die werden verteld en doorverteld, uiteindelijk neergeschreven en verzameld tot de Hebreeuwse Bijbel die wij, christenen, het Oude of Eerste Testament noemen. Die Bijbel is dus zowel het boek van God als het boek van mensen. In Bijbelverhalen liggen gestolde godervaringen vast die, al lezend, weer tot leven kunnen komen om ook ons tot godservaring te zijn. Het komt erop aan de Bijbel op de juiste manier te lezen: niet fundamentalistisch d.i. geloven zonder verstaan, maar ook niet rationalistisch d.i. verstaan zonder geloven. “Lees de Bijbel met een klare kop en een heilig hart”, geeft de Engelse kardinaal John Henry Newmann ons mee als goede raad. 12
Op vraag van een onbekende God was het kinderloze echtpaar met hun hele hebben en houden weggetrokken uit eigen land. Die God beloofde hun land en zegen en vooral een nageslacht ontelbaar als de sterren. Maar tien jaar later was het koppel nog altijd kinderloos en dat was in die verre tijden een ondraaglijke schande. Bovendien gold het als een bewijs dat God je niet gunstig gezind was. De nuchtere Sarai vond het intussen stilaan welletjes en nam het heft in eigen handen. ‘Luister’, zei Sarai tegen Abram, ‘de HEER houdt mijn moederschoot gesloten. Je moest maar met mijn slavin slapen, misschien kan ik door haar nakomelingen krijgen.’ Abram stemde met haar voorstel in en Sarai gaf hem haar Egyptische slavin Hagar tot vrouw. Hij sliep met Hagar en zij werd zwanger. In die tijd was zo’n overeenkomst een rechtsgeldig middel; als de draagmoeder het kind op de knieën van haar meesteres baarde, werd de boreling meteen als haar eigen kind erkend. Maar plots keerden de rollen zich om. De zwangere slavin voelde zich nu de meerdere van haar onvruchtbare meesteres, en ‘ze toonde geen enkel respect meer voor haar.’ Sarai roept de hulp in van haar man maar krijgt als antwoord: ‘Het is jouw slavin, doe met haar wat je goeddunkt.’ Toen maakte Sarai haar het leven zo zwaar dat ze vluchtte. Een engel van de HEER trof haar in de woestijn aan bij een waterbron, de bron die aan de weg naar Sur ligt. ‘Hagar, slavin van Sarai, waar kom je vandaan en waar ga je heen ?’, vroeg hij. ‘Ik ben gevlucht voor Sarai, mijn meesteres’, antwoordde ze. ‘Ga naar
je meesteres terug’, zei de engel van de HEER, ‘en wees haar weer gehoorzaam.’ Een hard verdict, denk je spontaan, maar het is voor de zwangere slavin de enige mogelijkheid om te overleven en bovendien krijgt ze van de engel een krachtig toekomstperspectief. Hij verzekert haar dat ze een zoon zal baren die ze Ismaël moet noemen. Die zal zoveel nakomelingen krijgen ‘dat ze niet te tellen zijn.’ En de Egyptische slavin roept de God van Abram aan:’U bent een God van het zien! Want’, zei ze, ‘heb ik hier niet gezien die naar mij heeft omgezien?’ Hagar baarde Ismaël toen Abram zesentachtig jaar oud was. Het zal nog veertien lange jaren duren eer Sara in haar oude dag een eigen kind krijgt dat Isaak wordt genoemd. Maar daarmee is de kous niet af. Op een dag zegt Sara tegen Abraham: ’Jaag de slavin en haar zoon weg want ik wil niet dat mijn zoon Isaak later de erfenis moet delen met de zoon van die slavin.’ En met wat brood en een zak water stuurt Abraham op Gods aandringen de slavin Hagar met haar zoon inderdaad weg, de woestijn in waar ze verdwaalt. ‘Toen het water uit de zak op was liet ze haar kind onder een struik achter. Zelf ging ze een eindje verderop zitten omdat ze niet kon aanzien hoe haar kind stierf. Maar God hoorde het kermen van de jongen en opende haar ogen zodat ze de reddende bron zag.’ Ismaël groeide op en leefde als boogschutter in de woestijn van Paran. Hij is de stamvader van de Arabieren. Dubbele redding Tot tweemaal toe ontmoeten we Hagar in de woestijn. In de Bijbel heeft het woord woestijn zowel de betekenis van uitzichtloosheid als van redding. Precies omdat het de plek is van uiterste
verlatenheid, wordt het ook de plek waar God reddend optreedt. Doorheen haar tranen ontdekt Hagar de bron. Een bron is als het ware het oog van de woestijn en het is geen toeval dat in het Hebreeuws het woord ajjin zowel voor oog staat als voor bron. Even mijmeren In oud-Bijbelse tijden was onvruchtbaarheid een vreselijk lot. Let wel: het was altijd de vrouw die onvruchtbaar werd genoemd maar die, na jaren bidden en smeken, uiteindelijk toch een kind baarde. Wat wil de Bijbel hiermee duidelijk maken ? Allereerst dat JHWH de absolute Heer van alle leven is, en ten tweede dat een kind waar zolang op gewacht werd, een heel bijzonder kind zal zijn. En inderdaad, door Isaak, de zoon van Sarai, wordt de belofte van een nakomelingschap vervuld. Jacob, de zoon Rebekka, wordt de vader van de twaalf stammen van Israël en Jozef, de zoon van Rachel, wordt onderkoning van Egypte en redt zijn volk van de hongerdood. Simson, de zoon van Manoachs vrouw, bevrijdt het land van de Filistijnen en Samuël, de zoon van Hanna, schenkt Israël zijn eerste koning. Stuk voor stuk zijn ze zonen van ‘onvruchtbare moeders’. Valt het ook jullie op hoe Abram een ware pantoffelheld is? Tweemaal geeft hij Sarai haar zin. Hij komt geen duimbreed op voor de slavin die hem haar schoot leende. Niet erg moedig toch? Maar laat ons dat niet zien dat God met elke mens zijn weg gaat? Ook wij hoeven niet volmaakt te zijn om Hem te behagen. Hij neemt ieder van ons zoals we zijn en dat is een absoluut geruststellende gedachte! Hagar kan het niet aanzien hoe haar kind zal sterven. Hoeveel moeders zien we dagelijks op ons tv-scherm voorbijtrekken met een 13
stervend kind in de armen? De oorlog in Syrië drukt ons alweer met de neus op die vreselijke werkelijkheid. Weet dat al die moeders Hagar heten, hongerend en dorstend, maar vooral lijdend om het kind dat ze niet kunnen helpen. Mochten moedige welzijnswerkers, dokters en verpleegsters het volhouden om ginder reddende engelen te zijn. Want God bedient zich nog altijd van ‘engelen’. DRAAGMOEDER MARIA Haar betekenis Vinden we aan het begin van de Bijbelse geschiedenis de slavin Hagar, dan staat, op de scharnier van Oud en Nieuw, het meisje Maria. Ze woonde in Nazareth en was verloofd met Jozef, de timmerman van het dorp. Dat er bij haar een engel over de vloer kwam, daar hebben wij het knap lastig mee. Maar hoeven we het verhaal van de evangelist Lucas letterlijk te nemen? Vergeten we niet dat hij zijn verhaal pas zo om en bij de veertig jaar na Jezus’ dood en verrijzenis heeft neergeschreven en dat hijzelf een bekeerling uit het heidendom was. Bijbeldeskundigen zijn ervan overtuigd dat Lucas contact had met de joods-christelijke gemeente van Jeruzalem waar een Bijbels bevrijdingslied werd gezongen, een loflied aan God die ‘de arme’ redt. Die eerste christenen hadden zich daarvoor geïnspireerd op teksten uit het Oude Testament. Vooral het lied van Hanna (1Samuël 2, 1-10) stond er blijkbaar model voor. Dat lied werd door Lucas bewerkt en met vers 48 in de mond van Maria gelegd als het Magnificat. In haar zag hij de verpersoonlijking van de jonge groep christenen die zich ontvankelijk toonden voor de Blijde Boodschap en daarvoor hun lof aan God uitzongen. Ze noemden Hem de machtige, heilige en barmhartige die 14
zich het lot van zijn volk heeft aangetrokken van geslacht tot geslacht, tot in eeuwigheid. En dat doet Hij nog altijd: Hij redt jou en mij en ieder die zich klein en machteloos en arm en behoeftig voelt. Geen wonder dat de Kerk dit lied in ere houdt en wij het, met Maria, in meerdere variaties kunnen zingen. Als we het kindsheidevangelie van Lucas niet als ‘echt gebeurd’ moeten nemen, dan is de waarheid binnen dat verhaal dat Maria aan God de ruimte gaf, de ruimte van haar schoot, de ruimte van haar leven. Het Woord van God kon in haar waarlijk mens worden. Zo noemen wij haar terecht de gezegende onder de vrouwen. En laat ons het geheim rond de ontvangenis van haar Zoon schroomvol als een heilig geheim bewaren. Even mijmeren In beelden en schilderijen komt Maria ons, met kroon en scepter, als stralende vorstin uit voltooid verleden tijden tegemoet. Maar hoe leefde ze daar in het groene Galilea van weleer? Haar hoofd tilde de waterkruik, niet de gouden kroon. Het spinnenwiel sierde haar hand, niet de gouden scepter. Weven kon ze als de beste ... Er zal worden gedobbeld om het naadloze kleed van haar Zoon. Dienstbaar was ze: drie maanden op de bres voor Elisabeth die op hoge leeftijd nog zwanger werd. Vooruitziend ook: op reis had ze doeken bij zich, want stel dat het kind onderweg geboren werd ...
Gastvrije moeder: herders mochten het pasgeboren kind begroeten. Bezorgd: waar zat toch die twaalfjarige zoon? Levend met vragen: wat bezielde Hem toen Hij naar de woestijn trok? Waarom doorkruiste Hij het land met twaalf volgelingen en predikte Hij een komend Rijk van God? Waarom nam Hij het op voor het kleine grut, ging Hij om met zondaars en tollenaars, met vreemdelingen en vrouwen van licht allooi? Hoe durfde Hij het aan wetgeleerden op hun nummer te zetten? Daar kwam zeker ellende van.
Alles bewaarde ze in haar hart. Meevierend en meezorgend in Kana: ‘Ze hebben geen wijn meer ...’ Moedige vrouw: mee lijdend onder het kruis. Prachtvrouw: zo moeder, zo Zoon. Maria, Moeder uit de duizend aan duizend moeders gelijk. Dat wij naar haar opkijken, een moederleven lang. Agnes Lameire Agnes Lameire, gepensioneerde godsdienstlerares, noemt Bijbelfiguren haar ‘grote broers en zussen’ van wie ze leert om op haar kleine plek godgericht te leven. Dat de Bijbel haar levende bondgenoot is, daarvan getuigt ook dit artikel.
VRAGEN TER BESPREKING 1. Welke vraag tot verduidelijking wil je stellen? 2. Wat heeft je geraakt of getroffen in dit artikel? 3. ‘De Bijbel lezen met een klare kop en een heilig hart.’ Hoe zou je dat woord van John Henry Newman omschrijven? 4. ‘Doorheen je tranen de bron niet meer zien.’ a) Wanneer was jij de huilende Hagar? b) Was iemand jou toen tot engel? c) Wanneer mocht jij voor iemand een reddende engel zijn? 5. Spreekt de figuur van Maria je op een bijzondere manier aan? Waarom (niet)? En zo ja, hoe?
15