TROEMA DE ONDERDELEN VAN HET MISJKAN Over het Beit Hamikdasj hebben jullie vast al eens horen praten. En misschien weten jullie dan ook wel dat de Cohaniem – de priesters – daar de offers van de Israëlieten brachten. Echter in de tijd dat het Volk Israël door de woestijn zwierf, bestond het Beit Hamikdasj nog niet. Maar omdat HaKadosj Baroech Hoe toch wilde dat Israël offers zou brengen, gebood Hij hen het Misjkan te bouwen. Het woord Misjkan betekent ‘woning’ in het hebreeuws. En inderdaad, het Misjkan was de woning voor de Sjechiena. Een uitneembare woning, die men iedere keer, als het kamp moest worden opgebroken om verder te trekken, uitelkaar kon nemen en de onderdelen meenemen. En op de nieuwe plaats waar het legerkamp zich vestigde kon men het weer opnieuw inelkaar zetten en opbouwen. Op de tekening achterin dit boek zie je een afbeelding van het Misjkan: je ziet er een grote, heel mooi versierde tent: de Tent der Samenkomst. Voorts een altaar waarop de offers gebracht werden en een wasbekken. Het geheel was omgeven door een grote omheining. Maar voordat wij gaan vertellen hoe het Misjkan er precies uitzag, en hoe men het bouwde, moeten wij eerst vertellen uit welke onderdelen het bestond. Het eerste onderdeel van het Misjkan waarover wij het willen hebben, was de Aron Hakodesj. Een Aron is in het Hebreeuws een kist of kast. Maar de Aron Hakodesj in het Misjkan leek niets op de kasten die men in ieder huis heeft staan. De Aron Hakodesj in het Misjkan leek meer op een grote kist, die op de grond lag. Binnen in deze kist was nog een kist en daar binnenin nog een kist. En de opening van de kist was naar boven. De lengte van de kist was 2½ ama – een ama is ongeveer 54 cm, de lengte van zes handen van een volwassen man van gemiddelde grootte naast elkaar. De lengte was dus ongeveer 135 cm, de breedte 1½ ama [± 81 cm] en de hoogte eveneens 1½ ama. 1
De Aron was gemaakt van acaciahout. Maar omdat een houten kist voor het verbond met Hasjem in het Misjkan wel erg eenvoudig was, zat deze houten kist binnenin een gouden kist en ook in de houten kist zat weer een gouden kist. Het resultaat was dat de houten Aron HaBrit – Ark van het verbond – vanbinnen en vanbuiten met goud was bekleed. 2
In de binnenste kist, die het kleinste was, lagen de twee hele Stenen Tafels van het verbond, die Hasjem aan Mosjé gegeven had en ook de twee gebroken Stenen Tafels die Mosjé van HaKadosj Baroech Hoe gekregen had, lagen daarin. En omdat de Stenen Tafels de getuigenissen waren van het verbond dat gesloten was tussen HaKadosj Baroech Hoe en Israël, werd de Aron in het Misjkan ook wel de ‘Ark van het Getuigenis’ en ook wel de ‘Ark van het Verbond’ genoemd.
166
TROEMA
De Ark
Boven op de Aron lag een zuiver gouden deksel, de Kapporet. Haar lengte was 2½ ama en haar breedte 1½ ama, net als de afmetingen van de Ark zelf. 3En de Kapporet was een vuist dik. Bovenop het Kapporet stonden twee gouden cherubijnen. Zij waren gedreven uit de beide uiteinden van het Kapporet, dat wil zeggen het Kapporet – de deksel – en de twee cherubijnen waren gemaakt uit een grote klomp zuiver goud. De cherubijnen zagen eruit als twee 4baby's met vleugels, die tegenover elkaar stonden en met hun vleugels naar boven gericht. Het Kapporet met de cherubijnen lag bovenop de Aron. Rondom de Kapporet was op de Aron een soort kroon van zuiver goud aangebracht, die de Kèter HaTora –de Kroon van Tora – symboliseerde. Deze Aron Ha’Edoet – de Ark van het Getuigenis – moest men kunnen dragen en meenemen van de ene legerplaats naar de andere. Daartoe maakte men vier ringen aan de vier hoeken van de Ark en daar doorheen waren twee heel lange draagbomen gestoken aan de beide korte zijden van de Ark, dus een draagboom door elke twee naast elkaar gelegen ringen. De draagbomen waren gemaakt van Acaciahout en overtrokken met goud. 5In het midden waren zij dun 5en liepen aan de uiteinden dikker uit, zodat zij nooit uit de ringen konden glippen. 6 Deze Aron Ha’Edoet werd geplaatst in het Kodesj HaKodesjiem – het Allerheiligste, dat was een binnenvertrek binnen de Tent der Samenkomst, en wanneer HaKadosj Baroech Hoe met Mosjé Rabbeinoe sprak, dan kwam de stem die Mosjé hoorde van tussen de twee cherubijnen, terwijl Mosjé in de Tent van de Samenkomst stond. 167
TROEMA Een ander voorwerp dat binnen de Tent der Samenkomst stond, was de Tafel met de Toonbroden. De tafel zelf zag er uit als een gewone tafel, echter er waren een aantal veranderingen aangebracht. De tafel was gemaakt van acaciahout en met zuiver goud overtrokken. Zijn hoogte was anderhalve ama [ongeveer 81 cm], zijn lengte twee ama [± 108 cm] en de breedte anderhalve ama.
7
De tafel had vier poten waarop een raamwerk rustte en op dat raamwerk lag het tafelblad, dat rondom versierd was met een gouden kroon, die de Kèter Màlechoet – de Kroon van de [G-ddelijke] Majesteit – symboliseerde. Ook deze tafel moest verplaatst kunnen worden van de ene legerplaats naar de andere en daarom waren ook hieraan vier gouden ringen gemaakt op de vier hoeken met daar doorheen twee draagbomen. Echter deze draagbomen zaten aan de lange zijkanten van de Tafel. Deze draagbomen waren over de hele lengte even dik, want in tegenstelling tot de draagbomen van de Ark mochten déze draagbomen wel uit de ringen gehaald worden. De tafel was niet gemaakt om ervan te eten maar om daarop iedere week twaalf toonbroden te leggen – de Lèchem Happaniem. Daartoe zaten aan de beide uiteinden van de Tafel twee rechtopstaande gouden panelen, 8elk vijf handen [± 45 cm] breed en 3½ ama [± 190 cm] hoog. Deze vier panelen stonden op de grond en staken dus twee amot [ruim een meter] boven de Tafel uit. 168
TROEMA In elk van die panelen zaten op een hoogte van twee tèfach – handbreedte –boven de tafel drie gaten naast elkaar en daarin schoof men drie spijlen, dat wil zeggen: halve buizen, van goud, die de beide panelen als het ware met elkaar verbonden. Zo waren er vijf van deze rijen gaten met spijlen boven elkaar, alleen de bovenste rij bestond uit twee gaten aan weerskanten met twee spijlen. Op elke rij spijlen werd een soort vorm gelegd met daarin een brood, de onderste broodvorm stond op de Tafel. Totaal waren er dus twaalf Toonbroden, aan elke kant van de Tafel zes. In de ruimte die gevormd werd tussen twee broden, kon de wind vrij doorwaaien, zodat de broden altijd vers bleven en nooit beschimmelden. 9 Deze Toonbroden werden iedere Sjabbat ververst en … wat een wonder! Die twaalf broden waren in het geheel niet uitgedroogd gedurende die week. Zij waren nog warm en vers en de Cohaniem aten ze graag op. 10
Tussen de beide stellingen zette men op de tafel de gereedschappen voor de tafel: twee wierookvaten. Dat waren twee gouden lepels, waarin men het reukwerk deed dat iedere Sjabbat op het gouden altaar verbrand werd.
Het volgende voorwerp dat in de Tent van de Samenkomst stond, was de Menorah. De Menorah leek nog het meest op de Chanoekia – de grote achtarmige kandelaar voor Chanoekah, die iedereen natuurlijk wel kent. Alleen de Menorah uit 169
TROEMA het Misjkan was veel mooier en groter en hij had zeven armen in plaats van de acht van de Chanoekia. 11
De hoogte van de Menorah was 18 tèfach (iets meer dan anderhalve meter), zijn breedte 12 tèfach (ongeveer een meter), van de linker tot de rechter lamp. De menorah was gemaakt uit één grote klomp zuiver goud, dat wil dus zeggen dat hij niet uit onderdelen samengesteld was, maar hij was gemaakt uit één stuk. Iedere arm van de gouden menorah was schitterend versierd met drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesems, een bloemknop en een bloem. 12
De bloesems zagen eruit als gewone bloemen, zoals wij die ook kennen, de knoppen waren in de vorm van kleine bolletjes. De menorah had een voetstuk van drie tèfach hoog, dat op drie kleine pootjes rustte. Uit het midden van het voetstuk kwam een bloem en daaruit stak een stengel omhoog, de middenstang van de menorah. De hoogte van die stang was 15 tèfach. Na twee tèfachiem kwamen er drie versieringen, een kelk, een knop en een bloem. De knop zat in de kelk en de bloem zat boven op de knop. Na nog twee tèfachiem was de stang versierd met nog een knop en daaruit kwamen twee lange stengels, één aan iedere kant. Eén tèfach hoger zat weer een knop, waaruit eveneens aan weerskanten een iets kortere stengel kwam en na nog eens één tèfach kwam weer een knop waaruit de beide bovenste stengels kwamen. Op een hoogte van drie tèfachiem van de bovenkant had iedere stengel drie kelken, een knop en een bloem. Bekijk maar eens goed de tekening: als je alles goed bijelkaar optelt kom je precies uit op een totale hoogte van de menorah van 18 tèfach, 22 kelken, elf knoppen en negen bloemen. Bovenop de bloem die op iedere stengel zat, stond een soort kopje waarin de zuivere olijfolie gedaan werd en de pitten om de lampen aan te steken. 13Alle pitten waren gericht naar de middelste vlam die altijd recht ophoog stond. Er waren ook gouden schepjes, een soort kleine lepels, die men gebruikte om de verkoolde pitten uit de oliebakjes te halen. 14
Het derde voorwerp was een oliekruikje en het vierde voorwerp werd de kèwesj genoemd. Het was een soort klein podiumpje met drie treden waarop de Cohen ging staan als hij de menorah moest aansteken. Wij zullen nu een voorwerp bespreken dat buiten de Tent van de Samenkomst stond, in de chatseer – de binnenplaats – van het Misjkan: het offeraltaar, dat ook wel het koperen altaar of buitenaltaar genoemd werd. Dit altaar werd gebruikt voor alle offers die gebracht werden van de gemeenschapsgelden – de gemeenschapsoffers – en voor de offers die de mensen privé brachten. Dit offeraltaar was niet van goud gemaakt en ook niet met goud overtrokken, zoals de voorwerpen in de Tent van de Samenkomst. Het was gemaakt van acaciahout en overtrokken met glanzend koper. Het altaar had de vorm van een soort vierkant 15blok, tien ama (ruim vijf meter) hoog en vijf ama (ruim 2½ m) lang en 170
TROEMA
breed. Dit koperen altaar was hol van binnen. Die holle ruimte werd opgevuld met aarde wanneer Israël zich ergens legerde en het werd weer leeg gemaakt wanneer zij weer verder moesten trekken. 16
Het altaar had een basis van één ama, dat wil zeggen, vanaf de grond tot een hoogte van één ama was het altaar aan alle kanten één ama breder. Op een hoogte van drie ama vanaf de basis (dus vier ama vanaf de grond) was rondom het altaar een netwerk van koper van één ama hoog aangebracht, dat michbar – rooster, traliewerk – genoemd werd. Deze michbar reikte tot precies halverwege het altaar, en maakte een afscheiding tussen het bloed dat tegen de bovenste helft van het altaar geworpen werd en dat wat tegen de onderste helft gespat werd. 17
De michbar was ook gemaakt om de kolen die van het altaar vielen, op te vangen, zodat de cohaniem – de priesters – ze daaruit konden verzamelen en weer terug op het altaar leggen. Boven de michbar, op een hoogte van vijf ama van de grond was de karkov – lijst. Deze lijst sprong één ama naar buiten aan alle kanten. Er waren figuren en bloemen in gegraveerd ter versiering. Nog drie ama hoger was het platvorm van het altaar, dat dus negen ama boven de grond was. Op het platvorm van het altaar brachten de cohaniem de offers. Op de vier hoeken van het platvorm stonden de vier horens van het altaar. Het waren grote uitsteeksel naar boven, in de vorm van kubusvormige blokken, ieder één ama lang, breed 171
TROEMA en hoog. Deze horens van het koperen altaar waren hol en open van boven. In deze holle ruimten wierp men het bloed van de zondoffers. Natuurlijk moest Israël ook dit koperen altaar meenemen op hun reizen door de woestijn. Daarom waren er aan het traliewerk vier koperen ringen bevestigd, waar doorheen men twee draagbomen stak van acaciahout, overtrokken met koper. We hebben hierboven al gezien dat het altaar meer dan vijf meter hoog was, ongeveer driemaal de hoogte van een volwassen mens. Om daar bovenop te komen stond er een ramp – de kèwesj – aan de zuidzijde van het altaar. Dat was een gladde, schuin omhoog lopende soort „loopplank”, waarover men van de grond tot bovenop het altaar kon lopen18. De breedte van deze ramp was gelijk aan de breedte van het altaar, dus vijf ama, zijn lengte 30 ama, en zijn hoogte negen ama, want hij kwam tot aan het platvorm van het altaar dat op een hoogte van negen ama boven de grond lag. Er waren nog meer voorwerpen in het Misjkan en wij moeten ook nog over de bouw van het Misjkan zelf vertellen, maar dat doen wij in de volgende parasjiot, want pas dáár heeft Hasjem daarover opdracht gegeven.
Bronnen van de Midrasj 1. Joma 72. 2. Baba Metsia 14. 3. Soeka 5. 4. Rasji 25:18. 5. Ma’aseh Chosjev. 6. Rasji 25:22. 7. Rasji 25:25. 8. Ma’aseh Chosjev en Rasji op Menachot 94b. 9. Rasji op Chağiğa 26b. 10. Rasji op Wajjikra 24:7. 11. Ma’aseh Chosjev. 12. Rasji 25:31. 13. Rasji 25:37. 14. Tamied 3:9 en Rambam Hilchot Beit Habechiera 3:11. 15. Rasji 27:1, 5. 16. Beraita DeMaèchet HaMisjkan hfd. 11. 17. Targoem Jonathan 27:5. 18. Ma’aseh Chosjev.
172