Training Communicatie & Presentatie FORUM 28-3-2014
Inhoudsopgave
Inleiding
3
Deel I Communicatie Doelen Deelnemers Werkvormen Programma Voorstellen & introductie Inleiding Theorie Opdracht – LSD Evaluatie
4 5 5 5 6 6 7 7 14 16
Deel II Presenteren Doelen Deelnemers Werkvormen Programma Voorstellen & introductie Inleiding Theorie Opdracht –Interview en presenteer je medestudent Evaluatie
17 18 18 18 19 20 21 21 29 32
Bijlage 1 Woordweb Bijlage 2 Bolletjesschema
33 34
2
Inleiding Welkom bij de trainingsmodule Communicatie & Presentatie. In dit onderdeel gaan we de verschillende communicatiemethodes behandelen en kijken hoe presentatie hierin verweven is. In de praktijk blijkt dat er een kloof is tussen hoe studenten communiceren en wat het bedrijfsveld van hen verwacht. Om ervoor te zorgen dat deze kloof kleiner wordt, gaan we met deze training de studenten bewuster maken van hun communicatiestijl en hoe zij zich daarmee presenteren. Dit zal zorgen voor een betere aansluiting op de praktijk. Deze training zal bestaan uit twee modules. In het eerste deel gaan we communicatie behandelen waarbij we stil zullen staan bij verbale en non-verbale communicatie en zullen we kijken naar hoe verschillende gespreksmethoden de studenten kunnen helpen in het dagelijks leven. In deel twee zullen we ingaan op presentatie en hoe dit verband houdt tot communicatie en zullen de studenten de gelegenheid krijgen om dit toe te passen. Het trainen van studenten is een bijzonder vak. Een groot deel van het respect komt daarom ook jou als trainer toe. Ik wil je daarom ook veel succes wensen met deze belangrijke verantwoordelijkheid.
3
Deel 1 Communicatie
4
Doelen - de student is beter vaardig in het herkennen van verbale en non verbale communicatie. - de student heeft zijn communicatievaardigheden aangescherpt. - de student is zich meer bewust van de verschillende aspecten van communicatie. Deelnemers 20-25 deelnemers uit het (V)MBO. Indien het mogelijk is, is het voor het beste resultaat wenselijk dat de groepen uit 10-12 deelnemers bestaan. Werkvormen De training duurt 90 minuten en wordt klassikaal aangeboden. De module wordt afgestemd op het niveau van de studenten. Er wordt gebruikt gemaakt van interactieve werkvormen. Samenwerken in kleine groepjes staat centraal. Zo verhoog je de kansen op het succesvol verwerven van kennis en vaardigheden. Programma Tijd Activiteit 5 min. Voorstellen en Introductie 10 min.
Inleiding d.m.v. woordweb
15 min.
Theorie
50 min.
Opdracht LSD
10 min.
Evaluatie Groene/rode stoel
Inhoud Inhoud van de training Kennis activeren
-De definitie van communicatie en verschillende onderdelen daarvan -Verbale en nonverbale communicatie -LSD methode Groepsindeling Uitleg opdracht Opdracht 1e ronde Nabespreking Opdracht 2e ronde Nabespreking Feedback (prettig/onprettig)
Totaal
Duur 5 min.
Benodigdheden PowerPoint Presentatie
10 min.
Flip-over Schoolbord en stift/krijt PowerPoint Presentatie
15 min.
5 min. 5 min. 12 min. 8 min. 12 min. 8 min. 10 min.
90 minuten
5
Opdracht op papier, pen
Twee stoelen Een groene en een rode A4
Voorstellen & Introductie (5 min.)
Wat staat er op het programma? • Doel van de training • Voorkennis • Theorie • Opdracht LSD • Evaluatie
23-2-2014
Instructie: Leg het doel van de training uit: het versterken van de vaardigheden die je nodig hebt om bewuster te communiceren. Benoem de verschillende programmaonderdelen.
Aan het einde van deze training... • ...ben je beter vaardig in het herkennen van verbale en non-verbale communicatie.
•…zijn je communicatievaardigheden aangescherpt; •…ben je je meer bewust van de verschillende aspecten van communicatie.
23-2-2014
Instructie: Neem de bovenstaande punten door.
6
Inleiding (5 min.) Vraag de deelnemers waar zij aan denken bij het woord ‘communicatie’? Maak hierbij gebruik van een woordweb (zie voorbeeld bijlage 1). Noteer het woord ‘communicatie’ op het bord en schrijf alle associaties van studenten erom heen. Stel bij onduidelijkheid vragen om het helder te krijgen. Het maken van een woordweb is een goede manier om de voorkennis van de deelnemers te activeren. Een ander mogelijkheid om voorkennis te inventariseren is de ABC opdracht. Hou er rekening mee dat deze opdracht 15 tot 20 minuten in beslag neemt (instructie, uitvoering en nabespreking). ABC opdracht Door deze werkvorm gaan de studenten eerst nadenken over een situatie voor ze de bestaande kennis (theorie) gaan verwerken. De werkvorm ABC biedt in de vorm van de letters van het alfabet een kader dat kan helpen bij associëren. Daarnaast is deze werkvorm activerend voor de groep en eenvoudig te begeleiden. Maak groepen van 5 studenten en geef ieder groepje een flip-over en een stift. Vraag de deelnemers om op de flap in twee kolommen de letters A tot en met Z op te schrijven. Geef 10 minuten om bij zoveel mogelijk letters zoveel mogelijk woorden te schrijven die met het onderwerp (communicatie) te maken hebben. Maak duidelijk dat er meerdere woorden bij een letter geschreven mogen worden. Stimuleer de deelnemers om ook woorden bij de moeilijke letters te bedenken. Als de groepen klaar zijn, kunnen de flappen opgehangen worden zodat de deelnemers de flappen van de andere groepen kunnen lezen en hierover vragen kunnen stellen als ze de genoteerde woorden niet begrijpen. Laat alleen de vragen beantwoorden. Alle woorden doornemen kost te veel tijd en is saai. Theorie (15 min.) Toon vervolgens de dia met de betekenis van communicatie.
Wat is communicatie? Is het uitwisselen van informatie tussen zender(s) en ontvanger(s).
26-3-2014
7
Instructie: Communicatie vraagt om een zender, een ontvanger en een boodschap. Vraag de deelnemers wat er met de onderdelen van het communicatieproces wordt bedoeld. Vraag om voorbeelden en vul zelf aan met voorbeelden uit je eigen praktijk. Informatie Communicatie is het overdragen van informatie tussen mensen. Informatie kun je mondeling overdragen (bijvoorbeeld telefonisch), maar ook schriftelijk (bijvoorbeeld een briefje of advertentie). Informatie draag je over door iets te zeggen of te doen, maar ook door juist niets te zeggen of te doen.
Zender – degene die iets wil overbrengen naar de ander Ontvanger – degene die de boodschap ontvangt Boodschap – gevoelens, ideeën, meningen
Voorbeeld Zender → docent, ontvanger → studenten, boodschap → informatie over communicatie Vraag vervolgens aan de deelnemers welke vormen van communicatie ze kennen en toon de volgende dia.
Vormen van communicatie •Verbale communicatie •Non-verbale communicatie
23-2-2014
Instructie: Vraag aan de deelnemers wat ze onder ‘verbale en non-verbale communicatie’ begrijpen. Vraag om voorbeelden en geef indien nodig aanvullingen. Informatie Bij communicatie brengt de zender een boodschap over aan een of meer ontvangers. Er zijn verschillende manieren om de boodschap bij de ontvanger terecht te laten komen. - Verbale communicatie: boodschap met woorden - Non-verbale communicatie: boodschap zonder woorden 8
Verbale communicatie • Schriftelijke communicatie; smsen, whatsappen, brief, email, folder, krant etc. •Mondelinge communicatie; een face-to-face gesprek, telefoongesprek, skypen etc.
26-3-2014
Instructie:Verbale communicatie is een vorm van communicatie waarbij men zich uit met woorden (en/of) geluiden. Verbale communicatie kan zowel schriftelijk als mondeling zijn. Bij schriftelijke communicatie kunnen we denken aan..( neem bovenstaande voorbeelden door) en bij mondelinge communicatie kunnen we denken aan..(neem bovenstaande voorbeelden door). Vraag aan de deelnemers of nog meer voorbeelden.
Non-verbale communicatie •Lichaamstaal; gebaren, mimiek, lichaamshouding,oogcontact •Stemklank/intonatie
•Schema’s, grafieken, plaatjes, foto’s
27-3-2014
Instructie:Non-verbale communicatie is een vorm van communicatie zonder woorden. Bij non-verbale communicatie kunnen we denken aan..( neem bovenstaande punten door).
9
Informatie Wat we via ons lichaam uitdrukken is directer en eerlijker dan wat we zeggen met woorden. Voordat je een woord gezegd hebt, word je beoordeeld op je gedrag. De manier waarop je gaat zitten, hoe je beweegt en kijkt. Je lichaamstaal vertelt veel. Emoties vinden hun uitdrukking in het hele lichaam, de houding en de gebaren, maar vooral het gezicht. In sommige culturen is het hebben van oogcontact erg belangrijk, geeft de ander het gevoel dat je interesse toont. In andere culturen is het echter onbeleefd om iemand lang aan te kijken. Intonatie speelt ook een grote rol bij communicatie. Bijvoorbeeld de vraag “waarom zijn we om 15.00 uur vrij?”, kan met behulp van intonatie op verschillende manieren worden uitgesproken ( boosheid, teleurstelling, blijheid etc.). Toon de volgende dia en vraag waar ze aan denken bij het woord ‘LSD’.
23-2-2014
Instructie: Hierbij is het belangrijk om kennis te activeren. Wat weten ze al over LSD? Hierbij kun je gebruik maken van de volgende vragen: Waar staat LSD voor? LSD staat voor Luisteren Samenvatten en Doorvragen. Een gesprekstechniek die je helpt te achterhalen om wat de ander bedoeld in een gesprek. Waarom is LSD zo belangrijk? Bij het juist toepassen, zorgt de LSD-techniek ervoor dat je waardevolle informatie ontvangt en merkt de informatieverschaffer ook dat je geïnteresseerd bent. Wie maakt er gebruik van LSD? Iedereen maakt gebruik van de LSD-techniek. In gesprek met je vriendin, collega, stagebegeleider luister je, vat je samen en stelt je een volgende vraag. Belangrijk is om de techniek juist toe te passen. 10
LSD •Luisteren •Sam envatten •Doorvragen
25-3-2014
Instructie: Leg uit wat de bovenstaande begrippen inhouden en leg hierbij het belang uit van bovengenoemde begrippen met betrekking tot communicatie.
Luisteren Aandachtspunten: •Openstaan voor de ander •Uit laten praten •Interesse tonen •Laten merken dat je luistert •Af en toe stiltes laten vallen
27-3-2014
Instructie: Vraag waarom luisteren zo belangrijk is. Neem de aandachtspunten door en laat de deelnemers aanvullingen geven. Informatie Openstaan voor de ander
11
Geen (voor)oordelen over de ander of zijn/haar verhaal, geen gedachten ergens anders op gericht. Uit laten praten Geef de ander de ruimte door hem uit te laten spreken, niet zelf al zijn verhaal aan te vullen en hem niet op te jagen. Interesse tonen Je gezichtsuitdrukking is erg belangrijk. Probeer oogcontact te maken, aankijken betekent aandacht. Buig iets voorover met je schouders naar de ander toe en probeer aanmoedigende gebaren te maken (door bijvoorbeeld te knikken). Laten merken dat je luistert Geef korte reacties als ‘hmm’, ‘ja’, ‘en toen?’, ‘ga verder..’. Stiltes laten vallen Stilte voelt soms ongemakkelijk, maar is wel nodig. Geef de ander de gelegenheid om rustig na te denken wat hij gezegd heeft en er eventueel nog iets aan toe te voegen.
Samenvatten Aandachtspunten:
•Vat samen in je eigen woorden •Kijk of je de boodschap goed hebt begrepen •Indien nodig, laat je de ander aanvullen of corrigeren
23-2-2014
Instructie: Vraag waarom samenvatten belangrijk is? Neem de aandachtspunten door en vraag deelnemers om aanvullingen te geven. Informatie Door samen te vatten, help je jezelf (en je gesprekspartner) om alles weer even op een rij te zetten. Tijdens het samenvatten, krijg je de gelegenheid om de volgende stap in het gesprek voor te bereiden. Herhaal het verhaal van de ander niet letterlijk. Geef kort in eigen woorden aan wat belangrijk is. Hiermee laat je merken dat je geluisterd hebt en kunnen eventueel misverstanden gecorrigeerd worden. Een aantal voorbeelden; “Als ik je goed heb begrepen, vind jij dat …” “Je zegt dus dat..”
12
Doorvragen Aandachtspunten: •Wees alert op vaagheden •Doe geen aanname
•Stel open vragen
23-2-2014
Instructie: Vraag waarom doorvragen zo belangrijk is. Neem de aandachtspunten door en vraag de deelnemers om aanvullingen. Informatie Bij vaagheid/onduidelijkheid is het belangrijk om door te vragen. Dit kun je doen door open vragen te stellen. Een aantal voorbeelden; “Wat bedoel je daarmee..?” “Kun je een voorbeeld geven..?” “Hoe ziet dat eruit..?” “Wat maakt dat je dat denkt..?”
13
Vragen?
27-3-2014
Instructie: Geef studenten de gelegenheid om vragen te stellen over de vorige dia’s. Vervolgens kun je aangeven dat ze gaan oefenen met de LSD-methode. Opdracht LSD (50 min.)
OPDRACHT LSD
23-2-2014
Instructie: Leg uit dat jullie nu gaan oefenen met de LSD-methode. Verdeel de deelnemers in groepen van drie. Vervolgens kan je de opdracht uitdelen en met ze doornemen. De bedoeling is dat de deelnemers onderling de volgende rollen verdelen: interviewer, respondent en observator. De interviewer zal de respondent bevragen op een thema. Hierbij kun je denken aan interesses/hobby’s, keuze voor de opleiding, toekomst, dromen of een ander thema naar keuze. De observant krijgt een schema om aantekeningen te maken van zijn/haar observaties. Deze zullen plenair besproken worden.
14
OPDRACHT LSD Doel: toepassen van de LSD-methode Tijd: 12 min. Vorm een groepje van drie, bij voorkeur met personen die je niet zo goed kent. Zoek een fijne plek op waar je rustig met zijn drieën kan zitten. Verdeel onderling de volgende drie rollen: interviewer, respondent en observator. Laat de interviewer de respondent bevragen op een thema. Hierbij kun je denken aan interesses/hobby’s, keuze voor opleiding, toekomst, dromen of een ander thema naar keuze. De observant gebruikt het onderstaande schema om aantekeningen te maken van zijn/haar observaties. Deze zullen plenair besproken worden. Veel succes!
Luisteren
Observatiepunten -Openstaan voor de ander -Uitlaten praten -Interesse tonen -Laten merken dat je luistert -Af en toe stiltes laten vallen
Samenvatten -Vat samen in je eigen woorden -Kijk of je de boodschap goed hebt begrepen -Indien nodig, laat je de ander aanvullen of corrigeren Voorbeelden: “Als ik het goed heb begrepen, vind jij dat..” “Je zegt dus dat…” Doorvragen
-Wees alert op vaagheden -Doe geen aanname -Stel open vragen Voorbeelden: “Wat bedoel je daarmee..?” “Kun je een voorbeeld geven..?” “Hoe ziet dat eruit..?” “Wat maakt dat je dat denkt..?” 15
Na de instructie kunnen de deelnemers aan de slag. Hier krijgen ze 12 minuten de tijd voor. Vervolgens heb je 8 minuten de tijd om de observaties te bespreken. Dit kun je doen door een aantal observanten het woord te geven en de volgende vragen te stellen: - Wat heb je gezien? - Wat is je opgevallen? - Hoe ging het gesprek? - Kun je je observaties met betrekking tot de opdracht met ons delen? Vervolgens kunnen ze rouleren met de rollen in de kleine groepjes en met de opbrengsten/feedback van de eerste ronde opnieuw oefenen. Bij genoeg veiligheid kun je ook een groepje of deelnemers van verschillende groepen vragen om het voor de klas te doen. Je kunt dan een aantal observanten aanwijzen en ieder een onderwerp (luisteren, doorvragen, samenvatten) geven om te observeren. Vervolgens bespreek je de observaties plenair.
Evaluatie Hoe heb je de training ervaren?
25-3-2014
Instructie: Plaats twee stoelen (naast elkaar) voor de klas. Plak op een van de stoelen een groene vel papier en op de ander een rode vel papier. Groen staat voor prettig en rood voor onprettig. Geef vervolgens aan dat je erg benieuwd bent naar hoe ze de training hebben ervaren en nodig één voor één een aantal deelnemers naar voren. De regel is wel dat je eerst op de groene stoel gaat zitten! Afrondend kun je zelf ook op de stoel zitten om de groep iets terug te geven.
16
Deel 2 Training Presenteren
17
Doelen -de student krijgt meer inzicht in de aandachtspunten bij de voorbereiding van een presentatie. -de student leert uit welk onderdelen een presentatie bestaat. -de student krijgt inzicht waar hij/zij op moet letten tijdens het uitvoeren van een presentatie. -de student gaat oefenen met een presentatie. Deelnemers 20-25 studenten uit het (V)MBO. Indien het mogelijk is, is het voor het beste resultaat wenselijk dat de groepen uit 10-12 studenten bestaan. Werkvormen De training duurt minimaal 90 minuten en wordt klassikaal aangeboden. De module wordt afgestemd op het niveau van de studenten. Er wordt gebruikt gemaakt van interactieve werkvormen. Samenwerken in kleine groepjes staat centraal. Zo verhoog je de kansen op het succesvol verwerven van kennis en vaardigheden. Het is belangrijk dat ieder student de gelegenheid krijgt om te presenteren en feedback te ontvangen. Bij een grote groep kun je vragen om een trainingstijd van 120 minuten. Als dit organisatorisch niet haalbaar is, kun je in overleg met de K!X-coördinator besluiten dat hij/zij tijdens een ander lesmoment (bijvoorbeeld mentoruur) de studenten die niet aan bod zijn gekomen de ruimte geeft om te presenteren..
18
Programma Tijd 3 min.
Activiteit Introductie
Inhoud Inhoud van de training
7 min.
Inleiding Door middel van Klassengesprek klassengesprek achterhalen wat de ervaringen zijn.
7 min.
15 min.
Theorie
15 min.
Powerpoint presentatie
5 min.
Opdracht op papier, voorbeeld bolletjesschema, feedbackFormulier, flip-over, stift, plakband/tape
-Aandachtspunten bij de voorbereiding van een presentatie
Duur 3 min.
Benodigdheden Powerpoint presentatie
-Onderdelen bij een presentatie -Hoe presenteer je jezelf
-Rust bouwen in je presentatie 60 min.
5 min.
Opdracht – Interview en presenteer je medestudent
Evaluatie
-Uitleg opdracht en indeling groepen
30 min. -Voorbereiding dmv interview in groepen van twee 15 min. 1e interview 15 min. 2e interview -Presentatie per student (incl. feedback) 5 min. (afhankelijk van de tijd, zullen er 5 studenten aan de beurt komen)
25 min.
Uitleggen en post-its uitdelen (2 per student)
1 min.
Uitvoeren
3 min.
Ophangen op het bord
1 min.
Totaal
90 min.
19
Post-its, pennen
Voorstellen & introductie (3 min.)
Wat staat er op het programma? • Doel van de training • Ervaringen • Theorie • Interview • Korte presentatie + feedback • Evaluatie
24-2-2014
Instructie: Noem de verschillende programmaonderdelen. Leg het doel van deze training uit, namelijk het versterken van je presentatievaardigheden.
Aan het eind van deze training... • ...heb je meer inzicht in de aandachtspunten bij de voorbereiding van een presentatie;
•…weet je uit welk onderdelen een presentatie bestaat; • ...heb je gezien waar je op moet letten tijdens het uitvoeren van een presentatie; • ...heb je geoefend met een presentatie; • ...heb je feedback ontvangen op je presentatietechnieken.
23-2-2014
Instructie: Neem de bovenstaande punten door.
20
Inleiding ( 7 min. ) Start met een klassengesprek. Dit is een bruikbaar middel om achter bepaalde informatie te komen. Je kunt door het klassengesprek achterhalen wat ze weten over presentatie/presenteren en hoe ze het ervaren. Vragen die je eventueel zou kunnen stellen: -Met welk regelmaat wordt er gepresenteerd tijdens de opleiding of op de stage? -Hoe was de laatste ervaring? -Wat gaat er prettig, wat wordt er als moeilijk/eng ervaren? -Waar wil men in groeien of beter kunnen? Start vervolgens met het behandelen van de theorie, door de volgende dia te laten zien. Theorie (15 min.)
Wat is presenteren? Het geven van een voordracht aan een (grote) groep mensen.
Voor een goede presentatie is een stevige voorbereiding belangrijk!
23-2-2014
21
Aandachtspunten bij de voorbereiding • Doel • Publiek • Boodschap • Organisatorische aandachtspunten
23-2-2014
Instructie: vraag de studenten wat er met de bovenstaande begrippen worden bedoeld en toon vervolgens de volgende vier dia’s om het toe te lichten.
Doel •Informeren •Overtuigen
•Activeren •Motiveren •Amuseren
23-2-2014
Instructie: Als eerste bepaal je het doel van je presentatie. Je stelt jezelf de vraag wat je met je presentatie wil bereiken. Meestal gebruik je meerdere van deze doelen, maar je hebt altijd een hoofddoel. Wil je mensen activeren om iets te doen dan zal je ze altijd informatie moeten geven. Vraag de studenten voorbeelden te geven en geef indien nodig aanvullingen. Informatie -Informeren: Kennis overdragen. Bijvoorbeeld verslag doen van een gebeurtenis, spreekbeurt of je stagebedrijf presenteren aan je medestudenten. 22
-Overtuigen: Beïnvloeding van de mening of houding van de toehoorder. Bijvoorbeeld je medestudenten overtuigen dat een bepaalde theorie beter is of een project. Hierbij is het belangrijk dat je er zelf volledig in gelooft en zekerheid uitstraalt. -Activeren:Je wil je publiek aansporen tot handelen (tot een bepaalde actie). Hiervoor moet je ze overtuigen, argumenten aandragen. Bijvoorbeeld een politieke toespraak, een presentatie waarom jij de klassenvertegenwoordiger moet worden of bij de studentenraad moet. -Motiveren: Een motiverende doelstelling gaat verder dan een overtuigende. Je overtuigt je publiek niet alleen, maar bereikt ook dat ze bereid zijn om iets te doen of laten. Bijvoorbeeld een stagemarkt bezoeken of je opgeven voor een workshop. -Amuseren: Je wilt dat je publiek een leuke tijd heeft. Een voorbeeld is een dankwoord of een tafelspeech.
Publiek • Welke doelgroep verwacht je bij je presentatie? •Wat is het niveau van je doelgroep? •Wat is de relatie tussen jou en je publiek?
23-2-2014
Instructie: Vraag de studenten wat er met het bovenstaande wordt bedoeld en ligt toe. Een presentatie dient je publiek aan te spreken. Het is dan ook handig om bij je presentatie rekening te houden met de belangstelling en de voorkennis van je publiek. De student zal zijn doel het beste bereiken als de presentatie aansluit bij het niveau van het publiek. Het publiek moet begrijpen waar je presentatie over gaat. Als je de presentatie houdt voor je medestudenten zal je voorbeelden moeten behandelen die daarbij passen. Tenslotte is het belangrijk om rekening te houden met de toon, stijl en taalgebruik.
23
Boodschap •Wat wil je vertellen? •Wat wil je overbrengen?
•Welke onderwerpen moeten zeker aan bod komen?
23-2-2014
Instructie: Er is zo veel informatie over je onderwerp waardoor je vaak niet weet wat je wel of niet moet vertellen. Het is handig om de bovenstaande vragen daarvoor door te nemen.
Organisatorische aandachtspunten •Hoeveel tijd is er beschikbaar voor je presentatie? •Welke hulpmiddelen kun je inzetten?
•In wat voor ruimte vind je presentatie plaats?
23-2-2014
Instructie: licht toe op welke manier de bovenstaande punten effect hebben op de presentatie. Informatie Tijd heeft invloed op de inhoud van je presentatie. Als je 5 minuten de tijd krijgt, zal je je presentatie anders moeten voorbereiden dan bij 30 minuten.
24
Maak gebruik van hulpmiddelen (voorwerpen) om je thema te verbeelden. Hierbij kun je denken aan foto’s, dia’s en flip-over. Zo kan je makkelijk de aandacht vasthouden. Zorg bij een flip-over voor een duidelijk leesbaar handschrift. Tot slot is het belangrijk om te weten in wat voor ruimte je een presentatie gaat geven. Als het een kleine ruimte is, zal het bijvoorbeeld lastig zijn om een projector te gebruiken. Mocht het een te grote ruimte zijn, is het handig om je publiek te vragen om bij elkaar te zitten ipv verdeeld over de ruimte. Dat zorgt ervoor dat je makkelijker oogcontact kan maken.
Presentatie voorbereiden Een presentatie bestaat uit drie delen: •Inleiding
•Kern •Slot
Het is belangrijk dat deze drie delen samen één geheel vormen.
23-2-2014
Instructie: Een presentatie dient een overzichtelijke opbouw te hebben. Het publiek moet de presentatie in een keer begrijpen. Alle presentaties hebben een ‘standaardopbouw’ die de samenhang bevordert.
25
Inleiding •Publiek welkom heten •Jezelf voorstellen •Onderwerp en opbouw van je presentatie doornemen •Aangeven hoe lang de presentatie zal duren •Duidelijk maken wanneer er gelegenheid is om vragen te stellen
24-2-2014
Instructie: indien nodig toelichten of voordoen. De inleiding moet belangstelling bij je publiek opwekken. Het moet je publiek verleiden en nieuwsgierig maken om er verder naar te luisteren. Tevens moet de inleiding duidelijk maken waar je presentatie over gaat. Introduceer je onderwerp en kondig aan hoe de presentatie is opgebouwd. Het is prettig voor je publiek als ze weten wat ze kunnen verwachten.
Kern •Zorg voor een logische volgorde •Laat de geselecteerde informatie duidelijk aan bod komen •Gebruik visuele hulpmiddelen
23-2-2014
Instructie: De kern is het belangrijkste onderdeel van je presentatie. Hierin bespreek je het onderwerp. Je werkt je onderwerp uit in een aantal deelonderwerpen en kan hierbij gebruik maken van visuele hulpmiddelen ( tabellen, grafieken, schema’s etc.). Visualiseringen
26
kunnen presentaties duidelijker, aantrekkelijker en efficiënter maken . Het kan de aandacht van je publiek trekken en de informatie beter onthoudbaar maken.
Slot •Zorg dat je presentatie goed wordt afgesloten •Geef je publiek de gelegenheid om vragen te stellen •Bedank het publiek voor de aandacht
23-2-2014
Instructie: Het slot heeft tot doel de presentatie af te ronden. Dit kan je op verschillende manieren doen. Bijvoorbeeld door een samenvatting te geven of een conclusie te trekken. Vervolgens maak je de overstap van het voorbereiden van je presentatie naar, hoe presenteer je jezelf. Stel eerst de vraag waar je rekening mee moet houden als je jezelf presenteert en laat vervolgens de dia zien.
Hoe presenteer je jezelf? •Maak oogcontact met iedereen in het publiek •Zorg dat je een actieve houding aanneemt
•Let op je stemgebruik •Zorg voor duidelijke articulatie •Kom in gepaste kleding
23-2-2014
Instructie: sta bij ieder punt stil en licht toe waarom het zo belangrijk is.
27
Informatie -Oogcontact:Tijdens een presentatie is oogcontact met je publiek zeer belangrijk. Laat je blik langs de toehoorders gaan. Als je oogcontact maakt, druk je uit dat je geïnteresseerd bent. -Actieve houding: Met je lichaamshouding druk je uit of je open staat voor contact met je publiek. Zorg voor een open houding door je armen los te laten en af en toe te bewegen. Gebruik handen en voeten om je presentatie kracht bij te zetten. Een gesloten houding (gekruiste armen, stokstijf op een plek of achter een tafel) creëert meer afstand en kan een gespannen indruk geven. -Stemgebruik: De stem is de spiegel van de ziel. Je publiek hoort aan je stem of je gespannen bent of niet. Een goede, vaste stem begint met ademhaling. En ademhaling, op zijn beurt, begint met een goede houding. Sta met beide voeten stevig op de grond, ontspan schouders en houd je hoofd rechtop. Breng variatie in je toonhoogte. Dat zorgt ervoor dat je de aandacht vasthoudt. -Articulatie: Als je publiek je niet verstaat omdat je binnenmonds mompelt, kan dat de presentatie verstoren. Probeer duidelijk te spreken, neem de tijd. -Gepaste kleding: Het is belangrijk om je kledingstijl af te stemmen op je publiek. Presenteer je een serieus onderwerp aan de opleidingsmanager, is het verstandig om je netjes te kleden. Bij de start (klassengesprek) heb je het met de deelnemers gehad over hun ervaringen. Vraag welke tips zij voor elkaar hebben om met ‘zenuwen tijdens een presentatie’ om te gaan (wat voor meer rust en ontspanning zal zorgen tijdens het presenteren). Neem vervolgens de volgende dia door.
Rust bouwen in je presentatie •Een goede voorbereiding zorgt voor meer ontspanning. •Onderdruk je gevoelens niet. Gezonde spanning hoort erbij. •Door je eerder bekend te maken met de ruimte kun je meer rust inbouwen. •Leerpunten tijdens je presentatie bieden waardevolle informatie. Gebruik dit in je voordeel.
23-2-2014
28
Vragen?
28-3-2014
Instructie: Geef de studenten de gelegenheid om vragen te stellen over de vorige dia’s. Opdracht (60 min.)
OPDRACHT INTERVIEW EN PRESENTEER JE MEDESTUDENT
28-3-2014
Instructie: Vraag de studenten tweetallen te vormen (met een student uit de klas die ze niet zo goed kennen). Deel de opdracht, flip-overs en stiften uit. De opdracht is om elkaar te interviewen op verschillende leefgebieden. Hiervoor maken ze gebruik van een bolletjesschema zie voorbeeld bijlage 2). Teken een bolletjesschema op het bord of neem een voorbeeld bolletjesschema mee om het te laten zien aan de studenten. Mochten de studenten eerder de training ‘communicatie’ hebben gehad, is het handig om de link te leggen naar LSD. Alvorens de studenten starten met presenteren, geef je weer kort 29
instructie. Laat het feedbackformulier zien en leg uit dat er bij ieder presentatie feedback gegeven zal worden. Er zal willekeurig iemand uit de klas gekozen worden om het formulier in te vullen tijdens de presentatie en gevraagd worden om het na de presentatie te delen met de rest van de groep. De regel hierbij is ook dat je start met het positieve. Je kan er ook voor kiezen om twee studenten te laten observeren (aandachtspunten op feedbackformulier verdelen). OPDRACHT – INTERVIEW EN PRESENTEER JE MEDESTUDENT Interview een medestudent die je nog niet zo goed kent! Dit doe je door vragen over thema’s als school/werk/vrijetijd/interesses/familie/roots/vrienden etc. aan elkaar te stellen. Hieronder een opzet met een aantal vragen. Je bent zo vrij om ook andere vragen te stellen. Hierna zal jij de persoon die je hebt geïnterviewd, presenteren aan de groep (zorg dus voor een duidelijke en overzichtelijke presentatie op papier)!Succes! Vragen die je kunt stellen: Persoonlijk: -Hoe oud ben je? -Waar ben je geboren? -Wat is je culturele achtergrond? Gezin: -Uit wat voor soort gezin kom je? -Wat is het belangrijkste wat je hebt meegekregen? Opleiding: -Welke opleiding(en) heb je hiervoor gedaan? -Wat maakt dat je voor je huidige opleiding hebt gekozen en hoe ervaar je het? -Welk vak/onderdeel boeit je het meest en welk het minst? -Wat wil je na je huidige opleiding doen? Werk: -Werk je naast je opleiding? Zo ja, licht toe. -Waar wil je in de toekomst aan de slag? Wat lijkt je daar zo interessant aan? Dromen: -Wat zijn je dromen? - Wat wil je over vijf jaar bereikt hebben? Vrijetijd/interesses: - Hoe breng je je vrijetijd door? - Doe je aan sport? Of heb je er vroeger iets mee gedaan? - Wat doe jij graag met vrienden/familie? Zo kun je meerdere vragen bedenken! 30
FEEDBACKFORMULIER Opbouw presentatie Hoe is de opbouw van de presentatie? Denk hierbij aan de volgende punten: Inleiding Kern ( denk aan volgorde thema’s) Slot Lichaamshouding Hoe staat hij/zij voor de groep? Denk hierbij aan de volgende punten: -Schouders -Handen -Open houding Oogcontact Maakt hij/zij oogcontact met iedereen in de ruimte? Stemgebruik Hoe praat hij/zij voor de groep? Denk hierbij aan de volgende punten: Duidelijk/Rustig/haastig Eentonig/ boeiend Hulpmiddel (flip-over) Hoe was zijn/haar flip-over? Hierbij kun je denken aan de volgende punten: -Overzichtelijk/helder -Steekwoorden/ veel tekst -Duidelijk handschrift -Leesbaar op afstand
31
Evaluatie (5 min.) Hang twee flappen op het bord (bij een oud schoolbord kun je een lijn trekken in het midden). Schijf links prettig en rechts minder prettig/tips. Geef alle studenten twee post-its (indien mogelijk een rode en een groene, anders twee geeltjes). De studenten schrijven op de eerste post-it wat ze vandaag prettig hebben ervaren en op de tweede wat ze minder prettig hebben ervaren (eventueel met een tip). Al deze post-its worden door de studenten op het bord geplakt.
32
Bijlage 1 Woordweb
33
Bijlage 2 Bolletjesschema
Gezin Dromen
Persoonlijk
Vrienden
Interesses
Naam
Vrijetijd
????
Werk Opleiding
34