Factsheet Interculturele communicatie bij de hulpverlening rond eergerelateerd geweld en kindermishandeling Inleiding Culturele diversiteit in de zorg- en hulpverlening kan voor misverstanden en conflicten zorgen. De oorzaak hiervan wordt vaak gezocht in taalbarrières en cultuurverschillen. Wat zijn op dit vlak de knelpunten en mogelijkheden, met name als het gaat om hulpverlening aan cliënten die te maken hebben (gehad) met eergerelateerd geweld en/of kindermishandeling? Hoe kunnen we zorgen dat hulpverleners in dit soort situaties niet alleen aandacht hebben voor de lichamelijke, sociale en psychische dimensies van de hulpvraag, maar ook voor de culturele dimensie? Hoe kunnen ze loskomen van hun eigen culturele referenties, zonder antropoloog van alle culturen te worden? En hoe kunnen ze rekening houden met culturele aspecten, zonder in de valkuil te stappen van ‘exotiseren’ of ‘culturaliseren’? In het kort: hoe kunnen zij vormgeven aan ‘cultuursensitieve hulpverlening’? In deze factsheet wordt eerst de problematiek rond kindermishandeling en eergerelateerd geweld geschetst, waarna een aantal handvatten worden aangereikt voor cultuursensitieve hulpervlening.
1. Kindermishandeling en culturele verschillen Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) signaleert op hun website dat problemen met kinderen uit migrantengezinnen vaak niet zozeer voortkomen uit de culturele achtergrond van het kind en de ouders, maar veel vaker uit de migratiegeschiedenis van het gezin: “Migratie heeft een grote invloed op het gezinsleven. Bij migratie doen zich processen van ontworteling, vervreemding en langzame gewenning voor. De banden met het land van herkomst worden losser of - in het geval van vluchtelingen - verbroken, terwijl zich met het land van aankomst nog geen banden hebben gevormd. Daarnaast levert de manier waarop onze samenleving nieuwkomers accepteert spanningen en soms problemen op.” Hieruit kunnen we opmaken dat migratie van invloed is op vrijwel alle levensgebieden. Dit factsheet richt zich echter alleen op de invloed van migratie op opvoeden en opgroeien, en in het bijzonder op kindermishandeling en eergerelateerd geweld. Cultuurverschillen Er zijn altijd cultuurverschillen tussen Nederland en het land waar een migrantengezin vandaan komt. Deze verschillen zijn groter bij migranten uit niet-westerse landen. Er wordt bijvoorbeeld anders tegen opvoeding aangekeken; het doel van de opvoeding verschilt, en de migranten hanteren andere methoden. Het NJi zegt hierover: “Dat kan in migrantengezinnen tot verwarring en onzekerheid leiden. De wereld binnen het gezin verschilt van de wereld daarbuiten en daardoor kan er afstand ontstaan tussen ouders en kinderen. Dit kan tot spanningen en een verstoorde gezagsverhouding leiden. Niet-westerse migranten zijn in veel gevallen laag opgeleid. Ze kennen de taal nog niet goed en ze missen de achtergrond om zich snel te kunnen aanpassen. Voor vluchtelingen is de migratie, en wat daaraan vooraf ging, een traumatische ervaring die van invloed is op hun vermogen om in Nederland Factsheet Interculturele communicatie bij de hulpverlening rond eergerelateerd geweld en kindermishandeling
1
te aarden. Migratie vindt bovendien vaak plaats onder ongunstige omstandigheden: armoede, gebrek aan opleiding en stress. Dat kan leiden tot scheiding en het ontstaan van eenoudergezinnen. Het aantal kinderen in Nederland van Poolse, Roemeense en Bulgaarse achtergrond neemt toe, door zowel migratie als geboorte (SCP, 2014). Zij wonen vaak in niet-optimale en geïsoleerde leefsituaties. Dit belemmert de participatie van deze kinderen in de samenleving. Omdat het herkomstland relatief dichtbij is, keren gezinnen uit deze landen vaak voor kortere of langere tijd terug. Dit is niet bevorderlijk voor de schoolloopbaan en voor het gevoel van kinderen ergens thuis te horen, wat tot psychische problemen kan leiden (ontworteling). Tot nu toe zijn de grootste groepen migranten gekomen uit Turkije, Marokko, Suriname en de Nederlandse Antillen. Maar de immigratie uit deze landen is de laatste jaren sterk afgenomen. De groei van deze vier groepen komt door de kinderen die hier geboren worden: de tweede generatie.” Uit het onderzoeksrapport ‘Terecht in de jeugdzorg, voorspellers van kind- en opvoedproblematiek en jeugdzorggebruik’, dat het Sociaal en Cultureel Planbureau uitbracht in 2013, blijkt dat migrantengezinnen waar sprake is van ernstige kind- en opvoedproblematiek relatief weinig gebruik maken van zowel eerstelijns- als tweedelijns jeugdzorg. Ook ontvangen zij minder vaak ondersteuning uit hun omgeving dan autochtone gezinnen met dergelijke problemen. Een mogelijke verklaring die het rapport geeft voor het lagere gebruik van jeugdzorg, is dat niet-westerse migranten minder geneigd zijn zich bij problemen tot experts te richten. Ze geloven vaker dat toeval een rol speelt in het verloop van problemen. Het onderzoeksrapport constateert verder dat niet-westerse migrantenouders meer kindproblemen ervaren dan gemiddeld, maar minder zorgen rapporteren. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat niet-westerse migrantenouders denken dat ze geen invloed hebben op de problemen en/of, als het een strenge religieus gezin is, dat de problemen de wil van God/Allah zijn, waardoor ze zich minder zorgen maken. En mogelijk heeft het ook te maken met de schaamtecultuur waarin niet- westerse migrantenouders opgegroeid zijn. Hierdoor laten ze niet snel hun zorgen blijken. Knelpunten in de hulpverlening bij kindermishandeling Kindermishandeling in migrantengezinnen kan soms andere vormen aannemen, en andere oorzaken en gevolgen hebben dan in autochtone gezinnen. Daarom is in sommige gevallen ook een andere aanpak nodig. Maar die aanpak krijgen migrantengezinnen vaak niet. Uit een artikel dat cultuur- en godsdienstpsycholoog Gert van den Berg in 2010 publiceerde in het vakblad Jeugd en Co Kennis bleek dat bestaande vormen van preventie, hulp en zorg vaak niet goed aansluiten bij de wensen en behoeften van migranten. “Het bereik en de effectiviteit van interventies bij kinderen, jongeren en opvoeders uit migrantengroepen laat te wensen over, blijkt uit literatuurstudie. De inhoud van veel interventies en de manier waarop ze worden aangeboden, zijn toegesneden op een brede doorsnee-doelgroep. Er is te weinig oog voor diversiteit en de beroepskrachten zijn in kennis, houding en vaardigheden onvoldoende cultureel sensitief.”
2. Eergerelateerd Geweld De factsheet ‘Eergerelateerd geweld’ van Movisie omschrijft het begrip ‘eergerelateerd geweld’ als volgt: “De overkoepelende term voor alle vormen van dwang en psychisch en fysiek geweld om te voorkomen dat een lid van de familie een ‘misstap’ zet die de familie-eer in de gemeenschap kan schaden, en alle geweld tegen de (vermeende) ‘eerschender’ om de geschonden eer te herstellen.” Het belang van familie-eer telt volgens de factsheet nog in veel bevolkingsgroepen met een groepscultuur. Deze culturen bevinden zich vooral in gebieden rond de Middellandse Zee, het MiddenOosten, Zuid- en Centraal-Azië. Maar ook in Roma, Hindoestaanse en orthodox-christelijke
Factsheet Interculturele communicatie bij de hulpverlening rond eergerelateerd geweld en kindermishandeling
2
gemeenschappen in Nederland komt eergeweld voor. Vaak zijn meisjes en vrouwen het slachtoffer, maar het geweld treft ook jongens en mannen. Per gemeenschap kan verschillen wat men ziet als een ‘misstap’. In de ene groep mag een meisje bijvoorbeeld niet alleen over straat, terwijl zij in de andere naar de disco mag met haar vriendinnen. De factsheet van Movisie zegt hierover: “Per familie of culturele gemeenschap kunnen de opvattingen over eer, eerloosheid en (on)kuis gedrag verschillen. Factoren die hier een rol bij kunnen spelen zijn regionale afkomst, platteland of stad en de mate van verbondenheid met het thuisland, de familie of de culturele gemeenschap hier. Is men eerste, tweede of derde generatie migrant? Wat is de maatschappelijke en sociaaleconomische positie van de familie? Ook de mate van integratie in de Nederlandse samenleving kan meespelen: heb je bijvoorbeeld netwerken buiten de eigen kring en voel je je hier veilig en/of thuis.” Voorheen werd eergeweld door politie en hulpverleners vaak opgevat als ‘huiselijk geweld’. Maar door een verbeterde aanpak en speciale programma’s herkennen zij het nu vaker en in een vroeger stadium. Ook (potentiële) slachtoffers melden zich vaker en eerder. Knelpunten in de hulpverlening rond eergerelateerd geweld In het artikel ‘Eerwraak een struikelblok voor jeugdhulpverleners’, gepubliceerd in het vakblad Perspectief in 2009, schrijft Willeke van de Zand het volgende: “Het signaleren van eergerelateerd geweld, en alles wat met dit fenomeen samenhangt, is een struikelblok voor veel jeugdhulpverleners. De culturele groepen waar het zich afspeelt, zijn vaak zorgmijdend. Bovendien hebben hulpverleners vaak te weinig training gehad in interculturele communicatie. Het vraagt nogal wat kennis van de materie om huiselijk geweld en kindermishandeling te kunnen scheiden van geweld met een eermotief. Wat in eerste instantie lijkt op een opvoedkundig probleem blijkt bij nader onderzoek heel iets anders te zijn. De andere motieven die aan het geweld ten grondslag liggen, vragen om een heel andere aanpak van de hulpverlening. Maar voordat de hulpverlening toegerust kan worden met competenties om deze materie te kunnen signaleren en te begeleiden, zal er eerst erkenning moeten komen voor de cliënten die hulp nodig hebben om aan eergerelateerd geweld te kunnen ontsnappen.” Interview met een anoniem slachtoffer van eergerelateerd geweld: “Ik was 15 jaar toen mijn school erachter kwam dat ik werd mishandeld. Ik meldde mij vaak ziek en had blauwe plekken. In eerste instantie dacht de school dat mijn ouders mij mishandelden, dus schakelden ze het AMK in. Na een aantal gesprekken werd ik door het AMK doorverwezen naar Bureau Jeugdzorg. Ik heb hier toen aangegeven dat mijn ex-vriend mij mishandelde. Ondanks dat ik aangiftes deed en steeds tegen de instanties zei dat mijn ex de dader was, bleven het AMK en Bureau Jeugdzorg mij lastigvallen met het feit dat mijn ouders mij mishandelden. Pas nadat het uit de hand liep, hebben ze mij doorverwezen naar De Jutters. Hier bij De Jutters had ik in eerste instantie een vrouw die mij veroordeelde en zich niet aan haar geheimhoudingsplicht hield. Tot zover vond ik de opvang heel erg slecht. Nadat bleek dat het tussen mij en mijn eerste hulpverlener niet klikte, ben ik bij haar collega in behandeling gegaan. Deze hulpverlener heb ik als prettig ervaren. Ik was toen al 17 jaar oud. Hier ben ik een aantal jaar in behandeling geweest. Op mijn 21ste ben ik doorverwezen naar een echte psycholoog.” JSO, september 2015 De zorg in Nederland is volgens Van de Zand westers ingericht. Hulpverleners gaan ervan uit dat er binnen gezinnen weinig taboe-onderwerpen zijn. Gezinsleden moeten alles openlijk met elkaar Factsheet Interculturele communicatie bij de hulpverlening rond eergerelateerd geweld en kindermishandeling
3
kunnen bespreken. De begeleiding wordt daarom zoveel mogelijk aan het hele gezin geboden. Volgens de hulpverleners moeten alle gezinsleden evenredig betrokken worden bij de oplossing. Deze visie is echter niet binnen alle culturele stromingen bruikbaar, zegt Van de Zand. “Te vaak wordt nog voorbijgegaan aan belangrijke interculturele aspecten en familiecodes. Waar openheid, directheid en individualiteit voorop staan in de westerse benadering, werkt dat binnen veel niet Nederlandse culturen anders. De hulpverlening verliest hier nogal wat terrein, als zij daar geen weet van heeft.”
3. Handvatten voor cultuursensitieve hulpverlening Hoewel dit hoofdstuk van de factsheet zich vooral richt op het verbeteren van de interculturele communicatie bij kindermishandeling en eergerelateerd geweld, zullen eerst de algemene voorwaarden worden besproken om tot cultuursensitieve zorg te komen. Er is namelijk meer nodig dan communicatie alleen om de toegankelijkheid van hulpverlening voor migrantengezinnen te vergroten. Het eerder genoemde artikel van Gert van den Berg in Jeugd en Co Kennis wijst er bijvoorbeeld op dat niet alleen individuele hulpverleners, maar ook de instellingen waar zijn voor werken een cultuursensitieve slag moeten maken: “Om hun bereik bij en toegankelijkheid voor migranten te verbeteren, moeten instellingen een proces van interculturalisatie doorvoeren. Ze moeten doordrongen raken van de betekenis en de consequenties van culturele verschillen. Zo moet de instelling herkenbaar zijn voor de doelgroep en moet het personeel een afspiegeling vormen van de samenleving. Daarnaast moeten aanbod en werkwijze toegesneden zijn op de behoeften en de achtergrond van de hulpvragers. Verder dienen beroepskrachten vaardig te zijn in interculturele communicatie en een open, sensitieve houding te hebben, zonder vooroordelen. En ze moeten de ruimte krijgen om een vertrouwensband met cliënten op te bouwen.” Interventies Over effectieve interventies voor migranten zegt Van den Berg het volgende: “Om effect te sorteren moeten doel, doelgroep en aanpak van een interventie goed op elkaar aansluiten. Uit literatuurstudie komt naar voren dat interventies voor een algemene doelgroep ook positieve effecten kunnen hebben bij migrantengroepen. Enige aanpassing aan migrantengroepen kan bovendien bijdragen aan een betere acceptatie, een beter bereik en minder uitval. En dat kan dan weer leiden tot betere effecten. Die aanpassingen moeten wel verder gaan dan oppervlakkige veranderingen als het vertalen van teksten en aanpassen van afbeeldingen.” Om na te gaan of interventies geschikt zijn voor verschillende cliëntgroepen (en dus ook voor migranten) is door het Verwey-Jonker Instituut de Meetladder Diversiteit Interventies ontwikkeld (zie kader). Meetladder Diversiteit Interventies Om vast te stellen of een interventie geschikt is voor een diverse doelgroep onderscheidt de Meetladder Diversiteit Interventies tien aandachtspunten:
Theorie: geldt de probleemanalyse waarop de interventie is gebaseerd ook voor cliënten uit de beoogde doelgroepen? Doelen: sluiten de doelen van de interventie aan bij de werkelijkheid van die cliënten? Aanpak: sluiten de gebruikte methoden aan bij de werkelijkheid van die cliënten? Communicatie: is het taalgebruik aangepast aan dat van de cliënten, bijvoorbeeld door gebruik van hun moedertaal?
Factsheet Interculturele communicatie bij de hulpverlening rond eergerelateerd geweld en kindermishandeling
4
Competenties: beschikken de uitvoerende beroepskrachten over de kennis, vaardigheden en attitude om met de cliënten te werken? Bereiken en vasthouden: zijn er strategieën om cliënten toe te leiden, te motiveren en te binden, bijvoorbeeld door speciale aandacht voor hun persoon en hun omstandigheden? Betrokkenheid: zijn cliënten betrokken bij de ontwikkeling of aanpassing van interventies? Screening/diagnose: zijn de instrumenten en procedures berekend op verschillen tussen cliënten en is er aandacht voor de visie van de cliënt? Institutionele context: is het diversiteitsdenken doorgedrongen tot de haarvaten van de uitvoerende organisatie? Onderzoek: is er in het onderzoek naar de interventie aandacht voor diversiteit?
Interculturele communicatie en de competenties van de professional In het boek ‘Etnische minderheden en de multiculturele samenleving’ stelt hoogleraar interculturele communicatie Wasif Shadid vast dat er in Nederland een groeiende belangstelling is voor interculturele communicatie. “Die toegenomen aandacht is met name gericht op het optimaliseren van deskundigheid van vooral hulpverleners die te maken hebben met cliënten uit andere culturele groepen, maar ook voor andere beroepsgroepen als bijvoorbeeld docenten en politie.” In 1998 publiceerde Shadid een intercultureel communicatiemodel, en beschreef daarin de competenties van een cultuursensitieve professional: Een cultuursensitieve professional heeft weinig vooroordelen; beschikt over een sterk empathisch vermogen; is open minded; is bereid de wereld ook via de bril van anderen te bekijken; tolereert ambiguïteit; heeft een cultuurrelativistische houding; past zich makkelijk aan in nieuwe en onbekende situaties; heeft kennis van de omstandigheden en culturen van andere groepen; zoekt in de omgang met anderen naar overeenkomsten; respecteert anderen en houdt rekening met hun wensen. Al deze competenties kunnen volgens Shadid niet in één persoon worden gevonden, of makkelijk met behulp van een cursus worden aangeleerd. “Men mag daarom geen hooggespannen verwachtingen hebben van trainingen interculturele competenties. Met dergelijke trainingen kunnen cursisten in het beste geval gevoelig worden gemaakt voor de genoemde vaardigheden en houdingen.” Het eigen maken van het gehele pakket aan interculturele competenties vraagt tijd en ervaring. Dit wordt geïllustreerd in een onderzoek dat in 2011 is gedaan door hoogleraar Jan Blommaert, onder hulpverleners die veel ervaring hebben met migranten. In zijn onderzoeksrapport ‘Interculturele communicatie in de sector’ valt te lezen: “Zij hanteren de cultuurverschillen zoals deze in de literatuur beschreven staan (verschillen in waarden, denkpatronen...) ambigu. Enerzijds zegt men dat dit geen probleem is, omdat (a) de communicatie veelal heel praktisch en doelgericht is, en (b) men een lange ervaring heeft met migranten. Anderzijds echter zegt men dat er wel degelijk verschillen zijn, en dat deze verschillen geldig zijn voor oudere zowel als jongere Turkse en Marokkaanse migranten. De cultuurverschillen zijn echter geneutraliseerd door de lange ervaring van de hulpverleners. Zij kennen de mensen al jaren, gaan er vertrouwelijk mee om (o.m. via de kennis van hun taal), en Factsheet Interculturele communicatie bij de hulpverlening rond eergerelateerd geweld en kindermishandeling
5
kennen veel van de interne keuken in hun huishouden. Daardoor hebben zij de taboes, de gevoeligheden en de voorkeuren van die mensen grondig leren kennen, en respecteren zij ze. De ervaring is die ervaring die zorgt voor het neutraliseren van cultuurverschillen. In hun ogen zijn die er wel degelijk, en zijn ze onoverbrugbaar (in de zin dat ook migrantenjongeren eraan beantwoorden). Maar die ervaring geldt enkel de ‘oude' migrantengroepen, en is niet bruikbaar voor de nieuwe cliënten uit minder vertrouwde gebieden. In dit domein heerst dan ook onzekerheid, omdat men daar niet de ‘awareness' bezit die men i.v.m. Turken en Marokkanen wel heeft. De nieuwe migranten stellen nieuwe taalproblemen en geven een nieuwe oriëntering aan de taken van de hulpverleners De hulpverleners, uitgaande van de veronderstelling dat deze mensen ook wel cultureel anders zijn, vrezen ook dat zij nieuwe cultuurproblemen zullen scheppen, waarmee zij nog geen ervaring hebben, en die zij daardoor niet kunnen neutraliseren op de wijze zoals zij dit doen met hun Turkse of Marokkaanse cliënten.” Individuele gesprekken Tot dusver hebben we cultuursensitieve hulpverlening beschreven die van toepassing is op alle hulpverleningssituaties, dus ook op die rond kindermishandeling en eergerelateerd geweld. Tot slot nog een passage uit het eerder genoemd artikel van Willeke Van de Zand, over waarom het belangrijk is om als hulpverlener in situaties van eergerelateerd geweld individueel met de gezinsleden in gesprek te gaan: “Binnen veel culturen waar familie-eer een rol speelt, is er sprake van een duidelijke hiërarchie binnen de familie en de eigen leefgemeenschap. Binnen- en buitenshuis kent iedereen de uitgesproken en niet uitgesproken regels. In het Nederlands: iedereen kent zijn plaats. Deze positie bepaalt wat wel en niet kan worden gezegd. Nederlandse hulpverleners horen dit te weten. Als de hulpverlening hiervan geen weet heeft, kan de indruk ontstaan, dat alles in het gezin/de gemeenschap harmonisch verloopt. Omdat iedereen lijkt in te stemmen met wat er besproken wordt. Het openlijk bespreken van familieproblemen is ‘not done’ en zal dus bijna niet gebeuren als het gehele gezin bij elkaar is. Daarbij zijn kwesties die te maken hebben met de familie-eer extra gevoelig. Daarom zorgen uitsluitend individuele gesprekken met gezinsleden ervoor, dat iedereen openlijk zijn verhaal kan doen en niet in de knel komt met de familie- en/of gemeenschapshiërarchie. Het zijn vaak de individuele gesprekken waarin de eerste signalen van problemen aan de orde komen. Hoe lastig ook voor een hulpverlener, maar volledige transparantie komt daarbij de veiligheid van een cliënt vaak niet ten goede. Een cliënt moet zijn of haar zorgen en angsten in vertrouwen kunnen melden om te voorkomen dat het anders een verborgen probleem blijft.”
Factsheet Interculturele communicatie bij de hulpverlening rond eergerelateerd geweld en kindermishandeling
6