Leerling eerling Volg Systeem t
Leerlingvolgsysteem Een leerlingvolgsysteem is een instrument om een beeld te krijgen van de mogelijkheden van een kind. Binnen dit leerlingvolgsysteem zijn de volgende aspecten beschreven: aspecten beschreven:
• Motorische vaardigheid • Spelinzicht • Gedrag in spel‐ en beweegsituaties
Kinderen bewegen en spelen (eindeloos) in voor hen d b l ( d l ) h uitdagende situaties
Wat bepaalt of een kind eindeloos beweegt of speelt in een situatie? ‐ zijn/ haar mogelijkheden (vaardigheid) ij / h lijkh d ( di h id) ‐ de de mate waarin een situatie aantrekkelijk en haalbaar is voor mate waarin een situatie aantrekkelijk en haalbaar is voor hem/haar ‐ de mogelijkheden‐ en de mening van de andere kinderen van de andere kinderen
Uitgangspunt 1 Uitgangspunt 1 • Kennis van de beginsituatie van kinderen is een belangrijke voorwaarde om tot een goede (adaptieve) les te komen. • De motorische vaardigheid van een kind vormt hierin ee be a g j e e d aad een belangrijke leidraad. • Kennis Kennis van de motorische vaardigheid kan een van de motorische vaardigheid kan een belangrijk hulpmiddel zijn van een leerkracht.
Voorbeeld Groep 5 gaat (hurkwend‐)) springen over een kast: Groep 5 gaat (hurkwend springen over een kast: ‐ Welke Welke kasthoogte zet de leerkracht neer in deze groep? Niet te kasthoogte zet de leerkracht neer in deze groep? Niet te hoog en niet te laag! ‐ Maar hoe hoog is dat? Maar hoe hoog is dat? ‐ Welke niveaus van kastspringen kun je beschrijven?
En mogelijk ook: hoe verdeel ik de kinderen met verschillende motorische vaardigheden over de groepen (heterogeen of homogeen).
Uitgangspunt 2 Uitgangspunt 2 • Observeren en registreren moet weinig tijd in beslag nemen • We gaan uit van gemiddeld 5 minuten per kind 15 jaar geleden gestart met 16 verschillende • 15 jaar geleden gestart met 16 verschillende bewegingssituaties. Binnen de meeste onderwijs‐ ssituaties vormde de observatie‐ ua es o de de obse a e een registratietijd een eg s a e jd ee veel te groot struikelblok om tot invoering te komen. Uiteindelijk uitgekomen tot het observeren en • Uiteindelijk uitgekomen tot het observeren en registreren van 4 vaardigheden (vaardigheidslijnen).
Uitgangspunt 3 Uitgangspunt 3 • D De 4 te observeren vaardigheden moeten zeer 4 b di h d voorspellend zijn m.b.t. de gehele vaardigheid van een kind een kind • M M.a.w. er is i sprake van transfer
Wat te doen met deze gegevens tijdens een les • Een haalbaar startniveau arrangeren bv. bij basislessen bewegingsonderwijs zijn tussen de 4 – 13 niveaus beschreven. Deze staan los van de leeftijd of de groep van een kind. alle niveaus | beperkt aantal niveaus | aangegeven niveau
• Rekening houden met groepsindelingen – Vaardigheidshomogeen of ‐heterogeen
Waarop zijn de gegevens gebaseerd? Waarop zijn de gegevens gebaseerd? • Een aantal gegevens is ontleend aan bestaand onderzoek. M.n. Oseretsky en ABC (van Wiegersma) • Er is een eigen praktijkonderzoek gedaan om Er is een eigen praktijkonderzoek gedaan om normeringen en signalerings‐percentages vast te stellen
4 vaardigheden/ vaardigheidslijnen 4 vaardigheden/ vaardigheidslijnen
Stilstaan Springen kracht Springen coördinatie p g Stuiten
Vaardigheids familie Vaardigheids familie 4 S‐en Stilstaan | Springen kracht | Springen Coördinatie | Evenwicht
Coördinatie
Stuiten
Oog‐ hand coördinatie
Motorisch gebied
Overzichtsformulier
Overzichtsformulier
8 10
12
Overzichtsformulier
Overzichtsformulier
Overzichtsformulier
Film LVS afname individueel Stilstaan Springen Kracht Springen Coördinatie
Stuiten
Film LVS afname individueel Stilstaan 5.5 jaar
Springen Kracht Springen Coördinatie 5.2 jaar
Stuiten 4.8 jaar
Groepsformulier
Overige 4 vaardigheden Overige 4 vaardigheden
Balanceren in beweging Klimmen Koprol p Vangen
Overige 4 vaardigheden Overige 4 vaardigheden Balanceren in beweging Klimmen Rollen Vangen
Overige 4 vaardigheden Overige 4 vaardigheden Rollen Vangen
Vaardigheids familie overige 4 vaardigheden
Stilstaan
Balanceren in beweging Springen kracht Springen Coördinatie Klimmen Koprol Stuiten Vangen Evenwicht
Coördinatie Oog‐ hand coördinatie
Motorisch gebied Motorisch gebied
Werkwijze Wie: Optimaal
Alle kinderen in groep 1‐4; Daarna alleen gelabelde Daarna alleen gelabelde kinderen volgen;
Wat:
De 4 S‐en observeren en de opvallende kinderen ook de opvallende kinderen ook de overige items;
Hoe vaak:
2x per jaar
Door wie:
Docent LO/ groepsleerkracht
Werkwijze R ë l Reëel
Wie
:Alle kinderen van groep 1‐3, daarna alleen de gelabelde daarna alleen de gelabelde kinderen
Wat
: 4 vaardigheden
Hoe vaak
: 1x per jaar
Door wie
: Docent LO/ groepsleerkracht
Voordelen niveau homogene groepen Voordelen i h • Differentie zit in de organisatie • Veel succesbeleving Veel succesbeleving • Meer leerrendement want aanbod op maat • Groepsindelingen Groepsindelingen zijn voor verschillende zijn voor verschillende vaardigheden verschillend
Een kind dat 19 (li) en 11 (re) hinkels nodig heeft om 9 meter te overbruggen:
Is bij activiteiten waarin snelheid, wendbaarheid of kracht een rol spelen (veel) minder vaardig dan een klasgenoot die op 6 keer hinkelt om 9 meter te overbruggen. b
Als deze kinderen in een heterogene groep een tikspel p j p p spelen zijn de kansen op succes zeer uiteenlopend
Film niveau homogeen Film niveau homogeen
EXTRA S EXTRA’S
Ondersteunende website Ondersteunende website
Voorbeeld filmpje op website Voorbeeld filmpje op website
Voorbeeld CD‐rom
Zorg voor beweging Zorg voor beweging In de ALO
In de PABO
Film extra Film extra
Einde Informatie over de f aanschaf van het LVS bewegen & Spelen vind je in je mapje vind je in je mapje.
Motoriek.nl | Elise van Weene |
[email protected]