Tractiebehandeling bij heupdysplasie
In overleg met de behandelend arts heeft u besloten tot opname van uw kind op een van de verpleegafdelingen van het Radboudumc Amalia Kinderziekenhuis. Uw kind krijgt een tractiebehandeling. In deze folder vindt u informatie over de behandeling, de verzorging en nabehandeling. Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, stel deze dan gerust aan de behandelend arts of verpleegkundige.
Tractiebehandeling
Bij een normaal heupgewricht passen de heupkom en heupkop goed op elkaar. De kom is diep genoeg om de kop te omvatten en voldoende steun te geven. De kop kan soepel ronddraaien in de kom. Bij een heupdysplasie wordt de heupkop onvoldoende overdekt door de heupkom. De kop zit meestal wel op de juiste plaats in de kom, maar de kom (en soms ook de kop) is onvoldoende ontwikkeld, waardoor het heupgewricht niet goed werkt. Bij een aangeboren heupluxatie staat de heupkop daarbij niet op de juiste plaats, namelijk bijna of volledig uit de kom. Dit kan worden behandeld met een tractiebehandeling. Het doel van een tractiebehandeling is om de kop in of voor de kom van het heupgewricht terug te brengen en om de verkorte spieren, bloedvaatjes en zenuwen rond het heupgewricht voor te bereiden op de nieuwe positie van de heupkop. Dit gebeurt langzaam en geleidelijk om deze gevoelige structuren niet te beschadigen. Bij tractie ligt uw kind op bed met de beentjes in de lucht. Een speciaal luierbroekje zorgt ervoor dat uw kind niet op de buik of de zij kan draaien. Om de verkorte structuren rond het heupgewricht op te rekken, wordt er met gewichtjes voorzichtig aan de beentjes getrokken. Dit gewicht is afhankelijk van de grootte van uw kind.
De opname
Op de dag van opname vindt er een opnamegesprek plaats met de verpleegkundige en krijgt u een rondleiding op de afdeling. Ook worden op deze dag de beentjes van uw kind ingezwachteld met verband. Dit is om uw kind te laten wennen aan het ingezwachteld zijn van de beentjes en aan de nieuwe omgeving. Op de tweede dag zal uw kind in tractie worden gelegd. Na ongeveer zeven
1
dagen wordt begonnen met het spreiden van de beentjes. Dit voorzichtig spreiden van de beentjes gebeurt meestal om de dag. Na ongeveer 28 tot 42 dagen is de maximale spreiding bereikt. Dit is afhankelijk van de spierspanning rondom het heupgewricht en in de bovenbeetjes. Na ongeveer tien dagen start de endorotatie. Dit houdt in dat door middel van een tegengewicht het beentje ook wat naar binnen gedraaid gaat worden om een optimale stand van de heupkop te bereiken. Om de voortgang van de tractiebehandeling te kunnen volgen wordt er soms een röntgenfoto van het heupgewricht gemaakt. De arts bepaalt wanneer dit mogelijk of gewenst is. Aan het einde van de tractiebehandeling wordt er zeker een röntgenfoto van de heup gemaakt om het resultaat te bekijken. Een arthrogram wordt gemaakt als blijkt dat het gewricht weer in de kom lijkt te zitten. Een arthrogram is een contrast-röntgenfoto van het gewricht. Deze wordt onder anesthesie op de operatiekamer Orthopedie verricht. Zit de heup perfect in de kom dan krijgt uw kind direct in dezelfde anesthesie een gipsbroek. Deze wordt na zes weken gewisseld, ook onder anesthesie. Zit de heup niet optimaal in de kom, er is nog weefsel aanwezig tussen de kop en de kom, dan zal uw kind geopereerd moeten worden. Dat gebeurt in een nieuwe meer uitgebreide operatie, meestal een week later.
Verzorging
Tijdens de behandeling kan uw kind niet in bad en wordt daarom op bed gewassen en verzorgd. U kunt hierbij meehelpen. Hierover kunt u afspraken maken met de verpleegkundige. ’s Ochtends en ’s avonds worden de beentjes van uw kind gewassen en met baby-olie ingewreven. Dit om de huid van de beentjes te inspecteren en de doorbloeding te stimuleren. Daarna worden de beentjes opnieuw gezwachteld. Als kleding zijn rompertjes en truitjes zonder knoopjes op de rug handig. Uw kind kan geen broekje aan. Om koude voetjes te voorkomen raden wij u aan sokjes of slofjes mee te nemen. Soms vinden kinderen het eten in tractie lastig door de liggende houding. Tijdelijk een kussen onder hoofd en rug is toegestaan, wordt zelfs geadviseerd. Het kindje zit zo een beetje rechtop onder een hoek van 30 - 40 graden. Soms zien we een verminderde eetlust door de geringe activiteit.
2
Verdere informatie over de verpleegafdeling en ouderparticipatie vindt u in de afdelingsfolder. Ook ontvangt u de brochures ‘Informatie voor ouders’ en ‘Behandeling en onderzoek onder anesthesie bij kinderen’.
De dagindeling
Tijdens de opname van uw kind proberen we zoveel mogelijk het ritme van thuis aan te houden. Daarom wordt er een dagprogramma gemaakt. In overleg met u zullen de pedagogisch medewerker en de verpleegkundige een geschikt programma voor uw kind samenstellen waarin alle activiteiten van de dag beschreven zijn. Tijdens de tractiebehandeling ligt uw kind een lange tijd in dezelfde omgeving. Het is raadzaam wat geschikt speelgoed van thuis mee te nemen, waarmee uw kind zich liggend kan vermaken, bijvoorbeeld een speelmobiel aan de tractieboog. Meestal duurt het ongeveer drie dagen voordat een kind aan de nieuwe situatie gewend is.
Gipsbroek en operatie
Wanneer de tractiebehandeling ten einde is, zijn er twee verdere behandelmogelijkheden: de gipsbroek en/of een operatie.
Gipsbroek
Bij een optimaal resultaat wordt direct na het maken van het arthrogram een gipsbroek aangelegd. Een gipsbroek is een rondom aangelegd verband van sneldrogend lichtgewicht kunststof dat ervoor zorgt dat de heupkop stevig op zijn plaats in de heupkom blijft. Dit wordt aangebracht van boven de taille tot en met de tenen, met een uitsparing tussen de billen. Voor de stevigheid wordt een stok tussen de benen van het gips geplaatst. Een gipsbroek wordt meestal aangelegd voor een periode van zes weken. Na ongeveer zes weken wordt het gips gewisseld. Hiervoor is ook weer een lichte anesthesie noodzakelijk en een opname van twee dagen.
Operatie
Het is mogelijk dat de tractiebehande-ling voor uw kind niet voldoende is geweest en dat er een operatie noodzakelijk is. Er zijn verschillende operaties mogelijk. De behandelend arts zal dit met u doorspreken en de techniek uitleggen die bij uw kind toegepast gaat worden. 3
Informatie over de algemene gang van zaken rond de operatie en het verblijf van uw kind op de verkoeverkamer vindt u in de brochure ‘Behandeling en onderzoek onder anesthesie bij kinderen’. Na de operatie krijgt uw kind een gipsbroek zoals hierboven beschreven voor een periode van tweemaal zes weken of eenmaal acht weken. Dat hangt af van het type operatie. Uw kind wordt wakker op de verkoeverkamer en heeft dan een infuus met vocht. De anesthesioloog zal een optimale pijnbestrijding voor uw kind afspreken. Uw kind mag langzaam aan weer wat gaan eten of drinken, te beginnen met heldere dranken. Dit wordt uitgebreid tot normale voeding. De verpleegkundige houdt bij wat uw kind eet en drinkt, en hoeveel uw kind plast. Aan de hand hiervan wordt het infuus met vocht afgebouwd. De verpleegkundige controleert regelmatig uw kind en het gips. Er wordt gekeken of er geen scherpe randjes aan het gips zitten en of het niet te strak zit. Ook de doorbloeding en beweeglijkheid van de voeten wordt gecontroleerd. Eventueel kan het gips op de gipskamer iets aangepast worden. Na de operatie ligt uw kind plat op bed. De orthopeed bepaalt wanneer uw kind op de buik mag draaien. De opnameduur na een operatie is nog ongeveer vijf dagen.
Nazorg
Nadat uw kind een gipsbroek heeft gekregen krijgt u als ouder een film over de verzorging van de gipsbroek te zien. Daarna oefent de verpleegkundige de verzorging van de gipsbroek met u. Verder vindt u in de folder ‘Nazorg gipsverbanden thuis’ nog een aantal tips voor thuis. Ook moeten er in deze periode een aantal zaken voor ontslag geregeld worden, zoals een hoog-laag bed, papegaai, bedtafel, urinaal en po. Wanneer uw kind nog niet zindelijk is, kunt u het beste een inlegger in de luier leggen. Op deze manier wordt voorkomen dat de gipsbroek vies wordt. Een tweeling wandelwagen, bolderkar of een lig-rolstoel zijn handig voor een korte wandeling. U kunt kussens gebruiken om de holtes tussen de benen op te vullen. Uw kind wordt met de ambulance naar huis vervoerd, omdat uw kind niet vast kan worden gezet in een autostoeltje. Ook het vervoer naar de polikliniek voor controle moet per ambulance gebeuren. U kunt dit ambulancevervoer via uw huisarts regelen. 4
08-2015-4997
Contact Medische en verpleegkundige vragen: Polikliniek Kinderchirurgie: 024 - 361 38 08 (op werkdagen van 08.15 tot 12.00 uur). Na 12.00 uur alleen spoed Informatie opnameplanning: Secretariaat Kinderchirurgie: 024 - 361 45 60 (bereikbaar van 11.00 - 12.30 uur, buiten deze tijden, kies optie 1)
Radbouduniversitair universitairmedisch medischcentrum centrum Radboud