Transitie Arrangement MEE regio Nijmegen Bestuurlijke afspraken tussen de gemeenten van de regio Nijmegen en MEE Gelderse Poort
De colleges van B&W in de regio Nijmegen Uitgevoerd door het Regionaal Bestuursteam Transitie Jeugd en AWBZ
10 juni 2014
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
Op 25 februari 2014 hebben VWS, de VNG en MEE Nederland bestuurlijke afspraken gemaakt over een zorgvuldige transitie van de cliëntondersteuning voor mensen met een handicap (de MEE-doelgroep). Doel van de afspraken is de continuïteit van de cliëntondersteuning voor mensen met een handicap te waarborgen en frictiekosten te vermijden. De afspraken houden onder meer in dat gemeenten en MEEorganisaties uiterlijk 1 mei 2014 hierover afspraken met elkaar maken. Deze afspraken leggen de gemeenten van de regio Nijmegen vast in dit transitiearrangement. Achtergrond Op dit moment zijn gemeenten op grond van de Wmo verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning van alle burgers en ze richten zich met name op ouderen en de ggz-doelgroep. In de huidige situatie wordt de cliëntondersteuning voor mensen met een beperking nog uitgevoerd door de MEE-organisaties, op basis van een AWBZ subsidieregeling. Per 1 januari 2015 zijn gemeenten op grond van de Wmo 2015 verplicht om cliëntondersteuning als algemene voorziening te organiseren voor alle (groepen) burgers. De budgetten die vanuit de AWBZ gemoeid waren met cliëntondersteuning voor mensen met een handicap, worden overgeheveld naar gemeenten. Wat betekent dit voor de gemeenten in de regio Nijmegen? •
•
•
•
De gemeenten hebben op basis van het wetsvoorstel Wmo 2015 de taak de ondersteuning van cliënten goed te organiseren en zetten daarbij – afhankelijk van de hulpvraag – verschillende vormen van ondersteuning, zoals individueel advies of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag, in. De gemeenten hebben beleidsvrijheid in de wijze waarop de ondersteuningsfunctie wordt vormgegeven. Samenhang aanbrengen: Er zijn veel partijen die informele en formele vormen van cliëntondersteuning leveren, zoals ouderenadviseurs, mentoren, beroepsmatige ondersteuners van welzijnsorganisaties, hulplijnen, steunpunten GGZ en MEE, maar ook ondersteuning door cliënten- en familieorganisaties, lotgenotencontacten en ervaringsdeskundigen en cliëntenbelangenorganisaties. De gemeenten zorgen voor meer samenhang. De MEE organisaties spelen een rol bij het organiseren van cliëntondersteuning, bijvoorbeeld binnen een sociaal wijkteam, of als trainer van medewerkers, uitvoerder van keukentafelgesprekken, netwerkcoach en aan ondersteuning bij de inzet van een sociaal netwerk strategie. Belang van de cliënt centraal: De cliënt moet het gevoel hebben dat de ondersteuner in zijn belang handelt, onafhankelijk is en mag om een andere ondersteuner vragen als hij dat gevoel niet heeft.
Proces en vorm De inhoud van het transitiearrangement heeft de status van een bestuurlijke overeenkomst. Het is een regionaal document, dat vastgesteld wordt in alle colleges. De gemeenteraden worden actief geïnformeerd. Het document wordt binnen MEE Gelderse Poort vastgesteld door de directeur/bestuurder. Het Rijk ontvangt het document in mei 2014. In zijn brief aan de tweede kamer van 25-02-14 heeft Staatssecretaris van Rijn de volgende afspraken over het proces opgenomen: We onderscheiden in het proces 3 fasen: 1. Periode tot 1 mei 2014 is de fase van de bestuurlijke afspraken waarin de gemeenten en MEE afspraken maken over de continuïteit van de cliëntondersteuning. In deze afspraken wordt tevens
2
door de gemeenten aangegeven welk bedrag bij MEE besteed wordt of bij anderen ten behoeve van de cliëntondersteuning. 2. Periode tot 1 oktober 2014 is de fase waarin de bestuurlijke afspraken per gemeente vertaald worden naar concreet aanbod van MEE. De definitieve contracten c.q. subsidiebeschikkingen (offertes) worden per gemeente uiterlijk 1 oktober 2014 afgerond. 3. Periode tot 1 januari 2015 is de fase van implementatie. Met het oog op behoud van expertise en beheersbaarheid van het proces en om frictiekosten te vermijden, werken gemeenten samen om tot regionale afspraken te komen. Daarin komen ook aspecten als mens volgt werk aan de orde. In de bestuurlijke afspraken VWS, VNG en MEE Nederland over de transitie van de cliëntondersteuning zijn de volgende afspraken opgenomen: a) Gemeenten maken afspraken met de MEE-organisaties over de cliëntondersteuning vanaf 2015. Doel van de afspraken is de continuïteit van de cliëntondersteuning voor mensen met een beperking te waarborgen en eventuele frictiekosten bij MEE-organisaties te vermijden. b) Deze afspraken hebben minimaal betrekking op het jaar 2015. VWS, VNG en MEE NL adviseren echter meerjarige afspraken te maken, gelet op de doelstellingen met betrekking tot continuïteit en vermijden van frictiekosten. c) De afspraken worden bij voorkeur gemaakt op regionaal niveau. VWS, VNG en MEE NL adviseren gemeenten en MEE organisaties hiervoor de Jeugdregio’s te hanteren zoals die zijn vastgesteld in het kader van de Transitiearrangementen voor de Jeugdzorg. Binnen die regio’s worden afspraken gemaakt met de MEE-organisaties die daarbinnen werkzaam zijn. d) Uiterlijk 1 mei 2014 moeten deze afspraken zijn gemaakt. e) Aan de inhoud van de afspraken worden de volgende eisen gesteld: - Is duidelijk hoe de cliënt gebruik kan blijven maken van cliëntondersteuning (de “beschikbaarheid” conform de nieuwe Wmo)? - Zijn er afspraken over de organisatie en financiering van de cliëntondersteuning gemaakt (inclusief de bevoorschotting daarvan) en is afgesproken welk budget bij MEE-organisaties wordt besteed en wat ze van het budget bij anderen besteden ten behoeve van de cliëntondersteuning? - Zijn er afspraken gemaakt over afhandeling van “lopende zaken” die per 1 januari 2015 nog in behandeling zijn bij MEE-organisaties? - Zijn er afspraken gemaakt over vermijding van frictiekosten van MEE-organisaties? - Zijn er afspraken gemaakt over mens volgt werk (zowel vanuit oogpunt behoud continuïteit als vermijden frictiekosten)? - Zijn met betrekking tot de netwerken integrale vroeghulp (IVH) afspraken gemaakt over de continuïteit van de coördinatie van deze netwerken? (NB: de netwerken IVH zijn formeel geen cliëntondersteuning in de zin van de nieuwe Wmo. De netwerken worden tot 1 januari 2015 door MEE gecoördineerd op basis van subsidie vanuit de subsidieregeling MEE; deze middelen worden eveneens overgeheveld naar het sociaal deelfonds van het Gemeentefonds). f) Het monitoren van de voortgang bij het opstellen van de regionale transitieafspraken en de implementatie daarvan geschiedt in het kader van het transitie-volg-systeem van het Transitiebureau Wmo. Gemeenten of regio’s kunnen waar nodig gebruik maken van ondersteuning door ondersteuningsteams. Tevens kan een beroep worden gedaan op de “ambassadeurs” van het programma “Slim samenwerken” van het Ministerie van binnenlandse zaken en de VNG. g) In ieder geval zal per 1 april en per 1 mei 2014 worden gemonitord. Op basis van de uitkomsten van het transitievolgsysteem per 1 april zal waar nodig ondersteuning aan gemeenten of regio’s geboden worden door de ondersteuningsteams, ter bevordering dat uiterlijk 1 mei 2014 afspraken zijn gemaakt tussen gemeenten en MEE-organisaties.
3
h) De uitkomsten van het transitievolgsysteem per 1 mei 2014 zullen - indien deze daartoe aanleiding geven - worden besproken in een bestuurlijk overleg tussen VWS, VNG en MEE NL te houden medio mei 2014. Tevens zullen de uitkomsten worden besproken met de cliëntenorganisaties. i) Als op basis van de uitkomsten van het transitievolgsysteem per 1 mei 2014 blijkt dat de afspraken niet c.q. onvoldoende tot stand zijn gekomen neemt VWS de verantwoordelijkheid op zich om vooraf gehoord hebbend de VNG en MEE NL - partijen bestuurlijk aan te spreken en de noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat partijen door middel van afspraken de continuïteit van de cliëntondersteuning borgen en frictiekosten te vermijden. j) In oktober wordt geïnventariseerd of de maatregelen naar verwachting daadwerkelijk leiden tot vermijding van frictiekosten. Indien blijkt dat ondanks alle inspanningen resterende frictiekosten overblijven, neemt het rijk het initiatief om in oktober met VNG en MEE NL te bespreken hoe om te gaan met resterende frictiekosten voor de MEE-organisaties en besluit op basis daarvan over passende maatregelen. k) In de subsidieregeling MEE 2014 is ruimte geschapen voor MEE-organisaties om in dat jaar te kunnen anticiperen op de nieuwe situatie per 2015. l) Ofschoon gemeenten formeel niet verantwoordelijk zijn voor frictiekosten bij MEE-instellingen nemen VWS, VNG en MEE NL in het kader van de bestuurlijke afspraken de inspanningsverplichting op zich om frictiekosten zoveel mogelijk te vermijden. m) VWS, VNG en MEE NL faciliteren het maken van afspraken, onder meer door middel van een handreiking en informatieoverdracht over cliënten van MEE richting gemeenten. Deze faciliteringsproducten dienen tijdig gereed te zijn, dat wil zeggen uiterlijk februari 2014.
Toelichting van het stappenplan (ook uit dezelfde bestuurlijke afspraken VWS, VNG en MEE Nederland) • De bestuurlijke afspraken hebben alleen betrekking op de MEE -doelgroep waar immers het meest verandert, niet op de doelgroepen waar de gemeenten al feitelijk de cliëntondersteuning voor uitvoeren. • Onder continuïteit wordt enerzijds verstaan de continuïteit voor mensen die op 1 januari 2015 in een lopend ondersteuningstraject van een MEE-instelling zitten en die dat traject bij dezelfde instelling kunnen afronden, anderzijds de beschikbaarheid van de cliëntondersteuning voor genoemde doelgroep in het transitiejaar 2015. Bij voorkeur worden afspraken over een langere periode gemaakt. • Bij frictiekosten gaat het om eventuele frictiekosten bij MEE-organisaties in verband met eventuele (partiële) afbouw als gevolg van minder contractering door gemeenten dan het budget in het kader van de Regeling subsidies AWBZ. Het gaat om de posten van wachtgelden voor personeel en kosten huisvesting; hierbij wordt dezelfde definitie van frictiekosten gehanteerd als bij de transitie Jeugd. • Gemeenten maken voor 1 mei 2014 afspraken met MEE-organisaties over de continuïteit van cliënt ondersteuning waarbij wordt aangegeven welk budget bij de MEE-organisaties wordt besteed. • Feitelijke contractering (i.c subsidiebeschikking) zal vermoedelijk na die datum plaatsvinden. Indien gemeenten besluiten om in 2015 ook andere aanbieders in te schakelen voor cliëntondersteuning voor mensen met een beperking (of taken deels in eigen beheer uit te voeren) dan worden deze afspraken ook opgenomen in de te maken (regionale) afspraken over continuïteit van cliëntondersteuning voor deze doelgroep. • Uiterlijk 1 oktober 2014 worden conform de regelgeving nieuwe WMO contracten afgesloten tussen gemeenten en MEE-organisaties c.q. subsidiebeschikkingen geslagen. • Gemeenten ontvangen (geaggregeerde) beleidsinformatie over de MEE-cliënten in hun gemeente, om welke doelgroepen het gaat en welke dienstverlening MEE thans voor hen inzet. Tevens bevat het informatie over het bedrag dat de desbetreffende MEE-organisatie in 2014 heeft ontvangen in
4
het kader van de Regeling subsidies AWBZ. MEE stelt deze informatie op, in afstemming met het Transitiebureau WMO.
De invulling van het Transitie Arrangement MEE in de regio Nijmegen: In de regio Nijmegen wordt voor wat betreft de transities gewerkt volgens de indeling die door de gemeenten conform de hierover gemaakte bestuurlijke afspraken aan de VNG is aangereikt. Onze regio bestaat uit Nijmegen, Wijchen, Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Ubbergen, Millingen a/d Rijn en Mook en Middelaar. Doorlooptijd De bestuurlijke afspraken hebben voor wat betreft de subsidieverlening aan MEE betrekking op 2015 en 2016. Gemeenten bepalen in de loop van komend jaar tussentijds of de transformatie voldoende op koers is. Het gaat dan om inzet van budget, de kwaliteit en de effectiviteit van de functies en om de invulling van de gewenste inhoudelijke transformatie. Gegeven de relatief beperkte tijd die beschikbaar is om tot dit transitiearrangement te komen, bevat het plan onderwerpen die om nadere uitwerking vragen. In het komende jaar is tijd nodig om de gewenste situatie tot stand te brengen en daarna is nog tijd nodig om de veranderingen ook daadwerkelijk tot resultaten te laten leiden. Elke gemeente kan zelf met MEE afspraken maken over de inhoud van het werk en de duur van de inzet. Evaluatiemomenten We leggen jaarlijks twee tussentijdse evaluatiemomenten vast in onderling overleg met MEE. Die tussentijdse momenten bieden de gelegenheid om te bepalen of MEE resultaat boekt in relatie tot de gemaakte afspraken, zoals deze in de offertes van MEE en de opdrachtverlening door de afzonderlijke gemeenten zijn opgenomen. Er wordt besproken of de afspraken nog actueel zijn en of ze wellicht als gevolg van ontwikkelingen bijgesteld dienen te worden.
Voorbehoud Gegeven de relatief beperkte tijd die beschikbaar is kan het zijn dat we mogelijk met elkaar niet in staat zijn om het definitieve besluit ten aanzien van dit transitiearrangement op 1 mei 2014 te behalen. Indien dit niet lukt, dan wordt dit definitieve besluit zeer spoedig na 1 mei 2014 behaald.
Leeswijzer In hoofdstuk 2 werken we de inhoudelijke uitgangspunten uit en beschrijven we de functies van MEE. In hoofdstuk 3 gaan we in op de intenties voor garantstelling van budget voor MEE, het voorkomen van frictiekosten en de zorgcontinuïteit.
*Het Transitiearrangement is opgesteld door de samenwerkende gemeenten in de regio en is opgesteld in overeenstemming met MEE Gelderse Poort.
5
HOOFDSTUK 2 INHOUDELIJKE UITGANGSPUNTEN EN KENMERKEN MEE
Inhoudelijke uitgangspunten in het kort De gemeenten in de regio Nijmegen hanteren enkele belangrijke inhoudelijke uitgangspunten voor dit transitiearrangement. Dat zijn: - De inhoudelijke beleidskeuzes zoals verwoord in het regionale beleidsplan ‘Kracht door verbinding’ zijn leidend. Dat betekent dat de inzet van de ondersteuning en zorg zo dichtbij mogelijk (lokaal), zo licht mogelijk en zo integraal mogelijk (1 gezin, 1 plan) dient te gebeuren, waarbij goed gekeken wordt naar maximale zelfredzaamheid en zelfregie. Duidelijk is dat de doelgroep van MEE (mensen met een beperking) een kwetsbare doelgroep is. Vooral mensen met een verstandelijke beperking en mensen met niet aangeboren hersenletsel hebben vaak moeite met het voeren van regie. Indien zij niet in staat zijn om zelf de regie te voeren dan wordt samen met een consulent van MEE gekeken of er iemand uit de naaste omgeving van de cliënt kan helpen zodat de cliënt toch zo zelfredzaam mogelijk is. De expertise van de consulent die o.a. bestaat uit kennis over beperkingen maakt dat er een juiste inschatting gemaakt wordt ten aanzien van de mogelijkheden van de cliënt en diens netwerk. - We gaan uit van betaalbare en kwalitatief goede cliëntondersteuning. Deze dient binnen de gestelde budgettaire kaders vorm te krijgen en de bestaande (voorlopige) kwaliteitscriteria worden gevolgd. - De functie cliëntondersteuning kan, op enkele diensten na, geïntegreerd en geborgd worden in de lokale toegangspoort en de informatie & adviesfunctie. Dit geldt daarmee ook voor de MEE functies m.b.t. informatieverstrekking en advies en onderdelen van signalering, vraagverheldering, aanvragen en realiseren dienstverlening en zorg, kortdurende en kor cyclische ondersteuning, monitoring en evaluatie van dienstverlening en zorg. - We streven naar eenduidige sturing op de lokale toegangspoort (sociale (wijk)teams), de informatie & adviesfunctie, de regionale taken en de opdracht voor de welzijnsfuncties op basis van de beleidsnota ‘Kracht door verbinding’, het Regionaal Transitie Arrangement Jeugd, het regionale Inkoop en subsidiemodel en de regionale afspraken m.b.t. het Gedwongen Kader. Kracht door Verbinding: transformatie van de gemeenten in de regio Nijmegen. Hier volgt een toelichting op de inhoudelijke uitgangspunten, zoals verwoord in de beleidsnota Kracht door Verbinding. Het primaat voor de toegang tot de zorg en ondersteuning ligt bij de lokale toegangspoorten. De beslissingsbevoegdheid over de toeleiding tot ondersteuning en voorzieningen ligt lokaal en wordt gemandateerd naar de lokale toegangspoort. Het keukentafelgesprek staat centraal in de werkwijze van het sociaal (wijk)team. Tijdens dit gesprek, of een serie van gesprekken, wordt samen met de cliënt, liefst samen met familie en/of vrienden, in kaart gebracht wat er speelt. Vervolgens maakt de cliënt samen met zijn/haar netwerk en de professional een plan waarin concrete actie- en verbeterpunten staan. Ook is in het plan opgenomen wie wat doet en of, en zo ja welke professionele ondersteuning en zorg er nodig is. De sociale (wijk)teams zijn de spil in het toeleiden naar zorg. Naast het sociaal (wijk)team zijn er andere toeleiders naar ondersteuning en zorg. Dit zijn huis-, jeugd- en kinderartsen, regieteams/lokale zorgnetwerken, schoolondersteuningsteam/ZAT, het veiligheidshuis en de rechter. Deze toeleiders werken waar mogelijk samen met het sociaal (wijk)team. Toeleiders kunnen cliënten rechtstreeks doorverwijzen naar zorgaanbieders voor kortdurende en langdurige professionele ondersteuning en zorg. Om een goede inschatting te kunnen maken van de zorg die nodig is kan de toeleider gebruikmaken van consultatie & advies/hulplijn van experts vanuit de zorgaanbieders. Voor een deel zal het netwerk tussen toeleiders en gebiedsgebonden ambulante teams in de vraag om consultatie
6
& advies/hulplijn voorzien. Daarnaast zal er ook specialistische kennis vanuit de zorgaanbieders nodig zijn om een plan op te stellen en ondersteuning en zorg toe te wijzen. De sociale (wijk)teams kunnen experts inschakelen via een ‘hulplijn’ waarin voor alle doelgroepen specialistische expertise beschikbaar is. In de regionale visie is aangegeven dat voor complexere zorg een uitgebreidere toets noodzakelijk zal blijven. Om te zorgen dat cliënten zoveel mogelijk in de eerste lijn blijven en er niet onnodig zware zorg wordt ingezet, is het nodig dat de teams goed geëquipeerd worden en expertise kunnen inschakelen. De sociale (wijk)teams moeten dus experts 'erbij kunnen halen' voor consultatie en advies. Gemeenten hebben dit nu al voor een deel georganiseerd, vaak in de vorm van aansluiting van specialistische expertise in multidisciplinaire overleggen. De inzet van de consultatie en adviesfunctie heeft de volgende doelen: • Voorkomen van inzet van zware zorg door consultatie te bieden aan de sociale professionals die al met het gezin werken. • Mede-beoordelen van de zwaarte van zorg die nodig is samen met professionals in de lokale toegangspoort. Hiermee is de consultatie en adviesfunctie een belangrijk instrument voor het terugdringen van kosten en daarmee niet vrijblijvend in te zetten of te organiseren. De regio Nijmegen gaat werken met een regionaal ondersteuningsbureau. Hierin wordt het regionale contractmanagement opgenomen. Daarnaast zullen ook een aantal cliëntparticipatie- en communicatietaken door het bureau worden uitgevoerd. Ook de facilitering van een (kinder-)ombudsman en vertrouwenspersoon vindt hier plaats. De lokaal georganiseerde toegangspoorten worden vanuit het regionaal ondersteuningsbureau gefaciliteerd in kennisuitwisseling en intervisie. De functies van MEE dienen goed geïntegreerd en geborgd te worden in de regionale uitgangspunten en vormen van uitwerking. De samenwerking met MEE in de lokale toegangspoort en in de informatie & adviesfunctie verloopt momenteel naar tevredenheid en wordt de komende twee jaar verder geïntensiveerd. Daarnaast zijn er van MEE nog een aantal functies regionaal te positioneren. De cliëntondersteuning zal vanaf 2015 gesubsidieerd worden vanuit blok A (Algemene voorzieningen Wmo) uit het Inkoop en subsidiemodel.
7
Kenmerken huidige MEE organisatie en functies MEE Gelderse Poort heeft een visiedocument geschreven waarin de organisatie de uitgangspunten van de visienotitie ‘Transformeren en integreren’ en de beleidsnota ‘Kracht door Verbinding’ onderschrijft en waarbij gezocht wordt naar positionering van MEE in de gemeente en regio Nijmegen. Daarbij geeft MEE aan dat: -
De huidige kennis en expertise niet overgedragen kan worden in 2 jaar tijd (2015 en 2016); MEE het haar taak acht om maatschappelijke knelpunten en (complexe) vraagstukken te signaleren en daarvoor effectieve oplossingen te bieden; overheden, maatschappelijke en reguliere organisaties toe te rusten in het herkennen van en omgaan (burgers) met een beperking; in netwerken en ketens te participeren - ten behoeve van burgers met een beperking en hun netwerk - te coördineren en/of te regisseren en de toegankelijkheid van de samenleving te vergroten op alle leefgebieden: werk, wonen, vrije tijd, opvoeding en school.
Vanuit bovenstaande taakopvatting biedt MEE Gelderse Poort ondersteuning. MEE werkt al vanuit de nieuwe kenmerken van de WMO. Daarnaast raakt de dienstverlening van MEE Gelderse Poort aan andere nieuwe wetgeving en/of decentralisaties: Passend Onderwijs, Jeugdzorg, Participatiewet, Langdurige Zorg. Die ondersteuning wordt gekenmerkt door: -
zo kort als mogelijk en zo lang als nodig met goede en tijdige overdracht naar zorg, welzijn en werk. MEE vervult hierbij een schakelfunctie; integraliteit (op alle leefgebieden in verbinding met alle samenwerkingspartners en door alle regelingen heen). Delen en verbinden kennis; empowerment (versterken van de kracht van het individu en het netwerk); zo normaal mogelijk, alleen speciaal waar nodig; laagdrempelig (indicatievrij); hierdoor komen de cliënten van MEE niet voor in de bestanden van zorgverzekeraars/CIZ en wordt de begeleiding van MEE alleen geregistreerd bij MEE; outreachend (actief naar de burger en de omgeving, dichtbij de burger in de wijk); preventief en kostenbesparend (Ernst & Young); signalering verrijkt met ervaringsdeskundigheid; inzet van ervaringsdeskundigen, vrijwilligers en mantelzorgers waar mogelijk; te monitoren (de cijfers gekoppeld aan gericht onderzoek naar mensen met een beperking).
MEE begeleidde in 2012 in totaal 1.743 cliënten, waarvan 62% in de gemeente Nijmegen. Daarnaast begeleidde MEE 205 GGZ cliënten en 585 VG cliënten jonger dan 24 jaar. De grootste doelgroep bestaat uit verstandelijk gehandicapte volwassenen (41%), gevolgd door lichamelijk gehandicapten (17%) en cliënten Integrale Vroeghulp (IVH voor jeugd 0-7 jaar, 16%. Zie factsheet 2012).
8
Functies van MEE MEE biedt informatie, advies en kortdurende ondersteuning aan kinderen, jongeren en volwassenen met een lichamelijke, verstandelijke, visuele en/of auditieve beperking, autisme, chronische ziekte, niet-aangeboren hersenletsel of psychische problematiek. De MEE dienstverlening biedt ondersteuning op alle levensgebieden te weten: a. b. c. d.
Leren en werken Opvoeding en ontwikkeling Regelgeving en geldzaken Wonen en samenleven
en raakt daarmee aan de vier decentralisaties. (samengevat op basis van het visiedocument waarin de volgende functies beschreven staan, zie hiervoor bijlage visiedocument MEE Nijmegen): Cliëntondersteuning Cliëntondersteuning bij MEE bestaat uit de volgende diensten: Lokaal Individuele dienstverlening: -
Deelname aan lokale netwerken Informatieverstrekking & advisering Vraagverheldering Aanvragen & realiseren van externe dienstverlening & zorg(i.c. toegang) Ondersteuning bij bezwaar & beroep Evaluatie van dienstverlening & zorg Ondersteuning in crisissituaties Diagnostiek (intelligentie-onderzoek Kortdurende en kortcyclische ondersteuning Langdurige ondersteuningstrajecten Monitoring en evaluatie van dienstverlening en zorg Casemanagement als meerdere partijen zijn betrokken Casemanagement integrale vroeghulp (IVH)
Collectieve dienstverlening i.c. ‘’maatschappelijke taken’’ - Signaleren & activeren - Vergroten toegankelijkheid - Verhogen integratie & participatie Bovenlokaal Coördinatie Integrale Vroeghulp (IVH): IVH is een samenwerkingsverband dat zich richt op kinderen van 0-7 jaar met (vermoedens) van ontwikkelingsstoornissen. Vanuit het samenwerkingsverband werkt een multidisciplinair kernteam voor alle gemeenten dat bestaat uit de volgende deskundigen:
9
GZ psycholoog geleverd door Kleur, Kentalis, Driestroom, Karakter/ Revalidatie arts geleverd door de Maartenskliniek/-Jeugdarts geleverd door GGD/ -Coördinator en casemanagers geleverd door MEE Gelderse Poort. Alleen de coördinatiefunctie wordt apart betaald (aan MEE via de AWBZ ongeveer 28.000 euro per jaar). De inzet van deskundigen en casemanagers geschiedt vooralsnog nog steeds) met gesloten beurzen. De casemanagers van MEE Functioneren in een aantal wijkteams en zijn de linking pin met het regionale kernteam. Diagnostiek en IQ bepaling: is te omschrijven als specialistisch gelet op de betrokkenheid van gedragsdeskundigen (WO-niveau) en diagnostisch medewerkers. Deskundigheidsbevordering/intervisie/consultatie: aan collega-professionals of medewerkers van gemeenten op het terrein van beperkingen. Specialistische expertise: m.b.t. Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH), Autisme en ondersteuning bij specifiekere arbeidsvraagstukken. Ondersteuning bij crisissituaties: Adequaat optreden en handelen bij crisissituaties zodat de cliënt zo spoedig mogelijk weer zelfstandig verder kan. Daar waar een (tijdelijke) opname nodig is wordt deze geregeld. Groepswerk: Groepsgewijze training van of instructie aan cliënten zoals een cursus omgaan met geld of een moedergroep van vrouwen die moeilijk lerend zijn. Mediation en werken als vertrouwenspersoon: wordt aangeboden door een medewerker die als gecertificeerd mediator werkzaam is bij MEE. Nieuw aanbod MEE MEE kan in de toekomst ook de volgende diensten bieden: Bezwaar en beroep: de cliënt en zijn netwerk worden geïnformeerd bij bezwaar beroeps- en klachtenprocedures. De MEE consulent ondersteunt en verwijst door indien nodig. Betreffende dienstverlening wordt veelal geboden door consulenten met een HBO-SJD-opleiding (Sociaal juridische dienstverlening) en is te omschrijven als specialistisch. Inzet Ombudsman Rol van het Expertisecentrum van MEE Deskundigheidsbevordering, consultatie en advies, mediation, inzet ombudsman, diagnostiek, innovatieve projecten gericht op een inclusieve samenleving, zijn voorbeelden van diensten die vanuit het Expertisecentrum van MEE worden geboden. Dit centrum werkt voor alle drie de regio’s van MEE Gelderse Poort i.c. Nijmegen, Rivierenland en Arnhem. Het Expertisecentrum draagt zorg voor de borging van de specifieke kennis van MEE en werkt aan de innovatie van nieuwe diensten en producten. (Specifiek op het werkgebied van MEE maar eventueel ook op het verzoek van ketenpartners). Hierbij is er veel aandacht voor de samenwerking met ketenpartners.
10
Bovenlokaal is de deelname van MEE-consulenten (o.a.) aan de volgende initiatieven/activiteiten Samenwerkingsverband Autisme Gelderland/-kwartaaloverleg Meldpunt Bijzondere Zorg (MBZ)/-Regionaal Preventie Netwerk/-Netwerkoverleg Niet Aangeboren Hersenletsel/-overleg schoolverlaters met Praktijkonderwijs, CWI, UWV/ OGGZ-team (zorgmijders) (op verzoek)/-Verwijsindex Risicojongeren/Steunpunt Huiselijk Geweld/-Veiligheidshuis (op verzoek). Methodieken De consulenten van MEE zijn allemaal HBO opgeleid. Binnen de MEE organisatie is een actief scholingsbeleid. MEE Nederland heeft hier ook altijd een actieve rol in gespeeld. In de afgelopen jaren is ter voorbereiding op de kanteling en werken binnen de wijk/buurtteams o.a. geschoold in Brede vraagverheldering, Kortdurende Specifieke Ondersteuning (KSO), Sociale netwerk strategieën (SNS). Deze laatste werkwijze is erop gericht om problemen met behulp en inzet van het netwerk op te lossen. (Hierin zijn alle consulenten geschoold). Schakel tussen informele en formele zorg MEE Gelderse Poort is zelf een voorliggende voorziening in de nuldelijnszorg die de druk op en de kosten van formele zorg vermindert. Deze komt pas in beeld als de samenleving zelf geen oplossingen kan bieden. Onder informele zorg verstaan wij vrijwilligers, mantelzorgers en ervaringsdeskundigen (lotgenoten). Maatschappelijke participatie, MEEdoen in de samenleving Met gemeenten en andere samenwerkingspartners heeft MEE veel positieve ervaring met wijkgericht werken. Het vergroot het succes van maatschappelijke activering en participatie. Met een verbindende aanpak brengt MEE lokale partners in de wijk snel samen, men investeert in relatiebeheer en netwerkopbouw op lokaal en regionaal niveau. MEE bouwt relaties op en initieert dialogen met ketenpartners, met cliëntenorganisaties, gemeenten, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven binnen de verschillende levensgebieden. Hiervoor is het opbouwen en onderhouden van de sociale kaart belangrijk. MEE initieert projecten gericht op inclusie, bijvoorbeeld als het gaat over deelnemen aan onderwijs en arbeid, aan sport en cultuur, aan zelfstandig wonen, of de gemeenteraadsverkiezingen. Hiervoor worden relatienetwerken met onderwijs, UWV, re-integratiebedrijven, culturele instellingen, sportverenigingen, zorginstellingen, woningbouwcoöperaties, en dergelijke onderhouden. De ervaring heeft MEE geleerd dat het versterken van de eigen kracht van de burgers in het eigen netwerk, helpt om de burgers te laten participeren. Dit is zowel individueel als collectief toe te passen. En volgens de kantelingsgedachte is ook de toename van burgers in de nuldelijn belangrijk. Mensen met een beperking moeten gewoon kunnen meedoen in het reguliere circuit. De ervaring leert dat hiervoor sprake moet zijn van een subtiel samenspel tussen de nulde- t/m tweedelijnszorginstellingen. Door de brede vraagverduidelijking in te zetten, kan maatwerk worden ingezet waar nodig en het collectief aanbieden waar mogelijk. “Gewoon waar het kan, speciaal waar het moet”.
11
Perspectief en Uitgangspunten Cliëntondersteuning: zoals die is verankerd in de WMO; Zowel in de huidige Wmo (2007) als in de nieuwe Wmo (2015) is 'cliëntondersteuning' een wettelijk verankerd en omlijnd begrip. De nieuwe Wmo biedt in één wet het kader voor beleid en uitvoering van de gehele cliëntondersteuning voor het gehele sociale domein (dus ook Jeugdwet en Participatiewet) en andere levensdomeinen (zoals de zorg). In het wetsvoorstel voor de nieuwe Wmo is in wettekst (en memorie van toelichting) onder meer opgenomen: • Dat de gemeente ervoor zorg dient te dragen dat voor de ingezetenen cliëntondersteuning beschikbaar is. In de huidige Wmo is cliëntondersteuning een prestatieveld, in de nieuwe Wmo is het geformuleerd als verplichting. • Cliëntondersteuning is beschikbaar voor alle burgers van de gemeente, ook voor aanvragers van een PGB en voor mantelzorgers met het oog op verlichting van de belasting van mantelzorgers. Dit betekent dat mantelzorgers ook een beroep kunnen doen op cliëntondersteuning. - Dat de gemeente zorg draagt voor de kwaliteit en de continuïteit van voorzieningen. - Dat de gemeente beleidsruimte heeft in de wijze waarop de functie van cliëntondersteuning wordt vormgegeven. - Dat in het Wmo-beleidsplan de beleidsvoornemens worden vastgelegd ten aanzien van onder andere de algemene voorzieningen, waaronder cliëntondersteuning. • Cliëntondersteuning houdt in: ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. De definitie in de nieuwe Wmo heeft dus een bredere reikwijdte dan in de huidige Wmo. • Cliëntondersteuning is een algemene voorziening en de gemeente dient periodiek een plan vast te stellen onder meer met betrekking tot algemene voorzieningen. Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor alle ingezetenen van een gemeente. • Voor cliëntondersteuning mag geen eigen bijdrage gevraagd worden. In de memorie van toelichting wordt verder invulling gegeven aan de inhoud en betekenis van cliëntondersteuning: • Cliëntondersteuning dient laagdrempelig te zijn en beschikbaar en bereikbaar / toegankelijk voor alle burgers • De cliënt kan tijdens het onderzoek naar de hulpvraag – vaak in de vorm van een gesprek met de burger – gebruik maken van cliëntondersteuning. Dat kan zowel om informele (familie, vrienden) als formele vormen van cliëntondersteuning gaan. De nadruk op het belang van cliëntondersteuning bij de toegang is een nieuw element in de Wmo. • De cliënt moet het gevoel hebben dat deze persoon daadwerkelijk naast hem staat en in de positie is om zijn belang te dienen. Indien de cliënt twijfelt aan de objectiviteit heeft hij recht op een andere ondersteuner. • De onafhankelijkheid van de cliëntondersteuner wordt gewaarborgd via de wettelijke plicht ervoor te zorgen dat uitgangspunt bij de cliëntondersteuning het belang van betrokkene is en door middel van professionele autonomie van de cliëntondersteuner, vergelijkbaar met functionarissen in de positie van sociale raadslieden, maatschappelijk werkers en ouderenadviseurs.
12
• Het is essentieel dat de hulpvraag domein overstijgend wordt bekeken en daarbij dient de gemeente zich niet te beperken tot voorzieningen waarvoor zij zelf verantwoordelijk is. • Het is wenselijk dat de gemeente zich laat leiden door de één loketgedachte. • De gemeente kan kiezen voor vormen van alternatieve geschillenbeslissing zoals mediation, cliëntondersteuning kan hierbij een belangrijke rol spelen.
MEE heeft momenteel een unieke positie, omdat andere ‘reguliere’ zorgaanbieders minder zicht hebben op deze doelgroep in de volle breedte. MEE beroept zich hierbij op haar jarenlange ervaring en de kennis van het hele sociale domein. Afgaand op de geschetste kenmerken van ondersteuning, komen we tot de conclusie dat een groot deel van de inzet van MEE goed geïntegreerd kan worden in de lokale toegangspoorten en informatie & adviesfuncties De ingezette beweging van MEE medewerkers in de pilots continueren we. Hierbij moeten afspraken gemaakt worden over de diensten van MEE op het gebied van cliëntondersteuning waar sprake is van overlap met/in de lokale toegangspoort dan wel de specialistische hulplijn. Het gaat hierbij om training, monitoring & evaluatie en klachtenafhandeling. De inzet van Sociale Netwerkstrategieën (SNS) houdt in dat cliënten/bewoners zelf de oplossing voor problemen formuleren en oppakken. Daar waar dit niet, of zeer moeizaam gaat, dit is vaak het geval bij de doelgroep van MEE waar mensen met een verstandelijke beperking of Niet Aangeboren Hersenletsel juist moeite hebben met het voeren van de regie, is de expertise van de MEE consulent nodig. Het is van groot belang voor de cliënt en diens netwerk dat er een juiste inschatting wordt gemaakt van de mogelijkheden van de cliënt en diens netwerk. Oplossingen worden met hulp van de cliënt en zijn familie-netwerk gezocht en op maat gemaakt. Bij de decentralisaties van gelden van MEE gaat het niet alleen over de onafhankelijke cliëntondersteuning binnen de Wmo, maar ook over ondersteuning van cliënten betreffende de zorgverzekeringswet en de kern AWBZ (LIZ). Afspraken zijn nodig over de inzet van MEE binnen de Wmo en ten aanzien van voorzieningen via ZVW en LIZ. Ook moeten er afspraken gemaakt worden over de ombudsfunctie en de relatie met cliëntenorganisaties, adviescommissies en Wmo raden. Integrale Vroeghulp (IVH) De Integrale Vroeghulp kan op termijn integreren in de ondersteuning en zorg voor jeugd vanuit de lokale toegangspoort. MEE ontwikkelt hiervoor met haar partners een scenario in overleg met de partners uit de jeugdketen (lokaal en regionaal). De coördinatie ligt op regionaal niveau. Onlangs is hierover een stuurgroepnotitie uitgebracht. (Zie bijlage.)
13
HOOFDSTUK 3 AFSPRAKEN BUDGET, FRICTIEKOSTEN EN ZORGCONTINUÏTEIT
MEE Gelderse Poort is in 2013 al gestart om zich samen met de regio Nijmegen voor te bereiden op het nieuwe stelsel. In de regio wordt afstemming gezocht over de transitie van MEE en het werkplan 2015. MEE heeft hiertoe factsheets geschreven en de colleges uitgenodigd voor een toelichting. In maart en april 2014 heeft er bestuurlijk overleg plaatsgevonden met het Regionaal Bestuursteam. Nadat het Transitiearrangement is vastgesteld, waarbij de raden actief worden geïnformeerd, dient MEE per gemeente een lokaal werkplan in voor het jaar 2015. De landelijke afspraak is dat de gemeenten vóór 1 oktober 2015 een besluit nemen over de subsidieverlening aan MEE voor het werkplan 2015. (zie 3 fasen al eerder genoemd). Op basis van de analyse en de gesprekken is de conclusie dat 85% van de functies van MEE in de LTP en informatie & adviesfunctie geïntegreerd kan worden. Een aantal bovenlokale, specialistische diensten (bijv. groepswerk, ombudsfunctie, vertrouwenspersoon, mediation, projecten gericht op inclusie) vragen nadere uitwerking en worden gezamenlijk verder uitgewerkt.
Afspraken Inzet middelen cliëntondersteuning (CO) en Integrale Vroeghulp (IVH) 1. De regio Nijmegen waarborgt 85% van het totale budget voor cliëntondersteuning in 2015 en 2016. Hiermee komt het totale beschikbare budget voor cliëntondersteuning in 2015 voor de regio Nijmegen uit op € 2.712.574. Het beschikbare budget voor IVH blijft 100% in 2015 en 2016. Voor 2015 betreft het een bedrag van € 32.545 in 2015. Het totale budget voor beide producten komt uit op € 2.745.119 in 2015. 2. Van dit budget wordt 85% ingezet in de LTP en informatie & adviesfuncties en 15% ingezet voor regionale functies (nader te bepalen en af te spreken). 3. Voor Integrale Vroeghulp (IVH) worden aparte afspraken gemaakt op basis van de stuurgroep notitie. 4. MEE zal de 15% waarvoor geen budgetgarantie gegeven is opvangen door efficiënter te werken: deels door meer declarabele uren te maken (met als resultaat een lager uurtarief) en deels door een reorganisatie waarbij personele krimp in zowel het primair proces als in de overhead aan de orde is. Daarnaast wordt de 15% opgevangen door het reduceren van de huisvestingskosten (van 3 naar 1 locatie) en voor zover mogelijk overige materiële kosten; 5. MEE Gelderse Poort werkt voor de regio Nijmegen en is daarmee ook verantwoordelijk voor de gemeente Mook en Middelaar. De MEE organisaties (Gelderse Poort en Noord Limburg) maken afspraken met Mook en Middelaar over de wijze waarop zij dit regelen. 6. De regiogemeenten maken met MEE afspraken over het voorkomen van frictiekosten m.b.t. huisvesting en het 'medewerker volgt werk' principe. Gemeenten bieden zekerheid door een tijdelijke subsidieverlening (dan wel voorschot) vóór 1 oktober 2014 onder voorbehoud van het budgetrecht van de gemeenteraad, de beschikbaar gestelde rijksmiddelen en de resultaten van de evaluatie van het werkplan.
14
Continuïteit van zorg en vernieuwing in 2015 7. De gemeenten garanderen de ondersteuning aan de huidige cliënten en de nieuwe cliënten die in 2015 (of eerder) zijn ingestroomd en in 2015 nog ondersteuning nodig hebben. MEE zet hiervoor in overleg met gemeenten de beschikbare fte op basis van het budget in. Bestaande cliënttrajecten worden in de overgang van 2014 naar 2015 met voorrang door MEE consulenten zorgvuldig afgehandeld. 8. MEE verbindt zich aan de afspraak dat zij in 2015 inzet pleegt voor het (mede) realiseren van de in de beleidsnota Kracht door Verbinding en dit regionale transitieplan genoemde doelen.
Procedure en voorwaarden 1. De regio Nijmegen gaat uit van de MEE budgetten zoals die zijn opgenomen op de website: www.invoeringwmo.nl. Dit is het definitieve budget. 2. De regio Nijmegen en MEE maken nadere afspraken over de Integrale Vroeghulp (IVH) en andere regionale inzet van functies. Dit zijn o.a. de ombudsfunctie, het groepswerk, de diagnostiek, projecten gericht op inclusie en het Expertisecentrum.
Mogelijkheden voor beperking van de frictiekosten Er zijn vele factoren die van invloed zijn op eventuele frictiekosten, o.a. het regionaal beleid, de keuzes die de gemeenten maken bij de inkoop/subsidiering, maatregelen die MEE nu al neemt om zich voor te bereiden op de transitie, personeelsbeleid van MEE, kosten die overtallige huisvesting met zich meebrengt, etc. 1. MEE verschaft in het licht van bovenstaande afspraken inzicht in de te verwachten frictiekosten. 2. De regio Nijmegen gaat de effecten van de frictiekosten goed wegen en zoveel als mogelijk gezamenlijk met MEE naar oplossingen zoeken. Echter, de gemeenten stellen zich nadrukkelijk niet verantwoordelijk voor de eventuele frictiekosten en zullen deze niet opvangen. 3. MEE zal zelf een aanpak zoeken om de kosten te reduceren en weg te werken. MEE zal zich optimaal inspannen de frictiekosten tot het minimum te beperken. 4. De gemeenten in de regio Nijmegen zullen samen met MEE gaan sturen op: -
Het scheppen van duidelijkheid, heldere plannen en tijdige besluitvorming;
-
Meedenken in de beperking van de frictiekosten;
-
Intensieve samenwerking bevorderen tussen MEE en de welzijnsinstellingen. Volgen van het principe mens volgt werk, indien het huidige budget van MEE naar andere organisaties gaat.
-
Mogelijkheden verkennen voor samenwerking tussen instellingen op het gebied van huur / verkoop / gebruik van gebouwen.
15
Het lokale MEE Werkplan 2015 beschrijft: 1. De aansluiting van MEE bij de lokale toegangspoort en informatie & adviesfunctie en de aansluiting van MEE bij het regionale ondersteuningsbureau. 2. De wijze waarop MEE professionals en functies geïntegreerd worden in het lokale sociale domein 3. Een beschrijving van de regionale taken (zoals groepswerk, ombudsfunctie, etc.) en de kennisborging en innovatie. 4. Een procesbeschrijving / stappenplan, de inzet van budget in 2015, het tijdspad en uitwerkingen m.b.t. het voorkomen van frictiekosten 5. De begroting van MEE voor 2015 volgt de opbouw van de budgetverdeling waarbij 85% gegarandeerd is vanuit dit transitiearrangement. 6. In 2015 wordt de structuur van de organisatie verder uitgewerkt en het werkplan voor cliëntondersteuning 2016 opgesteld.
Vervolgproces Het streven is om in juni 2014 het transitiearrangement door de colleges van de regiogemeenten vast te stellen. Hierbij worden de gemeenteraden actief geïnformeerd. Ook zullen cliëntenraden en Wmo-raden geïnformeerd en geconsulteerd worden.
16
BESLUITVORMING
Het transitiearrangement MEE regio Nijmegen is bestuurlijk vastgesteld door de volgende gemeenten:
Gemeente Nijmegen, bij collegebesluit van 10 juni 2014 Gemeente Wijchen, bij collegebesluit van 10 juni 2014 Gemeente Beuningen, bij collegebesluit van 10 juni 2014 Gemeente Druten, bij collegebesluit van 10 juni 2014 Gemeente Groesbeek, bij collegebesluit van 10 juni 2014 Gemeente Heumen, bij collegebesluit van 10 juni 2014 Gemeente Ubbergen, bij collegebesluit van 10 juni 2014 Gemeente Millingen aan de Rijn, bij collegebesluit van 10 juni 2014 Gemeente Mook en Middelaar, bij collegebesluit van 10 juni 2014
17
BIJLAGEN
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Visiedocument MEE Factsheet gemeente Nijmegen 2012 Brief Staatssecretaris van Rijn aan Tweede Kamer 25-2-14 Bestuurlijke afspraken VWS-VNG-MEE NL Handreiking cliëntondersteuning Overzicht middelen MEE per gemeente Stuurgroepnotitie Integrale Vroeghulp (IVH)
18