3-4 vmbo
Dit dossier is van:
Klas:
Tumult Examenvaardigheden
In dit dossier: • Op naar je diploma! • Hoe leer jij?
• Plannen scheelt tijd • Een dikke voldoende voor je toets! • Met handige Tipkaart!
Examenvaardigheden In dit dossier vind je deze hoofdstukken:
1. Op naar je diploma! 2. Jouw leerstijl
7
3. Plan je toetsweek 4. Mindmappen
13
19
5. Goed scoren voor je toets 6. Praktische opdracht 7. Eindexamentekst 8. En nu verder ...
In dit dossier zie je deze pictogrammen:
Zo werkt Tumult:
1
25
33
39
47
= Tip
= Groepsopdracht
= Weetje
= Verwijzing naar www.tumult.nl
= Opdracht
= Bruikbaar bij andere vakken
= Keuzeopdracht
= Samenvatting
Dossier www.tumult.nl
+
Tumult Antwoordnummer 47563 1070 WE Amsterdam Tel. 020 – 421 51 29
[email protected] www.tumult.nl ISBN 978-94-6114-262-7 © Tumult, 2015 Alle rechten voorbehouden
In dit dossier maak je individueel, in groepjes of klassikaal opdrachten die je in de les kunt doen.
Op www.tumult.nl vind je na inloggen opdrachten, lesbrieven, digilessen, testen en handige studiekaarten.
Na deze les kun je: • vertellen waar jij trots op bent; • aangeven wat jou motiveert; • concrete doelen formuleren; • een stappenplan maken om je doelen te halen.
1 • Op naar je diploma! Je zit in de bovenbouw van het vmbo, dus vanaf nu werk je toe naar je eindexamen. Je wilt natuurlijk dat dit een leuke tijd wordt en dat je straks een diploma met mooie cijfers op zak hebt. Dat kan, als je weet waar je echt voor gaat en concrete doelen stelt!
1 • Trots! Denk terug aan het afgelopen schooljaar. Wat heb jij gedaan of bereikt waar je echt trots op bent? Voorbeeld: — Ik deed mee aan de schoolmusical. — Ik had een acht voor Engels. Kijk naar je beste momenten! Wat deed je toen goed? Wat heb je bereikt? Wat kun je daarvan leren over jezelf?
Waarom ben je hier echt trots op? Voorbeeld: Ik haal meestal vijfjes voor Engels, dit was voor het eerst dat ik zo’n hoog cijfer had. Ik heb er echt hard voor geleerd.
Vertel aan de klas waar jij echt trots op bent en waarom.
1
Tumult ’15-’16
Als je je diploma wilt halen, moet je er natuurlijk wel wat voor doen. Huiswerk, toetsen leren, werkstukken maken … Al die schooltaken gaan makkelijker als je gemotiveerd bent. Motivatie betekent dat je ergens echt voor gaat.
2 • Motivatie Vertel: waar ben jij heel gemotiveerd voor? Wat vind jij super leuk om te doen? Waar ga je helemaal voor? Leg ook uit waarom je daar zo gemotiveerd voor bent. Voorbeeld: Ik ben gemotiveerd voor gamen, want als ik ermee bezig ben, ga ik er helemaal in op en word ik er steeds beter in. Ik ben gemotiveerd voor
, want
Kruis aan waarom jij naar school gaat. Wat is jouw motivatie om naar school te gaan? Leer je voor jezelf of leer je omdat het moet? Je mag meerdere dingen aankruisen.
Motivatie komt van het Latijnse woord ‘motivere’ en dat betekent ‘bewegen’. Vraag jezelf af: wat heb ik nodig om in beweging te komen? Zo vind je jouw motivatie.
Ik ga naar school omdat … o ik het interessant vind wat ik er leer. o het nou eenmaal moet. o ik het leuk vind op school. o ik straf krijg als ik het niet doe. o het belangrijk is voor mijn toekomst. o mijn ouders verwachten dat ik goede cijfers haal. o ik graag nieuwe dingen leer. o ik er mijn vrienden spreek.
o Vertel wat jou helpt om gemotiveerd te zijn voor school. Wat heb jij nodig om je best te doen op school? Wat motiveert jou? Voorbeeld: Ik weet dat ik later game designer wil worden. Daarvoor is het belangrijk dat ik goed ben in een vak als wiskunde.
2
Tumult ’15-’16
Hogere cijfers halen, beter opletten in de les, meer bereiken met minder inspanning … Wat zijn jouw goede voornemens voor school? Om die voornemens ook echt waar te maken, maak je er doelen van!
3 • Jouw doelen Denk aan de komende tijd tot je eindexamen. Wat wil jij veranderen? Noem drie goede voornemens. 1. Een goed omschreven doel motiveert je om ervoor te gaan. Je kunt dan echt voor je zien hoe het is als je je doel hebt gehaald.
2. 3. Zet je goede voornemens om in concrete doelen. Dat doe je zo:
•
Maak het concreet. Omschrijf heel precies wat je wilt bereiken. Dus niet: beter opletten in de les. Maar: tijdens de les aanteke ningen maken en vragen stellen.
•
Zorg dat het haalbaar is. Stel je doel niet te hoog. Als je vorig jaar een 3 had voor wiskunde, is een 9 wat hoog gegrepen. Maar maak het jezelf ook niet te makkelijk!
•
Spreek een tijd af met jezelf. Bepaal wanneer je je doel gehaald wilt hebben. Bijvoorbeeld: ik wil gemiddeld een 7 staan aan het einde van dit schooljaar.
Mijn doelen 1.
Concreet
Haalbaar
Tijd
o
o
o
o
o
o
o
o
o
2.
3.
Bekijk de doelen van je buurman of buurvrouw. Vink bij elkaar af of de doelen concreet en haalbaar zijn. En of er een tijd bij staat. Pas je doelen zo nodig aan.
3
Tumult ’15-’16
Je doelen halen gaat niet vanzelf, je moet er natuurlijk wel wat voor doen! Hoe beter je weet wat je precies moet doen, hoe makkelijker het wordt.
4 • Stappenplan Samen met je buurman of buurvrouw
Omcirkel op pagina 3 het doel dat jij het belangrijkste vindt. Wat kun je allemaal doen om dit doel te halen? Bedenk samen met je buurman/vrouw zo veel mogelijk dingen.
Maak een contract met jezelf om dit doel te halen. Schrijf op wat je doel is en wanneer je het gehaald wilt hebben. Geef ook aan welke stappen je gaat nemen om het te bereiken.
Contract Mijn doel: Wanneer: Om mijn doel te bereiken, ga ik: 1. 2. 3. Datum:
Handtekening: Handtekening getuige:
Onderteken het contract. Bekijk het contract samen met je buurman/vrouw. Zet allebei je handtekening eronder. Je buurman/vrouw is dus getuige!
4
Tumult ’15-’16
Geheugensteuntjes Stel je voor dat je bezig bent met je doelen. Welke moeilijke momenten kun je onderweg tegenkomen? Bedenk drie dingen. Voorbeeld: — Ik heb geen zin om te leren. — Ik haal toch een onvoldoende. 1. 2. Een middag hard geleerd? Dan heb je het verdiend om iets leuks voor jezelf te doen! Geef jezelf regelmatig een beloning als het je lukt om vol te houden.
3. Maak geheugensteuntjes voor jezelf. Hoe zorg je dat je volhoudt tijdens moeilijke momenten? Schrijf op de kaartjes hieronder geheugensteuntjes om jezelf aan te moedi gen. Voorbeeld: — Als ik nu leer, ben ik straks blij. — Van je fouten leer je het meest!
5
Tumult ’15-’16
Presenteer je doel Presenteer jouw doel aan de klas. Vertel in een halve minuut wat jouw doel is en welke stappen je gaat nemen om het te halen. Bespreek elk doel kort met elkaar. Vertel je doel aan anderen. Dan kunnen zij je helpen om het te halen!
Let daarbij op deze dingen: • Is het doel concreet? • Is het haalbaar? • Is er een tijd aan verbonden? • Is het duidelijk welke stappen je gaat nemen?
Digitest Hoe stel jij doelen? Log in op www.tumult.nl. Doe de digitest Hoe stel jij doelen?.
Studiekaarten Log in op www.tumult.nl. Bekijk de studiekaarten Doelen stellen en Motiveren.
Deze les ging over … … trots. Wees trots op de dingen die je hebt gedaan of bereikt. Kijk naar je goede momenten, daar kun je veel van leren. … motivatie. Motivatie betekent dat je ergens echt voor gaat. Het zorgt ervoor dat je in beweging komt om iets te bereiken. … jouw doelen. Wat wil jij bereiken op school? Stel concrete, haalbare en tijdgebonden doelen. Dan is de kans groot dat je ze ook echt haalt. … stappenplan. Hoe preciezer je weet welke stappen je moet zetten, hoe makkelijker het wordt om je doelen te bereiken.
6
Tumult ’15-’16
Na deze les kun je: • aangeven hoe jij leert; • jouw manier van leren omschrijven; • uitleggen welke leerstijl jouw voorkeur heeft; • vertellen wat jouw mind set is.
2 • Jouw leerstijl De een leert door te doen en gaat het liefst direct aan de slag. De ander denkt eerst goed na voor hij begint. Weer een ander krijgt graag uitleg over wat hij moet doen. Hoe leer jij het beste? Als je weet wat jouw leerstijl is, kun je daar gebruik van maken. Zo gaat leren makkelijker!
1 • Hoe leer jij? Kruis aan: hoe studeer jij? Bekijk de plaatjes. Welke manier van leren lijkt het meest op die van jou?
7
Tumult ’15-’16
Span jij je het liefst zo weinig mogelijk in voor school? Of werk je juist heel hard? Maak je altijd een planning? Of begin je vaak op het laatste moment? Iedereen heeft zijn eigen manier van leren.
2 • Jouw manier Kruis aan welke uitspraak op jou van toepassing is. Kies van de twee steeds de uitspraak die het beste bij jou past.
Ik doe meestal actief mee in de les. Ik stel vragen als ik het niet snap. Ik maak bijna altijd mijn huiswerk. Ik maak een planning voor ik begin. Ik begin meestal op tijd met leren. Ik maak vaak samenvattingen. Ik laat me vaak overhoren. Ik heb liever een toets.
o o o o o o o o
o Ik zit vaak te dromen in de les. o Ik zoek het zelf uit als ik het niet snap. o Ik laat mijn huiswerk vaak zitten. o Ik begin gewoon ergens met leren. o Ik begin vaak op het laatste moment. o Ik doe veel oefenopdrachten. o Ik stel mezelf vragen over de stof. o Ik maak liever een praktische opdracht.
Vat jouw manier van leren samen. Waar en wanneer studeer jij het beste? Hoe pak je het leren aan? Leg uit wat jouw manier van leren is. De ene manier van leren is niet altijd beter dan de andere. De één maakt graag samenvattingen. De ander maakt liever veel oefeningen.
Voorbeeld: Waar: Achter mijn bureau op mijn kamer. Wanneer: ‘s Middags direct na school. Hoe: Ik let meestal goed op in de les, want dan hoef ik thuis minder te doen. Samenvattingen maken vind ik vaak te veel werk. Ik maak wel veel oefeningen. Dan weet ik zeker dat ik het echt begrijp. Waar:
Wanneer: Hoe:
Vertel jouw manier van leren aan de klas. Hoe pakken je klasgenoten het leren aan? Wat kun je leren van de leerstijl van anderen? Schrijf de beste tip die je hoort op de Tipkaart achterin dit dossier.
8
Tumult ’15-’16
Je kunt mensen indelen in verschillende types: doeners, denkers, dromers en beslissers. Ieder type heeft de voorkeur voor een andere leerstijl.
3 • Doener, denker, dromer of beslisser? Kruis de uitspraken aan die bij jou passen.
Doener … o Ik leer het best door dingen te doen. o Ik houd er niet van om lang naar de docent te luisteren. o Ik ga het liefst meteen aan de slag. o Ik vind leren uit boeken saai. o Ik ben niet bang om fouten te maken.
Doener
Denker
Denker … o Ik leer het liefst uit boeken. o Ik kan goed logisch denken. o Ik kan goed de grote lijnen zien en samenvatten. o Ik werk netjes. o Ik leer liever alleen dan samen. Dromer … o Ik leer door veel na te denken. o Ik bekijk een probleem van meerdere kanten. o Ik ben creatief. o Ik kijk graag hoe anderen iets aanpakken. o Ik neem de tijd voor dingen. Beslisser … o Ik leer graag dingen die ik in de praktijk kan toepassen. o Ik maak graag schema’s en planningen. o Ik werk doelgericht. o Ik heb vaak praktische ideeën. o Ik kan snel oplossingen bedenken. Schrijf op welke leerstijl jouw voorkeur heeft.
Dromer
Zet de leerstijl die je het meest hebt aangekruist op 1. Zet de leer stijl die je daarna het meest hebt aangekruist op 2 etc.
1. 2. 3. Beslisser
4.
9
Tumult ’15-’16
Kijk welke leerstijl bij jou op 1 staat. Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat jij die leerstijl hebt. Voorbeeld: Ik ben vooral een beslisser. Laatst deden met een groepje een opdracht. Ik ben dan degene die de taken verdeelt en een plan maakt.
De meeste mensen gebruiken niet één leerstijl, maar een beetje van alles wat. Vaak is er wel één leerstijl die het beste bij je past.
Kijk welke leerstijl bij jou op 4 staat. Wat kun jij van deze leerstijl leren? Voorbeeld: Ik kan van de dromer leren om iets langer over dingen na te denken. Ik neem nu soms te snel een beslissing en daar heb ik dan later spijt van.
Bespreek deze opdracht met de klas. Wat zijn de voordelen en nadelen van iedere leerstijl?
10
Tumult ’15-’16
Geef jij het snel op als iets niet lukt? Of vind je het juist leuk om net zo lang te oefenen tot je het kunt? En wat hebben je gedachten daarmee te maken? Hoe jij denkt over leren, bepaalt hoeveel succes je hebt op school! Dat noem je jouw mindset.
4 • Mindset Doe de test: hoe denk jij over leren?
1. Een vriend probeert je een goocheltruc te leren. Het lukt je niet meteen. Wat doe je? a. Ik laat het zitten, want ik ben blijkbaar niet zo goed in goochelen. b. Ik oefen net zo lang tot ik het onder de knie heb. 2. Je hebt hard geleerd voor een toets, maar haalt toch een onvoldoende. Wat denk je? a. Zie je wel, ik kan het niet! b. Jammer. Misschien kan ik leren van wat ik fout heb gedaan. 3. Om ergens super goed in te worden, moet je minimaal 10.000 uur oefenen. Wat denk jij als je dat hoort? a. Pff, ik word al moe als ik eraan denk! b. Wow, dus als je hard werkt, kun je heel veel bereiken. 4. Een klasgenoot zegt dat je een opdracht beter anders kunt aanpakken. Wat denk je? a. Waar bemoeit hij zich mee?! Alsof hij het zelf zo goed kan! b. Oké, daar zit wat in. Eens kijken of het op die manier beter gaat. 5. Je hebt het laagste cijfer van de klas voor een geschiedenis toets. Wat denk je? a. Iedereen is beter in geschiedenis dan ik! b. Ik heb niet goed genoeg geleerd. Ik ga beter opletten bij geschiedenis!
Heb je vaker a aangekruist? Jij hebt meer een vaste mindset. Dat wil zeggen: jij gelooft dat het min of meer vast staat hoe slim je bent. Of je goed kunt rekenen, dansen, schrijven of tekenen, heeft te maken met je talenten. De een wordt nu eenmaal met andere talenten geboren dan de ander. Jij doet dan ook niet graag dingen waar je niet zo goed in bent. Heb je vaker b aangekruist? Jij hebt meer een groei mindset. Oftewel: jij gelooft dat mensen kunnen groeien. Als je ergens niet goed in bent, kun je door veel oefenen leren om er beter in te worden. Ook als je ergens talent voor hebt, moet je hard werken om er iets in te bereiken. Jij geeft dus niet snel op en vindt het leuk om nieuwe dingen te leren. Bespreek deze opdracht met de klas. Hoeveel leerlingen hebben een vaste mindset? Hoeveel een groei mindset? Met welke mindset denk je dat je het verst komt?
11
Tumult ’15-’16
Vliegtuig Maak in groepjes van drie een papieren vliegtuig. Vouw een vliegtuig dat zo lang mogelijk blijft zweven. Je mag één vel A4-papier gebruiken. Je hebt twee minuten de tijd. Kruis na afloop aan welke uitspraak het beste bij jou past. o o o o
Ik ben gewoon direct gaan proberen. Ik heb logisch nagedacht hoe je een vliegtuig kunt laten zweven. Ik heb eerst gekeken hoe anderen het deden. Ik ben gelijk de taken gaan verdelen.
o Laat jullie vliegtuig aan de klas zien. Welk vliegtuig blijft het langst zweven? Dat groepje heeft gewonnen!
Digitest Leerstijlentest Log in op www.tumult.nl. Doe de Leerstijlentest.
Deze les ging over … … hoe leer jij? Iedereen leert op zijn manier. De een leert door te doen, de ander maakt een planning voor hij begint en weer een ander leert graag samen met anderen. … jouw manier. Span jij je het liefst zo weinig mogelijk in voor school? Of pak je het juist heel gestructureerd aan? Het is goed om jouw leerstijl te kennen en te leren van de leerstijl van anderen. … doener, denker, dromer of beslisser. Je kunt mensen indelen in verschillende typen: doeners, denkers, dromers en beslissers. Ieder type heeft de voorkeur voor een andere leerstijl. … mindset. Je mindset is hoe je over dingen denkt. Hoe jij denkt over leren, bepaalt hoeveel succes je hebt op school!
12
Tumult ’15-’16
Na deze les kun je: • aangeven hoe jij plant; • grote taken in stukken verdelen; • prioriteiten stellen; • een toetsweek plannen.
3 • Plan je toetsweek Help, toetsweek! In één week heb je zeven toetsen. En je moet die week ook twee keer naar voetbaltraining, je oma is jarig en tussendoor wil je nog een beetje ontspannen. Als je het slim plant, heb je geen stress en krijg je toch alles gedaan!
1 • Hoe plan jij? Kruis aan welke uitspraken over plannen bij jou passen. Onderaan kun je zelf nog iets opschrijven.
Schrijf al je afspraken in je agenda als je niets wilt vergeten. Een goede planning begint met het precies bijhouden van je agenda.
Ik … o maak wel eens een planning. o maak alleen een planning voor een hele grote toets. o vind plannen niet zo belangrijk. o haal zonder te plannen ook wel voldoendes. o maak nooit een planning. o vind dat ik wel (meer) zou moeten plannen, maar het komt er niet van. o plan alles. o denk wel eens: had ik maar een planning gemaakt, dan zat ik nu niet in tijdnood. o kan niet werken zonder een planning. o Schrijf je conclusie op. Wat kun jij verbeteren aan jouw manier van plannen?
13
Tumult ’15-’16
Een checklist voor het beoordelen van websites vind je op www.webdetective.nl.
Je kunt een toets natuurlijk de avond van tevoren in één keer leren, maar dat wordt stressen! Maak het jezelf makkelijk en hak de toets in stukjes. Je kunt beter drie keer een halfuur leren dan één keer anderhalf uur. Dat kost veel minder moeite en je onthoudt het ook nog eens beter!
2 • Hak het in stukjes Schrijf op welke toetsen je hebt in de toetsweek. Bekijk het rooster van je toetsweek. Schrijf hiernaast op welke vakken je hebt, wat je precies moet leren en wanneer de toets is. Hak elke toets in stukken. Houd een week in je agenda bij hoeveel tijd je per vak aan je huiswerk besteedt. Na een tijdje kun je dan beter inschatten hoeveel tijd je voor dat vak moet reserveren.
Wat ga je precies doen voor iedere toets? Hoe ga je het leren aan pakken? Verdeel het leren van iedere toets in drie delen. Zet erbij hoeveel tijd je voor elk deel nodig hebt. Reken terug wanneer je voor elke toets moet beginnen met leren. Hoeveel tijd heb je in totaal per toets nodig? Wanneer moet je dan met leren beginnen? Schrijf dat er voor iedere toets bij. Voorbeeld: Vak: Biologie Wat: Hoofdstuk 1. Cellen Wanneer: 13 oktober Ik verdeel het leren in:
Tijd:
1. Hoofdstuk lezen 2. Samenvatting maken 3. Overhoren
30 minuten 40 minuten 20 minuten
Wanneer beginnen: 7 oktober
14
Tumult ’15-’16
Toets 1
Vak: Wat: Wanneer: Ik verdeel het leren in:
Tijd:
1. 2. 3. Wanneer beginnen:
Toets 2
Vak: Wat: Wanneer: Ik verdeel het leren in:
Tijd:
1. 2. 3. Wanneer beginnen:
Toets 3
Vak: Wat: Wanneer: Ik verdeel het leren in:
Tijd:
1. 2. 3. Wanneer beginnen:
Toets 4
Vak: Wat: Wanneer: Ik verdeel het leren in: 1. 2. 3. Wanneer beginnen:
15
Tumult ’15-’16
Tijd:
Je hebt naast school natuurlijk nog meer dingen te doen, zoals sporten, een bijbaantje of je favoriete serie kijken. Niet alles is even belangrijk. Stel dus prioriteiten. Dat wil zeggen dat je bepaalt wat echt nu moet gebeuren en wat later kan.
3 • Prioriteiten Schrijf op wat je tijdens de toetsweek nog meer moet doen. Welke dingen heb je in de toetsweek naast school? Denk aan sport, hobby’s, afspraken, bijbaantje etc. Zet erbij wanneer het is en hoeveel tijd het kost. Andere activiteiten Welke dag
Hoeveel tijd
Plan niet te veel studieuren achter elkaar. Het is verstandiger om regelmatig kort te pauzeren of om even iets anders te gaan doen. Je onthoudt de leerstof dan beter.
Bepaal wat het belangrijkste is wat je naast school moet doen.
•
Welke dingen zijn heel belangrijk en moeten echt deze week gebeuren? Markeer die met een markeerstift (of zet er een uitroepteken achter). • Welke dingen zijn iets minder belangrijk? Die laat je wit. • Welke dingen zijn niet belangrijk en kunnen wachten? Zet die tussen haakjes.
Als je alles voor de toetsweek op een rijtje hebt gezet en prioriteiten hebt gesteld, kun je gaan plannen.
4 • Weekplanning Maak een planning voor je toetsweek.
•
Begin met het inplannen van je toetsen en wat je daarvoor moet leren (zie overzicht op pag. 15). • Plan daarna de belangrijkste andere activiteiten die je hebt. • Plan dan de iets minder belangrijke dingen. • Kijk of je ruimte overhoudt voor de onbelangrijke dingen.
16
Tumult ’15-’16
Weekplanner Week: Dag
Hoe laat
Wat
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag/ Zondag
17
Tumult ’15-’16
Voortgang Houd de planning die je hebt gemaakt voor de toetsweek bij.
• • •
Zet een krulletje achter taken die je hebt afgerond. Markeer de taken die niet zijn gelukt en plan ze opnieuw in. Houd bij hoeveel tijd je echt nodig had (meer of minder dan gepland?).
Kijk na afloop terug op je planning. Soms klopt je planning niet. Er komt bijvoorbeeld iets tussen. Of iets kost toch meer tijd dan je had gedacht. Pas dan je planning aan!
Wat ging goed?
Wat kun je verbeteren?
Studiekaart Plannen Log in op www.tumult.nl. Bekijk de studiekaart Plannen.
Deze les ging over … … plannen. Komt er een drukke toetsweek aan? Als je het slim plant, heb je geen stress en krijg je toch alles gedaan! … hak het in stukjes. Maak een overzicht van alles wat je moet doen voor je toetsweek. Maak het jezelf daarbij makkelijk en hak iedere toets in stukjes. … prioriteiten. Je hebt naast school natuurlijk nog meer dingen te doen. Niet alles is even belangrijk. Stel dus prioriteiten. … weekplanning. Als je alles voor de toetsweek op een rijtje hebt gezet en prioriteiten hebt gesteld, kun je gaan plannen.
18
Tumult ’15-’16
4 • Mindmappen
Na deze les kun je: • informatie vertalen naar plaatjes; • samenvatten in een mindmap; • brainstormen in een mindmap.
Een heel hoofdstuk samenvatten op één A4’tje, de beste ideeën bedenken tijdens een brainstorm … Het kan als je een mindmap maakt. Met een mindmap zet je alle informatie uit je hoofd in een overzichtelijk schema met plaatjes. Op die manier gebruik je je hersenen slimmer en leer je sneller en makkelijker.
1 • Pictionary Speel pictionary met de klas.
•
Bij mind mappen maak je gebruik van het deel van je hersenen dat ook plaatjes verwerkt. Op die manier onthoud je dingen beter.
• • • • • • • •
Schrijf allemaal een woord op een papiertje en lever dat in bij de mentor. Verdeel de klas in vier teams. Eén persoon van team 1 komt naar voren en trekt een papiertje. Vertel niet aan de anderen wat erop staat! Maak met een tekening op het bord duidelijk wat het woord is. Je mag er niet bij praten en geen woorden of cijfers gebruiken. Raadt jouw team binnen 30 seconden wat je tekent, dan hebben jullie een punt. Dan is team 2 aan de beurt etc. Welk team heeft na drie rondes de meeste punten? Dat team heeft gewonnen.
19
Tumult ’15-’16
Een mindmap is een soort ‘landkaart’ van wat er in je hersenen is opgeslagen. Je gebruikt woorden, kleuren, vormen, plaatjes en lijnen om verbanden te laten zien. Op die manier kun je de informatie beter verwerken. Zo kun je met een mindmap hele boeken samenvatten op één A4’tje of A3’tje!
2 • Samenvatten in een mindmap Kies een tekst die je binnenkort moet leren. Voor welk vak moet je binnenkort een tekst leren? Schrijf op wat je precies moet leren en wat het onderwerp van de tekst is.
Maak je mindmap minimaal op een A4 vel, het liefst nog groter. Gebruik het vel liggend.
Voorbeeld: Vak: Aardrijkskunde Tekst: Hoofdstuk 2 Onderwerp: Gezondheid Vak:
Tekst:
Onderwerp: Vat deze tekst samen in een mindmap in het veld hiernaast. Pak de tekst erbij en maak er een mindmap van. Dat doe je zo:
1. Noteer het onderwerp van de tekst in het midden. Maak er een tekeningetje bij. 2. Vanuit dit woord maak je takken. Schrijf bij elke tak één woord dat te maken heeft met het onderwerp. Dat zijn de deelonderwerpen. Kijk bijvoorbeeld naar de titels van de paragrafen. 3. Vanuit deze takken maak je weer nieuwe takken. Daar schrijf je woorden bij die over het deelonderwerp gaan. Kijk bijvoorbeeld naar de woorden die vetgedrukt, schuingedrukt of onderstreept zijn in een paragraaf. 4. Zo kun je steeds doorgaan. Gebruik verschillende kleuren, maak er tekeningetjes bij, gebruik pijlen om verbanden aan te geven. Hoe creatiever, hoe beter! Voorbeeld:
20
Tumult ’15-’16
21
Tumult ’15-’16
Je kunt een mindmap ook heel goed gebruiken om te brainstormen. Bijvoorbeeld als je een leuk onderwerp moet bedenken voor een werkstuk, een origineel thema wilt verzinnen voor een schoolfeest of oplossingen zoekt voor een probleem. Schrijf al je gedachten op in een mindmap. Zo kom je op de beste ideeën!
3 • Brainstormen in een mindmap Vorm groepjes van drie personen. Jullie krijgen de opdracht om een nieuwe schoolkrant te bedenken. Brainstorm met je groepje over deze schoolkrant.
Schrijf in de mindmap alles op wat je te binnen schiet. Hoe gekker hoe beter. Zo bedenk je de leukste ideeën!
Schrijf al jullie ideeën op in een mindmap. Dat doe je zo: 1. Het onderwerp van de brainstorm staat in het midden: nieuwe schoolkrant. 2. Maak vanuit dit woord takken. Schrijf bij elke tak een woord dat met de schoolkrant te maken heeft. Bijvoorbeeld: rubrieken, onderwerpen, vormgeving. 3. Vanuit die deelonderwerpen maak je weer nieuwe takken. Daarbij schrijf je alle ideeën die je hebt bij dit deelonderwerp. Bijvoorbeeld bij rubrieken: leerling van de maand, grappige uitspraken van leraren, horoscoop etc. 4. Zo kun je steeds doorgaan. Gebruik verschillende kleuren, maak er tekeningetjes bij, gebruik pijlen om verbanden aan te geven. Hoe creatiever, hoe beter! Voorbeeld:
Presenteer jullie beste idee aan de klas. Wat is het leukste, grappigste of origineelste onderdeel dat jullie bedacht hebben voor de schoolkrant? Vertel dat aan de klas.
22
Tumult ’15-’16
23
Tumult ’15-’16
Nieuwe schoolkrant
Lesbrief Een cadeau bedenk je zo! Log in op www.tumult.nl. Maak de lesbrief Een cadeau bedenk je zo!.
Studiekaart Mindmappen Log in op www.tumult.nl. Bekijk de studiekaart Mindmappen.
Deze les ging over … … mindmappen. Een mindmap is een soort ‘landkaart’ van wat er in je hersenen is opgeslagen. Je gebruikt steekwoorden, kleuren, vormen, plaatjes en lijnen om informatie te ordenen. Op die manier gebruik je je hersenen slimmer en leer je sneller en makkelijker. … samenvatten in een mindmap. Met een mindmap kun je leerstof op één A4’tje samenvatten. Je houdt het overzicht, je ziet onderlinge verbanden beter en je kunt meer onthouden. … brainstormen in een mindmap. Je kunt een mindmap ook heel goed gebruiken om te brainstormen. Schrijf al je gedachten op in een mindmap. Zo kom je op de beste ideeën!
24
Tumult ’15-’16
5 • Goed scoren voor je toets
Na deze les kun je beter scoren op: • een multiplechoicetoets; • een toets met open vra gen; • een luistertoets; • een mondelinge toets.
Toetsen heb je in alle soorten en maten: multiplechoice toetsen, toetsen met open vragen, luistertoetsen, mondelinge toetsen. Met de juiste aanpak kun je voor iedere toets goed scoren. In dit hoofdstuk ontdek je wat je kunt verwachten en hoe je rustig kunt blijven.
1 • Voorkeur Schrijf op: wat voor toets maak jij het liefst en wat voor toets maak jij het minst graag? Kies uit multiplechoicetoets, toets met open vragen, luistertoets of mondelinge toets. Schrijf dit in het schema hieronder. Ga de avond voor de toets op tijd naar bed en ontbijt op de ochtend van de toets goed. Dan kun je je het beste concentreren.
Favoriete toets
Minst favoriete toets
___________________________
____________________________
1. ___________________________
1. ____________________________
___________________________ ____________________________ 2. ___________________________
2. ____________________________
___________________________ ____________________________ 3. ___________________________
3. ____________________________
___________________________ ____________________________
Leg je antwoord uit. Schrijf onder allebei de toetsen drie redenen waarom je deze toets het liefst of juist het minst graag maakt.
25
Tumult ’15-’16
Multiple choice betekent ‘meer keuze’. Bij een multiplechoicetoets kun je dus kiezen uit meerdere antwoorden (meestal 3 of 4). Als je het slim aanpakt, heb je de meeste kans dat je het goede antwoord kiest!
2 • Multiplechoicetoets Lees de informatie.
Vijf tips om goed te scoren op een multiplechoicetoets: 1. Werk volgens het rondesysteem. Begin met de vragen die je zeker weet, sla de rest over (ronde 1). Maak daarna de iets lastigere vragen (ronde 2). Eindig met de allermoeilijkste vragen (ronde 3). 2. Lees de vragen goed. Lees de vraag zorgvuldig en geef antwoord in je hoofd. Lees dan de antwoorden aandachtig. Grote kans dat jouw antwoord erbij staat! 3. Streep antwoorden weg. Meestal is één antwoord overduidelijk fout. Als je even nadenkt, valt er vaak nog een ant woord af. Kies van de twee antwoorden die overblijven het beste antwoord. 4. Bij twijfel: ga voor je eerste ingeving. Als je je goed hebt voorbereid, is je eerste ingeving meestal de beste. Blijf dus bij je eerste keuze, behalve als je zeker weet dat het fout is. 5. Als je het niet weet: doe een gok. Weet je het antwoord echt niet? Als je niets invult, heb je het sowieso fout. Kruis dus altijd een antwoord aan: je hebt 33% of 25% kans dat je goed gokt!
Beantwoord de multiplechoicevragen. Omcirkel het goede antwoord. Gebruik de tips hierboven! 1.
Wat is de hoofdstad van Nederland? a. Utrecht b. Den Haag c. Amsterdam
2. Hoe werden tijdens het Romeinse Rijk soldaten uitbetaald? a. Met zout b. Met goud c. Met euro’s 3. Hoeveel keer kan een mier zijn eigen gewicht tillen? a. 50 keer b. 10 keer c. 25 keer De juiste antwoorden vind je op pagina 32.
26
Tumult ’15-’16
Bij een toets met open vragen, moet je het antwoord zelf bedenken. Dat lijkt misschien moeilijker dan multiplechoice, maar je kunt wel beter laten zien wat je allemaal weet. En je kunt ook punten krijgen voor een antwoord dat half goed is!
3 • Toets met open vragen Samen met je buurman of buurvrouw
Lees de informatie.
Je kunt verschillende soorten vragen krijgen op een toets met open vragen:
•
Kennisvragen toetsen of je de feiten weet.
Voorbeeld: In welk jaar was de Franse Revolutie? Wat is de definitie van cultuur? Wie is de minister-president van Nederland?
•
Begripsvragen toetsen of je de stof hebt begrepen.
Voorbeeld: Wat gebeurt er als je water en olie mengt? Wat zijn de gevolgen van massatoerisme? Wat is het verschil tussen een gloeilamp, spaarlamp en LED-lamp? Vijf tips om goed te scoren op een toets met open vragen: 1. Begin met de makkelijkste vragen. Begin met de vragen die je zeker weet, die punten zijn vast binnen! Werk daarna van makkelijk naar moeilijk. 2. Werk vraag voor vraag. Richt je aandacht op één vraag tegelijk. Denk wel aan de tijd en blijf niet hangen bij vragen die je niet weet. Sla deze over voor later. 3. Lees de vragen goed. Het is zonde als je een vraag fout hebt, omdat je niet goed hebt gelezen. Lees de vragen dus zorgvuldig. 4. Denk na voordat je schrijft. Bedenk wat je weet over het antwoord (maak zo nodig aantekeningen). Schrijf dan pas het antwoord netjes en leesbaar op. 5. Controleer je antwoorden. Lees alle vragen en je antwoorden aan het eind nog een keer goed door en controleer ze op fouten.
Pak een leerboek uit je tas en kies een tekst uit. Kies een tekst die je binnenkort moet leren. Bedenk twee kennis vragen en één begripsvraag bij deze tekst.
27
Tumult ’15-’16
Kennisvragen: 1.
2.
Begripsvraag: 3.
Wissel van dossier met je buurman of buurvrouw.
Oefen je toets met flitskaarten. Op de ene kant zet je een vraag en op de andere kant het antwoord.
Laat je buurman/vrouw jouw vragen beantwoorden en andersom. Controleer of de antwoorden goed zijn. Antwoorden: 1.
2.
3.
28
Tumult ’15-’16
Goed luisteren is een kunst. Dat geldt in het algemeen, maar helemaal bij een luistertoets.
4 • Luistertoets Samen met je buurman of buurvrouw
Lees de informatie.
Vijf tips om goed te scoren op een luistertoets: 1. Oefen regelmatig. Maak oefentoetsen. Kijk naar buitenlandse tv-zenders of zet de ondertitels uit als je een DVD kijkt. Luister naar buitenlandse radio etc. 2. Luister naar de introductie. Luistertoetsen beginnen meestal met een korte introductie. Die geeft je vast een idee waar het over gaat en je kunt wennen aan de stem. 3. Lees vooruit. Lees voorafgaand aan elk fragment de vraag (nog niet de antwoorden!), dan weet je waar je op moet letten. 4. Concentreer je op wat er gezegd wordt. Sluit af en toe je ogen of focus op een bepaald punt, zodat je niet wordt afgeleid. Maak zo nodig aantekeningen tijdens het luisteren. 5. Blijf luisteren! Raak niet in paniek als je het even niet verstaat. Je hoeft niet elk woord te snappen om de grote lijn te kunnen volgen.
Vertel je buurman een verhaal.
Kijk na elke toets wat je fout hebt gedaan. Noteer de fout(en), zodat je bij een volgende toets de fout(en) niet nog een keer maakt.
• • • • • • • •
Kies een onderwerp waar je veel over weet. Dat mag van alles zijn: je huisdier, favoriete artiest, auto’s. Vertel de ander een verhaaltje over dat onderwerp. Hij of zij luistert aandachtig naar wat je vertelt. Je verhaal moet twee minuten duren. Daarna stel je de ander drie vragen over het onderwerp. Hoeveel vragen kan hij of zij goed beantwoorden? Draai daarna de rollen om: wie heeft de meeste vragen goed?
Verhaal (in steekwoorden):
Drie vragen: 1. 2. 3.
29
Tumult ’15-’16
De een vindt een mondelinge toets ontzettend spannend. De ander vindt het juist fijner dan een schriftelijke toets. Een goede voorbereiding is het halve werk.
5 • Mondelinge toets Lees de informatie.
Vijf tips om goed te scoren op een mondelinge toets: 1. Bereid je goed voor. Bedenk van tevoren welke vragen je tijdens een mondelinge overhoring kunt krijgen. Oefen je antwoord op die vragen hardop, het liefst met iemand samen. 2. Herhaal de vraag in je eigen woorden. Luister goed naar de vraag van je docent en herhaal deze. Zo weet je zeker dat je de vraag goed begrijpt. En je wint tijd om over het antwoord na te denken. 3. Denk hardop. Vertel wat je weet en hoe je op een antwoord komt. De docent kan niet in jouw hoofd kijken, dus wees volledig! 4. Je hoeft niet alles te weten. Neem de tijd voor je antwoord. Je mag best even een stilte laten vallen om te denken. En wees eerlijk als je iets echt niet weet: je kunt niet alles weten. 5. Let op je houding. Probeer je te ontspannen. Zorg dat je rechtop zit en kijk de docent aan. Op die manier straal je zelfvertrouwen uit.
Speel in groepjes van drie het spel ‘geen ja, geen nee, geen uh’. Rollen: 1. Vragensteller: stelt vragen. 2. Antwoordgever: geeft antwoord. 3. Scheidsrechter: houdt de score en de tijd bij. Spelregels: • Je hebt 90 seconden, de scheidsrechter houdt de tijd bij. • De antwoordgever moet vragen beantwoorden zonder ja, nee of uh te zeggen. • De vragensteller probeert dat natuurlijk moeilijk te maken. • Zeg je toch ja, nee of uh, dan roept de scheidsrechter: fout! • Zeg je binnen de tijd drie keer ja, nee of uh? • Dan heeft de vragensteller gewonnen. • Anders heeft de antwoordgever gewonnen. Wissel daarna van rol, zodat iedereen elke rol een keer gehad heeft. Succes!
30
Tumult ’15-’16
Relax! Kruis aan welke uitspraak het best bij jou past. Als ik een toets heb … o maak ik me totaal niet druk, het is maar een toets! o ben ik een beetje gespannen, maar dat verdwijnt meestal als ik bezig ben. o ben ik zo zenuwachtig dat ik niet goed meer kan nadenken. o kom ik vaak niet opdagen. Het is niet erg om een beetje gespannen te zijn voor een toets, dat zorgt er juist voor dat je scherp bent. Het helpt om ontspannings oefeningen te doen.
Doe de twee ontspanningsoefeningen hieronder. Oefening 1: aanspannen en loslaten • Ga rechtop in je stoel zitten. • Trek je wenkbrauwen drie tellen op en laat ze weer los. • Trek je schouders drie tellen op en laat ze weer los. • Bal je vuisten drie tellen en laat ze weer los. • Knijp je bilspieren drie tellen samen en laat weer los. • Duw je hakken drie tellen in de grond en laat ze weer los. Oefening 2: ademhaling • Ga lekker op je stoel zitten en concentreer je op je ademhaling. • Leg je handen op je buik en ontspan je schouders. • Adem in door je neus en voel met je handen hoe je buik uitzet. • Adem langzaam uit door je mond en ontspan. • Doe dit tien keer. • Rek je daarna uit alsof je net wakker bent. Bespreek met de klas hoe je kunt omgaan met spanning voor een toets. Wat doe jij als je zenuwachtig bent voor een toets? Wat doen je klasgenoten? Bespreek dat met elkaar. Schrijf de beste tip die je hoort op de Tipkaart achterin dit dossier.
31
Tumult ’15-’16
Lesbrief Piekeruurtje Log in op www.tumult.nl. Maak de lesbrief Piekeruurtje.
Lesbrief Gedeelde examensmart is halve smart Log in op www.tumult.nl. Maak de lesbrief Gedeelde examen smart is halve smart.
Studiekaarten Log in op www.tumult.nl. Bekijk de studiekaarten Multiplechoicetoets, Toets met open vragen, Luistertoets en Mondelinge toets.
Antwoorden bij opdracht 2: 1-c, 2-a, 3-a
Deze les ging over … … toets maken. Toetsen heb je in alle soorten en maten. Met de juiste aanpak kun je voor iedere toets goed scoren. … multiplechoicetoets. Bij een multiplechoicetoets kun je kiezen uit meerdere antwoorden. Als je het slim aanpakt, heb je de meeste kans dat je het goede antwoord kiest! … toets met open vragen. Bij een toets met open vragen, moet je het antwoord zelf bedenken. Zo kun je beter laten zien wat je allemaal weet. … luistertoets. Goed luisteren is een kunst. Dat geldt in het algemeen, maar helemaal bij een luistertoets. … mondelinge toets. Of je een mondelinge toets nu heel spannend vindt of niet: een goede voorbereiding is het halve werk.
32
Tumult ’15-’16
Na deze les kun je een prak tische opdracht maken in vijf stappen: 1. Oriënteren 2. Plan van aanpak 3. Uitvoeren 4. Presenteren 5. Terugkijken
6 • Praktische opdracht Met een praktische opdracht (po) laat je zien dat je zelfstandig kunt werken, de vaardigheden van een vak beheerst en voldoende vakkennis hebt. Of het nu gaat om een praktische opdracht voor techniek of je sectorwerkstuk als je vmbo-t doet, je aanpak is hetzelfde.
1 • Oriënteren Samen met je buurman of buurvrouw
Pak je agenda: welke praktische opdracht heb je binnenkort? Pak de opdracht erbij en lees hem goed. Voor welk vak is het? Wat moet je precies doen?
Begin niet meteen aan een opdracht, maar kijk eerst goed wat je precies moet doen. Zo voorkom je dat je de opdracht verkeerd begrijpt en werk voor niets doet.
Bespreek de praktische opdracht in tweetallen. Welke vragen hebben jullie nog over de opdracht? Bedenk er drie. 1. 2. 3. Bespreek jullie vragen klassikaal.
33
Tumult ’15-’16
Weet je wat je precies moet doen? Snap je de opdracht helemaal? Dan kun je natuurlijk ergens beginnen en maar hopen dat het goed komt. Maar het is slimmer om eerst een plan van aanpak te maken. Daarin zet je op een rijtje wat er allemaal moet gebeuren, wie dat gaat doen, wanneer het klaar moet zijn en hoe je het gaat aanpakken.
2 • Plan van aanpak Maak een plan van aanpak voor je praktische opdracht. Denk goed na wat je allemaal moet doen en vul het schema in. Als je de praktische opdracht samen met anderen doet, maak je natuurlijk ook samen een plan van aanpak. Voorbeeld: Taak
Wie
Wanneer moet het af zijn?
Hoe pak je het aan?
Informatie zoeken
Dirk en Jessica
12 oktober
Naar de mediatheek gaan en op internet zoeken.
Taak
Wie
Wanneer moet het af zijn?
Hoe pak je het aan?
Schrijf de taken die jij moet doen op in je agenda.
34
Tumult ’15-’16
Als je plan van aanpak klaar is, kun je aan de slag. Houd je aan de afspraken die je met jezelf of met anderen gemaakt hebt. Loopt er iets mis? Geen paniek! Voor ieder probleem is een oplossing te bedenken.
3 • Uitvoeren Vorm groepjes van vier. Stel je voor dat je al bezig bent met de opdracht. Wat kan er misgaan? Noem alle vier één ding en schrijf ze op. Voorbeeld: - Je planning loopt uit. - Iemand in je groepje doet zijn werk niet. Wees niet bang om fouten te maken. Daar leer je juist heel veel van!
1.
2.
3.
4.
Bedenk samen voor elk probleem een oplossing. Wat doe je als er iets misloopt? Bespreek dat met elkaar en schrijf jullie oplossingen op. 1.
2.
3.
4.
35
Tumult ’15-’16
Vaak sluit je een praktische opdracht af met een presentatie. Daarin vertel je wat je hebt gedaan of onderzocht. En wat de resultaten zijn. Het leukste is natuurlijk als je er een spetterende presentatie van maakt!
4 • Presenteren Bereid je presentatie voor. Vul de kolommen in de tabel hieronder in. Kolom 1. Wat ga je vertellen? Bedenk een opbouw voor je presentatie: wat ga je precies vertellen over je praktische opdracht? Schrijf dat in steekwoorden op. Kolom 2. Wat laat je daarbij zien? Maak je er een PowerPointpresentatie of Prezi bij? Of laat je een filmpje zien? Schrijf dat op per onderdeel. Kolom 3. Wie vertelt wat? Doe je de presentatie met meerdere mensen? Schrijf dan op wie wat vertelt. Voorbeeld:
1.
Wat ga je vertellen?
Wat laat je daarbij zien?
Wie?
Een goede reisverzekering is belangrijk, maar je wilt ook niet te veel betalen. Wij hebben twee verzekeringen met elkaar vergeleken.
Grappig reclame filmpje over reis verzekering.
Jessica
Wat laat je zien?
Wie?
Wat ga je vertellen? 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
36
Tumult ’15-’16
Je leert het meest van je fouten. Kijk dus altijd terug hoe de praktische opdracht is gegaan. Dan kun je het de volgende keer (nog) beter doen.
5 • Terugkijken Denk terug aan de laatste praktische opdracht die je had. Voor welk vak was dat en welk cijfer had je? Vak:
Cijfer:
Begreep je de opdracht? o Ja, want: o Nee, want:
Heb je eerst een plan van aanpak gemaakt? o Ja, want: o Nee, want:
Hoe heb je de opdracht precies aangepakt?
Schrijf je conclusie op. Wat heb je goed gedaan?
Wat ging minder goed?
Wat ga je de volgende keer anders doen?
37
Tumult ’15-’16
Digiles Jouw PowerPointpresentatie Log in op www.tumult.nl. Doe de digiles Jouw PowerPoint presentatie.
Studiekaarten Log in op www.tumult.nl. Bekijk de studiekaarten Praktische opdracht en Sectorwerkstuk.
Deze les ging over … … praktische opdracht. Een praktische opdracht maak je in vijf stappen: Stap 1. Oriënteren. Wat moet je precies doen? Zorg dat je de opdracht goed begrijpt. Stap 2. Plan van aanpak. Maak een plan van aanpak voordat je begint. Daarin zet je wat er allemaal moet gebeuren, wie dat gaat doen, wanneer het klaar moet zijn en hoe je het gaat doen. Stap 3. Uitvoeren. Houd je aan de afspraken die je hebt gemaakt. En raak niet in paniek als er iets misloopt: voor alles is een oplossing. Stap 4. Presenteren. Vaak sluit je een praktische opdracht af met een presentatie. Daarin vertel je wat je hebt gedaan of onderzocht. Stap 5. Terugkijken. Kijk altijd terug hoe de praktische opdracht is gegaan. Dan kun je het de volgende keer (nog) beter doen.
38
Tumult ’15-’16
7 • Eindexamentekst
Na deze les kun je: • globaal lezen; • tekstsoort en tekstdoel bepalen; • kernzinnen herkennen in alinea’s; • tekstverbanden herkennen door signaalwoorden.
Examenteksten: je krijgt er hoe dan ook mee te maken. Of je nou alleen Nederlands en Engels hebt of ook Duits, Spaans en Arabisch … Het maakt niet uit welke taal het is, je kunt altijd de aanpak uit dit hoofdstuk gebruiken. Zo kun je iedere examentekst aan!
1 • Globaal lezen Lees de tekst op pagina 43 en 44 in 30 seconden globaal door. Lees de tekst nog niet volledig, maar kijk naar: • de titel; • de eerste en de laatste zin van elke alinea; • plaatjes. Beantwoord de vragen. Waar gaat de tekst volgens jou over? Vertel dit in één zin. Met globaal lezen probeer je erachter te komen waar een tekst ongeveer over gaat. Dat geeft je een voorsprong als je echt gaat lezen.
Wat weet je al van dit onderwerp? Schrijf dat hieronder in steek woorden op.
39
Tumult ’15-’16
Een reclametekst, een nieuwsbericht, een leesboek of een studieboek. Voordat je begint met lezen is het slim om te kijken wat voor soort tekst het is en wat het doel van de tekst is. Dan weet je hoe je het moet lezen en wat je kunt verwachten.
2 • Tekstsoort en tekstdoel Lees de informatie. Een schrijver kan vier doelen hebben met een tekst: 1. Eigen gevoelens tot uitdrukking brengen. 2. De lezer informeren. 3. Overtuigen van een mening. 4. De lezer tot handelen aansporen (bijvoorbeeld om iets te kopen of te doen). Bekijk de teksten op pagina 41. Schrijf in het schema op wat voor soort tekst het is, wat het doel van de tekst is en waar het over gaat. Voorbeeld:
1.
Soort tekst
Doel
Waar gaat het over?
Gedicht
Gevoelens tot uitdrukking brengen.
Hoe mooi de kleine dingen in het leven zijn.
Soort tekst
Doel
Waar gaat het over?
1. 2. 3. 4.
Bekijk de tekst op pagina 43 en 44 nog eens. Wat voor soort tekst is dit? Welke twee van de vier doelen zijn bij deze tekst het belangrijkste? 1. 2.
40
Tumult ’15-’16
➋
➊
Verloren schoen leidt naar inbreker 16 april 2014
leeuwarden - De politie heeft in de nacht van zondag op maandag een 22-jarige man uit Leeuwarden twee keer achter elkaar aangehouden op verdenking van inbraak. De tweede keer deed zijn verloren schoen hem de das om, meldde de politie maandag. Tegen middernacht werd de man door de politie in de kraag gevat na een mislukte inbraak in een garagebox. Hij werd verstopt in de struiken aangetroffen met een tas inbrekerswerktuig en werd meegenomen naar het politiebureau. Na het verhoor werd hij vrijgelaten. In de vroege ochtend kwam een nieuwe melding van een inbraak in een snackbar in de Friese hoofdstad. Agenten troffen niemand aan, maar wel een linkerschoen die ze bekend voorkwam. Die bleek van dezelfde 22-jarige man. Agenten zochten hem thuis op, waar hij opnieuw werd aangehouden. Bron: ANP
➌
➍
From: Telefoon Company To:
[email protected] Onderwerp: Uw Telefoon Company factuur
Ingezonden brief: slechte fietsverlichting scholieren
Beste mevrouw de Wit,
Graag wil ik u erop wijzen dat de fietsverlichting van scholieren uitermate slecht is! Daar ik als vracht wagenchauffeur dagelijks door Noord-Holland mijn werk uitvoer en veelal over polderwegen rijd, valt het mij steeds vaker op dat de fietsverlichting niet brandt of miniem zichtbaar is als het buiten donker is.
Bijgaand ontvangt u uw factuur met de kosten voor de maand februari. Het totaalbedrag wordt ongeveer 6 dagen na de factuurdatum van uw rekening afgeschreven. Kijk op onze website voor een voorbeeldfactuur met uitleg over de verschillende kostenposten. Heeft u nog vragen, dan kunt u terecht bij de klantenservice op 0900 – 123 4567 (€ 0,35 per gesprek). Of stel uw vraag hier. Met vriendelijke groet, De Telefoon Company
Als men leerlingen daarop aanspreekt, fietsen ze schouderophalend door, maar als ik een fietser aanrijd, ben ik de beroepschauffeur en had ik beter op moeten letten. Maar al zitten er 100 spiegels en camera’s op mijn vrachtauto en al doe ik nog zo voorzichtig, een onverlichte fietser moet met een aanrijding tegen een vrachtauto altijd het onderspit delven. Misschien is in het algemeen een reflecterend hesje al voldoende om op te vallen in donker, zeker als men onvoldoende verlichting voert. Ik hoop dat u dit bij de scholieren onder de aandacht wilt brengen. Dank ik u allen hartelijk voor de aandacht. Gerard de Haan (vrachtwagenchauffeur) Bron: Wieringernieuws
41
Tumult ’15-’16
Een tekst bestaat uit alinea’s, die allemaal een stukje over het onderwerp vertellen. In de kernzin staat de belangrijkste informatie van een alinea. Meestal is dat de eerste, tweede of laatste zin. De rest geeft vaak alleen maar extra uitleg of voorbeelden. De kernzinnen helpen je om de rode draad van de tekst te zien.
3 • Kernzinnen Samen met je buurman of buurvrouw
Haal de kernzinnen uit de tekst op pagina 43 en 44. Onderstreep of markeer in elke alinea de kernzin. Twijfel je of een zin de kernzin is? Vraag je dan af of deze zin iets nieuws over het onderwerp vertelt.
Bespreek deze opdracht met je buurman of buurvrouw. Hebben jullie dezelfde zinnen onderstreept? Overleg met elkaar wat de juiste kernzinnen zijn.
Zinnen en alinea’s staan niet zomaar achter elkaar. Ze staan in verband met elkaar. Als je die verbanden ziet, is het veel makkelijker om de tekst te volgen. Je kunt verbanden in de tekst herkennen door signaalwoorden, zoals: daardoor, bijvoorbeeld, maar, ten eerste etc.
4 • Signaalwoorden en verbanden Bekijk het schema op de volgende pagina. Haal de signaalwoorden uit de tekst op pagina 43 en 44. Omcirkel alle signaalwoorden die je herkent in de tekst. Schrijf drie signaalwoorden op die je hebt gevonden in de tekst. Zet erbij in welke alinea het signaalwoord staat en welk verband het aangeeft. Alinea
Signaalwoord
Verband
42
Tumult ’15-’16
Verband:
Signaalwoorden:
Voorbeeld:
Oorzaak en gevolg
waardoor, daardoor, oorzaak, door, doordat, zodat, met als gevolg
Door een aardbeving in Turkije zijn duizenden mensen dakloos.
Doel en middel
om te, met als doel, opdat, zodat, door … te, voor
Hero neemt bijlessen, zodat hij minder onvoldoendes voor wis kunde zal halen.
Algemeen en voorbeeld
algemeen: over het alge meen, uit onderzoek blijkt, normaal gesproken
Uit onderzoek blijkt dat de politie steeds vaker te maken heeft met belediging en bedreiging. Neem nou agente Samira uit Utrecht. Zij werd door een agressieve man met de dood bedreigd.
voorbeeld: bijvoorbeeld, zo, zoals, neem nou Tegenstelling
maar, toch, hoewel, in tegenstelling tot, echter, daarentegen
Petra vindt het erg leuk om na schooltijd te sporten. Jon vindt dat echter helemaal niet leuk en kijkt dan liever tv.
Opsomming
ten eerste, ten tweede, daarnaast, bovendien, ook, vervolgens, tot slot, ten slotte, verder
Er zijn verschillende oorzaken voor het lerarentekort: Ten eerste gaan veel docenten de komende jaren met pensioen. Ten tweede zijn er weinig jonge mensen die kiezen voor het beroep van leraar.
Verkeerschaos dreigt in het heelal (1) Kortgeleden beleefde de ruimte zijn eerste serieuze verkeersongeluk. Op ongeveer 800 kilometer boven Siberië kwamen een Amerikaanse en een Russische 5 communicatiesatelliet met elkaar in botsing. Volgens de ruimtevaartorganisatie NASA hebben niet eerder twee satellieten elkaar vol geraakt. De Amerikaanse Iridium 33 was bij het leger in gebruik om verbindingen via 10 satelliettelefoons tot stand te brengen. De Russische Kosmos 2251 satelliet, die in 1993 is gelanceerd, functioneerde al een tijdje niet meer en zweefde rond als ruimteafval. Door de botsing zijn twee grote wolken van puin 15 ontstaan. De brokstukken van deze satellieten kunnen weer tegen andere satellieten, raketten en ruimtestations botsen, met alle gevolgen van dien.
20
25
30
35
43
(2) Het is duidelijk dat de ruimte dringend toe is aan een grote schoonmaakbeurt. Er zweeft zo ontoelaatbaar veel troep rond in allerlei banen om de aarde, dat raketten, satellieten en ruimteschepen zich tegen het ruimteafval te pletter kunnen vliegen. “De kans op botsingen wordt groter en groter”, zegt Ron Noomen, universitair docent satellietsystemen aan de Technische Universiteit Delft. “Satellieten die niet meer werken, blijven nu tientallen jaren rondzweven, exploderen of vallen van ouderdom uit elkaar. Met steeds meer objecten als raketten, satellieten en ruimteafval is het begrijpelijk dat deze in de ruimte tegen elkaar knallen.” En dan praten we hier nog niet over het natuurlijke ruimtepuin, zoals meteorieten en kometen. LET OP! Vervolg op pagina 44.
Tumult ’15-’16
40
45
50
55
60
65
(3) Ruimteafval ontstaat niet alleen door botsingen. Noomen: “Soms exploderen restjes brandstof of batterijen in afgedankte satellieten. Ook zweven bijvoorbeeld afgestoten raketdelen door de ruimte. Dat nu twee satellieten tegen elkaar zijn gebotst, is niettemin vrij uitzonderlijk. Maar er zijn berekeningen die aantonen dat tegen het einde van deze eeuw veertig procent van de satellieten en raketten met elkaar of met ruimteafval in botsing zullen komen.” (4) “Een deeltje van twee millimeter groot kan bij een botsing met een ruimtevaartuig enorme schade toebrengen”, zegt Gerhard Drolshagen, werkzaam bij de Europese ruimtevaartorganisatie ESA en expert op het gebied van ruimteafval. “Gemiddeld vliegt afval met een snelheid van tien kilometer per seconde door de ruimte. Dat is tien keer sneller dan een kogel.” (5) Botsingen laten zich voor een belangrijk deel vermijden. Dan moet alleen wel de bezem een keer door het heelal gaan. Sinds de toenmalige Sovjet-Unie in oktober 1957 de Spoetnik 70 als eerste satelliet de ruimte in schoot, zijn er naar schatting zesduizend satellieten gevolgd. De helft ervan doet volgens de NASA nog dienst. De andere helft zakt, al of niet intact, in zeer langzaam tempo richting de dampkring. Daar zullen de resten pas verbranden.
80
85
90
95
100
105
110
115
(6) Satellieten kunnen worden opgeruimd, maar ruimtevaartorganisaties hebben volgens 70 zowel Noomen als Drolshagen tot dusverre nooit de moeite genomen dat te doen. De volgende aanpak van het afvalprobleem is denkbaar. “Een groot deel van de satellieten zweeft op een afstand tot 2000 kilometer 75 boven de aarde”, zegt Noomen. “Ze worden
120
gebruikt voor communicatie of voor het observeren van bijvoorbeeld de oceanen of de bossen op de aarde. Op deze manier probeert men te achterhalen welke veranderingen er optreden. Als de levensduur van de satelliet is verlopen, kan hij richting de dampkring worden gestuurd en daarin verbranden. Dat kost meer brandstof, iets wat de satelliet bij zijn lancering zwaarder en dus inefficiënter maakt. Het voorkomt echter wel, dat in onbruik geraakte objecten decennialang door de ruimte zweven.” Een andere mogelijkheid zou volgens Noomen kunnen zijn dat onbruikbare satellieten die op grotere afstand van de aarde zweven, naar een speciale ‘kerkhofbaan’ op zo’n 36.000 kilometer van onze planeet worden gestuurd. (7) Er zal echter wel altijd afval in de ruimte blijven zweven, omdat dit te klein is om te worden waargenomen. Het duurt soms honderden jaren, voor dat brokstukken verbrand zijn. “Daarom zijn bij bemande ruimtevluchten capsules voorzien van een schild, dat als het ware een dikke, extra huid vormt om het ruimteschip”, zegt Noomen. “Dit schild is niet bestand tegen botsingen met grote brokstukken, maar houdt klein afval redelijk goed tegen.” (8) Gerhard Drolshagen zegt dat de Verenigde Staten en Rusland inmiddels precies bijhouden waar zich in de ruimte rommel bevindt. “Nu maakt Europa nog gebruik van die informatie, maar er wordt gewerkt aan een eigen systeem. Met radars en optische telescopen kunnen brokstukken groter dan tien centimeter worden waargenomen.” Rond 17.000 brokstukken van tien centimeter of groter zijn inmiddels gelokaliseerd. Ruimtevaartorganisaties gebruiken de gegevens over het afval bij lanceringen, om te voorkomen dat bijvoorbeeld een raket regelrecht een puinwolk wordt ingeschoten. (9) Maar voorkomen is altijd beter dan genezen. Volgens Drolshagen hebben landen die actief zijn in de ruimtevaart met elkaar afgesproken dat de hoeveelheid ruimteafval in de toekomst zoveel mogelijk wordt beperkt. “De regels zijn nog niet bindend, maar dat verandert nog wel.”
Naar een artikel van Gerben van ’t Hof, Algemeen Dagblad, 12 februari 2009 Bron: Examen Nederlands vmbo-GL en TL, 2011, tijdvak 1
44
Tumult ’15-’16
Samenvatting Maak een samenvatting van de tekst op pagina 43 en 44.
•
Kijk nog eens naar de kernzinnen die je hebt onderstreept en de verbanden in de tekst. • Zet de belangrijkste informatie uit de tekst om in je eigen woorden. • Maak er een lopend geheel van met volzinnen (dus geen telegramstijl en steekwoorden). • Je samenvatting mag maximaal 150 woorden bevatten.
Oefening baart kunst. Op www. examen.nl vind je alle examens van voorgaande jaren om te oefenen.
45
Tumult ’15-’16
Studiekaarten Log in op www.tumult.nl. Bekijk de studiekaarten Tekstbegrip en Samenvatten.
Deze les ging over … … examenteksten. Examenteksten: je krijgt er hoe dan ook mee te maken. Het maakt niet uit welke taal het is, je kunt altijd dezelfde aanpak gebruiken. … globaal lezen. Bij globaal lezen kijk je naar dingen die meteen opvallen, zoals de titel, eventuele vetgedrukte tekst, plaatjes etc. … tekstsoort en tekstdoel. Een reclametekst, een nieuwsbericht, een opiniestuk … Voordat je begint met lezen, is het slim om eerst te kijken wat voor soort tekst het is en wat het doel is van de tekst. … kernzinnen. In de kernzin staat de belangrijkste informatie van die alinea. De kernzinnen helpen je om de rode draad van de tekst te zien. ... signaalwoorden en verbanden. Als je de verbanden tussen zinnen en alinea’s ziet, is het veel makkelijker om een tekst te volgen. Je herkent verschillende tekstverbanden door signaalwoorden.
46
Tumult ’15-’16
Na deze les kun je: • terugkijken op successen en fouten; • reflecteren op je school resultaten; • reflecteren met de STARRmethode; • terugkijken of je jouw doelen hebt gehaald.
8 • En nu verder ... Dit is de laatste les van dit dossier. Misschien is het ook het einde van het (school)jaar. Een goed moment om terug te kijken naar de weg die je hebt afgelegd tot nu toe. Oftewel, tijd om te reflecteren. Welke successen heb je behaald? Welke fouten heb je gemaakt? En wat kun je daarvan leren?
1 • Grootste succes/stomste fout Kijk terug op dit schooljaar. Wat is het grootste succes dat je hebt behaald? Voorbeeld: Een negen voor Nederlands!
Wat kun je daarvan leren?
Wat is de stomste fout die je hebt gemaakt? Voorbeeld: Veel te laat begonnen met leren voor de toetsweek.
Wat kun je daarvan leren?
Vertel jouw grootste succes en stomste fout aan de klas.
47
Tumult ’15-’16
Voor het ene vak sta je een dikke voldoende. Voor het andere vak haal je alleen maar slechte cijfers. Waar ligt dat aan? Let je bij het ene vak altijd goed op en bij het andere niet? Is de ene docent beter dan de andere? Bij reflecteren is het belangrijk goede vragen te stellen en daar natuurlijk eerlijk antwoord op te geven.
2 • Voldoende/onvoldoende Vergelijk je aanpak voor je beste vak en je slechtste vak. Voor welk vak haal je meestal de hoogste cijfers? En voor welk vak haal je meestal de laagste cijfers? Beantwoord voor beide vakken de reflectievragen. Beste vak:
Slechtste vak:
Hoe gedraag je je tijdens de les? Hoe bereid je een toets voor?
Wat vind je van de docent van dit vak? Wat vind je van de klas waarmee je dit vak volgt? Wat vind je van de inhoud van het vak (de leerstof)? Hoe voel je je als je een toets hebt voor dit vak?
Bedenk hoe je jouw slechtste vak kunt verbeteren. Wat kun je leren van je aanpak bij je beste vak? Bedenk drie dingen die je kunt doen.
1. 2. 3.
48
Tumult ’15-’16
Ken je dat? Je baalt van die onvoldoende voor wiskunde. Of je bent achteraf niet tevreden over een spreekbeurt. Hoe zorg je dat het de volgende keer beter gaat? Het helpt om de situatie op een rijtje te zetten. Je kunt daar de STARR-methode voor gebruiken:
Situatie: Wat was de situatie (wie, wat, waar, wanneer)? Taak: Wat was jouw taak of rol in de situatie? Actie: Wat deed of zei je precies? Resultaat: Wat gebeurde er daarna? Reflecteren: Wat kun je hiervan leren voor de volgende keer?
3 • STARR-methode Neem een toets of taak in gedachten die niet goed ging. Beschrijf vervolgens de onderdelen van de STARR.
Zie tegenslagen niet als een probleem, maar als een kans. Als je reflecteert op de situatie, kun je er namelijk heel veel van leren.
Voorbeeld: Situatie: Taak: Actie:
Ik had een toets voor wiskunde. Ik moest hoofdstuk 1 leren. Ik begon de avond van tevoren, maar ik snapte er niks van. Dus ik ben gestopt met leren, het had toch geen zin. Resultaat: Ik haalde een onvoldoende. Reflecteren: De volgende keer begin ik eerder met leren. Dan heb ik tijd om nog uitleg te vragen aan de docent. Nu jij!
Situatie:
Taak:
Actie:
Resultaat:
Reflecteren:
49
Tumult ’15-’16
Hogere cijfers halen voor Engels? Vaker je huiswerk maken? Bij reflecteren kijk je ook terug naar je doelen. Heb je bereikt wat je wilde? Zo niet, waar ligt dat dan aan? Als je dat weet, kun je een plan maken om alsnog je doelen te halen.
4 • Doelen behaald?! Kijk terug: heb jij je doelen bereikt? In het eerste hoofdstuk van dit dossier heb je voor jezelf drie doelen gesteld. Kijk nog eens op pagina 3 wat je toen hebt opge schreven. En? Heb jij je doelen gehaald? Of ben je goed op weg? Schrijf dat hieronder per doel op. Doel
Niet Goed Gehaald gehaald op weg
1.
o
o
o
2.
o
o
o
3.
o
o
o
Vertel hoe het komt dat je jouw doelen wel of niet gehaald hebt. Doel 1:
Doel 2:
Doel 3:
Wat is de volgende stap die je gaat zetten? Doel 1: Doel 2: Doel 3:
50
Tumult ’15-’16
Samen reflecteren Beschrijf een probleem dat je hebt. Voorbeeld: — Ik sta een vier voor geschiedenis. — Ik ben super zenuwachtig voor de presentatie die ik donderdag heb.
Vorm groepjes van vier personen. Help elkaar door samen te reflecteren.
Kom je ergens zelf niet uit? Vraag hulp aan anderen. Zij kunnen je op nieuwe ideeën brengen.
Dat gaat als volgt: • Iedereen neemt een blokje Post-its. • De eerste begint en vertelt zijn probleem aan de groep. • De rest bedenkt vervolgens vragen over dit probleem. • Schrijf elke vraag op een Post-it. • Let op: je mag alleen vragen stellen en geen oordeel of advies geven! • Stel vervolgens om de beurt je vragen aan de persoon. • Deze antwoordt zo eerlijk mogelijk. • Na afloop verzamel je alle Post-its met vragen. • Dan is de volgende aan de beurt met zijn probleem. Bekijk na afloop de Post-its met vragen die je hebt gekregen. Op welke gedachten ben je gebracht door de vragen? Schrijf drie dingen op. 1.
2.
3.
51
Tumult ’15-’16
Lesbrief Ren de zomer in Log in op www.tumult.nl. Maak de lesbrief Ren de zomer in.
Studiekaart Reflecteren Log in op www.tumult.nl. Bekijk de studiekaart Reflecteren.
[plaatje invoegen > Annelies]
Deze les ging over … … reflecteren. Reflecteren betekent dat je terugkijkt naar de weg die je hebt afgelegd en wat je daarvan kunt leren. … grootste succes/stomste fout. Of je nou fouten hebt gemaakt of successen hebt behaald: je kunt van allebei leren! … voldoende/onvoldoende. Waarom sta je voor het ene vak een voldoende en voor het andere vak niet? Daar kom je achter door goede vragen te stellen en eerlijk te antwoorden. … STARR-methode. Bij reflecteren is het belangrijk dat je de situatie goed op een rijtje zet. Bijvoorbeeld met de STARR-methode: situatie, taak, actie, resultaat, reflectie. … doelen behaald?! Bij reflecteren kijk je ook terug naar je doelen. Heb je bereikt wat je wilde? Zo niet, waar ligt dat dan aan?
52
Tumult ’15-’16
Jouw Tipkaart Schrijf hier de tips op die jij echt handig vindt! Zet erbij op welke pagina de tip staat. En schrijf ook op bij welk vak je deze tip gaat gebruiken. Zo heb je altijd handige tips bij de hand. Bijvoorbeeld als je een toets hebt of huiswerk moet maken.
Pagina:
1
Pagina:
Kijk naar je beste momenten! Wat deed je toen goed? Wat heb je bereikt? Wat kun je daarvan leren over jezelf? Tip:
Bij welk vak:
Alle
Tip:
Bij welk vak:
Pagina:
Pagina:
Tip:
Tip:
Bij welk vak:
Bij welk vak:
Pagina:
Pagina:
Tip:
Tip:
Bij welk vak:
Bij welk vak:
Pagina:
Pagina:
Tip:
Tip:
Bij welk vak:
Bij welk vak:
Pagina:
Pagina:
Tip:
Tip:
Bij welk vak:
Bij welk vak:
geen tumult
veel tumult te veel tumult
te weinig tumult
ISBN 978-94-6114-262-7
9 789461 142627