92 – BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN
Transatlantic Trade and Investment Partnership; de stand van zaken en de gevolgen voor Europese geografische aanduidingen
De TTIP-onderhandelingen tussen de VS en Europa raken ook het systeem van bescherming van geografische benamingen. De wijze waarop en de mate waarin de VS en de EU die bescherming wettelijke grondslag gegeven hebben, verschillen nogal stevig. Het zal nog wel even duren voordat er een werkbaar compromis zal zijn. Het gaat uiteraard over de bescherming van de producten maar ook over de belangen van de betrokken producenten. Uiteindelijk gaat het om de afzetmarkten en dus om geld.... Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht
16
OKTOBER 2015
TRANSATLANTIC TRADE AND INVESTMENT PARTNERSHIP; DE STAND VAN ZAKEN EN DE GEVOLGEN VOOR EUROPESE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN
Nederland is bij uitstek een land dat profiteert van internationale handel. De export is altijd van groot belang geweest. Sinds het uitbreken van de financiële crisis in 2008 is export vrijwel de enige pijler van economische groei in Nederland geweest en voor de komende jaren blijft export de belangrijkste pijler. TTIP zal door de verwachte toename van export extra werkgelegenheid opleveren. Bovendien kunnen de EU en de VS met TTIP een voortrekkersrol vervullen in de verdere uitbouw van het multilaterale handelssysteem. TTIP zou daarmee kunnen bijdragen aan het neerzetten van nieuwe standaarden voor de gehele wereld, bijvoorbeeld op het gebied van investeringsbescherming of voor sociale en milieustandaarden. Hoewel het handelsverdrag oorspronkelijk eigenlijk al in 2014 werd verwacht, wordt er nog steeds onderhandeld. In juli van dit jaar vond alweer de tiende onderhandelingsronde plaats. Hoewel Brussel en Washington zich consequent optimistisch uitlaten over de onderhandelingen en de gemaakte vorderingen, lijkt een formeel akkoord vooralsnog niet binnen handbereik. Redengevend is dat naast de evident positieve effecten die TTIP op de economie van Europa en de VS zal hebben, ook zorgen bestaan over de verschillen die bestaan op het gebied van wet- en regelgeving en maatschappelijke opvattingen. De vrees bestaat dan ook (aan beide kanten van de onderhandelingstafel) dat TTIP zou tornen aan bestaande wetten en regels die op democratische wijze tot stand zijn gekomen. Hier staan wij stil bij een onderwerp dat veelvuldig in de media opdoemt als een heet hangijzer in de onderhandelingen: de bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voor landbouwproducten en levensmiddelen. Europa en de VS hebben een andere visie op de bescherming daarvan. Belang van bescherming geografische aanduidingen De geografische aanduiding die de oorsprong van een product weergeeft, kan een relevante waarde vertegenwoordigen voor zowel de consument als de producent van levensmiddelen. Sommige producten bezitten kwaliteitskenmerken die voortkomen uit de plaats waar de productie of verwerking van het product heeft plaatsgevonden. Het is in het belang van de consument dat hij daarover volledig en juist geïnformeerd wordt zodat hij deze relevante informatie kan betrekken in zijn aankoopbeslissing. Voor producenten is juiste en volledige informatieverschaffing eveneens van belang. Zij kunnen de consument daarmee tonen dat het product zich onderscheidt van soortgelijke producten met een andere herkomst. Producenten kunnen zodoende een commercieel voordeel behalen. Deze belangen vragen om beschermd te worden. OKTOBER 2015
De te bieden bescherming dient tot het garanderen van de inkomsten van de producenten, vorming van eenvormige bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen en duidelijke informatie aan de consument over de waardetoevoegende eigenschappen van de producten.1 Bescherming dient bovendien te waarborgen dat misbruik en nabootsing van producten wordt voorkomen. Het indrukwekkende culturele en culinaire erfgoed van Europa is een belangrijke drijfveer voor de bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen. In Europa zijn relatief veel levensmiddelen die hun kwaliteit en commerciële waarde (mede) ontlenen aan hun geografische herkomst. De bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen draagt bij aan de totstandbrenging van een competitieve markt. De geografische herkomst kan immers gebruikt worden als instrument om een markt te
Waar de Europese Commissie haar standpunt niet onder stoelen of banken steekt, is over de bedoelingen van de Amerikanen weinig duidelijk creëren waar consumenten in staat zijn om kwaliteit te herkennen en bereid zijn daar ook een hoge(re) prijs voor te betalen.2 Het verbaast dan ook niet dat de Europese Commissie (de Commissie) in de loop van de TTIP-onderhandelingen al de nodige voorstellen heeft ingediend waaruit blijkt dat zij de bescherming van geografische aanduidingen als belangrijk ervaart. De voorstellen van de Commissie zijn in het kader van de transparantie ook gepubliceerd op haar website. Naar aanleiding van de geuite ongerustheid over het onderwerp geografische aanduidingen publiceerde de Commissie reeds het factsheet3 en een position paper4 over intellectuele eigendom en geografische aanduidingen, en inmiddels voegde ze daar tekstvoorstellen voor contractsbepalingen aan toe.5 Waar de Europese Commissie haar standpunt niet onder stoelen of banken steekt, is over de bedoelingen van de Amerikanen weinig duidelijk. De Amerikaanse overheid heeft vooralsnog
1
2 3 4 5
Art. 4, Verordening (EU) nr. 1151/2012, van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, PbEU L 343 van 14 december 2012, p. 1. Persbericht Europese Commissie IP/03/1178. Te raadplegen op: http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2015 Idem als noot 3. http://trade.ec.europa.eu/doclib/html/153672, resp. 153673.
17
92 – BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN
geen officiële standpunten ingenomen.6 Echter, uit de geluiden in de media kan wel worden afgeleid welke richting de discussie zal opgaan. De bescherming van geografische aanduidingen in de VS is anders geregeld dan in Europa en dat baart Europa zorgen. Deze bescherming staat in de VS veel minder scherp op het netvlies. Vermoedelijk is dat mede het gevolg van het feit dat de VS een minder rijk culinair en cultureel erfgoed kent dan Europa. In ieder geval blijkt uit de discussie dat – kort gezegd – Europa meer bescherming wil voor geografische benamingen en Amerika juist minder. De discussie betreft zonder uitzondering de bescherming van Europese geografische aanduidingen op Amerikaanse bodem en gaat nooit over de vraag of Amerikaanse geografische aanduidingen in Europa wel voldoende beschermd zullen worden. Internationale regelgeving In de media wordt wel eens gesuggereerd dat in de VS geen bescherming wordt verleend aan geografische aanduidingen. Deze suggestie is onjuist. Ook daar bestaat de mogelijkheid om geografische oorsprongsbenamingen te beschermen. De VS is overigens ook verplicht om die beschermingsmogelijkheid te bieden ter uitvoering van internationale verdragen en overeenkomsten waarbij zij is aangesloten. Een belangrijk verdrag waarbij zowel Europa als de VS is aangesloten is het Trips-verdrag, voluit: het Agreement on Trade Related aspects of Intellectual Property Rights. Bijlage bij het Verdrag tot oprichting van de Wereld Handelsorganisatie, 15 april 1994, Trb. 1995, 130. Dit verdrag van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is in 1994 tot stand
Het indrukwekkende culturele en culinaire erfgoed van Europa is een belangrijke drijfveer voor de bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen gebracht en gaat over de bescherming van intellectuele eigendomsrechten. Krachtens dit verdrag dienen de aangesloten landen bescherming te bieden aan geografische aanduidingen. In artikel 22 lid 1 van Trips worden geografische aanduidingen gedefinieerd als: “aanduidingen die aangeven dat waren hun oorsprong 6
18
https://europa.d66.nl/2015/04/24/d66-amerikaanse-inzet-eu-vs-handelsverdrag-hard-nodig/
hebben op het grondgebied van een Lid, of een regio of plaats op dat grondgebied, waarbij een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van de waren wezenlijk valt toe te schrijven aan zijn geografische oorsprong”. Het tweede lid van artikel 22 Trips geeft de handhavingsmogelijkheden van een belanghebbende op een geografische aanduiding. Het komt erop neer dat een belanghebbende moet kunnen beletten dat andere partijen, door het gebruik van een geografische aanduiding die verwijst naar een ander geografisch gebied dan de werkelijke plaats van oorsprong, het publiek kunnen misleiden ten aanzien van de geografische oorsprong van de waren. De deelnemende lidstaten zijn vrij in de wijze waarop zij invulling geven aan de verplichting uit artikel 22 van het Trips-verdrag. Europa heeft sinds 1994 geregeld geprobeerd een internationaal geharmoniseerde bescherming te bewerkstelligen (onder andere tijdens de WTO/Doha-ronde). Dit was echter steeds zonder succes. Andere landen in de wereld zien minder belang in de uitgebreide – sui generis – bescherming van geografische oorsprongsbenamingen. Omvang en doel van Europese bescherming Hoewel een geharmoniseerd regime op internationaal niveau niet van de grond is gekomen, geldt binnen de Europese Unie wel één rechtsstelsel voor de bescherming van geografische aanduidingen. Sinds 1993 kent de Europese Unie een beschermingssysteem voor de benamingen van landbouwproducten en levensmiddelen op basis van geografische herkomst of traditioneel recept.7 Dit systeem kent drie soorten benamingen: t beschermde oorsprongsbenamingen (BOB); t beschermde geografische aanduidingen (BGA); en t gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS).8 Hierna zal steeds worden gesproken over ‘geografische benamingen’ als verwijzing naar de verzameling van deze beschermingsvormen. Op EU-niveau is Verordening 1151/20129 in dit kader het meest van belang. Voor wijnen en spiritualiën geldt een vergelijkbaar Europees beschermingsregime.10
7
Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, PbEG L 208 van 24 juli 1992, p. 1. 8 Het verschil tussen de drie vormen van geografische aanduidingen zit in de intensiteit van de link tussen het product en de herkomst; zie in dit verband R. Chalmers, ‘Weet Abraham nog wel waar hij zijn Dijonmosterd haalt?’, WW 2011/5, nr. 82. 9 Verordening (EU) nr. 1151/2012 (zie noot 1). 10 Verordening (EU) nr. 1308/2013 van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, PbEU L 347 van 20 december 2013, p. 671.
OKTOBER 2015
TRANSATLANTIC TRADE AND INVESTMENT PARTNERSHIP; DE STAND VAN ZAKEN EN DE GEVOLGEN VOOR EUROPESE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN
De bescherming die men met deze regelingen op het grondgebied van Europa beoogt te bieden geldt zoals gezegd voor producten die gezien worden als kwalitatief hoogwaardig. Deze producten bezitten bepaalde kenmerken, zoals de plaats waar het product is geproduceerd, verwerkt of bereid, die zorgen voor een zekere waardetoevoeging ten opzichte van vergelijkbare producten met een andere herkomst. Het gaat daarbij vooralsnog om landbouwproducten en levensmiddelen, maar de Europese Commissie lijkt voornemens om deze bescherming uit te breiden naar andersoortige producten.11 Hoewel de geboden bescherming als geografische aanduiding net als een merkrecht bescherming biedt aan herkomstaanduidingen, mogen deze twee rechten van intellectuele eigendom niet met elkaar verward worden. Het merkrecht heeft tot doel de waren of diensten van de ene onderneming te onderscheiden van de waren of diensten van andere ondernemingen. De geografische aanduiding daarentegen onderscheidt niet de ene onderneming van de andere, maar verschaft enkel informatie over de geografische herkomst van een product. De aan een merkrecht verbonden rechten en bevoegdheden zijn bovendien in de regel exclusief voorbehouden aan de merkhouder. Dit is anders bij een beschermde geografische aanduiding die vrijwel altijd het recht tot gebruik van de aanduiding verleent aan meerdere, in een afgebakende regio gevestigde ondernemingen. Bescherming van een geografische benaming wordt krachtens Verordening 1151/2012 verleend – net als in het merkenrecht – nadat een aanvraag tot registratie is ingediend en geaccepteerd. Voor acceptatie van de aanvraag is vereist dat een productdossier wordt opgesteld waaruit blijkt welk verband bestaat tussen de kwaliteit of de kenmerken van het product en de geografische omgeving. Nadat registratie van de geografische benaming is verkregen, is de geregistreerde benaming krachtens artikel 13 beschermd tegen elk direct of indirect commercieel gebruik van de geregistreerde naam voor producten die niet onder de registratie vallen. Die bescherming strekt zich uit tot alle producten die vergelijkbaar zijn met de onder deze naam geregistreerde producten. Daarmee heeft Europa een beschermingsregime gecreëerd dat ruimer is dan die welke krachtens artikel 22 Trips van de lidstaten verlangd wordt. Artikel 22 Trips bepaalt immers dat lidstaten geografische benamingen dienen te beschermen tegen misleiding van het publiek of tegen daden van oneerlijke mededinging. Dit impliceert dat het publiek niet in 11 ‘Groenboek van de Europese Commissie besproken’, Nieuwsbrief Waar&Wet 5 mei 2015, nr. 18.
OKTOBER 2015
verwarring gebracht mag worden. In Europa is het bestaan van verwarringsgevaar niet vereist om handhavend te kunnen optreden. Het enkele commerciële gebruik van een geografische benaming is al verboden als dat product niet voldoet aan de voorwaarden die in het productdossier zijn opgenomen. Amerikaanse bescherming van geografische benamingen via het merkenrecht Zoals gezegd, worden geografische benamingen ook in de VS beschermd.12 Voorbeelden daarvan zijn de aanduiding ‘Florida’ voor sinaasappelen, ‘Idaho’ voor aardappelen en ‘Washington State’ voor appelen.13 De wijze waarop de VS bescherming biedt aan geografische oorsprongsbenamingen is anders dan in Europa. Waar Europa een uitgebreide regelgeving specifiek voor geografi-
Geografische aanduidingen die als merk worden geregistreerd hebben van huis uit geen sterk onderscheidend vermogen sche benamingen kent, meent de VS dat de bescherming van geografische benamingen voldoende gewaarborgd kan worden door het bestaande systeem voor merkenrechtelijke bescherming.14 Deze keuze leidt tot enkele wezenlijke beperkingen in de mogelijkheid om een geografische aanduiding te beschermen. Omdat de bescherming haar basis vindt in het merkenrecht gelden ook de merkenrechtelijke principes voor bescherming. Het Amerikaanse merkenrechtelijke systeem kent verschillende typen merken. Geografische benamingen kunnen in principe slechts geregistreerd worden als certification marks, omdat voor bescherming van andersoortige merken (zoals collectieve merken of als reguliere geregistreerde merken) vereist is dat het aangevraagde merk onderscheidend vermogen heeft.15 Onderscheidend vermogen zal eigenlijk altijd ontbreken in geval bescherming wordt gevraagd voor 12 Zie ook artikel 1054 van de US Trademark Act van 5 juli 1946, opgenomen in titel 15 van de United States Code (U.S.C.) (‘Lanham Act’). 13 Te raadplegen op www.uspto.gov 14 Zie www.uspto.gov/sites 15 Artikel 1052 van de US Trademark Act bepaalt dat niet als merk ingeschreven worden tekens die: “when used on or in connection with the goods of the applicant is primarily geographically descriptive of them, except as indications of regional origin may be registrable under section 1054 of this title.”
19
92 – BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN
geografische aanduidingen. In het merkenrecht – zowel in Europa als in de VS – is het uitgangspunt dat een benaming die gelijk is aan de geografische herkomst van een product van huis uit niet kan onderscheiden.16 De aanduiding is niet in staat om de producten van de ene onderneming te onderscheiden van die van andere ondernemingen. Het publiek zal de naam immers niet opvatten als een verwijzing naar een producent, maar als verwijzing naar een herkomst.17 De eis van onderscheidend vermogen geldt dus niet voor certification marks. Dit zijn merken die gebruikt worden door een of meer partijen die niet de houder van het merk zijn. Zij krijgen het recht om het merk te gebruiken op voorwaarde zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Het certification mark is bedoeld om een bepaald kenmerk van de waren of diensten te garanderen (zoals een herkomst of de wijze van vervaardiging). In de praktijk worden deze ‘marks’ vaak gehouden door een overheidsorgaan of een collectief (een vereniging, unie, etc.). De houder van het merk beoordeelt vervolgens of een bepaalde partij voldoet aan de voorwaarden om het merk te mogen gebruiken. Het doel van het certification mark is dus om aan de consument duidelijk te maken dat de producten die onder dat ‘merk’ worden aangeboden aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Voorbeelden van in de VS geregistreerde ‘marks’ zijn ‘Darjeeling’ (registratienummer 2685923) en ‘Roquefort’ (registratienummer 571,798). Het aantal Europese voedselproducten dat in de VS als certification mark is beschermd, is beperkt. Zonder een registratie bestaat voor veel oorspronkelijk Europese voedingsproducten met een geografische benaming nagenoeg geen mogelijkheid om het gebruik van die benaming in de VS te beheersen of te controleren. Zelfs als een partij wel rechtmatig gebruik kan maken van een geregistreerd certification mark, is de gebruiker van een merk echter nog niet veilig. Het bestaan van een merkregistratie zegt immers nog weinig over de beschermingsomvang. Hier zit een belangrijk verschil tussen het Europese en het Amerikaanse beschermingsregime voor geografische benamingen. Enkel optreden tegen verwarring(sgevaar) Onder het Europese beschermingsregime voor geografische benamingen is ieder commercieel gebruik van de benaming, dat niet voldoet aan de voorwaarden voor gebruik, verboden. Onder het Amerikaanse merkenrecht is gebruik van een geregistreerde aanduiding slechts verboden indien door dit 16 Als uitzondering op deze hoofdregel geldt dat merken die geen inherent onderscheidend vermogen bezitten, door het gebruik van die aanduiding toch onderscheidend vermogen kunnen verkrijgen (‘inburgering’). In dit artikel zal deze mogelijkheid onbesproken blijven. 17 Zie: http://www.uspto.gov/sites/
20
gebruik verwarringsgevaar ontstaat bij het publiek.18 Het gaat dan om het gevaar dat het publiek de betrokken producten die zijn voorzien van een (merk)teken, door het gebruik van dat teken verwart met de producten van de merkhouder. Ook kan sprake zijn van verwarringsgevaar als het publiek de producten wel uit elkaar kan houden maar denkt dat de producten afkomstig zijn van economisch verbonden ondernemingen. Voor de vraag of verwarringsgevaar aanwezig is moet niet alleen gekeken worden naar de overeenstemming tussen het merk en het teken. Alle omstandigheden moeten in aanmerking worden genomen. Daaronder wordt mede verstaan de vraag of de producten waarvoor de aanduiding wordt gebruikt soortgelijk zijn, maar ook de vraag hoe onderscheidend het merk is. Sterk onderscheidende merken worden een ruimere beschermingsomvang toegekend dan zwak onderscheidende merken. Zoals eerder al opgemerkt, hebben geografische aanduidingen die als merk worden geregistreerd van huis uit geen sterk onderscheidend vermogen. Bij de beoordeling van het bestaan van verwarringsgevaar is ook relevant hoe de (vermeend) inbreukmakende partij het met het merk overeenstemmende teken gebruikt. In het merkenrechtelijk systeem geldt dat het algemeen belang vereist dat benamingen die in de handel kunnen dienen tot beschrijving van een kenmerk van de waar, door iedere marktdeelnemer ongestoord moeten kunnen worden gebruikt. Die kenmerken kunnen bijvoorbeeld een beschrijving zijn van het soort product, de hoedanigheid, de hoeveelheid, de bestemming, de waarde, en ook de plaats van herkomst. Dat betekent dat marktdeelnemers die een kaasproduct op de markt willen brengen dat geproduceerd is in het Franse Lyon, die herkomst op hun product moet kunnen vermelden. Tegen puur beschrijvend gebruik van dit kenmerk door een marktdeelnemer kan de merkhouder niet optreden. De reden is dat het bestaan van verwarringsgevaar in dat geval uitgesloten is. Dit wordt mogelijk anders indien het publiek het gebruik van het kenmerk niet uitsluitend als een beschrijving van een kenmerk van het product opvat, maar tevens als een herkomstaanduiding in merkenrechtelijke zin. Daarvan is sprake als het publiek het teken opvat als een aanduiding van herkomst uit een bepaalde (groep van) onderneming(en). In dat geval kan bij de consument verwarringsgevaar tussen het certification mark en het daarmee overeenstemmende teken ontstaan. Een vergelijkbare beperking van de bescherming die door een merk wordt geboden, bestaat in het feit dat geografische aanduidingen kunnen ‘verworden’ tot soortaanduiding. Een 18 Art. 1114 van de US Trademark Act.
OKTOBER 2015
TRANSATLANTIC TRADE AND INVESTMENT PARTNERSHIP; DE STAND VAN ZAKEN EN DE GEVOLGEN VOOR EUROPESE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN
(geografische) benaming kan door het gebruik in de markt op een gegeven moment zodanig verbonden zijn aan het type product, dat het publiek de benaming niet langer opvat als een verwijzing naar de herkomst. Een bekend voorbeeld van een benaming die verworden is tot soortaanduiding is de aanduiding ‘HAGELSLAG’. Dit was vroeger een geldig merk, maar is door het gebruik een generieke aanduiding geworden voor een soort chocoladeproduct. Dat kan ook gebeuren met geografische aanduidingen. Dijon-mosterd, Bulgaarse yoghurt en Deventer koek zijn daar voorbeelden van. Als een merk verwordt tot soortaanduiding betekent dat dat het onderscheidend vermogen tot nul reduceert. Nu zonder onderscheidend vermogen geen verwarringsgevaar kan bestaan, kan een houder van een oorspronkelijk handhaafbaar merk na verloop van tijd met lege handen komen te staan. De beschermingsomvang van een certification mark is dus beperkt en beweeglijk. Wat de beschermingsomvang van een merk inhoudt en of van verwarringsgevaar sprake is, zal de rechter moeten vaststellen aan de hand van de perceptie van het publiek. De rechter dient zich dan te verplaatsen in de gedachten van de gemiddelde consument van de betrokken waren en diensten. De perceptie van het publiek is bepalend. In de VS is de geografische aanduiding ROQUEFORT als certification mark geregistreerd. Om te beoordelen of de rechthebbende op dit certification mark kan optreden tegen een ander die de benaming ROQUEFORT gebruikt, is relevant hoe het teken door deze derde wordt gebruikt. Indien het relevante publiek meent dat het gebruik van de geografische aanduiding (dat gelijk is aan een als certification mark geregistreerde geografische aanduiding, zoals ROQUEFORT) door een marktpartij de geografische herkomst van een product weergeeft, terwijl deze marktpartij feitelijk niet voldoet aan de voorwaarden om het certification mark te gebruiken, dan is verwarringsgevaar mogelijk aanwezig. Echter, in de praktijk wordt de benaming Roquefort ook wel gebruikt als verwijzing naar een specifieke soort blauwschimmelkaas. Als een in Boston gevestigde marktpartij zijn blauwschimmelkaas onder de naam ‘BOSTON ROQUEFORT’ verhandelt, is het maar de vraag of de merkhouder hiertegen kan optreden. In dat geval zorgt de gebruiker van de geografische aanduiding er immers voor dat de herkomst van zijn product voor de consument volstrekt duidelijk is. Verwarringsgevaar is in dat geval niet zo evident. Hetzelfde geldt voor gebruik van de geografische aanduiding met een achtervoegsel dat aanduidt dat het niet daadwerkelijk om producten met de betreffende herkomst gaat, zoals ‘Feta-
OKTOBER 2015
achtig’ of ‘Goudse Kaas-stijl’.19 In voornoemde gevallen wordt de herkomst eveneens als soortaanduiding gehanteerd. Dergelijk gebruik van de aanduiding als een generieke aanduiding kan ten koste gaan van de beschermingsomvang van een merk. De perceptie van het publiek kan na verloop van tijd wijzigen. Het publiek zal kunnen denken dat de herkomstaanduiding geen informatie meer verschaft over de geografische herkomst, maar een aanduiding is geworden voor een productsoort. De reeds van huis uit minimale beschermingsomvang van de geografische aanduiding als certification mark wordt daardoor alleen maar minder. Het Amerikaanse systeem verschilt dus van het Europese op de grond dat slechts bescherming wordt geboden tegen verwarringsgevaar (overigens conform de eis van artikel 22
Als een in Boston gevestigde marktpartij zijn blauwschimmelkaas onder de naam ‘BOSTON ROQUEFORT’ verhandelt, is het maar de vraag of de merkhouder hiertegen kan optreden Trips) terwijl onder EU Verordening 1151/2012 ieder commercieel gebruik van een beschermde geografische benaming dat niet voldoet aan de eisen van het productdossier, verboden is. Gevolgen van verschillen in bescherming Het probleem dat de VS en de Europese Commissie in de onderhandelingen rondom TTIP verdeeld houdt, is erin gelegen dat een aantal specifieke productnamen die in de EU bescherming genieten als geografische benaming, door de VS beschouwd worden als generiek. Daarnaast geldt dat in het Amerikaanse systeem enkel kan worden opgetreden tegen verwarringsgevaar. Nu voor verwarringsgevaar vereist is dat een aanduiding onderscheidend vermogen heeft, en geografische benamingen van huis uit niet of beperkt onderscheidend zijn, kan de bescherming van geografische benamingen in Europa en de VS anders uitpakken. In geval de geografische benamingen zoals we die in Europa kennen onvoldoende beschermd worden in de VS, kan dat schadelijke gevolgen hebben voor de handelspositie van de producenten van dergelijke producten. Het gevolg kan zijn dat onder de geografische benamingen producten van 19 http://ec.europa.eu/agriculture/consultations/advisory-groups/international/2012-06-25/agri-working-doc_en.pdf
21
92 – BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN
mindere kwaliteit op de markt komen, wat in negatieve zin afstraalt op de producten die wel voldoen aan het vereiste verband met de geografische herkomst. Dit kan vervolgens tot aantasting van het consumentenvertrouwen leiden. Hoewel de Amerikaanse en Europese regeling van elkaar verschillen, is de bescherming die in de praktijk aan geografische benamingen wordt geboden onder beide systemen wel vergelijkbaar. Hoewel (volledig beschrijvende) geografische benamingen onder Verordening 1151/2012 beschermd kunnen worden, sluit ook deze verordening bescherming uit van benamingen die zijn verworden tot soortnamen. Artikel 6 lid 1 van deze verordening luidt letterlijk: “Soortnamen worden niet als beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding geregistreerd.” De gedachte is dat geografische benamingen op zichzelf dienst kunnen doen als herkomstaanduiding, maar dat die functie niet langer wordt vervuld als het publiek de benaming niet (meer) percipieert als een verwijzing naar een geografische herkomst, maar als aanduiding voor een bepaalde productcategorie. Uit de praktijk blijkt dat sommige termen die in de VS als generiek worden aangemerkt in Europa nog altijd geschikt zijn om te dienen als verwijzing naar een specifieke herkomst. Dit komt doordat de perceptie van het publiek in de VS anders is dan in Europa. De oorzaak hiervan kan enerzijds zijn gelegen in het feit dat uit Europa afkomstige immigranten in de VS de geografische benamingen op een generieke manier zijn gaan gebruiken toen zij nieuwe Europese producten in de VS introduceerden.20 Termen als ‘asiago’, ‘feta’, ‘gorgonzola’ en ‘parmezaan’ voor kazen zijn in Europa herkomstaanduidingen, terwijl een Amerikaan deze benamingen als soortaanduiding zal zien. De Amerikaan kan zich niet voorstellen dat slechts een beperkt aantal producenten in een specifieke regio kazen onder deze naam mogen verhandelen.21 Anderzijds zal een rol spelen dat het Amerikaanse systeem meer ruimte aan geografische benamingen biedt om te verworden tot soortnaam. Is eenmaal bescherming krachtens Verordening 1151/2012 verkregen, dan kan in Europa immers worden opgetreden tegen ieder gebruik dat door een ander (buiten de streek of regio) van die aanduiding wordt gemaakt (ook tegen het gebruik van een product met een evident andere herkomst die onder de naam ‘BOSTON ROQUEFORT’, ‘Feta-achtig’ 20 A. Matthews, Geographical indications (GIs) in the US-EU TTIP negotiations, http://capreform.eu/geographical-indications-gis-in-the-us-eu-ttip-negotiations/ 21 E. Auricchio, Why Europe Must not own ‘Parmesan’ and ‘Feta’, http://blog. usdec.org/usdairyexporter/why-europe-must-not-own-parmesan-and-feta
22
of ‘Goudse Kaas-stijl’ wordt vermarkt). In de VS zal moeten worden bewezen dat het gebruik van de geografische aanduiding door de ander verwarring veroorzaakt. Het is van belang om op te merken dat (ook) het niet-verwarringwekkend gebruik de perceptie van het publiek met de tijd kan doen wijzigen op het gevaar af dat een geografische benaming tot soortnaam verwordt. Het Amerikaanse systeem biedt dus iets meer dan het Europese systeem de mogelijkheid dat een teken verwordt tot soortaanduiding. Het is echter maar zeer de vraag of dat in de praktijk tot grote verschillen leidt. Een groter probleem is dat vanuit Europa tot op heden slechts heel beperkt gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om in de VS merkenrechtelijke bescherming aan te vragen voor geografische benamingen. Zonder registratie bestaat voor de overige marktpartijen geen belemmering om de geografische benaming in de markt te gebruiken, ongeacht of een product daadwerkelijk de geografische herkomst heeft die op de verpakking vermeld staat. Dat heeft erin geresulteerd dat in de VS al decennia lang niet is opgetreden tegen de verhandeling van kazen onder de aanduiding ‘asiago’, ‘feta’ en ‘parmezaan’. De vrije beschikbaarheid van deze aanduidingen op de markt heeft zijn uitwerking gehad op de perceptie van het publiek. Al met al lijkt het erop dat de VS en Europa niet zozeer principiële bezwaren hebben tegen de over en weer gehanteerde beschermingsregimes, maar dat vooral onenigheid bestaat over het lijstje van geografische benamingen waarvan de Europese Commissie ook in de VS bescherming verlangt. Op dit lijstje staan nu eenmaal aanduidingen die in de VS als generiek worden aangemerkt. De VS verwijt Europa dat zij, onder de noemer van onderhandelingen in het kader van TTIP, poogt om bescherming te verkrijgen voor aanduidingen die decennia lang vrij gebruikt konden worden in de VS ter aanduiding van productsoorten. Als Europa eerder gebruik had gemaakt van de merkenrechtelijke bescherming in de VS dan had de huidige situatie mogelijk voorkomen kunnen worden. De heersende opvatting in de VS, inhoudende dat de VS zich door Europa geen lijstje van aanduidingen wil laten opdringen, is een begrijpelijke. De VS zal waarschijnlijk best bereid zijn om bescherming te verlenen aan geografische benamingen. Die bescherming moet echter wel passen in de Amerikaanse wet- en regelgeving en in lijn zijn met de maatschappelijke opvattingen over de aanduidingen. Of dit ook zo is, zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.
OKTOBER 2015
TRANSATLANTIC TRADE AND INVESTMENT PARTNERSHIP; DE STAND VAN ZAKEN EN DE GEVOLGEN VOOR EUROPESE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN
Wat zal het resultaat van de TTIP-onderhandelingen zijn? Hoewel het vooralsnog – mede door een gebrek aan officiële statements van de Amerikaanse overheid – gissen blijft naar het vervolg van de onderhandelingen, lijkt het waarschijnlijk dat naar een gulden middenweg wordt gezocht. Dat Europa bereid zal zijn toe te geven op de door haar gewenste hoge mate van bescherming van geografische benamingen is allereerst waarschijnlijk, omdat zij ook met een mindere bescherming nog altijd meer bescherming creëert dan thans het geval is in de VS. Europese geografische benamingen worden op dit moment in de VS immers helemaal niet beschermd. Een tweede reden is dat Europa in het recentelijk met Zuid-Korea gesloten Vrijhandelsakkoord (FTA-2011)22 en ook in de lopende onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord met Canada (EU-Canada Comprehensive Economic and Trade Agreement “CETA”)23 heeft getoond bereid te zijn om met minder dan het volle pond genoegen te nemen. In de FTA is overeengekomen dat een aantal met naam genoemde geografische benamingen van Europese landbouwproducten en levensmiddelen ook in Zuid-Korea beschermd worden. Opvallend is dat de Europese geografische benamingen die vanaf de ondertekening van het akkoord ook in Zuid-Korea zullen worden beschermd, vrijwel allemaal samengestelde geografische benamingen betreffen: ‘Camembert’ is niet beschermd maar ‘Camembert de Normandie’ wel; ‘Parmigiano’ zal geen beschermde aanduiding zijn maar ‘Parmigiana Reggiano’ wel. Een vergelijkbare vaststelling kan worden gemaakt naar aanleiding van de conceptversie van de CETA24: ‘Gouda’ en ‘Edam’ zijn niet beschermd maar ‘Gouda Holland’ en ‘Edam Holland’ wel. ‘Brie’ is niet beschermd maar ‘Brie de Meaux’ wel. Bovendien heeft Europa ermee ingestemd dat sommige Europese aanduidingen die ook in Canada beschermd zullen worden (zoals ‘Schwarzwälder Schinken’) door de Canadese marktdeelnemers wel in de Franse en Engelse taal vrij gebruikt mogen worden (‘Black Forest ham’). Ook hebben zowel de Canadese als de Zuid-Koreaanse overheid bedongen dat partijen die voor de datum van totstandkoming van het handelsakkoord een in het kader van het handelsakkoord beschermde geografische aanduiding gebruikten, het gebruik van deze aanduiding ook na ondertekening van het akkoord mogen voortzetten. Wel is Europa erin geslaagd om in beide handelsverdragen op te nemen dat termen als ‘-like’, ‘style’,
22 PbEU L 147 van 14 mei 20111, p. 1. 23 http://ec.europa.eu/trade/policy/in-focus/ceta/ 24 http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/september/tradoc_152806.pdf
OKTOBER 2015
‘-imitation’ of ‘-type’ niet kunnen dienen als rechtvaardiging voor het gebruik van beschermde geografische benamingen. Tot slot Ook in de overeenkomsten met Zuid-Korea en Canada speelde dus een rol dat de bescherming van Europese geografische benamingen in die landen beperkt is tot aanduidingen die in Canada en Zuid-Korea als geografische herkomstaanduiding en niet als soortaanduidingen worden opgevat. Ook in die overeenkomsten heeft Europa genoegen genomen met een suboptimale bescherming van de Europese geografische benamingen. Hoewel Europa niet alles heeft gekregen wat zij wenste, heeft zij wel bereikt dat producten met een kwaliteitsbepalende herkomst beter dan voorafgaand aan het aangaan van het handelsverdrag, beschermd zijn. Een suboptimaal resultaat betekent vanzelfsprekend niet dat het Europese systeem ook veranderd zal moeten worden. De Europese bescherming van de geografische aanduiding zal, hoe dan ook, hetzelfde blijven. Amerikaanse producenten die op de Amerikaanse markt – als gevolg van concessies – gebruik kunnen maken van Europese geografische benamingen, zullen door het akkoord tussen de VS en Europa nog altijd niet gerechtigd zijn om deze producten ook op de Europese markt te verhandelen.25 Hoewel een definitief TTIP-akkoord nog wel even op zich zal laten wachten, is het waarschijnlijk dat de uitkomst voor wat betreft de geografische benamingen vergelijkbaar zal zijn met de uitkomsten in andere door Europa gesloten vrijhandelsakkoorden. Of de concessies die Europa zal moeten doen om tot een akkoord te komen de bescherming van Europese geografische benamingen schade kan berokkenen, is daarbij maar zeer de vraag. Over de auteur Mr. Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht is advocaat bij AKD Prinsen van Wijmen, advocaten en notarissen te Breda. Hij is tevens redacteur van WAAR&WET.
25 http://www.marietjeschaake.eu/2015/01/who-will-save-the-cornish-pastiesfrom-ttip/
23