Proefverslag 507 De waarde van verschillende vismeelkwaliteiten (proef VOE-37, projectcode VO95-5 ; PV-507; Y1998) auteurs: dr. A. Veldman ir. G.J. Borggreve november 1998
trefwoorden: vismeel, vismeelkwaliteit, eiwitverteerbaarheid, biogene aminen, aminozuren, versheid, droogtemperatuur, productiewijze
Instituut voor de Veevoeding "De Schothorst" Meerkoetenweg 26, Postbus 533 8200 AM LELYSTAD tel.nr. 0320-252294
Inleiding In het kader van het Eureka-project ‘Kwaliteit van vismeel’ wordt onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit en kwaliteitsbeoordeling van vismeel in voeders voor biggen. Voor de kwaliteit van vismeel is de samenstelling, de versheid van het uitgangsmateriaal, de droogtemperatuur en de droogtijd belangrijk. De diverse vismeelkwaliteiten zijn daardoor verschillend in chemische samenstelling en in in-vitro verteringskarakteristieken. De vertaling naar de technische resultaten bij biggen ontbreekt nog. Uit de eerste proef binnen het project (verslag nr. 477) kwam naar voren dat het aminozuurpatroon van vismeel niet uit het eiwitgehalte kan worden afgeleid. Daarnaast bleek de in-vitro verteerbaarheid van eiwit volgens de Torry pepsine-HCl-methode een bruikbaar kwaliteitscriterium te zijn. De proef had echter als bezwaar dat de kwaliteitsverschillen niet overeen kwamen met de aangelegde verschillen bij productie. In de onderhavige, tweede proef werden opnieuw een aantal vismelen vergeleken, die waren gemaakt uit verse en niet-verse vis en gedroogd bij twee verschillende temperaturen.
Proefdoel 1. Het bepalen van mogelijk relevante kwaliteitskenmerken voor vismeel 2. Het nagaan van het effect van verschillende vismelen op de technische resultaten bij biggen. 3. Het afleiden van kwaliteitscriteria voor vismeel aan de hand van de proefresultaten.
Proefopzet Productie vismelen De vismelen werden half april 1997 geproduceerd door Fish Industries te Killybegs (Ierland) volgens de volgende procedure. Het uitgangsmateriaal was verse blauwe wijting. Een deel van de wijting werd vóór bewerking vijf dagen ongekoeld bewaard bij 12°C, waardoor eiwitafbraakproducten werden gevormd. Een maat hiervoor is de totale hoeveelheid vluchtige stikstof (TVN = Total Volatile Nitrogen), die voor de verse en niet-verse wijting respectievelijk 27,4 en 163,2 mg N per 100 gram vis bedroeg. De beide partijen vis werden gedurende 25 minuten gekookt bij een temperatuur van 90°C met indirecte en directe stoom. De gekookte wijting werd geperst, waarna de uitgeperste vloeistof (stickwater of ‘solubles’) na centrifugeren en indikken weer aan de perskoek werd
toegevoegd. De vismelen werden vervolgens in de ‘LT Plant’ gedroogd met hete lucht met een temperatuur van 70 - 75°C bij uitgang van de droger (lage temperatuur) of in de ‘Steam Plant’ bij 100°C met indirecte stoom (normale temperatuur). Er werden vier partijen vismeel geproduceerd, namelijk: 1. 2. 3. 4.
Vismeel van verse vis, bij lage temperatuur gedroogd, meeltemperatuur 60°C Vismeel van verse vis, bij normale temperatuur gedroogd, meeltemperatuur 74°C Vismeel van niet-verse vis, bij lage temperatuur gedroogd, meeltemperatuur 57°C Vismeel van niet-verse vis, bij normale temperatuur gedroogd, meeltemperatuur 70°C.
De volgende nutriëntgehalten en mogelijke kwaliteitskenmerken werden in de vismelen bepaald: Nutriënten:
ruw eiwit, aminozuurpatroon, beschikbaar lysine, ruw vet, as, vocht, Ca, P en Na.
Kwaliteitskenmerken:
vrije vetzuren, titratiewaarde, biogene aminen, in water oplosbaar eiwit, ammoniak-stikstof.
In-vitro methoden:
(Torry) pepsine-zoutzuur eiwitvertering, afgeleide in-vitro Babinsky, pH-stat en enzymverteerbare organische stof varkens (EDOM-pig).
In-vivo methode:
eiwitverteerbaarheid door nertsen.
Proefbehandelingen Er waren zes proefbehandelingen, elk met ca. 12% vismeel in het babybiggenvoer. behandeling
voercode
1. Vismeel van verse vis, bij lage temperatuur gedroogd
A
2. Vismeel van verse vis, bij normale temperatuur gedroogd
B
3. Vismeel van niet-verse vis, bij lage temperatuur gedroogd
C
4. Vismeel van niet-verse vis, bij normale temperatuur gedroogd
D
5. Idem 3, met correctie voor de aminozuren lys./meth./threon. tot niveau voer A
E
6. Idem 2, met correctie voor de aminozuren lys./meth./threon. tot niveau voer D
F
De samenstelling van de proefvoeders is weergegeven in tabel 1. De vier vismelen werden op basis van de resultaten van de Weende-analyse met het afgeleide nutriëntenprogramma ingerekend; de gehanteerde gehalten zijn vermeld in tabel 2. Door het percentage vismeel in de voeders iets te variëren (ten koste van tapioca en vet) werd het gehalte aan ileaal verteerbare aminozuren van de voeders A t/m D op hetzelfde niveau gebracht; verder werd gecorrigeerd voor de verschillen in EW, Ca en vP. In het afgeleide nutriëntenprogramma wordt het gehalte aan il. vert. aminozuren per grondstof afgeleid van het geanalyseerde eiwitgehalte; er wordt dus geen rekening gehouden met de werkelijke aminozuurgehalten. Bij de behandelingen 5 en 6 is gecorrigeerd voor de geanalyseerde verschillen in aminozuurgehalten tussen de vismelen. Er werd gecorrigeerd door toevoeging van zuivere lysine, methionine en threonine aan het voer met het laagste gehalte tot het niveau van het voer met het hoogste gehalte. Aldus kon worden nagegaan of kwaliteitsverschillen tussen vismelen vooral worden bepaald door verschillen in aminozuurgehalten. Tabel 1 Samenstelling en berekende gehalten van de proefvoeders voercode
A
B
C
D
E
F
vismeel
12,00
11,30
11,70
11,50
11,70
11,30
aardappeleiwit
1,20
1,20
1,20
1,20
1,20
1,20
diermeel, 14,5% rv, NTF
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
gerst
40,00
40,00
40,00
40,00
40,00
40,00
lijnzaad
2,00
2,00
2,00
2,00
2,00
2,00
maïs
8,80
8,80
8,80
8,80
8,80
8,80
sojabonen, getoost
2,50
2,50
2,50
2,50
2,50
2,50
tapioca
15,35
15,90
15,80
16,20
15,60
15,20
tarwe
10,00
10,00
10,00
10,00
10,00
10,00
fumaarzuur
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
melasseriet > 47,5% su.
2,50
2,50
2,50
2,50
2,50
2,50
destructievet
1,41
1,36
1,18
1,26
1,21
1,44
krijt
0,35
0,43
0,36
0,15
0,36
0,43
monocalciumfosfaat
0,08
0,20
0,15
0,08
0,15
0,20
premix fytase
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
--
--
--
--
0,10
0,12
premix lysine + tryptofaan (18%/5%)
0,25
0,25
0,25
0,25
0,25
0,25
premix biggen
0,50
0,50
0,50
0,50
0,50
0,50
premix threonine (10%)
0,16
0,16
0,16
0,16
0,16
0,36
premix methionine (10%)
0,20
0,20
0,20
0,20
0,27
0,50
zout
0,20
0,20
0,20
0,20
0,20
0,20
premix salinomycine
0,40
0,40
0,40
0,40
0,40
0,40
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
vocht
127
122
124
124
124
122
ruw eiwit
179
180
180
179
180
180
il. vert. lysine
8,7
8,7
8,7
8,7
9,0
9,0
il. vert. meth. + cyst.
5,2
5,2
5,2
5,2
5,3
5,5
il. vert. threonine
5,2
5,2
5,2
5,2
5,2
5,4
il. vert. tryptofaan
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
ruw vet
51
50
50
49
50
50
linolzuur
premix lysine (25%)
totaal
Berekende gehalten (g/kg):
10,7
10,7
10,6
10,6
10,6
10,8
as
58
60
58
57
59
61
calcium
8,0
8,0
8,0
8,0
8,0
8,0
fosfor
5,7
5,7
5,7
5,7
5,7
5,7
natrium
2,7
2,7
2,7
2,7
2,7
2,7
zetmeel
446
450
450
452
448
447
EW x 100
110
110
110
110
110
110
De proefvoeders werden gemaakt in twee charges. De bepaalde vocht- en ruw eiwitgehalten van beide charges proefvoeders zijn vermeld in tabel 2. Tabel 2 Nutriëntgehalten (g/kg) van de vismelen, op basis waarvan de proefvoeders zijn samengesteld Vismelen: droogtemperatuur vers vocht as ruw vet ruw eiwit
L
H
L
H
ja
ja
nee
nee
122 166 77 667
87 170 73 709
99 162 86 686
96 172 73 694
43,1 43,5
45,8 45,3
44,3 42,5
44,8 47,1
18,8 18,4
19,9 18,8
19,3 18,2
19,5 21,1
21,9 21,3
23,2 22,0
22,5 22,2
22,7 23,3
98
101
103
100
il. vert. lysine berekend bepaald*
il. vert. meth. + cyst. berekend bepaald*
il. vert. threonine berekend bepaald*
EW
* bepaald = geanalyseerd x vert. coëfficiënt volgens tabel
Tabel 3 Berekend en bepaald vocht- en ruw eiwitgehalte (g/kg) van de charges proefvoeders charge 1 voercode
charge 2 ruw eiwit
vocht
vocht
ruw eiwit
ber.
bep.
ber.
bep.
ber.
bep.
ber.
bep.
A
127
126
180
183
129
143
177
174
B
122
131
180
175
124
134
177
173
C
124
120
180
178
126
133
177
176
D
124
123
180
177
126
131
177
176
E
124
126
181
179
126
134
178
178
F
122
122
181
180
124
135
179
175
De bepaalde vochtgehalten in de tweede charge waren hoger dan berekend, maar dit had geen consequenties voor de gestelde proefdoelen. De reden van de hogere vochtgehalten is, dat tijdens de productie van deze voeders in de winterperiode meer stoom is toegevoegd. De proef werd uitgevoerd op de batterij met biggen van 4 tot 8 weken oud. De eerste helft van de proef vond plaats in de periode van half oktober tot eind december 1997 en de tweede helft van eind februari tot begin mei 1998. Groei en voeropname werden vastgesteld na 2 en 4 weken verstrekken van de proefvoeders. De mestscore en het aantal diarreedagen werden eveneens geregistreerd.
Resultaten Nutriëntgehalten en kwaliteitskenmerken van de vismelen Naar gelang hun mogelijkheden, hebben de deelnemende coöperaties de vier partijen vismelen onderworpen aan verschillende bepalingen. In tabel 4 zijn de afzonderlijke resultaten vermeld, zodat een ieder zijn resultaten kan terugvinden. Tabel 4 Bepaalde nutriëntgehalten van de vismelen op droge stofbasis Vismelen: droogtemperatuur
L
N
L
N
vers
ja
ja
nee
nee
760 758 677 760 781 752 gem. 748
776 756 711 773 777 762 759
761 769 686 755 766 748 748
767 756 698 764 759 757 750
88 79 70 -78 76 gem. 78
80 86 66 -66 74 74
96 82 74 -77 76 81
81 98 64 -66 54 73
189 185 165 185 179 191 gem. 182
187 184 160 182 183 193 182
180 181 160 179 188 174 177
191 175 170 186 188 189 183
ruw eiwit Schothorst Aveve DLG FF Fish Industries UFA
ruw vet Schothorst Aveve DLG FF Fish Industries UFA
as Schothorst Aveve DLG FF Fish Industries UFA
calcium
Schothorst Aveve DLG FF Fish Industries UFA
45 53 41 44 40 -gem. 45
41 43 40 40 25 -38
44 41 42 45 49 -44
53 45 50 53 54 -51
27 29 25 27 25 -gem. 27
25 27 24 26 25 -25
26 26 25 28 29 -27
28 28 27 29 28 -28
24 27
36 36
41 21
30 16
-12
14 14
16 11
12 8
58,3 60,8 52,9 58,0 59,7 gem. 58,0
58,4 58,3 53,6 58,0 60,6 57,8
55,4 57,3 51,5 53,1 56,8 54,8
61,3 54,8 59,2 59,3 61,8 59,3
20,6 22,3 19,0 21,6 22,4 gem. 21,2
21,0 19,5 19,3 21,8 23,3 21,0
20,5 19,1 18,4 20,8 22,6 20,3
23,5 19,4 22,1 24,0 24,5 22,7
31,2 32,0 27,9 30,0 29,1 gem. 30,0
30,9 29,8 27,1 30,0 30,5 29,7
31,6 29,8 28,2 30,1 29,8 29,9
33,1 30,4 29,2 31,5 31,5 31,1
fosfor Schothorst Aveve DLG FF Fish Industries UFA
zout Aveve Fish Industries
natrium Aveve DLG
lysine Schothorst Aveve DLG FF UFA
methionine Schothorst Aveve DLG FF UFA
threonine Schothorst Aveve DLG FF UFA
De vier vismelen hadden nagenoeg eenzelfde ruw eiwit-, ruw vet- en asgehalte, hetgeen een bevestiging is van een correcte wijze van fabricage, uitgaande van één homogene partij vis. Opvallend is het hogere gehalte aan de aminozuren lysine, methionine en threonine in het vismeel van de niet-verse vis dat bij normale temperatuur werd gedroogd. Er werd verwacht dat eenzelfde of lager gehalte werd gevonden dan in het bij lage temperatuur gedroogde vismeel van niet-verse vis. Een verschil in analyseresultaten tussen laboratoria blijft altijd aanwezig, zoals ook nu uit de resultaten blijkt. In tabel 5 zijn de karakteristieken van het eiwit van de verschillende vismelen weergegeven. Tabel 5 Eiwitkarakteristieken van de verschillende vismelen Vismelen: droogtemperatuur
L
N
L
N
vers
ja
ja
nee
nee
opl. RE (% v. RE)
Schothorst Aveve FF
26 17 28 gem. 24
29 23 28 27
24 24 26 25
22 19 20 20
7,7 8,0 7,8 7,6 7,9 gem. 7,8
7,5 7,7 7,5 7,5 8,0 7,6
7,3 7,4 7,5 7,0 7,6 7,4
8,0 7,3 8,5 7,8 8,2 8,0
7,4
7,4
7,1
6,7
608 638 580 612 gem. 610
636 -611 634 627
627 609 589 622 612
660 615 619 658 638
91 93 86 92 gem. 91
90 -86 92 89
92 87 86 92 89
95 90 89 96 93
1,3 7,9
0,4 7,6
0,5 8,7
0,9 8,3
lysine (g/16 gN) Schothorst Aveve DLG FF UFA
beschikb. lysine (g/16 gN) Aveve
totaal a.z. (g/kg) Schothorst Aveve FF UFA
aminozuur N (% van totaal N) Schothorst Aveve FF UFA
NH3 N (% van totaal N) Aveve UFA
De eerder aangegeven verschillen in lysine tussen de vismelen komen hier opnieuw duidelijk naar voren. Vismeel van niet-verse vis heeft een lager beschikbaar aminozuurgehalte, terwijl het verschil in droogtemperatuur niet duidelijk tot uiting komt. In tabel 6 is de in-vivo en in-vitro eiwitvertering van de vismelen, vastgesteld volgens verschillende methoden, weergegeven. Tabel 6 In-vitro en in-vivo eiwitvertering van de verschillende vismelen Vismelen: droogtemperatuur
L
H
L
H
vers
ja
ja
nee
nee
93,7 79,0 89,1 93,8 97,3
92,6 73,9 89,5 95,3 95,8
93,2 81,9 86,0 91,8 96,3
92,9 73,0 88,4 92,6 94,0
93,0
86,6
86,2
89,7
methode TR pepsine HCl pepsine HCl (Schoth.) pH-stat.1) afgeleide Babinsky EDOM pig2) in-vivo nertsen
1. Enzym (peptidase, trypsine, chysmotrypsine) verteerbaar eiwit 2. Enzymverteerbare organische stof
Uitgaande van de vastgestelde eiwitvertering bij nertsen blijkt dat vismeel van verse vis en bij lage temperatuur gedroogd de hoogste eiwitvertering geeft. Het vismeel van niet-verse vis en gedroogd bij normale temperatuur is opvallend tweede. De eiwitvertering bij nertsen wordt algemeen gezien als een betrouwbare methode. Het is opvallend dat geen van de toegepaste in-vitro methoden een overeenkomstig beeld geeft.
Kwaliteitskenmerken van vismeel die (mogelijk) in verband kunnen worden gebracht met de versheid van vismeel, zijn weergegeven in tabel 7. Tabel 7 Biogene aminen, vrije vetzuren en de titratiewaarde van vismelen Vismelen: droogtemperatuur
L
N
L
N
vers
ja
ja
nee
nee
259 314 411 285 gem. 317
219 248 316 165 237
2148 2220 2411 1563 2086
2107 2195 2372 1469 2036
7,3
9,4
13,4
11,9
45,2 42,9
57,3 50,2
72,7 62,2
54,5 59,5
Biogene aminen (mg/kg) Schothorst DLG FF Fish Industries
Vrije vetzuren (g/kg vet) Fish Industries
Titratiewaarde (ml 0,1 N loog/10g) DLG FF
Het biogene aminengehalte was hoger in vismeel van niet-verse vis en is een duidelijke indicator voor de versheid van de verwerkte vis. Drogen van vismeel bij normale temperatuur doet een gering deel van de biogene aminen verdwijnen. Vismeel van niet-verse vis bevat meer vrije vetzuren doordat bacteriën vetzuren van vet afsplitsen. De titratiewaarden geven een minder duidelijk beeld.
Resultaten biggenproef De resultaten van de gehele proef zijn samengevat in tabel 8, terwijl de resultaten van beide afzonderlijke perioden van de proef zijn vermeld in tabel 9. Tabel 8 Het effect van verschillende vismelen op de technische resultaten Beh.
1
2
3
4
5
6
Vismeel
L/vers
N/vers
L/n.vers
N/n.vers
L/n.vers
N/vers
ksv
% in voer
12,0
11,3
11,7
11,5
11,7+a.z.
11,3+a.z.
323 250 1,301
308 228 1,351
295 214 1,383
303 222 1,368
312 231 1,353
307 229 1,341
18 17 0,042
878 584 1,509
832 530 1,569
816 519 1,569
834 540 1,547
830 538 1,544
846 548 1,546
38 26 0,036
589 409 1,441
559 373 1,499
544 360 1,511
557 374 1,491
560 378 1,483
565 381 1,482
24 18 0,025
week 1+2 voeropname groei v.c.
week 3+4 voeropname groei v.c
week 1-4 voeropname groei v.c
Bij lage temperatuur gedroogd vismeel van verse vis geeft veruit de beste technische resultaten. Vismeel van niet-verse, bij lage temperatuur gedroogde vis geeft een significant slechtere groei, voeropname en voederconversie. Indien voer met dit vismeel wordt aangevuld met synthetische aminozuren, wordt de groei en voederconversie significant beter. Dit betekent dat kwaliteitsverschil tussen vismeel in belangrijke mate wordt bepaald door de aminozuurgehalten. Tabel 9 De technische resultaten bij de verschillende vismelen in de twee afzonderlijke perioden Beh.
1
2
3
4
5
6
ksv
Vismeel
L/vers
N/vers
L/n.vers
N/n.vers
L/n.vers
N/vers
% in voer
12,0
11,3
11,7
11,5
11,7+a.z.
11,3+a.z.
553 377 1,467
557 379 1,472
563 381 1,481
38 26 0,038
561 371 1,514
562 377 1,493
566 382 1,482
31 23 0,031
Herhaling 1 t/m 6, periode half oktober - eind december 1997 week 1-4 voeropname groei v.c
610 430 1,421
548 365 1,502
540 357 1,512
Herhaling 7 t/m 12, periode eind februari - begin mei 1998 week 1-4 voeropname groei v.c
567 389 1,461
568 380 1,496
548 363 1,510
Bij vismeel van verse en bij lage temperatuur gedroogde vis werden in de eerste periode van half oktober tot eind december 1997 onverklaarbaar betere technische resultaten behaald dan in de tweede periode van eind februari tot begin mei 1998. De effecten van de verschillende vismelen waren overigens overeenkomstig in beide perioden. In tabel 10 is de interactie tussen droogtemperatuur van de vismelen en de versheid van de vis voor de betreffende vismelen weergegeven. Tabel 10 Interactie tussen droogtemperatuur van vismeel en versheid van vis Beh.
1
2
3
4
Int.
Vismeel
L/vers
N/vers
L/n.vers
N/n.vers
% in voer
12,0
11,3
11,7
11,5
323 250 1,301
308 228 1,351
295 214 1,383
303 222 1,368
n.s * n.s.
878 584 1,509
832 530 1,569
816 519 1,570
834 540 1,547
* ** **
589 409 1,441
559 373 1,499
544 360 1,511
557 374 1,491
* ** **
week 1+2 voeropname groei v.c.
week 3+4 voeropname groei v.c
week 1-4 voeropname groei v.c
* significante interactie P < 0,05 ** significante interactie P < 0,01
Uit tabel 10 komt duidelijk naar voren dat het drogen van vismeel bij lage temperatuur positief werkt als het vismeel is gemaakt van verse vis. Voor vismeel van niet-verse vis heeft drogen bij lagere temperatuur een negatief effect en is juist drogen bij normale temperatuur positief. Deze interactie heeft zeker van doen met de hogere aminozuurgehalten van het vismeel van niet-verse vis dat bij normale temperatuur is gedroogd, en waarvoor wij geen verklaring hebben (zie tabel 5). Daarnaast is het niet ondenkbaar dat onder invloed van het drogen bij hogere temperaturen giftige componenten, die zijn gevormd tijdens het bewaren van de vis, teniet worden gedaan. De lagere gehalten aan biogene aminen (tabel 7) vormen hiervoor een indicatie. Uit de proefresultaten kan iets worden afgeleid omtrent de kwaliteitscriteria voor vismeel bij varkens. De in-vivo eiwitvertering bij nertsen komt goed overeen met de technische resultaten bij biggen in deze proef. Uit onderzoek van het Rowett Instituut in Schotland blijkt dat er een goede correlatie is tussen de verteerbaarheid van eiwit bij nertsen en de ileale eiwitvertering bij varkens. Het vaststellen van de eiwitverteerbaarheid bij nertsen is echter kostbaar. Een alternatief in de vorm van een in-vitro methode is niet direct aanwezig zoals uit de gegevens van tabel 6 blijkt. Een goed criterium voor de versheid van vis is het biogene aminengehalte in vismeel, als tenminste de toevoeging van solubles, die veel biogene aminen bevatten, geen extreme vormen aanneemt. Dit is te achterhalen door het aandeel oplosbaar eiwit te meten. Uit de proefresultaten kwam naar voren dat het kwaliteitsverschil tussen vismelen vooral wordt bepaald door het aminozuurgehalte, en dat methoden die iets zeggen over de beschikbaarheid van die aminozuren van minder belang zijn.
Samenvatting en conclusie In het kader van het Eureka-project ‘Kwaliteit van vismeel’ werden vier partijen vismeel geproduceerd door verschil in versheid van de vis en droogtemperatuur van de vismelen aan te brengen. Een aantal mogelijk relevante kwaliteitskenmerken werd door de participerende coöperaties bepaald. Op De Schothorst werd met pasgespeende biggen een voederproef met de vismelen uitgevoerd. De versheid van de vis voor de vismelen werd goed in beeld gebracht door het gehalte aan biogene aminen in de vismelen. Wel is het daarbij van belang het aandeel oplosbaar eiwit in vismeel te kennen, daar deze fractie een hoog gehalte aan biogene aminen bezit. Het aminozuurgehalte van de vismelen was in de proef niet te relateren aan de droogtemperatuur of de versheid van de vis. Uit de voederproef kwam naar voren dat het aminozuurgehalte van wezenlijk belang is voor de te behalen technische resultaten. Kwaliteitsverschillen tussen vismelen zijn vooral verschillen in aminozuurgehalten. In-vitro methoden geven, in tegenstelling tot de eiwitvertering bij nertsen, weinig inzicht in de kwaliteit van vismelen.