TOTAALOVERZICHT VAN EUROPESE GEGEVENS OVER LETSELS DOOR ONGEVALLEN THUIS EN IN DE VRIJE TIJD Eindverslag
Kuratorium für Schutz und Sicherheit (Oostenrijkse instelling voor veiligheid en preventie) - Institut “Sicher Leben” Programma voor letselpreventie - PB C 208 22/07/99 IPP/2000/1071 SI2.297897
Totaaloverzicht van letsels in de EU -
SAMENVATTING PROBLEEMSTELLING In tegenstelling tot wat het geval is met betrekking tot letsels die een gevolg zijn van arbeids- en verkeersongevallen, bestaan er voor letsels die een gevolg zijn van ongevallen thuis en in de vrije tijd bijna geen indicatoren. Dat geldt niet alleen op EU-niveau (EUROSTAT, EUPHIN/HIEMS), maar ook voor andere internationale informatiesystemen inzake volksgezondheid, zoals “Health for All” (WHO) of “Health 2001” (OESO). •
Het Europees informatiesysteem over ongevallen thuis en in de vrije tijd (‘European Home and Leisure Accidents Surveillance System’ – EHLASS), dat meer dan tien jaar geleden door de Europese Commissie is opgezet om de lidstaten te helpen bij het verzamelen van gegevens over ongevallen thuis en in de vrije tijd, was de ideale kandidaat voor het verschaffen van die indicatoren (omdat EHLASS unieke informatie bevat voor specifieke maatregelen voor letselpreventie). EHLASS is echter nog steeds op de gegevens van slechts een paar ziekenhuizen per lidstaat gebaseerd en tot voor kort waren nog geen gemeenschappelijke procedures ingevoerd voor het harmoniseren van steekproefresultaten en voor het extrapoleren van deze resultaten naar nationale cijfers over ongevalsletsels.
•
Ook de veel gebruikte sterfte- en ziektecijfers die op de ICD zijn gebaseerd, zouden bedoelde indicatoren in potentie kunnen verschaffen. In de praktijk is echter ook die mogelijkheid beperkt, omdat ofwel onvoldoende (mortaliteit) of helemaal niet (morbiditeit) van de zogeheten 'E-codes’ (externe oorzaak van letsel) gebruikt wordt gemaakt.
•
Bijgevolg zijn er tot dusver op EU-niveau geen vergelijkbare indicatoren beschikbaar voor ongevallen thuis en in de vrije tijd.
Op nationaal niveau is de situatie enigszins anders: •
Sommige lidstaten hebben aan de hand van gegevens afkomstig van EHLASS of bestaande letselregistratiesystemen, schattingen gemaakt van het aantal letsels door ongevallen thuis of in de vrije tijd, op nationaal niveau.
Totaaloverzicht van letsels in de EU •
Sommige lidstaten maken gebruik van classificatiesystemen die het mogelijk maken om deze categorieën ongevallen ook in andere gegevensbronnen te herkennen, bijvoorbeeld,
registers
van
ziekenhuisontslagen
of
databanken
van
socialezekerheidsinstellingen. •
Enkele lidstaten doen regelmatig onderzoek naar de incidentie van deze categorieën ongevallen.
Het voorgestelde ‘Comprehensive View of Injuries’ (‘CVI’) [totaaloverzicht van ongevalsletsels] is een methode om de meeste van de letselgegevens die op EU- en nationaal niveau beschikbaar zijn, in een gegevensmodel aan elkaar te koppelen. Volgestouwd met feitelijke gegevens moet dit model kerncijfers verschaffen over de stand van zaken met betrekking tot ongevalsletsels in de EU en het beslag dat deze letsels op de gezondheidszorg in de EU leggen.
DOELSTELLINGEN De hoofddoelstellingen van deze studie zijn: 1. Het ontwikkelen van een model voor ongevalsletsels in de EU, voor het koppelen van gegevens over ongevallen thuis en in de vrije tijd aan algemene gegevens over de gezondheidszorg en niet-medische letselgegevens: het CVI. Het CVI is gebaseerd op internationale informatiesystemen betreffende volksgezondheid en gegevensbronnen van de EU-lidstaten. 2. Het verschaffen van feitelijke gegevens op basis van dit model over de stand van zaken met betrekking tot ongevalsletsels in de EU en het beslag dat deze letsels op de gezondheidszorg in de EU leggen. 3. Het implementeren van dit model als een pilot- (meta-)databank, het eventueel actualiseren van de beschikbare gegevens en het laten zien van een “ziektespecifieke” toepassing voor informatiesystemen betreffende algemene gegevens over de volksgezondheid, zoals EUPHIN/HIEMS.
METHODEN De studie is in vier stappen uitgevoerd:
Sicher Leben 1. Op EU- en lidstaatniveau werden verschillende bronnen met gegevens over mortaliteit en morbiditeit voor ongevalsletsels aan een beoordeling en meta-analyse onderworpen. Ook gerelateerde projecten in het kader van het letselpreventieprogramma (COST, COCOL, SPORTS PHASE I)1 werden daarbij betrokken. 2. Per ongevalscategorie (hoofdzakelijk ‘ongevallen thuis en in de vrije tijd’, ‘verkeersongevallen’
en
‘arbeidsongevallen’)
en
per
letselgevolg
(dood,
arbeidsongeschiktheid, ziekenhuisopname, ziekteverlof, enz.) is een matrix ontwikkeld: het CVI, een EU-model voor letselgegevens. Dit model moet het mogelijk maken om uitgebreid verslag te doen over kerncijfers betreffende ongevalsletsels op EU-niveau. De integratie van bronnen met gegevens over morbiditeit en mortaliteit voor ongevalsletsels alsook het gebruik dat wordt gemaakt van faciliteiten in de gezondheidszorg en van sociale verzekeringen en voorzieningen, verschaffen zowel indicatoren voor de incidentie van ongevalsletsels als voor de kosten die daarmee zijn gemoeid (aantal verpleegdagen, aantal verlofdagen wegens ziekte, aantal gevallen van arbeidsongeschiktheid). 3. In samenwerking met de projectpartners (CZ, DK, F, D, EL, NL, UK) is geprobeerd om in het CVI-model voor de EU bestaande letselgegevens van zowel internationale als nationale bronnen aan elkaar te koppelen. 4. In samenwerking met de Franse partners is een toepassing ontwikkeld voor een pilotdatabank (MS-Access), die het mogelijk maakt om resultaten op een flexibele wijze op te zoeken en eventueel gegevens bij te werken.
BELANGRIJKSTE RESULTATEN Gezondheidstoestand (letselgevolg) Dood Arbeidsongeschikt Ziekenhuisopname Poliklinische patiënten Alle letsels
Relatieve Letselgevallen Letselincidentie gevallen per (per sterfgeval) 100.000 inwoners 1 134.000 36 3 398.000 107 38 5.065.000 1.357 167 22.432.000 6.009 288 38.621.000 10.346
Gebruik van voorzieningen % (letselgevolg) ongevalsletsels
1
Frequentie Frequentie (gevallen/ per 100.000
http://europa.eu.int/comm/health/ph_projects/Project_en.htm 8
Aandeel van ongevallen thuis en in de vrije tijd 54% 45% 66% 74% 68% Aandeel van ongevallen
Totaaloverzicht van letsels in de EU -
Ziekenhuisontslagen (gevallen) Ziekenhuisontslagen (dagen) Ziekteverlof (gevallen) Ziekteverlof (dagen)
van alle 2 diagnoses 10%
dagen)
inwoners
5.065.000
1.357
thuis en in de vrije tijd 66%
10% 10% 21%
40.520.000 18.434.000 350.246.000
10.855 4.938 93.830
74% 33% 37%
Figuur 1: CVI voor ongevallen thuis en in de vrije tijd – Gezondheidstoestand en gebruik van voorzieningen ten gevolge van ongevalsletsels in de EU15. Gebaseerd op de meest complete matrix 1998-2000 voor verschillende aantallen lidstaten per cel (in totaal 208 gegevensbestanddelen). Extrapolatie van het gemiddelde incidentiecijfer per cel naar de totale EU-bevolking van 373 miljoen.
•
In termen van het aantal verpleegdagen wordt 10% van de ziekenhuisvoorzieningen gebruikt door slachtoffers van ongevalsletsel, waarvan 74% het gevolg is van een ongeval thuis of in de vrije tijd (inclusief sportongevallen).
•
Meer dan 20% van alle verlofdagen wegens ziekte is het gevolg van letsel door een ongeval. Daarvan is 37% het gevolg van een ongeval thuis of in de vrije tijd (inclusief sportongevallen).
•
De kosten van de opname in een ziekenhuis van een letselpatiënt en van ziekteverlof wegens letsel bedragen in totaal ruwweg 40 miljard euro per jaar (16 miljard euro voor ziekenhuisopname en 24 miljard voor financiële verliezen als gevolg van ziekteverlof).
•
De CVI-tabellen zijn ook voor afzonderlijke lidstaten beschikbaar, hoewel minder compleet.
Teneinde cijfers op een flexibele wijze te kunnen opzoeken en bijwerken, is het CVI, samen met de gegevens van de afzonderlijke lidstaten en het lexicon, ook in een elektronisch formaat beschikbaar (CVI, MS-Access) voor een dynamische retrieval en actualisering van kerncijfers over letselongevallen in de EU, onderscheiden naar letseltoedracht, letselgevolg en lidstaat.
2
Ziekteverloven: Institut "Sicher Leben", 2001.
Sicher Leben
300
250
3 38
200
arbeidsongeschikt ziekenhuisopname poliklinische patiënten overige med. behandelingen
167 150
100
50
80
0
Figuur 2: Letselpiramide voor EU15 – relatieve omvang van letselgevolgen voor ongevalsletsels. Gebaseerd op meest complete matrix 1998-2000 voor verschillende aantallen lidstaten per laag.
BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN In onderstaande tabellen wordt voor elk van de vier fasen van de studie een samenvatting gegeven van de belangrijkste bevindingen: 1. Belangrijkste bevindingen: Overzicht gegevensbronnen voor de EU
van
beschikbare
letselindicatoren en
Verscheidene publieke (bijv. WHO, EUROSTAT) en particuliere (bijv. OESO, BAST) organisaties fungeren als aanbieders van internationale gegevens inzake volksgezondheid, waaronder begrepen letselgegevens. Het aanbod is bijzonder groot. De WHO en de OESO leveren de kerngegevens; de eerste doet dat gratis, de tweede tegen betaling. Onder de gegevens afkomstig van de WHO en de OESO bevinden zich de volgende letselindicatoren (in absolute cijfers en naar leeftijd gestandaardiseerde incidentiecijfers, naar leeftijdsgroep en geslacht): Gezondheidstoestand: Mortaliteit •
Verwonding en vergiftiging (ICD / externe oorzaken) *
•
Zelfdoding en automutilatie (ICD / externe oorzaken)
•
Moord en opzettelijk toegebracht letsel (ICD / externe oorzaken)
•
Verkeersongeval waarbij een motorvoertuig is betrokken (ICD / externe oorzaken of 10
Totaaloverzicht van letsels in de EU politiegegevens) •
Dood door een arbeidsongeval (gegevens van socialezekerheidsinstellingen)
Morbiditeit •
Aantal personen dat gewond is geraakt door een arbeidsongeval (gegevens van socialezekerheidsinstellingen)
•
Aantal personen dat gewond is geraakt door een verkeersongeval (politiegegevens)
•
Aantal personen dat gewond is geraakt door een ongeval thuis (% van bevolking) **
Gebruik van gezondheidszorgvoorzieningen: Intern verpleegde patiënten •
Ziekenhuisontslagen, verwonding en vergiftiging
•
Gemiddelde verpleegduur, verwonding en vergiftiging
* Mortaliteitgegevens zijn ook beschikbaar voor andere ongevalscategorieën die onder de ICD/E-code vallen, zoals ongevallen als gevolg van een val, brand of vergiftiging, bijv. in de WHO Mortality Database. Hierdoor is de mortaliteit voor letsels momenteel op internationaal niveau de meest gedetailleerde letselindicator. ** Alleen de gezondheidscijfers van de OESO bieden een indicator voor ongevallen thuis en in de vrije tijd. Maar ook de OESO beschikt slechts over cijfers voor twee EU-lidstaten, te wete, Denemarken (8,5%) en Portugal (3,5%), en ook alleen maar voor 1995.
Er moet nauwgezet worden gekeken naar de validiteit van sectorindicatoren voor letsels door arbeids- en verkeersongevallen, ten behoeve van de toekomstige ontwikkeling van een reeks indicatoren voor ongevallen thuis en in de vrije tijd. Samenvattend kan worden gezegd dat er in de EU voor ongevallen thuis en in de vrije tijd vrijwel geen indicatoren beschikbaar zijn.
2. Belangrijkste bevindingen: Gegevensmodel voor ongevalsletsels in de EU (CVIrapportageformaat en aanbevolen gegevensbronnen) Op basis van de resultaten van de beschikbaarheids- en bruikbaarheidsanalyse heeft de task force ‘letselgegevens’ (A, DK, D, F, EL, NL) een formaat ontwikkeld voor de rapportage op nationaal en EU-niveau van ongevalsletsels. Het CVI-model bestaat uit zes zelfstandige “ongevalscategorieën” of secties (‘verkeer’, ‘werkplek’, ‘school’, ‘sport’, ‘thuis en recreatie’ en ‘totaal – niet opzettelijk toegebracht’) en zes zelfstandige “letselgevolgen” of lagen (‘doden’, ‘ziekenhuisontslagen’, ‘poliklinische patiënten’, ‘ziekteverloven’, ‘arbeidsongeschikten’, ‘alle letsels’). Het model wordt gepresenteerd in een standaard- en een minimumversie. Bij voltooiing zal de standaardversie 36 kerncijfers produceren, die naar ongevalscategorie zullen aangeven wat de mortaliteit en morbiditeit voor ongevalsletsels is alsook het beslag dat deze letsels op de gezondheidszorg leggen. Het model kan zowel worden gebruikt voor letselrapportage op EUals nationaal niveau. Er wordt met name aanbevolen om dit model als rapportageformaat voor de inleiding van de geregelde EHLASS/ISS-verslagen te gebruiken – de gegevens in deze verslagen worden daarmee in een meer algemene letselcontext geplaatst. Op basis van de resultaten van de beschikbaarheids- en bruikbaarheidsanalyse zijn ook “aanbevolen definities” voor de verschillende ongevalscategorieën en “aanbevolen gegevensbronnen” voor de verschillende letselgevolgen vastgesteld. “Aanbevolen
Sicher Leben gegevensbronnen” (standaard): een lijst van internationale gegevensbronnen die voor de ‘Comprehensive View of Injury’ (CVI) moeten worden gebruikt. Voor de lijst is hoofdzakelijk gekeken naar de mate waarin de oorspronkelijke classificatie past bij de aanbevolen definities. De “aanbevolen definities” zijn noodzakelijkerwijs gebaseerd op de oorspronkelijke definities zoals die in de aanbevolen gegevensbronnen worden gebruikt. Vanwege de overlappingen tussen gegevensbronnen worden in- en uitsluitingscriteria gegeven (bijvoorbeeld voor de ongevalscategorie ‘werkplek’: “sluit ongevallen tijdens het woonwerkverkeer uit”).
3. Belangrijkste bevindingen: ‘Comprehensive View of Injury' (CVI) in de EU – toepassing van het model Het CVI-model verschaft een zo goed mogelijke schatting van de omvang van ongevalsletsels in de EU(-15), onderscheiden naar ongevalscategorie (d.w.z. de sector waar letselpreventie gebeurt) en letselgevolg (welke als indicatie dient voor de letselernst), uitgedrukt in: •
incidentiecijfers (per 100.000 inwoners), bepaald door het gewogen gemiddelde van het beschikbare aantal lidstaten per cel te nemen (figuur 3);
•
absolute cijfers, bepaald door extrapolatie van het gemiddelde incidentiecijfer per cel naar de totale EU-bevolking van 373 miljoen (figuur 4);
•
relatieve aandeel van de sectoren ‘verkeer’, ‘werkplek’, ‘school’, ‘sport’, en 'thuis en recreatie’ voor elk onderscheiden letselgevolg (rijpercentage, waarbij wordt aangenomen dat het totaal van alle sectoren samen 100% is) (figuur 5);
•
relatieve aandeel van de onderscheiden letselgevolgen voor elke ongevalscategorie afzonderlijk (kolompercentage, waarbij wordt aangenomen dat het totaal van alle letselgevolgen samen (“alle letsels”) 100% is) (figuur 6);
Opmerkingen betreffende het gebruik van het CVI: Een bijzonder kenmerk van het CVI-model is, dat voor de meeste letselgevolgen (rijen of lagen van het model) geldt dat het totaal van alle ongevalscategorieën samen niet 100% is. Dit komt doordat het in de meeste gevallen noodzakelijk was om voor elke ongevalscategorie onafhankelijke schattingen te gebruiken, en ook voor het “Totaal”. Als gevolg hiervan kan er een verschil zijn tussen het percentage van 100 in “Totaal” en de werkelijke som van de afzonderlijke ongevalscategorieën. Ook bij de letselgevolgen die in het CVI-model in aanmerking worden genomen, doen zich overlappingen voor: •
De meeste “doden” en alle “arbeidsongeschikten” zijn per definitie ook opgenomen in “ziekenhuisontslagen”.
•
“Ziekenhuisontslagen” en “poliklinische patiënten” vallen in de regel niet samen. Het totaal van deze twee categorieën komt overeen met het aantal “ziekenhuisbehandelingen”, wat voor de meeste ongevalscategorieën het meest voorkomende “letselgevolg” is.
•
“Ziekenhuisbehandelingen” – de som van “ziekenhuisontslagen” en “poliklinische patiënten” – moeten in de regel een ondergroep van “alle letsels” zijn, omdat onder “alle 12
Totaaloverzicht van letsels in de EU letsels” natuurlijk ook de letsels vallen welke buiten het ziekenhuis worden behandeld, bijvoorbeeld door de huisarts. •
In sommige gevallen is de som van “ziekenhuisontslagen” en “poliklinische patiënten” echter groter dan het cijfer dat wordt genoemd onder “alle letsels”. (Nogmaals, dit komt doordat voor elke categorie letselgevolgen onafhankelijke schattingen zijn gebruikt, en ook voor de categorie “alle letsels”.) Dit wijst op een onderrapportage in de desbetreffende gegevensbron voor “alle letsels” (van onderrapportage is waarschijnlijk sprake bij door de politie geregistreerde letsels door verkeersongevallen).
Doel van het CVI is het verschaffen van kerncijfers voor de EU over de stand van zaken met betrekking tot ongevalsletsels en het beslag dat de behandeling van zulke letsels op de gezondheidszorg legt, op basis van verscheidene aanbevolen gegevensbronnen en aanbevolen definities van ongevalscategorieën binnen deze bronnen. In de praktijk kunnen deze aanbevelingen momenteel echter alleen voor een beperkt aantal lidstaten worden geïmplementeerd. Om de gegevens van de beschikbare lappendeken van bronnen zo volledig mogelijk te laten zijn, kan de CVI-tabel kerncijfers bevatten die betrekking hebben op een (kleine) reeks van jaren (1998-2000) en niet alleen maar op één bepaald jaar (programmatuur-kenmerk “meest complete tabel”). De huidige CVI-tabel en de CVI-databank geven een overzicht van in totaal 208 gegevensbestanddelen, afkomstig van alle EU15-lidstaten. Gemiddeld is dus elk van de 36 beschikbare kerncijfers gebaseerd op gegevensbestanddelen van zes lidstaten. De 36 kerncijfers van onderstaande CVI-tabellen zijn gebaseerd op in totaal 208 gegevensbestanddelen (gemiddeld zes per cel) afkomstig van 15 EU-lidstaten, voor de jaren 1998-2000 (programmatuur-kenmerk “meest complete tabel”): CVI EU15 – Letselincidentie (per 100.000 inwoners) Doden Arbeidsongeschikten Ziekenhuisontslagen Poliklinische patiënten Alle letsels Ziekenhuisverblijf (gem. aantal dagen) Ziekteverlof (gevallen) Ziekteverlof (gem. aantal dagen)
Verkeer
Werkplek
School
Sport Thuis en Totaal – niet recreatie opzettelijk toegebracht 0,3 15 36 7 66 107 139 482 1.357 790 3.968 6.009 1700 5252 10346
11 20 150 463 536
1 67 146 906 1401
0,04 2 22 324 1364
7
6
5
7
10
8
471 26
1.571 18
101 28
328 24
751 24
4938 19
Figuur 3: Gemiddelde cijfers van CVI voor de EU15 – schattingen van de incidentie van ongevalsletsels op EU-niveau, naar letselgevolg en ongevalscategorie. Gebaseerd op de meest complete matrix 1998-2000 voor verschillende aantallen lidstaten per cel; cijfers per 100.000 inwoners. Opmerking: door het gebruik van diverse gegevensbronnen is de som van de cijfers in rijen en kolommen in het algemeen niet 100%.
Per jaar (1998-2000)
Sicher Leben •
loopt gemiddeld 10% van de bevolking van de EU15 letsel op door een ongeval (‘Alle letsels’ – Totaal’);
•
loopt gemiddeld 7% letsel op door een ongeval thuis of in de vrije tijd (waaronder begrepen sportongevallen: 1,7%);
•
wordt gemiddeld 1,4% van de mensen wegens een ongevalsletsel in het ziekenhuis opgenomen; voor letsels door ongevallen thuis of in de vrije tijd is dit percentage 0,6 (inclusief sportongevallen: 0,2%). (Bij een hospitalisatiepercentage voor de EU15 van ongeveer 14, bedraagt de relatieve morbiditeit voor ongevalsletsels circa 10% (cijfers niet vermeld));
•
bedraagt de mortaliteit voor ongevalsletsels gemiddeld 36 per 100.000; 15 voor ongevallen thuis of in de vrije tijd (sportongevallen: 0,3%). (Bij een mortaliteit voor de EU15 van ongeveer 700, bedraagt de relatieve mortaliteit voor ongevalsletsels circa 4,5% (cijfers niet vermeld)).
De categorieën letselgevolgen ‘arbeidsongeschikten’, ‘ziekenhuisontslagen’, ‘poliklinische patiënten’ en ‘alle letsels’ worden beschouwd als indicatoren voor letselincidentie, terwijl de categorieën letselgevolgen ‘ziekenhuisverblijf’ en ‘ziekteverlofdagen’ worden beschouwd als economische indicatoren voor de kosten die met letsels zijn gemoeid: •
gemiddeld verblijven letselpatiënten 8 dagen in het ziekenhuis; voor letsels door ongevallen thuis of in de vrije tijd is dit 10 dagen (sportongevallen: 7 dagen);
•
verlof wegens een ongevalsletsel (van werknemers of scholieren) duurt gemiddeld 19 dagen; voor letsels door ongevallen thuis of in de vrije tijd is dit 24 dagen (sportongevallen: eveneens 24 dagen).
CVI EU15 – Absolute cijfers (in duizenden)
Verkeer
Werk- School plek
Sport Thuis en Totaal – niet recreatie opzettelijk toegebracht
Doden Arbeidsongeschikten Ziekenhuisontslagen Poliklinische patiënten Alle letsels
42 74 558 1728 2002
5 249 546 3382 5230
0,2 9 84 1211 5091
1,1 27 519 2950 6347
55 245 1799 14.810 19.604
134 398 5065 22.432 38.621
Ziekenhuisverblijf
3627
3276
420
3503
17.540
40.520
14
Totaaloverzicht van letsels in de EU (dagen) Ziekteverlof (gevallen) Ziekteverlof (dagen)
1760 5864 377 1225 45.760 105.552 10.556 29.400
2804 67.296
18434 350.246
Figuur 4: Absolute cijfers van CVI voor de EU15 (extrapolatie) – schattingen van het aantal ongevalsletsels op EU-niveau, naar letselgevolg en ongevalscategorie. Gebaseerd op de meest complete matrix 1998-2000 voor verschillende aantallen lidstaten per cel. Extrapolatie van het gemiddelde incidentiecijfer per cel naar de totale EU-bevolking van 373 miljoen (absolute cijfers in duizenden).
Per jaar (1998-2000) •
sterven meer dan 130.000 mensen als gevolg van een ongeval, waarvan ten minste 56.000 door een ongeval thuis of in de vrije tijd (waaronder begrepen sport). (Het verschil tussen de som van de verschillende ongevalscategorieën en de categorie “Totaal” vormt een afspiegeling van de moeilijkheid om de verschillende ongevalscategorieën in op de ICD gebaseerde gegevensbronnen van elkaar te scheiden.);
•
raken bijna 40 miljoen mensen (38,6) in de EU15 gewond door een ongeval;
•
raken 25 miljoen mensen (19,6 plus 6,3) gewond door een ongeval thuis of in de vrije tijd (inclusief sportongevallen: 6,3 miljoen);
•
worden 5 miljoen mensen met een verwonding in het ziekenhuis opgenomen (waar zij in totaal 40 miljoen dagen verblijven), waarvan ten minste 2,3 miljoen als gevolg van een ongeval thuis of in de vrije tijd (inclusief sportongevallen: 0,5 miljoen);
•
duurt verlof wegens een ongevalsletsel (van werknemers of scholieren) gemiddeld 19 dagen; voor letsels door een ongeval thuis of in de vrije tijd is dit 24 dagen (sportongevallen: eveneens 24 dagen).
Ziekenhuisontslagen en ziekteverloven zijn de belangrijkste indicatoren voor de directe kosten die met letsels zijn gemoeid: uitgaande van een zeer behoudende schatting van de verpleegkosten per dag van 400 euro, en van 70 euro per verloren werkdag, zijn aan een verblijf van 40 miljoen dagen in het ziekenhuis kosten ter hoogte van ruwweg 16 miljard euro verbonden en aan 340 miljoen ziekteverlofdagen (exclusief het wegblijven van school wegens letsel) 24 miljard euro.
Sicher Leben CVI EU15 Verkeer – rijpercentage 41% Doden 12% Arbeidsongeschikten 16% Ziekenhuisontslagen 7% Poliklinische patiënten 5% Alle letsels
Werkplek 5% 41% 16% 14%
Ziekenhuisverblijf (dagen) Ziekteverloven (gevallen) Ziekteverloven (dagen)
School Sport 0% 1% 2% 5%
1% 4% 15% 12%
Thuis en recreatie 53% 41% 51% 62%
Totaal
14%
13%
17%
51%
100%
13%
12%
1%
12%
62%
100%
15%
49%
3%
10%
23%
100%
18%
41%
4%
11%
26%
100%
100% 100% 100% 100%
Figuur 5: CVI-rijpercentage voor de EU15 – relatieve aandeel van de sectoren ‘verkeer’, ‘werkplek’, ‘school’, ‘sport’, en ‘thuis en recreatie’ voor elk onderscheiden letselgevolg (rijpercentage, waarbij wordt aangenomen dat het totaal van alle sectoren samen 100% is). Gebaseerd op de meest complete matrix 1998-2000 voor verschillende aantallen lidstaten per cel. Extrapolatie van het gemiddelde incidentiecijfer per cel naar de totale EU-bevolking van 373 miljoen.
Letselpreventie is in de meeste lidstaten van oudsher georganiseerd in min of meer zelfstandige bestuurlijke sectoren. Heldere verantwoordelijkheden bestaan doorgaans alleen voor letsels door ongevallen op het werk en op school enerzijds en voor letsels door verkeersongevallen anderzijds. De verantwoordelijkheden voor de overige typen ongevalsletsels – sportblessures en letsels door ongevallen thuis en in de vrije tijd – zijn doorgaans verdeeld over verschillende overheden. Deze organisatie komt in de CVI-versie “rijpercentage”
tot
uitdrukking
doordat
ongevalsletsels
over
de
respectieve
ongevalscategorieën worden verdeeld. •
73% van ‘alle letsels’ in de EU15 zijn het gevolg van ongevallen die niet op de werkplek of op school gebeuren, maar thuis (aangezien het aantal ongevallen op school hier waarschijnlijk wordt overschat, is het aandeel van letsels door „privé-ongevallen” misschien nog wel hoger dan 73%).
•
In de meeste socialezekerheidsstelsels in de EU kunnen slachtoffers van andere dan arbeidsongevallen
geen
beroep
doen
op
revalidatievergoedingen
of
arbeidsongeschiktheids- c.q. invaliditeitsuitkeringen. Volgens het CVI geldt dit voor ten minste 59% van alle mensen die door een ongevalsletsel geheel of volledig invalide zijn geworden. •
Van de mensen die uit een ziekenhuis worden ontslagen, is 82% opgenomen wegens letsel door een „privé-ongeval”. 16
Totaaloverzicht van letsels in de EU •
Het aandeel van letsels door verkeersongevallen in het CVI reikt van 5% (‘alle letsels’) tot 42% (‘doden’), hetgeen een dramatische afspiegeling vormt van de hoge mortaliteit bij dit type letsels.
•
Het aandeel van letsels door ongevallen thuis en in de vrije tijd en door sportongevallen reikt van 33% (‘ziekteverloven’) tot 81% (‘alle letsels’).
CVI EU15 - kolompercentage Doden Arbeidsongeschikten Ziekenhuisontslagen Poliklinische patiënten Overige med. behandelingen Alle letsels
Verkeer
School
2,1% 4% 28% 86%
Werkplek 0,1% 5% 10% 65%
-20%
20%
74%
45%
14%
27%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
0,0% 0% 2% 24%
Sport Thuis en recreatie 0,0% 0,3% 0% 1% 8% 9% 46% 76%
Totaal 0,3% 1% 13% 58%
Figuur 6: CVI-kolompercentage voor de EU15 - relatieve aandeel van de onderscheiden letselgevolgen voor elke ongevalscategorie afzonderlijk (kolompercentage, waarbij wordt aangenomen dat het totaal van alle letselgevolgen samen (“alle letsels”) 100% is; door het gebruik van zelfstandige gegevensbronnen voor de letselgevolgen, kan de som echter meer dan 100% zijn). Gebaseerd op de meest complete matrix 1998-2000 voor verschillende aantallen lidstaten per cel. Extrapolatie van het gemiddelde incidentiecijfer per cel de naar totale EU-bevolking van 373 miljoen (absolute cijfers - in duizenden).
De CVI-versie “kolompercentage” is een tabulair equivalent van de letselpiramide. Deze kwantificeert de relatieve omvang van de verschillende letselgevolgen, onderscheiden naar ongevalscategorie: •
Statistisch gezien gebeuren er in de EU15 voor één sterfgeval als gevolg van een ongeluk 333 andere ongevallen waarbij letsel wordt toegebracht (0,3% doden): 3 arbeidsongeschikten, 43 ziekenhuisopnamen, 193 SEH-behandelingen en 90 andere letsels.
•
Ongeveer 70% van alle ongevalsletsels („Totaal”) wordt in een ziekenhuis behandeld; 13% van de slachtoffers moet worden opgenomen.
•
Het is interessant dat het aantal letsels door verkeersongevallen waarvoor behandeling in het ziekenhuis nodig is, 14% groter is dan het totale aantal letsels door verkeersongevallen als geregistreerd door de politie. Dit duidt op een onderrapportage van
„officiële”
verkeersongevallen
in
vergelijking
met
verkeersongevallen die door ziekenhuizen worden geregistreerd.
de
letsels
door
Sicher Leben •
Verkeersongevallen vertonen van alle ongevalscategorieën de hoogste mortaliteit (2,1%) en het grootste percentage voor ‘ziekenhuisopname’ (28%), wat erop duidt dat de letsels van dergelijke ongevallen gemiddeld zeer ernstig zijn.
•
Het letselgevolg ‘arbeidsongeschiktheid’ komt het vaakst voor bij arbeids- (5%) en verkeersongevallen (4%). Wellicht dat er sprake is van een overschatting van de incidentie van arbeidsongeschiktheid door arbeidsongevallen, omdat maar weinig cijfers beschikbaar zijn voor letsels door andere dan arbeidsongevallen (omdat compensatieregelingen voor letsels door arbeidsongevallen van oudsher een voorkeurspositie genieten).
Belangrijkste trends in de EU15 in de periode 1990 – 2000: Met betrekking tot de gegevensverzameling voor het CVI konden geen historische gegevens voor het verrichten van trendanalyses worden verkregen. Vandaar dat de navolgende trends in mortaliteit en morbiditeit voor ongevalsletsels zijn afgeleid van gegevens uit WHO-IFA-informatiesystemen (http://www.who.dk/hfadb): •
De gemiddelde mortaliteit voor de EU15 (per 100.000) vertoont zowel voor opzettelijk als niet opzettelijk toegebrachte letsels een dalende lijn. Deze trend is het minst sterk voor niet-verkeersongevallen en ongevallen thuis en in de vrije tijd. Tegen het einde van het decennium kan deze trend echter al zijn veranderd.
•
De sterftecijfers voor ongevalsletsels in de EU15 vertonen in grote lijnen een vergelijkbare daling. Hoewel de cijfers een aanzienlijke variatie vertonen, lijken de trendlijnen te convergeren (van 20 - 60 in 1990 tot 20 - 45 in 2000).
•
De
gemiddelde
relatieve
(ziekenhuisopnamen
morbiditeit
wegens
voor
ongevalsletsel
ongevalsletsels als
voor
percentage
de
EU15
van
alle
ziekenhuisopnamen) is over het gehele decennium rond de 10% geweest (alleen Oostenrijk laat een aanzienlijke daling zien). De aanzienlijke variatie tussen de lidstaten is ook terug te voeren op de verschillende gezondheidszorgstelsels (voor 1998 lopen de percentages uiteen van 6 tot 12).
18
Totaaloverzicht van letsels in de EU •
Het geregistreerde aantal gewonden ten gevolge van een verkeersongeval vertoont een grote variatie tussen de lidstaten (variërend van 200 tot 700 per 100.000 inwoners in 1999), hetgeen wijst op systematische verschillen tussen registratiesystemen. In de meeste landen is een daling gerealiseerd, wat ook lichtelijk tot uitdrukking komt in het EU-gemiddelde.
•
Het geregistreerde aantal gewonden bij arbeidsongevallen vertoont zelfs een nog grotere variatie (van 250 tot 2000 per 100.000 inwoners in 1999), wat eveneens wijst op systematische verschillen tussen registratiesystemen. In veel landen is een daling gerealiseerd, wat ook lichtelijk tot uitdrukking komt in het EU-gemiddelde.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Officieel worden in het CVI algemene gegevens over gezondheidszorg gekoppeld aan specifieke letselgegevens. De gegevens zijn afkomstig van diverse, anderszins geïsoleerde bronnen en de koppeling gebeurt op een gestandaardiseerde wijze. De belangrijkste voordelen van deze methode (“data warehouse-approach”) zijn: ¾ Het CVI-model voegt waarde toe aan de gegevens die erin zijn opgenomen, door het eenvoudiger te maken om deze sectoroverschrijdend te gebruiken voor de monitoring en preventie van ongevalsletsels. ¾ Doordat het CVI-model verschillen in reikwijdte en definities tussen gegevensbronnen aan het licht brengt, geeft het ook een idee van de mate van onder- of overrapportage in specifieke registers (bijv. voor letsels door verkeersongevallen). ¾ Het CVI-model verschaft zo goed mogelijke schattingen (“best guesses”) van kerncijfers over de omvang van ongevalsletsels in de EU, onderscheiden naar ongevalscategorie, toedracht en letselgevolg (laatstgenoemde dient als maatstaf voor de letselernst). ¾ Het CVI-model kan eenvoudig worden uitgebreid, zowel in geografisch opzicht (tot nieuwe lidstaten) als wat reikwijdte betreft (door het toevoegen van nieuwe categorieën ongevalsletsels).
Sicher Leben ¾ De “best guesses” van het CVI zijn momenteel gebaseerd op ongeveer 200 gegevensbestanddelen, die zijn gemiddeld over verschillende jaren en geëxtrapoleerd naar de totale EU15-bevolking. Gelet op het feit dat het CVI maximaal 540 gegevensbestanddelen kan bevatten (6 ongevalscategorieën, 6 letselgevolgen, 15 lidstaten), laat dit zien hoe moeilijk het is om letselgerelateerde gegevens te verkrijgen, anders dan sterftecijfers voor ongevallen die onder de ICD/E-code vallen, gegevens over ziekenhuisopnamen voor ongevallen die onder de ICD/N-code vallen, en over letsels door verkeers- en arbeidsongevallen. ¾ Toch worden de CVI-schattingen voor de EU voldoende aannemelijk en betrouwbaar geacht voor een “managementbeoordeling” van de volksgezondheidsaspecten van ongevalsletsels. Voor een meer specifieke epidemiologische of sectoranalyse moet worden gekeken naar de individuele bronnen en informatiesystemen. Deze staan vermeld in het CVI-lexicon (bijv. EHLASS/ISS voor ongevallen thuis en in de vrije tijd; IRTAD voor verkeersongevallen; ESAW voor arbeidsongevallen). ¾ Een van de belangrijkste tekortkomingen die bij de retrieval van gegevens voor het CVI is ontdekt, is het ontbreken van E-codes (externe oorzaken van letsel en vergiftiging) bij ontslaggegevens van ziekenhuizen. Ontslaggegevens worden in de meeste lidstaten routinematig en volgens uniforme normen verzameld en op internationaal niveau (WHO, EUPHIN/HIEMS, OESO) routinematig geaggregeerd. ¾ Een andere tekortkoming is het ontbreken van een systematische schatting van incidentiecijfers voor letsels door ongevallen thuis en in de vrije tijd. Wanneer dit probleem in de nabije toekomst wordt opgelost, zal een belangrijke lacune in het CVI worden gedicht. ¾ Een eenvoudigere letselrapportage op EU-niveau is in het algemeen niet mogelijk omdat het in de meeste lidstaten ontbreekt aan een algemeen registratiesysteem dat op de registratie van SEH-gewonden is gebaseerd (met specifieke extensies voor letsels die spoedeisende hulp behoeven).
20
Totaaloverzicht van letsels in de EU ¾ Maar de systematische afwijkingen in het voordeel van gezondheidszorggegevens zullen waarschijnlijk blijven bestaan en de vergelijkbaarheid verminderen van nationale, op ISS-gegevens gebaseerde, cijfers voor ongevallen thuis en in de vrije tijd (% van de bevolking dat na een ongeval thuis of in de vrije tijd, inclusief sport, in het ziekenhuis wordt behandeld). Voor het vergroten van de vergelijkbaarheid van ISSgegevens lijkt het onvermijdelijk dat er een indicator komt voor de letselernst die niet wordt
beïnvloed
door
systematische
verschillen
tussen
de
nationale
gezondheidszorgstelsels. ¾ Problemen bij het verkrijgen van gezondheidszorg-gerelateerde letselgegevens die zijn onderscheiden naar letseltoedracht, maken duidelijk dat er nog steeds een enorm potentieel is voor en een grote behoefte aan de harmonisatie van gezondheids- en letselgegevens. ¾ Desalniettemin kan het CVI dienst doen als model voor een alomvattende rapportage op EU-niveau van kerncijfers over ongevalsletsel. De koppeling van bronnen van ziekte- en sterftecijfers voor ongevalsletsels alsook van gegevens over het gebruik van faciliteiten in de gezondheidszorg en van sociale verzekeringen en voorzieningen, verschaft zowel indicatoren voor de incidentie als de kosten van ongevalsletsels (verpleegduur, aantal ziekteverlofdagen, aantal arbeidsongeschikten). ¾ Aanbevolen wordt om het CVI-formaat in de praktijk te gebruiken als een inleidend hoofdstuk bij de nationale EHLASS/ISS-verslagen, die vervolgens op EU-niveau kunnen worden geaggregeerd. •
Wanneer de gegevens van individuele lidstaten worden vergeleken, doet men er verstandig aan om bij de interpretatie van de resultaten het lexicon te raadplegen!
•
Systematische afwijkingen in het voordeel van gezondheidszorggegevens verminderen ook de vergelijkbaarheid van nationale, op ISS-gegevens gebaseerde, cijfers voor ongevallen thuis en in de vrije tijd (% van de bevolking dat na een ongeval thuis of in de vrije tijd, inclusief sport, in het ziekenhuis wordt behandeld). Voor het vergroten van de vergelijkbaarheid van ISS-gegevens lijkt het onvermijdelijk dat er een indicator komt voor de letselernst die niet wordt beïnvloed door systematische verschillen tussen de nationale gezondheidszorgstelsels.
Aanbevelingen
Sicher Leben ¾ De meest algemene aanbeveling voor de lidstaten is dat deze algemene, op de registratie van SEH-gewonden gebaseerde, registratiesystemen opzetten – een aanbeveling waarvan het onwaarschijnlijk is dat daaraan op zeer korte termijn gevolg zal worden gegeven. Deze registratiesystemen zouden kunnen bestaan uit een algemeen onderdeel en specifieke extensies voor ongevalsletsels en andere letsels die spoedeisende hulp behoeven. ¾ Omdat het ISS op de registratie van SEH-gewonden is gebaseerd, zouden systematische afwijkingen in het voordeel van gezondheidszorggegevens bij dit registratiesysteem gecorrigeerd kunnen worden door het ontwikkelen van een indicator voor letselernst die niet wordt beïnvloed door systematische verschillen tussen de nationale gezondheidszorgstelsels. ¾ Voorlopig wordt aanbevolen om het CVI-formaat – gevoed door verschillende gegevensbronnen – als een inleidend hoofdstuk bij de nationale EHLASS/ISSverslagen te gebruiken, die vervolgens op EU-niveau kunnen worden geaggregeerd. •
Wanneer de gegevens van individuele lidstaten worden vergeleken, wordt in het algemeen aangeraden om bij de interpretatie van de resultaten het lexicon te raadplegen!
22
This report was produced by a contractor for Health & Consumer Protection Directorate General and represents the views of the contractor or author. These views have not been adopted or in any way approved by the Commission and do not necessarily represent the view of the Commission or the Directorate General for Health and Consumer Protection. The European Commission does not guarantee the accuracy of the data included in this study, nor does it accept responsibility for any use made thereof.