OPCK DOCKJfiS ! .
»Wat heeft I' het meest getroffen bij de Traviata, Mevronw}" »O, ik heb een prachtig recept Toor gortkoekjeg gehoord."
De beginnelinge. „Zij heeft één pont ran overeenkomst met onze beste actrices." „0 Jaï" „Ze gebruikt dezelfde schmink."
De regisseur: „Maar man, wal ga Je non beginnen! We spelen vanavond «Adam in bailingschap"!" „is bet waarachtig.? Is het dan geen Dinsdag vandaagT
^£B^^^ »is y
-^rr^r^^'-"•""'' (Teekeningen W. de MooyM
Aan c/e Adminisiraiie van CINEMA & THEATER Paulus PoHersiraai 4 — Amsterdam Zuid.
Mijne Heeren, Elke week wil Ik op de hoogte blijven van nieuwe films, tooneelstukken, opera's enz. Noteert U mij dus, op de gebruikelijke voorwaarden, als abonné voor toezending per post. Het abonnementsgeld wordt betaald met f 6.50 per jaar*/ ƒ 3.25 per half jaar*// 1.625 per kwartaal* en voldaan door overschrijving op uw girorekening 78676. Naam Adres
' Handteekening te ; : ;.:....: .::......... Datum : Verzenden in enveloppe als brief of geplakt op een briefkaart •) Doorhalen wat nlef van toepassing is. F 1083/4
Het weekblad „CINEMA & THEATER" Terschljnt des Vrijdags. Alle bijdragen, foto's, teekeningen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Redactie, abonnementsopgaveii en andere administratieve correspondentie aan de Administratie van Het Weekblad „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. Telefoon: 98145, 21511, 21424. — Postgiro no. 78676. — Advertentietarieven op aanvrage verkrijgbaar bij de administratie. — Prijs per losse nummers 15 cents. Abonnementsprijs franco per post ƒ 6.50 per jaar, ƒ 3.25 per half jaar, / 1.62% per kwartaal, bij vooruitbetaling; in plaatsen, waar bezorgers zUn Bevestigd, dessewenscht 12% cents per week bij bezorging in de week na verschijning. Abonnementen worden stilzwögend telkens voor een kwartaal verlengd, indien niet twee weken vóór afloop schriftelijk opzegging is ontvangen. (Prljsverhooging toegestaan bij brief van 23 Maart 1942, no. 1017 P.R. van het Rijksbureau voor de Grafische Industrie.) — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — Bij ongevraagde bijdragen sluite men retourporto (zoo mogelijk een geadresseerde en gefrankeerde enveloppe) In. Wnd. Hoofdredacteur: ^oh. T. Hulsekamp, Amsterdam. — Redacteur: L. J. Capit, Amsterdam. — Verantwoordelijk voor de advertenties: R. M, A. Ausems, Utrecht. — Uitgave der N.V. Nederlandsche Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, Ämsterdam-Zuld. (P1083). — Druk der N.V. Drukkerij Elsevier, Van Ostadeatraat 233. Amsterdam-Zuid. (K 199).
CINEMA 6* THEATERS No. 49 — ii DECEMBER 194t
W».B(«.IIU»
-■-^mmw^w'••?"•■
m^..!mtiR4J!||«npppM|
Ilse Werner zingt een liedje in de revue „De notenparade".
ILSE WERNER als notenkoningin in Je Terra-film WIR MACHEN MUSIK.
Hierboven: Anni Pichler (Ilse Werner) als huisvrouw. — Linksonder: Viktor de Koica en Cr et he Weiser. — Rechts: nog een scène uit de revue. (foto's Terra)
Aardige melodieën, een pittig rhythme, grappige vondsten in handeling eri dialoog, kortom beschaafd en sprankelend amusement geeft ons deze muziekfilm van Käutner, wien het genre blijkbaar goed ligt. Ilse Werner als Anni, de conservatorium-leerlinge, is, al dansende, zingende en liedjes componeerende, een lieftallige voorvechtster der lichte Muzen. Viktor de Kowa als Karl, de tijdelijke conservatorium-leeraar (voorheen een voor een bar te zwaarwichtig pianist), is een ernstig paladijn van Johann Sebastian Bach, waarmede het volgens hem begon en eindigde. Les extremes se touchent, nietwaar? Anni en Karl moeten elkander vinden, ondanks het verschil in opvattingen. Zij vinden elkaar, zij gaan weer uit elkaar en zij hervinden elkaar voor goed. Voordat het echter zoover is, ziet en' hoort ge een zwaar muziekdramatisch werk van Karl
uitgefloten worden en een lichtvoetige muziekrevue van Anni, waarin zij optreedt met een meisjesorkest, een enorm succes oogsten. Daar tusschendoor vragen scènes in het bohémienhuisgezin onze goedlachsche aandacht. Daar is wel eens geen geld om den gasman te betalen. Daar komt wel eens een mevrouw Bratzberger (de gezellige Grethe Weiser) als leerlinge van Karl en haar meer moederlijke dan behaagzieke vriendelijkheid wordt door de een tikje jaloersche Anni verkeerd uitgelegd. Karl is trouwens — hoe kan het anders bij hopeloos verliefde jongemenschen — ook niet geheel van jaloezie vrij te pleiten. Op één dag wordt zijn opera door den uitgever geweigerd en ontdekt hij Anni met een ander bij een amusementsconcert. De ander is de muziekuitgever, een oude vriend van het meisje. Met het voornemen Karl's trots niet te kwetsen, heeft zij een geheim afspraakje gemaakt om den uitgever te vragen die opera toch nog in druk te geven. De wereld stort even in elkaar voor Karl. Net als hij zijn goede humeur en zijn veerkracht terugkrijgt, het besluit neemt eerst nog eens goed naar Anni's motieven voor „het bedrog" te informeeren, slaat zij, op haar beurt gekwetst door zijn wantrouwen, de huisdeur achter zich dicht... Enfin, het moet zoover komen, dat Karl de ooren gewasschen worden door den muziekuitgever en hij de opdracht accepteert tot het ook weer in strikt geheim (als serieus componist kan hij zooiets toch niet doen!) voltooien der onafgemaakte partituren voor Anni's revue. Hun hereeniging beteekent dus tegelijkertijd een kunstzinnige concessie van Karl. De muziek mag met Bach opgehouden zijn, daarna waren er nog millioenen menschen ontvankelijk voor een liefdesliedje en een dans. De musicus,
„TOT WEERZIENS FRANZISKA" MAAR ANNI KWAM TERUG! Anni Pichler (Ilse Werner) maakt het fatale afspraakje.
w (
die dat vergeet, vergeet bijvoorbeeld, dat zelfs de groote Johann Sebastian Bach niet altijd uitsluitend in gewijde sfeer schreef. Ergens in deze film zingt Anni èen simpel wijsje van Bach, waarvan de tekst niet anders dan een simpele kwestie van het menschelijke hart, van twee menschelijke harten behandelt. Degenen, die de oorspronkelijke muziek maakten voor „Wir machen Musik" waren Peter Igelhoff en A. Steimer. Zij leverden drie aardige schlagers. Käutner bracht vaart in het plezierige geval en kleine trekjes, die op sprankelenden geest wijzen. Zelfs zijn revue-scènes bevredigen verwende vrienden van het spectacle, ofschoon die groote vleugel, waaruit een orkest oprijst, niet direct een noviteit genoemd mag worden. Dit is echter een kleinigheid, welke in het niet verzinkt bij de vele dingen, waardoor „Wir machen Musik" de uitwerking heeft van een levenslustig makend wijntje. P. BEISHUIZEN „WIR MACHEN MUSIK" een Tera-Film onder regie van Hellmuth Käutner, naar een blijspel van Manfried Röszner en motieven van Erich Ebermayr. — Muziek: Peter Igelhoff en Adolf Steimel. — Camera: Jan Roth. Rolverdeeling : Anni Pichler .... Ilse Werner Carl Zimmermann . . . Viktor Staal Trude ...... Edith Oss Franz ...... George Thomalla Frau Bratzberger . . . Grethe Weiser Verder met Kurt Seifert, Rolf Weih, en vele anderen. j
J
,
De drummer en de trompettiste van het orkest zijn ook door de muziek vereenigd. <
■11
■--■
1
1
■-
^
1
,
:
'-■.,
^ÉÊF:
I
v m'^"■ -~ ^ ■^'sl^hjv
/flt ijf'm
1^äC^M1^^3R5S
9^1 ^&^^ 3mÊ
Bvs ^MH
„Tot ziens, Franziska" heeft menig rechtgeaarde fihnfijnproever uitgeroepen na het zien van de film van dien naam. Want deze film over het wel en wee van Franziska vormde, temidden van een serie bijzondere kunstzinnige prestaties, een virtuoos niemandalletje, een speelsche libelle-in-filmland, welke zorgeloos-glimlachend neerziet op den zwaren gang van de werkbij-in-filmland, die zwoegend en zweetend hoogst-ernstig zijn film-honingraat opbouwt. De Duitsche filmindustrie is in staat gebleken tot cultureele prestaties van de eerste orde, vele hoogtepunten in de geschiedenis der filmkunst zijn door Duitsche kunstenaars bereikt. Maar.. . . valt en staat een ühaindusirie eigenlijk niet met het al dan niet kunnen'vervaardigen van een alledaagsche f Hm? De zwetende, zwoegende werkbij, die stukje bij beetje zijn wonderwerk-vanhoning schept, is in de natuur ondenkbaar zonder de dansende libelle, die toch ook, al glinstert ze alleen maar in de zon en al bouwt ze geen eeuwig-durend wonderwerk, haar beteekenis heeft, en die toch in ieder geval voor 6ns, menschen, onder den blauwen hemel even onmisbaar is als de zwaarronkende werkbij. Zoo komen er op het witte doek van den bioscoop filmwerken van bijzondere beteekenis en films van een licht gehalte, films, die als het ware fladderen over het witte doek. Het was daarom geen wonder, dat vroeger in de Nederlandsche bioscopen de zoogenaamde lichte filmcomedie, met een Hitsenden dialoog, een geestrijken inhoud en een razend tempo, zéér geliefd was. Wie herinnert zich niet met genoegen de films van den Italiaanschen regisseur Capra? Regisseurs als Liebeneiner, Verhoeven, Engels en Käutner blijken zich ook tot meesters op het wapen van de lichte filmcomedie te zullen ontwikkelen. (Waarbij tusschen haakjes opgemerkt kan worden, dat Liebeneiner en Verhoeven zoowel meester§ zijn op het gebied van de lichte comedie als op het terrein van de- diepgaande tragedie, en zij vormen wellicht de voorloopers van de figuur van den alzij dig ontwikkelden filmdichter, zooals deze Liebeneiner in zijn filmtheorieën zelf voor oogen zweeft). Het komt er nu alleen nog maar op aan Rechts: Marianne Hoppe en Hans Söhnker in „Tot ziens, Franziska". (Foto Terra)
CINEMA 6* THEATER - (nr. 50)
-2
m
mmf ^
' ^™ ^^^"^^
^fc^M
W\».'^êJL
3
(nr. 50) - CINEMA &• THEATER
de hoeveelheid filmcomedies op te voeren, zoodat zij ook tot de massa kunnen doordringen, want in het algemeen kunnen alleen zij, die — trouw aan de filmkunst — ook in dezen tijd zich de moeite getroosten in het filimdoolhof den goeden weg te zoeken, zidh een beeld kunnen vormen van den vooruitgang der Duitsche film, óók op het gebied der comedie. De vergrooting van het aantal filmcomedies is echter slechts een kwestie van tijd; het voornaamste is, dat de basis gelegd is, dat het bewijs geleverd is, dat de kwaliteit bereikt kan worden. De kwantiteit komt dan wel. En dit bewijs wordt gevormd door films als Twee meisjes en één man („Das andere Ich"), Een nacht in Venetië, Fräulein Doctor, Tot ziens, Franziska en ook door de film, die dezer dagen in Nederland in roulatie komt: Wir machen Musik. Ik schreef in het begin, dat filmliefhebbers na het zien van Helmut Käutner's film „Tot ziens, Franziska" inderdaad met den titel instemden, omdat zij gaarne opnieuw een film als deze Helmut Käutner-productie zouden willen zien. Welnu, Helmut Käutner heeft voor een nieuwe film gezorgd, maar het is niet in letterlijken zin Franziska, die wij wederzien. De „zij" in deze nieuwe film heet Anni! Maar of ze nu Franziska heet of Anni, beide figuren vormen een incarnatie van
I-
%::-
den speelschen filmstijl van Käutner, en het is die typeerende filmstijl, waarom het ons gaat, het is die libelle-in-filmland, die zorgelooze fijnzinnige filmcomedie, met den flitsenden dialoog, het wonderlijke spel van licht en donker, van menschen en dingen, welke wij weerom willen. En hier hebben we haar weerom, in „Wir machen Musik"! Elders in dit nummer wordt de film op de gebruikelijke wijze besproken; over den inhoud kunnen wij hier dus kort zijn. Wij noemen slechts enkele trekjes om ons betoog te illustreeren. Anni, gespeeld door de actrice van Nederlandsche origine: Ilse Werner, is een leerlinge van het conservatorium, waar Karl Zimmermann muziekleeraar is, en die twee alledaagsche menschenkinderen leeren elkaar kennen in de... . tram! En wel doordat Anni den conducteur betaalt om Zimmermann, die in al de zakken van zijn broek, zijn colbertje en zijn overjas tevergeefs naar het zoo kleine maar zoo noodige penningske zoekt, uit een benarde situatie te redden. Zimmermann doceert aan het conservatorium in de harmonieleer, en het blijft niet bij een les in de harmonie van de muziek, het wordt een les in de harmonie èn de. . . . disharmonie in het léven. Vandaar dat Käutner zijn film met lichten spot den ondertitel verschafte van: eine kleine Harmonielehre ! In den grond van de zaak gebeuren er echter slechts alledaagsche dingen in deze film; Zimmermann trekt zich ihet lot van Anni aan, zij trouwen, zij dreigen te scheiden, zij verzoenen zich wederom. . . . waar heeft u dat meer gehoord? Maar nu moet u eens gaan zien en hooren, hoe Käutner die alledaagsche dingen op een boeiende manier weet te vertellen, weet te verbeelden! Zijn cameraman Jan Roth (dezelfde, van zijn film „Auf Wiedersehen Franziska") weet elk beeld te overgieten met die typische droomerige sfeer, welke de menschen en dingen onttrekt aan de nuchtere werkelijkheid en verheft tot het plan van een tweede werkelijkheid; met andere woorden, tot hét plan van een fantasie, welke geenszins een vlucht uit de werkelijkheid vormt, doch veeleer een filmische ajsfiegelmg van de werkelijkheid is. De wijze, waarop deze regisseur de eene scène in de volgende laat overgaan, het eene beeld in het andere laat overvloeien, zonder zich daarbij te bedienen van oude middelen als het filmrijm of de kunstige montage, maar eenvoudig door een innerlijke logica in de opeenvolging van menschen en voorwerpen, woorden en geluiden, die wijze is voor filmliefhebbers het bestudeeren waard! De gemiddelde toeschouwer zal zich niet in zulke problemen verdiepen, hij mag zich
Helmut Käutner, de regisseur van de film „Tot ziens, Franziska" en „Wir machen
Musik". zelfs niet in zulke problemen verdiepen, want dat zou beteekenen, dat de filmkunstenaar zijn doel voorbij schiet, te nadrukkelijk in zijn methode zou worden. De ge-
Deze nieuwe film van Helmut Käutner, wederom gekenmerkt door dien fijnen badineerenden filmstijl, welken wij in „Auf Wiedersehen Franziska" hebben leeren kennen, vraagt ook nog onze aandacht voor een andere kwestie, namelijk der twee R's, Revue en Rhythme, op het witte doek. Daarover echter een volgend maal. KAKEL VAN HEUSDEN
H
V
'
S
Rechts: Franziska (Marianne Hoppe) op het Station. (Foto's Terra)
CINEMA & THEATER - (nr. 50)
'
ja vader, jij en geen ander! Door het niet al te moeilijk te maken, heeft de schrijver ons het genoegen gelaten om het niet bij het verkeerde eind te hebben. Axel Ivers, de schrijver van „Parkstrasse 13", is blijkbaar een man, die van gezelligen natuurlijken humor houdt, ook in een klucht nóg charmante en levensware figuren weet voor te tooveren en telkens, als een goed goochelaar, nog wel iets achter de mouwen heeft om er den lach en de spanning in te houden.
middelde toeschouwer moet zonder meer den indruk krijgen, dat de film logisch voortvloeit, vlot verloopt. De toeschouwer moet zonder meer geboeid worden, ook door een alledaagsche geschiedenis als deze, waarin geen ingewikkelde intriges, uitzonderlijke verrassingen of hevige ontroeringen de aandacht vasthouden. Maar hij of zij, die zich bijzonder voor het filmprobleem interesseert, moet zich er todh eens op toeleggen te zien, hoe een film als deze „in elkaar is gezet". Wanneer men de film eenige keeren heeft gezien en al ziende heeft trachten te herleiden tot de bouwsteenen, zal men tot de ontdekking komen, dat het geen geraffineerde kunstgrepen, spitsvondigheden of geniale invallen zijn, die de bouwsteenen tot een boeiend geheel samenvoegden, maar dat het de twee hddere begrippen: eenvoud en logica zijn, die het totaal beheerschen. (En men bedenke, dat ook hier eenvoud en logica liggen aan gene zijde van een rijstebrijberg van moeilijkheden, misverstanden, complicaties en dwalingen!)
4
EEJf KLUCHTIGE MOORDZAAK:
„PARKSTRASSE 13" Laat in het seizoen is het „Deutsche Theater in den Niederlanden" begonnen, doch het bracht ons thans binnen den kortst mogelij ken tijd een staalkaart van zijn veelzijdigheid: opera, opera comique, operette, dans, klassiek tooneel en salonblijspel. „Parkstrasse 13" is ronduit amusementstooneel, niet meer en niet minder, en wij hebben veel en hartelijk gelachen, ofschoon het om een moord ging. Maar in zulke detective-'blij spelen met een klucht-smaak je interesseert nu eenmaal minder de dood dan de daad. Hetgeen vergemakkelijkt wordt door den moord maar achter de schermen te doen voltrekken, waardoor het lijk — noch voordien in levende lijve, noch vermoord — ten tooneele hoeft te verschijnen. Men praat slechts over den vermoorde en al moeten wij een tijdje (maar ook weer niet zoo erg lang) raden wie de dader is, alsmede zijn j,motief", één ding staat van het begin af vast: aan den doode zelf wa.s niets verloren. Een jonge doktersweduwe, Evelin Schratt, heeft vele aanbidders. In elk geval alle mannelijke rollen in dit stuk. Plus dan nog den vermoorde. Zij dankt dat aan haar blonde schoonheid, maar ook aan haar besluiteloosheid. Die besluiteloosheid is het gevolg van een levensgeheim, dat aanvankelijk slechts haar oudere vriend en dokter kent: Evelin Schratt voelt zich door een mogelijke verwisseling in de medicamenten, die zij haar doodzieken man moest toedienen, niet heelemaal onschuldig aan izijn dood. Een duister heer, die haar lief heeft en aan S (nr. 60) - CINEMA &• THEATER
wien zij dit geheim toevertrouwde, won daardoor haar belofte hem te trouwen. Doch werd vermoord, tijdens een avondfeest. Door wien ? Dat kunnen dus alle andere vrijers gedaan hebben inclusief Evelin Schratt zelf, de dienaar, de dokter, alsmede een in 't huis rondsluipende dief en ten slotte ook nog de politie. Maar als het tweede bedrijf begint met een verhoor tusschen een bulderenden inspecteur van politie („nebenbei" ook verliefd op Evelin Schratt en,als gast aanwezig op het avondfeest) en den echt Berlijnschen dief, die het op het halssnoer van een lichtelijk geschifte barones voorzien had, dan valt meteen de onwaarschijnlijkste moordenaar al af en zorgt voortaan alleen nog maar voor de hilariteit, wanneer hij, in de badkamer opgesloten, zijn tijd kort met douchen en ongekleed ten tooneele verschijnen. t Voortgaande verdenken wij successievelijk het geheele gezelschap. Daar is bijvoorbeeld een fiksch, voortvarend heer uit Brazilië, wien het heilige ernst is met zijn liefde voor Evelin Schratt. Daar is een schat van een ij delen jeune premier, die een groote scène in het' derde bedrijf krijgt. Daarf is de gereserveerde, oude dokter, de onderdanige dienaar, de niet meer jonge en niet al te kalme baronesse. En op een gegeven oogehblik knipoogen wij even tegen een dier spelers en denken: Boven: v.l.n.r.: Joachim Ernst (de heer uit Brazilië), Josy Hohlen (Evelin Schratt) en Willy Essmann (Dr. Elken). — Rechts: Dr. Elken steekt een sigaret op. (Foto's Sieiurg/Statf)
Het stuk werd vlot en pittig gespeeld in een salon, waarvoor Ernst Rufer het tooneelbeeld had ontworpen. De ensceneering was van Michael Arco en had niveau en tempo. Het stuk wordt geheel in avondtoilet gespeeld en dat gaf vooral de fijne, scherpe verschijning van Willy Eszmann (den Burleigh uit ,,Maria Stuart") reliëf. Hij is zonder twijfel een der zeer goede krachten van het gezelschap. De heer uit Brazilië van Joachim Ernst was vierkant en markant. Hermann Haensch als de ijdele jeune premier kreeg terecht een open doekje, toen hij in het derde bedrijf nuchter den dronkeman speelde en, dronken, den nuchtere . . . pal daarop gevolgd door een eveneens met verdiend applaus beloonde tirade van Hilde Kneip als de hysterische barones, die hem voor een „klassischen Wüstling" uitscheldt. Zij had trouwens van beide actrices in dit blijspel het meeste succes. De Evelin Schratt van Josy Holsten had als verschijning allure, maar voldeed in de onbewogenheid harer replieken minder. De politieinspecteur van Wolfgang Golisch, eenigszins wonderlijk gegrimeerd, was vooral goed in zijn tegenspel tegenover den Berlijnschen kleinen boef, de dankbaarste rol van het stuk, waaraan Wilhelm Gröhl dan ook de volle maat van zijn droogkomiek talent gaf. Een beschaafde kleine rol van Max Adelhütte als de dienaar en een doorgaans zwij gende politiebeambte van Oskar Ilgen voltooien de bezetting van een amusementsstuk, dat blijkens het aanhoudend applaus aan het slot stellig bevallen heeft. HENRIK SCHÖLTE
1 ^^■«■■■^■■i
ZOON THEATER IS EEN STAD 4.200 lampen; een luidspreker van 1.800 kg; een filosoof, die vijftien jaar zilver poetst; 80.000 m3 zuivere lucht per uur! Ge vervoegt u aan een kassa, koopt een plaatsbewijs, schrijdt door een hal over een tapijt, waarin uw voeten wegzakken, komt in een zaal en blijft daar gedurende enkele uren om te lachen om den clown op het tooneel, aangenaam verbaasd te worden door een filmreportage van het diepzee-leven der visschen, tranen te storten bij de groote tragedie, waarop ge voor dit „bioscoopje" uw zinnen gezet had. Dan'staat ge weer buiten en ge zegt tegen uw metgezellin; „Het was aardig, hè ?" Maar wat weet ge nu werkelijk van den tempel, waaraan ge ter verstrooiing van den geest een bezoek hebt gebracht? Hebt ge er wel eens aan gedacht, dat het groote bioscooptheater als een stad is, met ëen eigen uiterlijk en innerlijk leven ? Het uiterlijke leven — de glans der vele lichten, de dienstvaardigheid der geuniformde beambten, de kostbare tapijten, de gemakkelijke fauteuils, de klanken van het groote orkest — dat alles en nog veel meer is voor u bestemd. Het innerlijke leven voltrekt zich niet onder uw oogen. Het speelt zich af achter de schermen, in „geheime gangen" onder en boven de zaal, in kelders en op zolderruimten. Het innerlijke leven is een leven van nauwgezetten arbeid, onderworpen aan strenge wetten van organisatie. Opdat u zult kunnen zeggen: „Het was aardig, hè ?", wordt er in zoo'n groot bioscooptheater gezwoegd van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Velen der zwoegers aanschouwt u nooit. Waarom ook? Er bestaat een regel, waaraan elk amusementsbedrij f van beteekenis, het koste wat het wil, voldoet. Deze regel luidt: „Laat Koning Publiek niet zien en niet treten, wat er noodig is om aan zijn pretenties te voldoen." In een zeer groot Amsterdamsch theater, behoorende tot de exploitatie-maatschappij Nebimij, heb ik iets mogen aanschouwen van dat innerlijke leven. Twee directeuren van „Tivoli" — de heer Li^p en zijn rechterhand de heer Rouppe van de Voort, waarvan de eerste aan nog andere Amsterdamsche theaters der Nebimij leiding geeft — hebben mij ontvangen in een directiekantoor, dat u en ik uit onszelf nooit zou-
den kunnen vinden. Een goed verborgen stafkwartier, zooals er zooveel voor den buitenstaander goed verborgen kwartieren in dit gebouw zijn. Trouwens, ik hoorde een der zaalcontroleurs, dus allerminst een buitenstaander, tegen iemand beweren: „Ik weet niet waar de projectiecabine is. -. . . Ik werk hiei" nog maar veertien dagen." Dat mag een treffende kenschetsing genoemd worden van den omvang dezer theaterstad! De heer Lipp, die vroeger leidende functies vervulde in het hotelbedrijf, vertelt mij eigenlijk nooit overdachte dingen betreffende theaterexploitatie. Er is veel overeenkomst tusschen het groote hotel en het groote theater. Wat voor het hotel de kwaliteit en de samenstelling van het menu zijn, beteekent voor het theater het programma. Het theater en het hotel hebben er beide belang bij, dat alles, waarop het oog van den bezoeker valt en waarmede de bezoeker in psysiek contact komt, proper is, goed verzorgd, een indruk van welstand maakt en van aesthetische toewij ding. Dat is niet eenvoudig. Vooral in een tijd van schaarschte aan materiaal. De tapijten slijten, de stoelen slijten en het sanitair wordt ouder, er gaan lampen stuk, gordijnen moeten gerepareerd worden, de schilder komt er geregeld aan te pas. Een theaterdirecteur zonder argusoogen zou al ^auw den gang van zaken niet meer kunnen bijhouden. Als ik verneem, dat men in dit theater tusschen de bedrijven door ook nog kans gezien heeft in anderhalf jaar tijd een volledig nieuw cabaret in te richten, plaats biedende aan honderd-vijftig bezoekers, dan besef ik, dat een theaterdirecteur ook nog zooiets als een goochelaar moet zijn, weer: vooril in tijden van schaarschte. Waar haalt hij het hout, het glas, de verlichting, de parketvloeren, de overtrokken stoelen, de textiel in het algemeen vandaan, al kreeg hij toewijzingen? Wäär haalt-ie het vandaan . . . ? ? Dat is de dwingende vraag, die den theaterdirecteur als het ware van seconde tot seconde in het hart brandt. „En dat slaat even goed op de drie variété-nummers, die wij iedere week in dit theater in het programma onderbrengen, als op de andere onderdeelen," zegt de heer Lipp. „Elke maand trek ik een paar dagen over de grenzen, in het bijzonder naar België, om geschikte nummers op te sporen. Hier heeft u ons variété-logboek. Ondanks de moeilijkheden van den oorlog staan er nog altijd Belgen, Franschen, Duitschers, Italianen, Spanjaarden, Denen, Zweden, Noren op ons tooneel." SPREKENDE CIJFERS. De theaterstad spreekt door getallen! Tijdens mijn rondtocht met den heer Rouppe van de Voort,
informeer ik links en rechts naar sprekende cijfers. Hier zijn er een paar: Het vaste personeel van het theater — controleurs, ouvreuses, cabinemenschen, machinisten, schilders, timmerlieden — is zestig man groot, daarbij zijn niet de veertien leden van het huisorkest begrepen. lederen dag stuurt een schoonmaakcentrale veertien werksters, die 's morgens om zes uur al beginnen aan het schoonmaakwerk in groot verband. Om half tien is het aan de ouvreuses en de controleurs om te stoffen en te stofzuigeren. In het theater ligt ongeveer duizend vierkante meter tapijt en er staan zestienhonderd stoelen. Aan stofnesten dus geen gebrek! Tot het extra-schoonmaakwerk behooren het gevel-wasschen, het zeemen der ramen van onder tot boven, enz. In één maand tijd maakt de schoonmaakcentrale zoo een driehonderd extra schoonmaakuren. Geen wonder: de voorgevel van het theater heeft een oppervlakte van zevenhonderdvijftig vierkante meter. Kortgeleden werd, na vijf jaar door honderden per dag beloopen te zijn ('s Zondags komen er gemiddeld zes en een half duizend menschen in het theater), het groote balkleed, dat dagelijks met stofzuigers wordt gereinigd, voor een groote beurt naar het schoonmaakatelier geBovenaan: In de cabine van theaterstad. — Onder r.l.n.r.; De wgsgeerige zilver' poetser, de elecrtomotoren in den kelder en het schakelbord achter het tooneel.
CINEMA &■ THEATER - (ar. 50)
6
bracht. Twintig man moesten het dragen; twee karren met paarden zorgden voor het vervoer. Na de klopbewerking bleven.... enkele handkarren zand en stof in het schoonmaakatelier achter, terwijl het vier ton wegende tapijt een nieuwe periode van vijf jaar liggen in kon gaan. In deze theaterstad bevinden zich welgeteld twee-en-veertighonderd lichtpunten. Per jaar is het stroomverbruik momenteel zesduizend gulden. Vroeger, toen stroombesparing nog niet tot de eischen van den tijd behoorde, werd er . . . achttienduizend gulden per jaar „verstroomd". Door uitschakeling van sommige verlichtingsornamenten heeft men de besparing kunnen bereiken, zonder dat het publiek er veel van bemerkt. Het projectiedoek van het theater is 5.85 bij 4.70 meter groot. De afstand tusschen de projectiecabine en het doek bedraagt drie-en-veertig meter. In de cabine, waar twee projectoren staan, die per vioorstelling een vij f-en-dertig honderd meter film doordraaien, werken vijf operateurs en een reparateur. Achter het projectiedoek, dat van twee plaatsen af omhoog gedirigeerd kan worden, bevindt zich een luidspreker van ongeveer achttienhonderd kilo, die met het doek mee omhoog gaat en waarin een mensch rechtop kan staan! Het tooneel is af te sluiten met een ijzeren scherm van tienduizend kilo, electrisch bediend. De tooneelbesproeiing, in geval van brand, bestaat uit een douche-inrichting van twee-ennegentig douchegaten. Het tooneellicht beloopt twintigduizend Watt. De schynwerpers, die van uit de zaal op het tooneel schynen, zorgen nog eens voor vijf-entwintig duizend Watt. Door het gansche gebouw zijn huistelefoons geïnstalleerd, met elkaar vier-en-dertig toestellen. Zeven andere toestellen, beschikkende over vier lijnen, geven voorts verbinding met stad en land. Ik maak een excursie van twee en half uur door het theater: trap op, trap af. Dikwijls tastende in het donker langs muren en naar deuren. En nóg kan ik niet alles zien, niet alles hooren van mijn geleider en van de „verborgen werkers", die wij ontmoeten. Ik kom in een schilderswerkplaats, van waar vele der enorme gevelreclames stammen en die voor het verfonderhoud van het gebouw zorgt. Ik maak een praatje met den chef-timmermanmeubelmaker op de timmermanswerkplaats met de electrische houtbewerkingsmachines. Soms heeft hij wel achttien extra krachten in karwei. Ergens boven ontdek ik een philosoof van zeldzaam optimisme. Al vijftien jaar poetst hij het zilverwerk van buffetten en bar; nog geen
7
{aw, .50)
- CINEMA &» THEATER
m mm TOT mm DE BIOS OP WIELEN EN IN HET WATER.
Linksonder: In de eigen timmermanswerkplaats. — Boven:' Een der geheimzinnige luchtververschingskanalen. (Foto's Fellinga/P. R. A. v. d. Randen)
dag heeft hij zijn geloof in de schittering van het zilver verloren, niettegenstaande de voortdurende bedreiging van beduimelde vingers. Hebt ge er ooit wel eens aan gedacht, dat één mensch ergens in stilte zijn leven wijdt aan de schittering van het kannetje, waaruit ge u laaft en waarop ge zoo zorgeloos uw sporen achterlaat ? In een nauw, ietwat griezelromanachtig luchtkanaal, blaast een woedende storm om mij heen. De chef der „Verwarming- en reguleeringskamer", waarbij zich de omvangrijke ventilatieapparatuur aansluit, is de weergod in dit geval. Na elke voorstelling blazen zijn machines door enkele luchtkanalen, welke op bijna honderd plekken van de zaal uitmonden, zuivere buitenlucht met een snelheid van tachtigduizend kubieke meter per uur. Gedurende elke voorstelling verwerken de kanalen verwarmde lucht met een snelheid van zestigduizend kubieke meter per uur. Drie enorme stoomdrukketels verbranden per jaar honderd en tachtig ton Brechcokes ter verwarming der theaterstad! Ik zie menschen aan het werk aan draaibanken, schakelborden, bij de drie electro-dynamische motoren, welke den door de gemeente geleverden stroom in een bruikbare spanning omzetten, bij de weerstanden voor de verwisselbare kleurverlichting, bij de noodverlichtingsbatterij. De laatste garandeert onder alle omstandigheden het voortbestaan van een verlichting. Een schakelsysteem, met misschien wel een vijfhonderd zekeringstoppeii, vormt het hart der normale en noodverlichting. Via de kinderspeelkamer in het theater en de ornamentale wachtkamers in Moorschen en Japanschen stijl, eindigt mijn tocht in de recreatiezaal van personeel en directie. Hier wordt door de personeelclub een biljartcompetitie gespeeld, waarbij het voorkomt, dat een directeur een ouvreuse als tegenstandster vindt. Hier vergadert men ook over plannen voor uitstapjes en sportevenementen buiten. Een goede stemming onder de medewerkers van hoog tot laag, af en toe meer dan zuiver zakelijke bijeenkomsten van leiding en personeel, zijn voor het theaterbedrijf van het grootste belang. Koning Publiek moet steeds een vriendelijk gezicht getoond worden. Koning Publiek, van welken theaterrang ook, heeft recht op die kleine attenties, die tezamen.een groot geheel zijn. Het is billijk, dat tegenover de soms moeilijke dingen, die van de medewerkers in het theater gevergd worden, opdat de bezoeker zich er thuis voelt, voor het personeel iets anders staat. Welnu : daarvoor werd de recreatieruimte ingericht, daarvoor zijn er wedstrijden, daarvoor gaan allen, zij het dan in verschillende ploegen, één keer per week zwemmen, daarvoor tracht de hoogere toegankelijk te zijn voor de zorgen van den lagere. . . . Dit alles is een menschelijk aspect aan het innerlijke leven van theaterstad, dat zeer zeker tot de belangwekkendste aspecten behoort! P. BEISHUIZEN.
In de kranten en ook in „Cinema en Theater" las ik, dat Utrecht enkele weken geleden een „spoorbioscoop" heeft gekregen. Wat eenig! Net iets voor een groot station als Utrecht, waar je soms langen tijd op aansluiting moet wachten. Niet, dat ik mij er ooit heb verveeld. Het is een genoeglijk station, zooals ir. van Ravesteyn het herbouwd heeft na den brand, met een gezellige wachtkamer, waar een komen en gaan is van allerlei menschen, en hun doen en laten is vaak al een film op zichzelf. Toch vind ik die bioscoop een pracht-uitvinding. „Wat vervelend, dat je zoolang op aansluiting moest wachten," merken je kennissen op en dan zul je antwoorden, bestudeerd achteloos: „Och, ik heb een bioscoopje gepakt." Het klinkt: een mensch, die zijn tijd,goed besteedt! Vooral voor moeders, die met kinderen reizen, is die bioscoop een uitvinding. Kinderen, die moéten wachten, vervelen zich, gaan op verkenning uit, staan andere reizigers aan te gluren, willen krijgertje spelen tusschen de restauranttafelt j es, loopen in den weg en bezorgen moeder duizend angsten, dat ze op de een of andere manier zullen wegraken of een ongeluk veroorzaken. De bioscoop biedt uitkomst. Welk een festij n voor de kinderen: in den trein zitten, later wéér in een anderen trein en daar tusschen door nog een bioscoop-voorstelling, óók in een trein! Er staan, naar ik las, natuur-opnamen en films van sportgebeurtenissen op het program. Heeft men daarbij wel genoeg rekening gehouden met jeugdige bezoekers? Ik zou willen, dat er ook filmpjes werden gedraaid met kleine gebeurtenissen uit het kinderleven, filmpjes, die voor kinderen „aardige verhaaltjes in beeld" zijn, maar die ouderen iets te zeggen hebben, die hun een kijk geven op de kinderpsyche, die hun iets openbaren omtrent het kind, waarover ze straks, als ze hun reis vervolgen, kunnen nadenken. Die „spoorbios" opent zoodoende allerlei verschieten. Misschien groeit er een „rijdende bioscoop" uit, een bioscoopwagen in den trein, een broertje van den spijswagen. Of misschien zou de spoorcinema tamelijk afgelegen kleine plaatsen, die geen eigen bios hebben, kunnen bezoeken en er tijdelijk op een zijlijn worden gerangeerd. Ik heb eens hooren vertellen hoe er wel dertig jaar geleden, toen de bios nog in opkomst was, reeds een „varende bioscoop" bestond, die alle havenplaatsen van Nederland aandeed. Eens kwam hij in een klein stadje, waar letterlijk „nooit" iets gebeurde. Natuurlijk toog jong en oud bioscoopwaarts. Niemand wilde zich het pretje laten onthouden. Met fermen tred stapte men de loopplank op en bevond zich in een echt zaaltje, dat heelemaal niet aan een schip deed denken. Onder het draaien van de films — vele bezoekers zagen voor de eerste maal huns levens een rolprent — vergat men geheel en al aan boord van een schuit te zijn. Helaas, wreed was de ontgoocheling: na afloop van de voorstelling zagen de bezoekers zich voor een bijna loodrecht tegen „den kant" op staande loopplank geplaatst. Want inmiddels was de eb ingetreden en het schip laag komen te liggen! Oude dames — en die waren toen niet zóó lenig als de hedendaagsche grootmoeders — moesten door het personeel van de drijvende bios worden opgeduwd en van den wal af opgeheschen. Het was een heel avontuur, waarvoor men in een spoorbios geen gevaar loopt. THEATERBEZOEKSTER.
TPlPiPIPpPiPBipBP^
DE BARBIER VAN SEVILLA DEUTSCHES THEATER IN DEN NIEDERLANDEN Het verhaal van Beaumarchais over den lustigen barbier van Sevilla is als stof voor een opera-libretto meermalen gebruikt. De bekendste bewerkingen zijn Mozart's „Nozze del Figaro" en Rossini's „Il barbiere di Seviglia". Hoewel beide wericen op hetzelfde verhaal zijn gebaseerd en hoewel dezelfde personen in beide gevallen over het tooneel wandelen, is een vergelijking geheel en al uitgesloten. Naar den tefcst, omdat de libretti niet op elkaar lijken, naar de muziek, omdat het beide meesterwerken zijn! Een scène van Rossini's libretto overhevelen in dat van Mozart zou onbestaanbaar zijn; en zelfs een aria van een der hoofdpersonen. Figaro of Graaf Almaviva, in den mond van denzelfden persoon in het andere werk zou terdege misstaan. In beide gevallen zijn de typeeringen geheel anders en de muziek - sluit daarbij telkens zoo volkomen aan, dat zelfs de verbeelding geen inbreuk op de afronding van de figuren door beide meesters zou durven maken. Het relaas van Rossini's libretto wint het aan vlotheid en aan komische scènes. Wellicht doet het daardoor somwijlen iets goedkooper aan dan Mozarts bewerking. Voor den echten opera-óuffa-geest mag dit edhter geen bezwaar heeten. De verwikkelingen zijn, hoewel bekend voor den trouwen operaganger, altijd weer grappig. Graaf Almaviva bemint Rosine, de pupil van den jaloerschen doctor Bartolo, die haar om haar lief voorkomen en haar rijkdom zelf wil huwen. Wanneer de graaf haar op een ochtend een aubade brengt, komt Bartolo's argwaan boven en hij doet Rosine streng bewaken. De graaf ziet geen kans om bij de geliefde te komen en neemt zijn vroegeren bediende Figaro in
den arm om tot verwezenlijking van zijn plannen te geraken.. De rappe coiffeur Veet raad: gebruik makend van een inkwartiering in Sevilla, wordt Bartolo's woning het kwartier van den psëudo-officier Almaviva. Inmiddels schrijft Rosine heimelijk een brief aan den graaf, die haar op straat onder den naam Lindoro heeft aan^Éfeproken en op het oogenblik, dat FigafcToök door haar te hulp wordt geroepen- voor de bezorging, wordt zij door Bartolo betrapt. In deze sfeer van jalouzie en geheime liefde wordt Rosine's muziekmeester Basilic gemengd, een figuur met een lastertong en een omkoopbaar gemoed, die beurtelings den doctor en de gelieven bijstaat. Doctor Bartolo wil spoed maken met het huwelijk en zendt den muziekmeester uit om een notaris te halen. Inmiddels dient Almaviva zich aan als muziekmeester en plaatsvervanger van Basilio en weet op die manier opnieuw in Rosine's gezelschap te komen, terwijl Figaro den doctor bezig houdt door hem te scheren. Na nog enkele verwikkelingen wordt Rosine nog net bijtijds van een huwelijk met haar oom teruggehouden, de binnengekomen notaris wordt meteen maar gebruikt voor de registratie van den. echt van Almaviva met de jonge schoone en Figaro en Bartolo deelen als troost en als belooning haar begeerlijken bruidsschat. Om deze dwaze geschiedenis heeft Rossini een prachtige partituur geweven. Reeds de ouverture weerspiegelt het spel van geestigheid en slimheid, dat komen gaat en ook tijdens het verloop van de handeling illustreert de klank de actie en de beteekenis van het woord. De zang staat op het plan van het virtuoze en moet, wil zij geslaagd zijn, ook waarlijk virtuoos
worden uitgevoerd. Daarbij mag de luchtigheid van de handeling geen moment trekken of aarzelen en een razend tempo mag nimmer uit het obg worden verloren. De operagroep van het „Deutsches Theater", zoo veelbelovend bij de openingsvoorstelling van dit seizoen, bij de „Don Giovanni", h^eft helaas de hooge verwachtingen iets teleurgesteld. Het vocale materiaal was bij deze gelegenheid lang niet zoo fraai als toen; ook de regie was trager en vooral te zwaar. #In de geheele eerste acte bereikte eigenlijk alleen Jeanette Wenzel als Rosine de vereischte lichtheid van toets. Frits Harlan als Figaro bezit voldoende verve voor zijn rol, maar het is een weinig Latijnsche figuur, die zich over het tooneel beweegt. Daarbij komt voor hem een weinig traditioneele opvatting van de Figaro-figuur, die het minder gemakkelijk „doet" bij het publiek; dit was reeds merkbaar in zijn beroemde eerste aria in scène i van de eerste acte, waarin hij van de gladde virtuositeit en vocale tinteling goeddeels afstand deed in ruil voor minder door het bel canto dan door het theater gedicteerde eischen. Daar is iets voor te zeggen, doch om Rossini te genieten eischt het publiek vooral de vocale pareling. Hij voldeed bijvoorbeeld veel meer in zijn duet met Rosine in de tweede Bcène. Sanders Schier gaf een grappige Bartolo en de groteske Basilio van Hermann Greiner oogstte na zijn lasteraria terecht een daverenden, spontanen bijval. Daarentegen was Wilhelm Trautz' Almaviva zwak Linksboven: Jeanette Wenzel (Rosine), Wilhelm Fronts (Almaviva) en Sanders Schier (Bartolo). — Onder: Bartolo en de muziekmeester Basilio (Hermann Greiner). Op de volgende pagina boven: Almariva vermomd als muziekmeester in een teeder onderhoud met Rosine; links: Bartolo. — Onder: Rosine en haar voogd. (Foto's SieburglStapf)
FMEIIR jubileert in Rotterdam Rotterdam, de stad waar hij thuis hoort, heeft bij de huldiging van den heer Faveur ter gelegenheid van zijn veertig-jarig directeurschap niet achter willen blijven en de Zondagochtend te zyner eere in het Arena-theater is een in vele opzichten klinkende hulde geworden. Alex de Haas heeft er in zijn conférenc& aan herinnerd: Faveur is een Rotterdammer, wiens naam in geheel Nederland, van Maastricht tot Den Helder, van Groningen tot Vlissingen, bekend is als die van dengene, die het variété op hooger plan heeft gebracht. Maar een-Rotterdammer zal het niet weten, want in Rotterdam zelf heeft de heer Faveur zijn bemiddeling bijna nooit behoeven te verleenen; daar zorgden en zorgen anderen voor
van actie en van vocale middelen. Wat er aan gehaperd heeft, is niet te zeggen. Er waren ook momenten, vooral weer van de beweging van koor en figuratie, waarin regisseur Hans Strohbach toonde den stijl van spelen van het „Deutsches Theater" volkomen te hebben" begrepen. Ook de muzikale leiding van Georg Pilowski was slagvaardig genoeg om een hoog muzikaal peil te bereiken, wat dan wat het orkest aangaat, ook zeker lukte, behoudens in de ouverture, waar slordigheid even om den hoek kwam kijken. Door de gemengdheid der indrukken was het niet zoo overtuigend als bij de voorgaande premières. Dezelfde opmerkingen mogen gelden voor de decors. Na het zeer goede decor, dat in de eerste scène de illusie van een typisch geveltje volkomen maakte, voldeed het al zeer onSpaansche studeervertrek van Bartolo in de tweede scène, aanmerkelijk minder. Zoo opgetogen als vorige keeren kan men ditmaal dus niet zijn. Er blijft echter veel te genieten en dat vele kan van harte worden aanbevolen. W. H. A. v. STEENSEL v. d. AA
Boven; De Pico's, een virtuoos accordeonistenpaar, traden op in de Rotterdamsche variété-parade. — Rechts: De goochelaar Melachini brengt den jubilaris hulde. (Bedrijfsfoto Faveur — Teekening Roland Wagter)
het amusement. De stampvolle zaal met vroeg uit hun bedden gekomen menschen, waaronder zeer vele „uit het vak", schijnt echter wel het tegendeel van de Haas' bewering te hebben willen bewijzen. In het bijzonder toen de jubilaris in de bloemen werd gezet en de directeur van het Royal-concern, de heer F. Strengholt, hem huldigde en vertelde hoe die veertig jaren er veertig zijn geweest van eerlijk zalcendoen, van vooruithelpen van jonge krachten, van trouw aan de ouderen en van goede zorg voor al zijn menschen. Bij tientallen hebben de artisten, die met den jubilaris in relatie staan, zich aangeboden om mede te werken aan het programma. Alex de Haas, de organisator, heeft vanzelfsprekend zijn keuze moeten beperken en nog telde het programma bijna twintig nummers. Twee van dé oude garde hadden verstek moeten laten gaan: Louise Fleuron. omdat ze in een ziekenhuis was opgenomen, Koos Speenhoff, die eveneens met ziekte te kampen heeft. Maar de jonge garde en die welke we maar de „middelbare" zullen noemen, hebben zich met Succes geweerd. Laten we beginnen met de kunst van het liedje met het praatje: Willy Derby heeft liedjes gezongen van twintig jaar terug en hij beweerde dat ze nóg reportoire zouden kunnen honden. De bijval, welken hij oogstte voor die en voor twee nieuwe, één op een „Hummel, in een wiegje, CINEMA 6- THEATER - (nr. 60)
8
9
(nr. 50) - CINEMA & THEATER
teer en klein" en een „Romance de Paris", zou die bewering kunnen staven. En de jongeren in dit gedeelte der kleine kunst. Koos Speenhoff jr., die de zaal altijd zoo ver krijgt, dat de boel bijna wordt afgebrohen; Katinka Küster met twee alleraardigste teksten, zoo goed dat ze van Alex de Haas konden zijn, en de Zingende Zusjes van de radio, die zich ten aanzien van onze toekomst optimistischer dan optimist toonden en vertoonden. Frans van Schaik, die zich den zingenden zwerver pleegt te noemen, zorgde voor den zang zonder praatje. Het muzikale gedeelte nam een groote plaats in, mèt en zónder parodieën. Een knap nummer is dat van de 2 Pico's, harmonicaspelers, die voortreffelijk hun instrument, dat door het programma „Nederlands meest nationale" werd genoemd, bespelen. Ook de Kilima Hawaiians waren van ver weg gekomen om hun bijdrage aan het feest te leveren, terwijl de bak was overgelaten aan het Favorita-orkest onder leiding van W. van Eyk en Gerard Lebon met zijn orkest in vol ornaat op de planken verscheen. Over het voortreffelijke nummer van den muzikalen clown Fantasio is hier nog onlangs geschreven: kostelijke vondsten heeft hij evenals Frans Steffan en Cor de Lange, ook al oude relaties van den huize Faveur. Er was nog veel meer: acrobatiek van Jack Junior, en van Paula en Gino, het dartele fietsennummer van Paul Neder en Dolly Land, waarvan de laatste zoo gek kan doen, dat men bijna vergeet op te merken, welk een knappe fietsacrobaat de eerste is: Crochet at vuur en herschiep het tooneel in een bloementuin; het paard Trixy bleek een allerbekoorlijkst achterstel te hebben. Van den snelteekenaar Roland Wagter zei de Haas dat hij teekent als Rembrandt en praat als Brugman. En tenslotte worde dan hier Alex de Haas in optima forma gehuldigd, omdat hij den heelen ochtend anderen heeft aangekondigd en hun succes gestimuleerd. De Haas kan dingen zeggen (en hij moest ze in proza ook eens neerschrijven!) die zoo geestig zijn als van Tristan Bernard. Al met al: een passende hulde aan den charmanten jongeling van zestig jaren, die den n^iam Cor Faveur draagt. A. GLAVIMANS
M ..- -~—-,■,■ ■ ,■.
~
a...
MARIKA RÖKK JLen ster op net witte aoek en . . . in de keuken I De charmante actrice, die Marika Rökk is, heeft de gewoonte ons te verrassen, iederen keer, dat zij in een nieuwe rol verschijnt. In de Ufa-film „Gasparone", een van haar eerste films, trof zij ons door haar liedjes; wij hebben haar gezien in de film „Eine Nacht in Mai", waarin zij liet zien, dat zij ook op het gebied van acrobatiek begaafd is. Verschillende rollen in dit genre volgden, o.a. in „Und du, mein Schatz, fährst mit", „Karussel" en „Der Bettelstudent", en hierin oogstte zij veel succes. Zij wilde echter niet op deze lauweren blijven rusten. Zooals iedere actrice van naam steeds hooger op wil, zoo was het ook met Marika Rökk gesteld. Zij wilde de menschen laten zien dat zij ook nog iets anders kon dan alleen liedjes zingen en acrobatische toeren verrichten. Carl Frölich gaf haar een kans in de Zarah-Leander-film „Es war eine rauschende Ballnacht". Zij speelde hierin een nog al tragische rol, namelijk die van de danseres Nastassja Petrowna Jarowa. In deze rol viel zoowel haar goede spel als haar danskunst op en zoo haar naam mis- schien nog niet overal bekend was, dan werd hij door deze rol zeer zeker gevestigd.
%
I
'V.;';
In het bijzonder kwam haar danskunst tot haar recht in de door haar echtgenoot, Georg Jacobi, geregisseerde film „Kora Terry" en niet te vergeten in de film „Hallo, Janine", waarin zij, in de rol van een revue-girl, de tegenspeelster van Johan Heesters was. Doch niet alleen op het gebied van de film heeft Marika Rökk bekendheid verworven. Zij is een meesteres in het uitvinden van nieuwe recepten. Wanneer É9H U haar eens op zoudt zoeken in haar^lmis, Domstrasze 11/12, Neubabelsberg bij Potsdam, en U heeft het geluk haar thuis te treffen — want zooals U weet beschikt een filmster niet over veel vrijen tijd — dan zult U haar meestal vinden in haar keuken, experimenteerend met een of andere nieuwigheid. Het kan trouwens best gebeuren, dat U iets te proeven krijgt! De filmliefhebbers kunnen Marika Rökk binnenkort zien in de film „Hab' mich lieb" met Viktor Staal als haar partner. Deze creatie belooft, evenals bijvoorbeeld haar optreden in „Tanz mit dem Kaiser", een hoogtepunt in haar filmleven te worden. Zij zelf stelt zich tenminste zeer veel van het resultaat voor, evenals de regisseur Dr. Harald Braun. Behalve Viktor Staal spelen verder nog mee Mady Rahl, Hans Brausewetter, Aribert Wäscher, Ursula Herking, Günther Lüders en Paul Henokels. Men ziet: een uitgelezen bezetting, die de hooggespannen verwachtingen rechtvaardigt.
Boven: Marika Rökk in een elegante pose in een der scènes uit de succesvolle film „Es war eine rauschende Ballnacht",
Links: Bij wijze van voorproefje brengen ivy hier alvast een foto uit „Hab' mich lieb". — Rechts: Een scène uit „Hallo Janine", waarin Marika Rökk de titelrol vervult. (Foto's Ufa)
MARIKA RÖKK
11
(nr. 5*) - CINEMA &• THEATER
(FOTO U'fA}
^^..^m^^^M
A
(Teekening Eline van Eykem)
DE ZWEVENDE BRANDKAST Een kort verhaal door E. Werkgian ,,... Enfin, dat lieve kind gaat op haar knieën liggen, legt haar hoofdje op het blok en steekt de polsen door de twee gaten; twee ruwe kerels binden haar goed vast, de beul treedt naar voren en onder doodsche stilte trekt hij aan het touw ... het vlijmscherpe mes raast naar beneden en .... " Onwillekeurig huiveren wij mee. Het was in den trein van Utrecht naar Groningen op een donkeren, stormaohtigen Decemberavond; waar wij precies waren, wisten we geen van allen, want de onderscheidene stationnetjes, waar de trein zoo nu en dan stopte, waren zoo goed verduisterd, dat de namen van het plaatsje soms in het geheel niet te lezen waren. Alleen wisten we, dat Groningen nog ver was en zoo waren wij, zeven door het toeval vereenigde coupébewoners, er toe gekomen den tijd te dooden met het vertellen van verhalen.
Het gesprek was beland op het gebied van goochelaars, variété-artisten, fakirs. En nauwelijks had de een zijn relaas van een wonderbaarlijke truc gedaan, of de ander wist hem nog te overtreffen. „ ... En natuurlijk gebeurde er niets. Het kind bleef springlevend. Maar hoe hij hem dat lapte, heb ik nooit begrepen." „Ja, die lui kunnen verdraaid handig zijn ..." De reiziger bij het raampje, die tot nog toe de rol van aandachtige luisteraar had'gespeeld, nam het gesprek over. „En de meeste truos zijn wel zoo in elkaar gezet, dat je van je plaats af toch nooit het fijne van de zaak ontdekt. Ik heb eens zoo'n prachtige truc, die avond aan avond duizenden bezoekers stom verbaasd deed staan, grandioos zien mislukken .... en toen kon de artist, die er schatten mee verdiende, zijn koffers wel pakken... Hebben de beeren wel eens gehoord van Don Olvarez?"
„Don Olvarez! En of! Die heeft een paar maal een tournee door ons land gemaakt," antwoordde er een. „Was dat die vent met een grooten snor en een flambard, die toen in Amsterdam zoo'n succes had met een zwevende brandkast?" vroeg een ander. „Precies. Don Olvarez was zijn naam, maar het was een doodgewone Rotterdamsche jongen. En zijn succesnummer was inderdaad de zwevende brandkast. Weken lang heeft hij daarmee heel Amsterdam bij den neus genomen, toen zijn geboorteplaats, toen den Haag en daarna de provincie ... En daar is hij ontmaskerd ... daar heeft hij schipbreuk geleden. En als hij ooit nog eens in ons land terugkomt, dan zal hij zich misschien nóg Don Olvarez noemen, maar de zwevende brandkast zal zeker van het programma zijn geschrapt, want dat nummer heeft hem indertijd hier den das omgedaan ... „Ik heb hem een paar maal gezien, maar van die brandkast heb ik niets begrepen," bekende de man van het geguillotineerde meisje. „Het was ook een prachtig istuk werk," vervolgde de verteller, „en de truc zou ook nooit bekend zijn geworden, wanneer Don OWarez niet een man was geweest, die wat al te erg op de dubbeltjes paste. Hij was gierig... bij het vrekkige af en dat is zijn ongeluk geweest. Enfin, die kwestie met die brandkast zit zoo: goocheltrucs zijn te koop.... • artisten ruilen onder elkaar hun geheimen wel eens en soms wordt er voor een werkelijk goed nummer een behoorlijke prijs gemaakt, waarbij dan de kooper het alleenvertooningsrecht voor één seizoen, of •voer een jaar, of twee jaar krijgt. Dan wordt het vaak weer verkocht aan een ander, die er in het buitenland geld mee probeert te verdienen. Ik wil maar zeggen, aan een goede truc is nog wel wat te verdienen." „Dat heb ik ook wel eens gehoord," interrumpeerde een stem in het donker, „Ik ken een amateur-goochelaar, een directeur van een groote fabriek, die er soms wel een paar honderd gulden 'voor over heeft om zoo'n nummer te koopen ..." \„Zoo iemand heeft ook aan die zwevende brandkast een eind gemaakt..." „Wat? Heeft Don Olvarez dat brandkastnummer verkocht? Dat is jammer... " „Nee, zoo is het niet. Maar misschien herinnert u zich, dat hij ook een truc vertoonde met een oogenschijnlijk leeg vaatje, waaruit hij tot in het eindelooze glazen bier schonk?" „Of ik me dat herinner! Ik heb indertijd zelf nog zoo'n glas bier gedronken. Het smaakte best en die vent'tapte maar door. Haha ... terwijl het vaatje absoluut léég was!" „Juist. Nu, die truc met dat vaatje heeft Don Olvarez op het eind van zijn tournee door ons land verkocht aan een amateurCINEMA 6« THEATER - (nr. 60)
12
goochelaar. .. ik meen een advocaat of zoo, ergens in een klein plaatsje ... Die advocaat zat avond aan avond in den schouwburg, waar Don Olvarez optrad en die truc met het vaatje vond hij zóó mooi, dat hij op een goeien dag hem te spreken vroeg. Don Olvarez kende dien man natuurlijk niet en toen hij zoo eens informeerde, wie het was, schoot een van de tooneelknechts hem aan. Die had een dochtertje of een nichtje of zoo, dat dienstmeisje was bij dien advocaat en hij kende de zonderlinge liefhebberijen van dien man dus zoo'n beetje. Meneer, zei hij, als ik u nu een goeien raad mag geven, vraagt u dan een flink bedrag ... geen honderd gulden of zoo, maar direct duizend ... of nog meer ... Hij heeft het er best voor over ... Don Olvarez gaat met die wetenschap naar de spreekkamer, praat een kwartiertje en verkoopt zijn bier-truc voor zegge en schrijve twaalfhonderd gulden aan den advocaat... wat hij natuurlijk niet rond ging bazuinen. Maar hij liet dien tooneelknecht even later bij zich roepen, bedankte hem voor zijn advies, waarvan hij echter geen gebruik had willen maken ... Dat zei meneer-de-goochelaar tenminste, hij vertelde, dat hij zijn truc voor een appel en een ei had overgedaan en beloonde den tooneelknecht met... een gulden fooi!" „Dat was een gemeene streek!" merkte iemand op. „Was het ook! Maar dat van die twaalfhonderd pop lekte tóch uit. Via het dienstmeisje misschien. In ieder geval, de tooneelknecht was razend, toen hij de waarheid vernam, hij zon op wraak en 's avonds, tijdens de voorstelling, nam hij de gelegenheid waar. De zaal was stampvol en Don Olvarez oogstte succes na succes. Het laatste nummer vóór de pauze was de zwevende brandkast. Die beeren, die Don Olvarez hebben gezien, weten zeker nog wel hoe het ging: twee of drie sterke kerels sjouwden met veel inspanning een groote, zware brandkast op het tooneel en pootten dat ding voor het voetlicht. Daar bleef die kast staan, fel beschenen door een schijnwerper. Don Olvarez, met zijn tooverstokje, kwam het tooneel op, alle andere lichten gingen uit, de muziek zweeg, en onder de magische kracht van Don Olvarez' geheimzinnige tooverstokje begon de brandkast te zweven. Eerst raakte één poot los van den grond, dan twee, dan drie en tenslotte steeg die zware kast langzaam omhoog. En wanneer dat ding eindelijk hoog boven het tooneel balanceerde, opende Don Olvarez, die beneden bleef staan, de met vele sloten versierde deur van de kast en een regen van gouden en zilveren munten, bankpapier, enzoovoort, daalde op het tooneel neer. Een truc met veel effect, die er overal inging als koek, omdat je onmogelijk kon ontdekken, hoe die kast zoo rustig naar boven kon zweven. Je vermoedde natuurlijk wel iets van draden en touwen.... 13
(nr. 60) - CINEMA & THEATER
maar er was werkelijk niets van te zien, hoe scherp je ook keek ... „Zoo was het dien avond ook. Alles liep prachtig van stapel. Don Olvarez stond in het schemerdonker met zijn stokje te gebaren en langzaam steeg de fel door het licht beschenen brandkast omhoog.... steeds hooger ... steeds hooger. Doodstil zat de zaal toe te kijken; ik verzeker u, dat ik er zelf ook bij zat te gapen. Opeens, floep, daar ging de schijnwerper uit... pats ... werden drie, vier, vijf lampen op het tooneel aangestoken ... hup ... daar ging het zwarte gordijn op den achtergrond omhoog ... en daar zagen we het geheim van de zwevende brandkast, die ... maar neen, ik wil u dit geheim niet verklappen." „Aha! De wraak van den tooneelknecht!" „Natuurlijk! Die kende Don Olvarez met zijn brandkast... en zijn fooi van een gulden. En het was voor hem een klein kunstje om den boe], te laten mislukken ... Wat er verder precies gebeurde, weet ik eigenlijk niet meer. De zaal begon te fluiten en te joelenrin een oogenblik tijds waren alle lichten op, maar toen was Don Olvarez al lang van het tooneel verdwenen en de knecht, die aan de touwtjes moest trekken, begreep er niets van. Toen hebben ze het gordijn maar gauw laten zakken. De rest van de voorstelling was niet direct een succes meer, trouwens, de zaal liep half leeg na dat fiasco. En er waren zelfs menschen, die hun geld terugvroegen aan de cassa! Maar Don Olvarez heeft den volgenden ochtend zijn koffers gepakt en we hebben hem sedertdien niet teruggezien ....
HET LEVEN IS MOOI Hongarije, bakermat van zoovele moderne blijspelen, die hun vreg in Europa gevonden hebben, handhaaft zijn vermaardheid op dit gebied met een alleraardigst, luchtig tooneelwerk, dat Cees Laseur en de zijnen op de planken gebracht hebben op een wijze, die het stuk volkomen recht deed wedervaren. „Het leven is mooi", blijspel van Janos Vaszary, zal ongetwijfeld een dankbaar onderdeel van het repertoire van het Centraal-Tooneel blijken te zijn. Sedert het vorige seizoen heeft het Centraal-theater niet zooveel plezierige vroolijkheid binnen zijn muren gehad als op den avond van de première van dit Hongaarsche stuk. Een vroolijkheid, die „plezierig" genoemd kan borden, omdat elke uitbundigheid er vreemd aan was en omdat het ten tooneele gevoerde een levensles voor ons allen inhield, die wel tot een lach, maar niet tot een schaterlach prikkelde. Kortom, er heerschte die gezellige sfeer, waar het vertrouwde interieur van het laatste theater aan de Amstelstraat uit hoofde van zijn traditie en vooral ook uit hoofde van zijn bewoners om vraagt. „Het leven is mooi" verhaalt ons van een jongen man, die door allerwonderlijkste avonturen tot de in den titel van het stuk vervatte conclusie komt. Deze hoofdpersoon, met veel jeugdig élan door Joan Remmelts vertolkt, is een ietwat naieve jongeling, die van zijn vader een dosis vertrouwen in het menschdom heeft meegekregen, dat echter door de practijk, op het bankierskantoor waar hij werkzaam is, deerlijk wordt beschaamd. De onschuldige hulpvaardigheid, welke hij jegens zijn collega's aan den dag legt, wordt de oorzaak van zijn ontslag. Daar komt nog bij, dat hij hopeloos verliefd is op de Onder: Peter geeft zijn oud-directeur in het bijzijn van diens dochter een draai om zijn ooren. (Mary Dresselhuys, Joan Remmelts en Gijsbert Tersteeg). (Foto V.N.P.IDe Haan)
■
Hierboven: In Mary's gezelschap ziet Peter met angst en beven het tijdstip van zijn zelfmoord naderen. — Hieronder: Ko van Dijk en Joan Remmelts, resf. de oude inktslaaf en de fas ontslagen bediende. — Geheel onder: Peter f leegt een „overval" op zijn vroegere kantoor. (Foto's V.N.P.Ide Haan)
dochter van zijn directeur, welke grillige jongedame haar hart echter — althans op dat oogenblik — aan een bokskampioen verpand heeft. Er is slechts weinig fantasie voor noodig om zich te kunnen voorstellen hoe het den jongeling na zijn ontslag te moede is en, kind noch kraai op de wereld bezittend, besluit hij zich zelf ook maar van 't aardsche tranendal te doen verdwij men door den verdrinkingsdood te zoeken in het water van den Donau, dat voor deze gelegenheid wel niet Mfuw- d0011 donker grijs geweest zal zijn. Als hij zijn besluit door een koenen sprong van een brugleuning ten uitvoer wil brengen, verschijnt er een geheimzinnig en ietwat sinister persoon ten tooneele, die hem op het laatste moment ervan terughoudt. De man neemt hem mee naar zijn woning en daar blijkt, dat hij slechts uit egoïstische overwegingen het zelfmoord-plan verijdeld heeft. Hij doet Peter een zeer eigenaardig voorstel, dat hierop neerkomt, dat deze den zelfmoord, die hij immers toch van plan was te plegen, productief maakt. Hij kan dit doen door zich onder valschen naam van kant te maken, namelijk onder dien van den man, die verhinderde dat hij zijn zelfmoord-plan tot uitvoering bracht. In ruil daarvoor zal deze, een advocaat, die in moeilijkheden is geraakt en zijn eigen levensverzekering w-il opstrijken, hem in staat stellen gedurende vier en twintig uur te leven zooals hij wil. Peter bezwijkt voor het aanbod en gedurende vier en twintig uur gaat hij, die weet dat hij ovpr luttele uren moet sterven, die zijn dood eigenljjk al verkocht heeft, het leven, dat hem eerst pndraaglijk toescheen, weer liefhebben, daarbij ijverig geholpen door de dochter van den directeur, die inmiddels haar bokser in den steek gelaten heeft en met wie hij in het besef van „navierentwintig uur is toch alles voorbij", een dolle flirt begint. Dat de directeur van het overmoedige optreden van den kantoorbediende, die hij den vorigen dag ontslagen heeft, niets begrijpt en dat hij diens onstuimige belangstelling voor zijn onberekenbare dochter alles behalve aangenaam vindt, is duidelijk. Aan dit gegeven, dat, naar ik meen. ook reeds tot een roman verwerkt is, kan een gezelschap als dat van Laseur zijn hart ophalen. Van de voortreffelijke bezetting noemden wij reed» Joan Remmelts, die van de hoofdrol een creatie maakt. Mary Dresselhuys speelt de verwende, nukkige dochter van den directeur met de charme, die haar eigen is. Vooral bij de kennismaking met den onstuimigen jongeling, die in het besef van zijn aanstaanden dood maling aan alles en iedereen heeft, is zij als het meisje, dat in grilligheid haar meester gevonden heeft, uitstekend. Gijsben Tersteeg maakt van de figuur van den directeur een onsympathieken, zelfingenomen autodidact, wiens geweten in den loop van het stuk niet brandschoon blijkt te zijn. Cees Laseur is de advocaat, die per procuratie zelfmoord wil laten plegen: een sombere figuur, en een voortreffelijke huisvader, die „om zijn gezin" zelf liever van een zelfmoord afziet. Hij doet in dat stuk ietwat symbolisch aan: de dreigende schaduw van den dood-op-den-achtergrond wordt in hem vervleeschelijkt. Zijn gezin r*- een drietal kleine rollen, vervuld door Sara Heyblom, Elly Weiler en. Peter in der Mauer — is hem een statig, doch onbeduidend gevolg. Mathieu van Eysden geeft een goede typeering van een niet bijzonder intelligenten boks-onderwijzer en Lies de Win^, Ko van Dijk, Jos Liesting en John Soer, vormden tezamen de leden van het kantoorpersoneel, van wie Lies de Wind de meest levensware persoon was. Speciale vermelding verdient de vaart, waarmede „Het leven is mooi" voor het voetlicht gebracht is. Door de vlug wisselende tafereelen maakte het geheel af en toe een filmischen indruk, waartoe de kunstzinnige decors van Joop Geesink niet weinig bijdroegen. Summa Summarum: een vlot geschreven en gespeeld blijspel, dat wij gerust als een aanwinst mogen begroeten. L. J. CAPIT
SCHIJN WERPERS /N DEN Over de groote straatwegen van het sohilderachtige Noord-Italie rijden dag en nacht enorme vrachtwagens, die benzine vervoeren. Het leven, dat de chauffeurs van deze weg-kolossen leiden, heeft den
Anni vervult huishoudelijke plichten in het gezin van een collega van haar echtgenoot. Zittend voor haar naaimachine denkt zy aan haar eigen huis. (Mariella Lotti).
regisseur Gianni Franciolini stof geleverd voor een boeiend en dikwijls fascineerend filmwerk, dat den titel draagt „Schijnwerpers in d€n mist." Wij zien den talentvollen Italiaansdien acteur Fosco Giachetti als Cesare, chauffeur van zulk een geweldigen" trailer, in dienst van zijn maatschappij bij dag en bij nacht over de wegen voortjagend van de eene stad naar de andere. Het is duidelijk, dat in het huwelijksleven van een man met zulk een ongeregeld bestaan, gemakkelijk conflicten kunnen voorkomen. Cesare heeft een jonge, levenslustige vrouw, Anna genaamd, (Mariella Lotti), die in haar eenzaamheid afleiding zoekt en een groot deel van den tijd gedurende welken haar man afwezig is, doorbrengt in minder gunstig gezelschap. Hiermede zijn de voorwaarden voor het conflict, dat een verwijdering tussöhen beiden te weeg brengt, geschapen. De geregelde bioscoopbezoeker weet, dat dit scenario-thema even oud is als de film zelf. Variabel als het is, heeft het reeds oneindig ved malen haar schaduwen op het witte doek doen vallen. De Italiaansche film, met haar sterke romantiek) ruimt CINEMA & THEATER - (nr. 50)
M/ST een groote plaats in aan de actie en larat den dialoog niet overfieerschen. Waarschijnlijk zijn het deze factoren, die oorzaak zijn, dat „Schijnwerpers in den mist" een film is geworden, die door velen met vreugde zal worden begroet: een pittige, kernachtige rolprent, die zonder ruw te worden mannentaal spreekt. Wij zien de beide echtelieden nadat zij uit elkander gingen, ieder in een eigen milieu. Anna komt tot het besef, dat zij verkeerd gehandeld heeft en zoekt huiselijke gezelligheid bij de vrouw van een collega van Cesare, die de gelukkige moeder van drie kinderen is. Intusschen komt Cesare in kennis met een lichtzinnig meisje, dat hem in elk geval gedurende de korte tijden dat hij thuis is, met vrouwelijke zorgen omringt. Doch bij beiden leeft een sterk verlangen naar elkaar, ondanks de verwijdering, waardoor zij elkander uit het oog verloren hebben. Cesare kan bij zijn vriendinnetje Piera geen bevrediging vinden en Anna komt in het huiselijke milieu waarin zij verkeert, hoe langer hoe meer tot het besef, dat ook zij, door haar huishoudelijke plichten beter waar te nemen, een gelukkige echtgenoote had kunnen zijn. De echtelijke woning ligt gedurende dien tijd verlaten. Cesare komt er nog slechts sporadisch. Op zekeren dag ziet Anna hem er toevallig binnengaan en het is in de ongezellige, onverwarmde en van het licht afgesloten huiskamer, symbool Cesare beproeft een nieuwen trailer onder het wakend oog van zijn lang niet gemakkelijkcn chef.
14 15
■Bi
(nr. 50)
- CINEMA & THEATER
-
van verbroken huwelijksgeluk, dat zij elkaar weervinden. „Schijnwerpers in den mist" is in de Duitsche taal na-gesynchroniseerd en het is zeer de vraag, of het geheel daardoor althans voor Hollandsche ooren gewonnen heeft. Zeker, wij hebben diepe bewondering voor de geraffineerde techniek, die Italiaansche monden met verbluffende perfectie Duitsche volzinnen doet uitspreken. Ook zijn wij doordrongen van de waarheid, dat er méér Nederlanders zijn die Duitsch verstaan, dan Italiaansch, doch dat doet tenslotte niets af aan het feit, dat vele bioscoopbezoekers (met onze „Theaterbezoekster", die eenige weken geleden in deze kolommen hetzelfde onderwerp aanroerde) het op prijs stellen de stemmen te hooren van hen, die zij op het witte doek zien. De film ademt in negen van de tien gevallen uitgesproken de sfeer van het land, waar zij werd vervaardigd. In „Schijnwerpers in den mist" is dit wel zeer positief het geval. Meermalen dient het schitterende Italiaansche landschap tot natuurlijk decor en wat is er logischer, dan dat men in deze omgeving ook inderdaad Italiaansch 'hoort spreken door de bewoners van het land? De opgedrukte titels in het Nederlandsch moeten er in beide gevallen zijn! Zou het werkelijk zoo bezwaarlijk zijn als regel in Nederland een Italiaanschsprekende Italiaansche film uit te 'brengen ? L. J. CAPIT
SCHIJNWERPERS IN DEN MIST ROLVERDEELING. Fosco Giachetti Luisa Ferida Mariella Lotti Antonio Centa Een Sonora^film. Regie: Gianni Franciolini
Cesare Piera Anna Carlo
Boven: Terwijl haar man langs de straatwegen raast, zoekt Anna afleiding... — Midden: Anna besluit haar baan als winkeljuffrouw op te geven. — Onder: Cesare op dwaalwegen. (Foto's Sonora)
1
Hiernaast: Josefh wordt gemarteld, (links liggend Yvonne Georgi; midden Tony Raedt). — Onder: de vrouw van Potifar toont belangstelling voor den nieuwen slaaf Josefh (v.l.n.r. Cruys Voorbergh, Yvonne Georgi en Tony Raedt). — Op de volgende fagina onderaan: Potifar's vrouw tracht Joseph te verleiden (Yvonne Georgi en Tony Raedt). (Foto's VNP/de Haan 3, Staff Borrius 1)
„JOSEPH IN.... VENETIË" „Josephs-Legende" van Richard Strauss en „Die Liebesprobe" van Mozart by bet Ballet van Yvonne Georgi. Zonder overhaasting en met een zekerheid, die noodlottige vergissingen uitsluit, werkt Yvonne Georgi aan de uitbreiding van haar ballet-repertoire. Steeds meer beginnen de werkelijke balletten, gedanst op muziek, die inderdaad voor het dansen is geschreven, de plaats in te nemen van vrije fantasieën bij composities, die met danskunst niets hebben uit te staan. Zoo kregen wij dezer dagen in den Amsterschen Stadsschouwburg van deze afdeeling van het Gemeentelijk Theaterbedrijf weer twee onvervalschte balletten te zien: vóór de pauze „Josephs-Legende" van Richard Strauss en daarna „Die Liebesprobe" van Mozart. De muziek is in beide werken een onafscheidelijk deel van het geheel, in het bijzonder voor het werk^, dat Strauss, bijna dertig jaar geleden, op verzoek van Diaghilew voor diens Russisch Ballet te Parijs heeft gecomponeerd en waarvoor Harry Graf Kessler en Hugo von Hofmannsthal het scenario hebben geschreven. Het is ook voor den leek op muziekgebied vrijwel onmogelijk bij het zien van dit ballet de danshandeling van de muziek te scheiden. Dat is ongetwijfeld een verdienste van dit ballet en ook van deze Nederlandsche uitvoering, maar het maakt een afzonderlijke beoordeeling van de danskunst niet gemakkelijker. Het lijkt mij om te beginnen al bijna ondoenlijk uit te maken in hoeverre de tweeslachtige (en ik zou bijna zeggen: dubbelzinnige) indruk, die door dit werk wordt gewekt, aan de muziek moet worden geweten. Wonderlijke contrasten doen zich hier voor. Alleen al de opzet om het bijbelverhaal over Joseph en Potifar's vrouw naar . . . een Venetiaansch renaissance-hof omstreeks 1530 te verplaatsen, moest daartoe leiden. Het is alsof Richard Strauss en zijn medewerkers de gewijde geschiedenis niet geheel au sérieux wilden nemen, door het dansdrama te laten spelen in wat men — ten opzichte van den oorspronkelijkien tekst uit Genesis — in zekeren zin „modern costuum" zou kunnen noemen. Twintigste eeuwers trachtten hier een oudtestamentisch verhaal te zien met de oogen van een zestiende-eeuwsch Italiaansch renaissancist, een wonderlijke, bijna snobistische opvatting. CINEMA &• THEATER - (nr. 50)
■
16
waarvoor de benaming neo-barok niet veel meer dan een dooddoener was. De scenario-schrijvers willen dit ballet zien als geïnspireerd door een schilderij van Paolo Veronese; de muziek staat echter weer op een geheel ander plan. Dat alles maakt dat ballet tot een ongewoon experiment I Niettemin, dit werk is als dansdrama een meesterwerk van techniek: geen oogenblik mist men hier het gesproken woord, gebarenspel en dans geven bovendien nimmer den indruk van een te veel of te weinig, het is alles beheerscht (ik zou bijna zeggen: „uitgerekend") van de eerste tot de laatste danspas, van gebaar tot gebaar en alle rythmen zijn zoo nadrukkelijk in deze muziek vastgelegd, dat, ondanks het gecompliceerde van den opzet, toch een groote zekerheid dit ballet kenmerkt. -■»»■■
.
'
•
Yvonne Georgi en haar medewerkers moesten hier toonen in hseverre zij in staat zijn aan zulke zware (en vooral strenge) eischen te voldoen. Ditmaal kon de choreografie geen rekening houden met de beschikbare krachten en al heel weinig is hier aan de willekeur der dansers overgelaten. Weliswaar heeft in den aanvang het pantomimische de overhand, doch al spoedig moet de renais-
sancistische pracht en praal aan het Venetiaansche hof plaats maken voor dansen, die, in onverbrekelijken samenhang, het dramatische gebeuren vormen. Een overgang van de pantomime naar het eigenlijke dansdrama vormt het optreden der dansende slavinnen en van de vuistvechters, wier zwoel-vrouwelijke en bruut-mannelijke dansspelen Potifar's vrouw verstrooiing moeten brengen. Niets kan haar echter uit haar apathie wekken, totdat Joseph, de schoone, vijftienjarige herdersknaap, verschijnt, als slaaf te koop geboden. Nu treedt het ballet nogmaals in een nieuwe fase: de pantomime heeft gedaan en ook het dansen, dat een vertooning wil zijn om de meesteres te behagen. Joseph's groote dans, die nu volgt, is niets dan de uitbeelding van het innerlijke leven van den vromen natuurmensch. Vergeleken bij dezen groeten solo-dans, die aarde en hemel in een liefelijke, zij het misschien ietwat gekunstelde, herdersidylle vereenigt, is het voorafgaande vertooning zonder innerlijkheid. En al moet het dramatische conflict, waarin Potifar's vrouw de tragische figuur wordt, terwijl Joseph, als een onaantastbaar, voor het aardsche niet langer toegankelijk wezen, nauwelijks meer deel neemt aan de danshandeling, dan nóg volgen, Joseph's dans blijft het hoogtepunt van dit ballet. Tony Raedt heeft hier zichzelf in elk ojizicht overtroffen! Het is waar, dat hij de geweldige inspanning van dezen alles-eischenden dans nog niet geheel aankon, maar bij deze eerste opvoering bleek toch reeds ten volle, dat hij naar lichaam en geest alle middelen bezit om de hoogtepunten te bereiken, die van den eersten danser in dit ballet mogen worden verwacht. Wij weten, dat zijn techniek hem in staat zou stellen verscheidene moeilijke dansfiguren nóg geacheveerder uit te voeren, maar zijn bezieling bleek hier reeds zoo overtuigend, dat hij ongetwijfeld die enkele onzekerheden weldra te boven zal komen. Ofschoon „Joseph's-Legende" een ballet in één bedrijf is, krijgt men den indruk dat het tweede gedeelte (waarin Potifar's vrouw in haar hartstochtelijke begeerte den slapenden Joseph wekt en vergeefs tracht hem voor haar wellustigen aandrang te doen bezwijken) een afzonderlijke acte vormt. De heerschzuchtige heeft haar statiegewaad afgelegd; zij verschijnt in een wit kleed, ziek van verlangen, demonisch en deerniswekkend
tegelijk: de grootst mogelijke tegenstelling tot den Jozef van de gedanste herdersidylle van het eerste gedeelte van het ballet. En toch is het, of iets van zijn adel zich aan haar heeft medegedeeld en aan haar bezetenheid een -fataliteit heeft gegeven, die het zwoele van haar gedanste begeerte tot tragische schoonheid verheft. Maar deze vrouw staat nu tegenover een Jozef, die van een droomer plotseling een fel afwijzende wordt, een extatisch-verhevene. Met dien knaap zal deze vrouw nooit meer iets gemeen kunnen hebben, ook niet buiten de zinnen om, en als zij dat plotseling beseft, roept zij om wraak. Haar dienaressen komen aangesneld (een groote dansgroep) en omringen als furiën den ongenaakbare met haar dreigenden rondedans, beulsknechten volgen, maar Jozef is ook voor hun martelwerktuigen ongenaakbaar. Een engel verschijnt en leidt hem weg, terwijl Potifar's vrouw zichzelf worgt. Yvonne Georgi, zeer indrukwekkend reeds in haar gebarenspel in het eerste deel van het ballet, geeft in dit tweede gedeelte een harer schoonste danscreaties te zien, te vergelijken met haar Eurydice, zij het dan minder dynamisch. Dat zij bij haar plastische uitbeelding van deze liefdeszieke vrouw alle banalitiet, alle niet door de kunst der vormen gelouterde zwoelheid wist te vermijden, bracht haar zuiver dramatische dansen op het hoogste plan, dat men hier kan verlangen. Van de overige uitvoerenden zij slechts gezegd, dat zij allen een waardig kader voor de twee hoofdpersoon vormden. Het decor van Karel Bruckman en de costumes van Kasparova waren goed in overeenstemming met de geheele opvoering. LIEFDE OF SOLDIJ ? Over Mozart's „Liebesprobe", hier „Liefde of soldij" getiteld, dat na de pauze werd gegeven, kan ik kort zijn. Vergeleken bij het voorafgaande was dit werk als ballet van weinig belang: conventioneel tot in alle onderdeelen, mat en middelmatig van uitvoering. Het meest kon ik hier den humoristischen korporaal, gedanst door Cor van Muyden, waardeeren. Albert Mol onderscheidde zich als de boerenzoon, die de hoofdpersoon is in deze moeilijke dorpscomedie, eveneens door het komische in zijn optreden, maar aan de guitigheid, die Mascha ter Weeme als het boerenmeisje blijkbaar beoogde, ontbrak de ware dansvreugde al te zeer. Veel beter voldeden in bijrollen Jan Büchli als de koddige oude boer en vooral Greet Litz als een der drie marketentsters. Na de, in elk opzicht hoogst interessante „Josephs-Legende" vormde dit werkje een zoodanige anti-climax, dat men zich afvraagt, of het in het vervolg niet beter vóór de pauze kan worden gegeven, tenzij men het —- wat, dunkt mij, alle aanbeveling verdient —- bij de volgende opvoeringen van het werk van Strauss door een klein modern ballet zou kunnen vervangen. CHR. DE GRAAFF.
Een moment uit het ballet „Liefde of soldij" van Mozart.
(Foto VNP/de Haan)
JOHANN VON BEETHOVEN Op 18 December 1792 stierf te Bonn de vader van Ludwig von Beethoven. Dat is dus 150 jaar geleden. Een herdenking ... ? Zoo ge wiltl Laat het een toevallige aanleiding zijn om iets te vertellen uit de jeugd van „'s werels grootsten componist", zooals het Nederlandsche geïllustreerde Muzieklexicon hem noemt. Wanneer we enkele vaders van beroemde musici de revue laten passeeren, verschijnt vader Johann niet in het gunstigste daglicht; hij mag het er dan gelukkig nog veel beter afgebracht hebben dan vader Nicolai, over wiens schandelijk gedrag jegens zijn zoon Otto, componist van „Die lustigen Weiber von Windsor", we hier de vorige week iets mededeelden, hij kan toch niet in de schaduw staan van vader Liszt, om in het geheel niet te spreken van vader Mozart, die voor het lichamelijk, artistiek en geestelijk heil van den jongen Wolfgang wel de leidsman bij uitstek is geweest. De familie Von Beethoven stamt uit Mechelen. De grootvader Louis trok als musicus naar Bonn, waar hij èn door zijn talent èn door zijn persoonlijk gedrag in de grootste achting stond bij zijn medeburgers; de inkomsten van zijn ambt aan het hof van den aartsbisschop schijnen echter niet al te ruim gevloeid te hebben, want hij heeft er ook nog een wijnhandel bij genomen! Hij trouwde met een Bonnsch meisje ; dat helaas op lateren leeftijd aan den drank raakte, in een klooster moest verpleegd worden en aldus de laatste levensjaren van Louis vergalde. Heeft Johann, zijn zoon, geboren in 1739, van zijn moeder deze ongelukkige neiging meegekregen? Reeds vroeg stond«d&ze aoon in elk geval reeds bekend als een uitnemend wijnkenner. Tegen den zin van zijn vader huwde hij een eenvoudige vrouw, dochter van een kok, weduwe van een kamerdienaar. Zij schijnt echter begiftigd te zijn geweest met een natuurlijke beschaving, heeft in zeer moeilijke omstandigheden, gevolg van het luchthartig en zorgeloos karakter van haar echtgenoot, de huisiwgding zoo goed mogelijk beheerd en is er in geslaagd op het gemoed van haar grooten zoon een onuitwisbaren indruk te maken. Johann werd evenals zijn vader Louis hofmusicus (tenorzanger), doch muntte als zoodanig in geen geval uit en de drie zonen, die hem zijn vrouw schonk, onder wie de op 16 December 1770 geboren Ludwig, leden onder de min-gunstige verhoudingen. Wellicht had de invloed van grootvader nog iets ten goede kunnen uitrichten, indien hem een langer leven gegund ware, doch al spoedig was de toestand zóó, dat de drie knapen: Ludwig en
zijn broertjes Kaspar en Nikolaus door hun slordig uiterlijk in heel Bonn bekend werden. Ludwig moet eens gezegd hebben: „Wat kan mij 't schelen? Als ik later een „heer" ben, zal niemand het me nog kunnen aanzien". Reeds op vier-jarigen leeftijd openbaarden zich zijn buitengewone gaven en daar hij door het ambt van zijn vader steeds in muzikale milieu's verkeerde, werd er ook spoedig aan zijn ontwikkeling gewerkt, doch weinig door Johann zelf, wijl deze daarvoor een te geringe ontwikkeling bezat. Daarvoor zorgden de vrienden als: Rovantini (viool en theorie). Gilles van den Eeden (een echt Nederlandsche naam; orgel), de Franciscaner kloosterbroeder Willibald Koch (orgel) en Tobias Pfeiffer (theorie en klavier) en later ook de organist Christian Gottlob Neese. Johann pronkte met zijn zoon als wonderkind en liet op een biljet drukken, dat hij zes jaar was, terwijl hij er toen reeds acht telde; ook nam hij hem mede naar allerlei stadjes en dorpjes in de buurt om hem daar te laten musiceeren, doch toen er eens een groote kunstreis ondernomen werd (heel Europa sprak toen ook over dat andere wonderkind Mozart!) kon Johann geen vrij krijgen en moest moeder mee. De reis ging naar Rotterdam, maar de verdiensten waren — niettegenstaande het artistieke succes — zoo gering, dat Ludwig zeide: „De Hollanders zijn duitendieven ; ik zal Holland nooit meer bezoeken". Toen zijn moeder in 1787 aan de tering stierf, verloor hij zijn „beste vriendin", zooals hij haar in groote vereering noemde. Van vader Johann valt nu niet veel meer te vertellen dan dat hij de opvoeding van zijn kinderen verwaarloosde en Ludwig dus ook nog als „opvoeder" van zijn broers moest fungeeren, dat hij door drankzucht niet meer in staat bleek te zijn het werk, dat men van hem eischte, te volbrengen en dat zijn ontslag aangevraagd moest worden door Ludwig! Zelfs het pensioen kreeg deze in handen, daar bij Johann geen geldstuk meer in den zak kon komen, of het werd voor drank uitgegeven. Twee dagen na Ludwig's twee-en-twintigste verjaardag stierf hij. Mag dan het leven van Johann von Beethoven, een weinig talentvol musicus uit dien tijd en helaas behept met een ongelukkige kwaal, al een niet bijzonder verheffend aspect bieden, van den anderen kant heeft het lijden het gemoed van den jongen Ludwig al vroegtijdig gehard en het heeft hem wellicht nog met te grooter kracht aangespoord zich door tegenspoed heen te slaan. Het genie zoekt zich altijd en onweerstaanbaa? een weg door alle hindernissen I THEO v. d. BIJL
■■
"■^■■B
^m
De cultuurfilm vraagt onze aanaacnt
Paarden in het Bergland Men heeft ons wel eens verweten, dat, wat plaatsruimte betreft, de cultuurfilm in „Cinema & Theater" zoo stiefmoederlijk bedeeld wordt. Inderdaad moeten wij bij dit verwijt deemoedig het hoofd buigen en er de volle waarheid van erkennen. Tot tmze verontschuldiging strekke echter, dat wij iedere week zooveel belangrijke, actueele en dynamische gebeurtenissen op het terrein van ons blad te verwerken hebben, dat wij de uiteraard minder actueele cultuurfilm wel wat verwaarloozen moeten. Thans evenwel willen wij ook weer eens aan haar een pagina wijden, en wel aan een cultuurfilm, die, opgenomen in de Beiersche Hooglanden, de bewoners van ons lage Nederland zeker belangstelling zal inboezemen. De film, waarop wij doelen en waaruit wij hierneven een serie fraaie opnamen publiceeren, is een Terra-cultuurfilm, geproduceerd door de cultuurfilm-afdeeling der Ufa, onder regfe van Wilhelm Prager. Zij verhaalt ons van de merkwaardige sterke paardenrassen, die in de bergen leven en die de bewoners van de alpendorpen van groot nut zijn, n.1. de haflingers en norikers. Naar men zich denken kan, heeft men in de bergen met grootere en andere transportmoeilij kheden te kampen dan in vlakke streken. Voor het vervoer van hun goederemnaken de bergbewoners dan ook een uiterst dankbaar gebruik van een stevigen, willigen paardenrug, die bovendien nog de zekerheid van een veilig vervoer verschaft, want een paard met haflinger of noriker bloed zal nimmer, zelfs niet aan den rand van het diepste ravijn, zijn kalmte verliezen. Geen wonder, dat de bergbewoners trotsch zijn op hun trouwe viervoeters. Hoe de dieren verzorgd worden en in kudden geweid als gr geen werk is, laat ons de film „Paarden in het bergland" op aantrekkelijke wijze zien.
■
■
■
Trofiy
BIJ DE FOTO'S: Linksboven: Een haf linger draagdierencolonne gereed, voor den afmarsah in het Tiroolsche dor-p Ischgl. — Daaronder : De herderin drijft de kudde bijeen. — Daaronder: Een vredig tafereeltje in de eeuwige sneeuw. — Geheel onder links: De herderin is goede maatjes met de jonge hengsten. — Rechtsonder : Een tweetal haf linger veulens. — Daarboven: Gezamenlijk bestijgen de faardenherders de Hochalm. — Rechtsboven: Zij is trotsch o-p hem. En ter echt l (F oio* 5 Ufa-Schmidtke-Terra)
TendresNuits &f/> Korte inhoud van het voorafgaande:
12)
Carolientje is pakstertje in een sierarettenfabriek en wordt grekweld door romantische droomen, die hun oorzaak vinden in een veelvuldig bioscoop- en theaterbezoek, lp een van de doosjes sigaretten, welke zij dagelijks inpakt, stopt z« een briefje met het verzoek, of de ontvanger of ontvangster haar uit den somberen sleur van het leven in de sigarettenfabriek wil komen verlossen. ' Na een feest (e zijnen huize is de filmregisseur aan de „Meteoor-film verbonden. Piet Steen, die in conflict is geraakt met zijn hoofdrolspeelster en verloofde Winnie Klaasse, in een allerminst vroolijke stemming. Als hij een pakje sigaretten openmaakt vindt hy het briefje van Carolientje en voelt intuïtief dat dit het meisje is waarnaar hy zoekt. Hü besluit kennis met ha»r te gaan maken. Juist als Steen zich aan de fabriek vervoegd heeft, breekt er brand uit en het lot wil, dat Steen een meisje uit het gebouw redt, dat later Carolientje blijkt te lijn. Hy neemt haar mee naar zijn woning en zet haar zijn plannen voor haar filmcarrière uiteen. Steen's vriend, de journalist Zebedeus Pit, heeft ontijdig publiciteit aan het geval gegeven. Op de kamer van Steen maakt hy kennis met Carolientje. Den volgenden dag gaan zy gedrieën naar de filmstudio; Carolientje voor proefopnamen. Pit voor de publiciteit en Steen om zyn directie te sussen. Bij de concurreerende filmmaatschappy, de N.V. „Cine", die met Winnie Klaasse een contract heeft afgesloten, ziet men met leede oogen hoe Carolientje door Zebedeus' artikeltjes in de krant steeds populairder wordt. De jazzbandleider Ratje, een onbetrouwbaar individu, stelt den „Cüie"-directeur Van Gniffen voor, Carolientje te laten ontvoeren. Ratje neemt daarvoor twee ongure typen, Rooie Tinus en Linke Sjaakie in den arm. Ratje glimlachte zuurzoet. „Wat dachten jullie? Zou ik m'n oude vrienden Rooie Tinus en Linke Sjaakie vergeten? Niets hoor!" „Da$ is je geraaje, broer!" zei de groote, die naar den naam van Rooie Tinus luisterde, grimmig. „Heb je soms weer een klussie voor ons?" „Jij raait nou ook altijd alles direct," zei Ratje giftig. „Ja, er is werk aan den winkel en er is een lieve duit mee te verdienen!" De twee mannen leefden plotseling uit hun apathische houding op. De joelen werden dichter bij het tafeltje geschoven en nadat ze alle drie een vol glas jenever voor zich
hadden staan, werd het gesprek fluisterend voortgezet. Het onderhoud scheen nogal tot Ratje's tevredenheid te verloopen, want na een drie kwartier verliet hij opgewekt fluitend het café't je, nadat hij zijn beide „relaties" elk een knisterend bankje van honderd in de hand had gestopt. Het begon als een heerlijken dag voor Carolientje. De zon deed haar best aan den stralenden hemel. En in zonnig weer was het meisje op haar best: een plantje, dat veel licht en lucht moest hebben om er vroolijk en sierlijk „bij te staan". Piet Steen was een uitstekend chauffeur. Snel en handig bracht
Piet Steen teas een uitstekend chauffeur.
&ri
Vraagi ook de andere artikelen
van
Lancome
Parfums — Eau de Cologne Lavendel - Produits de Bcautc. o.a Crèmes — Spécialités — Lotions Produits de Maquillage o.a, — Lippenstiften — Rouges — Cosmétique
Parfums de
LANCOME PARIS
(adv.)
(Teehening E line van Eykern) hij den wagen uit het stadsgewoel naar buitenwegen en van de buitenwegen op de straatwegen. Veel zei hij overigens niet. Hij had weer dien piekerblik in zijn oogen, dacht Carolientje. Zijn hersens waren niet heelemaal bij het tochtje naar buiten, dat voor haar, aan een bedompte fabrieksruimte gewend stadskind, een waar feest beteekende. Toch was er niets terneergeslagen's in Steen's houding. Integendeel, als Carolientje hem zoo'n beetje van opzij bekeek, terwijl hij het autostuur vast in zijn handen hield en zijn scherpe oogen op den weg voor hen richtte, zag zij iets van tromf in en om hem. Ook neuriede hij bij tijd en wijle. Eén keer nepriede hij valsch mee te fluiten met een wijsje, dat Carolientje, verrukt door het groen der langs hen schietende velden, met een zacht stemmetje inzette. „Hé daar, die kip", waarschuwde het meisje den regisseur, toen deze neigingen vertoonde een fraai exemplaar van een ei-producente aan een ontijdig einde te helpen.
CINEMA 6- THEATER - (nr. 50)
I
■'"^'
18
19
(nr. 50) - CINEMA & THEATER
„Ach ja die kip", antwoordde Steen en nog net op tijd gaf hij het kakelende beest gelegenheid het veilige erf op te zoeken. „Jij bent ook in gedachten, zeg." „Dat komt, omdat ik zulke groote plannen met je heb. Als wij in Heivelde zijn, bij moeke Miebet, zal ik je er alles van vertellen. Dan hoor je den inhoud van je film." „Wie is moeke Miebet?" „Dat is de dikste en gezelligste tante, die er' maar op de Veluwe gevonden kan worden. Ze heeft een uitspanning, waar wij pannekoeken kunnen eten en schommelen en waar prieeltjes zijn. Jammer, dat je Zebedeus nu niet bij je hebt . . ." „Schei uit," zei Carolientje en ze bloosde een beetje. Ze vroeg: „Gaan we schommelen en pannekoeken eten ?" „Eerst gaan we pannekoeken eten en praten", antwoordde Steen. „Praten, kind, is in de filmwereld het halve werk." „Jakkes, ik wou doen. Er wordt al zooveel gepraat." Steten zweeg. Hij gaf den wagen (Zie vervolg op pag. il)
(Vervolg van fag. 19). nog meer gas. Licht als een veer vloog hij nu over de mooie wegen. Het weidelandschap begon reeds plaats te maken voor hier en daar een bosch; de eerste heide, waarlangs zij gingen, deed Carolientje zuchten. Hoe ruim, hoe frisch, hoe fijn is de wereld op zoo'n dagje uit . . .
Muziekschool Zwaag Aanvang nieuwe cursussen: Accordeon Hawaiian Mandoline Mandola
Piano Gitaar Banjo Viool Orgel Cello
Ukeleie Harmonium
Trompef Klarinet Saxophoon Xylophoon Slagwerk Stringbas
Rooie Tinus bezat ook een auto. Een bruin wagentje, waarmede hij heel wat kilometers had verslonden. Dikwijls was Linke Sjaakie zijn reisgenoot. Het bruine vehikel kon vergeleken worden met een mijnpaard. Zelden of nooit zag het daglicht. Zijn eigenaar en Linke Sjaakie, compagnons op vele duistere paden, hielden niet erg van daglicht, vroeg opstaan en 's nachts in bed liggen. Zij lagen meestal overdag in bed, zaten dan 's avonds in hun hoofdkwartier — „Het geteerde glas", waar de bandleider
Lesgeld f2.75 per maand (instr.) Gratis instrumenten in bruikleen op de les, tevens studiegelegenheid. Theoretische lessen (0.25 per maand 2500 Leerlingen 50 Leeraren
Zeldzamer...
Adressen:
Natuurlijk ondervindt ook de levering van Wybert moeilijkheden, maar wij doen ons best. Met wat volharding komt U zeker van tijd tot tijd aan een doosje Wybert l
Amsterdam
Jac. v. Lennepkade 15 Telef. Willemsparkweg 135 , Dintelstraat 1 , Ferdinand Bolstraat 21 , Middenweg 15 , Regentesselaan 60 , Den Haag Musschenbroekstraat 71 , Stille veerkade 46 Kruisstraat 17 rood, Haarlem Stationsplein 110 Alkmaar Broek op Langervdijk Z.-Scharwoude A 91
wmmr
80940 96915 96748 26522 54289 398849 181513
Ratje met ze was komen fluisteren — en gingen er 's nachts op uit. De wonderlijkste ladingen werden dan gehaald. Soms waren het schilderijen. Soms zakken met tafelzilver. Een heel enkelen keer was er haastig en fluisterend een nieuwe passagier in de auto gebracht, ergens uit den kroeg of uit een huis in een achterbuurt. Het gekke was, dat, wat het wagentje ook te vervoeren kreeg door het nachtelijke duister, er den volgenden dag altijd iets over in de krant stond. Soms met heel groote koppen als „Brutale inbraak in groote villa" of „Roovers overvallen een kassier". Rooie Tinus en Linke Sjaakie trokken zich daar niets van aan. Zij moesten het hebben van brutale inbraken en roofovervallen. Een auto kan niet lezen. En wat geweten betreft: een mijnpaard heeft méér geweten dan twee kerels als Tinus en Sjaakie en hun wagentje met elkaar. . . . !
RIE HELLMIG VAN AETHER NAAR BÜHNEMICROFOON
4425
SUBLIEM Tevens schriftelijk« lessen door geheel Nederland: „Muzieklessen in het oude schrift per brief" SUBLIEM komt overal.
-
jèStf'' Wanneer radiomedewerkers(-sters), die het in deze hoedanigheid tot een zekere hoogte hebben gebracht, zich toonen bij optreden in het openbaar, op het tooneel dus, heeft het publiek soms de neiging zijn verwachtingen te hoog te stellen, de prestaties te zwaar af te wegen, zoodat voor de(n) artist(e) het verwachte succes in zijn vollen omvang uitblijft. Of de groote „men" dan gelijk heeft, is moeilijk uit te maken : eischen stelt het publiek naar eigen behoefte en des te meer geldt het voor de executanten: wie aan den weg timmert, heeft veel bekijks! Buiten kijf is Rie Hellmig één van onze bekendste radiozangeressen en ten haren aanzien mogen, dunkt ons, eischen gesteld worden, die veel doen verwachten. Sedert eenigen tijd is zij met een eigen orkest op tournee en na een tiental kleinere plaatsen komen de groote centra aan de beurt om te oordeelen over haar vocale prestaties in de zaal. Rie' Hellmig is thans meerderjarig en tot vollen wasdom gekomen, ook wat haar stem betreft. Velen zullen nog het begin als veertienjarig meisje herinneren en hoe plotseling haar ster steeg. Er is in die afgeloopen zeven jaar veel gebeurd en gegronde redenen zijn aanwezig, dat het hoogtepunt van haar carrière nog geenszins bereikt is. Een leelijke hoeveelheid roet wierp de oorlog
Een besluit voor Uw leven. 15-
toöffV boe eI 8tV
oOP_ o ,oe d\9 Me
e»
,\\eOC
&"
e\ ^»^. e, >•«'>.;>«":;«*'*
.•S ".^>'
i :; ^f:>e
OU
Ï>J %)
'AKKERS
fiiffj
ABDUSmOÖP
Als een aanstaand bruidje met popelend hart haar inkoopen gaat doen op de extra verstrekte textielpunten, mag ze niet vergeten, dat Indanthren-stoffen onovertroffen wasch-, zonen weerecht zijn. Het is dan ook voor U de moeite waard, net zoo lang te zoeken totdat U Indanthren-stoffen vindt. Zij blijven goed en U kunt er later weer wat nieuws van maken
0) Ittdanihren Wie Indanthren heeft gekocht, kan van geluk spreken.
CINEMA & THEATER - (nr. 50)
Nu ging het bruintje dan toch eens overdag uit. Tinus had het al vroeg uit de garage gehaald. De klok wees nog vóór half negen, toen hij de deuren van het goed verborgen schuurtje, waarin hij zijn voertuig placht te stallen, open deed. Van genoegen over deze afwisseling in zijn leven, zag de auto van zijn gewone kuren af. Snel sloeg de motor aan. Vlug en handig manoeuvreerde Tinus het ding de straat op. Op zijn dooie gemak liet hij het, een peukje sigaar tusschen zijn brokkelige bruine tanden geklemd, naar een krantenkiosk hobbelen, ergens op een pleintje.. (Wordt'vervolid)
20
21
(nr. 50) - CINEMA & THEATER
in het eten, want aanbiedingen moesten op het laatste oogenblik Worden afgewezen. Over succes in eigen land heeft zij evenwel geen klagen gehad; een doorloopend blijven studeeren en hardnekkig volhouden — gesteund door eigen groot genoegen in het moeilijke metier —■ hebben de voldoening gaande gehouden. In twaalf talen zingt zij nu haar liederen en zij is daarbij niet spoedig tevreden geweest; landslieden uit diverse landen hebben haar daarbij voorgelicht; zoo ontving zij van Boyd Bachman het onderricht in Deensch. Ook menige gramofoonplaat is van haar reeds uitgebracht. Jack Bulterman heeft haar arrangementen bezorgd en thans zal Werner Bochmann, de componist o.a. van de film „Fronttheater", zich speciaal zetten tot het componeeren van liederen voor Rie Hellmig en haar orkest Les Georgiens! Tijdens haar tournee onder den naam „Klanken uit den aether" vinden wij gelukkig ook eenige ras-Hollandsche liederen op haar repertoire. „Het hutje aan de zee" is een oud lied, maar mooi van melodie en zeer geschikt voor Rie Hellmig, die hieraan een gevoelige voordracht weet te verleenen met haar fraai geluid: warm en vol. Een juist begrip toonde zij eveneens door „Mijne Moedertaal" te zingen, ook al een juweeltje, dat eigenlijk op nog hooger plan staat. Helaas echter geeft zij aan het slot een te nadrukkelijk accent met geschal van blaasinstrumenten. Haar internationale repertoire bevat onder meer een Roemeensch klaaglied, een Hongaarschen volksdans, „Abends in der Taverne" en dergelijke, „Mon Petit", om slechts een greep te doen.
/
Boven: Rie Hellmig. — Rechts: Het orkest „Les Georgiens" o.l.v. Dick v. d. Kraan. (Foto's E. v. Wijk)
'December Programma onder leiding van
Signorita DOLLY DOLORES. Optreden van
R0NAH en REX, charmant danspaar. DANIA-TRI0, jeugd, gratie, charme. , CHARLES, de kleine man op de groote kogel. GIHA en BARRI, deze naam zegt alles. NINA LEROY, lenigUid en prestatie. HARRY en WILLY, de vroolijke Hollandsche guiten. Dolores en haar acht muchachos. Allaan teagang op introductie el toegangskaart. (Leldschepleln achterzlldo gebouw Hlrtch)
SAVOY
catchet (adv.)
Steeds weet zij uitstekend het karakter te doorvoelen en met haar fraaie stemmiddelen tot leven te brengen. Bijzonder van pas komt daarbij haar microfoontechniek, welke zij vanzelfsprekend krachtig uitbuit. Kunnen wij voorts vol lof zijn over de begrijpende taak van mevrouw Hellmig, die haar dochter zoo punctueel weet te begeleiden, het dansorkest heeft ons geen onverdeeld genoegen kunnen schenken. De bezetting is uitstekend, solistische kwaliteiten zijn voldoende aanwezig, maar harmonieus is het samenspel nog niet .altijd, al schijnt Dick van der Kraan's leiding wel wat te kunnen bereiken. Onderdeelen van het twaalf man sterke^ ensemble traden op als „De vier Mieliepitten" en het „Pi-Pa-Po-trio"; het eerste quartet bracht op geestige wijze Zuidafrikaansche liederen van het bekende genre, de drie P's met den pianist John Brugman schenen nog niet voldoende op elkaar ingespeeld. Het geheel werd aaneengeregen met een vlotte conférence van Wim lbo, die geestig kon zijn en succes had met een paar liedjes, waarin hij sommige gedachten raak wist te treffen. BAREND W. MAASKANT
RAADSEL-VARIETE
INDKI
NbUf-KLANÜSIH nUUSCHE kULTUüRGfiM! L-N1:,! ÜAP
AGENDA DECEMBER
PSTERCIIEire MONDFAHRT
Oplossingen der onderstaande opgaven zende men — liefst op een briefkaart — uiterlijk 31 December a.s. aan den „Raadsel-regisseur", Redactie „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Z. Op de adreszij de te vermeldlen: „Raadselvariété 31 December". Onder de inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloot: een hoofdprijs van f2.50 en vijf troostprijzen van ƒ 1.—.
Sprookjesspel in zeven tafereelen Uitgevoerd door de spelers en orkest van De Kameropera (Leiding: Jaap Kool)
18 SO 82 SS 30
Dec. Dec. Deo. Dec Dec.
Apeldoorn
Tivoli
2.30 n.m.
Baam
Musis Sacrum
2.30 n.m.
Hilrersnm
Theater Gooiland
2.30 n.m.
Utrecht
Stadsschouwburg
7.00 n.m.
Amsterdam Bellerue, Gr. Zaal
BE HAAOSCHE BAULETGROEP
STA O S St HO I; Will R« —= TEL. 32932 =^Vrijdag 25 Dec. 1,30 uur Pr, f3.- tot f 0.75
JOZEFS-LEGENDE, Ballei van Richard Strauss LIEFDE OP SOLDIJ (DIE LIEBESPROBE) Ballet van Mozari. Het Orkest der Opera
Vrijdag 25 Dec. 7.30 uur Pr. f3.-tot f 0.75
ADAM IN BALLINGSCHAP
Zaterdag 26 Dec. 2 uur Matinee Pr, f 2.50 tot f 0.50
DE ZONDAAR Tooneelspel van Mr. J. H. PENNING
Zaterdag 26 Dec. 7 uur
LAAGLAND
van JOOST VAN DEN VONDEL
m.m.v. HET ORKEST DER OPERA
Pr. f4.- tot f 1.-
Opera van EUGEN D'ALBERT
Zondag 27 Dec. 2 uur en 7.1 5 uur Pr. f 2.50 tot f 0.50
MEVROUW CARET (MARIE ANTOINETTE)
Tooneelspel van MARCELLE MAURETTE
met het Kameropera Orkest (Dir.: Nie. Ringels) of het Nederlandsche Piano-Duo Bieselaar-Wouters Choreografische leiding: Jan de Ruiter
1» Dec. 33 Dec SO Dec
EEN VROUW GAAT NAAR DE TROPEN
R
H
E
w
H
T R
B
Flora
7.30 n.m.
L
O H
T E
H
s
E
Den Haag
DiligenHa
Vorm uit de letters vervat in onderstaande namen en adressen de namen van vijf bekende filmacteurs en -actrices. 1. Z. H. Riens, Delft. 2. Chr. H. Sothar, Loenen. 3. H. Dakes, Lisse. 4. Paul Ort, Delft 5. A. Laurys, Elburg.
R
Helmond
1
R T B G A E
M M
S E
k
D E
5
O A H S A T C
1 L
HAMLET in studie bij het Resiienüetooneel.
W A H A A R N
7.30 n.m.
l
DEUTSCHES ©THEATER JOHANN STRAUSS OPERETTE
„DER ZIGEUNERBARON
In bovenstaand schaakbord zijn een aantal namen van filmsterren verborgen. Mer ontcijfere deze namen door middel van den welbekenden paardensprong, te beginnen bij de met 1) gewerkte V. Elk vakje mag slechts één keer gebruikt worden.
DUITSCH-ENGELSCH
CV
Deutsche Zeitung In den Niederlanden, 30-11-42:
£7
„Nach Oper und Schauspiel durfte die Strauss-Operette mit Spannung erwartet werden, und es mag vorweg genommen sein: jede Erwartung wurde erfüllt, wenn nicht übertroffen."
■
VAN 1 SEPTEMBER J.L. AF:
„<£>- J
Li A CUB A* A
-
4 December heropend
MUNTPLEIN 10
Bezoe kt nu allen het BAR-CABARETI
WIM DU BEAU VAN WOUSTRAAT 4-6
1
-
AMSTERDAM
HET INTIEME CABARET VAN ZUID 1 22 23
(nr. 50)
- CINEMA
6«
THEATER
Lescht Uw dorst aan de Bron van de nieuwste Bar-Bodega
■
ledere avond half acht — Zondagmiddag van 3-6 matinee 1 50)
BAR-CABARET
Liesje Poons zingt met Jaap Streefkerk's trio
„Een ware „Ohrenschmaus" is't geweest, het bloeiende melos en de petillante rhythmen der geniale partituur door een zoo voortreffelijk geoutilleerd orkest en een zoo prachtig zingend koor tot hun volle recht te hooren brengen in een aesthetisch tooneelmilieu, waar zich de handeling vlot en natuurlijk In prachtig sluitend samenspel voltrok."
&> THEATER - (nr.
Troost-prijzen: mej. H. M. te Amersfoort, mej. D. d. L. te Tilburg, G. M. te Rotterdam, T. S. te Amsterdam, N. H. te Rotterdam.
spelen voor U in de NIEUW GERESTAUREERDE
Haagsche Courant, 30-11-42:
CINEMA
Hoofdfrijs: mej. A. R. te Roggel.
en haar solisten
Leidschestraat 52 - A'DAM
„De ovaties bij open doek en aan het eind van ieder bedrijf waren volkomen verdiend."
AMSTERDAM (Z)
PRIJSWINNAARS
ANNIE XHOFLEER
biedt U hat besta variété van Amstardam
Op de eerste étage: Orchestre CARLO CARCASSOLA met medewerking van de radiozangeres: IK EZ YAH BREE
Het Vaderland, den Haag, 30-11-42:
P. POTTERSTRAAT 4.
Paardensfrongraadsel. Ruth Buchardt, Gisela Uhlen, Lotte Koch.
Verzorgde dag- en avondschotels STATIONSPLEIN 12 HAARLEM
PIET VAN DIJK en zijn orkest
„Men heeft een eenheid in spel, ensceneering, zang en orkestrale samenwerking bereikt, zooals men inderdaad zelden beleeft."
Aan all* kiosken an ■lallons, 15 ei.
Filmsterraadsel: 1. Ezelsoor, 2. hagel nieuw, 3, krijgsvaan, 4. Bazel, s chroom, 6. Vlissingen, 7. gespin, 8. Lago Maggiore, 9. knapzak, 10. ademloos, 11 pensionaat, 12. Franeker. — Zarah Leander.
Leo v. d. Have
REMBRANDTSPLEIN 44
CW) l V^ ^\
(Bar-Cabar.l)
Algemeen Handelsblad, 30-11-42:
„HET RIJK DER VROUW"
Verticaal: 1. Hermann Braun, 2. niet temin, 2. a. re, 3. ar, 3a, inundatie, 4 metamorphose, 6. mes, 7. ria, 13. me. 15. e. e,, 19. u. s., 20. anno, 21. neel 22. c. 1., 26. nu, 28. eg.
ii
„Solisten, koor, orkest, regie, montage, waren een geheel en bovenal was het vooral het tempo, het veerkrachtige en toch luchtige tempo, prikkelend als champagne, dat in de qualitatief zoo hoogstaande vertooning de onmisbare sfeer binnenbracht."
De vrouw leest
In aansluiting op de beschouwing over Shakespeare-opvoeringen in ons land (zie het vorige nummer, blz. 17), kan meegedeeld worden, dat het Residentietooneel „Hamlet" in studie heeft met Paul Steenbergen in de titelrol. De verwachtingen zijn hoog gespannen I
Kruiswoordraadsel: H orizontaal: Honorarium, 4. a. er, 5. roem, 7. rust 8. te, 9. in, 10. erts, xi. adam, 12 n.m.m., 14. ter, x6. bei, 17. iep, 18 nuance, 23. ar, 24. snel, 25. do, 27. ne 29. neurologie.
STATION S-KOFFUäMUlS
GRATIS PROEFLES van de nieuwe schriftelijke methode. In 8 mnd. vlot spreken en schrijven. • Elke week een les. DUITSCH of EMQELSCH f2.- p. m. MIDDENSTANDSDIPLOMA f 2.85 p. m. NEDERL. TAAL en CORRESPOND. . f 1.55 p. m. BOEKHOUDEN en HANUELSREK.. . f 1.05 p. m. NEDERLANDSCH TALEN INSTITUUT - ROTTERDAM (het Instituut dat U vooruit helpt). BON als brief zenden. Oratls les ran (No. C l) Naam adres te
ER LANDEN
van 11 Dec. (no. 47.)
ANAGRAMRAADSEL
U
II
Gevraagd zeven woorden van de volgende beteekenis: i. wild varfcen; 2. bevrachten; 3. postzegel; 4. zeer stevigstaand; 5. begrip; 6. uitgave; 7. het aanbreken van den dag. Wanneer de juiste woorden onder elkaar worden geplaatst, leest men, op de eerste en derde rij, van boven naar beneden, den naam van een jonge Duitsche fïlmactrice.
H A
S
C C E
OPLOSSINGEN
A A
E
R S
FILMSTER-RAADSEL
1
A R L
E T R
7.30 n.m.
Kamerkoor onder leiding van Jef Somers Liederen van Orlandas Lassns, Diepenbrock . Badings, Brahms, e.a.
1
n c
T
Grand Theater
Nieuwe Rotterdammer Courant, 30-11-42:
Administratie:
T
Amersfoort
over de eerste opvoering van de ».»■»W»! n
G
R
3.00 n.m.
HET OORDEEL VAN .DE PERS "
A 0 E
Harmonie
Plaatsbespreking 3 dagen tevoren van 10 — 3 uur, telefonisch van 11 uur af, nr. 32932
"""
s
Alkmaar
NEDEBLANDTSCITE SAXCJIIKKSKOXSTF
31 Dec
Weekblad „Cinema & Theater".
PAARDENSPRONG-RAADSEL
2.00 n.m.
MEDEDEELING. In verband met de Kerstdagen zal het eerstvolgende nummer van ons blad — waarin een tweetal prijsvragen zal voorkomen en dat ook overigens zeer belangwekkend van inhoud zal zijn — enkele dagen vroeger dan gewoonlijk ter perse gaan, zoodat het nog vóór Kerstmis in het bezit onzer post-abonné's en aan de kiosken verkrijgbaar kan zijn.
nievvienaijk 98
njsterdan)
«01 VOEKJèT
Aan de Administratie vmn CINEMA & THEATER Paulus Potierstraai 4 — Amsterdam Zuid.
Mijne Heeren, Elke week wil ik op de hoogte blijven van nieuwe films, tooneelstukken, opera's enz. Noteert u mij dus, op de gebruikelijke voorwaarden, als abonné voor toezending per post. Het abonnementsgeld wordt betaald met ƒ 6.50 per jaar*/ ƒ 3.25 per half jaar*// 1,82s per kwartaal* en voldaan door overschrijving op uw girorekening 78676. Na,ain.,...
Adres
!.
!
j
„..
Handteekening
Datum ,,..,. ; Verzenden in enveloppe als brief of geplakt op een briefkaart. *) Doorhalen wat niet van toepassing Is. P 1083/4
Het weekblad „CINEMA & THEATER" verschijnt des Trljdags. Alle bijdragen, foto's, teekeningen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Redactie, abonnementsopgäven en andere administratieve correspondentie aan de Administratie van Het Weekblad „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-ZUid. Telefoon: 98145, 21511, 21424. — Postgiro no. 78676. — Advertentietarieven op aanvrage verkrijgbaar bij de administratie. — Prijs per losse nummers 15 cents. Abonnementsprijs franco per post ƒ6.50 per jaar, ƒ3.25 per half jaar, ƒ 1.62^4 per kwartaal, bij vooruitbetaling; in plaatsen, waar bezorgers zijn gevestigd, desgewenscht 12 J^ cents per week bij bezorging in de week na verschijning. Abonnementen worden stilzwijgend telkens voor een kwartaal verlengd, indien niet twee weken vóór afloop schriftelijk opzegging is ontvangen. (Prijsverhooging toegestaan bij brief van 23 Maart 1942, no. 1017 P.R. van het Rijksbureau voor de Grafische Industrie.) — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — Bij ongevraagde bijdra,gen sluite men retourporto (zoo mogelijk een geadresseerde en gefrankeerde enveloppe) in.
Wnd. Hoofdredacteur: Joh. T. Hulsekamp, Amsterdam. — RedaefeuE,; L, 3: Capit, Amsterdam« **» 'VWaiit-Hfcfofdëlijk voor de advertenties: R. M. A. Auseip.3, Amsterdam. — Uitgave der N.V. Nederlandsche Uitgeverij „OpboüV", Paulus Potterstraat 4, / Amsterdam-Zuid. (P1083). — Druk der N.V. DrukHerij Bla^vier, / Van Ostadeatraat 233. Amsterdam-Züid. (K 19Ö)'. ' /
CINEMA &* THEATER — No. 50 — 18 DECEMBER 1942