Traditionele hulpverlening bij de Hindoestanen
Titel Traditionele hulpverlening bij de hindoes Auteur drs. Raj Gainda Editie 2e herz. druk Uitgave Rotterdam : Hindi Instituut Nederland, 1996 Overige gegevens 41 p. ; ill. Annotatie 1e dr.: 1987. - Met lit. opg. ISBN/ISSN/ISMN 9072282019 Trefwoord(en) Hindoestanen, hulpverlening, Nederland, SISO 328.7
Inleiding Dit artikel gaat over de hulpverlening aan de Hindoestanen in Nederland door de Hindoestanen zelf met min of meer traditionele, typische, cultuurgebonden hulpverleningsmethoden en -technieken. Door beschrijving van deze hulpverlening(-smethoden) probeer ik een eerste aanzet te geven tot verder onderzoek dat kan leiden tot verbetering ervan en mogelijke integratie in de Nederlandse situatie. Een ander doel is aan niet-ingewijde hulpverleners informatie te verstrekken over de hulpverlening aan of door de Hindoestanen zodat zij meer en beter kunnen doorverwijzen naar hulpverleners die hun traditionele of typische methoden toepassen. Ik richt mij in dit artikel in het bijzonder tot de niet-ingewijde hulpverleners die te maken krijgen met Hindoestanen omdat ik weet dat tijdens de opleiding van deze hulpverleners niet of nauwelijks aandacht besteed wordt aan de hulpverlening door en hulpverleningsmethoden van de verschillende etnisch-culturele bevolkingsgroepen in Nederland in het algemeen en de Hindoestanen in het bijzonder. Veel van deze werkers weten niet eens dat er tientallen van zulke (traditionele) methoden bestaan. Vandaar dat ik een beroep wil doen op hulpverleners zoals huisartsen, psychiaters, psychotherapeuten, maatschappelijk werkers, sociale dienstverleners, pastorale werkers en anderen dat zij de Hindoestaanse hulpverlening(-smethoden) als volwaardige hulpverlening(-smethoden) leren kennen en waarderen. Dit kennen en waarderen zou tevens moeten leiden tot op zijn minst een goede doorverwijzing en het nemen van consult. In paragraaf 1 worden enkele veel voorkomende begrippen omschreven en wordt er summier ingegaan op de hulpverlening aan de Hindoestanen in Nederland. In paragraaf 2 worden de typische hulpverlening(-smethoden) en de daarmee samenhangende eigenaardigheden van de Surinaamse Hindoestanen in Nederland beschreven. Tevens wordt er ingegaan op enkele problemen die met deze methoden, technieken en strategieën verholpen kunnen worden. Paragraaf 3 gaat over het hulpverleningssysteem in Nederland en de knelpunten en mogelijkheden voor consultatie en doorverwijzing van Hindoestaanse cliënten daarbinnen. Vervolgens geeft paragraaf 4 een nabeschouwing die vooral de relatie tussen algemeen en categoriaal welzijnswerk t.b.v. de Hindoestanen onder de loep neemt. Paragraaf 5 bevat een samenvatting, trekt enkele conclusies en doet wat aanbevelingen.
1 Introductie In deze paragraaf worden enkele begrippen omschreven en mijn betrokkenheid bij de Hindoestaanse hulpverlening uit de doeken gedaan. Verder wordt er ingegaan op de situatie en de rol van deze hulpverlening binnen de Nederlandse maatschappij en wordt mijn motivatie om over dit onderwerp een artikel te schrijven beargumenteerd. De Surinaamse Hindoestanen zijn afstammelingen van Brits-Indische emigranten. Hun cultuur heeft als basis de Indiase cultuur van de provincies Bihar en Uttar Pradesh en hun godsdienst is een vorm van het Hindoeïsme. Voor het begrip Hindostaan geldt de bovenstaande omschrijving, doch de godsdienst is dan niet relevant. Bij de term Hindoe domineert de godsdienst. Zo kunnen ook Hollanders Hindoes zijn. Daarom wordt soms ook de term Hindoestaans gebruikt. Hiermee bedoel ik dan Hindoes met als moederland Suriname. Evenals ieder ander volk hebben ook de Hindoestanen in de loop der jaren methoden ontwikkeld om mensen, die op de een of andere wijze ontevreden waren met hun bestaande situaties en streefden naar betere situaties, deskundig te kunnen helpen. Deze methoden hebben betrekking op zowel materiële en immateriële als op lichamelijke en geestelijke aspecten van welvaart en welzijn. Met hun komst naar Nederland hebben de Hindoes vanzelfsprekend ook hun hulpverleningsmethoden meegenomen. Net zoals zij en hun voorouders indertijd deze methoden van Brits-Indië meegenomen hadden naar Suriname. Het Nederlandse systeem van lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg erkent deze methoden nog steeds niet voldoende en houdt er te weinig rekening mee. Dit zorgt ervoor dat deze methoden buiten het officiële hulpverleningscircuit blijven. Dit vind ik betreurenswaardig omdat: er officieel en opzettelijk verhinderd wordt dat een bevolkingsgroep de hulp krijgt die zij zelf wil, die bij haar past en die soms adequater is dan vreemde methoden; culturele verworvenheden van een achtergestelde groep niet gewaardeerd wordt. Dit leidt tot frustraties bij de groep, belemmert de inburgering van deze groep en staat haar welvaart en welzijn in de weg. De achterstelling zorgt ervoor dat een bevolkingsgroep haar achterstand niet voldoende kan wegwerken. Erger nog, de achterstand wordt door de achterstelling nog groter gemaakt. Hindoes die een opleiding tot maatschappelijk werker volgen, worden slechts getraind in het toepassen van westerse hulpverleningsmethoden. Zij krijgen geen mogelijkheid om zich te bekwamen in de vele Hindoe hulpverleningsmethoden, -strategieën en -technieken. Dit is volgens mij een kwalijke zaak omdat hierdoor vooral de Hindoestaanse cliënten gedupeerd worden. Er mag mijns inziens een appèl gedaan worden op vooral de Hindoestaanse agogen dat zij opkomen voor hun (traditionele) hulpverleningsmethoden en hulpverleningssysteem. Door deze te bestuderen, inventariseren, beschrijven, beschouwen, verbeteren en te propageren, kunnen zij ervoor zorgen dat deze methoden de erkenning en toepassing krijgen die zij verdienen. Ik ben ervan overtuigd dat de Hindoestaanse methoden op hun minst even ontwikkeld zijn als de westerse methoden en in veel opzichten en bij diverse problemen effectiever toegepast kunnen worden op de Hindoes. Tot deze overtuiging ben ik gekomen door jarenlang ook beroepsmatig hulp te verlenen aan Hindoestanen. Zelf ben ik van geboorte een Hindoestaan en ben in Suriname opgegroeid tussen verschillende etnisch-culturele bevolkingsgroepen. Zo heb ik mee mogen maken hoe geestelijken van verschillende godsdiensten mensen van hun klachten en problemen hebben verlost. Ik heb
Creoolse, Javaanse, Islamitische en Hindoestaanse hulpverleners (over het algemeen geestelijken) bezig gezien en heb reeds vroeg geleerd dat deze geestelijken mensen kunnen genezen en heb ook geleerd deze hulpverleners te respecteren en hun methoden te waarderen. In Nederland volgde ik een puur westerse opleiding tot sociale dienstverlener en vervolgens tot maatschappelijk werker. Op een gegeven ogenblik merkte ik dat ik wisselvallige gevoelens en gedachten had gekregen m.b.t. de geestelijken als hulpverleners. Ik begon te twijfelen aan hun kundigheid en de effectiviteit van hun methoden. Toen ik in mijn praktijk als hulpverlener bij een algemene welzijnsinstelling te maken kreeg met Hindoestaanse cliënten waarbij wij met de westerse methoden niet vlot genoeg vorderingen maakten, en soms helemaal niet vooruit kwamen, begon ik mij af te vragen of deze cliënten misschien beter te helpen zouden zijn met hun eigen methoden. In deze denkrichting werd ik gestimuleerd door het boek "Geesten genezen, Ethnopsychiatrie als nieuwe richting binnen de Nederlandse antropologie' van de Surinaamse cultureel antropoloog Wooding. Als Surinamer kende ik het verschijnsel winti. Woodings boek overtuigde mij van de effectiviteit van de winti methode. Tevens werd ik geïnspireerd om de hulpverleningsmethoden van de Hindoes te exploreren, het gedrag van de Hindoes te observeren en over hen en hun problemen na te denken. Voor mijn agogisch handelen betekende deze herwaardering en nadenken dat ik bij Hindoestaanse cliënten zoveel mogelijk rekening houd met hun eigenaardigheden. Bij cliënten uit andere etnisch-culturele bevolkingsgroepen pas ik slechts westerse methoden toe omdat ik ,helaas, hun eigen methoden niet ken. Wel verwijs ik hen vaker door naar hulpverleners van hun eigen groep. Ik hoop dat werkers van de diverse etnisch-culturele bevolkingsgroepen over zullen gaan tot het beschrijven en toepassen van hun eigen methoden. Dit zal zeker leiden tot een verrijking van de keuzemogelijkheden en de effectiviteit en efficiëntie van de hulpverlening. In dit kader bezien zijn de decategorisatie van en de bezuinigingen bij de gezondheidszorg en het welzijnswerk te betreuren. Er mag gehoopt worden dat bij de eerstelijns (algemene) instellingen voldoende leden van diverse etnisch-culturele bevolkingsgroepen tewerk gesteld zullen worden. Een bijdrage tot methodiekbeschrijving en -ontwikkeling zal dan mijns inziens beter verwacht kunnen worden uit de hoek van de categoriale tweedelijns instellingen waar we het hogere kader kunnen vinden.
2 Hulpverlening en hulpverleningsmethoden In deze paragraaf wordt eerst een opsomming gegeven van enkele belangrijke kenmerken van de Hindoestaanse hulpverlening en hulpverleningsmethoden. Daarna wordt beschreven wie de verschillende hulpverleners zijn en hoe ze tewerk gaan. Hierbij is tegelijk de uitbezemingstechniek beschreven om de materie duidelijk te kunnen presenteren. Vervolgens wordt ingegaan op de bronnen waaruit de hulpverleners hun kennis vandaan halen. Ten slotte worden verschillende hulpverleningsmethoden, -technieken en -strategieën beschreven, waarbij meestal aangegeven wordt voor welke problemen of probleemcategorieën ze toegepast worden.
2.1 Algemene kenmerken 1 De Hindoestaanse hulpverleningsmethoden zijn ontstaan of hebben hun vorm gekregen in India, het land waar de Hindoes hun cultuur gevormd hebben. Het is begrijpelijk dat deze methoden in Suriname veranderingen ondergaan hebben en in Nederland een veranderingsproces meemaken. Ze zijn soms zeer oud en hebben een lange ontwikkelingsgeschiedenis. Reeds in de Rigveda (2000 v. Chr. tot 500 v.Chr.)
zijn strategieën en technieken beschreven die als een hulpverleningsmethode beschouwd kunnen worden. In de Atharvaveda komt bij voorbeeld de gedachte omtrent de zonde als oorzaak van ziekte en leed naar voren. De godheid Agni veroorzaakte als vergelding de koorts en Rudra veroorzaakte hevige, stekende pijnen. Om de lijders te helpen schreven de priesters zoenoffers voor en konden ze middels bezwering van ziektedemonen en uitspreken van helende toverspreuken (mantra's) genezing teweeg brengen. Het hoofdmotief bij het smeekoffer is een deal die de offeraar met de goden maakt: door iets te geven hoopt hij iets terug te krijgen. Bij problemen offert hij aan de goden en verwacht dat de goden op hun beurt heil zullen verschaffen. Met het smeekoffer kan ook bedongen worden dat men van onheil gespaard wordt. Ook blijkt uit de Atharva veda dat toediening van geneeskrachtige kruiden gepaard ging met bezweringsformules. Naast de heelmeesters met hun rationele, empirisch gefundeerde medische praktijk treedt in de Veda's de priester op als genezer. Zijn praktijk kwam waarschijnlijk voort uit de gedachte dat de geest en het lichaam één geheel vormen waarbij handelingen uit het (verre) verleden in het hier en nu problemen kunnen veroorzaken (holistische benadering). Als kenner van de goden- en de mensenwereld was de priester dus de persoon bij uitstek die zieken kon genezen en problemen oplossen. Surinaamse Hindoestaanse priesters genezen ook nu nog lichamelijke of psychosomatische pijnen met bezweringsformules. Hoewel ze daarbij weinig of geen kruiden gebruiken, raden ze de cliënten toch vaak aan sommige plantendelen uit te proberen. Bij voorbeeld de voor heilig geziene heester tulsi (ocimum sanctum) en de nim (azadirichta indica). 2
Ze passen binnen de Indiase leef- en denkwereld; een wereld die gekenmerkt kan worden als een die met behoud van het eigene veel vreemde elementen uit andere culturen overgenomen heeft. Ook de Surinaamse Hindoes behouden in multiculturele samenlevingen hun eigen identiteit en nemen tegelijk bruikbare cultuurgoederen van anderen over: gedragingen worden afgeleerd omdat ze in de nieuwe situatie funeste gevolgen (kunnen) hebben; bepaald gedrag wordt behouden om vervreemding te voorkomen; nieuw gedrag wordt geleerd om het welzijn te vergroten. Deze motieven gelden min of meer ook voor de hulpverlening en de hulpverleningsmethoden.
3
Een ander typisch kenmerk van de Hindoestaanse hulpverleningsmethoden is dat er naast een moderne, aangepaste methode ook de oudere vormen ervan zijn blijven bestaan en dus ook toegepast worden.
4
De toepassing van deze methoden zijn traditioneel en volgens de leer meestal aan bepaalde groepen of personen voorbehouden: professiebescherming, specialisme vorming. Mythen en mystificatie spelen een belangrijke rol. Moderne invloeden en opkomst van westers opgeleide beroepshulpverleners zorgen voor de nodige meningsverschillen en deining. Hierdoor worden de traditionele en moderne hulpverleningsmethoden, het hulpverleningssysteem en de rol en functie van de hulpverlener af en toe ter discussie gesteld.
5
Het geloof, de godsdienst en de religie spelen bij deze methoden een grote rol. Bij de
Hindoes zijn het geloof en de religie niet te scheiden van het gewone, dagelijkse leven en de verschillende wetenschaps- of kennisgebieden. Derhalve dient bij de hulpverlening vaak meer gelet te worden op de beleving, waardering en interpretatie van de cliënt dan op de feiten en omstandigheden. 6
De methoden zien het lichaam en de ziel, de mens heeft verschillende soorten lichamen en zielen, als een micro eenheid die een deel is van de macro eenheid: God. In de methoden gaan het aardse en het bovennatuurlijke samen; ze werken op elkaar ook als oorzaak en gevolg naast het gegeven dat bepaalde analoge gebeurtenissen beïnvloedbaar zijn door het wijzigen/beïnvloeden van een der gebeurtenissen. De methoden zijn vaak holistisch van aard, waarbij niet slechts de geest en het lichaam als een geheel gezien worden, maar in wezen gezien wordt als een functionele eenheid, als een deel van de kosmos, een deel van God. Cliënten willen vaak niet weten 'wat' er aan de hand is en 'hoe' het in elkaar zit, maar 'waarom' juist hij hier en nu problemen heeft. Deze 'waaromvraag' wordt vaak vanuit het geloof en de religie beantwoord.
7
De reïncarnatietheorie speelt een belangrijke rol en bepaalt in grote mate het mens- en maatschappijbeeld waarop deze methoden gestoeld zijn. Ik ben van mening dat de reïncarnatieleer de belangrijkste zuil is waarop de Hindoestaanse gemeenschap haar wereld gebouwd heeft. Het is geen hoge uitzondering dat cliënten in een ongewenste situatie niet gemotiveerd zijn om uit die situatie te geraken of naar een betere situatie te streven. Ze kunnen zeggen dat hun bestaande situatie te wijten is aan "kwaad" dat ze in het verleden of vorige levens gedaan hebben en waarvoor ze nu opdraaien. Ze kunnen ook zeggen dat hun huidige probleemsituatie niet verdiend en niet terecht is. Genoegdoening zal dus in de (naaste) toekomst min of meer vanzelf plaats vinden: ze hebben geen hulpverlening nodig. Bij de individuele hulpverlening levert dit voor de hulpverlener weinig moeilijkheden op. Maar vaak is hulpverlening aan de Hindoestanen een familiezaak en meestal zitten niet alle direct of indirect betrokken familieleden op een zelfde lijn. Er zijn dan verschillende, soms tegenstrijdige, verwachtingen naar de hulpverlener toe wat tot gevolg kan hebben dat de hulpverlener binnen afzienbare tijd met meer problemen zit dan zijn cliënten.
8
Naast curatieve methoden zijn er ook preventieve methoden en veel methoden bevatten elementen uit beide soorten.
9
Er zijn geen echte professionele hulpverleners; in die zin dat mensen hun brood verdienen met enkel en alleen hulp verlenen. Voor de pandit (priester) is hulpverlening bij psychosociale problemen slechts een deel van zijn normale priesterswerk.
10
De mantra, (Sanskrit mantram; Sarnami mantar) sacrale spreuk of verbaal element van het hulpverleningsproces, neemt een fundamentele plaats in. Indien de mantra door de juiste persoon op de juiste plaats, de juiste tijd, de juiste wijze uitgesproken wordt en gepaard gaat met de juiste handelingen, dan zal een voorspelbaar gevolg, de genezing, niet uitblijven. De juiste handelingen of rituelen hebben naast een mystificerende waarde ook een symbolische betekenis. Bij de handelingen komen veel natuurproducten van pas. Aan deze producten worden bepaalde eigenschappen toegekend. Deze eigenschappen, krachten of zielen kunnen, doordat ze van de materie gescheiden worden of doordat ze geofferd worden, heling van ziekten en oplossing van problemen tot gevolg hebben.
Men bedenke dat volgens het Hindoeïsme ook de dieren, planten en dingen een ziel hebben. 11
De goden en de bovennatuurlijke wereld kunnen een rol spelen bij de problemen die de cliënt heeft. Cliënten zijn vaak zelf de oorzaak van hun problemen. Het is in eerste instantie aan hen te wijten dat ze problemen hebben. Probleemoplossing bestaat dan ook uit het teniet doen van de oorzaak en niet het bestrijden van de gevolgen. Oorzaken van problemen kunnen ook in de vorige levens liggen. Men denke hierbij ook aan de 'waaromvraag'.
12
Plichtverzaking wordt gezien als een belangrijke bron van ellende. Kinderen zijn bij voorbeeld verplicht (dharma) om voor hun ouders te zorgen. Ze zijn dit aan hun ouders schuldig. Daarnaast moeten ze kinderen verwekken, om zo de schuld van zelf verwekt te zijn af te lossen, en voor hen te zorgen. Door voor hun kinderen te zorgen brengen de ouders een balans in evenwicht: immers als kinderen zijn zij door hun ouders verzorgd geweest. Dus normen, waarden, doelstellingen en verwachtingen m.b.t. de loyaliteit spelen een centrale rol. Een rol die soms flink anders kan zijn dan bij westerlingen of mensen met een andere cultuur. Nietterugbetaalde schulden verstoren het kosmisch-, het persoonlijk- en het samenlevingsevenwicht en veroorzaken problemen. `Wat heb ik (in het verleden) verkeerd gedaan?' is een veel voorkomende vraag.
13
De en-en-mentaliteit in tegenstelling tot de of-of-mentaliteit. Cliënten zijn meer gericht op de oplossing van hun problemen. Met welke methode en door welke hulpverlener de oplossing bereikt wordt, spelen bij hen een ondergeschikte rol. Een Hindoestaanse cliënt is dan vaak in therapie bij diverse hulpverleners tegelijk. Het is geen uitzondering dat de cliënt niet vertelt dat hij door verschillende therapeuten geholpen wordt. Vaak is er sprake van bepaalde voorkeuren. Een Hindoe die bij voorbeeld denkt, of van wie gedacht wordt, dat hij door een geest in bezit is genomen, gaat, zolang hij niet genezen is, achtereenvolgens naar: zijn huispriester, een andere priester, een odjha, een Hindostaanse Islamitische genezer, een Creoolse hulpverlener (vaak een loekoeman). In deze rij neemt de Javaanse hulpverlener (vaak een dukun of een pandita) een wisselende plaats in van de Islamitische hulpverlener tot na de Creoolse hulpverlener. Soms komt het voor dat door twee of meer hulpverleners tegelijkertijd hulp verleend wordt. Vooral met deze en-en-mentaliteit dient bij consult of doorverwijzing rekening gehouden te worden. Zelf pas ik vaak partiële doorverwijzing toe en kan dit ook aanbevelen.
14
In tegenstelling tot de westerse stadscultuur zijn de Hindoestaanse geestelijke verworvenheden in afgelegen bosgemeenschappen (aasjrams) ontwikkeld door bejaarde wijze mannen. In hun aasjrams zorgden zij voor de opleiding van de jongeren. Bij die opvoeding werd ervan uitgegaan dat de leraar de waarheid onderwees. Vooral omdat hij geen eigen belang bij dit onderwijs had. Vandaar dat wij bij de hulpverleningsmethoden slechts weten hoe een handeling verricht moet worden, terwijl er weinig toelichting wordt gegeven waarom die handeling zo verricht dient te worden. De methoden zijn overwegend prescriptief; dwingend voorschrijvend van aard.
15
De relatie tussen de hulpverlener en de hulpvrager wordt gekenmerkt door veel macht en gezag bij de hulpverlener. Hij bepaalt volgens welke methode, waar en wanneer er hulp verleend zal worden. Aan de cliënt wordt weinig tekst en uitleg gegeven. Over het algemeen hebben de hulpvragers geen moeite met het accepteren van het gezag van de hulpverlener. Ik denk dat de hulpverlener vaak opzettelijk mystificeert en hierdoor tegemoet komt aan de behoefte/verwachting van de cliënt. Zo heeft de mystificatie een functionele rol. De hulpverleningscontext heeft een sacrale sfeer.
16
De meeste methoden dienen het probleem in 1 behandeling of sessie op te lossen.
17
De droom is een belangrijke bron van informatie bij het vaststellen van de diagnose. De bovennatuurlijke wereld gebruikt de droom van de mensen om boodschappen door te geven. Vandaar dat de Hindoe priesters zich ook bezig houden met droominterpretatie. Naast de droomuitleg neemt de interpretatie van de sagun (goed voorteken) en de awgun (slecht voorteken) een belangrijke plaats in: dit zowel bij het stellen van de diagnose als de hulpverlening wanneer de cliënt sterk in de sagun en awgun gelooft. Sagun is een goed voorteken en awgun is een slecht voorteken. Een sagun wordt gebruikt als motivatie om een handeling te verrichten. Bij awgun gaat het meer om het geestelijk bijstaan van de cliënt. Cliënten die sterk in de voortekens geloven, vragen aan de hulpverlener om die voortekens te interpreteren omdat zij de klok wel hebben horen luiden, maar niet precies weten waar de klepel hangt.
18
Er zijn ook specifieke methoden om de diagnose vast te stellen, zoals de astrologische almanak (patra) en tantrische symbolen. Dit zijn figuren met genummerde vakjes waarin de cliënt zonder te kijken met een vinger draait. Aan de hand van het nummer waar zijn vinger gestopt is, wordt in een bijbehorende lijst gekeken. Middels interpretatie van de tekst krijgt men aanwijzingen. Er zijn honderden van dit soort methoden en tantrische figuren waarmee de diagnose van een probleem gesteld kan worden.
19
Naast de "hoe-vraag" (oorzaak - gevolg relatie in engere zin) is de "waarom-vraag" (oorzaak-gevolg relatieverklaring in breder verband) erg belangrijk. Bij voorbeeld een oorzaakgevolg relatie aanrijdingbeenbreuk geeft geen antwoord op de vraag waarom juist die persoon op dat moment door die bestuurder op die plaats aangereden is. Het is juist deze waarom-vraag waar de traditionele hulpverlener een antwoord op probeert te zoeken. Dit lijkt een beetje op de reïncarnatietherapie.
20
Het Hindoestaanse hulpverleningssysteem heeft in Nederland een informeel karakter. Middels een informeel en persoonlijk netwerk van vrienden en familieleden komt een hulpzoeker in contact met een hulpverlener. Surinaamse en Hindoestaanse categoriale instellingen hadden een tamelijk goed functionerende subcultuur ontwikkeld waarbinnen het mogelijk was om ook traditionele hulpverleners bij hun werk te betrekken.
2.2 De hulpverleners De toepassing van veel Hindoestaanse hulpverleningsmethoden is voorbehouden aan bepaalde personen of groepen. Over het algemeen zijn de hulpverleners priesters (pandits). Meestal behoren de priesters tot de priesterklasse of brahmanen, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Naast de priesters vinden we de gevreesde en tegelijkertijd geëerbiedigde odjha's. Zij houden zich vooral bezig met de magie: zowel de zwarte als de witte. Over het algemeen worden met de technieken van zwarte magie iemand kwaad berokkend. Met de witte magie wordt voor iemand iets goeds, begerenswaardigs bereikt. Als op iemand zwarte magie toegepast is, kan deze magie of de gevolgen ervan door een tegen magie teniet gedaan worden. Ook de priesters passen lichte vormen van magie, over het algemeen de witte, toe. De guru is een persoonlijke geestelijke leider van de cliënt. Meestal is hij een brahmaanse priester. Wie een guru heeft, wendt zich bij problemen als eerste vaak tot hem. Aan het sterfbed tracht de erbij geroepen guru troost te bieden door het fluisteren van een mantra (heilige spreuk) in het oor van de stervende, die deze mantra voortdurend moet herhalen zolang hij ertoe in staat is. Voorts helpt de guru door het prevelen van gebeden en het voorlezen uit gewijde geschriften. De ayurwedi of kruidenkenner, homeopaat, is iemand die voor bepaalde lichamelijke klachten specifieke kruiden kent en de bereidingstechnieken beheerst. De toediening gaat veelal gepaard met bezweringsformules. De daai is een deskundige vroedvrouw/baker die de zwangerschap, bevalling en nazorg begeleidt. Zij kan bepaalde dranken of een dieet samenstellen, het lichaam masseren enzovoort. Vaak doet ze ook het werk van de tjamaain (koppelaarster). De koppelaarster speelde in Suriname een belangrijke rol. Naast het koppelen is zij, tegenwoordig ook een hij, vaak in staat hulp te verlenen bij huwelijksproblemen, verbeteren van de relatie tussen echtelieden en familieleden. Haar strategie is vaak erop gericht de helingspotentie van de grote sociale groep, de grootfamiliekrachten, te activeren. Een strategie die mijns inziens erop gebaseerd is dat bij Hindoestanen niet twee mensen, maar twee families met elkaar trouwen. Twee families aan elkaar koppelen is een moeilijk karwei, twee families van elkaar scheiden is een veel moeilijker karwei. De naaw is de handlanger van de priester en de cliënt. Hij behoort tot een der midden kasten (waish) en is niet alleen barbier, maar ook masseur, uitnodiger bij feesten en contactpersoon - soms zelfs bemiddelaar- bij scheef gegroeide situaties. Vooral bij hulpverleningsrituelen waarbij godsdienstige plechtigheden plaats vinden speelt de naaw als dienstverlener een belangrijke rol. Het behoren tot een bepaalde kaste speelt in Nederland volgens mij geen belangrijke rol. Ook gewone mensen treden vaak op als hulpverlener. Bijna iedere Hindoestaan kent een of andere hulpverleningstechniek. Met deze uitspraak bedoel ik bij voorbeeld: iemand die omgekeerd geboren is (bij de geboorte kwamen eerst de voeten naar buiten) kan door met de duim van zijn voet over de rugwervels te wrijven van iemand die naara heeft hem van deze naara genezen. Bij naara is een spier of iets dergelijks in de buurt van de navel in de buik van de cliënt verschoven. De verschijnselen hierbij zijn: diarree, lusteloosheid, geen eetlust, soms overgeven, lichamelijke aftakeling. Deze "gewone mensen" (soms zijn het juist bijzondere mensen, met bepaalde eigenschappen bijv. omgekeerd geboren zijn, of op een bepaalde astrologische tijd geboren zijn) beheersen vaak een of enkele technieken. Bekend, veel voorkomend zijn: iemand die een medicijn kan samenstellen en mag toedienen tegen stuip. Preventief. iemand die een medicijn kan bereiden en toedienen tegen slangenbeet, werkt als een vaccinatie. Preventief.
-
iemand die een drankje kan bereiden tegen boze geesten. Is preventief. Vaak gaan deze drankjes gepaard met rituele handelingen of bezweringsformules. iemand die een bepaalde uitbezemingstechniek (djhaare) kent. Bij voorbeeld gal of geelzucht wordt middels een djhaare-techniek verholpen.
Djhaare of uitbezemingstechnieken worden toegepast bij psychische klachten zoals boze oog; somatische ziekten zoals geelzucht; en psychosomatische klachten zoals lusteloosheid, buikpijn, rugklachten enzovoort. Bij geelzucht of galklachten doet de hulpverlener een bepaalde vloeistof in een koperen schaal, roert met een bundeltje duba gras (panicum sanctum) in de vloeistof, prevelt soms bepaalde mantra's en raakt met de schaal bepaalde lichaamsdelen van de cliënt aan. De genezing vindt plaats in 1 of enkele zittingen; al naar gelang de hevigheid van de ziekte. Bij chronische hoofdpijn neemt de hulpverlener enkele djhaaru's (gedroogde bijnerven van de bladeren van de kokospalm; vandaar de naam djhaare), meet ze met zijn handpalm en breekt ze af tot een bepaalde lengte. Terwijl hij mantra's prevelt, strijkt hij met de bezemstokjes over het lichaam van de cliënt en blaast af en toe lucht (eigenlijk de genezende, bezwerende energie van de mantra) in het gezicht van de cliënt. Dit heet phuke of blazen. Vandaar dat deze technieken ook djhaare en phuke genoemd worden. Hij kan de energie ook in een vloeistof of iets eetbaars (b.v. suiker) blazen en dit aan de cliënt geven om het te nuttigen. Meestal is 1 sessie voldoende. Indien nodig kan de behandeling enkele malen herhaald worden. Vooral de djhaare en phuke methoden worden behalve door de priesters vooral door de "gewone mensen" toegepast. De mantra's worden periodiek van nieuwe energie voorzien, anders verliezen ze hun kracht. Dit heet mantra djagaawe: het geboren laten worden of levend houden van de spreuken. Men verricht bepaalde precies voorgeschreven godsdienstige handelingen ter ere of ter versterking van een bepaalde godheid bij wie de mantra thuis hoort. Deze verering vindt regelmatig plaats. Vooral de Diwaali periode, dagen waarop het lichtfeest gevierd wordt, schijnt uitermate geschikt te zijn. Er zijn mensen die de geest/ziel van een overledene middels bepaalde technieken aan zich gebonden hebben. Dit heet bhut (geest, spook) djagaawe (tot leven laten komen). Zo iemand kan dan deze geest voor hem laten werken. Uiteraard moet hij deze geest steeds met tegenprestaties tevreden stellen en van tijd tot tijd versterken. Bhut djagaawe komt tegenwoordig weinig voor, of misschien toch niet want dit soort dingen vinden in het diepste geheim plaats. Bij bhut djagaawe is het lijk van een pas overledene, die over bepaalde uitzonderlijke kenmerken beschikt heeft, nodig. Dit in tegenstelling tot bhut pudje: het vereren van een ,vaak boze, geest. Een geest is een ziel die nog niet wedergeboren is. Door middel van bepaalde mantra's en mystieke handelingen kan iemand zo'n geest uit het rijk der doden aan zich binden. Men versterkt en eert deze geest en geeft de geest dingen die hij of zij waardeert of verricht handelingen die de geest behagen. Als tegenprestatie kan deze geest de wensen van de persoon vervullen. Iemand kan "zijn" geest zowel goede als kwade dingen laten doen. Vooral odjha's hebben een geest of bhut tot hun beschikking. Als de odjha op de een of andere wijze zijn verplichting tot de bhut niet nakomt, dan wordt hij door de bhut zwaar gestraft. De priesters hebben over het algemeen ook bovennatuurlijke krachten tot hun beschikking. Deze bovennatuurlijke krachten, God, goden, godinnen, geesten enzovoort, werken op dezelfde wijze als bij de odjha. De priester onderhoudt (paale) zijn bovennatuurlijke krachten en deze krachten helpen de priester om bij voorbeeld andere mensen te genezen. Vandaar dat de priester een heleboel nauwkeurig omschreven voorschriften in acht moet nemen en daarom ook is het niet iedereen toegestaan priester te worden. Althans niet bij iedereen zullen de mantra's helpen.
2.3 De bronnen De bronnen waarop de Hindoestaanse methoden gebaseerd zijn of waar ze beschreven worden, zijn: 1 geschreven materiaal: her en der verspreid in duizenden, vaak zeer oude, geschriften over allerlei onderwerpen. Paddhati's of methoden: dit zijn systematisch bijenkap gebrachte teksten die tezamen een methode vormen. De "Indra djaal" is bij voorbeeld zo'n methode waarvan in het bijzonder de odjha's gebruik maken. De observaties of praktische ervaringen en onderzoeksresultaten die opgenomen zijn in de diverse boeken en soms ondergebracht in een sutra of handleiding. Ontvangenis. Hierbij hebben enkele geestelijken, zieners en voorbeschikte personen van bovennatuurlijke krachten openbaringen ontvangen hoe bepaalde problemen opgelost kunnen worden. De geïncarneerde godheden hebben aan de mensen medicamenten en probleemoplossingsmethoden geleerd. Deze zijn in de literatuur opgenomen. Vooral bekend zijn de diverse maarags of wegen om welvaart en welzijn te bekomen. 2
Naast het boven genoemde schriftelijke materiaal wordt veel kennis mondeling overgedragen: een ouder familielid draagt over aan een jonger; een priester of soortgelijke draagt over aan zijn leerlingen en volgelingen.
3
Niet-Hindoestaanse methoden hebben sinds de komst van de Ariërs in India (2000 V Chr.) tot heden invloed gehad op de Hindoestaanse methoden. Enkele van deze niet-Hindoestaanse culturen/volken in het verleden waren: Skithen, Parthen, Grieken, Mongolen, Turken, Perzen, Arabieren, Mahrathen, Joden en Christenen.
In de moderne tijd is er invloed geweest van de Britten en andere westerlingen, en in Suriname zijn het vooral de (bosland-)creolen, indianen en Javanen geweest die de Hindoestaanse hulpverleningsmethoden verrijkt hebben. Veel koti (in- en uitwendige immunisatie) technieken hebben de Hindoestanen van de (bosland-)creolen overgenomen. Een koti kan als een soort vaccinatie gezien worden. Het woord koti betekent snijden en slaat niet zozeer op het vaccin maar op de regels die, indien ze niet in acht genomen zullen worden, de immunisatie teniet zullen doen. De Hindoestanen hebben van de andere Surinaamse etnisch-culturele bevolkingsgroepen vooral de preventieve hulpverleningsmethoden overgenomen en minder curatieve. Voor de curatieve behandeling kon men een beroep doen op de traditionele beoefenaars ervan. Toch ken ik enkele Hindoes die zeer vaardig zijn in het toepassen van boslandcreoolse technieken en methoden. Deze hebben zij van bevriende boslandcreolen geleerd.
2.4 De hulpverleningsmethoden, technieken en typische problemen 1
De djhaare-phuke (uitbezeming) Deze is in het voorgaande reeds terloops beschreven. Deze zijn eenvoudige, curatieve technieken die naast de priesters door veel gewone mensen toegepast worden. De helingskracht zit vooral in de mantra en het geloof van de cliënt dat de methode zal helpen. De wil om te genezen, de verwachting dat het middel het kwaad zal verhelpen en de oorzaak zal doen verdwijnen en het grote vertrouwen in de hulpverlener zijn aspecten van het hulpverleningsproces die de kans op succes vergroten. Denk maar aan het bekende placebo effect. Deze aspecten spelen in de traditionele hulpverlening een hoofdrol.
2
Gebedsgenezing De hulpverlener probeert via het gebed de gunst van de goden af te smeken en vergiffenis voor eventuele zonden, misstappen of overtredingen te vragen. Dit gaat vaak gepaard met het toedienen van gepurificeerde, van bovennatuurlijke krachten voorzien drankje of hapje.
3
Mantra's (heilige, krachtige spreuken) Middels de mantra wordt een bovennatuurlijke kracht gedwongen genezing te bewerkstelligen. Mantra's werken alleen als de hulpverlener bij de bovennatuurlijke kracht een positieve saldo heeft. Mantra's gaan vaak gepaard met rituele handelingen. Mantra's en rituele handelingen vormen tezamen met een bepaalde filosofie een specifieke methode. Derhalve kan de mantra gezien worden als een integraal deel van het hulpverleningsproces.
4
Nadjar (van het Turkse nazar) of boze oog Vooral kinderen kunnen bepaalde klachten krijgen als iemand hen met zogenaamde boze ogen aanschouwd heeft. De aanschouwer heeft niet de intentie gehad kwaad te berokkenen. Ook prijzende uitspraken van de aanschouwer kunnen kwade gevolgen hebben. Het zal wel begrijpelijk zijn dat, wanneer er nazar vermoed wordt, naar een boosdoener gezocht zal worden. Ik heb meer dan eens meegemaakt dat iemand van nazar veroorzaking beticht werd en als zondebok in een geïsoleerde positie gemanoeuvreerd werd. Verschijnselen: lusteloosheid, geen eetlust, huilen, overgeven. Nadjar wordt uitgebezemd: curatief. Aanbevolen wordt het kind een bad met blauwselwater te geven. Behandeling: eenmalig, indien nodig kan de behandeling herhaald worden. Preventieve maatregelen zijn: een zwarte kraal dragen, met blauwsel een vlekje op het lichaam aanbrengen. Eigenlijk komt het erop neer dat het kind symbolisch minder aantrekkelijk gemaakt wordt.
5
In bezit name door een geest (saitaan pakre) De bezetenheid is op een continuüm te plaatsen van zeer lichte, tamelijk ongevaarlijke vorm tot echte demonenpossessie waarbij genezing slechts plaats kan vinden middels hoogontwikkelde geheime technieken van exorcisme. Deze technieken worden door de odjha's en enkele hooggekwalificeerde priesters beheerst. Een lichte vorm van bezetenheid noem ik bij voorbeeld wanneer iemand een taboe niet in acht heeft genomen en hierdoor een geest mishaagd heeft. Dan kan deze geest vergeetachtigheid bij de persoon veroorzaken of materiële schade berokkenen. Middels eenvoudige
verzoeningstechnieken, zoals bidden, offeren, donaties en mantra's etcetera kan er genoegdoening plaats vinden. het komt erop neer dat in het hier en nu iets gedaan wordt waardoor de gevolgen van een daad in het verleden verandert. Een verstoorde balans wordt in evenwicht gebracht. Een zware vorm van demonenpossessie is wanneer een vijandig gezind iemand door een kenner van zwarte magie een kwade geest op de cliënt afgestuurd heeft met de bedoeling de cliënt het leven extra zuur te maken. Afhankelijk van de opdracht die de geest, over het algemeen een boze geest of demon, meegekregen heeft, zal de hevigheid van in-bezit-name en de klachten zijn. Verschijnselen bij zware vormen van possessie zijn: een onbekende taal spreken (glossolalie), wartaal spreken, exacte toekomstvoorspellingen doen en opheldering geven over het verleden, hevige lichamelijke pijnen die steeds van plaats veranderen, sterke toename van de lichaamskracht, helderziendheid en uitputting van het lichaam wanneer de geest dit verlaten heeft. Naast dit soort verschijnselen kunnen Hindoes gewoon aanvoelen wanneer er sprake is van possessie en schakelt men zo snel mogelijk een priester of odjha in. Vooral bij bezetenheid, en bijna altijd als deze regelmatig voorkomt en langdurig van aard is, worden ook andere Surinaamse traditionele hulpverleners ingeschakeld. Bezetenheid kan verschillende oorzaken hebben, zoals: opzettelijk door een vijand veroorzaakt. Cliënten geven dit vaak zelf aan door te zeggen dat "iemand iets gedaan heeft". Genezing vindt plaats door uitbanning en het aanbieden van preventieve middelen. Door een gedachte, gesproken woord of verrichte handeling heeft men de gramschap van een geest of godheid op de hals gehaald. De hulpverlener kan in dialoog treden met de geest en vernemen hoe genoegdoening plaats kan vinden. Vooral bij goede geesten of godheden komt men aan hun wensen tegemoet. Een onbelangrijke of slechte geest kan middels een vangtechniek gevangen en onschadelijk gemaakt worden. Soms wordt hierbij gebruik gemaakt van uien en knoflook zoals dat ook het geval was bij de duiveluitbanning door de Christenen in de Middeleeuwen. Als men aan overledenen niet terug betaalt, kunnen zij soms overgaan tot het lastig vallen van de nabestaanden. Dit terug betalen vindt op nauwkeurig omschreven wijze op vastgestelde tijden plaats. Het niet nakomen van de rinschulden kunnen problemen veroorzaken. Bij possessie is er uiteraard sprake van curatieve hulpverlening. Preventieve maatregelen en middelen zoals amuletten tegen boze geesten komen veel voor. Houd als lezer vooral goed in de gaten dat niet het feitelijk bestaan van de duivel ertoe leidt dat iemand bezeten wordt. Het is veelal het geloof in het bestaan van duivels dat leidt tot bezetenheid. Voor wie in geesten gelooft bestaan die geesten gewoon. Dat ze misschien alleen in iemands hersens zitten maakt verder niet veel uit. Uit de psychiatrie weten we dat boze geesten voor sommige mensen net zo levend en reëel en lastig kunnen zijn als gewone mensen. Wie niet in geesten gelooft, wordt door hen ook niet lastig gevallen. Hoop ik. 6
Het binden of zoals de Hindoestaan zegt: baandhe. Dit is een preventieve maatregel tegen boze geesten en kwade invloeden van buitenaf. Vooral het huis en het lichaam worden veel gebonden. Als een huis gebonden is, een priester spreekt een paar heilige spreuken uit en begraaft op diverse plaatsen in de grond wat attributen, kan de zo vastgebonden plaats door kwade invloeden niet
binnengedrongen worden. Een lichaam kan gebonden worden door een van bovennatuurlijke krachten voorzien drankje of iets dergelijks in te nemen of bij voorbeeld door een van kracht voorzien koord te dragen. Bij kinderen is dit vaak een zwart koordje om de middel. Helpt ook tegen het boze oog. Jongens voor wie een speciale purificatieritus gedaan is, de djanew sanskaar, krijgen een koord dat djanew heet. Dit koordje heeft ook een beschermende functie bij uitstek tegen allerlei kwade invloeden van buitenaf. Naast preventief gebruik kan deze methode ook toegepast worden als er sprake is van bepaalde klachten, zoals frequent krijgen van nachtmerries, vergeetachtigheid, handelingen verrichten die men normaal niet zou verrichten, chronische ziekten, materiële schade enzovoort. De diagnose moet uitmaken of er sprake is van kwade invloeden en of een bepaalde bindingstechniek geïndiceerd is. 7
Yantra (amulet) Een yantra wordt vaak ook bij de binding gebruikt en is een soort amulet. De yantra (Sarnami djantar) kan ook als een beschermingskoord eruit zien. Meestal wordt in een klein gouden kokertje wat attributen, zoals kruiden, mineralen, geschreven tekst met heilige spreuken, gevuld. Dit kokertje (tabidj, afgeleid van het Arabische woord al tabriz) kan als een sieraad aan een halsketting gedragen worden als een afweermiddel tegen boze geesten. Wat mij opvalt is dat wanneer het om boze geesten gaat de Hindoestanen niet huiveren om uit andere godsdiensten technieken en middelen over te nemen. Maar dit past ook in de aard van de Hindoestaan.
8
Tantra (figurensymboliek) De termen yantra, mantra en tantra horen bij elkaar en samen vormen ze een complete grote methode. Mantra is het gesproken woord dat gevolgen af kan dwingen en yantra zijn de attributen die kracht uitstralen of bepaalde gevolgen kunnen veroorzaken. Over tantra weten de Surinaamse Hindoestanen weinig te vertellen. Ik denk dat met tantra bedoeld wordt de ruimtelijke indeling of het kader waarbinnen de mantra en yantra extra versterkt kunnen worden. Met tantra worden ook mystieke geometrische lijnen en figuren bedoeld die iets symboliseren, bij voorbeeld de Swastika (Indiaas hakenkruis). Misschien zou een foto met een tantra behandeld kunnen worden. Door dan mantra's en yantra's hierop toe te passen met specifieke tantra-technieken, zou men de persoon van de foto kunnen beïnvloeden. Wat ik wel van de zware vormen van tantra's weet is dat er honderden verschillende soorten zijn, dat ze met bovennatuurlijke krachten te maken hebben, dat er diepe geheimzinnigheid betracht wordt, dat de beoefening hiervan uiterst gevaarlijk kan zijn en dat de Surinaamse Hindoestaanse hulpverleners hier weinig kaas van gegeten hebben. Tantra is een Sanskrit woord en de verwachte Sarnami equivalent tantar is geen gemeengoed. Er zijn slechts enkele priesters die beweren dat ze lichte vormen van tantra beoefenen.
9
Djap, tap, wrat en yog (loutering en geestversterking) De termen djap (herhaaldelijk prevelen van een bepaalde mantra), tap (een soort bioenergetica, opslaan van magnetische en elektrische krachten in het lichaam) en wrat (conservantie, in een korte periode voor een bepaald doel nakomen van voorgeschreven lichamelijke en geestelijke verplichtingen) horen zo'n beetje bijenkap. Ze zijn technieken om het lichaam en de geest in staat te stellen invloed uit te oefenen op zowel natuurlijke als bovennatuurlijke zaken en krachten. Middels tap kan men dynamische energie in een statische vorm in het lichaam ophopen. Deze opgehoopte kracht kan dan aangewend worden om problemen op te lossen of bij een ander juist te
veroorzaken. In de Hindoestaanse literatuur zijn legio voorbeelden van tap kracht te vinden. De tap technieken, die nauw verwant zijn met de diverse yog technieken, hebben de Javanen in de oudheid van de Hindoes overgenomen en passen ze vandaag de dag nog toe. De Surinaamse Hindoestaanse hulpverleners doen niet aan tap vanwege de hoge vereisten en zelfopoffering. Tap technieken (bij hen heten ze topo) passen de Javaanse dukuns en pandita's toe bij de Hindoes. Diverse yog (yoga) methoden en technieken kunnen ook beschouwd worden als hulpverleningsmethoden. Het bijzondere van dit soort yog methoden en meditatie technieken zoals de transcendente meditatie is dat de methode door de cliënt op zich zelf toegepast moet worden. Ze kunnen zowel preventief als curatief van aard zijn, aangewend worden voor zowel materiële als immateriële problemen en klachten en voor lichamelijke als niet-lichamelijke klachten en problemen. Daar er veel en uitgebreid behandelde yog methoden zijn en veel literatuur hierover in het Nederlands verkrijgbaar is, zal hier op deze methoden niet verder ingegaan worden. In de Westerse wereld hebben diverse yog en meditatie methoden hun bruikbaarheid en nut bewezen. Merkwaardigerwijs passen de Surinaamse Hindoes deze methoden in de regel niet toe. En wie zulks wel doet, doet dit vanuit een Westerse invloed. 10
Samaadhi (transcendentie) Samaadhi hangt nauw samen met tap. Bij samaadhi heeft de hulpverlener zoveel kracht verzameld dat hij voor een korte periode in contact kan treden met de bovennatuurlijke wereld of een persoon van daar. Uit die hoek kan hij vernemen wat er met de cliënt aan de hand is. Een techniek om de diagnose vast te stellen. Samaadhi zelf betekent in eenzaamheid de geest naar binnen richten en één worden met de totale schepping; dus met God. Dit is een soort roestoestand waarbij men God ervaart. Eigenlijk opium voor de Indiase Hindoestaanse heiligen. Surinaamse Hindoes kunnen dit, in tegenstelling tot de Javanen, niet goed genoeg.
11
Wassing Bij wassing bereidt de hulpverlener een speciaal kruidenbad met diverse attributen zoals water, parfums, oliën, geneeskruiden, mineralen enzovoort voor de cliënt. Het geheel wordt met heilige spreuken van helende kracht voorzien. De cliënt moet op een bepaalde plaats, bepaalde tijd, soms ook bepaalde omstandigheden, op een bepaalde wijze een bad nemen. Wassing is over het algemeen een curatieve methode. Preventief in de vorm van een zevengeestenbad van de Creolen komt ook voor. Vaak is de cliënt door een vijandig gezind iemand "iets gedaan". Er kan ook sprake zijn van wilsverzwakking en of dwangmatig handelen als symptomen. Echtgenoten maken hiervan meer gebruik. Een vrouw kan door een kenner `iets laten doen' waardoor de echtgenoot haar trouw moet blijven en gehoorzamen. Uiteraard kan een man hetzelfde met zijn vrouw uithalen. Vaak heeft de gedupeerde niet in de gaten dat hem wat mankeert. Het is de omgeving of de familie die hem attendeert en beweegt om hulp te vragen. In zulke gevallen kan naast wassing ook andere hulpverleningsmethoden toegepast worden. Er zijn Hindoestanen die wassingstechnieken van de (bosland-)creolen overgenomen hebben. Deze technieken worden veelal toegepast wanneer bovennatuurlijke krachten in het spel zijn, zoals bij lichte vormen van possessie, wilsverzwakking of doordat het lichaam een onreine daad verricht heeft, een taboe niet in acht genomen heeft, enzovoort.
12
Sjaanti (harmonie, evenwicht, rust) Dit woord betekent zoiets als harmonie, evenwicht en vrede. Middels sjaanti wordt een verstoorde harmonie weer in evenwicht gebracht. Waar in Christelijke rituelen de term amen gebruikt wordt, bezigt de Hindoestaan de term sjaanti. Veelal worden godsdienstige plechtigheden afgesloten met de zin "om, sjaanti, sjaanti, sjaanti" en dit betekent zoiets als: laat er vrede zijn, laat er welzijn heersen, bewaar de kosmi-sche harmonie. Met sjaanti methoden worden verstoorde evenwichten weer in balans gebracht. Hierbij speelt het fundamentele beginsel van krijgen en terug betalen een belangrijke rol. Wie iets gekregen heeft moet het gekregene weer terug betalen. Doet hij dit niet dan verstoort hij het evenwicht en zal in moeilijkheden geraken. Een moeder doet bij voorbeeld veel voor haar kinderen. De kinderen moeten dus ook veel voor hun moeder terug doen. Als het in dit leven niet lukt, dan maar in een komend leven. In ieder geval moet er terugbetaald worden. Als de kinderen op de lange baan blijven weigeren om terug te betalen, zal de moeder (meestal haar overleden geest of nieuwe reïncarnatie) hardhandig haar recht opeisen. Zo kunnen mensen in moeilijkheden geraken en dient er genoegdoening plaats te vinden middels sjaanti. Belangrijke schulden (rins) die op een ieder mens rusten zijn: schulden t.o.v. de goden, halfgoden enzovoort; schulden t.o.v. leraren, opvoeders, geestelijke leiders; schulden t.o.v. (voor-)ouders, hun geesten; schulden t.o.v. gasten; schulden t.o.v. alle levende wezens en het milieu.
Twee veel voorkomende vormen van sjaanti zijn: a. graha sjaanti Graha's zijn de hemellichamen zon, maan, Jupiter, Venus, Mars, Mercurius, Saturnus, "drakenkop en drakenstaart". Als iemand een schuld niet aflost kan hij door deze graha dewta's (heersers der hemellichamen) gegrepen worden. Graha betekent grijpen, in de ban geraken. (Het Ned. woord grabben is een verbastering van het woord graha). Middels een godsdienstige ceremonie kan de cliënt weer uit de greep geraken. De ceremonie duurt ongeveer 4 tot 8 uur. Dit is een curatieve methode die materieel nogal duur kan zijn. De veroorzaakte problemen kunnen van allerlei aard zijn en de diagnose wordt gesteld door middel van een astrologische almanak. b. natjhatra sjaanti Natjhatra is een maanhuis. De Hindoes kennen 27 maanhuizen waarvan 5 negatieve invloeden kunnen uitoefenen. Van deze 5 is de mul, een maanhuis behorend tot de staat van Schorpioen), het meest gevreesd. De natjhatra sjaanti is meer preventief van aard. Na de geboorte van een kind kijkt de priester in een astrologische almanak hoe de stand van bepaalde hemellichamen direct na de geboorte was. Bij bepaalde constellaties en wanneer een kind geboren werd terwijl mul aan het opkomen was, moet er sjaanti gedaan worden anders kunnen er duidelijk voorspelbare narigheden of rampen zich voordoen in het leven van het kind, de ouders, de familie of de gemeenschap. Bij de sjaanti methoden spelen de djap (reciteren van een mantra), daan (godsdienstige geschenken geven), pudja (verering van godheden), hawan (offeren in het heilige vuur om zo de kracht van de bovennatuurlijke krachten te versterken) en tarpan (verkwikken van de geesten der overledenen) een belangrijke rol.
13
Saraap (vloek) De vloek is een gevreesd en veel voorkomend verschijnsel bij de Hindoestanen. Wie vervloekt is, kan behoorlijk in de knoei geraken. Hierbij speelt de kracht die de vervloeker heeft een belangrijke rol. Als die persoon (door b.v. tap, of een grote saldo van goede daden, of doordat hij veel goeds gedaan heeft voor degene die hij vervloekt) over veel kracht bezit, dan kan de vervloekte de uitwerking van de vloek niet gemakkelijk tegenhouden. Een priester kan ingeschakeld worden om middels godsdienstige ceremoniën de problemen een beetje te verlichten. In welke mate de psychologische " self fulfilling prophecy" en "self destroying prophesy" een rol spelen, weet ik niet. Wat ik wel weet is dat de Hindoes een vloek niet lichtvaardig opvatten en bloedserieus nemen. In de Hindoestaanse literatuur kan men op tientallen plaatsen lezen hoe zelfs goden vervloekt werden en zij niet in staat waren de gevolgen van de vloek teniet te doen. Bij de kinderen leeft, vermoed ik, de passieve angst door de ouders vervloekt te worden, bij studenten de angst om door hun leraren vervloekt te worden en bij gastheren de angst om door ontevreden gasten vervloekt te worden enzovoort. Denk hierbij aan de 5 schulden bij de Hindoes. Ik denk dat deze angsten veelal latent in het onderbewustzijn leven en dat een pathologische vorm eerder uitzondering dan regel is. Onterechte vervloekingen hebben geen nare gevolgen, behalve dan de angst van de cliënt dat de vloek toch nog gevolgen zal hebben. Door de ceremonie kan een priester geruststelling teweeg brengen. Zelf pas ik bij dit soort gevallen een rationeel emotieve therapie toe met aanhaling van voorbeelden uit de Hindoestaanse mythologie of bekende literatuur (elementen van hermeneutiek: iemand helpen inzicht te krijgen in zijn eigen levensverhaal).
14
Kasam (eed) De kasam (een Arabisch leenwoord) of eed wordt door een priester afgenomen en is een soort overeenkomst tussen de cliënt en een godheid of een geliefd persoon. Er vindt een godsdienstig ritueel plaats waarbij naast normale zaken als vereren van de godheden, offeren enzovoort iemand in het bijzijn van andere mensen (natuurlijk zijn de bovennatuurlijke wezens ook aanwezig) zweert dat hij tot een bepaalde tijd een bepaalde handeling wel of juist niet zal verrichten. Breekt hij de eed dan wordt hij door de tegenpartij gestraft. Ik ken nogal wat zwaar verslaafde mensen die op deze wijze enkele jaren clean kunnen blijven. Als de tijd waarvoor men gezworen heeft voorbij is, wordt opnieuw een godsdienstige plechtigheid gehouden (dit is echter niet noodzakelijk) en benadrukt dat het eedstermijn afgelopen is. Als alcohol in het geding was, kan het zuipen weer aanvangen. Ik heb verslaving als een voorbeeld aangehaald. Deze methode kan gebruikt worden om velerlei gedragsveranderingen te bewerkstelligen. Deze methode helpt bij de Hindoes mijns inziens eerder en effectiever dan een contract a la transnationale analyse. Het dagelijkse gebruik van de kreet "kha kasam" (letterlijk eet een eed) neme men met een korreltje zout. Hachelijk wordt de opvoering als men gevraagd wordt om te zweren met de hand boven het eigen hoofd of in naam van een geliefd persoon. In het hulpverleningsproces kan het zweren of het verbale gebruik ervan op psychologisch niveau veel zeggen. Zo kan "ik zweer" soms betekenen dat de cliënt de waarheid zegt en soms kan het zoiets beteken als: "juist het tegenovergestelde van wat ik beweer is waar, dat weten wij nu, en ik doe dit omdat ik de waarheid niet rechtstreeks kan of wil uiten".
15
Sanskaar (purificatie) De sanskaars of purificatierituelen nemen in de rij der preventieve hulpverleningsmethoden een zeer belangrijke plaats in. De Hindoes kennen 16 belangrijke, en een groot aantal minder belangrijke, sanskaars. Deze vinden op psychologisch belangrijke of kritieke tijdstippen in het leven van een mens plaats. Ze beginnen reeds vòòr de conceptie en eindigen met de dodenrituelen. Enkele uiterst belangrijke purificaties zijn: - naamgeving, - voor het eerst scheren van het hoofdhaar, - djanew of inwijding tot student, - het huwelijk - en de dodenrituelen (rouwverwerking). De meeste purificaties hebben, mijns inziens, tot doel een persoon en zijn omgeving bewust te laten ervaren dat er in het normale leven een belangrijke wijziging of verandering plaats zal vinden. Purificaties vòòr, tijdens en vlak na de zwangerschap dienen om de moeder ervan te overtuigen dat ze bepaalde voorschriften in acht moet nemen om een gezond, dit zowel lichamelijk als geestelijk, kind te kunnen krijgen. Zo voorkom je bij voorbeeld dat er verslaafde baby's geboren worden. De dodenrituelen zorgen ervoor dat het rouwproces goed meegemaakt kan worden. De huwelijksrituelen waren bedoeld om de bruid en de bruidegom goed bewust te laten worden dat er veel in hun individuele leven zal veranderen en dat ze voor hun hele verdere leven aan elkaar verbonden (vastgebonden) waren. Gelet op de vele echtscheidingen zou het zo kunnen zijn dat er iets mis gegaan is met deze rituelen of dat de priesters hun werk niet naar behoren (kunnen) doen. Het Hindoeïsme keurt een echtscheiding niet goed. Vandaar dat er ook geen echtscheidingsritueel bestaat. Gezien de huidige situatie zou het zo gek niet zijn om een echtscheidingsritueel in te voeren.
16
Mangni (vraag, belofte) Vooral bij de wat oudere Hindoes komt de mangni nogal vaak voor. Hierbij vraagt iemand die een (chronische) lichamelijke pijn of klacht heeft waarbij reguliere middelen geen soelaas bieden aan een godheid hulp. In relatief minder gevallen vindt mangni voor immateriële problemen plaats. De gevraagde hulp wordt zo concreet mogelijk geformuleerd. Tegelijk wordt aan die godheid een tegenprestatie -ook deze wordt zo concreet mogelijk geformuleerd- beloofd indien de hulp daadwerkelijk plaats zal vinden. Deze methode kan gezien worden als een soort eenzijdige overeenkomst. Niet altijd vraagt men iets voor zichzelf. Men kan ook voor anderen een mangni doen. Bij voorbeeld de ouders kunnen iets voor hun kinderen vragen. De tegenprestatie wordt altijd door de mangni doende partij geleverd en bestaat over het algemeen uit een (combinatie van) pudja (eredienst), hawan (offerdienst), geschenken uitdelen (daan) en het voeden van brahmanen of behoeftigen. Een mangni kan ook plaats vinden om een te verwachten probleem of onheil te voorkomen. Iemand die bij voorbeeld naar een sollicitatiegesprek gaat, kan een mangni doen dat indien hij aangenomen wordt hij binnen een maand een x aantal weeskinderen van dekens, ik noem maar wat, zal voorzien. De mangni heeft een eenmalig karakter. Bij een bepaald concreet probleem vindt een mangni plaats waarbij de in tijd gelimiteerde tegenprestatie eenmalig plaats vindt. Er zijn ook vormen van overeenkomsten met een structureel of langdurig karakter. Deze zijn bedoeld om problemen van allerlei aard te voorkomen. Eén zo'n methode is de sohaagin, dit is zo iets als echtelijkheid. Hierbij is er sprake van een terugkerende
ritueel waarmee gehuwde vrouwen middels bepaalde godsdienstige plechtigheden proberen hun huwelijk zo lang mogelijk te laten duren. Zo'n ritueel vindt misschien jaarlijks of 1 keer in een aantal jaren plaats. Bekend is ook de Karwa tjawth. Dit is een bepaalde dag in het jaar. Op deze dag vasten de vrouwen en verrichten enkele kleine godsdienstige plechtigheden. Het doel is dat hun echtgenoot lang en gelukkig mag leven. Ook de wrat kan hierbij genoemd worden. De Karwa tjawth is een soort wrat. Wrat in de zin van mangni komt ook voor. In tegenstelling tot mangni wordt bij wrat geen concreet uitgesproken afspraak gemaakt. Er wordt stilzwijgend ervan uitgegaan dat door het leveren van een bepaalde prestatie de godheden voor een tegenprestatie zullen zorgen. Er zijn bij voorbeeld mensen die wekelijks op een bepaalde dag vasten. In plaats van vasten kan men zich beperken tot het nuttigen van slechts vegetarisch voedsel of overdag alleen melk drinken of iets dergelijks. Door dit wekelijks te doen denkt men dat de godheden -dit soort wrat wordt niet voor een met name genoemde godheid gehouden, maar dit kan soms wel het geval zijn- blij zullen worden en de persoon met welvaart en welzijn zullen belonen en beschermen tegen problemen en onheil. Volgens mijn waarneming neemt het gebruik van dit verschijnsel tegenwoordig toe, vooral in Nederland. Bij rijke handelaren neemt dit gebruik ook toe, evenals andere godsdienstige plechtigheden. De godsdienstige plechtigheden zoals offerdiensten, erediensten, gebeden en gezangen enzovoort hebben eigenlijk allemaal (volgens mij) een ruilkarakter. Soms zijn ze preventief, soms curatief en soms vind je elementen van beide in een dienst. Het ruilkarakter zit hierin dat op een actie noodzakelijkerwijs een reactie moet volgen, een prestatie gepaard zal gaan met een tegenprestatie. Het een en ander heeft vooral te maken met de reïncarnatieleer. Als A aan God geofferd heeft, dus een prestatie geleverd heeft, met de bedoeling van God een dosis gezondheid terug te krijgen, is God verplicht (dharma) de tegenprestatie te leveren. God kan zich aan deze verplichting niet onttrekken. Vooral niet als hij de aangeboden prestatie aanvaard heeft. Houd vooral in de gaten dat de Hindoestaanse God wel almachtig is, maar zich niet kan, beter gezegd wil en mag, onttrekken aan zijn (nood-)lot of de gevolgen van zijn daden.
3 Hulpverlening, consultatie en doorverwijzing Tot de twee belangrijkste taken van de hulpverleners behoren: a. het zelf oplossen van cliënts problemen en b. het doorverwijzen van cliënten naar andere deskundigen. Het doorverwijzen van cliënten is soms noodzakelijk omdat de eerstelijnswerkers niet deskundig genoeg zijn om alle soorten hulp te verlenen. Het menselijk gedrag, dus ook het probleemgedrag, hangt af van en wordt mede bepaald door vele factoren, van financiële, biologische, sociale, psychologische, culturele en religieuze aard. Soms wordt een klacht of probleem door een zo'n factor bepaald. Vaak spelen verschillende factoren een rol. Vandaar dat in goed georganiseerde systemen multidisciplinaire teams een cliënt hulp bieden. Denk maar aan ziekenhuizen, schoolmaatschappelijk werk, instituut vertrouwensarts enz. In ons welzijnswereld wordt het als heel normaal en vanzelfsprekend ervaren dat een arts op een gegeven ogenblik zijn cliënt verwijst naar een specialist. Een maatschappelijk werker heeft weinig moeite om een cliënt die maagbloedingen heeft en daar niets tegen doet naar een arts te verwijzen. Maar diezelfde maatschappelijk werker is vaak niet bereid om een cliënt van wie hij vermoedt dat hij door een migrantenwerker beter geholpen kan worden te verwijzen naar zo'n werker of consultatie te nemen. Hoe zou dit komen? Over dit onderwerp zijn in verband met de Hindoestanen tot nu toe niet veel onderzoeksgegevens beschikbaar. Vandaar dat ik vanuit mijn eigen ervaring wil vertellen waar volgens mij aan te wijten is dat Nederlandse hulpverleners niet of in te geringe mate migrantencliënten doorverwijzen naar andere deskundigen zoals migrantenwerkers, pandits, hodja's, dukuns en anderen. Bij de opsomming van mijn vermoedens en gegevens heb ik niet de pretentie volledigheid te betrachten en wil ik erbij vermelden dat er ook werkers zijn die hun uiterste best doen om maximale hulpverleningsresultaten na te streven. Factoren en omstandigheden die consultatie en doorverwijzing belemmeren en die volgens mij te wijten zijn aan: a. de potentiële doorverwijzer 1 Te weinig tijd voor consult en doorverwijzing. Geen tijd om zich goed voor te bereiden en het voorbereidingswerk in orde te maken. 2 Onbekendheid met etnisch-culturele hulpverlening(-smethoden), weet niet eens dat zulke methoden bestaan, onderwaardering van deze methoden en de informele, cultuurgebonden hulpverlening. 3 Vindt zichzelf deskundig genoeg, heeft enkele driedaagse migrantenhulpverleningsmethodiekenbijeenkomsten gevolgd. 4 Heeft angst voor verkeerd doorverwijzen, is soms ook bezorgd om de cliënt die al vaker doorverwezen is. 5 Heeft angst voor niet-deskundig uitgemaakt te worden. Kon je zelfs die migrant niet helpen? Teveel consult en doorverwijzing zou als een gevaar gezien kunnen worden voor de eigen baan. Hoeveel hulpverleners zijn bereid om hun baan te riskeren in het belang van een migrant? 6 Taalbarrière, pandits spreken geen sociale-academietaal en Nederlanders spreken geen Hindi, Sarnami of Sranan Tongo. 7 Superioriteits gevoelens en gedachten: slechte (beroeps-)houding, vooroordelen en discriminatie. Consultgevers, in casu pandits, zijn deskundiger dan consultnemers. Een meerdere-mindere relatie is voor de mindere minder leuk. Wel vindt deze mindere zich in de relatie migrant-zichzelf, waar hij als hulpverlener de meerdere is, vislekker:
8
reden temeer om met de migrant te blijven klooien. Erkent pandits niet als deskundige, professionele hulpverlener. Weet niet wie een goede en wie een slechte pandit is, hoor ik vaak zeggen. Alles wat met religie en cultuur te maken heeft, wordt gewantrouwd en niet serieus genoeg genomen.
b de instelling 1 Geen werkcontacten, overeenkomsten of informele relatie met pandits. 2 Geen contacten met pandit-organisaties. Vindt pastoraal werk iets waar ze niet mee moet bemoeien. Overigens is deze houding op zich minder slecht omdat het pastoraal werk in Nederland als eerste en informele lijn goed georganiseerd is. Helaas is dit niet het geval met de pandits en zij zijn andersoortige hulpverleners dan de westerse geestelijken. 3 Laat eigen werkers rommelen in plaats van specialistentarief neer te tellen. Hoe meer migranten tot haar cliënten behoren en hoe langer ze blijven, des te meer subsidie ze kan krijgen. Dit verschaft ook de werkers zekerheden. Vandaar dat binnen zo'n instelling de bom niet makkelijk barst en houdt men migrantenwerkers liefst buiten de deur. Eerlijkheidshalve dient hier opgemerkt te worden dat bij veel welzijnsinstellingen in die richting positieve ontwikkelingen merkbaar zijn. 4 Verwijsadressen zijn niet bekend, weinig behoefte om actief te gaan zoeken. Pandits en hun organisaties staan niet in sociale kaarten etcetera. c de pandits (priesters) 1 Zijn niet bekend bij potentiële consultvragers en verwijzers. 2 Zijn niet georganiseerd en slecht bereikbaar. Wel goed bereikbaar via informele kanalen. 3 Doen niet aan public relations, komen niet met aanbod. 4 Willen niet meedoen aan paperassengedoe. 5 Moeten vòòr graha sjaanti pro deo werken. 6 Angst voor Nederlandse hulpverleners en organisaties; eigenlijk angst voor de Gemeentelijke Sociale Dienst, indien uitkeringsgerechtigd, en de Belastingdienst. d de cliënt 1 Is het verwezen worden moe, heeft al een lange lijdensweg achter de rug. 2 Wil door zijn socialisatie wit gedrag vertonen; dit is doen alsof hij een Nederlander is. Is mijns inziens onbewust toch zwart, vooral wat betreft religieuze waarden en normen en verwachtingen. Zo'n cliënt wil door Nederlanders geholpen worden vanwege statusbehoud en valse schaamte. 3 Wil verborgen houden dat hij hulpverleners nodig heeft. 4 Kan of wil soms pandits niet betalen. Vindt dat pandits ook gratis moeten helpen zoals de andere hulpverleners. e Systeem van hulpverlening 1 De geestelijke gezondheidszorg is, vergeleken met bij voorbeeld de lichamelijke gezondheidszorg, nog niet doelmatig genoeg georganiseerd. Het lijnengedoe, de decategorisatie en bezuinigingen verslechteren de zaak. In dit systeem zijn de taken nog niet duidelijk genoeg afgebakend en staan de bevoegdheden niet duidelijk genoeg vast. Vrijwilligers en betaalden werken naast en door elkaar, niemand weet wie nu deskundig is wie en niet. Wie is in een instelling bevoegd om consultatie te nemen of door te verwijzen? 2 Hulpverleningsmethoden van pandits worden niet erkend. Dit bij voorbeeld in
3 4
5
tegenstelling tot psychotherapie. Pastoraal werk valt buiten het officiële circuit. Dus vindt men dat dit ook het geval moet zijn met pandits en hun werk. Financieringssysteem voor consult en doorverwijzing is niet behoorlijk genoeg geregeld, eigenlijk met betrekking tot pandits helemaal niet geregeld. Het lijnengedoe is nog nieuw, er zal nog wat tijd nodig zijn voordat instellingen goed door hebben wat ze moeten doen en wat er van hen verwacht wordt. De rol van de Surinaamse instellingen is ook niet voor een ieder duidelijk. Deze instellingen weten soms ook niet wat hun taken en bevoegdheden zijn en welke functie zij te vervullen hebben. De opleidingen die hulpverleners afleveren hebben te weinig ingespeeld op de aanwezigheid van etnisch-culturele bevolkingsgroepen. Op deze opleidingen zou er meer en beter aandacht besteed moeten worden aan de hulpverleningsbehoeften en mogelijkheden van deze groepen.
Zo te zien een behoorlijke lijst van oorzaken die tot gevolg hebben dat de eerstelijnswerkers hun verwijzingstaak niet naar behoren uitvoeren en geen optimaal gebruik willen en kunnen maken van consult. Ik vind dat iedere hulpverlener eerst een bevredigend antwoord moet hebben op de vragen: wil ik consult en doorverwijzing? kan ik consult en doorverwijzing aan als het gaat om de Hindoestanen? De hulpverlener dient inzicht te hebben in zijn eigen kennis, houding en vaardigheden, maar vooral in zijn beperkingen. Voorts dient hij te erkennen dat de pandits ook deskundige hulpverleners zijn op hun gebied en dat bij voorbeeld de graha sjaanti een volwaardige hulpverleningsmethode is om bepaalde problemen op te lossen. Dan kan er overgegaan worden tot het scheppen van randvoorwaarden voor consult en doorverwijzing. Tot deze randvoorwaarden behoren zaken als: overeenkomsten met pandits, aanmeldingsprocedures, consultatie frequentie en -duur enz. enz. Eigenlijk allemaal zaken die bij ieder gangbare consult of doorverwijzing een rol kunnen spelen en goede afspraken vereisen. Ik vind dat verwijzing meer inhoudt dan het zeggen van ga maar naar een pandit. Verwijzing is een zaak die weloverwogen, met cliënts medewerking agogisch verantwoord uitgevoerd dient te worden. De verwijzer moet goede werkafspraken met de pandit maken en weten wat diens deskundigheid is en hoe hij met de cliënt om zal gaan en of de verdere hulpverlening alleen door de pandit zal plaats vinden of dat de hulpverlening door beiden voortgezet zal worden. Zelf zou ik het laatste aanbevelen. Hindoestanen zijn gewend om van twee of meer hulpverleners tegelijk hulp te krijgen. Het is bij hen niet of...of; maar en...en. Ik ben dus een voorstander van een gedeeltelijke verwijzing. Alleen als het echt noodzakelijk is, kan algehele doorverwijzing plaats vinden. Toch kan de verwijzer contact met zijn excliënt behouden. Voorts zou ik aanbevelen om eerst consult te nemen en pas dan tot eventuele verwijzing over te gaan. Ik kan niet concreet voorschrijven dat er dan en dan en in die en die situatie consult gevraagd of verwezen moet worden. Wat ik wel kan doen is wat aandachtspunten noemen. Bij consult moet de consultvrager ervan overtuigd zijn dat hij met meer kennis en inzicht zijn cliënt verder kan helpen, dat hij een goede probleemdiagnose gesteld heeft, dat hij weet wat de problemen van de cliënt zijn, hoe het probleem ervaren wordt, wat de gewenste situatie is die door de cliënt nagestreefd wordt en dat de cliënt met doorverwijzing niet gebaat zal zijn. Doorverwezen dient te worden vanwege: a. de aard van de problemen: als problemen veroorzaakt en in stand gehouden worden door culturele en religieuze
oorzaken, dient verwezen te worden naar de pandit als kenner van deze twee disciplines; b. de soort cliënt: migrantencliënten horen thuis bij migrantenwerkers zoals lichamelijke klachten bij een arts thuis horen. Omdat van eerstelijnswerkers verwacht wordt dat zij ook migranten cliënten moeten behappen, dient tot doorverwijzing overgegaan te worden zodra het voor de hulpverlener duidelijk is: dat hij geen bevredigende resultaten behaalt; de cliënt aangeeft verwezen te willen worden. Deze (ook verborgen) wens dient door de werker geëxploreerd te worden; de werker vermoedt dat de problemen niet zozeer te maken hebben met het "mens-zijn" van de cliënt maar meer met het "migrant zijn", met andere woorden wanneer de etniciteit, cultuurgebondenheid en godsdienstig-zijn een overheersende rol spelen en kennis van deze zaken noodzakelijk is voor probleemoplossing. Enkele vragen en aandachtspunten die ik in acht neem in verband met het doorverwijzen van een Hindoestaanse cliënt naar de pandit wanneer ik het vermoeden heb dat de cliënt door een methode van de pandit beter geholpen kan worden: mate van religieus (Hindoe) zijn en de invloed van karma/dharma ideeën op zijn gedrag. Hoe groot is de verticale en de horizontale loyaliteit of relationele verwachtingen volgens de Hindoestaanse traditie en het geloof. Hoe wordt de loyaliteit en dharma beleefd en in welke mate zijn ze verstoord? Welke verplichtingen en verwachtingen zijn frustrerend m.b.t. de opvoeding van de kinderen in Nederland en welke verplichtingen m.b.t. achtergebleven familieleden en anderen in Suriname spelen een rol? Hoe is cliënt gesocialiseerd? Hoe ervaart de cliënt het bovennatuurlijke? Ziet hij een verband tussen zijn klachten en problemen en invloeden van godheden? Zijn door de voorouders verplichtingen tot godheden aangegaan waar nu niet meer aan voldaan wordt? Hoe ziet cliënt zijn balans tussen geven en krijgen? Afhankelijkheid van bij voorbeeld de (overheids)steun kan de balans danig verstoren. Verslaving, depressies, relationele problemen, verkwisting enzovoort kunnen zichtbare uitingsvormen zijn van een balansverstoring. Hierbij kan het gevaar ontstaan dat er aan symptoombestrijding gewerkt wordt. Taalcodes, symbolen en vooral ook zien wat de cliënt niet-verbaal uit en erachter komen wat cliënt niet vertelt en waarom hij zaken verzwijgt, kunnen belangrijke aanwijzingen opleveren. Welke visie heeft cliënt op de mens, maatschappij en in het bijzonder de schepping? Aandacht voor en analyse van de sociaalculturele context van de cliënt. Dit soort aandachtspunten leverden mij genoeg indicaties op om consult te nemen of een cliënt door te verwijzen. Deze aandachtspunten kunnen voor de niet-Hindoestaanse hulpverlener een aanwijzing zijn hoe ze erachter kunnen komen of het niet raadzaam is een pandit in te schakelen. Met mijn kennis en ervaring en de beschikbare gegevens kan ik geen concretere informatie geven wanneer de pandit precies ingeschakeld dient te worden voor consult en doorverwijzing. Hulpverlening is en blijft maatwerk.
4 Nabeschouwing Bij het schrijven van dit en soortgelijke artikelen viel het me op dat ook de Hindoestanen behoorlijk wat traditionele hulpverleningsmethoden kennen. Het is jammer dat deze methoden bij niet-Hindoestaanse hulpverleners onbekend zijn. Deze onbekendheid is mijns inziens grotendeels te wijten aan het feit dat deze methoden, voor zover ik weet, nog steeds niet systematisch beschreven en openbaar gemaakt zijn. Het bekendheid geven aan deze methoden zou ertoe kunnen leiden dat hulpverleners Hindoestaanse cliënten waarmee ze niet verder kunnen, gemakkelijker en op tijd door zouden kunnen verwijzen naar een deskundige Hindoestaanse hulpverlener of bij zo een hulpverlener consultatie nemen. Anderzijds is het ook zo dat niet alle Hindoestaanse maatschappelijk werkers met slechts een Westerse opleiding goed op de hoogte zijn van deze methoden. En dan bedoel ik niet dat ze deze methoden zouden moeten toepassen, maar ze in zoverre kennen dat ze adequaat kunnen doorverwijzen naar degene die deze methoden wel kan toepassen. Deze Hindoestaanse maatschappelijk werkers zouden de algemene instellingen kunnen adviseren hoe ze een Hindoestaanse cliënt naar een Hindoestaanse hulpverlener kunnen sturen en wanneer doorverwijzing zin heeft of geïndiceerd is. In elk geval ben ik ervan overtuigd dat er meer rendement gehaald kan worden uit de thans toegepaste Hindoestaanse hulpverleningsmethoden in Nederland en dat ook niet-Hindoes middels een van deze methoden geholpen zouden kunnen worden als ze bepaalde problemen hebben. Maar dan dient er veel voorbereidend en voorwaardenscheppend werk verricht te worden. Hulp verlenen is inherent aan de mens als sociaal wezen. Men is van nature geneigd de medemens te helpen wanneer die hulp behoeft. Daarnaast is het zo dat iedere sociale groep haar leden zo socialiseert dat zij voor elkaar zullen opkomen en elkaar helpen. De onderlinge hulpvaardigheid en vooral de zekerheid dat men op elkaar kan rekenen, geeft een zekere mate van veiligheid en geborgenheid en zorgt dat men in de groep blijft, althans tot de groep blijft behoren. Uit bovenstaande beweringen kan afgeleid worden de stelling dat iedere sociale groep een hulpverleningssysteem moet hebben. We kunnen dit systeem verdelen in een formele of juridische instelling en een informele of vrijwillige instelling of circuit. Volgens mij verhouden de beide instellingen zich omgekeerd evenredig tot elkaar. Hoe intensiever en uitgebreider de formele instelling, des te minder intensief en uitgebreid de informele instelling en omgekeerd. Deze omgekeerde evenredigheid en de nare gevolgen ervan in perioden van snelle omwentelingen, heeft voor de Hindoestaanse hulpverlening in Nederland vervelende gevolgen gehad. In Suriname kenden de Hindoestanen bijna geen eigen formele hulpverleningsinstellingen. Het ontbreken van de formele hulpverleningsinstelling werd niet als een gemis ervaren omdat het informele systeem, dat historisch gegroeid was en steeds aangepast werd, in staat was voldoende tegemoet te komen aan de welzijn bevorderende hulpvragen. De leden hielpen elkaar spontaan alsof dit de meest normale zaak van de wereld was: het was ook een natuurlijke zaak, een 'way of life' voor de Hindoestanen. De Hindoestaanse kinderen werden zo gesocialiseerd en geconditioneerd dat ze steeds bereid moesten zijn (en waren) de andere groepsleden bij te staan. Omstreeks 1975 kwamen de Hindoestanen uit Suriname massaal naar Nederland. In Nederland maakten zij kennis met een uitgebreid formeel systeem van welzijnswerk en hulpverlening. De Hindoes pasten zich aan en gingen zelforganisaties oprichten. Deze organisaties vlogen als paddenstoelen uit de grond. De plicht van individuele leden om hulp te verlenen ging van de individu naar de instellingen. Om verschillende redenen bood de nieuwe situatie meer voordelen dan het oude Surinaamse systeem. Enkele oorzaken die de institutionalisering van het Hindoestaanse welzijnswerk bevorderden, zijn:
-
-
-
geografische verspreiding van de groepsleden: woonde men in Suriname in grootgezinsverband, hier werden de leden over het hele land verspreid; professionalisering (eigen groepsleden beroepsopleiding voor hulpverlener laten volgen) bood meer garanties dat men in de wirwar van regels en voorzieningen kreeg waar men recht op had; aantrekkelijke overheidssubsidies zorgden ervoor dat de beroepshulpverleners hun posities gingen versterken en dit ging vaak gepaard met de positieverzwakking van de informele hulpverlening; individuele leden werden ontlast van de hulpverleningsplicht en konden zo hun tijd, energie en toewijding gebruiken voor andere individuele behoeften; er trad een verschuiving op van de 'wij-gerichtheid' naar de 'ik-gerichtheid'.
Kortom, wat de hulpverlening betreft, pasten de Hindoes zich aan aan de Nederlandse situatie. De Nederlandse vrijwilligersorganisaties, de latere professionele instellingen, hebben dit proces versneld: zij leurden van 's morgens vroeg tot 's avonds laat huis aan huis met 'welzijn'. De formele hulpverlening staat en valt met overheidssteun en -subsidies. Om bekend veronderstelde redenen gaat de overheid thans met het beruchte bezuinigingsmes als een gek tekeer in het categoriale welzijnswerk. Dit heeft voor de Hindoes een situatie opgeleverd die er als volgt uitziet: a. een formeel hulpverleningssysteem dat zo verzwakt is dat het niet goed genoeg hulp kan verlenen en niet tegemoet kan komen aan de behoeften en verwachtingen van de doelgroep. Dit systeem is teveel met de eigen overleving bezig en denkt: het informele systeem zal de zaak wel oppakken. Intussen blijven de betaalde professionals uit eigen belang schreeuwen bij iedere bezuiniging van de overheid en wekken zo de indruk en de verwachting dat alleen zij hulp kunnen verlenen. b. Een informeel systeem waar de leden denken: het formele systeem wordt betaald, dus moet de hulpverlening maar vanuit die hoek plaats vinden. Reorganisatie van dit systeem (wat de overheid voorstaat) wordt bemoeilijkt door o.a.: het ontbreken van machtige, gezagvolle leiders; wegvallen van de sociale controle; vervreemding? Alle Hindoestanen zijn nu als gekken op zoek naar de "eigen identiteit". Dit blijkt uit de tientallen beleidsplannen van de honderden zelforganisaties. Vroeger vroegen de Hindoestanen naar elkaars wel en wee. Nu vraagt men slechts hoe het staat met de "eigen identiteit"; een vaak nogal halfslachtig overheidsbeleid dat van de ene onzekerheid naar de andere twijfelachtigheid leidt en veel weg heeft van het pappen en nat houden of een beleid dat van niets naar nergens leidt: troebelwater voor veel zaakwaarnemers. (Deze situatie gold voor de eind jaren tachtig. Intussen is het een en ander enigszins veranderd.) En binnen dit tamelijk zieke klimaat is het nodig, vind ik, om de traditionele Hindoestaanse hulpverlening(-smethoden) wat nieuw leven in te blazen. Of op zijn minst te kijken welke bijdrage deze hulpverleningsmethoden kunnen leveren om het welzijn van deze bevolkingsgroep te vergroten. Hopelijk wordt deze gedachte overgenomen door de Molukkers, Turken, Marokkanen, Creolen, Javanen en andere culturele eenheden. Zij zitten immers in het zelfde bootje en ook zij kunnen met hun traditionele hulpverlening een behoorlijke bijdrage leveren aan het maatschappelijk werk in Nederland
5 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Dit artikel gaat over de traditionele hulpverlening en de hulpverleningsmethoden van de Hindoestanen in Nederland en is bedoeld om een globaal beeld hiervan te geven. Na een opsomming van de belangrijke kenmerken van deze methoden wordt kort ingegaan op de bronnen waar deze methoden op gebaseerd zijn en de diverse hulpverleners. Daarna worden de veel voorkomende hulpverleningsmethoden globaal beschreven en hier en daar wordt verteld hoe de diagnose gesteld kan worden of door welke methode bepaalde klachten en problemen op de meest effectieve wijze verholpen kunnen worden. Om de lezer een behoorlijk beeld te geven van hoe de traditionele methoden van de Hindoestanen er zo'n beetje uitzien, was het noodzakelijk deze methoden in het kort te beschrijven. Vooral omdat ik geen werk ken waarin deze methoden in het Nederlands systematisch beschreven zijn en waar naar toe kan worden verwezen. Bij sommige van de beschreven methoden zal de kritische lezer zich afvragen of er überhaupt wel sprake kan zijn van een hulpverleningsmethode. Ik heb het begrip methode erg ruim genomen en benadruk het feit dat de beschrijvingen tamelijk summier gehouden zijn. 1
De Hindoestanen in Nederland hebben, net als de andere etnisch-culturele bevolkingsgroepen, hun eigen, traditionele hulpverleningsmethoden die voor en door hen ontwikkeld zijn. Daarom passen deze methoden vaak bij hen beter dan de westerse methoden. De Nederlandse overheid en de hulpverleningsinstellingen zouden deze methoden beter kunnen waarderen en een hogere status toekennen dan ze nu hebben. Het zou niet slecht zijn als de Nederlanders hun eigen traditionele methoden zouden herwaarderen. Dit zou voor hen gemakkelijker maken om de cultuurgoederen van de etnisch-culturele bevolkingsgroepen op hun juiste waarde te schatten en te waarderen.
2
Veel opleiders en opleidingsinstituten voor hulpverleners besteden te weinig aandacht aan het hulpverleningssysteem en de hulpverleningsmethoden van de Hindoes. Het is aan te bevelen dat zij in hun normale lespakket hieraan aandacht gaan besteden en vooral de Hindoestaanse studenten stimuleren om zich te verdiepen in de methoden van de Hindoestanen.
3
De eerstelijnsinstellingen werken te weinig samen met de Hindoestaanse (traditionele) hulpverleners. Het is aan te bevelen om middels goede afspraken deze samenwerking beter tot stand te brengen zodat er vooral vanuit de algemene instellingen meer en beter doorverwezen kan worden naar de Hindoestaanse hulpverleners en de mogelijkheid voor deze hulpverleners om consultatie te nemen dient vergroot te worden. Het is ook aan te bevelen om meer Hindoestaanse hulpverleners bij de diverse hulpverleningsinstellingen in te schakelen.
4
Het zou de toepassing van deze (traditionele) methoden ten goede komen als ze meer onderzocht, bestudeerd en beschreven zouden worden. Dit zou in het bijzonder een taak kunnen zijn voor de Hindoestaanse hulpverleners. De nodige middelen en mankracht dienen door de overheid en de welzijnsinstellingen ter beschikking gesteld te worden.
5
In geval van doorverwijzing naar een traditionele Hindoestaanse hulpverlener is het aan te bevelen om de cliënt te blijven volgen. Het is vaak beter om eerst consult te nemen en pas daarna te verwijzen. Soms kan een traditionele hulpverlener slechts de belemmeringen wegnemen die de probleemoplossing in de weg staan. Het is dan de
taak van de doorverwijzer om in zo'n geval verder te gaan met de probleemoplossing. 6
Het traditionele, informele hulpverleningssysteem van de Hindoestanen in Nederland functioneert niet optimaal. De overheid dient snel een beleid te voeren en de middelen beschikbaar te stellen om de traditionele, en mijns inziens goedkopere, hulpverleningssystemen te laten verbeteren door de leden van de betrokken etnischculturele bevolkingsgroepen zelf.
Bronnen
Raj Gainda Maatschappelijke hulpverlening aan de Hindoes in: Berg, C.v.D. e.a. [red.] Hindostanen in Nederland Garant, Leuven-Apeldoorn, 1990
Raj Gainda Sacramenten van de Hindoes in: Projektkrant [serie artikelen over buurtcultuur] Stichting Samen Wonen Samen Leven, Rotterdam, 1989
Raj Gainda Hindoeïsme in Suriname en Nederland in: Goden in de familie Museum voor volkenkunde, Rotterdam, 1989
Raj Gainda Arbeidssocialisatie bij de Hindoestanen Hindi Instituut Nederland, Rotterdam, 1990
Raj Gainda Pakistani's: een minderheid onder de minderheden Stichting Samen Wonen Samen Leven, Rotterdam, 1987