TOPP LVS (Toetsgegevens en OntwikkelingsPersPectief-Leerling Volg Systeem) Inleiding TOPP LVS is alleen een leerlingvolgsysteem. Het is uitstekend te gebruiken naast het administratiesysteem Parnassys. De beide systemen kunnen niet met elkaar verbonden worden. In de wet “kwaliteit (V)SO” wordt gesproken over 3 uitstroomprofielen voor leerlingen met speciale zorg (Zeer moeilijk lerende kinderen), te weten: -
dagbesteding werk diplomering
Het SO en het VSO hebben afzonderlijke uitstroomprofielen, die echter wel op elkaar aansluiten. De uitstroomprofielen van het SO geven aan, welk vervolg er in het VSO gegeven gaat worden, waarna het uitstroomprofiel VSO hierop aansluit. Uitstroomprofielen SO. In het uitstroomprofiel van het SO wordt aangegeven wat het perspectief van de leerling is aan het einde van de schoolperiode in het SO. Er zijn daarom uitstroomprofielen geformuleerd die ouders een leidraad geven waar het gaat om het vervolg op het SO. In de zorgstructuur van de school staat beschreven dat het van belang is om er door middel van een geïndividualiseerd ontwikkelingsperspectief naar te streven dat de leerling bij het SO-schoolverlaten zo goed presteert als dat je redelijkerwijze mag en kan verwachten. Dit betekent in praktijk dat een leerling bij schoolverlaten alle doelstellingen behaald moet hebben die voor dit kind haalbaar zijn. Referentiekader Een belangrijk meetpunt in de bepaling van de kwaliteit van het onderwijs is de vraag of met een leerling alle doelen zijn bereikt die voor deze leerling haalbaar zijn. Omdat we in het ZMLK niet kunnen werken met diplomering was dit een lastige vraag. Om deze reden zijn de ontwikkelingsperspectieven en de systematiek van de TOPP, (Toetsgegevens en OntwikkelingsPersPectief) ontwikkeld. De TOPP is feitelijk een “externe meetlat” die langs de leerlingen gelegd wordt. Door de criteria te objectiveren is een referentiekader ontstaan. Dit referentiekader bevat de doelen waarvan we vinden dat leerlingen met bepaalde kindeigenschappen ze in ieder geval moeten kunnen behalen. Deze verzameling minimaal te behalen doelen op de 40 ontwikkelingsgebieden vormen samen het “ontwikkelingsperspectief”.
1
De orthopedaoog/psycholoog bepaalt bij binnenkomst van een leerling op basis van een aantal “stabiele kindkenmerken” het ontwikkelingsperspectief (OPP) Aan de hand van ervarings- en dossiergegevens hebben zijn er verschillende ontwikkelings-perspectieven (OPP) samengesteld. Een OPP geeft in de TOPP het te verwachten eindniveau bij het verlaten van de school aan. Anders gezegd: op basis van de voorliggende gegevens mag je bij deze leerling verwachten dat deze doelen in ieder geval behaald gaan worden. Aan het einde van de schoolcarrière van een leerling kan je hierdoor vaststellen of alle doelen zijn gehaald die voor deze leerling haalbaar zijn. Naast het ontwikkelingsperspectief aan het einde van de schoolperiode kunnen er ook andere ontwikkelingsperspectieven worden getoond: Eigen leeftijd: welke doelen verwachten we dat de leerling op dit moment behaald zou moeten hebben. Willekeurige leeftijd: Wat vinden we dat de leerling over 1 of 2 jaar behaald moeten hebben 13 jaar, overgang SO-VSO: welke doelen moet de leerling hebben behaald bij de overgang naar het VSO. Ontwikkelingsperspectief (OPP) en (periodieke) ontwikkelingsperspectief (POP) De eerder beschreven uitstroomprofielen worden niet bepaald in de allerlaatste fase van de schoolcarrière van een leerling. Al eerder wordt bepaald, voor welk uitstroomprofiel een leerling primair in aanmerking komt. De basis hiervoor is het “ontwikkelingsperspectief”. Dit ontwikkelingsperspectief is de basis voor de planning van het onderwijs en voor de toekomst van de leerling. Bij toelating tot de school worden alle bekende gegevens van een leerling verzameld. Een deel van deze gegevens kunnen we rangschikken onder de noemer “(stabiele) kindkenmerken”. Hierbij doelen we op kenmerken van een kind die invloed hebben op de ontwikkeling van een kind. Het gaat hierbij om meetbare en objectiveerbare kenmerken. De kenmerken die hierbij worden gehanteerd zijn: -
Intelligentie. Hiervoor wordt het IQ gebruikt dat is vastgesteld door een psycholoog. Ontwikkeling van de sociale redzaamheid, gemeten door de SRZ-schaal. ASS of een andere gediagnosticeerde stoornis die gelijksoortige problemen oplevert (fragiele X, Cornelia de Lange) Het gegeven of een kind wel of niet spreekt. Dit is geoperationaliseerd in de vraag of een kind wel of niet adequaat verbaal communiceert (NAVC)
Op basis van deze gegevens kan worden vastgesteld welk ontwikkelingsperspectief voor een kind geldt. Een ontwikkelingsperspectief is een door de school geformuleerd individueel perspectief wat op basis van aangeleverde- en bekende gegevens en ervaring wordt opgesteld. Er zijn verschillende ontwikkelingsperspectieven geformuleerd, steeds geldend voor een groep leerlingen die aan een aantal kenmerken voldoet.
2
NB Intussen zijn er twee profielen bijgekomen, namelijk5 (4as) en 5(3as) Dit zijn profielen voor kinderen met een hoog IQ (80) autisme en een hoge redzaamheid) Het ontwikkelingsperspectief bestaat feitelijk uit een verzameling van doelstellingen waarvan vastgesteld is dat ze haalbaar zijn voor een leerling met deze kenmerken. Zo’n ontwikkelingsperspectief is voor de school een handvat, wat gebruikt wordt bij verdere planning van het onderwijs en voor het bepalen van een uitstroomprofiel en daarom van het toekomstperspectief van de leerling. Voor een leerling wordt bij toelating op basis van de eerder genoemde stabiele kindkenmerken het ontwikkelingsperspectief geformuleerd. Het geformuleerde ontwikkelingsperspectief heeft consequenties voor het onderwijsaanbod en voor de planning daarvan. In het ontwikkelingsperspectief wat wordt gedefinieerd in de termen van de TOPP, is te zien welke doelstellingen voor deze leerling op basis van de ons ter beschikking staande gegevens minimaal haalbaar moeten zijn. Dit wordt in alle vier de domeinen van de TOPP vastgesteld en vastgelegd. De einddoelen van het onderwijs blijven dus onveranderlijk voor iedereen hetzelfde: door een ontwikkelingsperspectief te hanteren wordt de ontwikkeling en de vooruitgang van een leerling afgezet tegen de bij de start van het onderwijs uitgesproken verwachtingen. Wanneer tijdens de schoolperiode aan de hand van de TOPP blijkt dat een leerling meer of misschien minder doelen kan behalen dan in het geformuleerde ontwikkelingsperspectief wordt weergegeven, zullen er in het POP individuele bij de prestaties van het kind passende doelen worden geformuleerd. Het presteren of de ontwikkeling van een kind kan ook aanleiding zijn voor de school om het ontwikkelingsperspectief aan te passen. Het ontwikkelingsperspectief wordt ieder jaar geëvalueerd aan het einde van het schooljaar. Aan de hand van de TOPP wordt bekeken of de leerling nog de leerroute volgt die in het OPP staat aangegeven. Gekeken wordt, of alle doelen zijn behaald die voor deze leerling haalbaar zijn. Het ontwikkelingsperspectief is ook het instrument om bij het verlaten van de school het eindniveau af te zetten tegen de, door middel van het ontwikkelingsperspectief uitgesproken verwachtingen m.b.t. het functioneren van het kind. Als een kind beter of slechter heeft gepresteerd wordt daar in het eindrapport een verklaring voor gezocht. Door een streefniveau te formuleren bij de overgang van het SO naar het VSO is daar ook een moment om te evalueren hoe een leerling er voor staat, met de mogelijkheid om verklaringen te zoeken als er grote afwijkingen worden geconstateerd tussen het functioneren van een leerling en het geformuleerde ontwikkelingsperspectief.
3
Kritische succesfactoren. Binnen de zorgstructuur van de school zijn “kritische succesfactoren” geformuleerd voor de uitstroom naar de verschillende uitstroomprofielen. Op basis van gesprekken met bedrijven, ervaring en nazorg van leerlingen die de school hebben verlaten zijn er criteria geformuleerd van zaken / gedrag / prestaties / doelen waar een leerling die de school aan moet voldoen om succes te hebben in de verschillende naschoolse situaties. Het gaat hierbij om de twee uitstroomprofielen waar werk bij is gemoeid. Zo zijn er kritische succesfactoren geformuleerd voor de uitstroom naar arbeidsmatige dagbesteding en voor uitstroom naar arbeid. Deze kritische succesfactoren zijn geoperationaliseerd en geformuleerd in termen van de TOPP. Het betekent dat we in de TOPP een aantal items hebben vastgesteld die cruciaal en beslissend zijn voor de leerling om te slagen in de verschillende uitstroommogelijkheden. Dit betekent dat het TOPP-items zijn waaraan voldaan moet worden als een leerling uit gaat stromen naar arbeidsmatige dagbesteding of arbeid. Voor het profiel “Uitstroom naar dagbesteding” worden geen kritische succesfactoren geformuleerd. Het zou namelijk kunnen voorkomen dat met zelfs bij het ontbreken van maar één kritische succesfactor in dat profiel leerlingen worden uitgesloten van een vervolgplek terwijl daar bij uitstroom naar een dagcentrum geen sprake van kan zijn. Iedere leerling kan uiteindelijk naar een dagvoorziening, als andere plekken niet lukken. Er zijn echter wel “gewenste” succesfactoren” geformuleerd, eveneens geoperationaliseerd in termen van de TOPP. Ook bij een van de andere uitstroomprofielen kan het voorkomen dat een leerling een kritische succesfactor heeft waaraan niet wordt voldaan. Als het bijvoorbeeld gaat om de factor “de leerling reist zelfstandig naar een willekeurige plaats” dan kan het daadwerkelijk betekenen dat de leerling in plaats van naar een zelfstandige baan uitstroomt naar een arbeidsmatig dagcentrum. Het kan voor komen dat bij een individuele leerling een van de kritische items niet van toepassing hoeft te zijn. Bijvoorbeeld een leerling die bij familie in een bedrijf terecht kan en iedere dag wordt opgehaald. Hij hoeft dan dus niet met het openbaar vervoer te kunnen reizen. De profielen en kritische succesfactoren zijn geen “diploma’s”. Het is altijd zo dat naast het ontwikkelingsperspectief gekeken wordt naar individuele omstandigheden. In het transitieplan kunnen deze individuele aanpassingen in de profielen en succesfactoren worden aangegeven. De kritische succesfactoren zijn gekoppeld aan de uitstroomprofielen zoals ze in dit stuk worden omschreven, maar ook aan het ontwikkelingsperspectief wat wordt vastgesteld aan de hand van de stabiele kindkenmerken. Er ontstaat zo een systeem waarbij op verschillende manieren naar leerlingen, competenties en presteren gekeken kan worden. De TOPP wordt zo gebruikt om leerlingen te volgen, maar ook om het POP te formuleren, zowel groeps- als individuele plannen. Het is dus een volgsysteem, maar ook een planningssysteem. Doordat de kritische succesfactoren duidelijk zijn voor de verschillende uitstroomprofielen is het mogelijk om het accent in het programma en de aanpak voor individuele leerlingen te verleggen. Er kan gerichter worden gewerkt aan die specifieke competenties die nodig zijn om te slagen in de voor deze leerling beste vervolgvoorziening.
4
Kitische succesfactoren profiel “begeleid werk” in de TOPP geplaatst
Kritische succesfactoren “zelfstandig werk” in de TOPP geplaatst
Gewenste succesfactoren Naast de kritische succesfactoren zijn er ook “gewenste succesfactoren”. Ook deze succesfactoren zijn tot stand gekomen na gesprekken met dagcentra en “ontvangende” instanties. Vastgesteld is, van welke doelstellingen uit de TOPP het gewenst is dat ze absoluut behaald moeten zijn door alle leerlingen die de school verlaten. Deze inventarisatie brengt de school in een “spagaat” omdat er onderscheid gemaakt moet gaan worden in de mate van “belangrijkheid” van de verschillende onderwijsdoelen. De kracht van ons onderwijs is juist dat alle doelen van even groot belang zijn: het leren lezen in net zo belangrijk als het leren je eigen neus te snuiten of je veters leren strikken. In TOPP-termen: er wordt geen onderscheid gemaakt in importantie tussen de doelen die we nastreven in de 4 delen in de 40 lijsten. Dat onderscheid moet hierbij wel worden gemaakt omdat er van een aantal doelen bepaald moet worden dat ze wat ons betreft onontbeerlijk zijn bij het plaatsen van een leerling in een vervolgvoorziening. Het valt op dat het hierbij veelal gaat om zelfredzaamheids- en persoonlijkheidsaspecten. Ook valt het op dat er in deze factoren geen onderscheid wordt gemaakt tussen de factoren die worden geformuleerd voor de 3 uitstroommogelijkheden. Omdat we het ontwikkelingsperspectief formuleren in termen van de TOPP, en dat gebeurt door aan te geven welke doelen binnen de TOPP haalbaar zijn voor een leerling, zijn er bijna altijd gewenste- of kritische succesfactoren die buiten het ontwikkelingsperspectief
5
van een leerling vallen. Het is aan de school, en dat gebeurt in de POP’s, om aan te geven hoe die specifieke doelen toch basis zijn voor het handelen. Gewenste succesfactoren in de TOPP geplaatst
Het is duidelijk dat dit, gekoppeld aan de door het onderwijspersoneel ingevulde TOPP de basis is voor de invulling van het transitieplan van de leerling. Er wordt gekeken aan welke doelstellingen nog specifiek aandacht besteed moet worden om de uitstroom te realiseren die voor deze leerling op grond van zijn/haar profiel mogelijk en wenselijk is. Kritische succesfactoren cognitieve ontwikkeling De TOPP laat ook kritische succesfactoren zien voor de lees- en rekenvoorwaarden. Het overzicht van deze succesfactoren geeft bij iedere leerling inzicht of het behalen van de lees- of rekenvoorwaarden binnen het OPP van de leerling valt en welke van de items behaald zijn. Het gaat om doelen in de TOPP die absoluut behaald moeten worden om aan het lees- en rekenproces te kunnen beginnen. De kritische succesfactoren voor het rekenen en lezen doen hetzelfde: het overzicht laat zien of het lezen en rekenen binnen het OPP van de leerling valt en welke van de items behaald zijn. Kritische succesfactoren wonen De TOPP geeft inzicht in de mogelijkheden van leerlingen om begeleid of zelfstandig te kunnen gaan wonen. Bij instanties waar leerlingen van onze school zijn gaan wonen is geïnventariseerd, wat leerlingen bij het verlaten van de school moeten kunnen en kennen , wil het wonen een succes worden. Dit is geoperationaliseerd naar de doelen in de TOPP en geeft een overzicht, welke doelen behaald zouden moeten worden als de leerling zelfstandig of begeleid zelfstandig wil of moet gaan wonen. Ook bij deze doelen geldt dat in de eindfase van het onderwijs gekeken wordt, welke gewenste opbrengsten voor de leerling van belang zijn, en aan welke van de succesfactoren aandacht besteed moet worden.
6
Koppeling aan opbrengsten In de eindfase van het onderwijs zijn we op deze manier in staat om zeer specifiek de gewenste opbrengsten te formuleren die nodig zijn om de leerling te laten slagen in de vervolgvoorziening, of dat nu werk of dagbesteding is, begeleid of zelfstandig wonen. Door het gebruik van deze systematiek zijn we in staat om de opbrengsten van ons onderwijs af te zetten tegen een systeem in plaats van tegen de leerling zelf. We creëren hiermee een extern referentiekader. Het doel van ons onderwijs is naast allerlei in persoonlijkheidstermen omschreven doelen als zelfstandigheid, motivatie en zelfredzaamheid, gewoon om ervoor te zorgen dat iedere leerling zoveel mogelijk onderwijsdoelen behaalt in zijn of haar schoolcarrière. Dat realiseren we door steeds de lat hoog te leggen en steeds te kijken of een leerling naar verwachting presteert. Daarvoor hebben we, uitgaande van de geformuleerde ontwikkelingsperspectieven en de gegevens die we van de leerlingen hebben, een koppeling gelegd tussen ieders ontwikkelingsperspectief (feitelijk het voorspelde aantal te behalen doelen) en het daadwerkelijk aantal behaalde doelen. Om dit te doen hebben we de uitstroomprofielen feitelijk opgedeeld in profielen per leeftijdsjaar. Ieder ontwikkelingsperspectief is daarom opgesplitst is 16 stukken, geformuleerd in een jaarlijks aantal te behalen doelen. Een TOPP bestaat uit vier delen: A. persoonlijke redzaamheid, B. Cognitieve ontwikkeling, C. Sociaal-emotionele en creatieve ontwikkeling D. Praktische vorming en maatschappelijke redzaamheid.
Van ieder OPP is in kaart gebracht wat het in ieder der delen te behalen aantal doelen is. Hieronder het schema waarin te zien is hoe de te behalen items zich ontwikkelen en zich onderling verhouden.
7
INHOUD TOPP Zoals eerder aangegeven wordt in de hele school, in SO en VSO, voor alle leerlingen hetzelfde leerlingvolgsysteem gehanteerd. De TOPP, Toetsgegevens en OntwikkelingsPersPectief, brengt de totale ontwikkeling van de leerling in kaart. De ontwikkeling wordt getoetst op 40 verschillende ontwikkelingsgebieden. Deze ontwikkelingsgebieden vallen onder 4 domeinen: Persoonlijke redzaamheid Cognitieve ontwikkeling Sociale ontwikkeling Praktische vorming en maatschappelijke redzaamheid Voor ieder van deze 4 domeinen zijn 10 lijsten vastgesteld waarop gescoord wordt hoe een leerling zich ontwikkelt. Hieronder staan de lijsten per ontwikkelingsgebied vermeld:
8
A. A1. A2. A3. A4. A5. A6. A7. A8. A9. A10.
Persoonlijke zelfredzaamheid Eten en voeding Basisontwikkeling Bevordering gezond gedrag Verkeer Lichamelijke opvoeding Zwemmen Zorg voor kleding Veiligheid in huis Persoonlijke hygiene Burgerschap
B. B1. B2. B3. B4. B5. B6. B7. B8. B9. B10.
Cognitieve ontwikkeling Communicatie Denkontwikkeling Lezen / Papiaments Rekenen Meten en wegen Omgaan met geld Tijd, klok en kalender Schrijven Motivatie en werkhouding Milieu en het weer
C. C1. C2. C3. C4. C5. C6. C7. C8. C9. C10.
Sociaal emotionele en creatieve ontwikkeling Sociale redzaamheid, omgaan met gevoelens Spel & expressie Omgangsvormen Levensbeschouwing Muziek Tekenen Handvaardigheid Vrije tijd en recreatie Textiele werkvormen Seksuele vorming
D. D1. D2. D3. D4. D5. D6. D7. D8. D9. D10.
Praktische vorming en maatschappelijke redzaamheid Inrichting van een ruimte, kamer of woning Koken/ Horeca Computergebruik Tuinonderhoud en dierverzorging Huishoudelijke dienstverlening Houtbewerking en kluskunde Constructie en fietsonderhoud Stage Zelfstandig reizen Stage buiten school
De SLO (Stichting Leerplan Ontwikkeling) heeft aan de hand van de kerndoelen van het reguliere basisonderwijs kerndoelen voor het ZMLK-onderwijs vastgesteld. Alle SLO doelen zijn verwerkt in de TOPP. Het laatste doel in de lijst is gelijk aan het einddoel van ons onderwijs. Dat doel is ook het SLO-kerndoel. De scoring gebeurt één keer per jaar. Meestal is dit eind april/begin mei. Na afname volgt er een rapportageoverzicht van iedere leerling. Hierin zijn de gegevens van de TOPP in tabellen weergegeven en kan bekeken worden hoe de prestaties van de leerling zich verhouden tot zijn ontwikkelingsperspectief en uitstroomprofiel. Leerlijnen Om het onderwijs goed en verantwoord te kunnen geven zijn leerlijnen onmisbaar. De leerlijnen zijn kleine stapjes/ doelen die naar het einddoel van de TOPP toewerken. De leerlijnen zijn geplaatst tussen de TOPP-doelen (in het document Leerlijnen) De tussendoelen zoals omschreven in de leerlijnen kunnen gebruikt worden bij het opstellen van het POP wanneer het TOPP-doel een te grote stap is. N.B. De leerlijndoelen staan niet op volgorde! Het is bedoeld als naslagwerk om een goed passend tussendoel te vinden. Hieronder een voorbeeld van leerlijnen die geplaatst zijn voor het TOPP-doel: “De leerling telt synchroon tot 10”. 7 De leerling doet mee met het tellen en de telrij passief in liedjes en via andere werkvormen De leerling doet mee met het tellen en de telrij in relatie tot het lichaamsschema (tellen op je vingers) De leerling telt in relatie tot concrete voorwerpen (tellen met blokjes) De leerling telt in relatie tot symbolen op papier (tellen met plaatjes en vervolgens turfstreepjes) De leerling zegt de telrij op met de hele klas tot 5 (meetellen) De leerling imiteert het synchroon tellen tot 10 De leerling telt synchroon t/m 5 met grote, tastbare voorwerpen De leerling telt synchroon t/m 5 met getekende voorwerpen De leerling telt synchroon t/m 10 met grote, tastbare voorwerpen De leerling telt synchroon t/m 10 met getekende voorwerpen De leerling telt synchroon t/m 10 met de getallenlijn 7 De leerling telt synchroon tot 10.
9
TOPP-rapportage Na het invullen van alle TOPP-scores in het systeem komt een aantal rapportages beschikbaar: -
Overzicht van alle TOPP-scores In tabellen: overzicht van behaalde scores afgezet tegen voorspelde scores Overzicht van gescoorde items per jaar Ontwikkelingsperspectief bij gekozen leeftijd Ontwikkelingsperspectief bij 12 jaar Ontwikkelingsperspectief bij 20 jaar Gewenste succesfactoren voor uitstroomprofiel 1: dagbesteding Kritische succesfactoren voor uitstroomprofiel 2: begeleid werk Kritische succesfactoren voor uitstroomprofiel 3: zelfstandig werk Kritische succesfactoren voor begeleid wonen Kritische succesfactoren voor zelfstandig wonen Kritische succesfactoren voor de leesvoorwaarden Kritische succesfactoren rond leren lezen Kritische succesfactoren voor de rekenvoorwaarden Kritische succesfactoren rond leren rekenen
Deze rapportages geven de leerkracht een compleet overzicht van de vorderingen van iedere individuele leerling, van de vorderingen afgezet tegen de verwachtingen en de mate waarin de leerling voldoet aan de kritische succesfactoren voor de diverse uitstroommogelijkheden. Beschrijving ontwikkelingsperspectief: Hieronder 2 voorbeelden van de beschrijving van het OPP, met de gehanteerde criteria, het OPP bij de overgang van SO naar VSO en het OPP bij 20 jaar.
Ontwikkelingsperspectief OPP 1AN IQ < 35 35
50 5070 Autisme SRZ<6 SRZ>6 IQ 60+ NAVC
Beschrijving: Leerling met laag niveau, autisme en een lage SRZ-score. Bovendien heeft deze leerling problemen met de communicatie: hij/zij is niet in staat om verbaal adequaat te communiceren. Dit heeft grote gevolgen voor de ontwikkeling. In de persoonlijke redzaamheid zullen wel doelen worden behaald. Het lage niveau en het autisme beperken echter de mogelijkheden substantieel. De cognitieve ontwikkeling zal
10
door de problemen met de communicatie beperkt blijven; de sociaal-emotionele ontwikkeling zal ook laag scoren. De praktische vorming zal op een aantal gebieden mogelijkheden bieden. Een gestructureerde, duidelijke en voorspelbare onderwijsleeromgeving maken de kans op succes groter. Als uitstroomprofiel ligt voor deze leerling de uitstroom naar dagbesteding voor de hand. De kritische succesfactoren voor uitstroom naar een arbeidsmatige vorm van dagbesteding of zelfstandig werk liggen buiten de mogelijkheden van deze leerling.
Ontwikkelingsperspectief OPP 3S IQ < 35 3550 5070 Autisme SRZ<8 SRZ>8 IQ 60+ NAVC
Beschrijving: Leerling met goed niveau. De verwachting is dat in de persoonlijke redzaamheid veel doelen te behalen zijn. De cognitieve ontwikkeling biedt ook veel mogelijkheden; de sociaal-emotioneel en de praktische vorming zullen op een aantal gebieden mogelijkheden bieden voor ontwikkeling. De verwachting is dat een leerling met dit profiel een evenwichtig profiel zal laten zien, met een ontwikkeling op alle gebieden. De kritische succesfactoren voor begeleid werk vallen volledig binnen dit profiel. Een uitstroom naar arbeidsmatige dagbesteding is daarom in ieder geval mogelijk. Het profiel laat zien dat een enkele kritische succesfactor voor het profiel “uitstroom naar arbeid” buiten het profiel valt. Het niveau en de sociale redzaamheid geven echter aan dat als aan deze factoren in de transitieperiode veel aandacht wordt besteed, de kritische succesfactoren door sommige leerlingen zeker kunnen worden bereikt, waarbij een baan in het vrije bedrijf gerealiseerd kan worden. Het is voor deze leerling moeilijk om de kritische doelen rond het adequaat omgaan met tijd, de sociale redzaamheid en rond stages te bereiken. Ook het zelfstandig reizen met het openbaar vervoer is moeilijk.
11
Overzicht gewenste- en kritische succesfactoren Gewenste succesfactoren profiel a, b en c A1 A2
16 20
A3 A3 A4 B1
16 21 20 4
B9 B9 B9 B9 C1 C1 C1 C3 C3 C3 C3 D5 D8
5 7 8 9 5 9 17 1 3 15 19 11 1
De leerling eet het brood met vork en mes. De leerling houdt zich aan meerdere regels op school en past zich, indien nodig, aan. De leerling verzorgt zichzelf adequaat. De leerling is sociaal en zelfredzaam binnen zijn/ haar eigen mogelijkheden. De leerling beweegt zich zelfstandig, als voetganger, in het verkeer. De leerling communiceert met behulp van ondersteunende materialen (foto’s/picto’s en voorwerpen). De leerling staat open voor nieuwe activiteiten. De leerling wacht rustig totdat hij/ zij verder geholpen wordt. De leerling werkt met begeleiding zorgvuldig. De leerling vraagt om hulp als hij/ zij niet verder kan. De leerling accepteert een corrigerende opmerking. De leerling durft personeelsleden tegemoet te treden. De leerling is in staat kritiek te incasseren. De leerling kijkt je aan wanneer hij/zij wordt aangesproken. De leerling beantwoordt een begroeting/ afscheid De leerling geeft een hand en stelt zich voor. De leerling houdt zich aan afspraken. De leerling ruimt alles in een ruimte op op een vaste plaats. De leerling is coöperatief.
Kritische succesfactoren uitstroomprofiel B; begeleid werk
12
A2 A3 A8 A9 A9 B2 B9 B9 C1 C1 C3 D8
20 4 14 10 12 1 2 23 10 17 4 1
D8
9
De leerling houdt zich aan meerdere regels op school en past zich, indien nodig, aan. De leerling vraagt als hij/ zij iets nodig heeft. De leerling gaat veilig om met elektriciteit, vuur, gas De leerling droogt handen af. De leerling wast, functioneel, de handen. De leerling voert enkelvoudige opdrachten uit. De leerling voert na korte instructie de opdrachten zelf uit. De leerling doet taken gemotiveerd en zelfstandig. De leerling voert een opdracht in de school uit. De leerling is in staat kritiek te incasseren. De leerling accepteert opdrachten. De leerling is coöperatief. De leerling toont voldoende plichtsbesef/ houdt zich aan regels en afspraken.
Kritische succesfactoren uitstroomprofiel 3; zelfstandig werk. A2 14 De leerling toont zelfvertrouwen in bekende situaties. A2 16 De leerling brengt geduld op. A2 18 De leerling neemt initiatief. De leerling houdt zich aan meerdere regels op school en past zich, indien nodig, A2 20 aan. A3 2 De leerling gebruikt adequaat “nee”. A3 3 De leerling gebruikt adequaat “ja”. A3 4 De leerling vraagt als hij/ zij iets nodig heeft. A3 7 De leerling past sociale vaardigheden/omgangsregels toe. A3 9 De leerling verzorgt zijn/ haar kleding op een adequate manier. A3 15 De leerling gaat adequaat om met frustratie. A3 16 De leerling verzorgt zichzelf adequaat. A4 20 De leerling beweegt zich zelfstandig, als voetganger, in het verkeer. A8 14 De leerling gaat veilig om met elektriciteit, vuur, gas A9 9 De leerling droogt handen af. A9 10 De leerling gebruikt toiletpapier. A9 12 De leerling snuit zelfstandig de neus. B2 1 De leerling voert enkelvoudige opdrachten uit. B2 3 De leerling beheerst de begrippen groot- klein. B2 4 De leerling beheerst de begrippen op-in-onder. B2 5 De leerling beheerst de begrippen dik- dun. B2 6 De leerling beheerst de begrippen vooraan- achteraan. B7 21 De leerling gebruikt de agenda correct. B7 23 De leerling gebruikt tijdsaanduiding adequaat, rekening houdend met tijdsduur. B9 B9 B9 B9 B9 B9 B9 B9 B9 C1 C1 C1 C3 C3 D8 D8 D8 D8 D8 D8 D8 D8 D9
13
1 2 3 8 9 14 17 20 23 5 10 17 4 21 2 4 6 8 9 10 11 14 14
De De De De De De De De De De De De De De De De De De De De De De De
leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling leerling
luistert naar gegeven instructies. voert na korte instructie de opdrachten zelf uit. zet enkelvoudige instructies om in handelingen. werkt met begeleiding zorgvuldig. vraagt om hulp als hij/ zij niet verder kan. voert zonder prikkels van buitenaf een opdracht uit. merkt de fouten zelf op en corrigeert ze zelf als hij daartoe in staat is. is werkzaam, heeft weinig toezicht nodig, zoekt naar werk. doet taken gemotiveerd en zelfstandig. accepteert een corrigerende opmerking. voert een opdracht in de school uit. is in staat kritiek te incasseren. accepteert opdrachten. komt op tijd zonder herinnering/toezicht. werkt geconcentreerd. kan het vereiste werktempo aan. toont inzet/ is gemotiveerd. blijft aan het werk. toont voldoende plichtsbesef/ houdt zich aan regels en afspraken. is stipt. toont verantwoordelijkheid voor de taak. gaat adequaat om met meerderen/ aanvaardt gezag. reist zelfstandig naar een willekeurige plaats.
Bijlagen Bijlage 1 – TOPP toetsing Bijlage 2 – beschrijving ontwikkelingsprofielen Bijlage 3 – De doelen van de TOPP en voorsteltoetsing nieuwe leerling zonder dat IQ is bepaald. Bijalge 4 – SRZ-i bepaling sociale redzaamheid Bijlage 5 – Vertaling kerndoelen ZML naar TOPP-doelen Bijlage 6 - Kritische succesfactoren in WORD bestand
14