s e 06 i r p r e En t Global Jaargang 1, Editie 10
Maandag 26 Februari
Deze week;
Scheepskrant
Hr.Ms. Tromp
Voorwoord
1
De Tien
2
Stof tot nadenken
3
Waar gebeurd
4
De Bestevaer
5
Reisverslag, Dakar
6-7
Pater Praat
8-9
De wolf en de zeven geitjes
10
Voorwoord Na een lekker weekend op zee met 2 culinaire toppers is de nieuwe week weer aangebroken. De achtbaan rit over de wereld gaat maar door. Mijlen slurpend varen we om de noord. Iedere dag weer 24 uur dichter bij huis! Gelukkig hebben we nog 2 pitstops voor we de Lange Jaap weer in het zicht hebben. De eerste die we aandoen is Dakar. Vele van ons zijn er al geweest en hebben zo hun verhalen. Of het nog steeds zo is zullen we zelf moeten uitzoeken. Aan de hand van een reisverslag en de Pater praat proberen we jullie toch wat informatie te geven. Er is heus wel wat te doen in Dakar lijkt ons.
In de Tien krijgen we eindelijk te lezen wat de COD met zijn laatste tientje gaat doen. En dat is niet naar de PX als jullie dat soms dachten!
In een ingezonden stuk genaamd; ‘Stof tot nadenken’ gaan we mee naar een klaslokaal waar een professor zijn leerlingen aan de hand van een praktijkvoorbeeld een levenswijsheid probeert bij te brengen.
Waar gebeurd gaat over wc’s en lange tanden. Niet echt een hoogdravend onderwerp jammergenoeg. Ja, en hoe het kan weten we niet maar ook de Bestevaer gaat dit keer terug in de tijd en verhaalt over een opvarende met een SOA. We beginnen bijna een medisch maandblad te lijken! Dat is trouwens wel het laatste onder de gordel verhaal van deze week.
Na al bovenstaande komen het reisverslag en de Pater praat over Dakar.
In de oude doos komt de KM versie van de Wolf en de zeven geitjes opdraven. De tekening is wederom van de hand van Ab.
Het is weer gelukt om de scheepskrant vol te krijgen. Voor binnenkomst Den Helder zijn we van plan om nog een laatste nummer te maken. Mocht je nog verhalen kwijt willen dan graag inleveren of opsturen naar de redactie.
Veel plezier in Dakar en haal de truien alvast maar tevoorschijn.
Toppers van aankomende week!
•
Dakar
•
Nog 2 weken te gaan a.s vrijdag!
•
Enroute Lissabon
De Tien van …… In elke editie van de scheepskrant zullen we één van onze bemanningsleden tien vragen voorleggen in ‘de tien van……’
Deze keer ‘de tien van….’, Eef Bokhorst, onze Chef Operationele Dienst
Wie ben je? Ik ben Evert C.J. Bokhorst, geboren in Hengelo (O) en sinds 18 maart 1988 getrouwd met mijn toenmalige vriendin Ilse. Wij hebben samen twee dochters, Jessica (18) en Charlotte (16). Onze vijfde huisgenoot is onze hond Mila. Wij wonen in Wijnaldum een dorpje in de buurt van Harlingen met slechts 440 inwoners.
Rio de Janeiro.
Wat is je favoriete vakantiebestemming? Zonder twijfel Spanje. Daar gaan we elk jaar naar toe, kamperen met de sleurhut in een natuurpark tussen de pijnbomen, dat is echt midden in de natuur 800 meter van het strand en toch maar 5 km van Palamós vandaan, daar waar de restaurantjes en de perslucht optop stations zijn.
Waar kijk je het meest naar uit? Hè hè, 16 maart natuurlijk.
Aan welke haven bewaar jij de beste herinneringen? Dat zijn er vele, maar de top drie is toch wel in willekeurige volgorde, Kralendijk Bonaire, Fort Lauderdale en Pagina 2
Ik zou wel een dagje willen ruilen met de Staatssecretaris van Defensie, dan zouden we binnen een dag een fatsoenlijke CAO hebben. Met wie ik niet zou willen ruilen is een vrouw van de SGP, want bij die club hebben vrouwen geen stemrecht. Laat ik het zachtjes zeggen, die Gereformeerde club is een beetje achterlijk op dit gebied.
Welke website staat bij jou hoog in je favorieten? Marktplaats.NL, daar tik ik wel eens een leuke oude ansichtkaart op de kop. De oudste kaart in mijn bezit is uit 1896 met de groeten van Tante Cato.
Wat doe je zoal in het dagelijks leven aan de andere kant van de Moormanbrug? Tja, ik probeer een gelukkig leven te leiden met de mooie dingen die het leven te bieden heeft. Wij hebben in Wijnaldum ons huis in eigen beheer gebouwd en dat is een hele klus geweest maar erg leuk om te doen. Nu een grote tuin aanleggen naar eigen ontwerp en dat is dan gelijk al een van mijn vele hobby’s. Andere hobby’s o.a. het verzamelen van medailles, oude ansichtkaarten van marine schepen, rondtoeren om mijn BMW motor, wijntje drinken in de tuin, lekker eten, reizen (zonder schip), duiken, geschiedenis, etc. Een minder gewaardeerde hobby is banden plakken van de fietsen van mijn kinderen.
Met wie zou je graag eens een dag willen ruilen, en met wie beslist niet?
Van wie zou jij in de volgende scheepskrant de antwoorden op deze vragen willen lezen?
Wie zou je er het allerliefst mee naar toe willen nemen?
Jan Bergmans. Waarom? Nou, als je als hardrocker ook Nederlandse muziek uit volle borst meezingt en als fanatieke Harley Davidson rijder ook grote waardering hebt voor de Bayern Motor Werke (BMW) dan ben je ruimhartig en daar wil ik wel meer van weten. Succes Jan.
Open deur, vrouw en kinderen.
Wat zou je kopen van je allerlaatste € 10,--? Twee liter benzine voor in mijn motor zodat ik naar Berlikum kan rijden om daar van de resterende munten een stuk Friesche kruidnagelkaas te kopen, terug rijden naar huis en daar heb ik altijd voor het geval ik nog maar 10 euro heb een flesje Rioja Gran Reserva in de kast staan welke ik dan samen met mijn vrouw ga genieten.
Scheepskrant
Stof tot nadenken De professor in de filosofie stond voorin de collegezaal en wachtte tot zijn studenten hadden plaatsgenomen. Voor hem stonden wat spullen op tafel. Bij aanvang van zijn college trok hij een grote, lege inmaakfles naar zich toe en vulde die, tot de halsopening met golfballen. Toen legde hij de studenten de vraag voor, of de fles vol was. Dat beaamden ze.
De golfballen zijn de dingen waar het in je leven om gaat - je familie, je kinderen, je gezondheid, je vrienden en de dingen waar je het meest van houdt. Als je alles kwijt zou raken, behalve die allerbelangrijkste dingen, dan zou je nog steeds een volwaardig leven kunnen leiden.
Een van de studenten stak haar hand op en vroeg, hoe het dan met de wijn zat. De professor glimlachte. "Ik ben blij dat je er naar vraagt," zei hij. "Die heb ik er alleen bijgedaan om duidelijk te maken, dat hoe vol je leven ook mag lijken, er altijd nog wel een plekje over is voor een paar glazen wijn."
De steentjes staan voor andere dingen die ook best belangrijk kunnen zijn, zoals je werk, je huis, je auto. Het zand vertegenwoordigt al het overige dat zijn bijzaken.
Daarop pakte de professor een zak fijn grind en liet dat in de fles lopen. Af en toe schudde hij even aan de fles om de steentjes in de openingen tussen de golfballen te laten rollen. Toen vroeg hij de studenten opnieuw, of de fles vol was en weer beaamden ze dat. Nu pakte de professor een zak zilverzand en liet dat ook in de fles glijden. Het zand vulde de overgebleven ruimtes op. Nu vroeg de professor nog eens, of de fles vol was. Alle studenten beaamden dat nu volmondig. De professor haalde daarop twee glazen wijn van achter zijn tafel vandaan en goot ze allebei uit in de fles. Zo werd ook de lege ruimte tussen de zandkorrels opgevuld. De studenten vonden het wel grappig en moesten erom lachen. Terwijl het gelach verstomde, zei de professor: "Wat ik jullie probeer te laten zien, is dat je deze fles kunt beschouwen als een zinnebeeld van het leven."
Pagina 3
"Als je eerst zand in de fles doet," ging hij verder, "kunnen de steentjes en de golfballen er niet meer bij. Hetzelfde gaat op voor het leven. Als je al je tijd en energie besteedt aan bijzaken, zul je nooit toekomen aan dingen die echt iets te betekenen hebben." Schenk daarom aandacht aan dingen die bepalend zijn voor je levensgeluk. Speel met je kinderen. Gun je de tijd om regelmatig je gezondheid te laten checken. Ga samen met je partner uit eten. Ga naar het theater. Er blijft altijd nog genoeg tijd over om je huis op te knappen, of om een kapotte afvoer te repareren. Denk in de eerste plaats aan de golfballen, de dingen die er werkelijk toe doen. Stel de juiste prioriteiten. De rest is maar gewoon zand."
Scheepskrant
Waar gebeurd
Het kleine en grote wc’tje Tijdens een STANAVORMED periode gingen we in buitenlandse havens regelmatig op stap met een van onze matrozen. Deze jongeman was bij ons aan boord gekomen en had zich een ijverige leerling in de commandocentrale getoond. Tevens was (of is) het een gezellig persoon om eens lekker mee de wal op te nemen.
In de immer gezellige haven van Napels hadden we na een middagje PX nog een avondje de tijd om wat te doen. We besloten om samen met onze vriend uit het caf nog een pils te gaan drinken onder de brug. Dit klinkt redelijk clochardachtig maar dat was het niet! In het lokale café aangekomen bleek dat we een goede keuze hadden gemaakt. Het was er redelijk druk en we raakten al gauw helemaal in de stemming.
Na een paar flessen bier begon de blaas van F. op te spelen en hij besloot om het toilet op te zoeken. Lachend kwam hij terug, het zag er redelijk goor uit maar het rare was dat er 2 verschillende wc’s waren; een hoge en een lage kinderuitvoering. Aangezien wij twee korporaals waren was de beslissing snel genomen. De hoge wc was voor ons en de lage wc was voor onze matroos. Die vond dit een normale oplossing want dat was toch hiërarchie?Ja, hij zat nog niet zo lang bij de marine, en geloofde nog het een en ander, maar wc hiërarchie daar hadden wij zelfs nog nooit van gehoord. Toen J. eindelijk moest plassen zijn we hem stiekem gevolgd en inderdaad hij wurmde zijn grote lichaam in een vreselijke bocht en kreeg het voor mekaar.
Dit tafereel herhaalde zich enige malen en niet een keer heeft J. zich vergist in wc. Hij was er ondertussen wel achter gekomen dat we hem
Jaargang 1, Editie 10
controleerde, maar dat vond hij wel grappig!
Tot op de dag van vandaag gaan we nog met elkaar om en komt dit verhaal regelmatig weer terug. Tegenwoordig weten we dat hij niet meer alleen op de kleine wc plast, het is goed zo. Kleine jongens worden groot!
Niet zo’n heel fris verhaaltje helaas daarom volgt hier nog een klein verhaaltje waar iets meer haar op zit?
Lange tanden Tijdens het vervullen van mijn dienstplicht werd na een pittige keuring besloten om mij in te delen bij de Geneeskundige troepen. Nee, het kon nog erger, ik werd tandartsassistent.
Bij mijn voorkeuren had ik toch aangegeven dat ik 4 tonner chauffeur of lasser wilde worden? Maar uiteindelijk na een paar maanden opleiding was ik gediplomeerd en kon terecht op de Generaal Winkelmankazerne. Al snel kreeg ik door dat het een prima baantje was met redelijk wat privileges. Het veld in? Nee dat deden we niet. We waren gewoon iedere dag aan het saneren en renoveren op de
kazerne. Samen met mijn, eveneens, dienstplichtige tandarts had ik een leuke tijd. Regelmatig haalde we een grapje uit met de patiënten en zo ook met Wouter onze administrateur. Hij had aangegeven dat hij erg bang was voor de tandarts en dat hij als het geen pijn deed onze verlofkaart zou voorzien van een extra vrije dag. Dat klonk goed en ik vertelde dit aan mijn tandarts. Die zou meewerken. Wel hadden we besloten om Wouter te vertellen dat zijn voortanden te kort waren en daarom opgerekt dienden te worden. Toen bleek dat hij geen gaatjes had gingen we over naar het oprekken. Hij trok wederom wit weg en het aantal vrije dagen werd verdubbeld naar twee indien alles pijnloos kon gebeuren. De tandarts vroeg aan mij een medische hamer en een tang om de correctie uit te kunnen voeren en Wouter zakte even dieper weg in de stoel. Na twee zachte tikjes op de voortanden was alles weer in orde. Wouter stapte, een natte plek achterlatend in de stoel, vol branie de deur uit en wij hadden weer 2 dagen verdiend!
Ja dat is toch wat anders dan het huidige ja,ja, nee, ja, ja, nee, nee, nee, ja…………..
Pagina 4
De Bestevaer “Ze doen maar” Er zijn mensen die, wanneer ze op welke wijze dan ook uit het leven verdwijnen, door niemand zullen worden gemist. Hoezeer ze ook hun best doen, wat ze ook zeggen, schreeuwen of vooral klagen, het zal aan een ieder voorbij gaan zoals de dood van een mug die bloederig eindigt aan een vliegenmepper of een opgerolde krant. Waar dat door komt? Het zal altijd wel een raadsel blijven; óf ze hebben een oninteressante uitstraling, óf ze ruiken naar zweet, óf ze hebben een flair van een dooie buidelrat, het resultaat is hetzelfde. Onopgemerkt sterven; een spookbeeld waar iedereen op zijn tijd wel eens last van heeft, maar dat aan sommigen blijft kleven.
Zo leek geen van ons Ronnie de eerste paar dagen te missen. We waren uit Hamburg vertrokken, loom en lusteloos door de hitte van die zomerdag. Overdag, in de vrije uren, lagen we op het helidek of op de bak in de zon, ‘s avonds dronken we lem met ijsblokken. Het was de schipper die ons het bericht bracht dat Ronnie al drie dagen in de ziekenboeg lag en vroeg of er iemand zo vriendelijk wilde zijn om hem te bezoeken. Heel even ontstond er een verbaasd geroezemoes, toen stonden twee van zijn collega’s met nadrukkelijke tegenzin op en volgenden de schipper naar het ziekenzaaltje bij de ziekenboeg. Toen ze tien minuten later terugkwamen lieten ze zich weer neerzakken op dezelfde stoelen waaruit ze zo-even waren opgestaan. “Zuur getikt”, zie een van hen grinnikend, waarop er een paar geforceerd begonnen mee te lachen.
Ronnie was een week na mij aan boord gekomen. Ik kwam terug van een plaatsing in de west en Ronnie kwam
Pagina 5
rechtstreeks van de Operationele School. Hij was net 18 jaar geworden, had een klein en tenger postuur en was bovendien nog eens de jongste matroos aan boord, een positie die hem vanzelfsprekend weinig goeds zou brengen. Ze haalden dan ook de ergste grappen met hem uit. Dan zat hij weer en paar uur ergens opgesloten, dan haalden ze de ladder weg wanneer hij ergens aan het tjetten was, dan weer verstopten ze zijn barang. De overmacht van lompe terreur die zijn medematrozen vormden, kon hij met zijn krappe 60 kilo nooit bestrijden. Hij liet ze hun gang maar gaan en merkte tot zijn opluchting dat na een week of drie de lol er begon af te raken. Langzaam maar zeker hielden de grappen en pesterijen op en namen ze hem op in hun midden. Nog weer later namen ze hem als ware beschermengelen onder hun hoede en lieten hem al het smerige wat het buitenland te bieden heeft in geuren en kleuren aan hem zien. Een inwijding die tijdens een bezoek aan Plymouth resulteerde in een slecht gelukte tattoo van een zeemeermin op zijn linkerarm. Maar hoezeer zijn collega’s ook met Ronnie schenen weg te lopen, veel meer dan een levende mascotte was hij niet. In wezen liet hij hen onverschillig. Het zat hem waarschijnlijk daar in dat na het bezoek van zijn twee collega’s geen van de matrozen meer naar Ronnie omkeek, ze lieten hem gewoon in zijn bed creperen. Een zwaar woord voor iemand die een geslachtsziekte heeft opgelopen, maar creperen was wat hij uiteindelijk wel zou doen. “Weet je wat het gekke is?”, vroeg hij met een wrang glimlachje op zijn lippen. Ik ben
waarschijnlijk de enige aan boord die van zichzelf een doosje condooms bij zich heeft”.
Wat Ronnie nu precies had opgelopen, wist de dokter me niet te vertellen. Zeker was in elk geval dat het geen van de bekende geslachtsziekten betrof, omdat de kwaal inmiddels de strijd met alle beschikbare medicijnen glansrijk had gewonnen. Iets onheilspellends had Ronnie in zijn greep genomen en trok hem in een snel tempo stap voor stap naar het einde. Hij begon koorts te krijgen en kreeg vreselijke pijnen in zijn onderbuik en rug. Het plassen werd hem nagenoeg onmogelijk en daarom kreeg hij een zakje met een slangetje aan zijn bed. Ondertussen had de gehele gegalonneerde bende, van jongste wachtsofficier tot en met die ouwe, polshoogte genomen en hem het allerbeste toegewenst. Maar het beste was niet goed genoeg voor onze Ronnie. De koorts bleef en de Ascal ging er in als zijnde pepermuntjes. Aan het einde van de week maakte hij geheel onverwacht een kortstondige opleving door. “Ze laten de dokter van die Amerikaan komen” zei hij trots, doelend op één van de schepen waarmee wij in Navo verband op weg waren. “Speciaal voor mij!”, zei hij, terwijl hij moeizaam rechtop probeerde te gaan zitten voor zijn middagmaal. Hij lachte erbij alsof hij meende dat ze voor niets zouden komen, nu hij weer behoorlijk was opgeknapt. Ik keek toe hoe hij de zuurkool met worst achter zijn ingevallen wangetjes vermaalde en langs zijn puntig naar voren stekende adamsappel wegslikte. Als een uitgehongerd beest vrat hij zijn bord leeg, stapte toen haastig uit bed en braakte de hele boel linea recta in de wc pot. Plotseling uitgeput en kromgebogen slofte hij terug naar zijn bed en kroop er weer in. Van het ene op het ander moment was hij weer teruggevallen tot wat hij de laatste paar dagen was geweest, een rottend en zinkend wrak. Eigenlijk was het angstaanjagend om te
Scheepskrant
De Bestevaer zien hoe een ogenschijnlijk gezonde Hollandse jongen in korte tijd kon aftakelen tot een hoopje niets. Later die dag, toen ik weer even bij hem was, vroeg hij me of hem iets kon voorlezen, het kon niet schelen wat. Hij bekende dat hij geen ster was in lezen, het had hem nooit geïnteresseerd op school. Zijn vader was boer en vond alle boeken onzin. Ronnie trok een gek gezicht en imiteerde de stem van zijn ouwe heer. “Rekenen, daar draait het om in het leven. Wie kan rekenen bezit de halve wereld, de gekken met hun boeken bezitten de andere helft en maken er een strontbak van. Kijk wat een boek als de bijbel allemaal heeft aangericht. Van de tafel van vijf is nog nooit iemand dood gegaan.”
Ik moest lachen en vroeg hem hoe hij in Godsnaam door de keuring was gekomen. Hij vertelde dat hij simpelweg alle antwoorden op de meerkeuzevragen had gegokt. Een ongeloofwaardig verhaal, maar gezien het doorsnee intellect van de meeste bemanningsleden niet eens helemaal onmogelijk. Hij keek me aan en lachte. Dat kleine nietige ding daar onder die dekens. “Het is wáár, verdomme!” voegde hij er ernstig aan toe. Na twee ‘kronkels’ uit een bundel van Carmiggelt was hij in slaap gevallen. Ik legde het boek weg en keek een poosje naar zijn smalle, bijna meisjesachtige gezicht en ging even later zelf naar bed. Carmiggelt had hem voor even rust gegeven. De volgende ochtend kwam de dokter
van de Amerikaan ingevlogen en die heeft hem meteen meegenomen naar een ziekenhuis in de buurt van Olso, waar hij kort daarna is overleden. Het noodlottige bericht bereikte ons pas een maand later. Men had het bewust achtergehouden om – zo luidde het medische commentaar – geen onnodige onrust te veroorzaken bij diegenen die in Hamburg ook hun heil bij een hoer hadden gezocht. Ronnie scheen te zijn gestorven aan een verborgen virus dat hij al jaren bij zich droeg; de druiper was slechts de vonk die de lont had aangestoken. Een hele geruststelling. Niemand aan boord heeft nadien nog over Ronnie gesproken. Ze waren hem al vergeten op het moment dat de helikopter van het dek wegvloog……
Reisverslag - Dakar, sfeerbeeld van de hoofdstad Duister Dakar waar de dreiging dansend nadert Reizen is voor een deel herinneren. Het ene landschap lijkt op het andere landschap dat ik al eens eerder heb gezien. Zo roept de markt Sandega voor mij herinneringen op aan de markt van Athene, Istanbul, Lissabon, Parijs. Het strand bij Yoff roept herinneringen op aan andere stranden. De bootreis naar Gorée doet denken aan bootreizen langs de Griekse eilanden.
Maar Dakar, nee, ik heb geen vergelijkingsmateriaal voor Dakar. De moskeeën lijken niet op die van Istanbul of Sarajevo. De vrouwen zijn niet gesluierd. En de muziek valt absoluut niet te vergelijken met
Jaargang 1, Editie 10
bijvoorbeeld de Caribische muziek die ik ken. In Dakar heb ik geen referentiekader, alles is anders. Dakar. Stad van één miljoen inwoners. Iedereen is op straat. Wat een mensen! Indrukken, indrukken, indrukken. Ik moet eraan wennen. Het is nieuw, onbegrijpelijk, angstig en spannend tegelijk. Na een week vergeet je dat je nog maar zo kort onderweg bent. De indrukken zijn zo overdonderend dat een week een maand lijkt. Ik zie meer dan mijn ogen kunnen zien, ik hoor meer dan mijn oren kunnen horen. Ik zwijg. Hier ben ik dan. In het lawaai van de dag, het geluid van het zinderende zand van Dakar. Wat een avontuur! In de 'commun'-bus door de Medina zit ik naast de chauffeur. Giebelende meisjes met rastalokken hobbelen mee. We rijden langs de markt, langs de winkels. Overal worden kleren en cassettes te koop aangeboden. Vanuit de winkels klinkt muziek. De stem van Youssou N'Dour klinkt van straat tot straat, van huis tot huis. Mannen zitten
of liggen tegen een muur. Op straat lopen prachtige zwarte vrouwen. Politiemannen proberen lachend het chaotische verkeer te regelen. Slechts af en toe zie ik een toerist door de zwarte massa lopen. Bij de bushalte vechten mannen om de bus in te komen. Ik durf niet te fotograferen uit angst dat ze agressief worden.
Wat een wereld! Ik stap uit. Wat een wereld! De stad stikt van het stof. Het zand wandelt met me mee door de straten. Een kind huilt. Het ziet me en lacht en huilt tegelijk. Het praat tegen me in die kindertaal die overal ter wereld dezelfde lijkt. Ik kijk naar een zwarte vrouw in een geel gewaad. Ze ziet eruit
Pagina 6
Reisverslag - Dakar, sfeerbeeld van de hoofdstad als een donkere parel, zo anders dan een blonde vrouw. Ik zie haar blik, droefheid achter een zwart masker. De mand op haar hoofd draagt zij met gratie. Ze wiegt elegant met haar heupen, een prachtige cadans. De midwinterse wind van Afrika beroert mijn hemd met het fijne warme zand. Plots klinkt er muziek uit een radio. Dan weer zingt de rumoerige stilte.
Obscuur tentje In Senegal vergeet je de tijd. Afspraken maken is zoiets als een boek schrijven zonder te weten of het uitgegeven wordt. Wie met Senegalezen afspraken maakt kan soms lang wachten. Zelfs al stel je je er op in, soms duurt het gewoon te lang. Volgens ons tijdsbesef tenminste. Afrikanen leven niet met gestructureerde agenda's, de bureaucratie is een uitvinding van het westen en de industrialisatie eveneens. En dus hangen we wat in huis; klaverjassend, schrijvend of lezend, en halen Afrikaans bier bij een obscuur tentje: 'Flag speciale, société des brasseries de l'oeust Africain' staat er op het etiket. Eéntje is al genoeg want na twee biertjes sta je al op je kop. We wandelen wat. Langs houten barakken, stenen laagbouwwoningen en een moskee. Langs vrouwen met bananen en kokosnoten en langs vuilnisbelten op straat. Zwerfkinderen graaien tussen etensresten. Een vrouw slaat haar dronken man. Wat een wereld van verschil. Twee weken geleden keek ik er nog tegen aan, en nu zit ik er middenin. Ik roep: ’Nangadef’ (goeiedag) en wandel door de straten. Een fruitverkoper staat tussen stinkende schillen. Priemende ogen in de mijne. Ik wend mijn hoofd af. "Mon ami, donnez moi un cadeau". Ik hoor het voor de zoveelste keer. Langs me heen glijdt het beeld van een levende film, zwart-wit, zwart-wit, dan weer in kleur. Stoffige stad. Stoffige straat. De wind jaagt jammerend het
Jaargang 1, Editie 10
zand en mijn gedachten over de huizen.
ik gelukkig nog, daar had mijn eigen hand op gerust.
Palmbomen spelen voor kerstboom Kerstmis is onwerkelijk. Palmbomen spelen voor kerstboom. Het luxe Meridienhotel op het schiereiland Cap Vert speelt voor kerststal. De klanken van de sabar zijn de swingende kerstversiering. De kerstman is een masterdrummer, een griot, die via de slagen op zijn drum een verhaal vertelt, volgens de traditie. Een duizelingwekkend verhaal, voor ons muzikale toeristen niet te begrijpen, voor de Franse overwinteraars in Meridien slechts folklore. Wat een contrasten! Tussen een armoedige wijk
We voelen ons anders dan de Franse toeristen die zich vanaf het vliegveld meteen naar luxe hotels laten brengen en niets zien van het Senegalese leven. We denken dan wel dat we anders zijn, maar voor de Senegalezen zijn wij, Europeanen, allemaal mensen met geld. We dringen binnen zonder iets te vragen. Vanuit hun standpunt zijn wij slechts onbeschaamde westerlingen met veel geld op zak. ‘Het is je geld dat telt, en niet je interesse in de muziek van zwoele danseressen’, denk ik treurig.
als de Medina en de weelderige luxe van Meridien. Portemonnee Ik loop over de markt Sandega. Handen bieden horloges aan. Ik zie prachtige maskers en kleurrijke blouses en broeken. En cassettes met muziek van Youssou N'Dour, Baaba Maal, Thione Seck, Ismael Lo, Super Mama Djombo, Touré Kounda, Alpha Bondy, Bob Marley. Een zwart meisje loopt voorbij. Twee witte oogbollen in haar donkere gezichtje. Ze heeft een sinaasappel in haar hand. Ze draait haar hoofd om mij te zien, kijkt omhoog en nog een keer kijkt ze om. De sinaasappel rolt uit haar hand. Plotseling kan ik niet meer verder, ook de weg naar achteren wordt geblokkeerd. De hand die in mijn broekzak verdwijnt sla ik er haast uit. 'Godverdomme klootzak', vloek ik. De hand, de arm, het smalle lichaam, ze rennen snel weg. Mijn portemonnee heb
Yoff Op naar Yoff, een vissersdorp. Hier draait het leven om de zee en de vis. Vriendelijke mensen begroeten ons. De paardentaxi stopt spontaan als ik een foto neem. Even denk ik dat hij stopt uit boosheid zoals in Dakar zou gebeuren. Of omdat hij geld wil hebben. Maar Yoff is Dakar niet. Yoff is de vriendelijke eenvoud zelve. Mensen gaan zelfs graag op de foto. Kinderen zeuren er om, giechelend. We helpen bij het binnenhalen van de enorme netten die in zee zijn gelegd. Ze leveren de dorpelingen een steeds wisselende oogst op. Vreemde vissen, kleine haaien, een zwaardvis. Vis die straks op de markt in Dakar in de hitte zal wegrotten, in gezelschap van tientallen vliegen. Later die dag liggen we heerlijk aan het strand. Ik herhaal de naam: ‘Yoff’. Een lichtvoetige klank die dof eindigt. Het strand bij Yoff is lang. We kijken uit over zee. Geiten lopen voorbij. Het is al bijna oudjaar. We hebben even rust. Even tijd om te zijn. Om de carrousel van indrukken tot stilstand te brengen. Afrika. Wat een mensen! Wat een wereld! Wat een avontuur!
Bronvermelding: Rik van Boeckel Pagina 7
Pater praat , Dakar en Senegal Het is maar een kort havenbezoek en de mogelijkheden om er veel te gaan bekijken zijn niet geweldig. Toch is het misschien de moeite waard om overdag toch iets te ondernemen.
Senegal was ooit een Franse kolonie aan de westkust van Afrika. De Franse invloeden zijn dan ook terug te vinden: oude koloniale gebouwen, de Franse keuken in diverse restaurants en ook het geld. Je kunt met de euro of de dollar ver komen, de Senegalees betaalt zelf met de CFA Franc. Voor één euro heb je tussen de 650 en 660 van deze munten, die overigens in alle voormalige Franse koloniën de munteenheid is waarmee betaald kan worden. Sinds 1960 is Senegal onafhankelijk. Eerst in een federatie met Mali. In hetzelfde jaar trad Senegal door interne spanningen uit deze federatie en werd het een eigen zelfstandige staat.
bouwen. Zo leven er nu veel etnische groepen en verschillende culturen bij elkaar, vaak in de grootste armoede. De kolonisten brachten het christendom in dit werelddeel, wat niet de grootste religie is geworden. In Senegal is dat de islam.
Miss Canada op bezoek bij de wacht Tips
Dakar is lang het bestuurscentrum van Frankrijk voor haar koloniën in WestAfrika geweest. Het oude centrum ligt rond Avenue Georges Pompidou, waar je veel – soms vervallen – koloniale villa’s kunt aantreffen. Vlak daarbij ligt een van de drie grote markten de Sandangamarkt. Andere markten die een bezoek waard zijn: Kermel en Soumbedouine. (beide ten westen van de Sandangamarkt. Dakar
Het geschatte aantal inwoners van deze stad – op het schiereiland Cap Vert, het meest westelijke punt van Afrika – is tussen de twee en drie miljoen. De stad is gesticht door de Lebou, bewoners van het verder gelegen Yoff, dat inmiddels een buitenwijk van Dakar is geworden. Zoals meer steden aan de Oceaan overkomen is: uit het binnenland en ook de omringende landen zijn veel mensen naar Dakar getrokken om voor zich daar een beter bestaan op te Pagina 8
Interessant is ook de vismarkt van Yoff (plage de pecheur) waar met kleine bootjes de mooiste vissen op de markt wordt aangeboden. Aan de Boulevard de la République ligt de Cathédrale du Souvenir Africain. Een imposant kerkgebouw, gebouwd in 1929, wat ruimte biedt aan tweeduizend gelovigen. Aan het eind van dezelfde boulevard staat het presidentiele paleis. Een groot wit landhuis met een groen dak, in 1907 gebouwd. Het wordt bewaakt door in rode uniformen gestoken leden van de presidentiële garde.
Verder is de Grande Mosque (Grote Moskee) een bezoek waard. Het gebouw is in 1964 gebouwd met financiële steun van koning Hassan van Marokko. De hoge minaret mag beklommen worden, met uitzondering van vrijdag, de gebedsdag van de moslims.
Advies
Dakar vraagt – en dat is inmiddels ruim bekend op het schip – om oplettendheid van zijn bezoekers. Wees voorzichtig met camera’s en portemonnees en loop niet opzichtig te pronken met horloges of sieraden. Ga nooit alleen op stap en ga zeker na zonsondergang niet naar het centrum van de stad. Veel Dakarois (zo heten de inwoners van Dakar) komen er dan ook niet.
Buiten Dakar
We liggen maar kort in Dakar, maar genoeg voor een echte aanrader buiten
Scheepskrant
Pater praat, Dakar en Senegal Dakar. Vlakbij de pier waar wij komen te liggen kun je op een ferry stappen die je naar het eiland van Gorée brengt. Gorée komt van Goeree, wat weer afgeleid is van ‘Goede Rede’.
En u raadt het al: ook hier hebben de Hollanders een stuk geschiedenis achtergelaten. Vanwege de gunstige ligging in de luwte van Cap Vert (‘groene kaap’), in de grootste beschutte baai van West-Afrika, was dit eiland de eerste plaats waar schepen uit Europa voor anker gingen. Later werden hier verse voorraden ingenomen voordat schepen die Atlantische Oceaan overstaken. Het waren eerst de Portugezen die het eiland in bezit namen (1444), in 1588 namen de Hollanders het van hen over. In 1677 veroverde een Franse graaf het eiland op de Nederlanders.
Vanaf dit eiland zijn veel slaven verhandeld, die in Zuid-Amerika en het Caribische gebied te werk werden gesteld in voornamelijk suikerrietplantages. Uiteindelijk werd het eiland te klein en in 1857 werd Dakar gesticht. Goree raakte in verval, maar is door de UNESCO uitgeroepen tot wereldmonument. De vele oude gebouwen, meest uit de 19e eeuw of daarvoor, worden nu opgeknapt. Dat er niet altijd voldoende geld is om dit alles op te knappen is duidelijk te zien. Veel inwoners van Dakar gaan in het weekend naar het eiland, vanwege de mooie stranden en voor de vele restaurantjes en terrasjes. De boottocht duurt ongeveer 20 minuten.
Pagina 9
Tips Maison des esclaves (het slavenhuis) is het enig overgebleven slavenhuis op het eiland. Het geheel is gerestaureerd door Joseph Ndiaye, een tachtigjarige man, die nog steeds de rondleidingen verzorgd. Het is een klein huisje, de achtergrondinformatie is niet erg uitgebreid: toch is het bijzonder om met eigen ogen de Port de non-retour te zien, de ruimten waarin slaven werden gehouden, de ketenen en de weegschaal. Hoeveel slaven er ooit uit Goree vertrokken zijn staat ter discussie: het aantal zou veel lager liggen dan eerder werd aangenomen.
Het vrouwenmuseum. Vrouwen hebben op het eiland een grote rol gespeeld. Tijdens de overheersing door de Fransen waren het Signares (nakomelingen van slavinnen en Europeanen, die hierdoor vrij werden geboren) die als maîtresses van de blanke hoogwaardigheidsbekleders fungeerden. Zij bouwden met deze contacten een grote rijkdom op en zij bouwden prachtige huizen die nog steeds op het eiland te zien zijn. Het Vrouwenmuseum (Musee de la Femme) is gehuisvest in zo’n huis, het huis van Signara Victoria Ablis (1171). Het museum besteed ruim aandacht aan de rol van de vrouw in Senegal.
Fort d’Estree genoemd naar de Franse graaf en admiraal, die Goree van de Hollanders in 1677 overnam. Het kasteel ligt aan de haven van Goree en nadat het in 1950 zijn militaire functie verloren had heeft het tot 1977 als gevangenis dienst gedaan. Nu is het ook een museum, voornamelijk gericht op de geschiedenis van Senegal.
Verder is het leuk wandelen over dit eiland, mooie stranden. En: veel leuke kleine restaurants en terrasjes. Veel plezier!!
De Pater
Le Castel (het kasteel) is gelegen op de overblijfselen van een uitgedoofde vulkaan. Op de resten van de oude forten Saint Michel en Oranje staan de kanonnen uit de Tweede Wereldoorlog, toen Goree in handen was van het Vichy regime en ingezet werden tegen de geallieerden. Het schijnt dat de kanonnen slechts eenmaal geschoten hebben en een Nederlands schip hebben geraakt, dat nog steeds voor de kust ligt. Het veer naar Goree vaart er met een boog om heen.
Scheepskrant
De wolf en de zeven geitjes Er waren eens zeven jonge geitjes en een ouwe moeder geit, die gedetacheerd waren in een groot bos. Zij gingen iedere dag na vast werken de wal op, om wild te gaan stappen of om naar de zus te gaan. Dit ging net zolang goed tot ze knijp kwamen te zitten met het restant poen van hun katje. Het was nog geen nieuwe kat beuren en sjef muntje ( de baas-toelus) stond geen voorschot toe, dus dat was ook houten bek. Daarom ging de ouwe geit maar alleen de wal op om zijn spatoes en singlets te verpatsen bij de Chinees. Die ouwe geit hield eerst eens even baksgewijs en zei tegen de jonge geitjes: "Je ouwe moer gaat zich even drukken, ga er geen zooitje van trappen als ik pleite ben, want dan kom je je eigen tegen en is het gedonder in de glazen. Als die sychrofrene oude imbeciel van een wolf komt, zeg dan tegen hem dat ie kan opzoutuh, anders helpt ie jullie naar je moer. In ieder geval .. niet opendoen, anders ben je ketelaar. Ik ben zo tegen 7 glazen weer present." "Hallo .. zien we zo bleek?" zeiden de puppies, "denk je dan dat wij helemaal van de pot gerukt zijn ofzo?" "Safe dan" zei die ouwe "sjor effe me kraag om, dan ken ik aan me platkakken trekken. Toen de ouwe aan z'n stutten was getrokken, gingen de kleintjes pokeren en met wakken en beren aan de gang. Toen ze een paar pijpies en enige neuten op hadden werd er op de deur geklopt. "Daar zal die ouwe weer zijn" zei er een "nou zijn we zuur." "Wat is er loos?" riep de moedigste. "Doe effies die keet open, jongens" zei de wolf, die buiten stond te vernaggelen van de kou en die de geitjes wou lijmen voor een rot bakkie. "Je rooie rotmoer" riepen de puppies, want ze voelden zich onmogelijk flink, zeker met een paar potten drank in hun kadaver, voelden ze zich helemaal bereisde bojo's. "Afrotten met die
Pagina 10
wolf, laat hem naar de kloten lopen" zei de jongste die nog derde baal was ook. "Ze hadden je aan de vlaggenmast moeten ophangen tijdens vlaggenparade”, brulde nummer drie, die al tweede klas was. "Opzouten" zei de oudste al lachend. Maar de wolf was toch linker dan ze dachten. Hij was nog niet zo heel erg lang bij die hap en was ook nog niet helemaal afgestompt. Dus ging hij effies het gehele gebeuren aan de binnenkant van zijn ogen bekijken. Hij stak zijn ene klauw in het meel en toen onder de deur door. Toen de geitjes dat zagen schrokken ze: "Oei, een hoge piet, open die keet jongens, de ouwe heeft een vette hap voor ons". Ze schrokken zich een vet hart toen ze de wolf met z'n vette klep naar binnen zagen strompelen. De kleinste riep: "Vind je dat normaal?". "Meestal, dat zit er dik in" zei de wolf en greep direct de eerste bij z'n lurven. Hij ramde de rest half lens en perste ze daarna stomweg in zijn kanaal. Alleen de kleinste trok ongezien aan z'n palen en dook de scheepsklok in, waar hij harpstijf bleef zitten tot de wolf halfkachel aan z'n achterpoten trok. 's Avonds kwam de ouwe thuis met een stuk in z'n kraag. "Waar is mijn wachtsvolk? Er is al een tijdje overal gepraaid hoor, of zijn jullie soms blind de wal op?" De kleinste kwam de scheepsklok uit en vertelde wat er loos was. "Verder geen bijzonderheden" zei hij nog. De ouwe stond liederlijk op zijn vreetmolen en vloekte de hemel uit de hel. De kleine zei alleen maar "Snap ik, die baal hooi hadden ze allang met FLO moeten schoppen". "Die smerige vetnek" brulde de ouwe, "ik zal hem die rotgeintjes wel eens afleren, dan kan ie weer in de schipperswacht drie van de vier persen, harp-op stijf-af." Ze trok een bajonet uit de bakskast en trok in tijgersluipgang naar het wolvehol, waar die leier met z'n zware pens lag te ronken. Toen de ouwe hem in de peiling kreeg riep ze: "Hé slecht uitgevallen krentenbol, smerige Pisvlek, heb jij het in je bolle harses gehaald om mijn puppies op te snavelen, stuk ongeluk?"
sprong een meter van z'n tampatje onder de vette lappen vandaan en viel met z'n klus op dek. "Helemaal niet, ik heb een hondewacht gestrompeld" kreunde het loeder. "Hij liegt dat ie barst, hij schijt ampers over z'n nek van de vette Stoba" zei de kleinste. "Snap ik" zei de ouwe en gaf de wolf een soerang voor z'n haren zodat hij over z'n nek ging schijten en de puppies voor nop met hun platte bek op dek vielen. "Nou mannen, aantreden voor baksgewijs, en laat ik niet merken dat je geen veer in je pet hebt anders ben je mijn" brulde de ouwe. Ze grepen de wolf en stopte z'n pendek vol met keien en dropte hem toen in de bootsmankist bij de vuile zweetsokken. "Aftrap wolf" zei de ouwe geit "die kan zich een houten jekker laten aanmeten en bij Petrus aan de bak schaften. Kom mee lui, het is kooien af" Zij bevorderde de kleinste geit tot tweede klas voor diens heldendaden en voor moed, beleid en dronkenschap. Nadat ze in de toko een kouwe pot hadden gedronken, ging het hele vuiltje plat. De ouwe droomde dat er maandag snert en nas aan de bak was en kreeg nog gelijk ook, want dat was er 's maandags altijd. De puppies droomde over lekkere wijven en alles wat maar wenselijk is om 's ochtends met een odol wakker te worden. En ze leefde nog lang en gelukkig…
De wolf schrok zich vrij van dienst,
Scheepskrant