TREASURY- en BELEGGINGSSTATUUT
Goedgekeurd door de Raad van Commissarissen in de vergadering van 3 maart 2015.
1
Inhoud 1.
Inleiding
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Financieren, beleggen en rentemanagement Doelstellingen treasury Financieringsbeleid Beleggingsbeleid Renterisicobeheer Liquiditeitenbeheer
3. 3.1 3.2 3.3
Treasury organisatie Bevoegdheden van betrokkenen in het treasury proces Besluitvorming inzake financieren, beleggen en renterisicobeheer Informatievoorziening en verantwoording
Bijlage 1: Beleidsregels derivaten
2
1. Inleiding Wonen Midden-Delfland is primair een sociale verhuurder. Vanuit dat oogpunt opereert Wonen Midden-Delfland als maatschappelijk ondernemer op het gebied van de volkshuisvesting, in het bijzonder voor mensen die om financiële of andere redenen een steuntje in de rug nodig hebben om kwalitatief goed te wonen. De prestatievelden zoals beschreven in het Besluit Beheer Sociale Huursector staan voorop en in het kader daarvan zijn er regels over toezicht en verantwoording van toepassing. Wonen Midden-Delfland heeft ook de Aedescode onderschreven welke een expliciete verwoording is van gemeenschappelijke waarden en normen waarvoor corporaties zich inzetten en waarop zij willen en kunnen worden aangesproken. In financiële termen gezien, staan financieringen en beleggingen in het licht van het bovenstaande en dienen uitsluitend ten behoeve van het bouwen, beheren en het (financieel) kunnen continueren van de taken van Wonen Midden-Delfland. Het is hierbij van belang om kansen en bedreigingen op langere termijn te kunnen overzien. In dit financierings- en beleggingsstatuut heeft Wonen Midden-Delfland uitgangspunten en kaders vastgelegd welke in acht genomen moeten worden bij het aantrekken en uitzetten van financiële middelen. Het regelt tevens de afbakening van verantwoordelijkheden, taken, bevoegdheden en verantwoording. Het treasurystatuut wordt jaarlijks op actualiteitswaarde getoetst en zo nodig aangepast.
3
2. Financieren, beleggen en rentemanagement 2.1 Doelstellingen treasury Binnen Wonen Midden-Delfland wordt aan de treasury geen winstverantwoordelijkheid toegekend. De primaire taak van het treasury is beheren en beheersen van de financiële posities die voortvloeien uit de bedrijfsvoering. En dit op een zodanige wijze dat de daaraan verbonden risico’s worden beperkt en de daarmee gepaard gaande kosten en opbrengsten worden geoptimaliseerd. De doelstellingen van het financierings- en beleggingsbeleid – ofwel treasury – van Wonen MiddenDelfland zijn hierna vermeld: 1. Het waarborgen van een blijvende toegang tot de geld- en kapitaalmarkt teneinde voldoende financiële middelen voor de bedrijfsactiviteiten op korte en lange termijn te garanderen. 2. Het beheersen van de rente- en rendementsrisico’s die samenhangen met financiering, belegging en liquide middelen. 3. Het realiseren, binnen de kaders van dit statuut, van een zo optimaal mogelijk rendement op het eigen vermogen door: a. een optimaal rendement op liquide en belegde middelen; b. een zo optimaal mogelijke vermogenskostenvoet van het vreemd vermogen binnen de eigen risicokaders en extern opgelegde risicokaders. Het realiseren van dit rendement op eigen vermogen dient binnen de gegeven risicokaders te gebeuren. 4. De solvabiliteit van Wonen Midden-Delfland, verhouding eigen vermogen tot totaal vermogen op basis van boekwaarde, zal tenminste 10% bedragen. 5. De ICR, de DSCR en loan-to-value (LTV) van Wonen Midden-Delfland dienen te voldoen aan de gestelde minimumnormen die het WSW en het CFV eisen. 2.2 Financieren Doelstellingen Financiering De meerjaren kasstroomprognose is het uitgangspunt voor het aantrekken van financiering. Interne financiering Alleen in specifieke situaties (bijvoorbeeld in een omgekeerde rentestructuur, spreiding van renterisico’s) kan hiervan worden afgeweken. Optimaliseren van de vermogenskosten binnen de eigen risicokaders en extern opgelegde risicokaders. Randvoorwaarden Er wordt geen financiering aangetrokken voor financieringsbehoeften die verder dan 6 maanden in de toekomst liggen. De vervaldata dienen zoveel mogelijk over de maanden van het jaar verspreid te liggen. Dit vereenvoudigt het liquiditeitenbeheer. Financiering voor bouwprojecten bij voorkeur met WSW borging. Leningsmodaliteiten WMD trekt slechts typen leningen aan die goedgekeurd zijn door het WSW. De keuze ten aanzien van de financieringsvorm wordt in principe bepaald door de geprognosticeerde kasstromen en de prijsstelling van de diverse financieringsvormen (vergeleken op basis van een gelijke effectieve looptijd).
4
De kasstromen voortvloeiende uit de nieuw aan te trekken financiering worden, zoveel als mogelijk, in evenwicht gebracht met de kasstroomprognose. Daarnaast wordt getracht flexibiliteit in de financiering in te brengen door onder andere het aantrekken van roll-over leningen met een variabele hoofdsom, indien dit valt binnen de normen van het renterisicomanagement. Mogelijke nieuwe leningen dienen minimaal aflosbaar te zijn op het moment van renteconversie (overeenstemmingsclausule). Liquiditeitstypische en rentetypische looptijden De liquiditeitstypische looptijden (de contractuele periode) van nieuw aan te trekken financieringen worden volledig bepaald door de geprognosticeerde kasstromen. Matching van rente- en aflossingsbetalingen met de liquiditeitsprognose vindt derhalve, zoveel als mogelijk, plaats. Er bestaat de mogelijkheid om binnen de liquiditeitstypische looptijd een andere rentetypische looptijd te kiezen. Bij het vaststellen van de rentetypische looptijd van nieuwe financieringen of het bepalen van een nieuwe rentetypische looptijd van bestaande financieringen (zogenaamde renteconversie) wordt ernaar gestreefd de renterisico's te spreiden binnen vastgestelde normen (zie paragraaf 2.4). De nieuwe financiering moet daarom de spreiding van renterisicomomenten binnen de gehele leningenportefeuille bevorderen. Deze worden verder uitgewerkt in paragraaf 2.4 "Renterisicomanagement". Bepaling van de rentetypische looptijd gebeurt mede op basis van: het actuele renteniveau; de actuele rentecurve; de spreiding van de renterisicomomenten (WSW-normering: maximaal 15% van de leningenportefeuille mag in enig jaar een renteverandering ondergaan); de modified duration van het eigen vermogen en de leningenportefeuille. Financieringen verbindingen Wonen Midden-Delfland mag haar verbindingen financieringen, maar wel binnen de dan geldende wet- en regelgeving voor woningcorporaties. Het betreft hier financieringen die buiten het WSW om gaan. Belangrijke voorwaarde is dat deze financieringen marktconform zijn. 2.3 Beleggen Doelstellingen In beginsel worden beschikbare middelen intern aangewend. Indien dit niet mogelijk is dan wordt onder beleggen verstaand het plaatsen van overtollige middelen bij een bank. Indien dat niet direct mogelijk is, worden middelen zodanig belegd dat ze vrijkomen op het moment dat zich naar verwachting een financieringsbehoefte of renteconversie voordoet. Wonen Midden-Delfland trekt geen middelen aan uitsluitend met het doel deze te beleggen (near banking). Het aantrekken van extern vreemd vermogen dat voor kortere of langere tijd wordt belegd om grote renterisico volumen af te vlakken is wel toegestaan. Beleggingsopbrengsten dienen binnen de geformuleerde randvoorwaarden en risicokaders geoptimaliseerd te worden. Randvoorwaarden Bij het aanschaffen van beleggingen gelden de volgende randvoorwaarden: 1. Het financiële beleid en beheer van WMD is dienstbaar aan het realiseren van de gewenste volkshuisvestelijke doelstellingen, en dient daartoe op transparante wijze gericht te zijn op financiële continuïteit. 2. Het aantrekken en afstoten van beleggingen dient uitsluitend te zijn gericht op het beperken van risico’s van het financiële beleid en beheer en op de financiële continuïteit.
5
3. WMD belegt risicomijdend en hanteert hierbij geen rentevisie. 4. WMD belegt uitsluitend haar niet voor lopende betalingen benodigde middelen. Toegelaten beleggingsproducten 1. WMD zet, al dan niet in waardepapieren, slechts middelen uit bij financiële ondernemingen, die: a. gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee van de drie ratingbureaus Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch; en b. voor henzelf en voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee van de drie ratingbureaus Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch. 2. Indien de middelen worden uitgezet voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, voor henzelf en voor de door hen uitgegeven waardepapieren ten minste over een A-rating, afgegeven door ten minste twee van de drie ratingbureaus Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch beschikken. WMD wil bij langere beleggingen de mogelijkheid hebben de belegging te beëindigen indien de bank niet mee aan dit criterium voldoet. 3. WMD zet haar middelen voor maximaal 5 jaar uit. 4. WMD zet slechts middelen uit in waardepapieren in vormen waarvan op einddatum een inleg- of hoofdsomgarantie is afgegeven. 5. Ter voorkoming van valutarisico’s belegt WMD uitsluitend in waardepapieren van financiële ondernemingen in Euro’s. 6. De looptijd van een belegging dient in verhouding te staan tot de periode waarin de belegde middelen feitelijk niet benodigd zijn om aan de lopende financiële verplichtingen te kunnen voldoen, zoals blijkt uit de kasstroomprognose. De intentie dient te zijn dat de belegging tot aan het eind van de looptijd wordt aangehouden ter voorkoming van tussentijdse beëindigingen. 7. Beleggen in aandelen en achtergesteld papier zijn niet toegestane activiteiten. Overige voorwaarden 1. In de beleggingsovereenkomst of beleggingsproducten mogen geen clausules opgenomen zijn die op enigerlei wijze de uitoefening van het externe toezicht op WMD kunnen belemmeren. 2. Verder dient er in de beleggingsovereenkomst c.q. contracten opgenomen te worden dat WMD boetevrij de belegging mag beëindigen indien de rating van de financiële onderneming cf. beleggingsfonds verlaagd wordt onder de minimale rating (AA) zoals benoemd in artikel 1 a onder de paragraaf Toegelaten beleggingsproducten 3. Voor aanschaf van een belegging zal een advies gevraagd worden aan de accountant voor wat betreft de externe verslaggevingsaspecten. Voor wat betreft het risicoaspect wordt de belegging besproken in de Treasurycommissie. 2.4 Renterisicobeheer Daar waar passages in de hoofdstukken Cashmanagement, Financieringsmanagement en Beleggingen strijdig zijn met passages uit dit hoofdstuk zijn de hieronder geformuleerde uitgangspunten bovengeschikt. Doelstelling Het renterisicobeheer van Wonen Midden-Delfland is erop gericht om het renterisico zo laag mogelijk te houden. Om het renterisico af te dekken kan de corporatie gebruik maken van zgn. derivaten.
6
Uitdrukkelijk wordt gesteld dat het gebruik van derivaten tot doel heeft om renterisico af te dekken en niet om deze aan te gaan (= speculeren). Randvoorwaarden Er worden geen renteafspraken gemaakt voor renteconversies die verder dan drie jaar in de toekomst liggen. De contractvolumen en de aard van de instrumenten dienen aan te sluiten bij de gesignaleerde risico’s. De relatie tussen het contractvolume en het risico moet onderbouwd en in de tijd gevolgd worden. Er wordt gestreefd naar een gelijkmatige vervalkalender van de leningen (jaarlijks maximaal 15% van de totale leningenportefeuille) Meting van het renterisico Wonen Midden Delfland maakt gebruik van twee methoden ter meting van het renterisico, namelijk: De exposure methodiek. In deze methodiek worden per jaar de binnen dit jaar ingeschatte financieringsbehoefte en de renteconversiebedragen opgeteld. Dit vormt het zogenaamde renterisicovolume. Dit renterisicovolume wordt vervolgens gerelateerd aan de omvang van de behoefte aan rentedragend vreemd vermogen. De duration methodiek. De duration meet de gewogen gemiddelde rentetypische looptijd van de leningenportefeuille en is tevens een maatstaf voor het renterisico. Naarmate de duration van de leningenportefeuille op een hoger niveau ligt is het renterisico, rekening houdende met de lange exploitatielooptijden van het vastgoed, lager. Normering renterisico Bij de exposuremethodiek zijn de renterisicovolumes gemaximeerd tot de WSW renterisiconorm, 15% van de omvang van het rentedragend vreemd vermogen (exposuremethodiek) in het betreffende jaar waarin het renterisico wordt gemeten. Duration is het gewogen gemiddelde van de looptijden van een verzameling vastrentende leningen. Bij de duration methodiek geldt dat de duration van de leningenportefeuille een minimale looptijd heeft van 6 jaar en een maximale looptijd van 12 jaar. In het jaarlijks op te stellen treasuryjaarplan (= jaarbegroting) wordt de gewenste omvang van de duration op basis van exploitatieduur van het vastgoed, de marktomstandigheden, rentevisie, en investeringsverwachtingen nader gedefinieerd. Voorfixeren Renteherzieningen mogen voor de herzieningsdatum gefixeerd worden indien spreiding van de renterisico's en rente risicoreductie in de leningenportefeuille hierdoor bevorderd wordt. Voorts geldt hier de beperking dat deze fixatie moet voldoen aan de richtlijnen – zoals de rentemaxima – van het WSW. Derivaten1 Voor het gebruik van derivaten worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: Derivaten mogen slechts gebruikt worden voor renterisico-reductie. Het gebruik van derivaten voor speculatie of renteoptimalisatie voor leningen en of beleggingen is te allen tijde verboden. Rentederivaten mogen alleen betrekking hebben op onderliggende hoofdsommen luidend in euro’s. Rentederivaten worden alleen aangetrokken bij banken met een minimale A-rating. Alvorens met een bepaalde bank een rentederivaat aan te gaan zullen de wederzijdse verplichtingen die daaruit voortkomen geregeld moeten worden in een speciaal daartoe af te 1
Zie ook bijlage 1: beleidsregels derivaten
7
sluiten contract (ISDA). Dit contract dient door het WSW, CFV en Ministerie goedge keurd te zijn. Wonen Midden Delfland heeft een voorkeur om geen CSA’s (Credit Support Annex) (overeenkomst waarbij er verplichtingen zijn over en weer op basis van de marktwaarde van het derivaat) met de betreffende banken af te sluiten. Voor wat betreft het type en looptijd van de derivaat dient deze aan te sluiten bij de beleidsregels van het Ministerie. Indien voorzien wordt een bepaald derivaat af te sluiten zal daarvan in het treasuryjaarplan melding worden gemaakt onder de beschrijving van de omstandigheden. Bij het aantrekken van een derivaat wordt de Raad van Commissarissen altijd vooraf geïnformeerd. Tevens geldt als randvoorwaarde dat slechts derivaten aangetrokken mogen worden en slechts dan toegepast worden als de werking en de risico's volledig overzien worden door de organisatie. Alvorens over te gaan tot het, binnen genoemde randvoorwaarden, toepassen van derivaten dient de meerwaarde hiervan schriftelijk onderbouwd te zijn.
2.5 Liquiditeiten beheer Doelstellingen Het liquiditeiten beheer van Wonen Midden-Delfland is erop gericht om te allen tijde aan de lopende verplichtingen te kunnen voldoen. Het streven is niet meer middelen in kas en/of op bankrekeningen en rekening-courantverhoudingen te hebben staan dan nodig is om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Het kasverkeer is minimaal, alleen bedoeld voor kleine inkomsten en uitgaven. Randvoorwaarden Er wordt gebruik gemaakt van een meerjarige kasstroomprognose en een korte termijn liquiditeitsprognose. Op basis van deze prognoses en op basis van renteverhoudingen wordt bepaald wanneer middelen uiterlijk moeten worden aangetrokken of hoe lang ze kunnen worden uitgezet. Huisbankierschap Het huisbankierschap wordt eens in de 5 jaar geëvalueerd op kosten en kwaliteit, de bijdrage aan de financieringsstrategie van Wonen Midden Delfland, vooral de kortgeldfaciliteit (RC-krediet en kasgeld). Kortgeldfinanciering vindt plaats binnen de randvoorwaarden van het WSW (maximum van 7,5% van de materiële vaste activa op basis van bedrijfswaarde.) en binnen de gestelde randvoorwaarden van risicobeheer.
8
3. Treasury organisatie 3.1 Bevoegdheden van betrokkenen in het treasury proces Hieronder zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de betrokkenen in het treasury proces opgenomen: Raad van Commissarissen goedkeuring van het treasury- en beleggings statuut en de eventuele wijzigingen daarin; toezicht houden op het financieel beheer van de directeur-bestuurder; decharge verlenen aan de directeur-bestuurder. Treasuryjaarplan als onderdeel van de begroting goedkeuren Directeur-bestuurder vaststellen van het treasury- en beleggingsstatuut en de eventuele wijzigingen daarin; het bijhouden en interpreteren van marktinformatie; het uitvoeren van operationele treasury activiteiten betreffende financieren, beleggen, liquiditeitenbeheer en renterisicobeheer, waaronder het aangaan van transacties; het schriftelijk vastleggen van offertes m.b.t. financiering. het afleggen van verantwoording over de uitgevoerde transacties aan de Raad van Commissarissen. Werkorganisatie het opstellen van de meerjarige kasstroomprognose; het bijhouden van beschikbare financieringsruimte bij het WSW; het bewaken van de verplichtingen welke geldnemers dienen na te komen jegens Wonen Midden-Delfland; het zorg dragen voor nakoming van de verplichtingen van Wonen Midden-Delfland jegens geldgevers; het zorg dragen voor aanvragen van bereidstellingsverklaring tot borging bij het WSW; Accorderen van facturen, overeenkomstig procedure factuurverwerking. 3.2 Besluitvorming betreffende financieren, beleggen en renterisicobeheer Voor een goede besluitvorming vraagt de directeur-bestuurder van Wonen Midden-Delfland meerdere offertes aan voor het aantrekken van leningen, derivaten en het uitzetten van overtollige middelen ten einde een zo gunstig mogelijke rentepercentage te bedingen. 3.3 Treasurycommissie Informatievoorziening en verantwoording De Raad van Commissarissen moet over voldoende informatie beschikken om een toezichthoudende rol te kunnen vervullen. Er is een treasurycommissie waarin twee Commissarissen, de directeur bestuurder, de uitvoerende medewerker treasury en een extern treasury adviseur zitting hebben. De commissie komt circa 3 maal per jaar bijeen. Doel van de commissie is om: - inzicht te geven aan de commissarissen in de treasuryaspecten van de bedrijfsvoering
9
- de bestuurder te adviseren over het treasurybeleid Daartoe worden zaken besproken als: - liquiditeitsbegroting - beleid van toezichthoudende instanties - opmerkingen over ons beleid van deze instanties - transactie verantwoordingen - marktwaardeverloop en mutaties in de derivaten- en beleggingsprotefeuille - treasuryjaarplan Het verslag van de treasurycommissie wordt ter kennisneming gestuurd aan alle leden van de Raad van Commissarissen. De besprekingen in de treasurycommissie laten onverlet de statutaire verantwoordelijkheden van Raad van Commissarissen en bestuurder.
10
Bijlage 1: Beleidsregels Derivaten Beleidsregels van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 september 2012 september 2012, nr. 2012-0000515185 ter uitvoering van het Besluit beheer sociale-huursector inzake het gebruik van financiële derivaten door toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet (Beleidsregels gebruik financiële derivaten door toegelaten instellingen volkshuisvesting) De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,Gelet op artikel 21 van het Besluit beheer sociale-huursector;Besluit: § 1. Begripsomschrijvingen Artikel 1In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a. financiële derivaten: 1°. financiële contracten waarvan de waarde is afgeleid van een onderliggende waarde of een referentieprijs, of 2°. onderdelen van financiële contracten die, op zichzelf beschouwd, vallen onder de definitie onder 1°; b. renteswap: financieel derivaat tussen twee partijen om gedurende een in dat derivaat vastgestelde periode kasstromen in de vorm van rentebetalingen uit te wisselen; c. payer swap: renteswap van de partij, die een vaste rente betaalt en een variabele rente ontvangt; d. receiver swap: renteswap van de partij, die een variabele rente betaalt en een vaste rente ontvangt; e. rentecap: financieel derivaat tussen twee partijen bij of inzake een financiering, waarbij de koper tegen betaling van een geldsom gedurende een bij dat derivaat overeengekomen periode de garantie van een maximaal te betalen rentetarief verkrijgt; f. rentefloor: financieel derivaat tussen twee partijen bij of inzake een financiering, waarbij de koper tegen betaling van een geldsom gedurende een bij dat derivaat overeengekomen periode de garantie van een minimaal te ontvangen rentetarief verkrijgt; g. rentecollar: financieel derivaat tussen twee partijen bij of inzake een financiering, waarin voor dezelfde periode sprake is van zowel een rentecap als een rentefloor; h. variabele leningen: leningen waarvan de rente met een periodiciteit van 12 maanden of minder wordt herzien; i. hedging: afdekken dan wel beperken van opwaartse renterisico’s van aangetrokken variabele leningen door het afsluiten van payer swaps; j. liquiditeitsbuffer: som van de bij een toegelaten instelling aanwezige liquide middelen, op zeer korte termijn liquide te maken beleggingen en direct opeisbare en voor het doel van de buffer aan te wenden leningsfaciliteiten; k. toegelaten instelling: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet; l.
fonds: Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, bedoeld in artikel 71 van de Woningwet; m. minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. § 2. Algemene uitgangspunten Artikel 2 1. Het financiële beleid en beheer van een toegelaten instelling moet dienstbaar zijn aan het realiseren van de gewenste volkshuisvestelijke doelstellingen, en dient daartoe op transparante wijze gericht te zijn op financiële continuïteit. 2. Het aantrekken en afstoten van financiële derivaten dient
11
uitsluitend te zijn gericht op het beperken van risico’s van het financiële beleid en beheer. 3. Het verkopen van financiële derivaten, anders dan het sluiten van derivaatposities, is niet toegestaan. § 3. Organisatorische eisen Artikel 3 1. Toegelaten instellingen die bij hun financiële beleid en beheer financiële derivaten gebruiken, dienen hun interne organisatie op adequate wijze daarop te hebben ingericht. Dit betekent dat in elk geval moet zijn geborgd dat er voldoende aandacht is voor: a. de wijze waarop en de mate waarin het gebruik van financiële derivaten bijdraagt aan het beperken van risico’s bij het financiële beleid en beheer; b. de interne organisatiestructuur inzake aanschaf en gebruik van financiële derivaten, waaronder in elk geval regels inzake bevoegdheden en mandatering, interne controle, interne verantwoording, rol en betrokkenheid van de externe accountant, en rol en betrokkenheid van het orgaan waaraan het toezicht op het bestuur is opgedragen; c. waarborging van voldoende interne professionaliteit inzake financiële derivaten, ook bij het orgaan, bedoeld in onderdeel b; d. beheersingsstructuren rond de risico’s van financiële derivaten, onder meer gericht op de marktwaarde, de omvang en de samenstelling van de derivatenportefeuille en de monitoring van de marktwaarde en de liquiditeitsbuffer in relatie tot het liquiditeitsrisico. 2. Het fonds beoordeelt jaarlijks de opzet van de interne organisatie rond financiële derivaten in het kader van zijn financiële toezicht. Het informeert de toegelaten instelling en de minister omtrent zijn bevindingen. § 4. Aan te trekken soorten financiële derivaten Artikel 4 1. Het is toegelaten instellingen niet toegestaan andere financiële derivaten aan te trekken dan rentecaps of payer swaps gericht op het beperken van opwaartse renterisico’s van variabele leningen. 2. Financiële derivaten mogen uitsluitend worden aangetrokken in euro’s, en van financiële instellingen met minimaal een single A rating of een daarmee vergelijkbare rating, afgegeven door ten minste twee van de drie ratingbureaus Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch. § 5. Contractuele voorwaarden financiële derivaten en zorgplicht aanbieders Artikel 5 1. Er mogen in of ten aanzien van aan te trekken financiële derivaten geen clausules worden gehanteerd die op enigerlei wijze de uitoefening van het toezicht op de toegelaten instellingen kunnen belemmeren. 2. Dit lid is nog niet in werking getreden.] Artikel 6 1. Toegelaten instellingen mogen uitsluitend financiële derivaten aantrekken van een financiële instelling, als zij door deze instelling in het kader van de zorgplichtregels van de Wet op het financieel toezicht, in het bijzonder artikel 4:90, als ‘niet professionele belegger’ worden beschouwd. 2. [Dit lid is nog niet in werking getreden.]
12
§ 6. Volumebegrenzing financiële derivaten Artikel 7 1. Toegelaten instellingen mogen uitsluitend financiële derivaten aantrekken ter hedging van variabele leningen die voor of tegelijk met het moment van afsluiten van het derivatencontract zijn aangetrokken. 2. Aan te trekken payer swaps mogen geen langere looptijd hebben dan het lopende jaar en de direct daarop volgende negen kalenderjaren. § 7. Financiële eisen Artikel 8 1. Toegelaten instellingen die financiële derivaten gebruiken, dienen daarvoor een liquiditeitsbuffer aan te houden die, rekening houdend met voorzienbare claims op de liquiditeitsbuffer vanwege andere bedrijfsrisico’s, ten minste groot genoeg is om de uit de derivatenportefeuille voortvloeiende liquiditeitsverplichtingen ten gevolge van een daling van de vaste rente in de markt met 2%-punt te kunnen voldoen. 2. Indien de liquiditeitsbuffer niet voldoet aan de eis, bedoeld in het eerste lid, dient de toegelaten instelling: a. dit terstond te melden aan het fonds; b. in overleg met het fonds een beleidslijn op te stellen gericht op het weer kunnen voldoen aan deze eis. 3. Indien en zolang de liquiditeitsbuffer, bedoeld in het eerste lid, te klein is om de uit de derivatenportefeuille voortvloeiende liquiditeitsverplichtingen ten gevolge van een daling van de vaste rente in de markt met 1%-punt te kunnen voldoen, mag de betreffende toegelaten instelling geen payer swaps aantrekken. § 8. Externe verantwoording en extern toezicht Artikel 9 1. Toegelaten instellingen die financiële derivaten gebruiken, dienen zich hierover in hun jaarverslag of in hun cijfermatige kerngegevens, bedoeld in artikel 26, derde lid, van het Besluit beheer sociale-huursector, op een transparante, complete en inzichtelijke wijze te verantwoorden. 2. De verantwoording, bedoeld in het eerste lid, heeft in elk geval betrekking op: a. de interne organisatie, bedoeld in artikel 3, eerste lid; b. de samenstelling en omvang van de derivatenportefeuille van de toegelaten instelling in relatie tot haar leningenportefeuille op een zodanige wijze dat het fonds kan beoordelen of aan de artikelen 4 tot en met 7 wordt voldaan; c. de liquiditeitsbuffer, bedoeld in artikel 8, en d. de wijze waarop de toegelaten instellingolkshuisvestingsverslag mee kan (moet) doen) toepassing geeft aan artikel 10, indien dat artikel op haar van toepassing is. 3. Voor zover niet of niet anders bepaald in deze beleidsregels zijn voor de verwerking, waardering, resultaatbepaling, presentatie en toelichting van financiële derivaten in de jaarrekening titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en richtlijn 290 Financiële instrumenten’ van de Raad voor de Jaarverslaggeving van toepassing. 4. Het fonds betrekt de solvabiliteitsrisico’s vanwege het bezit van financiële derivaten bij zijn financiële oordelen over de toegelaten instelling.
13
§ 9. Plan van aanpak Artikel 10 1. Een toegelaten instelling die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels een derivatenportefeuille heeft die financiële derivaten bevat met clausules die de uitoefening van het toezicht op de toegelaten instelling kunnen belemmeren, stelt een plan van aanpak op om de derivatenportefeuille voor wat betreft deze financiële derivaten met voornoemde clausules binnen een redelijkerwijs haalbaar te achten termijn af te bouwen. 2. Het fonds kan nadere eisen stellen aan het plan van aanpak van en de te hanteren termijn voor de in het eerste lid bedoelde afbouw van de derivatenportefeuille. § 10. Slotbepalingen Artikel 11. Deze beleidsregels treden, met uitzondering van artikel 5, tweede lid, en artikel 6, tweede lid, in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand die direct volgt op de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst. Artikel 12Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels gebruik financiële derivaten door toegelaten instellingen volkshuisvesting. Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Den Haag, 5 september 2012. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies
14