Trouw lid Louis Groen
De vakbeweging! Een beweging waarvan honderdduizenden mensen lid zijn (geweest). Een organisatie die zijn ontstaan al meer dan een eeuw achter zich heeft liggen. Zo een beweging moet rijk zijn aan historie, en vele nuances kennen in opvattingen over en beleving van het vakbondswerk. De waardering van de eigen geschiedenis loopt evenzeer uiteen als de opvattingen over de veelal ingewikkelde vakbondsvraagstukken. Maar ondanks die verschillen en nuanceringen sluit een groot deel van de nederlandse werknemers zich aan bij de vakbeweging. De een voor een korte periode, de ander voor een langere en sommigen voor hun leven. Die stap naar het lidmaatschap kan worden gedaan uit velerlei motieven of aanleidingen. Soms gebeurt dat zeer doordacht en weloverwogen, soms minder bewust doch altijd wel vanuit een bepaald doel of belang. Die stap, de inschrijving als vakbondslid, duidt op een erkenning van de noodzaak tot organisatie van werknemers. Samen de belangen behartigen, belangen die veel gemeenschappelijks in zich hebben en daardoor eikaars belangen zijn. Velen maken die stap bewust en blijven jaren 'trouw lid'. Die term hoor je niet zo vaak meer, maar vroeger prijkte die op vele vakbondsgeschriften en kwam voor in elke speech van een bondsbestuurder tijdens ledenvergaderingen of op jubileumbijeenkomsten. Ik gebruik die uitdrukking ook nog vaak. Op vele bijeenkomsten in onze bond, waarop de jubilarissen worden gehuldigd. Want die traditie is er gelukkig nog. Daardoor is het immers mogelijk om diegenen die 25 jaar lid zijn van de bond even in het zonnetje te zetten. Dat zijn de jongsten, voor hen is het de eerste keer. Daarnaast zijn er de 40- en 50jarigen: die hebben het al eens eerder meegemaakt. En tenslotte zijn er die 60 jaar lid zijn en soms, een heel enkele keer, is er een lid dat 70 jaar trouw aan de organisatie is gebleven. Vaak zijn ze gewoon lid, zoals dat heet. Daarmee wordt bedoeld dat ze geen kaderlid zijn of zijn geweest. Maar eigenlijk is die toevoeging 'gewoon' een blamage van de eerste orde. Elke maand, en vroeger elke week, de contributie opzij leggen, getuigt van een meer dan gewone daad. En die wordt niet door zovelen verricht. Door vele oorzaken stoppen leden soms met de contributiebetaling of zeggen ze hun lidmaatschap op. Velen worden ook weer opnieuw lid na een onderbreking en halen nimmer een jubileum. 73
Terecht dus aandacht van de bond voor de jubilaris. Sommigen vinden het maar niks, dat ze op de voorgrond worden geplaatst. Ze moeten soms met aandrang van het plaatselijk bestuur, hun vrouw en hun kinderen bewogen worden naar die huldigingsavond te gaan. Sommigen zien er helemaal vanaf. Die vinden het geen zaak om ophef over te maken en nemen thuis de speld en het kadootje in ontvangst. Degenen die wel op de huldigingsavond aanwezig zijn staan in het middelpunt van de belangstelling. Voor veel afdelingsbesturen van onze bond vormt de huldigingsavond een zwaartepunt in het seizoensprogramma. Veelal wordt door deze kaderleden - vakbondsvrijwilligers worden ze nu soms genoemd - al lang van tevoren van alles met veel zorg en toewijding georganiseerd om deze avond een succes te laten zijn. Vooral aan de huldiging van 'oude getrouwen' wordt speciale aandacht besteed. Het afdelingsbestuur, enigszins nerveus of alles goed zal verlopen, is vaak extra gemotiveerd als er een 60jarig lid bij is in een bepaald jaar. Zoals die keer in Heiloo. Honderd jaar oud was de jubilaris en z'n gezondheid was afgezien van de onwilligheid van zijn benen nog goed. Door het afdelingsbestuur was alles van tevoren tot in de puntjes geregeld. De huldiging zou plaats vinden tijdens de feestelijke jaarvergadering. In minder grote afdelingen wordt deze kombinatie vaak toegepast. Eerst de vergaderactiviteiten afwikkelen zoals de jaarverslagen en dan de huldiging! De jubilaris zou in het middelpunt van de belangstelling staan en onder applaus van de aanwezigen kwam hij, keurig in het pak in een rolstoel gezeten, de vergadering binnen. Alles was goed getimed! De pers was er ook, dus de huldiging kon beginnen. De districtsbestuurder hield een kort speechje en speldde de gouden speld met briljant op met de opmerking: "dat die veel waarde had, maar toch niet genoeg om de dank van de bond uit te drukken". De fotograaf en de journalist van de regionale krant deden hun werk en de laatste vergat naderhand niet ook de voorzitter van de afdeling te noemen, die, samen met de andere bestuursleden, zoveel werk had verricht. Reeds op de avond was het voelbaar dat het de jubilaris en de andere aanwezige leden van de bond goed deed. Naderhand ontving het afdelingsbestuur nog de dank van de jubilaris via een telefoontje van zijn dochter. „Het was erg inspannend geweest, maar vader was erg blij op deze wijze te zijn gehuldigd voor zijn 60-jarige vakbondstrouw". In grotere afdelingen van onze bond, met meer dan 1000 leden, is het onmogelijk de huldiging tijdens een jaarvergadering te doen. Dan worden er aparte bijeenkomsten op een avond of op een zaterdag belegd. De jubilarissen met hun vrouwen of partners, zoals dat nu meer en meer 74
genoemd wordt, zijn dan aanwezig, evenals het afdelingsbestuur. Vaak zijn het tientallen jubilarissen en nu in de oogstjaren 1985 en 1986 (40 jaar na de tweede wereldoorlog en 25 jaar na 1960, de aanvang van de toename van de bouwproduktie) soms zeventig, tachtig of meer. Het vereist van de afdelingsbesturen een maximale organisatorische inzet en van de aanwezige districtsbestuurder veel van zijn inventiviteit om zowel de eerste als de laatste jubilaris de aandacht te geven die hem (in de bouw- en houtsectoren zijn het altijd mannen) toekomt. Op deze avonden is het mogelijk om de eerder genoemde nuanceringen in de beleving van het vakbondslidmaatschap waar te nemen. En afgeleid daarvan, de wijze waarop de jubilarissen hun huldiging ondergaan of beleven. Zo zijn er de jubilarissen die graag zijn gekomen doch er geen al te grote aandacht aan willen schenken. Robuuste, hard werkende bouwvakkers. Gekleed zoals ze na het werk normaal gekleed gaan. In trui of pullover, hetgeen het opspelden niet vergemakkelijkt. Degenen die speciaal een colbertje hebben aangetrokken, hoewel ze het niet gewend zijn te dragen. En diegenen die in vol ornaat, dat wil zeggen met de speld van het 25-jarig of 40-jarig lidmaatschap op de revers, zich in de gloed van de schijnwerpers en met de volle aandacht op hen gericht, laten huldigen. Het is met name op deze bijeenkomsten, dat men als jubilaris uitstijgt boven de anonimiteit van de afgelopen jaren. Soms worden in een kort officieel woordje de momenten uit de afgelopen periode gememoreerd waarop men overwoog zijn lidmaatschap op te zeggen of waarop men het geheel niet eens was met het bondsbeleid. Anderen doen dat als je als districtsbestuurder - die in de beleving van de jubilarissen de bond danwei het bestuur vertegenwoordigt - bij hen aan tafel komt zitten. Zeer interessante persoonlijke ervaringen en opvattingen worden zo overgedragen. Zo wordt menigmaal de relatie N W en EVC vanuit verschillende invalshoeken benaderd. Anderen weer geven er blijk van eigenlijk nooit voor de fusie van het NKV met het NVV te zijn geweest, doch dat ze zich maar bij de besluiten hebben neergelegd. Ook de periode van de geleide loonpolitiek en de bestedingsbeperkingen aan het eind van de jaren vijftig vormt een gespreksonderwerp dat regelmatig wordt aangesneden. Plaatselijke en gedateerde werk- en leefervaringen worden eveneens gememoreerd. Vooral de ouderen verhalen nogal eens en niet zelden gaan de oudgedienden ervan uit dat jij als 35-jarige districtsbestuurder de bazen van destijds ook hebt gekend. Dat zijn de plezierige en graag meegemaakte voorvallen. Anders ligt het bij de problemen over de lidmaatschapsduur die soms
75
naar voren worden gebracht. Het is echter onmogelijk om voor een groot gezelschap discussie te voeren over de vraag waarom iemand bijvoorbeeld slechts voor 40 jaar wordt gehuldigd en niet voor de vermeende 50 jaar. Een dergelijk incident komt de sfeer niet ten goede. Niet zelden ga je dan als distriktsbestuurder met zo'n lidmaatschapsjaren-kwestie in de tas naar huis. De oorlog en de vraag of men weer tijdig na de oorlog lid is geworden, de niet altijd correcte administratie bij de plaatselijke afdelingen of de bondskantoren en de vergeetachtigheid'van sommige leden (soms een halfjaar geen lid geweest) zijn evenzovele mogelijke verklaringsgronden voor deze kwesties. Maar er zijn meer neteligheden voor de op huldigingspad gaande bondsmensen. Zoals die keer dat ik, nog geen districtsbestuurder zijnde, een huldiging zou doen in Oudewater. Ik deed dat toen als invaller. Met graagte had ik me vrij gemaakt van een privé-afspraak. Want huldigen op zich leek me toen al erg aardig en zeker daar het dit keer een goede bondsvriend betrof. Aldus toog ik op vrijdagavond van Woerden naar 76
Oudewater, een afstand van hooguit 20 kilometer. Gelukkig maar, zo bleek later. Want op de bijeenkomst aangekomen bleken er geen speldjes aanwezig te zijn. Zo dreigde de hele avond in het honderd te lopen. Goede raad was niet duur gelukkig, want een telefoontje met huismeester Ab te Woerden loste alle problemen op. Hij had de sleutels van het hoofdkantoor en van de opbergplaats van de speldjes en was bereid die op te halen en naar Oudewater te brengen. Daardoor viel de avond niet in het water en merkte nagenoeg niemand van de aanwezigen iets van de grote paniek bij mij en enkele bestuursleden. De huldiging vond normaal doorgang en collega Bram werd door een collega gehuldigd. Dat het ook op het nivo van een grote plaatselijke afdeling wel eens hapert rond de jubilarissenhuldigingen ervoer ik in mijn eerste jaar als districtsbestuurder. Op zekere dag ontving ik een kopie van een brief, gericht aan FNV-voorzitter Wim Kok. De schoonzus van een lid van onze bond beklaagde zich erover dat haar zwager, die inmiddels was opgenomen in een verpleeginrichting, nog niet voor zijn 60-jarig lidmaatschap 77
gehuldigd was. Deze vroeg zich steeds af waarom dit niet gebeurd was. Die brief bereikte mij dus en na contact met de administrateur van onze plaatselijke afdeling, bleek al snel dat deze volledig op de hoogte was. Het afdelingsbestuur was in gebreke gebleven om de leden die niet op de huldigingsavond waren geweest thuis een bezoek te brengen. Uiteraard hebben we zo snel mogelijk een afspraak gemaakt en togen de administrateur en ik enkele dagen later naar het verpleegtehuis. Bloemen, enkele kadootjes en natuurlijk de speld vergezelden ons. Ons lid was zeer blij met ons bezoek en bleek uitstekend te weten waarvoor we kwamen. Na een kort praatje met hem heb ik de speld op zijn pyjamajasje, dat over zijn broze lichaam hing, gespeld. De man toonde zich zeer verguld en die middag werd een waar hoogtepunt voor hem, tussen al die op elkaar lijkende, weinig inhoudsvolle middagen. Nog geruime tijd hielden we hem gezelschap en vertelde hij uitvoerig over de oude meu-belmakersbond, zijn SDAP-verleden, zijn relaties met de Diamantbe-werkersbond en over zijn werk bij Fokker. De oude vakbondsstrijd en de richtingenstrijd (van communisten moest hij als rechtgeaarde SDAP-er absoluut niets weten) werd ons uitvoerig uit de doeken gedaan. We zijn uiteindelijk weggegaan met het gevoel dat deze middag echt goed besteed is geweest. De moraal van dit verhaal mag wel zijn dat vele trouwe leden erkenning van hun bond verwachten en dat - om welke reden dan ook - die bond veel leed veroorzaakt indien aan die terechte verwachtingen niet wordt voldaan. De geschiedenis is, hoe kan het anders, afgesloten met een bedankbriek aan Wim Kok. Hierin stond te lezen: „De leider van de vakbeweging had gezorgd voor de huldiging die een lid ontbeerd had". Uiteraard zouden nog vele, meer of minder tot de verbeelding sprekende ervaringen kunnen worden verteld. Zoals die van de man die stram in de houding ging staan tijdens het opspelden en die gezien het feit dat hij nauwelijks meer kon spreken zijn zoon van 36 had meegenomen. Deze voerde namens zijn vader het woord en trots sloeg de vader zijn zoon, kaderlid bij de AbvaKabo, gade. Er zijn nog vele voorbeelden waaruit blijkt dat leden grote waarde hechten aan hun huldiging. Het is de taak van de vakbeweging, die opkomt voor de belangen van de zwaksten in de samenleving, om haar trouwe leden in ere te houden. Terecht wijzen kaderleden bij de diskussies over de kosten van de speldjes en de jubileumuitkeringen erop dat zij, dankzij wie de Collectieve Arbeidsovereenkomsten (CAO's) en collectieve voorzieningen mede tot stand zijn gekomen, op z'n minst het recht hebben om een enkel keertje in de schijnwerpers te staan. 78