ACHTERGROND
De aarde was boos De ontreddering is nog altijd groot na de aardbeving bij de Italiaanse stad L’Aquila, waar honderden doden vielen. Wat moet je daar, als journalist? ‘Hi, we’re from MTV. Did you lose someone? ’ | door Ralf Groothuizen
Er ligt een bonnetje op de grond voor de ingang van Bar Barbarossa, naast de McDonald’s. Op 5 april dronk een gezelschap van vier personen hier een aperitief. Ze betaalden
28
twaalf euro, om 20.13. Daarna zijn ze ongetwijfeld gaan eten. Zeven uur en negentien minuten later, om 03.32 in de nacht, viel er een fles wijn uit het wijnrek. De hals is afgebroken en ligt in een plas rode wijn. Toen viel er nog een fles. En nog een. En het bakje met aanstekers. En de lolly’s. En het rek met ansichtkaarten. En de stoelen. En de tafels. Ook kwam het systeemplafond naar beneden zeilen. Binnen is het een chaos. Maar Bar Barbarossa staat nog overeind. De muren zijn nog heel en de ramen zitten er nog in. Binnen is niemand meer. Er is niemand dood en er zijn geen gewonden. Bar Barbarossa is de eerste eet- en drinkgelegenheid die de automobilist tegenkomt als hij de snelweg, de A24, uit Rome verlaat bij de afslag L’Aquila. Verder
rijden kan ook niet; de A24 is afgesloten in de richting Teramo. Daar voert de weg naar dorpjes als Paganica en Onna. Dorpjes die niet meer bestaan. Compleet ingestort. In Onna, een plaatsje met amper driehonderd zielen, kwam die nacht bijna een kwart van de inwoners om het leven. Voor de tolpoort in L’Aquila staan legervoertuigen, ziekenwagens en trucks met daarop pallets met flessen water. De gewone automobilist moet nog steeds tol betalen. Terwijl er achter de slagboom 28.000 mensen dakloos zijn geworden en duizenden huizen zijn ingestort, zit een medewerker van de Italiaanse Autostrada braaf zijn werk uit te voeren. Verder de Via Corrado IV in. Op de oprit van een woonhuis naast de McDonald’s staat een Volkswagen Golf. De Golf is door zijn wielen gezakt. Op het dak van de auto ligt een stuk van het dak van het huis. Op de bijrijdersstoel ligt een cd van Tiziano Ferro, Nessuno è solo, ‘Niemand is alleen’. Een stuk muur van drie bij drie meter is uit het huis gevallen. Door het gat in de muur is een slaapkamer te zien. De dekens liggen verfrommeld op het tweepersoonsbed. Aan de muur hangt een kruisje. Op het nachtkastje staat wonderwel nog het leeslampje en ligt een boek met de kaft naar boven opengeslagen te wachten totdat de lezer Ω Giampiero Sposito / Reuters
D
e M van de McDonald’s is omgeknakt. Het is een W geworden. De clown Ronald McDonald is gevallen en ligt met zijn neus in het gras naast een glijbaan waar een jongetje aan het spelen is. Zijn oma zit met een deken om haar lichaam geslagen op een stoeltje. Ze eet met haar handen uit een bakje Rio Mare-tonijn. Ze heeft geen huis meer. Ze wacht op haar dochter uit de havenstad Pescara. Die komt haar halen met de auto. De kleine was uit logeren bij oma. Als het jongetje struikelt over een paaltje en begint te huilen, staat oma op en loopt behoedzaam naar hem toe. Bij iedere pas die ze zet, lijkt ze na te denken. Ze wil de aarde niet wéér boos maken, zegt ze. Daarom loopt ze zo voorzichtig. In de nacht van 5 op 6 april werd het Italiaanse stadje L’Aquila overvallen door een aardbeving. Zo’n driehonderd doden, duizend gewonden, tienduizenden mensen zonder huis, en nog steeds wordt er gezocht naar overlevenden. In L’Aquila zijn ze doodsbang voor het eens zo vertrouwde onder hun voeten. Hun grond. Hun aarde.
17 april 2009 HP | de tijd
29
MA S S IMI L IA N O S C H IA Z Z A / E P A
In L’Aquila is de atletiekbaan omgebouwd tot het grootste tentenkamp van de regio. De Italiaanse premier Silvio Berlusconi, die dagelijks per helikopter naar L’Aquila afreist, grapte tegen een Duitse journalist dat de zeventienduizend daklozen die in kampen slapen het maar moeten beschouwen als een weekendje op de camping. En met wat fantasie lijkt het daar ook op. Hier lopen ook mensen op slippers in hun pyjama met een rol toiletpapier onder de arm naar de wc. Er worden tenten gebouwd en er wordt gegeten in de openlucht. Alleen zijn de wc’s niet zoals op de camping. Het is een rij van tientallen wc’s zoals je ze normaal gesproken in de bouw tegenkomt. En de tenten worden opgezet door honderden militairen en vrijwilligers. Voor een uitdeelplaats staan rond lunchtijd mensen in lange rijen voor een paar sneetjes brood en een bol mozzarella. Ze eten allemaal hetzelfde. Kale mannen beschermen hun hoofd met kranten tegen de brandende zon. ’s Avonds zal er rijst met kip en stukken pizza worden geserveerd. In een aanhangwagen staan duizenden bekertjes perzikyoghurt. Ik ga zitten naast een man en een vrouw van in de zeventig. Ze vertellen dat hun huis volledig verwoest is. Hun auto is bedolven onder het puin. Al hun geld, al hun pasjes, al hun foto’s, alles wat ze hebben ligt in het huis. Of wat daarvan over is. Ik heb koekjes bij me en vraag of ze een koekje willen. De man antwoordt: “Nee, dank je. Het is niet echt het moment voor dolci, voor zoetigheden.” De man vertelt dat hij gisteren spontaan van zijn vliegangst genezen is toen de aarde zo tekeerging. Hij heeft zijn vrouw meteen mee op reis gevraagd. “Nu zal ze toch nog een keer vliegen!” Het echtpaar lacht, terwijl er twee clowns langslopen met een horde kinderen in pyjamaatjes achter zich aan. Ze delen ballonnen uit. Iets verderop voetbalt een vader met zijn zoontjes. Inderdaad, net een camping. Alleen kun je bij slecht weer niet zomaar de boel bij elkaar pakken en naar huis gaan. Je staat ook niet voor de lol op een camping als het ’s nachts maar een paar graden boven nul is. En die naschokken, die er ook vannacht weer
30
Een bejaarde man en een vrouw vertellen dat hun huis volledig verwoest is. En nee, een koekje hoeven ze niet. waren, horen ook niet bij het gemiddelde vakantiearrangement. Een jongen maakt foto’s van een huis aan de Via del Beato Cesidio. De hele zijkant is ingestort. Het is een levensgroot poppenhuis geworden. Zonder muren. Alleen zijn er geen poppetjes meer in de kamers. Op de derde verdieping is een studeerkamer. De computer staat nog op het bureau. De jongen met het fototoestel vertelt dat hij op 5 april ’s avonds in die studeerkamer nog wijn heeft zitten drinken met een studiegenoot. Hij zat in de stoel die nu op het randje staat, en elk moment vijf meter naar beneden kan vallen op een berg beton, bakstenen en dakpannen. “Che catzo. Dio, Dio. Wat een teringzooi. Mijn god. Maar ben je al in de Via Settembre XX geweest? Daar is helemaal niets meer van over.” In de Via Settembre XX is het druk. Duitse cameraploegen, Zwitserse fotogra-
fen en Italiaanse verslaggeefsters. Allemaal zoeken ze een plekje rondom het studentenhuis. Een pand met vijftig kamers en 109 bedden. Het puin goed in beeld, en daarvoor iemand met een microfoon. De Italiaanse zenders hebben blonde vrouwen met Pradabrillen in het haar en naaldhakken aan hun voeten. Een kakofonie van talen. Allemaal vertellen ze in hun eigen taal dat ze voor het studentenhuis staan waarvan niemand weet hoeveel lichamen er nog onder het puin liggen. Nog steeds zoeken brandweermannen met schrammen in het gezicht en witbestofte oogwimpers met speurhonden naar overlevenden. Af en toe wordt er zowaar nog iemand levend gevonden. Vanochtend nog een oudje van in de negentig, in het verwoeste dorpje Onna. Ze had dertig uur in een graftombe van beton gezeten. Een stuk beton had als steunbalk gediend en gezorgd dat brokstukken niet op haar waren gevallen. Een stukje terug de Via Settembre XX in is het minder druk. Tussen de resten van wat eens een huis was, wordt niet meer gezocht. Twee dagen geleden was het nog een pand van vijf verdiepingen, nu alleen nog een berg beton van amper twee meter hoog. Uit het puin steken allerlei voorwerpen omhoog: een reiskoffer, een grammaticaboek Spaans, een toetsenbord van een iMac, een paarse string, een kam, een matras. Gescheurd. Binnen handbereik ligt een fotoboekje. Op de foto’s proostende jongens en meisjes. Studenten, van amper 25 jaar oud. Een brandweerman vertelt dat ze uit dit verwoeste gebouw twee dode meisjes hebben gehaald. “Daar zijn ze nog aan het zoeken,” zegt hij, en wijst naar de Via Poggia Santa Maria. “Naar een moeder en haar dochter. Eerder hebben ze er twee studentes gevonden, dood. Die huurden een kamer in dat huis.”
A N DREA S S O L ARO / A F P P H OTO
Ω verder gaat waar hij gebleven is. Verderop in de Via Corrado IV is nog meer stuk, en verderop nog meer. Hoe verder je L’Aquila in loopt, hoe kapotter alles is.
In de Via Poggia Santa Maria zit een familie in het gras. Ooms, tantes, dochters, zonen en de eigenaar van het huis, de vader. Hoe ga je als journalist te werk? Het is overduidelijk dat die mensen geen zin hebben om te praten. Maar je bent journalist en je hebt je quootjes nodig. Dus wat doe je dan? Doe je zoals de verslaggeefster van MTV: “Hi! We’re from MTV! Are you from here? Did you lose someone? ” En als de familie dan aangeeft geen Engels Ω
17 april 2009 HP | de tijd
31
P ERI - P ER C O S S I / E P A
A L E S S A N DRO DI MEO / E P A
Ω te spreken en ook niets wil vertellen, loop je dan verontwaardigd weg? Of doe je zoals ik? Ik kniel neer naast de familie. Ik zeg niets. Ik luister naar wat ze tegen elkaar zeggen. Ik hoor dat ze elkaar moed inspreken. De dochter zegt tegen haar broer dat ze verhalen kent van mensen die na vier, vijf, zelfs zes dagen nog levend onder het puin vandaan werden gehaald. De zoon belt met een neef. “Forte! Forte! Forte! Ze zijn sterk, Eugenio, ze zijn sterk. We mogen niet opgeven.” Na een uur durf ik iets te vragen. Maar wat? Ik probeer: hoelang zijn ze al aan het zoeken? Ja, wat denk je? Vanaf het moment dat het huis instortte natuurlijk, 35 uur geleden. Domme vraag. Ik wens de familie buona fortuna, veel geluk. De zoon kijkt me aan, met betraande ogen, alsof ik onnozel ben. En hij heeft gelijk. Een hond blaft. Brandweermannen beginnen te rennen. Ze halen pikhouwelen en boren uit hun wagens, ze zagen en tillen stenen op. Drie minuten later verschijnt er een wit laken op de berg beton, om iets af te schermen. Er loopt een brandweerman naar de familie toe. De zoon en de dochter beginnen te huilen. Vallen elkaar in de armen. De brandweerman vertelt dat hun zus het niet gehaald heeft. Ze zoeken nog verder naar de moeder. En daar sta je dan, met je buona fortuna. Ik zie dat de hond die de zus heeft gevonden een stukje worst krijgt van zijn baasje. En ik zie dat een familielid vlak na het horen dat de dochter dood is een paar ski’s uit het puin
32
Na een uur durf ik iets te vragen. Maar wat? Ik probeer: hoelang zijn ze al aan het zoeken? Ja, wat denk je? ziet steken, en samen met een brandweerman dan maar de ski’s bevrijdt. De mensen die niet in de opvangkampen slapen, slapen in hun auto’s. Sommigen omdat ze op hun huis willen passen. Er zijn al plunderaars in de stad gearresteerd met sporttassen vol juwelen. Anderen slapen in hun auto’s omdat ze zo snel mogelijk weg willen rijden als de hel wederom losbreekt. Ook veel journalisten slapen in hun wagens. Ook ik was dat van plan. Maar toen de aarde weer beefde, 4,7 op de schaal van Richter, besloot ik de nacht niet in L’Aquila door te brengen. “Paura, paura, paura,” gonsde het door het tentenkamp. Bang. Bang. Bang. Ook ik ben bang voor de aarde geworden. Tot zes uur ’s avonds ben ik in L’Aquila gebleven. Daarna ben ik op zoek naar een herberg in de richting van Avezzano gereden, een stadje veertig kilometer zuidelijker. Op
13 januari 1915 werd Avezzano getroffen door een aardbeving die twaalfduizend mensen het leven kostte. Maar ditmaal is de stad gespaard gebleven. Als ik de hoofdstraat van Avezzano in rijd, met de ramen open, hoor ik opeens een afgrijselijk gegil. Uit alle huizen in de straat komen eerst vrouwen gerend, dan kinderen en dan de mannen. Ik rem. Sta stil. Maar de auto schudt heen en weer. “Stai calma, blijf kalm, Camilla,” roept een man tegen zijn vrouw die uit een winkel rent. “De hele keuken bewoog,” zegt een ander. “Dio, Dio, Dio, niet wéér!” Als het geschud ophoudt, staan alle huizen nog overeind, maar heel Avezzano staat op straat. Mensen bellen, ze heffen hun handen naar de hemel. Kinderen huilen en mannen manen hun vrouwen tot kalmte. Sommigen halen kussens en dekens uit hun huizen. Ze proppen koffers in de achterbak. Auto’s scheuren de straten uit. In Avezzano durven de mensen niet meer in hun huizen te slapen. Ze slapen in hun auto’s in de straat of rijden weg, zuidelijker, richting kust. Ook ik. En slapen ze wel in hun huizen, dan doen ze geen oog dicht. Op de radio hoor ik dat die laatste naschok 5,3 graden op de schaal van Richter was. Ik hoor ook dat er een studente in coma ligt. Toen de aarde om 19.42 weer begon te trillen, stapte ze uit bed en sprong van het balkon van het ziekenhuis van Pescara. Ze wilde het niet nog een keer meemaken, die boze aarde. |
17 april 2009 HP | de tijd