Bijbelse Fundamenten
Jozua
De profetische betekenis van het boek Jozua
2
Feiten en achtergronden
0
-400
-598 -598
-900
-1.000
-1.400
-1.800
-2.000
-4.000
Adam
Christus
Het boek Jozua beschrijft de verovering van het beloofde land Kanaän door het volk Israël. In de tijdbalk hieronder is te zien waar de geschiedenis die beschreven wordt in Jozua zich afspeelt.
De boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium beschrijven wat vooraf ging: de 400 jaar slavernij in Egypte de uittocht uit Egypte en de doortocht door de Schelfzee de wetgeving bij de Sinai en de bouw van de Tabernakel met de Ark de aankomst bij het beloofde land en de 12 verspieders de 40 jaar in de woestijn omdat het volk het beloofde land niet in wilde Aan het einde van het boek Deuteronomium sterft Mozes, hij mag het volk niet het beloofde land binnenbrengen. God wijst Jozua als de opvolger van Mozes aan. Hij zal het volk het beloofde land in leiden. Jozua was een generaal van Mozes, in de woestijn leidde hij bijvoorbeeld de strijd tegen de Amalekieten. Maar Jozua was ook een profeet. In tegenstelling tot Mozes was Jozua geen wetgever. De naam Jozua is in het Hebreeuws Yeshua. In het Nieuwe Testament is dat in het Grieks vertaald met ‘Jezus’. Jozua had dus dezelfde Hebreeuwse naam als onze verlosser! De profetische betekenis daarvan is dat de wet (Mozes) het volk niet in het beloofde land kon brengen, maar dat alleen Yeshua (Jozua) dat kon doen. Jozua is een typebeeld en een voorafschaduwing van de komende Messias. De intocht in Kanaän vond plaats rond 1400 voor Christus. (Dat is 600 jaar na Abraham en 400 jaar voor David). De verovering van Kanaän duurde ongeveer 7 jaar, aan het einde daarvan was Jozua 85 jaar oud. Het hele boek Jozua beschrijft een periode van 30 jaar, tot aan de dood van Jozua op een leeftijd van 110 jaar. Na de periode die in het boek Jozua wordt beschreven, volgt de periode waarin Israël wordt geregeerd door Richteren, waaronder bijvoorbeeld Gideon. Het kaartje op de volgende bladzijde laat zien hoe Kanaän werd veroverd. Het volk kwam vanuit de Sinai in het zuiden, en trok Kanaän binnen vanuit het westen, bij Gilgal. Daarna trok het volk naar het Oosten, waar Jericho en Ai de eerste steden waren die veroverd werden. Na de verovering van het midden werden eerst de steden in het zuiden veroverd, waarna de steden in het noorden volgden.
De profetische betekenis van het boek Jozua
3
De profetische betekenis van het boek Jozua
4
Structuur van het boek Het boek Jozua bestaat uit drie hoofddelen: (i) de intocht in het land en de voorbereiding van het volk voor de strijd, (ii) de verovering van het land en (iii) de verdeling van het land (zie plaatje). Voorafgaand aan die drie hoofddelen spreekt God tot Jozua (hoofdstuk 1) en na die drie hoofddelen spreekt Jozua tot het volk (hoofdstuk 23-24). Hoofdstuk
Gods opdracht aan Jozua
Intocht in het land en voorbereiding voor de strijd
Verovering van het land
• Gods opdracht en beloften aan Jozua
1
• • • • • • •
Verkenning van Jericho door twee verspieders Ontmoeting met Rachab in Jericho Doortocht door de Jordaan, de Ark van God gaat voorop Oprichting van de 12 gedenkstenen in Gilgal Besnijdenis en Paschaviering bij Gilgal Viering van het feest van de eerstelingen, het manna stopt Jozua ontmoet de Bevelhebber van leger van de HEER
2 2 3 4 5 5 5
• • • • • • • •
Val en inname van Jericho Nederlaag bij Ai, er blijkt zonde in het volk, Achan ontmaskerd Nieuwe aanval op Ai, volledige overwinning Voorlezing van de hele wet op de bergen Ebal en Gerizim List van de Gibeonieten, Jozua vraagt niet om Gods raad Verdere verovering van de steden in het zuiden Verdere verovering van de steden in het noorden Lijst met overwonnen koningen
• • • • •
God noemt het nog overgeleven te veroveren gebied Verdeling van het overjordaanse gebied Verdeling van het westjordaanse gebied Stichting van de vrijsteden en de levietensteden Terugkeer van de overjordaanse stammen
13 13 14-19 20-21 22
• Rust van alle vijanden rondom • Jozua spreekt de oudsten en het volk toe • Vernieuwing van het verbond in Sichem, Jozua sterft
23 23 23-24
6 7 8 8 9 10 11 12
Verdeling van het land
Jozua’s laatste toespraak tot het volk
Jozua is een PROFETISCH boek In het boek Jozua lezen we veel geschiedenis van het volk Israël, maar het is meer dan alleen een geschiedenisboek. Dat wordt duidelijk uit de plaats die het boek Jozua heeft in het Hebreeuwse TeNaCH (ons Oude Testament), waarmee ook de Here Jezus is opgegroeid. In de Hebreeuwse TeNaCH hoort Jozua niet bij de historische boeken, maar bij de profeten. Jozua is het eerste profetische boek in de TeNaCH. Als de Here Jezus het heeft over ‘de profeten’, dan hoort het boek Jozua daar dus bij. Het kenmerkende van profetische boeken is dat ze gebeurtenissen of een situatie beschrijven vanuit Gods perspectief, en dat ze daarmee een boodschap van God doorgeven. Wat voor God belangrijk is, wordt opgenomen in het boek. Wat voor Hem onbelangrijk is, wordt weggelaten. Het is veel meer dan alleen geschiedenis. Profetische boeken openbaren Wie God is en wat Zijn geestelijke principes zijn. Ze wijzen altijd vooruit naar de komende Messias. In profetische boeken kun je vaak een “drieluik” ontdekken: 1. Het geschrevene heeft direct betrekking op de situatie van dat moment (toen). 2. Het geschrevene heeft betrekking op dingen die in de toekomst zullen plaatsvinden. 3. Uit het geschrevene kun en mag je ook een geestelijke les voor jou persoonlijk halen.
De profetische betekenis van het boek Jozua
5
Het ingaan en veroveren van het beloofde land door het volk Israël geeft ons veel geestelijke lessen voor het in bezit nemen van alles wat God ons wil geven na onze verlossing. God verlost ons niet alleen uit de slavernij, maar wil dat we daarna voluit en in vrijheid leven in Zijn Koninkrijk.
Het beloofde land dat God je wil geven God heeft ons niet verlost om in de woestijn te blijven leven, maar om ons te brengen in het beloofde land, waarover God Zelf zegt: 8 Daarom ben Ik neergekomen om het volk te redden uit de hand van de Egyptenaren, en het te leiden uit dit land naar een goed en ruim land, naar een land dat overvloeit van melk en honing. (Exodus 3) 12 Het is een land waar de HEERE, uw God, voor zorgt: voortdurend rusten de ogen 13 En het zal gebeuren, wanneer u nauwgezet luistert naar mijn geboden die ik u heden gebied, door de HEERE, uw God, lief te hebben en Hem te dienen met heel uw hart en met heel uw ziel, 14 dat Ik regen voor uw land zal geven op zijn tijd, vroege regen en late regen, zodat u uw koren, uw nieuwe wijn en uw olie kunt inzamelen. 15 Ook zal Ik gewas op uw veld geven voor uw dieren; en u zult eten en verzadigd worden. (Deuteronomium 11) 10 Maar u zult de Jordaan oversteken en gaan wonen in het land dat de HEERE, uw God, u in erfelijk bezit geeft. Hij zal u rust geven van al uw vijanden rondom u, en u zult veilig wonen. (Deuteronomium 12)
Het is een land vol van beloften, waarin we kunnen komen tot vrijheid en vruchtbaarheid. Het is ook een land dat heel groot is, veel groter dan het volk Israël in werkelijkheid ooit bewoond heeft (de rivier de Eufraat ligt in wat nu Irak is). Het is een land wat feitelijk eigendom is van de Here God zelf en land wat hij in erfelijk bezit aan Israël geeft (vers 10). 4 Van de woestijn en deze Libanon af tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat, heel het land van de Hethieten, en tot de Grote Zee, waar de zon ondergaat, zal uw gebied zijn. (Jozua 1)
Dat beloofde land moeten wij in geloof in bezit nemen Het beloofde land moet wel in bezit genomen worden, en dat vraagt strijd tegen vijanden die groter en machtiger zijn dan wijzelf. Er zijn vijandige bolwerken die neergehaald moeten worden. Vlak na de uittocht uit Egypte durfde het volk Israël het beloofde land niet in te trekken uit angst voor de volken die er woonden. Als gevolg daarvan moesten ze 40 jaar in de woestijn rondzwerven. Pas wanneer er een hele nieuwe generatie is ontstaan, geeft God aan Jozua opnieuw de opdracht om het volk het beloofde land in te leiden. God belooft hierbij dat Hij alle vijanden voor hun ogen zal verdrijven als zij Hem liefhebben en dienen met heel hun hart.
De profetische betekenis van het boek Jozua
6
2 Mijn dienaar Mozes is gestorven. Nu dan, sta op, steek deze Jordaan over, u en heel dit volk, naar het land dat Ik aan hen, de Israëlieten, ga geven. 3 Elke plaats die uw voetzool betreedt, heb Ik u gegeven, overeenkomstig wat Ik tot Mozes gesproken heb. …. 5 Niemand zal tegenover u standhouden al de dagen van uw leven. Zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn. Ik zal u niet loslaten en u niet verlaten. 6 Wees sterk en moedig, want ú zult dit volk het land dat Ik hun vaderen gezworen heb hun te geven, in erfbezit laten nemen. 7 Alleen, wees sterk en zeer moedig, door nauwlettend te handelen overeenkomstig heel de wet die Mozes, Mijn dienaar, u geboden heeft. Wijk daar niet van af, naar rechts of naar links, opdat u verstandig zult handelen overal waar u gaat. (Jozua 1) 22 Want als u al deze geboden die ik u gebied, nauwlettend in acht neemt door ze te houden, door de HEERE, uw God, lief te hebben, door in al Zijn wegen te gaan en u aan Hem vast te houden, 23 dan zal de HEERE al deze volken van voor uw ogen uit hun bezit verdrijven, en zult u het land van volken die groter en machtiger zijn dan u, in bezit nemen. (Deuteronomium 11)
Wij kunnen veel of weinig van het land innemen Al in deze eerste verzen van het boek Jozua worden belangrijke geestelijke principes gegeven: God geeft het beloofde land volledig aan het volk, maar ze moeten wel in beweging komen om het in te nemen. Gods opdracht aan Jozua begint met “sta op” of “maak u op" (SV) dus zorgen dat je gereed bent om te gaan. Als het volk geen stap verzet, zullen ze geen vierkante meter van het land krijgen, ondanks dat het hen beloofd is. Als ze echter het HELE land in geloof betreden, zal ALLES hen ten deel vallen. De geestelijke les die wij daaruit kunnen leren is dat de mate van overwinning die wij in dit leven ervaren afhangt van de mate waarin we op Gods beloften vertrouwen en in gehoorzaamheid Zijn wegen gaan. Het innemen van het land zal niet zonder strijd gaan, er zijn bolwerken die geslecht moeten worden. De strijd die we daarvoor moeten voeren is met tegenstanders die veel groter en sterker zijn of misschien moeten we wel zeggen "lijken" dan wijzelf. God belooft in vers 5 dat geen van die tegenstanders voor ons stand zal kunnen houden. Daar hoort echter wel een voorwaarde bij: dat we Hem gehoorzamen en nauwkeurig wandelen volgens Zijn geboden (vers 7). De geestelijke les die we daaruit kunnen leren is dat zonde in ons leven overwinning in de weg staat.
Vijandige bolwerken in ons leven zijn dingen die niet van God zijn, en waartegen we moeten strijden om er de overwinning over te behalen. Voorbeelden zijn: allerlei vormen van verslaving (zoals aan alcohol, drugs of pornografie), angst, negatief zelfbeeld, roddel en kritiek, liegen, stelen, geweld. God wil dat dat soort vijandige bolwerken wordt opgeruimd uit ons leven.
Er worden in vers 9 drie mooie principes aangereikt: (1) Wees sterk (2) Heb goede moed (3) Laat je niet opschrikken. Dit zijn heel praktische geloofstoepassingen waarover wij mogen nadenken in hoeverre ze een plaats in ons leven hebben. Let ook op de bevestiging van het volk in de verzen 16 tot en met 18. Het volk spreekt openlijk uit dat zij het gezag wat door de Here God over hen is gesteld zullen accepteren en gehoorzamen. Hier
De profetische betekenis van het boek Jozua
7
valt met het oog op het accepteren en gehoorzamen van de oudsten van de gemeente ook uit te leren. Uit de volgende hoofdstukken van het boek Jozua kunnen we leren wat Gods geestelijke principes zijn om het beloofde land in te nemen dat God voor ons heeft bestemd.
Jozua 2 - de twee verspieders, angst onder de vijand Voordat Jozua met het volk de Jordaan oversteekt, stuurt hij twee verspieders naar Jericho. Dat aantal van twee is gelijk aan het aantal verspieders dat 40 jaar geleden terugkwam met een positief getuigenis. Het sturen van deze verspieders is geen daad van ongeloof, maar is precies van de Heer Jezus predikt om voor je aan iets begint de kosten te berekenen. Het resultaat is dat het volk Israël ziet dat de vijanden van Israël alle moed verloren hebben, vanwege de wonderen die God heeft gedaan. Ook wij mogen weten dat onze vijanden sidderen voor de Naam van Jezus. Is het niet typerend dat de Here God hier een prostituee gebruikt om te vertellen over de grote daden Gods die Hij aan Israël bij de uittocht van Egypte heeft verricht? Haar eerste woorden tegen de verspieders zijn: “Ik weet dat de Heere u dit land gegeven heeft”! Haar geloof is een zeker weten. Deze vrouw zal later blijken één van de voorouders van de Here Jezus te worden. 10 Want wij hebben gehoord dat de HEERE het water van de Schelfzee voor uw ogen heeft doen opdrogen, toen u uit Egypte ging. En ook wat u hebt gedaan met de twee koningen van de Amorieten, Sihon en Og, die aan de andere zijde van de Jordaan waren, die u met de ban geslagen hebt. 11 Toen wij dat hoorden, smolt ons hart weg van angst, en vanwege u bestaat er geen moed meer in iemand, want de HEERE, uw God, is een God boven in de hemel en beneden op de aarde. (....) 24 Zeker, de HEERE heeft ons heel dat land in handen gegeven, want ook alle inwoners van het land zijn voor ons weggesmolten van angst. (Jozua 2)
Jozua 3 - een weg door de Jordaan, God Zelf gaat voor je uit Nu moet het volk de eerste stap in geloof zetten: het oversteken van de Jordaan. Jozua had daarvoor opdracht van God gekregen, en hij geeft instructies aan de priesters en aan het hele volk. De plaats waar Jozua de Jordaan overstak is recht tegenover de sterkste stad van Kanaän: Jericho. Daar de rivier oversteken is een daad van geloof en gehoorzaamheid. 5 Verder zei Jozua tegen het volk: Heilig u, want morgen zal de HEERE wonderen doen in uw midden. 6 En tegen de priesters zei Jozua: Neem de ark van het verbond op en ga voor het volk uit. Toen namen zij de ark van het verbond op en gingen voor het volk uit. 10 Vervolgens zei Jozua: Hierdoor zult u weten dat de levende God in uw midden is en dat Hij de Kanaänieten, de Hethieten, de Hevieten, de Ferezieten, de Girgazieten, de Amorieten en de Jebusieten geheel en al van voor uw ogen zal verdrijven. 11 Zie, de ark van het verbond van de Heere van de hele aarde gaat voor u uit de Jordaan in. (Jozua 3)
God belooft in vers 7 Jozua groot te maken zodat het volk weet dat God met hem is. Een geweldige bemoediging voor Jozua. Het droogvallen van de Jordaan op het moment dat de priesters er hun voet in zetten is een beeld van Gods macht, tot bemoediging voor Israël en tot angst van de vijanden die dit voor hun ogen hebben zien gebeuren. Met het wonder van de doortocht door de Jordaan geeft God de garantie dat Zijn beloften betrouwbaar zijn en dat alle vijanden overwonnen zullen worden. Daarnaast herinnert het droogvallen van de Jordaan aan de doortocht door de Schelfzee bij de uittocht uit Egypte. Het is een beeld van dood en opstanding (net als bij de Christelijke doop in water).
De profetische betekenis van het boek Jozua
8
Jozua 4 – 12 gedenkstenen, markeer bijzondere momenten Nadat het hele volk door de Jordaan is getrokken, komen ook de priesters met de ark uit de rivierbedding omhoog. Zij hebben, als geestelijke leiders, de hele tijd in de droge rivierbedding gestaan en hebben het meeste risico gelopen. Onder leiding van Jozua worden er twee gedenktekens opgericht, ieder van twaalf grote stenen die symbool stonden voor de twaalf stammen van Israel. Het ene gedenkteken kwam op de plaats waar de priesters midden in de Jordaan zijn blijven staan terwijl het volk er door heen trok. Het andere gedenkteken werd opgericht op de oever van de Jordaan in Kanaan. Hierdoor wordt het volk herinnerd aan de doortocht. De diepere betekenis geeft God zelf in vers 24: het kennen van de sterke hand van God en de vreze voor Hem. Met het oprichten van deze gedenktekens markeert Israël het moment waarop ze het beloofde land zijn binnengetrokken, zodat ze later steeds weer aan dat moment zullen terugdenken. Met dit gedenkteken markeren ze ook een ‘point of no return’. Het water van de Jordaan is weer teruggevloeid, en er is geen weg meer terug naar de woestijn en naar Egypte. Ook in je eigen leven is het belangrijk om dit soort ervaringen met de Here God te markeren voor later. 5 en Jozua zei tegen hen: Ga voor de ark van de HEERE, uw God, uit naar het midden van de Jordaan. En laat ieder voor zich een steen op zijn schouder heffen, volgens het aantal stammen van de Israëlieten, 6 zodat dit een teken is onder u. Wanneer uw kinderen morgen vragen zullen: Wat betekenen deze stenen voor u? 7 dan moet u tegen hen zeggen dat het water van de Jordaan werd afgesneden voor de ark van het verbond van de HEERE. Toen hij door de Jordaan ging, werd het water van de Jordaan afgesneden. Daarom zullen deze stenen voor de Israëlieten tot een gedenkteken zijn tot in eeuwigheid. (Jozua 4)
Jozua 5 - Gilgal, de relatie met God is het meest belangrijk In Gilgal vindt een aantal bijzondere gebeurtenissen plaats, die het volk gereed moeten maken om het beloofde land in te kunnen nemen. Allereerst is het bijzonder op welke dag Israël de Jordaan oversteekt: de 10e dag van de 1e maand (Jozua 4:19). Dat is precies de dag waarop ieder gezin volgens de Thora het Paaslam in huis moet nemen. Op de eerste dag in het beloofde land staat het Paaslam dus centraal in het leven van alle gezinnen. Het volgende wat in Gilgal plaatsvindt is dat bij alle mannen in het volk de besnijdenis plaatsvindt. Dat was de afgelopen 40 jaar gedurende de woestijnreis niet meer gebeurd en God geeft opdracht om dat nu alsnog te doen. Hier zit een diepe betekenis achter. In Genesis 17 wordt de besnijdenis ingesteld als een teken van het verbond van God met Abraham. Dit verbond was tweeledig (1) de belofte van een lijfelijke zoon en (2) het land Kanaän tot bezit. Nu de nakomelingen van Abraham honderden jaren later het land Kanaän betreden worden zij opnieuw bepaald bij Gods verbond met Abraham en zijn nageslacht. Bijzonder is ook de volgorde: God brengt hen eerst in het land en herinnert hen dan aan Zijn verbond. Voor Israël was het heel duidelijk dat zij niet het beloofde land kregen omdat ze zelf het verbond zo goed gehouden hadden. De plaats en het moment waarop deze besnijdenis plaatsvindt, is bijzonder. Het volk ligt in een vlakte dicht bij de vijandelijke vestingstad Jericho, en door de pijn van de besnijdenis kan het volk dagenlang niet vechten. Ze worden krachteloos uit zichzelf in vijandelijk gebied. Het is een teken van gehoorzaamheid, overgave en afhankelijkheid. Het is ook een geestelijk principe: als we tegenover de vijand komen te staan moeten we boven alles zorgen dat onze relatie met God goed is, en niet zozeer bouwen op een goede militaire positie of onze eigen inspanning.
De profetische betekenis van het boek Jozua
9
9 Verder zei de HEERE tegen Jozua: Vandaag heb Ik de smaad van Egypte van u afgewenteld. Daarom gaf men die plaats de naam Gilgal, tot op deze dag. 10 Terwijl de Israëlieten in Gilgal hun kamp hadden opgeslagen, hielden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, in de avond, op de vlakten van Jericho. (Jozua 5)
Nog herstellend van de besnijdenis viert het volk op de 14e dag het Pascha, waarbij het Paaslam wordt geslacht. Op diezelfde dag is later onze Heer Jezus gekruisigd en gestorven. Het ingaan en veroveren van het beloofde land kan alleen vanuit het offer van het Lam van God. Er is geen andere basis. Het Pascha is ook het begin van het feest van de ongezuurde broden. Hierbij moest het hele volk alle zuurdeeg uit hun huis verwijderen. Oud zuurdeeg staat in de Bijbel voor zonde, voor stille processen die van binnenuit hun werk doen. Gilgal is een plaats van diepe heiliging en reiniging! De dag na het Pascha viert het volk het feest van de eerstelingen. Ze eten voor het eerst van de vrucht van het beloofde land, dat groeide in de vlakten van Jericho. Op dit feest is later onze Heer Jezus opgestaan uit de dood, als eersteling. Na dit feest stopt het manna dat zij veertig jaar gegeten hebben en begint het principe van zaaien en oogsten. Wie in het beloofde land is binnengegaan mag leven van de vrucht van dat land.
Herstel van de relatie met God Door de besnijdenis en het vieren van het Pascha, het feest van de ongezuurde broden en het feest van de eerstelingen wordt de relatie met God weer hersteld. Daarom zegt God dat Hij nu de smaad van Egypte van hen heeft afgewenteld. De naam Gilgal betekent ook ‘afwentelen’. Het ingaan in het beloofde land heeft alles te maken met een onverstoorde relatie met God. Alles wat dat nog in de weg staat moet bij Gilgal worden weggerold. De namen ‘Gilgal’ en ‘Golgotha’ hebben een relatie met elkaar. Als je aan het Hebreeuwse woord Gilgal de letter T (met de vorm van het kruis) toevoegt ontstaat het Hebreeuwse woord voor Golgotha. De profetische betekenis van Gilgal is dat wij het beloofde land alleen kunnen innemen vanuit het kruis van Christus en Zijn opstanding uit de dood.
Ontmoeting met de Bevelhebber van het leger van de HEERE Na Gilgal staat Jozua voor de taak om Jericho in te nemen. Die stad was een onvermijdbaar obstakel. En de Here God had Jozua nog geen instructies gegeven over hoe Jericho ingenomen kon worden. Opnieuw is dit voor Jozua een les in vertrouwen. Maar terwijl Jozua daar zo bij Jericho rondloopt, staat hij plotseling oog in oog met “de Bevelhebber van het leger van de HEERE” die een getrokken zwaard in Zijn hand heeft. Aannemelijk is dat Jozua hier een bijzondere ontmoeting heeft met de Here God of de Here Jezus zelf. Dit alles om hem te bemoedigen door hem duidelijk te maken dat Hij aan het hoofd van het leger van Israël staat en dat Hij klaar is voor de strijd. Zo mag het ook in onze geestelijke strijd duidelijk zijn dat de Overwinnaar aan onze kant staat. Bijzonder is ook het moment waarop Jozua deze ontmoeting heeft. Er staat immers “Nu ben Ik gekomen”. Niet voor niets volgt dit gedeelte direct op de reiniging en heiliging in Gilgal. 13 Het gebeurde, toen Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen opsloeg en zag, en zie, er stond een Man voor hem met een getrokken zwaard in Zijn hand. Jozua ging naar Hem toe en zei tegen Hem: Hoort U bij ons of bij onze tegenstanders? 14 Hij zei: Nee, maar Ik ben de Bevelhebber van het leger van de HEERE. Nu ben Ik gekomen. (Jozua 5)
De profetische betekenis van het boek Jozua
10
Jozua 6 – Jericho, overwinning door gehoorzaamheid en geloof De Here zegt twee dingen tegen Jozua. Allereerst dat de overwinning op Jericho een feit is. Vanuit deze zekerheid moet het volk ook gaan handelen en Jozua krijgt daarvoor instructies. Voor ons geldt dezelfde geestelijke les. Een kind van God deelt in Christus‘ overwinning. Hij mag van daaruit gaan verder leven. 2 Toen zei de HEERE tegen Jozua: Zie, Ik heb Jericho met zijn koning en zijn strijdbare helden in uw hand gegeven. 3 U, alle strijdbare mannen, moet rondom de stad gaan, de stad één keer rondtrekken. Zo moet u zes dagen doen. 4 Zeven priesters moeten voor de ark uit zeven ramsbazuinen dragen. En u moet op de zevende dag zeven keer rondom de stad gaan, en de priesters moeten op de bazuinen blazen. 5 En het zal gebeuren, als men de langgerekte toon op de ramshoorn blaast, als u het bazuingeschal hoort, dat heel het volk een luid gejuich zal aanheffen. Dan zal de stadsmuur instorten en het volk moet eroverheen klimmen, ieder recht voor zich uit. (Jozua 6)
Jozua en het volk reageren direct en zonder discussieren. Er is geen spoor vaan aarzeling, ze doen precies zoals God gezegd heeft. Ook dat was weer een test in geloof, want door in een lange rij langs Jericho te trekken was het volk kwetsbaar voor een uitval vanuit de stad. Vóór de overwinning een feit was moest de jubelkreet al worden aangeheven. Ook dit is een geestelijk principe. Op de jubelkreet van Zijn volk laat God de muren van Jericho instorten. God haalt bolwerken neer die voor ons onoverwinnelijk zijn. Maar direct daarop moeten alle strijders van Israël de stad binnentrekken en alle vijanden doden. Het is een geestelijk principe dat, als we staan voor een vijandig bolwerk, God het deel voor Zijn rekening neemt wat ons vermogen te boven gaat, maar daarna moeten wij zelf afrekenen met de vijand en doorvechten tot de volledige overwinning is behaald. 20 Het volk juichte, toen zij op de bazuinen bliezen. En het gebeurde, zodra het volk het bazuingeschal hoorde, dat het volk een luid gejuich aanhief. En de muur stortte in en het volk klom de stad in, ieder recht voor zich uit, en zij namen de stad in. 21 En zij sloegen alles wat in de stad was, met de ban, met de scherpte van het zwaard, van de man tot de vrouw toe, van het kind tot de oude, en tot het rund, het schaap en de ezel toe. (Jozua 6)
Israël rekent volledig af met Jericho en alles wat er in is. Overwinning over geestelijke bolwerken behalen we alleen als we het met wortel en tak uitroeien. We mogen er niets van laten bestaan en ook niet een klein deel vasthouden, ook niets als het van goud en zilver is. Ook de belofte die door de verspieders aan Rachab is gedaan wordt gerespecteerd en uitgevoerd. Hierin zien we (1) wat we beloven moeten we ook doen en (2) Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Hij gebruikt in Zijn plan mensen die door andere mensen veracht worden. Jozua spreekt ten slotte een eed uit dat Jericho nooit herbouwd mag worden. Ook dat is een geestelijk principe: als we overwinning behalen over een vijandig bolwerk in ons leven, dan moeten we er voor waken dat het weer de kop op steekt.
De profetische betekenis van het boek Jozua
11
Jozua 7,8 - Nederlaag en overwinning bij Ai Verborgen zonde in het volk Na de overwinning op Jericho is Ai de volgende stad die ingenomen moet worden. Maar Israël leidt daar een onverwachte nederlaag en moet vluchten. Er gaan twee dingen mis: er is iemand uit het volk die tegen het uitdrukkelijke beval van God stiekem goud en zilver heeft meegenomen uit Jericho en het in zijn tent heeft verborgen. Daarnaast trekt Jozua niet met het hele leger op Ai af, maar slechts met minder dan 10% daarvan. Er staat ook niet dat Jozua de Here God raadpleegde. Door de aanwezigheid van verborgen zonde in Israël leidt het volk de nederlaag. 1 Maar de Israëlieten pleegden trouwbreuk met wat door de ban gewijd was, want Achan, de zoon van Charmi, de zoon van Zabdi, de zoon van Zerah, uit de stam Juda, nam van wat door de ban gewijd was. Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen de Israëlieten. 2 Toen Jozua mannen stuurde van Jericho naar Ai, dat bij Beth-Aven ligt, ten oosten van Bethel, zei hij tegen hen: Trek op en verken het land. De mannen trokken op en verkenden Ai. 3 Daarna keerden zij terug naar Jozua en zeiden tegen hem: Laat niet heel het volk optrekken, maar laat ongeveer tweeduizend man of ongeveer drieduizend man optrekken om Ai te verslaan. Vermoei daarmee niet heel het volk, want zij zijn maar met weinigen. 4 Toen trok ongeveer drieduizend man van het volk op daarnaartoe, maar zij sloegen voor de mannen van Ai op de vlucht. 5 En de mannen van Ai doodden van hen ongeveer zesendertig man, en zij achtervolgden hen van voor de poort tot Sjebarim toe en versloegen hen op de helling. Toen smolt het hart van het volk van angst en het werd tot water. (Jozua 7)
Jozua zoekt in verbijstering over de nederlaag het aangezicht van God, maar Hij reageert in korte bewoordingen. Op grond van Gods beloften en waarschuwingen zou Jozua moeten weten wat er aan de hand is: er is zonde onder het volk. Herstel is alleen mogelijk als er radicaal wordt afgerekend met deze zonde. Daarna wordt duidelijk dat Achan de zonde begaan heeft, waarop hij wordt gedood. Er kan geen overwinning is ons leven zijn als we niet afrekenen met heimelijke zonden. 11 Israël heeft gezondigd. Ook hebben zij Mijn verbond, dat Ik hun geboden had, overtreden. Bovendien hebben zij genomen van wat met de ban gewijd was, en ook gestolen, en ook gelogen, en zij hebben het ook bij hun huisraad gelegd. 12 Daarom zullen de Israëlieten niet kunnen standhouden tegenover hun vijanden. Zij zullen voor hun vijanden vluchten, want zij liggen onder de ban. Ik zal voortaan niet meer met u zijn als u de ban niet uit uw midden wegvaagt. (Jozua 7)
Tweede aanval en overwinning op Ai Nadat Israël weer in een rechte relatie tot God staat volgt een tweede aanval op Ai. Net als bij Jericho maakt God tevoren duidelijk dat de overwinning er is. Ook geeft de Here God aan welke strijdmethode gevolgd moet worden. Jozua volgt Gods raad op en er wordt een heus strijdplan gesmeed. In tegenstelling tot bij de inname van Jericho mogen de Israëlieten nu wel van de buit nemen. Dat heeft te maken met het principe van de eerstelingen. We lezen daarover bijvoorbeeld in Exodus 23:19 en Deuteronomium 15:19-23. De eerste opbrengst van het land en het eerstgeboren kalf waren bestemd voor de Here. Jericho was de eerste stad die werd ingenomen; alles daarin was voor de Here. Bijzonder is ook dat Jozua van de Here God tijdens de hele aanval op Ai zijn werpspies gericht moet houden op de stad. Pas wanneer de volledige overwinning is behaald trekt Jozua zijn uitgestrekte
De profetische betekenis van het boek Jozua
12
hand weer terug. De geestelijke les hiervan is dat bolwerken alleen overwonnen kunnen worden door focus en volharding. 1 Daarna zei de HEERE tegen Jozua: Wees niet bevreesd en wees niet ontsteld. Neem al het krijgsvolk met u mee en sta op, trek op naar Ai. Zie, Ik heb de koning van Ai, zijn volk, zijn stad en zijn land in uw hand gegeven. 2 U moet met Ai en zijn koning doen zoals u met Jericho gedaan hebt. Alleen mag u zijn buit en zijn vee voor uzelf roven. Leg voor uzelf een hinderlaag tegen de stad, aan de achterzijde er van. 18 Toen zei de HEERE tegen Jozua: Strek de werpspies die in uw hand is, uit naar Ai, want Ik zal het in uw hand geven. En Jozua strekte de werpspies die in zijn hand was, uit naar de stad. (…) 26 Jozua trok zijn hand, die hij met de werpspies had uitgestrekt, niet terug, totdat hij al de inwoners van Ai met de ban geslagen had. (Jozua 8)
Met de koning van Ai wordt afzonderlijk afgerekend. Op de plaats waar de koning normaal rechtsprak wordt hij opgehangen aan een paal. Dit symboliseerde de vloek van God, zoals in Deuteronomium 21:22-23 “Verder, wanneer iemand een zonde begaan heeft waarop de doodstraf staat, en hij gedood wordt, en u hem aan een paal hangt, dan mag zijn dode lichaam naar aan de paal overnachten, maar moet u hem beslist diezelfde dag nog begraven. Een gehangene is namelijk door God vervloekt.”. Indringend is de vergelijking met de Here Jezus. Ook Hij werd aan een hout gehangen en tot een vloek gemaakt als het enige rechtvaardige offer voor God. Zijn offer werd voor ons de enige mogelijkheid om Gods Koninkrijk binnen te gaan.
Voorlezing van de wet Treffend is het slot van dit hoofdstuk. Opnieuw het voorlezen van de hele wet van Mozes. Aandacht voor zowel zegen als vloek. Het volk brengt offers aan de Here. Brandoffers: een offer om de zonde weg te doen. Dankoffers: dankbaarheid voor Zijn overwinning over de vijand. Het is goed om als kind van God na te denken over de geestelijke betekenis, wij die leven na Christus dood en opstanding.
Jozua 9 – List van de Gibeonieten, misleiding door de vijand Na de overwinning op Jericho en Ai proberen de inwoners van Gibeon (dat samen met Bethel na Ai de volgende te overwinnen stad zou zijn), een list. Uit hoofdstuk 10 weten we dat Gibeon een grote stad was, één van de koninklijke steden. Een vijand die iets te verliezen heeft dus. 3 Toen de inwoners van Gibeon hoorden wat Jozua met Jericho en Ai gedaan had, 4 gingen ook zij met list te werk. Zij gingen op weg en deden zich voor als gezanten. Zij namen versleten zakken op hun ezels, en versleten, gescheurde en weer dichtgebonden leren wijnzakken. 5 Ook hadden zij versleten en opgelapte schoenen aan hun voeten, en zij hadden versleten kleren aan, en alle brood van hun proviand was droog en kruimelig. 6 En zij gingen naar Jozua, naar het kamp in Gilgal, en zij zeiden tegen hem en tegen de mannen van Israël: Wij zijn uit een ver land gekomen. Nu dan, sluit een verbond met ons. (Jozua 9)
Jozua maakt de fout om af te gaan op zijn eigen beoordeling, de Bijbel zegt uitdrukkelijk dat het volk Israël niet om een uitspraak van hun God vroeg. Daardoor doorzien ze de list niet en maken ze de fout om een vredesverbond met de vijand te sluiten. Als gevolg daarvan moeten ze de Gibeonieten in het land laten leven. Wel onderwerpen ze de stad en maken ze slaven van de Gibeonieten. Ook in ons leven kan een vijand zich voordoen als ongevaarlijk om te proberen of we vrede met die vijand willen sluiten zodat hij in ons leven kan blijven. We kunnen dat alleen voorkomen door steeds Gods wil te zoeken en niet af te gaan op wat we zelf denken. Bij uitstek is het herkennen van de vijand iets waarvoor we de Heilige Geest nodig hebben.
De profetische betekenis van het boek Jozua
13
We zien hier ook hoe groot de waarde van een verbond is. De Israëlieten weten dat een eenmaal gesloten verbond niet afhankelijk is van de omstandigheden – die hier bedrog en list waren – maar van de beloften die zijn uitgesproken en aanvaard. Het verbond wordt bekrachtigd door bij de Here te zweren. Let zo ook op de waarde van het nieuwe verbond in het bloed van de Here Jezus op grond waarvan wij gerechtvaardigd zijn. Ook hier zouden veel gevoelsargumenten tegen te bedenken kunnen zijn maar onze rechtvaardigheid is gebaseerd op de woorden die de Here Jezus heeft uitgesproken tegen Zijn Vader: “Zie hier ben Ik om uw wil te doen”. (Hebreeën 10:7) 14 Toen namen de mannen van hun proviand en zij vroegen niet om een uitspraak van de HEERE. 15 En Jozua sloot vrede met hen en sloot een verbond met hen dat hij hen zou laten leven. En de leiders van de gemeenschap zwoeren hun een eed. (Jozua 9)
Jozua 10 – God strijdt voor Israël! Nu Israël Jericho en Ai heeft ingenomen, en de stad Gibeon een verdrag met Israël heeft gesloten, besluiten de koningen van vijf andere steden om een aanval te doen op Gibeon. De inwoners daarvan roepen Israël te hulp, waarop Jozua van God te horen krijgt dat Hij de vijf koningen zal verslaan. Op die dag strijdt God voor Israël op een bijzondere manier. Allereerst lezen we dat God de vijanden van Israël in verwarring brengt. Dat is een tactiek die God heel vaak toepast op de vijanden van Israël, we lezen dat op veel andere plaatsen in de Bijbel. En God is niet veranderd, Hij wil ook onze vijanden krachteloos maken door ze in verwarring te brengen. Daarnaast doet God twee andere wonderen. Allereerst laat Hij grote hagelstenen op de vijand vallen, waardoor velen worden gedood. Maar dan ziet Jozua dat de dag ten einde gaat lopen, en dat er weinig tijd is om de hele vijand te verslaan. Ze kunnen immers in het donker ontsnappen voor Jozua. Maar Jozua wil zich niet neerleggen bij een halve overwinning, hij vraagt God om het wonder om de zon en maan te laten stilstaan en zo de dag te verlengen. En God verhoort het gebed van Jozua. 7 Toen trok Jozua op van Gilgal, hij en al het krijgsvolk met hem, en alle strijdbare helden, 8 want de HEERE had tegen Jozua gezegd: Wees niet bevreesd voor hen, want Ik heb hen in uw hand gegeven. Niemand van hen zal voor u standhouden. 9 Toen kwam Jozua onverwachts bij hen. Heel de nacht door was hij vanuit Gilgal opgetrokken. 10 En de HEERE bracht hen in verwarring voor Israël. Hij bracht hun bij Gibeon een grote slag toe, achtervolgde hen op de weg omhoog naar Beth-Horon, en versloeg hen tot Azeka en tot Makkeda toe. 11 Het gebeurde, toen zij voor Israël vluchtten en de helling van Beth-Horon afgingen, dat de HEERE vanuit de hemel grote stenen op hen wierp, tot Azeka toe, zodat zij stierven. Er waren er meer die door de hagelstenen stierven, dan die de Israëlieten met het zwaard doodden. 12 Toen sprak Jozua tot de HEERE op de dag dat de HEERE de Amorieten aan de Israëlieten overgaf, en hij zei voor de ogen van Israël: Zon, sta stil in Gibeon, en maan, in het dal van Ajalon! 13 En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het volk zich aan zijn vijanden had gewroken. Is dit niet geschreven in het Boek van de Oprechte? De zon stond stil in het midden van de hemel en haastte zich niet om onder te gaan, ongeveer een volle dag. 14 En er is geen dag geweest als deze, daarvoor niet en ook daarna niet, waarop de HEERE de stem van een mens zó verhoorde. De HEERE streed immers voor Israël. 15 Toen keerde Jozua terug en heel Israël met hem, naar het kamp in Gilgal. (Jozua 10)
De profetische betekenis van het boek Jozua
14
Geweldig hoe de Here God hier laat zien dat Hij alleen de beschikking heeft over zon en maan. Vele volken om Israël heen aanbaden de zon en de maan als hun opperwezen. Hier laat God zien dat Hij de Almachtige schepper en onderhouder is van hemel en aarde. De vijf koningen die in de spelonk vluchten en daar ook gevangen worden, zijn een teken voor het volk. Jozua laat zijn mensen eerst hun voet op de nek van de gevangen koningen zetten en spreekt uit dat op dezelfde wijze God met al hun vijanden zal doen. In Psalm 110:1 en verder op diverse plaatsen in het Nieuwe Testament wordt getuigd van de Here Jezus: Zet U aan mijn rechterhand totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb. Uitvoerig wordt verslag gedaan van elke koning en zijn land dat overwonnen wordt. Het klinkt misschien in onze oren weinig humaan maar het laat zien hoe God Zich een land en volk wil afzonderen en zuiveren, ontdaan van alle afgoderij. God heeft Zich een volk en land verkozen Hem ten eigendom. Hierbij duldt Hij niets van buiten. Hoeveel van buiten laten wij nog toe nadat wij de Here Jezus als onze Redder, Koning en Heer van ons leven hebben aanvaard ?
Jozua 11 – Vijand en afgoderij vernietigd Na de overwinningen in het zuiden werken de overgebleven koningen in het noorden, oosten en westen samen en trekken als één leger op tegen Israël. Maar opnieuw zegt de Here God tegen Jozua dat de vijand overwonnen wordt. Wij dienen een God van sterkte en kracht die ons er tegelijkertijd mee bemoedigt. 5 Al deze koningen verzamelden zich, en zij kwamen en sloegen gezamenlijk hun kamp op bij de wateren van Merom om tegen Israël te strijden. 6 En de HEERE zei tegen Jozua: Wees niet bevreesd voor hen, want morgen om deze tijd zal ik heb allen als gesneuvelden overgeven voor de ogen van Israël. (Jozua 11)
Daarna nemen Jozua en Israël de steden en gebieden in het noorden, oosten en westen in. Aangenomen wordt dat het innemen van het land Kanaän in totaal 5 tot 7 jaar geduurd heeft. De Bijbel zegt: “Vele dagen voerde Jozua strijd tegen al deze koningen” (vers 18). De overgebleven volken met hun koningen in het noorden zouden nu toch beter moeten weten. Zij hadden inmiddels andere volken vernietigd zien worden. Het is nu net als destijds bij de Farao in Egypte. De Here verhardt hun hart (vers 20) en zij trekken op tegen Israël en daarmee dus tegen de God van Israël.
Enakieten Zelfs de Enakieten (reuzen) ontspringen de dans niet. Zij worden ook vernietigd, op drie steden van de Filistijnen na: in Gaza, in Gath en in Asdod. De reuzen uit die drie Filistijnse steden hebben elk hun eigen karakter. We komen ze later nog tegen in de Bijbel. De reus uit Gaza staat voor immoraliteit die leidt tot gebondenheid. In Richteren 6 zien we hoe Simson hierdoor wordt geveld en uiteindelijk gebonden eindigt. “1 Simson ging naar Gaza en zag daar een vrouw die een hoer was, en ging bij haar binnen. (…) 21 Toen grepen de Filistijnen hem en staken hem de ogen uit. En zij voerden hem af naar Gaza en bonden hem met twee bronzen kettingen.” De reus uit Gath staat voor intimidatie die leidt tot angst. Goliath was afkomstig uit Gath. 1 Samuel 17 zegt: “10 Verder zei de Filistijn: Heden hoon ik de gelederen van Israël: Geef mij een man om samen te vechten! 11 Toen Saul en heel Israël deze woorden van de Filistijn hoorden, waren zij ontsteld en werden zeer bevreesd.". Ook later tijdens het leven van David komen we deze geest tegen. 1 Samuel 21:10 zegt “10 David stond op en vluchtte op die dag voor Saul; en hij kwam bij Achis, de koning van Gath. (…) 12 David nam deze woorden ter harte en werd zeer bevreesd voor Achis, de koning van Gath.”
De profetische betekenis van het boek Jozua
15
De reus uit Asdod staat voor afgoderij die er voor zorgt dat andere dingen in je leven de plaats van God innemen. Asdod was de plaats van de afgod Dagon van de Filistijnen, zoals we bijvoorbeeld lezen in 1 Samuel 5. 22 Er bleef niemand van de Enakieten over in het land van de Israëlieten. Alleen in Gaza, Gath en Asdod zijn er overgebleven.
Rust van de strijd Na jaren van strijd komt er dan eindelijk rust. Niet omdat ze vrede gesloten hebben met de vijanden, maar omdat de vijanden overwonnen zijn. Jozua heeft de geboden van Mozes nauwgezet gehoorzaamd want indien hij dit niet zou doen zou daarop een vloek rusten (Deuteronomium 27:26). Na het vernietigen van de vijand inclusief al hun afgoderij geniet het volk rust (vers 23). Psalm 136 vanaf vers 10 roemt over de goedertierenheid van God in wat Hij voor Zijn volk Israël heeft gedaan. Waarover kunnen wij de Here roemen en doen wij dat ?
Jozua 12 – Overwonnen koningen Na de slag bij Gibeon overwint Jozua de steden in het zuiden en het noorden. In hoofdstuk 12 staat dan een hele opsomming van 31 overwonnen koningen. Je kunt je afvragen hoe het kwam dat er liefst 31 koningen met hun volken in dat gebied waren. Het laat zien dat in die tijd een koning slechts een klein gebied bezat maar dat men daarmee ook tevreden was. Al hadden die volken slechts een klein gebied, er was voor hen van alles voldoende. Het laat duidelijk zien dat het land Kanaän een land was overvloeiende van melk en honing. Op het eerste gezicht lijkt het alsof dit hoofdstuk voor ons een nietszeggend hoofdstuk is. Tot je jezelf de vraag stelt wat in jouw leven de lijst met overwonnen koningen is. Hoeveel overwinning over vijandige bolwerken heeft de Here God in jouw leven kunnen geven? Het is goed om stil te staan bij wat God al in je leven gedaan heeft, en Hem daarvoor de dank en eer te brengen. Dat is voor ons een les van hoofdstuk 12.
Jozua 13 – Nog zeer veel land om in bezit te nemen! Aan het einde van hoofdstuk 11 staat dat Israël rustte van de strijd tegen zijn vijanden. Daarna lezen we in Jozua 13 dat Jozua oud geworden is. Maar nog steeds is er nog veel van het land dat God aan Israël beloofd heeft te veroveren. God spoort Jozua daarop aan om meer land in bezit te nemen! Hier zien we weer een geestelijk principe. Wat God voor ons heeft weggelegd in dit leven is zo groot en zo veel dat er altijd land overblijft om nog in bezit te nemen. Zelfs als Jozua sterft is er nog land in bezit te nemen. Uiteindelijk wordt vierhonderd jaar later onder koning David nog steeds land veroverd. Het gaat ons hele leven door. 1 Jozua nu was oud en op dagen gekomen, en de HEERE zei tegen hem: U bent zelf oud geworden en op dagen gekomen, en er is nog zeer veel land overgebleven om dat in bezit te nemen. (Jozua 13) 2 Er bleven onder de Israëlieten zeven stammen over die nog geen erfelijk bezit als hun deel ontvangen hadden. 3 Toen zei Jozua tegen de Israëlieten: Hoelang bent u nog te traag om verder te trekken en het land in bezit te nemen dat de HEERE, de God van uw vaderen, u gegeven heeft? (Jozua 18)
De profetische betekenis van het boek Jozua
16
Jozua 14 – Kaleb verovert Hebron Middenin hoofdstuk 14 van Jozua staat de geschiedenis van Kaleb. Hij behoorde samen met Jozua veertig jaar geleden tot de twee verspieders die vertrouwden op God om het beloofde land in te nemen. Door het ongeloof van het volk moesten Jozua en Kaleb veertig jaar wachten om het beloofde land in te mogen trekken. Maar na die veertig jaar zijn het geloof en de kracht van Kaleb nog ongebroken. Hij herinnert zich de reuzen (Enakieten) die ze veertig jaar geleden in het beloofde land hadden gezien, en vraagt Jozua juist om het gedeelte van het beloofde land waar die reuzen wonen. Het is de taal van het geloof: “geef mij land”, in het vertrouwen dat God de vijanden daarin zal overwinnen. Kaleb kijkt met Gods ogen naar de situatie. Opmerkelijk is dat Kaleb getuigt over zijn fysieke kracht. Deze is ondanks zijn 85-jarige leeftijd nog dezelfde als toen hij 40 jaar was. Dit is een wonder waarin tegelijkertijd ook een geestelijke les ligt. Onze kracht in de Here is niet afhankelijk van onze leeftijd en slijt niet. 11 Ik ben vandaag nog even sterk als ik was op de dag toen Mozes mij uitstuurde. Zoals mijn kracht toen was, zo is mijn kracht nu, om te strijden en om uit te gaan en om in te gaan. 12 Nu dan, geef mij dit bergland, waarover de HEERE op die dag gesproken heeft. U hebt zelf immers op die dag gehoord dat daar de Enakieten waren, en grote versterkte steden. Misschien zal de HEERE met mij zijn, zodat ik hen verdrijf, zoals de HEERE gesproken heeft. 13 Toen zegende Jozua hem en hij gaf Kaleb, de zoon van Jefunne, Hebron als erfelijk bezit. 14 Daarom werd Hebron voor Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, tot erfelijk bezit tot op deze dag, omdat hij erin volhard had de HEERE, de God van Israël, na te volgen. (Jozua 14)
Jozua 15 – Kaleb, Achsa en Othniël In hoofdstuk 15 komen we Kaleb opnieuw tegen. Eerst zien we hoe Kaleb overgebleven vijanden verdrijft uit Hebron. Daarna zien we Kaleb in zijn rol als vader. We zien dat Kaleb zijn dochter Achsa niet zomaar aan iedere man toevertrouwt. Hij zoekt een man die, net als hijzelf, een strijder voor de Here is. Othniël is degene die laat zien dat hij die man is door Kirjat-Sefer in te nemen en Kaleb geeft hem Achsa tot vrouw. In het boek Richteren komen we Othniël opnieuw tegen, nu als de eerste richter van Israël. Als Achsa gaat trouwen vraagt ze haar vader Kaleb om land. Opnieuw klinkt het “geef mij land”, maar nu uit de mond van Kalebs dochter. Kaleb geeft Achsa daarop land, maar Achsa komt terug bij Kaleb om meer te vragen. Het land dat ze gekregen heeft is droog, en ze vraagt nu ook om waterbronnen. En ook die geeft Kaleb haar. Hier zien we opnieuw een geestelijk principe. God heeft alles al voor ons klaargelegd, maar Hij wil dat we Hem er om vragen en ons er bewust naar uitstrekken. Veel christenen nemen genoegen met een dor bouwlandje, maar God wil dat we net als Achsa bij Hem terugkomen en zeggen: “geef mij ook de waterbronnen”. Het is een vraag die God nog nooit onbeantwoord heeft gelaten.
De profetische betekenis van het boek Jozua
17
16 En Kaleb zei: Wie Kirjath-Sefer zal verslaan en haar zal innemen, die zal ik mijn dochter Achsa tot vrouw geven. 17 Othniël, de zoon van Kenaz, de broer van Kaleb, nam de stad in en hij gaf hem Achsa, zijn dochter, tot vrouw. 18 En het gebeurde, toen zij bij hem kwam, dat zij hem aanspoorde om een akker van haar vader te vragen. Toen zij van de ezel afsprong, zei Kaleb tegen haar: Wat is er met je? 19 Daarop zei zij: Geef mij een zegen. Omdat u mij een dor stuk land gegeven hebt, geef mij dan ook waterbronnen. Toen gaf hij haar hooggelegen bronnen en laaggelegen bronnen. (Jozua 15)
In het slot van hoofdstuk 15 lezen we dat de Israëlieten Jeruzalem niet konden innemen vanwege de Jebusieten. Toch had de Here gezegd alles in hun hand te geven. Pas honderden jaren later zal koning David Jeruzalem veroveren op de Jebusieten. Dit wijst vooruit naar de Zoon van David die tijdens het 1000-jarig vrederijk zal regeren vanuit Jeruzalem.
Jozua 16,17 – Verdeling van het land In hoofdstuk 15 zagen we al de beschrijving van het gedeelte van het land dat bestemd was voor de stam Juda. In hoofdstuk 16 zien we hetzelfde voor de stam Efraïm en in hoofdstuk 17 voor de stam Manasse. Wij zien in deze beide hoofdstukken een nauwkeurige verdeling van het land onder de stammen. Wie dit nauwkeurig doorleest zal ook opvallen dat ondanks de overwinningsbeloften van de Here God enkele volken niet verdreven worden (16:10 en 17:12). We zien ditzelfde in de praktijk bij veel gelovigen gebeuren, maar het is niet zoals God het wil. En wie het boek Richteren leest, beseft wat een narigheid dat voor het volk Israël tot gevolg had. De nakomelingen van Manasse waren niet in staat de inwoners van die steden te verdrijven, want de Kanaänieten wilden in dat land blijven wonen. 13 En het gebeurde, toen de Israëlieten sterk werden, dat zij de Kanaänieten herendienst lieten verrichten, maar helemaal verdreven hebben zij hen niet. (Jozua 17)
Jozua 18,19 – De zeven trage stammen Hoofdstuk 18 begint er mee dat nu voor het eerst de tabernakel weer wordt opgericht in de stad Silo. Dat was de plaats van de ontmoeting van de Here met Zijn volk. Ook hier wil de Here te-midden van Zijn volk zijn. Onze God is een God van relatie! De rest van hoofdstuk 18 en het hele hoofdstuk 19 gaan over zeven stammen die op dat moment nog geen erfdeel in het beloofde land hebben. Blijkbaar ligt dat aan henzelf omdat Jozua hen namens de Here God oproept om eindelijk in actie te komen. Het is een houding die precies tegenovergesteld is aan die van Kaleb uit hoofdstuk 15. Voor ons is de geestelijke les: willen we zijn zoals Kaleb (“geef mij dat bergland”) of zijn we zoals de zeven trage stammen? 2 Er bleven onder de Israëlieten zeven stammen over die nog geen erfelijk bezit als hun deel ontvangen hadden. 3 Toen zei Jozua tegen de Israëlieten: Hoelang bent u nog te traag om verder te trekken en het land in bezit te nemen dat de HEERE, de God van uw vaderen, u gegeven heeft? (Jozua 18)
Jozua het laatst Aan het slot van hoofdstuk 19 zien we dat Jozua als laatste zijn deel verkrijgt. Zijn deel wordt in Efraim, dichtbij de tabernakel. De stad Timnath-Serah moest hij nog bouwen (vers 50). Dit is opvallend. De overige Israëlieten woonden in huizen die zij niet gebouwd hadden. Jozua moet voor zichzelf een huis bouwen. Ook de Here Jezus is gekomen terwijl er voor Hem geen huis was. Net als voor de Koning der
De profetische betekenis van het boek Jozua
18
koningen was er voor Jozua geen woning. Ondanks dat Jozua de leider was eist hij niet de beste plaats op.
Jozua 20 – Vrijsteden, profetisch beeld van de Messias Na de verdeling van het land over de stammen worden in Jozua 20 zes vrijsteden aangewezen. De wet van Mozes bevatte hierover al regels, maar nu worden ze werkelijkheid. De zes vrijsteden waren bedoeld voor mensen die een onopzettelijke zonde begaan hadden, waarop de doodstraf stond. Zij konden vluchten naar de dichtstbijzijnde vrijstad, waar de zaak onderzocht werd. Als werd geconstateerd dat de zonde inderdaad zonder opzet was begaan, dan mocht de dader in de vrijstad blijven wonen, waar hij veilig was voor de bloedwreker. Buiten die vrijstad had de bloedwreker een wettelijk recht om de dader te doden. Binnen de vrijstad is de dader veilig. Daarmee is de vrijstad een profetisch typebeeld van de komende Messias, zoals in de woestijn het water uit de rots, de vuurkolom en de koperen slang typebeelden waren van de Messias. 1 Verder sprak de HEERE tot Jozua: 2 Spreek tot de Israëlieten en zeg: Wijs voor uzelf de vrijsteden aan waarover Ik door de dienst van Mozes met u gesproken heb, 3 zodat iemand die een doodslag heeft begaan, die iemand zonder opzet, niet met voorbedachten rade, om het leven heeft gebracht, daarheen kan vluchten, opdat ze voor u tot een toevlucht zijn tegen de bloedwreker. (Jozua 20)
Bijzonder aan de vrijsteden was dat de dader er moest blijven wonen totdat de hogepriester stierf. Daarna was hij weer volkomen vrij. In de Hebreeën brief lezen we dat Jezus onze Hogepriester is. Deze bepaling over de vrijsteden is een profetische heen wijzing naar deze grote Hogepriester, die door Zijn dood volkomen verlossing en bevrijding heeft bewerkt. Er is ook voor ons maar één plaats waar redding en bescherming is. Niet alleen voor doodslag maar voor alle zondeschuld. Onze vluchtplaats is de Here Jezus. 6 Dan moet hij in die stad blijven wonen, totdat hij terecht zal staan voor de gemeenschap, totdat de hogepriester die er in die dagen zijn zal, sterft. Daarna mag hij die de doodslag begaan heeft, terugkeren en weer naar zijn stad gaan, en naar zijn huis, naar de stad waaruit hij gevlucht was. (Jozua 20)
Jozua 21 – Gods beloften zijn ja en amen Nu worden aan de Levieten steden toegewezen in het gebied van de andere stammen. De stam Levi had zelf geen erfelijk grondgebied. Dit was door Mozes al eerder en met redenen omkleed aangegeven. U kunt dit lezen in Numeri 18 vanaf vers 20 en in Deuteronomium 10:9 en 18:2. De nadruk in dit hoofdstuk ligt op Gods trouw in Zijn beloften (vers 44). Zelfs niet één woord werd niet vervuld. Later in de geschiedenis houdt Salomo dit het volk Israël nog eens voor in 1 Koningen 8:56 “Geprezen zij de Here die Zijn volk Israël rust gegeven heeft volgens alles wat Hij gesproken heeft; er is niet één woord onvervuld gebleven van al zijn goede woorden die Hij door de dienst van Zijn knecht Mozes gesproken heeft”. Wellicht hebben wij ook wel eens de neiging te twijfelen aan Gods woorden of beloften. Laat het ook dan zeker zijn dat je altijd op Zijn woord kunt vertrouwen. 44 en de HEERE gaf hun rondom rust overeenkomstig alles wat Hij hun vaderen gezworen had. Niemand van al hun vijanden kon tegenover hen standhouden. Al hun vijanden gaf de HEERE in hun hand. (Jozua 21)
De profetische betekenis van het boek Jozua
19
Jozua 22 – Onderzoekt alle dingen Jozua ontbindt zijn leger en de stammen van Ruben, Gad en Manasse mogen terugkeren naar hun eigen gebied in het over Jordaanse. Onderweg bouwen zij bij de Jordaan een groot altaar. Dit zorgt voor opschudding en verwarring bij de andere stammen. Ze denken Ruben, Gad en Manasse daarmee in opstand tegen de HEERE komen omdat alleen op het altaar in de tabernakel in Silo de offers gebracht mochten worden. Ruben, Gad en Manasse leggen echter rustig uit wat hun bedoeling is. Ze willen op dat altaar geen offers brengen, maar omdat zij aan de andere kant van de Jordaan wonen zijn ze bang dat hun kinderen van de dienst aan de Here zullen afdwalen. Dit altaar, dat een kopie is van het altaar in de tabernakel in Silo, moet hen er aan herinneren dat ze bij de Here horen. Wanneer de andere stammen dat horen, komen ze tot bedaren en keer de rust weer. Het is goed dat hier onderzocht wordt wat de intentie van dit altaar is. De les voor ons zou hieruit kunnen zijn dat wij bij voor ons onbekende dingen niet te snel reageren, maar weloverwogen uitzoeken wat het is en of het naar Gods woord is.
Jozua 23 – Vermaning van Jozua In dit hoofdstuk roept Jozua het volk op zich voortdurend te herinneren dat: De Here God het land Kanaän in bezit heeft gegeven. De Here God de wet van Mozes gegeven heeft om daar niet van af te wijken. Zij zich niet met andere volken moeten vermengen noch hun afgoden dienen. De kern van zijn boodschap is “Wees daarom, omwille van uw leven, zeer op uw hoede dat u de HEERE uw God liefhebt” (vers 11). Ook voor ons is het goed om nadat wij een kind van God geworden zijn ons voortdurend te herinneren aan Zijn in Christus aan ons betoonde goedheid. Goed om ook na te denken over onze verdere weg van heiliging.
Jozua 24 – Jozua’s waarschuwingen en afscheid Aan het einde van het boek is Jozua 110 jaar oud geworden en neemt afscheid van het volk. Op duidelijke wijze herinnert hij het volk aan de machtige weg die God vanaf Abram met Zijn volk is gegaan. Jozua waarschuwt het volk voor twee dingen: lauwheid om niet meer te proberen nieuw land in bezit te nemen en het gevaar om zich in te laten met de nog niet overwonnen volken. Jozua waarschuwt Israël om zelfs niet aan de goden van die nog overgebleven volken te denken. Jozua waarschuwt het volk dat, als ze zich zullen inlaten met de nog overbleven volken, de Here God zal stoppen met het verdrijven van die volken. Het in bezit krijgen van het beloofde land, en het overwinnen van bolwerken in je leven, is gekoppeld aan geloof, toewijding en gehoorzaamheid. 4 Zie, ik heb deze overgebleven volken, samen met al de volken die ik uitgeroeid heb, vanaf de Jordaan tot aan de Grote Zee, waar de zon ondergaat, aan u door het lot doen toevallen als erfelijk bezit voor uw stammen. 5 En de HEERE uw God Zelf zal hen van voor uw ogen verjagen, en Hij zal hen van voor uw ogen verdrijven, en u zult hun land in bezit nemen, zoals de HEERE, uw God, tot u gesproken heeft. 6 Wees daarom zeer sterk door alles wat geschreven is in het wetboek van Mozes, in acht te nemen en na te leven, zodat u daarvan niet afwijkt, naar rechts of naar links, 7 en zodat u zich niet inlaat met deze volken, deze hier die bij u overgebleven zijn. U mag niet aan de naam van hun goden denken en er niet bij laten zweren. U mag ze niet dienen en u er niet voor neerbuigen. 8 Maar u moet zich aan de HEERE, uw God, vasthouden, zoals u tot op deze dag gedaan hebt.
De profetische betekenis van het boek Jozua
20
9 De HEERE heeft immers grote en machtige volken van voor uw ogen verdreven. En wat u betreft: niemand heeft tegenover u stand kunnen houden tot op deze dag. 10 Eén man uit u zal er duizend achtervolgen, want het is de HEERE, uw God, Zelf Die voor u strijdt, zoals Hij tot u gesproken heeft. 11 Wees daarom, omwille van uw leven, zeer op uw hoede dat u de HEERE, uw God, liefhebt. 12 Want als u zich op enigerlei wijze hiervan afkeert en u vastklampt aan de rest van deze volken, deze hier die bij u overgebleven zijn, en u huwelijksbanden met hen aangaat, en u zich met hen zult inlaten en zij met u, 13 weet dan zeker dat de HEERE, uw God, niet zal doorgaan met het verdrijven van deze volken uit hun bezit van voor uw ogen. Maar zij zullen een strik en een val voor u zijn, een gesel op uw zijden en prikkels in uw ogen, tot u verdwenen bent uit dit goede land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft. (Jozua 23)
Tot slot roept Jozua het volk op om de Here te dienen in trouw en oprechtheid, en alles weg te doen uit hun leven dat er niet in thuishoort. 13 Zo heb Ik u een land gegeven waarvoor u zich niet ingespannen hebt, en steden die u niet gebouwd hebt, en u woont erin. U eet van wijngaarden en olijfbomen die u niet geplant hebt. 14 Nu dan, vrees de HEERE, dien Hem in oprechtheid en trouw, doe de goden weg die uw vaderen gediend hebben aan de overzijde van de rivier en in Egypte, en dien de HEERE.
Jozua heeft aan het eind van zijn leven nogmaals als eerste onderstaande belijdenis (Jozua 24:15) zelf uitgesproken. Vervolgens heeft hij deze met ongeveer dezelfde woorden door geheel het volk openlijk en hardop laten uitspreken. Hierop volgt de vernieuwing van het verbond in Sichem. Jozua houdt het volk nog een laatste keer voor wat de Here God voor hen gedaan heeft. Daarop spreekt het hele volk plechtig uit dat ze de Here zullen dienen. Hierna, als Jozua helemaal aan het einde van zijn leven is gekomen, spreekt Hij als belijdenis de geweldige woorden uit die hier onder staan. Jozua heeft de goede strijd gestreden en hij heeft overwonnen.
“Kies dan heden wie gij dienen zult ..... Maar ik en mijn huis, wij zullen de HERE dienen!”