België - Belgique P.B. Leuven 1 2
1054
AFGIFTE LEUVEN 1
JAARGANG 13, NR. 3 - 30 APRIL 2004 VERSCHIJNT DRIEMAANDELIJKS
Gert Van Loock en Bram Wolfs ontwikkelden een nieuw type van geluidsprocessor waarin de vertrouwde analoge technologie wordt gecombineerd met state of the art digitale signaalverwerking en -controle. Voor deze originele combinatie van nieuwe en bestaande technologieën ontvingen beide elektronica-ingenieurs de Egeminprijs.
WINNAARS EGEMINPRIJS 2003
Toveren met klanken G
ert Van Loock en Bram Wolfs hebben twee passies met elkaar gemeen: elektronica en muziek. In hun ondernemingsproject slaagden zij erin beide tot een harmonieuze synthese te brengen. Het resultaat is een nieuw type van geluidsprocessor waarin de vertrouwde analoge technologie wordt gecombineerd met state of the art digitale signaalverwerking en controle. Geen speeltje voor amateurs die even met geluid willen experimenteren maar een hightech instrument voor creatieve denkers die nieuwe mogelijkheden en toepassingen willen exploreren. Voor hun ‘kunstwerk’ ontvingen beide GROEP Tingenieurs de Egeminprijs.
Met een beloning van 12 500 euro (6 250 voor de laureaten en evenveel voor de hogeschool) is de Egeminprijs de meest gegeerde en prestigieuze ingenieursprijs in Vlaanderen. De prijs, ingesteld door het automatiseringsbedrijf Egemin en de Vlaamse Ingenieurskamer (VIK) bekroont jaarlijks het beste eindwerk van de nieuwe lichting industrieel ingenieurs. Alle laatstejaarsstudenten zijn automatisch ingeschreven. Iedere hogeschool stelt een kandidaat voor. Uit deze kandidaten kiezen de organisatoren 6 finalisten. Zij worden uitgenodigd hun werk te komen verdedigen voor een jury. De winnaar krijgt de hoofdprijs. “De deliberatie was dit jaar wel heel kort”, zegt prof. Luc Bienstman, promotor van het bekroonde project.
“De twaalfkoppige jury onder wie de kabinetschef van de Vlaamse minister van Economie, professoren van de universiteiten Gent en Antwerpen, burggraaf Dirk Frimout, ere-rector Roger Dillemans, de technische directeurs van Egemin, Janssen Pharmaceutica, Atlas Copco en de algemeen voorzitter van VIK, riepen met eenparigheid van stemmen Gert en Bram uit tot laureaat.” Op 16 januari ontvingen zij de prijs tijdens de nieuwjaarsreceptie van de Vlaamse Ingenieurskamer.
Vervolg op pagina 2
foto F. Van Loock
Vervolg van pagina 1
Transformeren
PRIJS
Gert en Bram realiseerden hun ondernemingsproject bij Sherman Productions in Testelt, een klein niche bedrijf gespecialiseerd in sound processing. Bij het grote publiek klinkt Sherman wellicht niet bekend in de oren, maar in de muzieksector is het een naam als een klok. Alle grote sterren in de popwereld gebruiken of gebruikten op de een of andere manier Shermantechnologie: Abba, Madonna, David Bowie, the Rolling Stones, Deep Purple, dEUS, Björk, U2, Techtronic... hun sound werd mee gevormd door de apparatuur uit Testelt. Het paradepaardje is de Sherman Filterbank, een krachtig analoog hardwareinstrument met een unieke klank. Het apparaat situeert zich tussen een klassieke filterprocessor en een volwaardige analoge synthesiser en is in staat om minuscule tonen te transformeren tot een machtige sound en omgekeerd complexe harmonieën uit elkaar te rafelen in een waterval van kleine klanken. De Filterbank kan met gemak speciale effecten genereren en maakt soepel gebruik van elke geluidsbron: van synthesiser tot sampler, van drums tot gitaar. Hun passie voor elektronica en muziek bracht Gert en Bram in contact met Sherman Productions. Herman Gillis, creatieve duizendpoot en drijvende kracht achter Sherman, zag dat beide GROEP T’ers uit het goede hout gesneden waren en zette de deuren van zijn bedrijf wagenwijd voor hen open. “Het was het begin van een waar avontuur”, lacht Gert. “Een vast doel of een concreet eindproduct was niet vooropgesteld. Alles moest kunnen, het ene idee riep het andere op, als we iets gevonden of bereikt hadden, doken weer nieuwe horizonten op, kortom het leek alsof het nooit zou stoppen. Als we alle ideeën zouden uitvoeren, dan zijn we over vijftig jaar nog bezig.”
2
Lonende verbeelding Bij de selectie van de winnaar hanteert de Egeminjury drie belangrijke criteria: verbeelding en originaliteit,
economische realiseerbaarheid en de schriftelijke en mondelinge communicatie. Op elk van deze punten scoorden Gert en Bram goede resultaten. “Het originele van ons werk zit in de combinatie van nieuwe en bestaande technologieën”, legt Bram uit. “We hebben bewust de ‘oude’ dingen niet weggegooid maar er precies een extra-dimensie aan toegevoegd. Het gebruik van de analoge technologie werd voorgesteld door copromotor Herman Gillis van Sherman, terwijl onze promotor de uitdaging lanceerde voor de digitale signaalverwerking. Daardoor konden we de mogelijkheden van de geluidsprocessor spectaculair vergroten. Zo sloegen we twee vliegen in één klap: het comfort van het digitale, gekoppeld aan de degelijkheid van het vertrouwde analoge. Het gevolg is dat je omzeggens elke klank kunt creëren die je maar wil; een eindeloze variëteit van warme, rijke en complexe tonen.”
“
Het originele van ons werk zit in de combinatie van nieuwe en bestaande technologieën
In de top 10 van de New Astronomy
G
oed nieuws voor Dany Vanbeveren, docent in GROEP T’s Technologische Hogeschool. Op 17 februari kreeg hij bericht van de hoofdredacteur van het toonaangevend wetenschappelijk tijdschrift New Astronomy dat zijn artikel over de chemische evolutie van de melkweg, gepubliceerd in juli 2003, in de top 10 staat van de meest gedownloade bijdragen. Zijn naam en die van co-auteur Erwin De Donder die zopas bij Dany Vanbeveren aan de V.U.Brussel promoveerde tot doctor in de wetenschappen – prijken bij de toppers van de hedendaagse sterrenkunde. In hun artikel beschrijven de auteurs de evolutie van de elementen koolstof en zuurstof – onmisbaar voor het leven – van bij het ontstaan van de kosmos 15 miljard jaar geleden tot nu. Via lange en ingewikkelde berekeningen ontdekten ze dat een bepaald type van sterren, namelijk de zware sterren die ook de zwarte gaten vormen, verantwoordelijk zijn voor een significant deel van alle koolstof en zuurstof in de melkweg. Waren deze sterren er niet geweest dan zou het leven op aarde er helemaal anders uitzien, gesteld dat er überhaupt leven was ontkiemd. Aangezien er zich overal in de melkweg zware sterren bevinden, zijn ook koolstof en zuurstof wijd verspreid en is het zeker niet uitgesloten dat er ook elders vormen van leven bestaan die beide elementen nodig hebben. De vorming van zware sterren gaat overigens nog steeds door. Elke dag worden er nieuwe ontdekt. Hetzelfde geldt voor de zwarte gaten. In het midden van de melkweg bevindt zich trouwens een reusachtig exemplaar dat bezig is alle materie in de kosmos op te slorpen. Wat er nadien gebeurt blijft een vraagteken. Y.P.
E. De Donder en D. Vanbeveren, “The chemical evolution of the Galaxy: the importance of stars with an initial mass larger than 40 Mzon”. New Astronomy, Volume 8, Issue 5, July 2003, pages 415-425 http://dx.doi.org/10.1016/S1384-1076(03)00002-2
INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
’’
Ondanks de mix van technologieën zijn Gert en Bram erin geslaagd de kosten goed onder controle te houden. Ze opteerden voor een optimale verhouding tussen de performantie en de kostprijs van de onderdelen. Het toestel situeert zich in het marktsegment tussen de 2 000 en 2 500 euro, maar kan zonder meer de concurrentie aan met duurdere apparaten. In het economisch deel van hun werk konden de laureaten evenwel overtuigend aantonen dat hun product zijn prijs meer dan waard is. Ze trokken hiervoor ondermeer naar de Musik Messe in Frankfurt waar ze een marktonderzoek uitvoerden bij de specialisten uit de
sector die daar verzameld waren. Uit een investeringsanalyse – geleerd tijdens de cursus Financieel management - bleek bovendien dat het ontwerp al op vrij korte termijn rendabel zou kunnen zijn voor het bedrijf. De verbeelding van de laureaten was dus niet alleen origineel maar ook lonend en beantwoordde hiermee helemaal aan het tweede criterium van Egemin. Restte nog de communicatie van de resultaten. Met een geanimeerde presentatie tijdens de verdediging maakten Gert en Bram indruk. “We hebben ons verhaal gebracht zoals we het al twee maal voordien bij GROEP T hadden gedaan”, zegt Gert. “We pasten gewoon toe wat we in de communicatieseminaries zoveel keer hebben geoefend.”
Zelfstandig werk Prof. Bienstman noemt nog een andere factor die tot het succes van beide laureaten heeft bijgedragen: hun grote inzet. “Gert en Bram hebben bergen werk verzet. Ze hebben alles uitgeprobeerd, alles onderzocht en opnieuw bekeken. Geen moeite was hen teveel. Opmerkelijk was ook hun hoge mate van zelfstandigheid en de efficiëntie waarop ze de taken verdeelden: Bram concentreerde zich op het digitale, Gert hield zich voornamelijk met het analoge bezig.” In het najaar van 2003 ging Bram aan de slag bij Fill Factory in Mechelen, een spin-off van IMEC. Hij staat er in voor de design van beeldsensoren. Gert is nog altijd bij GROEP T als assistent bij de vakgroep Informatietechnologie. Hij verzorgt er mee de laboratoria Elektronica. Muziek spelen doen ze allebei nog, daarvoor hebben ze geen spectaculaire audioprocessing nodig. Y.P.
Gert Van Loock en Bram Wolfs, ings Elektronica, optie OT “Analog Audio Processing” Onderneming: Sherman Productions - Testelt Promotor: prof. ir. Luc Bienstman
Met de invoering van de leerbelevenissen wordt de ingenieursopleiding een stuk aantrekkelijker.
INNOVATIE
NIEUW IN DE INGENIEURSOPLEIDING
Leren: een belevenis!
3
Een van de belangrijkste innovaties in de nieuwe ingenieursopleiding bij GROEP T zijn ongetwijfeld de leerbelevenissen. Binnen elk opleidingsonderdeel komen er straks attractieve opdrachten met een hoge mate van zelfstandig werk en een directe link met de beroepspraktijk van de toekomstige ingenieur. Doel van deze innovatie is dat de studenten meer plezier beleven aan het leren en dat uiteindelijk de hele ingenieursopleiding een flink stuk aantrekkelijker wordt. GROEP T geeft hiermee gevolg aan de groeiende bezorgdheid van de ondernemers over de dalende belangstelling voor de ingenieursstudie.
I
n essentie is een leerbelevenis een opdracht waar studenten aan werken. Een opdracht is een ‘didactische werkvorm’ waarbij studenten geen leerstof of instructies krijgen voorgelegd die ze tot zich moeten nemen of uit moeten voeren. Het is een opdracht die aanzet tot zelfwerkzaamheid. Een opdracht die studenten op verschillende manieren kunnen vormgeven. Het zal vaak een probleem zijn dat ze moeten oplossen, een situatie waarin ze gebracht worden of een onderzoek dat ze moeten uitvoeren. In de didactische literatuur maakt men vaak het onderscheid tussen ‘gesloten’ en ‘open’ opdrachten: gesloten is een opdracht die direct verwijst naar wat de student moet doen (bijv. een wiskundige opgave met maar één antwoord), open is een opdracht waarbij studenten meerdere wegen kunnen bewandelen om tot de oplossing te komen, zoals de typische ingenieursproblemen. Dat laatste betekent ook dat de studenten meer zelf moeten nadenken, niet alleen over de inhoud van de vraag, maar ook over de wijze waarop ze het – met elkaar als het een groepsopdracht is – gaan aanpakken. Dit stimuleert het zelfstandig leren; studenten leren niet alleen denken en met leerstof omgaan, maar ze leren ook handelen. Door te doen ontstaat al meer een belevenis, waarbij je de effecten van je eigen gedrag merkt en al een begin ontstaat van wat je een ‘belevenis’ zou kunnen noemen: iets wat je bijblijft omdat het je geraakt heeft. De opdracht voor een leerbelevenis is ‘open’, zoals we eerder al aangaven. In het algemeen zijn er drie kenmerken te noemen: 1. inhoud; 2. zelfstandigheid en 3. dynamiek. De leerbelevenis heeft een inhoud, dat wil zeggen dat er een directe verbinding is met een thema uit het opleidingsonderdeel. Deze leerstofinhoud is te omschrijven,
staat mogelijk ook in boeken, tijdschriften of ergens op internet. De leerbelevenis vraagt zelfstandigheid van de student om te handelen. De student moet iets gaan doen (informatie opzoeken, in gesprek gaan met collegastudenten, ergens naar gaan kijken, zaken onderzoeken enz.). Juist de verbinding met het handelen geeft de activiteit die de leerwaarde van de belevenis voor de student verhoogt. Bij de constructie van de leerbelevenis wordt omschreven welke handelingen de opdracht van de studenten verwacht. Ten slotte heeft de leerbelevenis ook een eigen dynamiek. Dat wil zeggen dat er iets gaat gebeuren wat niet vooraf is te bedenken en daardoor verrassend is. Leerbelevenissen hangen samen met belangrijke opgaven en taken van de toekomstige ingenieur in de beroepspraktijk. Het is precies deze link die de leerbelevenissen attractief maakt en ertoe moet leiden dat studenten er gemotiveerd aan deelnemen en meer uit leren. Leerbelevenissen zijn leerpraktijken die appelleren aan zowel het handelen en het denken als het voelen van de student. Een leerbelevenis vertrekt altijd van een concrete opdracht die – zoals we eerder zagen – direct gelinkt is aan of afgeleid is uit een (of meerdere) kernopgave(n). Om de opdracht te volbrengen moet de student dus iets doen (handelen) waarvoor zij/zij de nodige vaardigheden moet inzetten (resp. ontwikkelen). De opdracht is evenwel van die aard dat er ook een beroep wordt gedaan op kennis (denken): het is immers de bedoeling dat de student met kennis van zaken handelt. Concreet wordt er in de leerbelevenissen dus gebruik gemaakt van, resp. aangesloten bij de kennis die elders in het opleidingsonderdeel (in contactonderwijs of zelf-
studie) aan bod komt. Ten slotte moet de opdracht van die aard zijn dat ze de student “raakt” (voelen) zodat hij/zij er met plezier aan werkt en er daadwerkelijk genoegen aan beleeft. Dit “raken” kan op verschillende manieren gebeuren: omdat het onderwerp boeiend is, omdat de nieuwsgierigheid geprikkeld wordt, omdat de student zich creatief kan uitleven, omwille van de manier van werken (bijv. in team), wegens de plaats of context (bijv. een bedrijfsbezoek), of – waarom niet – omwille van de beloning (bijv. bij een wedstrijd). Leerbelevenissen kunnen ook geënt worden op de ervaringen die de student dagelijks heeft: als hij/zij fietst, met de computer werkt, naar de film gaat, een hobby beoefent of een huishoudapparaat moet repareren. De leerbelevenis kan helpen om technische kennis op te doen die voor de student direct bruikbaar is en zo zijn/haar verdere belangstelling voor de technologie kan voeden. Bij de constructie van een opdracht voor een leerbelevenis kan hierbij aangesloten worden. In het eerste jaar zijn de leerbelevenissen vooral smaakmakers die de interesse moeten opwekken voor wetenschap en technologie en het ingenieursberoep (bijvoorbeeld bedrijfsbezoeken, een dag met een ingenieur, sessies teambuilding, leuke laboratoriumopdrachten...). In het tweede jaar realiseren de studenten al meer omvattende opdrachten (zoal het Enterprising game met een peter-coach uit een onderneming). De projecten bestaan zelfs grotendeels uit leerbelevenissen (bijvoorbeeld in kaart brengen van de levenscyclus van een product, aansturen van een robot, ontwerpen van een mini-weerstation, enz.). Met als afsluiter de bachelorproef (na 3 jaar) en de masterproef (na 4 of 5 jaar). Cees Sprenger Yves Persoons
INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
INNOVATIE
De Small Business Projects krijgen een vaste plaats in de ingenieursopleiding. Samen ondernemen wordt de rode draad in de nieuwe bachelor- en masterprogramma’s.
4
ONDERNEMENDE BACHELORS EN MASTERS
Meer ondernemerschap in de ingenieursopleiding Tijdens de grote ondernemingsconferentie in december 2003 heeft de Vlaamse regering een reeks acties voorgesteld om de innovatiekracht van de ondernemingen te versterken en een nieuw ondernemingsklimaat in Vlaanderen te creëren. Een van de belangrijke actiepunten is een nauwere aansluiting van het onderwijs met het bedrijfsleven en het stimuleren van de ondernemingszin bij jongeren. GROEP T Leuven Hogeschool heeft niet op dit initiatief gewacht om het ondernemerschap een vaste plaats te geven in de opleiding. Enterprising wordt een sleutelbegrip in de nieuwe bachelor- en masterprogramma’s vanaf 2004-2005.
H
et eerste bachelorjaar staat in het teken van het ontdekken van wat Enterprising precies betekent. In het hoorcollege "Initiatie in Enterprising" worden de voornaamste begrippen in verband met ondernemen verduidelijkt. Ondernemen is in de eerste plaats het ontwikkelen van een visie, het definiëren van een missie en het creëren van betrokkenheid voor de missie. Een getuigenis van een succesvolle ondernemende alumnus sluit deze cursus af. Tijdens twee leerbelevenissen (een dag met een ingenieur en een bezoek aan een onderneming) worden studenten op het terrein geconfronteerd met ondernemers en (ondernemende) ingenieurs. Op deze manier kan de student een visie op de ingenieur en de ondernemer ontwikkelen. De centrale leerbelevenis in het tweede bachelorjaar is het Enterprising game. De studenten leren al doende wat een onderneming is en hoe men succesvol kan ondernemen. Elk team van studenten wordt bijgestaan door een peter-coach uit een onderneming en treedt in competitie met een ander team. De studenten verwerven een inzicht in de samenhang van de verschillende functionele gebieden in een onderneming en ontdekken hun eigen sterkten en zwakten. Twee ondersteunende cursussen, het opstellen van een business plan en marketingmanagement, zorgen voor de nodige input om aan dit game te kunnen deelnemen.
Small Business Projects In het derde bachelorjaar doen de studenten in het INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
kader van een Small Business Project (SBP) reële enterprising experience op. Deze SBP's werden door GROEP T geïnitieerd in samenwerking met de Vlaamse Jonge Ondernemingen. Het opzet is dat teams van een tiental studenten hun eigen onderneming creëren, beheren en ontwikkelen zoals een echt bedrijf, dus volgens het schema van een vennootschap op aandelen. Elk studententeam kiest een naam en een product dat het ook effectief gaat produceren en verkopen na een marktstudie. Als ondersteunende vakken voor dit Small Business Project fungeren de cursussen Projectmanagement en Productie- en kwaliteitsmanagement.
Ondernemende masters Ook in de masterprogramma’s die in 2007-2008 van start gaan neemt Enterprising een belangrijke plaats in. De masterstudenten leren er ondernemen over de grenzen en kunnen zich zo voorbereiden op een internationale carrière. Ondersteunende vakken daarbij zijn Financieel management, Innovatiemanagement en Human resources management. Wat de masteropleidingen bij GROEP T zo bijzonder maakt, is dat de studenten kunnen kiezen tussen twee formules: een klassiek eenjarig traject (2 semesters) of een totaal nieuw tweejarig traject (4 semesters). In de tweejarige formule wordt de studie gecombineerd met complementaire activiteiten in een onderneming, leidend tot een apart certificaat. Dit gaat als volgt: het eerste semester volgt de studenten op de hogeschool, tijdens semester 2 en 3 gaat hij aan de slag in een onderne-
ming in binnen- of buitenland om vervolgens in semester 4 terug te keren naar de hogeschool waar hij op basis van een persoonlijk ontwikkelingsplan werkt aan specifieke competenties waarin hij zich verder zou willen bekwamen. Met deze tweejarige formule wil GROEP T de masterstudenten in staat stellen om zelfstandig en gedurende een langere periode supplementaire ervaring op te doen in een professionele ondernemingscontext. Zo komt er niet alleen meer ruimte voor flexibiliteit en personalisering in het curriculum, maar wordt het professionele milieu ook een volwaardige leeromgeving waardoor de student beter kan anticiperen op de beroepspraktijk. Die wordt immers steeds meer gekenmerkt door een combinatie van leren en werken waarbij werkervaring weer nieuwe leerbehoeften oproept. GROEP T wenst samen met een aantal toonaangevende ondernemingen een kwalitatief hoogstaande invulling te geven aan deze tweejarige formule zodat er zowel voor de hogeschool als voor de onderneming meerwaarde ontstaat en de student daadwerkelijk beduidend meer verantwoordelijkheid krijgt voor zijn leerproces. Een van de belangrijkste doelstellingen van het nieuwe curriculum is precies dat de toekomstige ingenieur ook ondernemer van zijn eigen leven wordt. Yves Persoons Guido Vercammen
REFLECTIE OP VERNIEUWING
Veranderingsbekwame leraren gewenst? Veranderingsvaardige opleiders nodig! Experimenteren en veranderen, het houdt nooit op. Al in 1970 werkte hij in Nederland mee aan de opbouw van een lerarenopleiding onder de experimentenwet. In 1997 alwéér: de Educatieve Faculteit Amsterdam (EFA) als experimentele lerarenopleiding. En nu is hij als adviseur betrokken bij de fikse vernieuwing van de lerarenopleiding van GROEP T. Douwe Wielenga, Educational Change Agent aan EFA, reflecteert op de nieuwe ontwikkelingen.
D
Ik kijk mee hoe men aan de Pedagogische Hogeschool stapsgewijs toewerkt naar het realiseren van een drastisch veranderd opleidingsidee, gebaseerd op de volgende gedachten: 1. De motivatie tot leren ligt in authentiek en zinnig productief werk; de omgeving is medeverantwoordelijk voor de educatie: niet alleen van de hogeschool leren wij! De vraag is: hoe koppel je 'leren' effectief aan dat werk? 2. Studenten worden zo snel mogelijk zélf verantwoordelijk voor het onderkennen en verwerven van de benodigde nieuwe kennis en vaardigheid om dat authentieke werk goed te doen. Dat zal immers in hun beroepsleven gewoon moeten doorgaan. Hier hoort een vraaggestuurde organisatie van de hoor- en werkcolleges (bronnen en trainingen) bij, in tegenstelling tot het aanbodgestuurde curriculumdenken. 3. De opleiding is gericht op het verwerven van competenties, en de toetsing is daarmee congruent! 4. Studenten worden zo snel mogelijk zélf verantwoordelijk voor hun leerproces, én voor de manier waarop zij hun bewijsvoering van competentie opbouwen. Dat bewijs leveren ze ten overstaan van een externe jury in enkele competentiegerichte integratieve beoordelingsmomenten. Het werken met een portfolio is daarbij een belangrijk hulpmiddel.
gemakkelijk zo: u (docent) wordt ervoor betaald dat ik (student) een diploma haal.
petentie op moeten kunnen baseren. Wat erg helpt is dat er een taalgebruik is ontstaan dat de beoogde omvorming van het opleidingsmodel ondersteunt.
Competentiekader In de afgelopen jaren is voortvarend aan 'producerend leren' gewerkt – mooi integratief over de opleidingen voor verschillende soorten leraren heen. Maar nu het 'hidden curriculum' nog: ondernemerschap komt niet alleen tot uiting in de productie uit gedachte 1, maar ook in de verantwoordelijkheid om het heft in eigen handen te nemen uit de gedachten 2 en 4. In dit cursusjaar is men vooral bezig met het vormgeven van gedachten 3 en 4. Het kader voor de competenties is af. Het 'kijkkader' van de gezamenlijke Nederlandse opleidingen is gemengd met de Vlaamse decretale voorschriften. Het gaat er nu om dit kader niet alleen te laten gebruiken door de docenten ten behoeve van hun constructie en reconstructie van onderwijsmodules. Zorg er vooral voor dat het kader bruikbaar is voor de studenten die er hun eigenzinnige bewijsvoering van com-
Zo'n veranderingsproces van een faculteit kost tijd, maar maakt ook veel energie los. Men beseft dat de veranderingen alleen blijvertjes zijn als het beoordelingssysteem ook mee kan veranderen. Studenten blijven calculerende wezens. Als zij tot nu toe calculeren op het met zo weinig mogelijk inspanning behalen van cijfers en studiepunten, dan zouden ze straks moeten calculeren op het aantonen van competenties op een voor hun eigen situatie zo efficiënt mogelijke manier. We zullen studiepunten als referentiekader echt moeten loslaten in de toekomst! En de politiek zal dat moeten bekrachtigen. De uitdaging ligt hoe dan ook in de kunst van het loslaten, want het verlangen tot beheersing en controle produceert systemen waarin het heel moeilijk is om mensen veranderingsvaardig te doen worden. Douwe Wielenga
Verborgen curriculum Er is géén module ‘veranderingsbekwaamheid’ om studenten veranderingsbekwaam te maken. Er is wel een verborgen curriculum: de wijze waarop je de opleiding organiseert creëert het beoogde leereffect. De impliciete boodschap is dat eigenzinnigheid wordt gewaardeerd en het nemen van verantwoordelijkheid wordt beloond. De bovenstaande vier gedachten zijn richtlijnen voor zo'n andere organisatie. Je krijgt de afgestudeerde die je met je opleiding verdient! En zoiets is toch fundamenteel anders dan de huidige notie van ‘opleiden tot leraar’. Die heeft een aanbod-karakter ondanks de mooie verhalen over vraaggestuurd opleiden. Maar tot nog toe zijn het steeds de opleiders die de beroepsbekwaamheden vertalen in een reeks onderwijsactiviteiten en -inhouden, al dan niet aan competenties gerelateerd. En de studenten zijn gewend om min of meer braaf dat programma te ondergaan. Immers: als ze voor elk opleidingsonderdeel een voldoende halen, dan zijn ze bekwaam! Ze mopperen wel, hebben kritiek, maar dat is zelden tegen het systeem an sich. Dat ‘hidden curriculum’ seint de boodschap uit dat eigenzinnigheid niet past in het systeem, dat volgzaamheid beloond wordt, dat een opleiding een kant en klare trap met uitgehakte treden is. Ach, het is ook wel
Douwe Wielenga, Educational Change Agent aan de Educatieve Faculteit Amsterdam. INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
INNOVATIE
e opleiding moet studenten voorbereiden op uitoefening van hun beroep in een relatief onbekende toekomst. Wie kan voorspellen hoe die toekomst er precies uit gaat zien? Hoe de positie van educatie verandert en hoe het 't beroep van leraar zal vergaan? Het enige wat we zeker weten is dat er nogal wat aan het veranderen is, en snel. En dat er daarom professionals nodig zijn die gewend zijn – en het lef hebben – om veranderingen in het educatieve veld zelf mee vorm te geven. We willen leraren hebben die ondernemend, pro-actief en risico-dragend reageren op maatschappelijke ontwikkelingen. Die noemen we 'veranderingsbekwaam’. Bij GROEP T gebruikt men daarvoor de aansprekende termen Enterprising en Engineering: ondernemend en creatief.
5
NIEUW IN DE LERARENOPLEIDING
Total immersion in het beroep Een van de belangrijkste doelstellingen van de nieuwe lerarenopleiding bij GROEP T is dat de studenten veel meer verantwoordelijk worden voor hun leerproces. Dit houdt in dat er in het curriculum meer ruimte komt om zelf competenties voorop te stellen en invulling te geven aan het leren. Het betekent ook dat het leren hoe langer hoe minder in de hogeschool gebeurt maar wel in de beroepspraktijk. Met de introductie van een volledig praktijksemester in het derde jaar zet GROEP T een belangrijke stap naar de integratie van leren en werken in de lerarenopleiding.
I
n het eerste en tweede jaar hebben de studenten al heel wat relevante onderwijscompetenties verworven”, stelt Stijn Dhert, decaan van de lerarenopleiding. “Dat gebeurde in hoor- en werkcolleges en in leerpraktijken zoals de stages en de projecten van de gemeenschappelijke stam. In het derde jaar zijn er uiteraard ook nog colleges en projecten, maar die plannen we vanaf volgend jaar zoveel mogelijk in het eerste semester. Het tweede semester houden we vrij voor de praktijk. Gedurende vijftien weken krijgen de derdejaars een volledige onderdompeling in het beroep. We gaan ervan uit dat de studenten voldoende voorbereid zijn om deze klus te klaren. Tenslotte zullen ze een paar weken later ook effectief als leraar aan de slag gaan.”
INNOVATIE
Gevarieerd en over de grenzen
6
“Met het praktijksemester hebben we drie doelen voor ogen”, vervolgt Stijn. “Hoofdzaak is dat de derdejaars gedurende een langere en aaneengesloten periode actief zijn in een school. Dat kan zowel in een ‘gewone’ stage tot 5 weken als in een zgn. zelfstandige stage waarbij de student gedurende 6 tot 9 weken volledig de taken van een leraar overneemt. Verder vinden wij het erg nuttig dat de studenten tijdens het praktijksemester met andere types van onderwijs of met minder klassieke lerarentaken in contact komen. We denken daarbij aan stages in het buitengewoon onderwijs, in methodescholen maar ook medewerking aan geïntegreerde werkperiodes of projectweken. Een belangrijk onderdeel van het praktijksemester is de zgn. ‘alternatieve stage’, dit is een periode van 1 tot 4 weken waarin de studenten buiten het onderwijs aan de slag gaan. Dat kan zijn in de educatieve dienst van een museum, een bibliotheek, een cultureel centrum, een sportclub maar evengoed in een bedrijf of een zorgcentrum. Zo ervaren ze dat een goed opgeleide leraar wel meer pijlen op zijn boog heeft.” De derde doelstelling van het praktijksemester is – nog steeds volgens de decaan – dat de studenten leren over het muurtje te kijken; niet alleen van hun vakgebied, maar ook van hun land en cultuur. Dat is precies de
reden waarom het derde project van de gemeenschappelijke stam ‘Over de grenzen’ deel uitmaakt van het praktijksemester. De opdracht bestaat erin een rapportage te maken over hoe het onderwijs eruit ziet in een andere cultuur, resp. hoe in het onderwijs met diversiteit en verschillende culturen wordt omgegaan. Het bijzondere aan deze opdracht is dat de studenten zelf uitmaken hoe hun project er zal uitzien en waar en hoe ze over de grenzen willen kijken. Mogelijke
“
Hoe de studenten hun praktijksemester invullen beslissen ze zelf
’’
projectopdrachten zijn een studieverblijf in het buitenland, het uitvoeren van onderwijsopdrachten in een school in het buitenland, de voorbereiding van een Comenius-uitwisselingsproject of – dichter bij huis – een project in een concentratieschool, in een onthaalklas voor asielzoekers of in een integratiecentrum voor migrantenkinderen. “De laatste tijd grijpen almaar meer derdejaars de kans om dit project te realiseren in het kader van een zelfstandige stage in het buitenland”, merkt Stijn op. “Dit jaar zwermden ze uit over de hele wereld: van ZuidAfrika tot Curaçao en van Senegal tot in Thailand. Dankzij het praktijksemester komt er veel meer ruimte voor dergelijke internationale projecten.”
Persoonlijk plan Hoe de studenten hun praktijksemester invullen beslissen ze zelf. Er is keuze tussen een vijftal standaardpakketten, maar uiteraard mag iedereen ook zelf een voorstel indienen. Voorwaarde is wel dat er een realistische dosering is van voorbereiding en effectieve stageweken en dat de invulling wordt verant-
woord op grond van de basiscompetenties van de startbekwame leraar. “We verwachten hoe dan ook van iedere student een persoonlijk ontwikkelingsplan waarin hij duidelijk specificeert aan welke competenties hij wil werken, welke activiteiten hij zal uitvoeren, welke resultaten hij hoopt te boeken, en waarop hij na afloop afgerekend wil worden”, verduidelijkt Stijn. “Dit persoonlijk ontwikkelingsplan stelt de student op in het eerste semester onder begeleiding van zijn studiementor. De afspraak is dat de student maar pas aan het praktijksemester kan beginnen als zijn plan is goedgekeurd door de stagecoördinator van zijn studierichting.” Tijdens het praktijksemester houdt iedere student een portfolio bij, dit is een map met bewijsmateriaal, voorbereidingen, verslagen, de resultaten van reflectie, de evaluatie en appreciaties van leerlingen, schooldirecties of andere opdrachtgevers. Het portfolio is een cruciaal instrument bij de beoordeling. Aan de hand daarvan zal de student moeten kunnen aantonen hoe hij zich in de loop van de vijftien weken verder heeft ontwikkeld tot een startbekwame leraar.
e-coaching De derdejaarsstudent krijgt weliswaar veel meer vrijheid en verantwoordelijkheid maar dit betekent niet dat hij aan zijn lot wordt overgelaten. Integendeel, hij kan in de hogeschool nog altijd rekenen op een stagebegeleider. Het verschil met het eerste en tweede jaar is dat wordt afgestapt van de face-to-face begeleiding en de vertrouwde stagebezoeken. Voortaan wordt het coaching op afstand via het elektronisch leerplatform dat in de hogeschool operationeel is. De opdrachten worden op het platform gepost, de studenten reageren op de vragen, wisselen onderling ervaringen uit en geven feedback aan de stagebegeleider. Wie niettemin persoonlijk contact wil, kan intekenen voor een van de intervisie- ofwel terugkomdagen in de loop van het tweede semester. “Zo is uit het oog niet uit het hart”, aldus de decaan. Y.P.
In de projecten van de gemeenschappelijke stam leren de studenten zelfstandig werken. In het praktijksemester van het derde jaar kunnen ze voortaan zelf beslissen welke competentie ze willen verwerven. INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
INTERNATIONAAL
Sofie De Ceuster, Herlinde Van Gampelaere, Saskia Mainzer, Eveline Dalli Cardillo en Ko Goubert, de eerste taalassistenten.
TOEKOMSTIGE TAALLERAREN GAAN EUROPEES
Word taalassistent met Comenius
7
Voor wie zijn/haar stage op een andere manier wil invullen, is er een interessante formule: de taalassistentschappen. Met de steun van het Socrates/Comeniusprogramma kun je 3 of 4 maanden – pas afgestudeerden zelfs tot 8 maanden – aan de slag in een gastschool in de huidige en toekomstige lidstaten van de Europese Unie. “De regeling die we voor de zelfstandige stagiairs hebben uitwerkt, geldt ook voor de taalassistenten”, bevestigt Nele Verboven, verantwoordelijke Internationalisering van de Pedagogische Hogeschool.
D
e zelfstandige stages in het derde jaar van de lerarenopleiding zijn een schot in de roos. Bijna 40% van de laatstejaars maakt van de gelegenheid gebruik om gedurende een langere periode – van 6 tot 9 weken – zelfstandig de taken van een leraar in een school of organisatie uit te voeren. De meerderheid trekt naar het buitenland, vaak naar exotische bestemmingen in het Verre Oosten, Zuid-Amerika of Afrika. “Maar ook dichter bij huis, in de Europese Unie, zijn er interessante mogelijkheden”, zegt Nele, “waar je bovendien nog een beurs kunt voor krijgen ook”.
Aan de slag in dertig landen “De doelstelling van de Comenius-taalassistentschappen is tweevoudig”, legt Nele uit. “Enerzijds wil de Europese Unie aan toekomstige taalleraren de mogelijkheid bieden hun kennis van vreemde talen en andere landen en onderwijsstelsels te vergroten. Anderzijds is het de bedoeling de taalvaardigheid van de leerlingen in de gastscholen te verbeteren en hun belangstelling op te wekken voor het land en cultuur van de taalassistent. Het geheel moet leiden tot meer begrip en respect voor elkaar en een sterker Europees bewustzijn in de huidige en toekomstige lidstaten van de Unie. In totaal gaat het om niet minder dan 30 landen: van Noorwegen tot Cyprus en van Ierland tot Bulgarije. In de Comeniusrichtlijnen wordt ook al Turkije in het vooruitzicht gesteld.” Taalassistentschappen richten zich uiteraard in eerste instantie tot toekomstige taalleraren, zeg maar de regent/essen Nederlands, Frans, Engels… Toch is het doelpubliek volgens Nele ruimer: “Naast leraren die
effectief vreemde talen of hun moedertaal geven, mikt Comenius eveneens op leraren van het basisonderwijs die met talen bezig zijn en op leraren die andere vakken onderwijzen in een vreemde taal. Voorwaarde is wel dat je al minstens twee jaar lerarenopleiding achter de rug hebt. Ook afgestudeerden komen in aanmerking, zolang ze nog niet eerder als taalleraar actief zijn geweest.”
Talen beleven Wie taalassistent wil worden, moet dat ruim vooraf aanvragen via een speciaal daartoe bestemd formulier. Je geeft aan welke taal of talen je wilt onderwijzen en naar welk land of landen je belangstelling uitgaat. Ook i.v.m. de leeftijdsgroep van de leerlingen, de gastschool zelf en je taken ter plaatse kun je een aantal desiderata kwijt. Het Nationaal Socrates/Comenius Agentschap gaat dan voor jou op zoek naar een geschikte gastschool en kent je in functie van de duur en de bestemming een subsidie toe voor de reis- en verblijfkosten. “De taken van de taalassistent zijn niet beperkt tot het verstrekken van taalonderwijs”, vervolgt Nele. “In de Comeniusrichtlijnen staan ook activiteiten vermeld zoals hulp aan kansarme leerlingen die moeilijkheden ondervinden bij het leren van een vreemde taal, informatie geven over je land en cultuur, de productie van onderwijsmateriaal tot het opzetten van uitwisselingsprojecten tussen de gastschool en een school in je eigen land.” Ook al ben je als taalassistent voornamelijk actief in klassieke lessituaties, toch word je ertoe aangezet om ook andere en vernieuwende activiteiten te ont-
plooien. Nele geeft alvast een paar inspirerende voorbeelden uit de Comeniusrichtlijnen die je niet altijd in de gewone leerboeken vindt: “Een verrassingsbord, boodschappenlijsten, woordendozen, een quiz, partner search, poppenkast, sprookjes, maar ook groepspresentaties, reconstructie van krantenartikels, een radiojournaal, een tentoonstelling, dubbing van TVinterview, noem maar op. Buiten de klas kunnen de taalassistenten een taalclub oprichten, een talenfeest of boekenbeurs organiseren, een school- of klaskrant uitgeven, een videodagboek bijhouden, een website bouwen, een toeristische gids met de leerlingen opstellen, een bemiddelingsbureau voor pen- of webvrienden opzetten, een Week van de Europese Unie animeren… als de gastschool meewil is er heel veel mogelijk. De Comeniusrichtlijnen leggen eigenlijk maar één beperking op: de taalassistent moet tussen 12 en 16 uur per week aan effectief schoolwerk besteden, d.w.z. contacturen met leerlingen of andere werkzaamheden ten behoeve van de school. Voorbereiding van de lessen behoren daar niet toe.” Voor de taalassistenten van GROEP T is het reglement van de zelfstandige buitenlandse stage van kracht. Het taalassistentschap vervangt een belangrijk deel van de didactische stage in het derde jaar. En uiteraard kunnen de taalassistenten hun buitenlandse ervaring ook inbrengen in module 3 van de gemeenschappelijke stam “Over de grenzen”. Y.P.
Meer informatie bij Nele Verboven (
[email protected]) of op http://europa.eu.int/ comm/ education/index_en.html INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
ACROSS THE BORDERS IN THAILAND
Teaching practice in the land of the smile Elisabeth Shaikh, Kristof Pelgrims, Souhaïla Es-sâadi and Candice Truyens – teacher trainees at GROUP T – gave up their Christmas holidays for a nine-week teaching practice at the Rajabhat Institute Suan Dusit in the framework of their ‘Across the Borders’ project. The aim of this project is to explore educational systems abroad, and to encourage an exchange of know-how and experiences.
INTERNATIONAL
E
8
lisabeth’s, Kristof’s and Candice’s teaching practice in Thailand was rather different from what they had done before. “We taught at an institute for higher education,” Kristof explains, “a teaching environment very different from a primary or secondary school. We didn’t have to keep count of absences or punish students who failed to hand in their homework.” They also had to teach courses that were new even to them. “I for example got to teach Greek mythology,” says Candice, “which I don’t know very much about actually. But we got a syllabus and a manual, so we could manage. Apart from that, the lessons were also much more focused on language than in Flanders.” No wonder, since teaching language is exactly what they were supposed to do: Kristof taught English, Elisabeth French, and Candice both languages. Apart from the new content and environment, the Flemish students also had to adapt to a rather different classroom culture. Elisabeth had some trouble with students’ timidity. “In the first few lessons I taught, hardly anyone wanted to speak. I first thought this was for lack of motivation, but after a while I realised it had to do with the fact that most foreign language courses in Thailand are taught in Thai. Students hardly get the chance to practice their speaking skills, which makes them of course very shy when they suddenly have to speak out. They just had to adapt to having to work with someone who didn’t even understand Thai, instead of a teacher speaking Thai.” Kristof agrees that most Thai students are rather timid. However, there is another reason for their being rather silent: “In Thailand, people have a tremendous respect for teachers, even to the extent that they daren’t discuss the course material or ask questions, because that would mean they doubt what the teacher says. Apparently teachers in some secondary schools even stand with their backs towards the pupils, so they can’t be confronted with difficult questions or misbehaving pupils. Because of this, students are not used to having to participate actively in a lesson, or to communicate directly with the teacher during a lesson.”
Great atmosphere It soon became clear, however, that there was no question of a lack of motivation from the part of the students. “We were expected to be in school from 8.30 am to 17.00 pm, even if we weren’t teaching,” Candice explains. “This to enable us to prepare our lessons, but mainly because we had to be present for the students. And indeed, unlike most Flemish students, many of them came to see us in our offices, to ask for help with exercises, or just to chat with us so as to practise their speaking skills.”
“
When abroad, the local people appreciate it enormously when you try to adapt to and respect the local rules
Candice Truyens, Elisabeth Shaikh and Kristof Pelgrims taught French and English in Bangkok. INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
’’
Moreover, after a few weeks the GROUP T students got the knack of teaching in Thailand. Elisabeth explains: “After a couple of weeks, the students were used to having to speak French, and it was great to see them realise that they were actually capable of doing so. They really made a lot of progress in those few weeks. The atmosphere in the institute was great too: there is no glazing in the windows of the classrooms so you almost teach in the open air, and there is a continual buzz of students outside coming and going and chatting to each other. We also had very good equipment: every classroom was provided with an overhead projector, a television and video player, and a computer.” And of course respect for teachers has a very enjoyable side, as Candice could experience: “Thai students will never pretend they didn’t see you when you meet them outside the school, and they are always willing to help you. Our students for example taught us a couple of
Thai phrases so that we could go shopping or buy a bus ticket, and they showed us around in Bangkok. They also gave us little presents to express their gratitude – without the intention to get higher marks – and they regularly asked us along for lunch or dinner.”
Enriching experience In Thailand, Kristof has learned to take some distance from his environment. “I have spoken with people from very different backgrounds, with a different perspective on our culture and the world in general. I find I look at my environment from a different angle now: I am able to take a step back and reflect on whatever is going on. I also had an American colleague who was particularly inspiring as far as teaching is concerned, in that he tried to move away from handbooks and artificial dialogues, and instead taught his students real English from the very first lesson.” Elisabeth has come to realise that quality is more important than quantity: “Many of the Thai students tend to absorb course material and learn it by heart, without really having mastered it. I have learned that it is more useful to spend a lot of time on one item than to cover as much material as possible. Of course you are not always free to do as you please, what with all the learning plans and all that, but the focus should be on the quality of the way in which students have processed the material, not on the amount of material covered.” Candice thinks she has gained the ability to put things in perspective. “The Thai have a very relaxed way of living, they never seem to get stressed. If you can’t finish your work today, why, you’ll do it tomorrow! We Westerners can certainly use some of that sense of perspective. Apart from that, we also learned to be open to other cultures and habits. When abroad, the local people appreciate it enormously when you try to adapt to and respect the local rules. An attitude that will come in useful wherever I am!” Katleen Craenen
Marleen Willems: “Het creëren van een open leerklimaat is essentieel voor intercultureel leren”.
INTERCULTUREEL EN INTERRELIGIEUS LEREN PLURALITEIT
Ontdek jezelf via de andere… en omgekeerd Studeren bij GROEP T is leren en leven temidden van een pluraliteit van wereldvisies. Weinig cursussen zijn zo diep daarvan doordrongen als die van Marleen Willems, docente Godsdienst in de lerarenopleiding. Haar boodschap is duidelijk: je hebt de ander nodig om jezelf te zijn. Opvoeding en onderwijs zijn per definitie intercultureel. Pas in dialoog met andermans mening zul je zelf een standpunt kunnen ontwikkelen.
M
arleen Willems is godsdienstwetenschapper, antropologe en wereldburger. Haar colleges, seminaries en workshops zijn ware interculturele en interreligieuze belevenissen. De studenten worden permanent uitgenodigd tot dialoog met elkaar en met anderen. Elk thema dat in de cursus aan bod komt, wordt systematisch vanuit verschillende hoeken belicht waarbij het er niet op aankomt om gelijk te halen of anderen te overtuigen of te beleren, maar wel om je eigen visie te toetsen, te verrijken of te nuanceren. “In dat opzicht is elk leren intercultureel leren”, vindt Marleen. “Pas in de ontmoeting met de andere leer je het eigene kennen. Maar ook het omgekeerde is waar: intercultureel leren is niet alleen het ontdekken van jezelf via de andere, het is evengoed het ontdekken van de andere via jezelf. Het is een voortdurende wisselwerking. Precies daarom is de pluraliteit van wereldvisies die GROEP T hoog in het vaandel voert zo essentieel.”
bewijzen. Dan krijg je ‘conflicten’ (dat is de C in het model). Slagen ze daarentegen erin elkaar aan te vullen of te verrijken dan is sprake van ‘dialoog’ (dat is de D). “Het spanningsveld tussen deze perspectieven vormt zowel de basis voor etnocentrisme en racisme als de voedingsbodem voor begrip en tolerantie. In dat spanningsveld plaatsen we het intercultureel leren. Als je ervan uitgaat dat ieder mens en iedere groep een wereld op zich is, kun je eigenlijk elke vorm van communicatie en leren intercultureel noemen”, aldus Marleen.
“
De tweedejaars werken vooral aan het creëren van een open leerklimaat, een essentiële voorwaarde voor het intercultureel leren. De studenten worden uitgenodigd elkaar iets te vertellen over wat hen geraakt heeft: een specifiek voorval, een bijzondere situatie, een verandering die hen tot nadenken heeft aangezet. De bedoeling is ruimte te scheppen voor elkaars verhaal en een sfeer van vertrouwen en veiligheid te scheppen. Later in de klas zal de leraar ook in staat moeten zijn een klimaat te creëren waarin iedereen aan bod komt.
Godsdienst van vandaag
Je hebt de ander nodig om jezelf te zijn
’’
Beelden
Perspectiefwissel
Als antropologe is Marleen Willems gepassioneerd door de diversiteit die de samenleving en de wereld kenmerkt. Ook de mens valt volgens haar niet samen met zichzelf. Daarom is het totaal verkeerd om een persoon vast te pinnen op zijn huidskleur, afkomst, gender of religie. Dit zijn maar aspecten van een veel grotere complexiteit waarin trouwens niet alleen je zelfbeeld maar ook het beeld dat anderen van je hebben een cruciale rol spelen. Marleen verwijst in dat verband naar het werk van cultureel antropoloog Ido Abram. In zijn ABCD-model beschrijft hij een aantal perspectieven van waaruit mensen elkaar bekijken en de manier waarop met deze perspectieven kan worden omgegaan. De A staat voor ‘Autobiografie’ en komt overeen met het beeld dat ieder mens heeft van zichzelf. De B van ‘Biografie’ verwijst naar het beeld dat de ander zich van jou heeft gevormd. Tussen autobiografie – de identiteit – en de biografie – het imago – kunnen behoorlijk wat spanningen optreden. Vaak worden ze niet als perspectieven beschouwd die allebei een eerlijke kans verdienen om zich te
In het eerste jaar van de lerarenopleiding werkt Marleen vooral rond perspectiefwissel. Via allerhande opdrachten worden de studenten ertoe aangezet om te kijken vanuit het standpunt van de ander. “Ieder mens ziet met de ogen en luistert met de oren die hem of haar geschonken zijn. Dat is heel normaal. Maar als je de ander echt wil begrijpen, dan moet je je afvragen: hoe leeft deze persoon, met wie leeft hij, welke levenservaring heeft hij, enz. Je moet je m.a.w. kunnen verplaatsen in de huid van de medemens om door zijn of haar ogen naar de wereld te kijken.” Deze perspectiefwissel gebeurt naar aanleiding van actuele problemen zoals armoede in de wereld, vluchtelingen, de aantasting van het milieu maar ook aan de hand van meer abstracte thema’s zoals trauma’s, vergeving en verzoening, enz. “Bij nader toezicht blijken veel van de hedendaagse verhalen helemaal niet nieuw. In de Bijbel kun je lezen hoe lang vervlogen generaties een religieuze houding aannamen tegenover het leven en al zijn problemen. Uit de zingeving die toen gebeurde is nog altijd heel veel te leren”, aldus Marleen.
Aan de derdejaars vraagt Marleen dat ze een levensbeschouwelijk boek lezen en kritisch bespreken. Ze kunnen een werk kiezen uit een lectuurlijst of er zelf een voorstellen. Van de aankomende leraars secundair onderwijs die het uitgebreide pakket Godsdienst volgen, wordt verwacht dat ze hun lectuur verwerken in creatief lesmateriaal. Dit academiejaar studeren trouwens bij GROEP T de eerste leraars secundair onderwijs af met een supplementaire lesbevoegdheid Godsdienst. Gevraagd naar hun appreciatie van Marleens cursus komen opvallend dezelfde woorden terug: afwisselend, vernieuwend, verfrissend en verrijkend. “We stoppen niet bij het lezen en analyseren van bijbelteksten, maar leggen altijd de link met de actualiteit”, zegt Elisabeth Shaikh. “Godsdienst gaat niet alleen over het verleden, het maakt deel uit van het leven van vandaag. Het gaat over hoe de mensen zijn en waarom.” “Godsdienst moet zich concentreren op de huidige maatschappelijke thema’s”, bevestigt Kristof Pelgrims. “Dat is precies wat we in de cursus hebben leren toepassen. Dit maakt van ons startbekwame leraars algemene en levensbeschouwelijke vakken.” “Nu maar hopen dat ik de kans krijg om op eenzelfde manier les te geven”, besluit Liesbet Lemmens. “Dan zullen mijn leerlingen zien dat Godsdienst niet iets saais of ouderwets is, want dat hoeft het helemaal niet te zijn.” Y.P.
INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
9
Ondernemersdag: de job-, stage- en projectendag van GROEP T, een forum waar studenten en ondernemers elkaar ontmoeten.
EVENT
ONDERNEMERSDAG BIJ GROEP T
10
Minder aanbod, grotere vraag Woensdag 25 februari 2004. Terwijl buiten dikke vlokken sneeuw naar beneden dwarrelen, wordt de drukte in en rond het atrium van Campus Vesalius almaar groter. Kleurrijke stands worden ontvouwd, brochures netjes uitgestald, de kleren nog eens gladgestreken... Straks begint immers de jaarlijkse Ondernemersdag: grote en kleine ondernemingen komen dan naar GROEP T om laatstejaars te rekruteren, projecten aan te bieden of kandidaat-stagiairs te vinden.
V
oor de editie 2004 zijn er 44 ondernemingen komen opdagen. Hoewel minder dan vorige jaren, is dat geen slechte opkomst gezien de slabakkende economie en het krimpende jobaanbod. Bij de deelnemers niet alleen multinationals, maar ook KMO’s, selectiebureaus, banken en overheidsdiensten. Dankzij de medewerking van de Kamer voor Handel en Nijverheid is ook de bedrijfswereld uit de regio Leuven goed vertegenwoordigd, met ondernemingen als Donaldson, Egova, ICOS Vision Systems, Imec, Terumo Europe en de K.U. Leuven. De ondernemers zijn goed voorbereid: de CV’s van de laatstejaars ingenieursstudenten en de cursisten van GROEP T’s volwassenenonderwijs waren vooraf te consulteren op de website van GROEP T en in het CV-talentenboek dat alle deelnemers toegestuurd kregen. Zo konden ze op voorhand interessante kandidaten selecteren en een afspraak met hen maken.
Sollicitatietraining Ook de studenten komen niet ongewapend naar de Ondernemersdag. Zij konden vooraf de bedrijfsprofielen van de deelnemers inkijken. Bovendien gaf INSEL, een selectiebureau voor ingenieurs uit Gent, in de voormiddag een overzicht van de arbeidsmarkt en een sollicitatietraining aan de laatstejaars. Want een zaak is zeker: hoewel het ingenieursberoep een knelpuntfunctie blijft, ondervinden ook pas afgestudeerde ingenieurs de gevolgen van de economische terugval. Waar bedrijven tot voor kort laatstejaars met allerlei voordelen probeerden te lokken, moeten studenten nu zelf op zoek naar een job. De Ondernemersdag wil hun precies de kans geven om op een directe manier kennis te maken met de arbeidsmarkt. Niet via allerlei flashy maar toch onpersoonlijke websites, maar wel via face-to-face contact met de ondernemers zelf. Een persoonlijk gesprek blijkt immers nog steeds de INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
meest efficiënte manier om uit te zoeken of het ‘klikt’ tussen mensen. E-recruitment zal daar niet onmiddellijk iets aan veranderen.
Als het economisch minder goed gaat, studeren veel laatstejaars liever nog een jaartje bij in plaats van meteen een job te zoeken.
Even na de middag gaat de Ondernemersdag dan echt van start. Er heerst een gezellige drukte in het atrium, de studenten zijn met velen naar de campus gekomen. Er valt dan ook heel wat te krijgen vandaag: kilo’s brochures, balpennen, blocknotes, yoghurtjes, chips... Ook het oog wordt verwend met allerlei aantrekkelijke en kleurrijke presentaties. Maar dat alles is uiteraard slechts bijzaak. De studenten zijn hier immers duidelijk met één doel naartoe gekomen: informatie. Op het wentelpad is het uitkijken geblazen om niet op
Internationaal
“
Een persoonlijk gesprek blijkt immers nog steeds de meest efficiënte manier om uit te zoeken of het ‘klikt’ tussen mensen
’’
te botsen tegen een toekomstige ingenieur verdiept in een ondernemersbrochure. Veel aandacht is er ook voor een jonge ingenieur die in het atrium met veel enthousiasme over zijn job vertelt. Hier kunnen de laatstejaars uit eerste hand vernemen wat het werk van een ingenieur zoal inhoudt, en uitvinden welk bedrijf bij hen past. Derdejaars kunnen dan weer ideeën sprokkelen voor een interessant project of een stageplaats. Ook voor de stands van de onderwijsinstellingen met voortgezette opleidingen is er ruime interesse.
De Ondernemersdag is duidelijk geen ‘Vlaams’ evenement. Vele gesprekken worden in het Engels gevoerd, hier en daar hoor je een beetje Frans. Heel wat ondernemingen werken immers op internationale schaal: zij zoeken kandidaat-werknemers die ook in hun tweede of derde taal hun mannetje kunnen staan. Ook de internationale studenten, de meeste afkomstig uit Azië, zijn talrijk aanwezig. Zij vormen een interessante doelgroep voor ondernemingen met activiteiten in het buitenland, waarvan een aantal vertegenwoordigd is door de Belgian Chinese Economic and Commercial Council. Omstreeks vijf uur wordt de namiddag muzikaal afgesloten. De Leuvense studentenfanfare ‘Geen klank zonder drank’ komt met trommels en trompetten feestelijk het wentelpad afgedaald. Dat is meteen het startsein voor de receptie, waar bij een lekker glas wijn of een pint wat nagekaart kan worden. Bij de studenten heerst alvast tevredenheid. De laatstejaars hebben zich goed kunnen informeren, zodat ze binnenkort efficiënter kunnen gaan solliciteren. Vele derdejaars hebben interessante contacten gelegd met het oog op hun ondernemingsproject. Enthousiasme ook bij de ondernemers: zij hebben heel wat interessante kandidaten kunnen spreken. De Ondernemersdag is dan ook de ideale gelegenheid om getalenteerde aankomende ingenieurs aan te trekken. Katleen Craenen De c.v.’s van de laatstejaars zijn te consulteren op www.groept.be, klik op “Promotie 2004”.
OPEN DEUR VOOR JONGEREN EN BREED PUBLIEK
Van de Dag van de Technologie tot de Wetenschapsweek In Vlaanderen moet meer en beter over wetenschap en technologie gecommuniceerd en geïnformeerd worden, vindt de Vlaamse regering. Bijzondere doelgroepen daarbij zijn de jongeren en het brede publiek. Ook GROEP T laat zich niet onbetuigd en zet in 2004 wetenschap en technologie extra in de kijker. Een overzicht van de voorbije en de toekomstige activiteiten.
D
e Dag van de Technologie op zondag 14 maart 2004 beet de spits af. Meer dan 150 ondernemingen, onderzoekinstellingen, universiteiten en hogescholen openden hun deuren voor het brede publiek. Dat kon in 250 verschillende projecten kennismaken met technologie en innovatie. Achter de ontwikkeling van nieuwe technologieën en het bedenken van innovatieve toepassingen schuilen heel wat kennis en vaardigheden en ook die werden tijdens de Dag van de Technologie uitgebreid belicht. Dit alles met de bedoeling jongeren warm te maken voor wetenschappelijke of technologische studierichtingen en beroepen. Geen overbodige luxe als je bedenkt dat sinds 1999 de ingenieursopleidingen in de Vlaamse hogescholen een kwart van de eerstejaars verloren en momenteel een derde van de vacatures voor ingenieurs niet ingevuld geraakt.
GROEP T pakte op 14 maart uit met de Nuna-II, een racewagen die volledig op zonne-energie functioneert. In het najaar van 2003 won het Nuon Solar Team met deze wagen de World Solar Challenge, een race van 3 010 km dwars door Australië. De Nuna-II brak het snelheidsrecord, het dagafstandsrecord en behaalde met 97 km per uur de hoogste gemiddelde snelheid. GROEP T was sponsor van het Nuon Solar Team. De bezoekers op 14 maart kregen tekst en uitleg van Raphaël Janssens, laatstejaarsstudent in de ingenieursopleiding en lid van het winnende team. Hij vertelde niet alleen over de prestaties van de zonnewagen maar ook over de technologieën die erin zijn gebruikt. Die zijn letterlijk en figuurlijk van het hoogste niveau want afkomstig uit de ruimtevaart. Zo bevat de Nuna-II een zonnepaneel van 9 m2 met zonnecellen met extra hoog rendement die ontwikkeld zijn door de Europese Ruimtevaartorganisatie ESA. De wagen is uitgerust met 10 Maximum Power Point Trackers voor een optimale stroomvoorziening van de accu, die ook worden
dat sommige poeders witter wassen dan wit? Het is een duik in de wondere wereld van de biomoleculen, hun productie en hun toepassingen. In laboratoriumproeven ontdek je hoe je eigen speekselenzymen zetmeel afbreken en hoe enzymen in wasmiddelen de hardnekkigste vlekken te lijf gaan. Die vierde en vijfde activiteit brengen je letterlijk in hogere sferen. De vakgroep Fysica wijdt je in in de wondere wereld van de robotten die momenteel op de planeet Mars actief zijn. En met de vakgroep Wiskunde maak je een reis door de kosmos. Van de aarde tot in de verste uithoeken van het universum, van vandaag helemaal terug tot waar het 15 miljard geleden begon: bij de Big Bang.
Batterijen, enzymen, sterren
Het startschot voor de Wetenschapsweek is nu al voor de tiende keer het ‘Wetenschapsfeest’. Dat heeft plaats in de Grenslandhallen van Hasselt van 22 tot 24 oktober 2004. Vrijdag 22 oktober is het feest gereserveerd voor scholen, het weekend van 23 en 24 oktober is zoals in de vorige edities voorbehouden voor het grote publiek. ‘Zappen door de wetenschappen’ blijft het motto van deze happening. Jong en oud kunnen op een speelse manier kennismaken met boeiende en verrassende wetenschappelijke en technologische toepassingen. De vorige editie lokte 24 000 bezoekers, voor het tienjarig jubileum worden er nog meer verwacht. Speciaal voor het jonge volk brengt de Pedagogische Hogeschool van GROEP T “Playing with crocodiles”. Dit is een educatieve computersimulatie waarbij kinderen naar hartelust kunnen experimenteren met mechanica en elektriciteit.
Van 22 tot 31 oktober 2004 is GROEP T van de partij in de Vlaamse Wetenschapsweek. Dit is een tweejaarlijks evenement van de Vlaamse regering i.s.m. de Stichting FTI en Technopolis. Het centrale gedeelte is traditioneel ‘Wetenschap in de kijker’. Het bestaat uit een activiteitenprogramma voor 16- tot 18-jarigen uit het secundair onderwijs. Zij kunnen in klasverband deelnemen aan interactieve proeven in universiteiten, hogescholen en wetenschappelijke instellingen. GROEP T’s ingenieursopleiding richt vijf zulke activiteiten in. Twee ervan gaan over batterijen. In het laboratorium Chemie analyseer je hoe een batterij werkt. Het is immers een chemische reactie die ervoor zorgt dat er elektronen, spanning en vermogen geleverd worden om het toestel waarin de batterij zit te doen functioneren. Doel is dat je zelf je eigen batterij kunt maken en uittesten. Bij de vakgroep Elektronica leer je dan weer hoe je je batterij aan het werk houdt. Daar bestaat de opdracht erin om zelf een batterijlader te bouwen. Ook de vakgroep Levenstechnologie kiest voor een algemeen bekend product: wasmiddelen. Wat maakt
Feest in Hasselt
Y.P. Meer informatie op www.groept.be en www.vlaamsewetenschapsweek.be
Raphaël Janssens (GROEP T) en Diederik Kinds (T.U. Delft) met zonnetrofee en zonnewagen tijdens de Dag van de Technologie. INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
EVENT
3 000 km zonder brandstof
gebruikt in satellieten. De accu zelf bestaat uit 46 Liion batterijen die speciaal voor ruimtetuigen zijn ontworpen waardoor de auto ook bij slecht weer kan rijden. Een body van kunststof maakt de Nuna-II superlicht maar ook supersterk want het materiaal is verstevigd met aramide, een vezel bijna 5 keer zo sterk als constructiestaal, die aangewend wordt in ruimtepakken en in het internationaal ruimtestation (ISS). In samenwerking met Nuon, de hoofdsponsor van het project, werden nog andere toepassingen van zonneenergie en duurzame energie in het algemeen voorgesteld. De Nuna-II toont aan dat er wel degelijk valabele alternatieven bestaan voor de milieubelastende energiebronnen. Hij laat bovendien zien dat duurzame energie de motor kan zijn voor nieuwe technologische toepassingen.
11
ALUMNUS IN DE KIJKER
Lesgeven achter de tralies Het avontuur zit Pieter-Jan Van den Berge in het bloed. Hij was één van de eerste GROEP T-studenten in de lerarenopleiding die de oceaan overstaken om op zelfstandige stage te gaan in het verre Peru. Nu geeft hij les aan volwassenen voor het Centrum voor Basiseducatie in Diksmuide, waarvan een deel in de gevangenis in Ieper. Over lesgeven in soms moeilijke omstandigheden.
ALUMNUS
B
12
ij GROEP T studeerde ik voor leraar Plastische Opvoeding,” begint Pieter-Jan. “In mijn laatste jaar trok ik voor de zelfstandige stage samen met enkele andere studenten naar een dorpje in Peru, zo’n 100 km van Cuzco. Overdag gaf ik er les aan jonge kinderen, ’s avonds aan volwassenen. Daar heb ik ontdekt dat volwassenen een erg dankbaar publiek zijn. Ze zijn doorgaans veel gemotiveerder dan scholieren.” Na zijn studies ging Pieter-Jan meteen aan de slag. Sinds februari 2003 geeft hij les voor het Centrum voor Basiseducatie in Diksmuide. Pieter-Jan vertelt: “Mijn cursisten daar zijn allemaal kortgeschoolden, wat uiteraard gevolgen heeft voor de manier waarop de cursussen gegeven worden. Vorig jaar gaf ik bijvoorbeeld ‘het ABC van de computer’: de cursisten leerden daar hoe je een computer aan- en uitzet, waarvoor de muis dient en dat soort elementaire dingen. Dit jaar geef ik hoofdzakelijk Nederlands voor Anderstaligen. Sommige cursisten zijn pas in Vlaanderen toegekomen en kennen nauwelijks een woord Nederlands. Je hebt dus wel een flinke dosis geduld nodig!” Maar daar ontbreekt het Pieter-Jan niet aan. “Ik vind het een erg fijne job. Ik heb fantastische collega’s, een lekker internationale mix van cursisten en ik mag lesgeven in de hele Westhoek. Sleur zit er dus echt niet bij!”
Nederlands in de gevangenis Het bijzondere aan Pieter-Jans job is wel dat hij ook Nederlands geeft in de gevangenis van Ieper. Daar gaat het er natuurlijk een beetje anders aan toe: “De eerste keer was het best even schrikken: je wordt tegen een
muur geplaatst en er wordt een foto van je genomen. Ook nadien moet je elke keer je identiteitskaart afgeven en door de metaaldetector gaan. Bovendien worden mensen enkel in de gevangenis van Ieper opgesloten in afwachting van hun proces. Na hun veroordeling worden ze overgeplaatst naar een andere strafinstelling. Daardoor is het verloop van cursisten er wel erg groot.” Gevangen gaan ook om andere redenen Nederlands studeren dan gewone cursisten: “Buiten de gevangenis komen mensen naar de Nederlandse les omdat ze werk willen vinden of gewoon goed willen functioneren in onze samenleving. Die ambitie is er minder bij de gevangenen, omdat ze op korte termijn weinig toekomstperspectief hebben,” legt Pieter-Jan uit. “De gevangenen mogen zich elke week inschrijven voor de les, en als ze een hele module afwerken, krijgen ze een attest. Dat komt in hun dossier en kan soms als bewijs van goed gedrag in de gevangenis de uiteindelijke strafmaat beïnvloeden. Voor de meesten echter zijn de lessen gewoon een welkome afleiding – ze zitten immers 23 uur per dag in de cel. Ik heb daar geen problemen mee: als een gevangene gewoon liever naar de les Nederlands komt dan TV te kijken, dan is dat toch positief? En er zijn natuurlijk ook cursisten die echt gemotiveerd zijn. Ik heb nu zelfs een student die op eigen initiatief een volledig woordenboek aan het overschrijven is!” Ook de inhoud van de lessen is aangepast aan het gevangenisleven. “In de gewone Basiseducatie leren de cursisten Nederlands waarmee ze zich in het dagelijkse leven uit de slag kunnen trekken: hoe neem je de bus, hoe ga je winkelen... Daar kan je moeilijk rond werken
met gevangenen die misschien de eerstkomende jaren niet buiten mogen. Daarom krijgen zij les over het gevangenisleven zelf: het maatschappelijk werk, de hiërachie bij de cipiers, en allerlei andere dingen die hun van pas kunnen komen. Ik probeer hen wel bij de buitenwereld te betrekken met krantenartikels en discussies over wat ze op de televisie gezien hebben.”
Zware jongens Hoe ga je om met het feit dat je lesgeeft aan criminelen? Pieter-Jan probeert zich daar zo weinig mogelijk door te laten beïnvloeden: “Ik vraag nooit naar de reden voor de opsluiting van mijn cursisten. Natuurlijk zijn er wel mensen die je spontaan vertellen waarom ze ‘zitten’, en soms gaat het om heel zware feiten. Het is dan wel eens moeilijk om afstand te nemen van het feit dat je lesgeeft aan bijvoorbeeld een moordenaar. Maar je leert daarmee omgaan. Ik mag geen onderscheid maken tussen de cursisten, niet op basis van hun nationaliteit, maar ook niet op basis van de feiten die ze gepleegd hebben. Dat is immers mijn taak niet.” Echte problemen heeft Pieter-Jan nooit gehad in de gevangenis. “Je hebt wel eens een cursist die de boel op stelten probeert te zetten, of je vraagt om dingen binnen te smokkelen. Maar met een goeie dosis humor kan je dat probleemloos weglachen. In het algemeen krijg ik juist veel respect van de gevangenen, en als ik weer eens zonder nadenken ‘prettig weekend’ zeg – terwijl er voor hen weinig verschil is tussen weekdagen en het weekend – kunnen zij daar ook mee lachen. Wat wel vaak in de gevangenis gebeurt, is dat één van de cursisten tijdens de les heel erg down is. Dan neem ik even de tijd om te vragen wat er scheelt. Vaak is het gewoon de verveling die begint door te wegen.” Ook buiten de gevangenis is het echter niet altijd rozegeur en maneschijn: “Niet alle cursisten hebben de juiste papieren. Sommigen zijn bang om naar de les te komen als ze een eerste negatief advies hebben gekregen in verband met hun verblijfsvergunning. Maar ook hier geldt: het is niet aan mij om te beoordelen of mijn cursisten al dan niet in België mogen blijven.” En ondanks de soms schrijnende situaties waarmee Pieter-Jan geconfronteerd wordt, vindt hij zijn werk enorm boeiend. “Het is ongelooflijk hoe gemotiveerd vele cursisten zijn ondanks alle problemen die ze hebben. Je hoopt hen met je lessen toch een beetje meer kansen te geven. Als zo’n cursist dan zegt dat hij graag naar mijn lessen komt, geeft me dat enorm veel voldoening.” Katleen Craenen
Wil je INGENIEUR of LERAAR (m/v) worden? Kom het nu al eens beleven! Een infodag die je moet méé-maken: Zaterdag 15 mei 2004 Zaterdag 26 juni 2004 Zaterdag 28 augustus 2004 Zaterdag 18 september 2004 Telkens van 13.30 tot 17.30 uur op Campus Vesalius, Vesaliusstraat 13, 3000 Leuven
WAT MAG JE VERWACHTEN? een individueel onthaal activiteiten en gesprekken in kleine teams interactieve demo’s en leerbelevenissen persoonlijk contact met docenten begeleiding door studenten alle info over de bachelor/masterstructuur een voorsmaakje van onze cultuurparels een leuke verrassing na afloop
RESERVEER JE INFODAG Bel: 016-30 10 30 E-mail:
[email protected] Surf naar: www.groept.be, klik op “Infodagen” Ook ouders, vriend of vriendin zijn welkom! Pieter-Jan Van den Berge ontdekte tijdens zijn stage in Peru zijn ware roeping: lesgeven aan volwassenen. INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
ALUMNUS IN FOCUS
Turning passion into profession Tom Timmermans has always been fascinated by car racing. Perseverance, a strong sense for initiative and the right education at GROUP T made it possible for him to turn his passion into his profession: since three years, he has been in charge of the data logging of the Formula Renault racing cars for the Italian team Durango.
I
started competing in karting when I was fifteen, and I enjoyed it a lot. So at eighteen, I chose the branch of studies that was most in line with my hobby: electromechanical engineering. Thierry Boutsen, a Belgian race pilot and also an engineer, was a source of inspiration for this choice. He once said in an interview that the physical experience of driving a racing car is even more intense when you understand the technology of the car.” At the time Tom was living in Hasselt, and also practised his hobby there. However, he decided to study at GROUP T in Leuven. “The distance between Leuven and Hasselt would make it difficult to go karting regularly, since I would live in digs during the week. But when I attended one of the school’s open days, its warm and cheerful atmosphere really appealed to me. I also remember Dany Van Beveren, one of my later lecturers, telling us that coming to Leuven would broaden our horizons. He proved to be right: when you live in digs you share a house with people from different study branches, and you learn to stand on your own two feet.”
ALUMNUS
From Leuven to Italy As one would expect, Tom’s final dissertation was related to motor sports. “These days, every racing car is equipped with sensors and a black box that collects the registered data. The sensors measure speed, the use of the gas pedal and the brakes, steering patterns and the like. After a run, these data are analysed and can serve as a basis to adjust the setup of the car or the pilot’s driving. I was asked to develop an extra sensor for the Renault Megane, for a small company (TOPAS) dealing with data logging for racing cars in Belgium and the Netherlands. Unfortunately the sensor was never used, as there were some problems with the car.” When he was looking for a first job, too, Tom had racing in mind. “I applied for a couple of regular engineering jobs in Flanders, but I wasn’t really convinced. Then I thought: ‘Why not try my luck in Italy?’ Racing is very popular there, and there are a lot of car constructors and racing teams. I also knew an Italian team principal, whom I met in Francorchamps. So I had reason to believe I could find a job in the Italian racing world. I found myself a room in Padua and paid several race teams a visit. After a couple of months, Durango asked me if I wanted to do the data-acquisition for the Formula Renault.”
“
The physical experience of driving a racing car is even more intense when you understand the technology of the car
’’
With his team, Tom now travels all over Europe. “The first year we only took part in the Italian championships, but now we’re also in the European competition. Every other week there is an event somewhere in Europe. It is great to see so much of the continent, although I sometimes regret I hardly have the time to go back to Belgium once in a while.”
Engineering the pilot But what does Tom’s job actually entail? “Formula Renault is a category for young pilots, aged between 16 and 20. Each team buys one or more small racing cars from Renault, who also organise the competi-
13
Tom Timmermans travels all over Europe with the Italian raceteam Durango.
tions. The aim is to give young drivers the chance to compete with equal means. Therefore, it is strictly forbidden to alter the cars. Only the assembly and setup are left to the teams, together with the support and training of the pilots.” “As the difference between the cars is very small, it is all the more important that the drivers have perfect control over their cars. This is where the dataacquisition comes in. On the basis of the analysis and interpretation of the collected data, we can point out to the pilot how to improve his driving. This is called ‘engineering the pilot’. We can also deduct from the measurements whether the setup of the car needs to be altered. My main duty is to interpret the data and to communicate my findings to the pilots and the mechanics.” However, things are rapidly changing at Durango. Due to the economic crisis, the Formula Renault team has already been brought back from 10 to 5 people for 2 cars. “This implied that I also had to take on part of the management of the team. My duties now range from simple administrative tasks to guiding the drivers in general.” Not for much longer though, since Durango is selling its Formula Renault cars. “There is a chance I will move on to their Formula 3000 team. That would be exciting, as the F3000 competitions
take place in the same weekends and on the same tracks as the F1 competitions.” Yet working in F1 is not really one of Tom’s ambitions. “F1 teams are very large, and the jobs are much more narrowly defined. It would be rather like a classical engineering job, and there is not much chance you get to work with the pilots themselves. I prefer the variety of my current job.”
Well prepared for the job GROUP T’s broad education has proved very useful for Tom: “I am the only person in the team who has enough knowledge of electronics to consult with the electronics engineer. The communication skills I acquired at GROUP T also come in very handy: our language training made it easier for me to learn Italian, and I sometimes need a lot of persuasion to curb the pilots’ youthful over-enthusiasm. And last but not least, I learned to be flexible at GROUP T. You really need that in the world of racing, especially in the smaller categories.” Katleen Craenen
INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
THREE MONTHS AT THE UNIVERSITY OF OULOU
Erasmus in Finland Egwin Warnier, a last-year student in Chemical Engineering, spent his summer at the University of Oulou in Finland to work on his dissertation. Although the research itself did not completely run as planned, it was a wonderful experience. An encouragement for every student who dreams of spending some time abroad.
INTERNATIONAL
I
14
have always wanted to go abroad for some time, so when I heard in the third year that we could do an Erasmus exchange for our dissertation, I didn’t need any more convincing. I selected Finland because I have always been fascinated by Scandinavia, and because the Finns are very strong in technology.” So in July, Egwin set off for a three-month stay at the University of Oulou. Egwin’s project consisted of writing a program for a rotary dryer – an industrial tumble dryer for all kinds of materials – that would enable the user to control the dryer through the Internet. However, things didn’t run smoothly. “Two days after my arrival, the professor who I was going to work with went on holiday for a month,” Egwin clarifies. “His assistant then advised me to already study the available literature on the subject, which I did for about two weeks. Yet when the professor returned, his assistant went on holiday, and I needed his help to start up the rotary dryer. Finally, when he also returned in September, it appeared that there were problems with the dryer, because it hadn’t been used for more than a year. So in the end, I only did some research but didn’t get to put it into practice.”
aren’t really significant. Yet the educational system in Germany for example is completely different from ours. And the Spanish people I got to know told me that Belgians are rather reserved. In comparison with the Spanish, we definitely are! I really enjoyed this interaction with other cultures, there is always something new to find out.” Egwin also explored the Finnish country and culture. “Together with a couple of friends, we rented a cottage on a small island in a lake. There was no electricity, but since it was summer we could sit outside until very late, build campfires… And of course I also took a lot of saunas. My parents came over in August and we visited Rovaniemi, the village said to be the home
of Santa Claus. I also went to the world championship air guitar in Oulou. A good laugh that was!” The Finns themselves, however, are harder to get to know. “They are rather introverted people. I mainly got acquainted with other Erasmus students.” When looking back, Egwin feels a bit nostalgic. “I miss the openness of the people, and the thrill of discovering something new everyday. I definitely want to go abroad again. And I warmly recommend Erasmus to all students!” Katleen Craenen
Open atmosphere Yet, despite the setbacks with regard to his project, Egwin does not regret having gone to Oulou. On the contrary: “I have had the most wonderful time there. I lived in a block near the university, together with other foreign students. In the beginning of my stay, there were only ten of us, so we got to know each other really well. From August onwards, a lot of other students arrived, most of them Erasmus students who were taking language courses in Oulou before moving to their host university. From then on there was always something to do: a party, a barbecue, swimming… An Erasmus exchange is an amazing social experience: since everyone is in a new environment, you can talk to anybody, even when you don’t know them at all.” Nothing but praise for the reception by the university, too. “I could book a room before my arrival, and once in Oulou I was welcomed by my ‘kumi’: a Finnish student who guides you through the basics of Finnish university life, and helps you out when necessary. The university also organised trips to Talin and St. Petersburg for the Erasmus students, and lots of other activities.”
Intercultural experience Living together with different nationalities was of course also an interesting cultural experience. “I used to think that within Europe the cultural differences Egwin Warnier: “An Erasmus exchange is an amazing social experience”.
REALIA NIEUW BIJ GROEP T J. Dehaes, gastprofessor bij de eenheid Energie (TH); K. Eneman, docent bij de eenheid Informatie (TH); M. Verhaert, praktijkassistent bij de eenheid Communicatie (TH); A. Samyn, medewerkster bij de eenheid Administratie en Financiën. OP STUDIEDAG G. Bény (TH – eenheid Chemie) nam deel aan de studiedag “Van doceren naar zelfgestuurd leren” aan de Hogeschool Gent op 31.03.2004. C. Block (TH – eenheid Materie) was van 02 tot 05.02.2004 op werkbezoek in Cochabamba (Bolivië). Zij evalueerde het VLIR-project aan het Centro de Aguas y Saneamiento Ambiental van de Universidad de San Simon. P. Boux (PH – eenheid Wetenschappen) nam deel aan de nascholing ruimtelijke ordening van het Vliebergh Senciecentrum van de K.U. Leuven op 27.03.2004. E. Boeckmans (PH – eenheid Wetenschappen) nam deel aan de studiedag Gewasbescherming van het KVIV op 31.03.2004. G. Cardon (PH – eenheid Humane Wet.) nam deel aan de volgende studiedagen: - “Een boekenkast vol gevoelens en behoeften” aan de Karel de Grote Hogeschool Antwerpen op 03.02.2004; - “Filosofie-onderwijs” bij het Dept. Onderwijs in Brussel op 30.04.2004. G. Ceulemans en Tom Segers (TH – eenheid Energie) waren aanwezig op de bijeenkomst van Flanders Drive bij Volkswagen-Vorst op 17.02.2004. K. Craenen (eenheid Strategie & Communicatie) nam INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
deel aan het IP & CD seminarie op 04.02.2004 bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Dept. Onderwijs. J. De Graeve (Algemeen Directeur), J. Van Maele en Li Wei (eenheid Strategie & Communicatie) waren van 17 tot 26.03.2004 op werkbezoek aan de Sukhothai Thammathirat Open University, De Thammasat University, het Sahasavas Institute en UNESCO in Bangkok (Thailand). G. Desmet (TH – eenheid Informatie) nam deel aan: - “Content Technology Trends” bij Protext/ Amplexon in Holsbeek op 15.01.2004; - “PS Technical Seminar – Intrusion Prevention Systems” bij Network Associates – Brussel op 23.03.2004. S. Dhert, J. Heyvaert (decanen PH) en A. Gils (PH – eenheid Humane Wet.) gaven een lezing over “Metawerk en portfolio” op het VELON Congres 2004 in Arnhem op 22 en 23.03.2004. D. Fabré (TH – eenheid Informatie) nam deel aan de studiedagen “Windows 2003” op de Katholieke Hogeschool Kempen op 01, 03, 09 en 10.03.2004. A. François (TH – eenheid Materie) nam deel aan: - “Duurzaam materiaalgebruik in de voertuigindustrie” op 30 en 31.03.2004 bij KVIV in Gent; - “PDCPD” bij VIK in Antwerpen op 11.02.2004. J. Gevaert en G. Cardon (PH – eenheid Humane Wet.) namen deel aan de samenkomst van lectoren en inspectie Niet-confessionele zedenleer in Brussel op 27.01.2004. A. Gils (PH – eenheid Humane Wet.) nam deel aan de “Dag van de zorgverbreding” bij KULAK – Kortrijk op 06.02.2004. J. Heyvaert (decaan PH) volgde “MS word Turbo” bij Kluwer Opleidingen in Brussel op 25.03.2004. I. Ilsbroux en I. Geldof (TH – eenheid Leven) namen deel aan het symposium “Life, a nobel story” bij de Koninklijke Vlaamse Chemische Vereniging in Brussel op 28.04.2004.
R. Kelchtermans en H. Loenders (PH- eenheid Humane Wet.) namen deel aan “Het GOK integreren in de lerarenopleidingen” georganiseerd door de Associatie K.U. Leuven op 17.02.2004. E. Knaepen (PH – eenheid Wetenschappen) nam deel aan “Zelfdemonstratie en leerlingenproeven” georganiseerd door het Vliebergh Senciecentrum K.U. Leuven op 14.01.2004. X. Killens (PH – eenheid Expressie) nam deel aan “Stem in de klas” bij het Vliebergh Senciecentrum K.U. Leuven op 25.02.2004. X. Killens (PH – eenheid Expressie) en L. Schrevens (PH – eenheid Talen) volgden de nascholing “Natuurkoffer voor kleuters” bij de KH Leuven op 31.03.2004. P. Lievens (TH – eenheid Leven) nam deel aan de studiedagen: - “Groene Chemie” georganiseerd door TI KVIV op 27.01.2004; - “Waterheffingen” bij Environconsultant in Sint-Niklaas op 03.03.2004; - “Het handhavings- en verjaringsdecreet” georganiseerd door Kluwer Opleidingen in Elewijt op 23.03.2004. J. Mannaerts (Studentendecaan) nam deel aan: - “Opvolging buitenlandse studenten” bij WKH K.U. Leuven op 19.02.2004; - “Suïcidepreventie bij jongeren” op de Campus Drie Eiken U. Antwerpen op 04.03.2004. G. Meurrens (PH – eenheid Expressie) nam deel aan “Natuur- en milieu-educatie met kleuters” bij het Centrum Permanente Vorming – Kalmthout (10.03.2004). T. Nobels (TH – eenheid Energie) woonde het seminarie “Straling: zegen of gevaar” bij, georganiseerd door SITEL 2 IEEE K.U. Leuven op 24.03.2004. A. Palmaerts (PH – eenheid Wetenschappen) nam deel aan de studiedag “Didactisch materiaal Fysica” bij ZAVO in Zaventem op 14.01.2004.
R. Peetermans (PH – eenheid Wetenschappen) woonde het seminarie “Wiskunde in de secundaire schoolloopbaan” bij, georganiseerd door het Dept. Onderwijs op 03.03.2004. K. Pelsmaekers (TH – eenheid Informatie) nam deel aan de workshop “Java Web Development” bij BEJUG – Brussel op 04.03.2004. L. Renders en T. Segers (TH – eenheid Energie) namen deel aan de workshop “Optistunt” bij Flanders Drive in Lommel op 03.02.2004. T. Segers (TH – eenheid Energie) volgde de “Introduction to CFD” bij het Von Karman Institute in St.-GenesiusRode van 12 tot 16.01.2004. F. Stroobans (PH – eenheid Wetenschappen) nam deel aan: - “Gedrag in de biologie”, georganiseerd door het Centrum voor Nascholing U. Antwerpen op 03 en 10.03.2004; - de ontmoetingsdag van de Antwerpse koepel voor Natuurstudie in Antwerpen op 14.02.2004. J. Thys (PH – eenheid Wetenschappen) nam deel aan de studiedag over het beeld van de toekomstige leraar T.O., georganiseerd door het Dept. Onderwijs op 06.03.2004. V. Vanden Abeele (TH – eenheid Informatie) nam deel aan de volgende studiedagen: - “Software ontwikkelingsproces” bij IT-Works in Brussel op 30.03.2004; - “Usability aspecten van interactieve TV”, georganiseerd door het Mediacentrum K.U. Leuven op 16.04.2004. H. Van de Water (PH – eenheid Wetenschappen) volgde de opleiding “Gestructureerde koperbekabeling” bij de VDAB-Leuven op 03 en 04.02.2004. N. Verboven (PH – eenheid Talen) nam deel aan de voorstelling van “Erasmus Belgica” door het Prins Filipfonds in Brussel op 18.03.2004. S. Vercruysse (decaan TH) nam deel aan de studiedag
over “Alternatieve evaluatievormen” georganiseerd door het Eekhoutcentrum in Roeselare op 09.02.2004. GASTDOCENTEN – TH K. Gutschoven, projectcoördinator Haskoning Belgium – Mechelen: “Bodemverontreiniging en -sanering” (06.01.2004). G. Aerts, HR manager Tyco-Electronics – Leuven: “Jobinterviews” (08.01.2004). B. Janssens, Red Software: “Introduction to MHP” (10.01.2004). I. De Coster, Telindus THTI: “Evolution towards a mobile internet” (06.02.2004). K. Van Doorselaer, docente Hogeschool Antwerpen: “Nieuwe materialen” (13.02.2004). G. Devisscher, K.U. Leuven - CEHA: “Tissue Engineering” (27.02.2004). G. Van Ossel, prof. Vlerick School voor Management. “Pan-European Marketing” (13.03.2004). L. Kupers, Genzyme – Geel: “Productie van biotherapeutische eiwitten” (12.03.2004). J. Degreef, Websolution Architect, Emakina: “J2EE in practice” (18.03.2004). GASTDOCENTEN – PH PROJECT I, 3: “ACTUALITEIT EN MEDIA” – 1STE JAAR (22.03 – 02.04.2004) B. Miseur, educatief medewerkster Museum VanderkelenMertens-Leuven: “De muze in de klas” (23.03.2004). H. Persyn, verantwoordelijke gidsen Stad Leuven: “Een stadswandeling met kinderen” (23.03.2004). G. Poelaert, Jekino Films – Brussel: “Jongeren en film” (26.03.2004). S. Swennen, verantwoordelijke Sporty – Kessel-Lo: “Organisatie van een jeugdolympiade” (23.03.2004). C. De Lauwer en I. Schreyers, educatieve medewerkers
WEKELIJKS CULTUUR OP DE CAMPUS
Cultuurparels: de belevenisfabriek Het is bijzonder stil bij GROEP T, de eerste week van de paasvakantie. Vanuit het International Office, de nieuwe haven waar het cultuurparelschip zich al thuis voelt, zie ik de magnolia aan de overkant bloeien. Een e-mailverslag licht mij in over de wedervaardigheden van de derde jaarsstudenten op reis in China. Als organisatrice van cultuurparels – de belevenisfabriek van GROEP T – voel ik mij met hen verbonden.
H
développer. C’était brillant... Of kiekjes van bloemen en basilicum uit Liguria, op instructies van Sandra Berriolo; of uit Bologna of Parma, op aanraden van Leonardo Piccinetti. Of van de Ramblas in Barcelona waar San Jordi met bloemen en boeken zwaait op 23 april, de Internationale Dag van het Boek, in concurrentie met St. Patrick in Dublin natuurlijk, na het zien van The Commitments. Kom deze en andere, meer en minder geslaagde, eigen fotografie bewonderen vanaf 15 mei op Campus Vesalius!
Nele Verhenne
CULTUUR
et afgelopen semester deden de cultuurparels meerdere malen het verre Oosten, China en de Mekonglanden aan: we konden Chinees New Year meevieren in de Karaokebar, voor de gelegenheid ingericht in de cafetaria van Campus Vesalius. Terwijl de Chinese meisjes – ondanks de examens toch afgezakt naar de cafetaria – met hoge stemmen zongen, hielden de Belgische studenten het op een Chinese thee, aangeboden door cultuurparels. We moesten vaststellen dat, om de jaar van het aap in te zetten, ons Chinees nog niet goed genoeg was... Later op het jaar nam Dung Ngo Manh, een 2e jaars MEME-student, ons bijzonder fier mee naar Viëtnam. Hij verwelkomde ons op Viëtnamese koffie, artishokkenthee, traditionele sitharmuziek en een professionele voorstelling van zijn land. In de week na de paasvakantie is Tibet, het mystiek dak van de wereld, aan de beurt. Met gekleurde gebedsvlaggen en muziek in het theehuis zijn we klaar om het Boeddhistische pad naar de Verlichting te volgen. Een sterke westenwind bracht ons terug naar ons continent, met – voor de eerste keer – een stop in Duitsland. De studenten Duits maakten onder de vakkundige leiding van Dorothea hun eigen Deutches Buch ohne Worte. We zouden het kunnen gebruiken voor een verhaaltje, zoals dat van Alice in Wonderland, thema van de improvisatie-avond bestemd voor de studenten Engels. De Chinese aap gaf niet thuis in dat vertelseltje, maar it doesn’t require a magic potion to arrive in the world. Be it an underworld, or a wonderful world. De studenten Nederlands deden niet slechter met hun Improvisatie Inspinazie in een tweede improvisatie(maar niet geïmproviseerde) parel waar hun talenten en durf werden verzocht en gestimuleerd. Nog méér woordkunst verwachten we van hen tijdens de laatste cultuurparel gepland voor dit academiejaar: op 4 mei leren ze de door GROEP T’ers geschreven parels van gedichten voordragen.
15
Daarna krijg ik voor de jaarlijkse fotowedstrijd beslist mooie foto’s te zien, van de Chinareis bijvoorbeeld. Sinon, je devrai me contenter de celles que j’ai vues lorsque les étudiants du cours de français ont dû en
Etnografisch Museum Antwerpen: “Met leerlingen naar het museum” (26.03.2004). M. Van Breedam, lerares Woudlucht: “Stadsbezoek” (24 en 25.03.2004). PROJECT II, 3: “INTERCULTUREEL ONDERWIJS” – 2DE JAAR (22.03 – 02.04.2004) L. Van Belleghem, medewerker VLIO: “Beeldvorming over andere culturen” (22 en 24.03.2004). J. Fresnedi, Integratiedienst Leuven: “De Filippijnse familiestructuur” (24.03.2004). N. Puertas, Integratiedienst Leuven: “Jongeren in LatijnsAmerika” (24.03.2004). S. Mahani, Integratiedienst Leuven: “Jongeren in NoordAfrika” (24.03.2004). M. Khalidova, Integratiedienst Leuven: “Tsjetsjenië en de vluchtelingen” (24.03.2004). N. Ovanesion, Integratiedienst Leuven: “Getuigenis van een Armeense vluchteling” (24.03.2004). R. Shqiponja Duro, Integratiedienst Leuven: “Getuigenis van een Albanese vluchteling” (24.03.2004). E. Berinyuy Ngaikpu, Integratiedienst Leuven: “Jongeren in Afrika” (24.03.2004). M. Mahshid, Integratiedienst Leuven: “Getuigenis van een Iraakse vluchteling (24.03.2004). ANDERE GASTDOCENTEN M. Galati: “Initiatie ijshockey” (06.01.2004). B. Janssens, sportfunctionaris: “Trampolinespringen” (07.01 en 15.03.2004). B. Goddemaer, docent filosofie: “Prechristelijke wereldvisie” (08.02.2004). R. Van Eeckhout, lerares P.O.: “Het leerplan/lesonderwerpen” (12.02.2004). A. Pelgrims, praktijkleraar: “Enten en oculeren” (18.02.2004). E. Solie, St. Martinusschool – Overijse: “Informaticaonderwijs in de praktijk” (04.03.2004).
M. Van Passel, Basisschool Diest: “Missing link tussen lager en secundair onderwijs” (09.03.2004). B. Smulders, Natur-Natur: “Knopen en buitensportmaterialen” (11 en 15.03.2004). I. Vandenbroeck, dansspecialiste: “Dans” (15.03.2004). A. Janssens, docente L.O.: “Rope skipping” (16.03.2004). EXTERNE ACTIVITEITEN – TH BEDRIJFSBEZOEKEN 1STE KANDIDAATSJAAR GROEP 1. MATSUSHITA BATTERIES – Tessenderlo (08.03.2004) 2. R. BOSCH PRODUCTIE – Tienen (29.03.2004) 3. EMGO – Lommel (16.03.2004) 4. SYLVANIA – Tienen (23.03.2004) 5. HAROL INTERNATIONAL – Diest (01.04.2004) 6. SIKEL – Genk (02.03.2004) 7. ECHO – Houthalen (02.03.2004) 8. KERAMO – Hasselt (17.02.2004) 9. HONDA BELGIUM – Aalst (26.02.2004) 10. DAF TRUCKS – Oevel (04.03.2004) 11. BALTIMORE AIRCOIL – Heist-op-den-Berg (11.03.2004) 12. INOFER – Mechelen (09.03.2004) 13. AGGLO – Genk (01.04.2004) 14. RADSON – Zonhoven (11.03.2004) 15. VAN GENECHTEN – BIERMANS – Turnhout (23.02.2004) 16. JOHNSON CONTROLS – Geel (15.02.2004) BEDRIJFSBEZOEKEN 2DE CYCLUS PEGASUSPARK – Diegem (15.03.2004). Organisatie: G. Desmet (eenheid Informatie). VERSATEL – Antwerpen (22.03.2004). Organisatie: G. Desmet (eenheid Informatie). PHILIPS – Turnhout en ALCATEL BELL – Geel (29.03.2004). Organisatie: G. Desmet (eenheid Informatie).
BARCO – Kuurne (29.03.2004). Organisatie: S. Desmet (eenheid Informatie). EXXON – Meerhout (19.04.2004). Organisatie: A. François (eenheid Materie). STUDIEREIS DUITSLAND (29.03 – 02.04.2004) 3de jaar ingenieur Elektronica. Organisatie: Wei Jun, G. Van Loock, K. Pelsmaekers. Bezoek aan: Volkswagen-Wolfsburg, AutostadtWolfsburg, Deutsches Technikmuseum en Neue Nationalgalerie – Berlijn en Sennheiser – Hannover. STUDIEREIS CHINA (27.03 – 14.04.2004) 3de jaars ingenieursopleiding – alle afdelingen Bestemmingen: Shanghai, Beijing, Wuhan, Hangzhou en Xi’an. Bezoek aan (o.m.): Jin Mao Toren – Shanghai, Philips PDSL-Shanghai, Bekaert Shanghai, Stow International Shanghai, Huazhong University of Science and Technology – Wuhan, Shuibuya Drieklovendam, University of Science and Technology Beijing, Zhejiang University of Technology – Hangzhou, Picanol – Hangzhou, Janssen Pharmaceutica Xi’an, Flanders Innovation Centre Xi’an, Xi’an Jiaotong University, Xi’an Thiebaut Pharmaceutical Packaging en tal van toeristische, historische en culturele bezienswaardigheden in elk van de bezochte steden. STUDIEREIS FRANKRIJK (29.03 – 01.04.2004) 4de jaars ingenieur Biochemie. Organisatie: P. Lievens en F. Dochy. Bezoek aan: Chamtor, Moët, Chimay. EXTERNE ACTIVITEITEN - PH PROJECT I, 3 “ACTUALITEIT EN MEDIA” – 1STE JAAR (22.03 – 02.04.2004) “Antwerpen Averechts” (30.03.2004). Ontdekkingsparcours door Namen (25.03.2004). Bezoek aan Museum Vanderkelen – Mertens – Leuven (24.03.2004).
Stadsrondleiding Leuven (24.03.2004). Bezoek aan kasteel van Horst (29.03.2004). PROJECT II, 3: “INTERCULTUREEL ONDERWIJS” – 2DE JAAR (22.03 – 02.04.2004) Teambuildingsdag georganiseerd door de studenten L.O. in het Provinciaal Domein Kessel-Lo (29.03.2004). Inleefatelier Bevrijde Wereld – Sint-Niklaas (30.03.2004). Ontwikkelingseducatie Muzieklabyrinth – Mechelen (29.03.2004). Educatieprogramma Multicultureel onderwijs, Studio Globo – Gent (25 en 26.03.2004). PROJECT III, 3: “OVER DE GRENZEN” – 3DE JAAR (22.03 – 02.04.2004) Tijdens dit project waren de studenten actief in de volgende organisaties en scholen: de Europese Scholen in Woluwe, Mol, Varese (Italië), La Condomina (Spanje), de Integratiedienst Leuven, UNESCO K.A. Schaarbeek, Akabe – Antwerpen, de Onthaalklassen in Mechelen, de asielcentra van Steenokkerzeel, Jodogne, Veldhoven (Nederland), PISO en Sportdienst – Leuven, Nova College Amsterdam, de English International School of Padua (Italië), de International School Milan (Italië), BSGO Latinis, de Verde Valley School Sedona – Arizona (USA), Bru-Taal Brussel, de School zonder Racisme – Brussel, de British School – Brussels, het Liceo Scientifico Statale in Sienna (Italië), het Instituto Primario y Secundario Habano (Cuba), de Jim Vantonderschool in Bethal (Zuid-Afrika), de Nederlandse School in Benitachel (Spanje), de Lady Elisabeth School in Javea (Spanje), de Biëncorf Basisschool in Oosterhout (Nederland) en een aantal basisscholen in het district Bihor (Roemenië).
GROEP T – Leuven Hogeschool Vesaliusstraat 13, 3000 Leuven tel. 016-30 10 30 – fax 016-30 10 40 e-mail:
[email protected] http://www.groept.be 13de jaargang, nr. 3, 30 april 2004 INTERVIEW verschijnt vier keer per academiejaar Verantwoordelijke uitgever: Johan De Graeve, Vesaliusstraat 13, 3000 Leuven Hoofdredactie: Yves Persoons Redactiesecretariaat: Martine Groffils Interview on-line: Seany Geuns Redactieraad: Arthur D'Huys, John Caluwaerts, Guido Vercammen, Stijn Dhert, Paul Goossens, Luc Geurts, Wim Polet, Jan Van Maele, Katleen Craenen, Kristien Van Hoegaarden, Nele Verhenne, Floris Hombroux, Christophe Roeygens Engelse vertaling: Martin Hughes Foto ’ s: Filip Van Loock Vormgeving: EDISON, Leuven, 016-29 24 00 Drukkerij: Artoos, Kampenhout Oplage: 23.000 exemplaren Wettelijk Depot: D/2004/2134/4
BEZOEK CST-Studiedagen – Gent (11.03.2004). Organisatie: J. Heyvaert (decaan PH). INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004
English Programs in an international environment
ACADEMIC PROGRAMS Bachelor Programs in Engineering Bachelor in Electromechanical Engineering Bachelor in Electronic Engineering – ICT Bachelor in Chemical Engineering Bachelor in Biochemical Engineering Master Programs in Engineering Master in Electromechanical Engineering Master in Electronic Engineering – ICT Master in Chemical Engineering Master in Biochemical Engineering
16
Advanced Master in e-Media PROFESSIONAL PROGRAMS Undergraduate Program in Information Technology Undergraduate Program in Enterprising Communication Advanced Certificate in Enterprising LANGUAGE COURSES Chinese, Dutch, English, French, German, Italian, Spanish
More information can be obtained from: International Relations Office GROUP T Campus Vesalius Vesaliusstraat 13 B – 3000 Leuven Belgium Tel: +32 16-30 10 30 Fax: +32 16-30 10 40 e-mail:
[email protected] www.group-t.be
INTERVIEW,
jg. 13, nr. 3, 30 april 2004