Toolkit Eenzaamheid Doelen Het voorkomen, oplossen en/of verwerken van eenzaamheid bij ouderen: 1. Het vaststellen van de mate van eenzaamheid. 2. Het onderscheiden van de soort eenzaamheid. 3. Het zoeken naar oplossing of mogelijkheden tot verwerken of omgaan met eenzaamheid. 4. Het faciliteren van ouderen om zelf mogelijkheden te onderzoeken en maatregelen te treffen ter voorkoming van eenzaamheid of als oplossing voor mogelijk aanwezige eenzaamheid. Achtergrond Definitie Eenzaamheid kan omschreven worden als het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde relaties (De Jong Gierveld & Van Tilburg, 2007). Dit is niet gelijk aan sociaal isolement dat een objectieve maat is voor de grootte van het sociale netwerk (het aantal sociale contacten). Weiss beschreef in 1973 het onderscheid in emotionele en sociale eenzaamheid. 1. Emotionele eenzaamheid ontstaat bij het subjectief ervaren van een sterk gemis rond de afwezigheid van een intieme relatie, een emotioneel hechte band met een partner of een hartsvriendin. In principe kan deze vorm van eenzaamheid alleen opgelost worden door het aangaan van een nieuwe emotioneel hechte band. 2. Sociale eenzaamheid is gekoppeld aan het subjectief ervaren gemis van betekenisvolle relaties met een bredere groep van mensen om je heen, zoals kennissen, buurtgenoten, mensen met dezelfde belangstelling, mensen om samen een hobby uit te voeren. Deze vorm van eenzaamheid kan zich voordoen na bijvoorbeeld een verhuizing. Een intieme partnerrelatie kan deze vorm van eenzaamheid niet opheffen (De Jong Gierveld & Van Tilburg, 2007). Prevalentie Eenzaamheid komt op alle leeftijden voor. Schattingen laten zien dat 30% van de bevolking van Nederland beschouwd kan worden als eenzaam (De Jong Gierveld & Van Tilburg, 2007). Van deze 30% is 10 % sterk eenzaam en 20% matig eenzaam. Uit onderzoek van de GGD blijkt dat in Amsterdam van de 75-plussers 53% eenzaam is, 13% is zelfs ernstig eenzaam (GGD Amsterdam). Bij onderzoeken van de GGD in andere delen van Nederland is tussen de 40 en 50% van de 65-plussers eenzaam en 6-7% ernstig eenzaam (GGD Hollands Midden, GGD Hollands Noorden, GGD Hart voor Brabant, GGD Gelre-IJssel). Sociale contacten en gezondheid zijn de belangrijkste determinanten van de kwaliteit van leven volgens ouderen. Door kwetsbare ouderen, die al ziekten en beperkingen hebben, worden sociale contacten gezien als de meest bepalende factor voor kwaliteit van leven zo bleek uit een onderzoek van Puts et al. (2007).
1
Oorzaken en risicofactoren Eenzaamheid komt in alle lagen van de bevolking voor en is in veel gevallen tijdelijk, maar een grote groep is langdurig eenzaam. Eenzaamheid komt vaak voor onder volwassenen van middelbare leeftijd en ouderen. Het ‘ouder zijn’ is niet de oorzaak van eenzaamheid, maar naarmate men ouder wordt doen ingrijpende levensgebeurtenissen die het risico van vereenzamen met zich meedragen vaker en soms gelijktijdig voor. Het verlies van de partner, een afnemend sociaal netwerk en een verslechterende gezondheid zijn risicofactoren voor eenzaamheid bij ouderen (Fokkema & De Jong Gierveld, 2003). Sommige eenzamen zijn sociaal eenzaam, en anderen zijn alleen emotioneel eenzaam. Ook een combinatie kan voorkomen. Uit de ouderenenquêtes van de GGD Hart voor Brabant en GGD Gelre-IJssel blijkt 40-44% van de 65-plussers niet sociaal noch emotioneel eenzaam te zijn, 8-10% voelt zich emotioneel eenzaam en 15-23% alleen sociaal eenzaam, 18-24% ervaart zowel emotionele als sociale eenzaamheid. Emotionele eenzaamheid lijkt vaker voor te komen bij de 75-plussers dan bij de ouderen tot 75 jaar (GGD Hollands Noorden, GGD Gelre-IJsel, GGD Amsterdam, GGD Hart voor Brabant). De oorzaken van eenzaamheid kunnen op verschillende niveaus liggen. In het digitale werkboek Eenzaamheid Ouderen van Vilans (2006) worden de volgende oorzaken op drie niveaus onderscheiden: 1. Intra-individuele oorzaken / microniveau Deze oorzaken kunnen worden toegeschreven aan het individu. Verklaringen in de persoonlijke levenssfeer zijn te vinden in bijvoorbeeld persoonlijkheidskenmerken zoals het ontbreken van bepaalde sociale vaardigheden, gezondheidsproblematiek zoals bv slechthorendheid, mobiliteitsproblemen, slechtziendheid, incontinentie. 2. Inter-individuele oorzaken / mesoniveau Met inter-individuele oorzaken, in de literatuur ook wel het meso-niveau genoemd, worden oorzaken bedoeld die liggen in het contact met andere mensen. Bijvoorbeeld: ziekte of overlijden van de partner, goede vrienden en familie, verlies van contacten door emigratie, verhuizing en scheiding, afname van het cognitieve vermogen waardoor vrienden, kennissen en buren sneller geneigd zijn om contact met de oudere te mijden. 3. Maatschappelijke oorzaken / macroniveau Kenmerk van maatschappelijke factoren is dat velen de invloed ondergaan, terwijl individuen er weinig invloed op kunnen uitoefenen. Dergelijke factoren hebben vaak ongemerkt effect op de manier waarop mensen met elkaar contact leggen en die contacten onderhouden. Voor ouderen speelt bijvoorbeeld: Negatieve beeldvorming rond ouderen; Toegenomen welvaart en mobiliteit: hierdoor zijn mensen minder gebonden aan de plaats waar ze wonen en vandaan komen; Individualisering: door de individualisering hebben mensen meer keuzemogelijkheden voor hoe ze hun leven willen inrichten. Traditionele sociale verbanden zoals kerk, buurt, familie en werk hebben bijvoorbeeld sterk aan betekenis ingeboet; Vrije tijd: sinds de jaren negentig is de vrije tijd van mensen afgenomen. Dit is vooral ten koste gegaan van het onderhouden van sociale contacten;
2
Verzakelijking van de zorg: in de zorg - welzijnssector verdwijnt het menselijk contact. De zorg is zakelijker geworden en ook in de dienstverlenende sector zoals in winkels, banken of bij de NS verdwijnen de kleine, informele contacten. Screenen op eenzaamheid in de 1e en 2e lijn Achtergrond Het vaststellen van eenzaamheid is niet gemakkelijk daar het om een persoonlijke beleving gaat van de oudere. Het stellen van directe vragen over eenzaamheid aan een persoon wordt sporadisch toegepast vanwege de nadelen daarvan. Mensen geven niet snel graag toe dat ze eenzaam zijn vanwege het taboe dat er rust op het begrip eenzaamheid. De beste aanpak voor het vaststellen van eenzaamheid lijkt momenteel het gebruik van de eenzaamheidsschaal van De Jong Gierveld en Kamphuis (1985). Deze schaal is uitgebreid gevalideerd voor wetenschappelijk onderzoek naar eenzaamheid. De schaal van De Jong Gierveld kan als een valide meetinstrument beschouwd worden die zowel de sociale als emotionele eenzaamheid aangeeft en samenhangt met partnerstatus, netwerkomvang, ontvangen van steun (De Jong Gierveld & Van Tilburg, 2007). De individuele toepasbaarheid ervan is niet voldoende uitgetest. De schaal bestaat uit elf vragen waarin het woord eenzaamheid niet genoemd wordt. Aanpak De eenzaamheidsschaal van De Jong Gierveld en Kamphuis (1985) bestaat uit de volgende vragen: 1. Er is altijd wel iemand in mijn omgeving bij wie ik met mijn dagelijkse problemen terecht kan (s) 2. Ik mis een echt goede vriend of vriendin (e) 3. Ik ervaar een leegte om mij heen (e) 4. Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen (s) 5. Ik mis gezelligheid om me heen (s) 6. Ik vind mijn kring van kennissen te beperkt (e) 7. Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen (s) 8. Er zijn voldoende mensen met wie ik me nauw verbonden voel (s) 9. Ik mis mensen om me heen (e) 10. Vaak voel ik me in de steek gelaten (e) 11. Wanneer ik daar behoefte aan heb kan ik altijd bij mijn vrienden terecht (s) De antwoordcategorieën lopen uiteen van Ja! Tot nee! (5). Na verwerking van de score volgt een totaalscore van 0 (niet eenzaam) tot 11 (zeer eenzaam). Ook kan er een score berekend worden voor sociale (s) en emotionele (e) eenzaamheid.
3
De score van eenzaamheid wordt als volgt berekend: Stap 1 Tel het aantal neutrale en positieve antwoorden ("min of meer", "ja", of "ja!") op de items 2, 3, 5, 6, 9, 10. Dit is de emotionele eenzaamheidsscore. Tel het aantal keren dat niet geantwoord is op de items 2, 3, 5, 6, 9, 10. Dit is de missende emotionele eenzaamheidsscore. Tel het aantal neutrale en negatieve antwoorden ("min of meer", "nee", of "nee!") op de items 1, 4, 7, 8, 11. Dit is de sociale eenzaamheidsscore. Tel het aantal keren dat niet geantwoord is op de items 1, 4, 7, 8, 11. Dit is de missende sociale eenzaamheidsscore. Stap 2 Berekende de totale eenzaamheidsscore als de optelling van de emotionele eenzaamheidsscore en de sociale eenzaamheidsscore. Stap 3 De totale eenzaamheidsscore is alleen geldig wanneer de optelling van de missende emotionele eenzaamheidsscore en de missende sociale eenzaamheidsscore 0 of 1 is. De sociale eenzaamheidsscore is alleen geldig wanneer de missende sociale eenzaamheidsscore 0 is. De emotionele eenzaamheidsscore is alleen geldig wanneer de missende emotionele eenzaamheidsscore 0 is. Stap 4 Desgewenst kan de totale eenzaamheidsscore nader ingedeeld worden naar vier niveaus: niet eenzaam (score 0, 1 of 2), matige eenzaamheid (score 3 t/m 8), sterke eenzaamheid (score 9 of 10) en zeer sterke eenzaamheid (score 11).
Diagnostiek Het in kaart brengen van de eenzaamheid Wanneer het vermoeden bestaat dat een oudere eenzaam is, of uit de De JongGierveldschaal blijkt dat een oudere eenzaam is, zal verdere diagnostiek gedaan moeten worden naar eenzaamheid en de oorzaken ervan. Interventie kan alleen succesvol zijn als de interventie aansluit op het type en de achtergrond van de eenzaamheid. Aanpak Het in kaart te brengen van de achtergrond zal in de regel worden uitgevoerd door de hulpverlener betrokken bij het vinden van een passende interventie en niet door de POH’er of wijkverpleegkundige. Echter inzicht in de achtergrond variabelen kan helpen bij de keuze van de juiste persoon voor de uitvoering van de diagnostiek en interventie.
4
Bij het in kaart brengen van de eenzaamheid worden de volgende onderwerpen meegenomen: Kenmerken van de persoon en zijn omgeving (partner, woonsituatie); Huidige sociale netwerk; Wensen van de ouderen wat betreft participatie; Belemmerende factoren voor sociale participatie (fysieke of geestelijke gezondheid, gebrek aan financiële middelen en vervoersmogelijkheden en bepaalde persoonlijkheidskenmerken) zijn belang voor het goed laten aansluiten van een interventie; Zelfmanagement vaardigheden kunnen van belang zijn voor de motivatie van deelname aan activiteiten. Uitvoering Wie eenzaamheid diagnosticeert, is afhankelijk van de soort eenzaamheid waar sprake van is en is per gemeente verschillend. De hulpverleners genoemd in Tabel 1 komen daarvoor in aanmerking. Tabel 1: Hulpverleners bij eenzaamheid
Hulpverlener Hulpverlener WMO-loket Ouderenadviseur Maatschappelijk werker Activiteitenbegeleider Welzijnswerker Ouderenorganisaties Eerstelijns psycholoog GGZ Ergotherapeut Huisarts Verpleegkundige
Wanneer geïndiceerd? SE SE SE SE SE SE EE / ZG EE / ZG ZG ZG ZG
Heeft kennis van Sociale kaart van de gemeente Sociale kaart van de gemeente Sociale kaart van de gemeente Sociale kaart van de gemeente Sociale kaart van de gemeente Sociale kaart van de gemeente Omgaan met eenzaamheid Omgaan met eenzaamheid Omgaan met eenzaamheid en beperkingen Omgaan met beperkingen Omgaan met beperkingen
Notitie: SE = sociale eenzaamheid; EE = emotionele eenzaamheid; ZG = eenzaamheid gerelateerd aan ziekte of beperkingen.
Interventies Achtergrond Er zijn veel interventies ontwikkeld om ouderen te helpen hun eenzaamheid te verminderen. Een interventie kan alleen effectief zijn als deze aansluit bij de achtergronden en het type van eenzaamheid. Het verdient de voorkeur dat de interventie op maat wordt aangeboden en dat deze aansluit bij de achtergronden en het type eenzaamheid van de oudere. Er zijn meerdere reviews geweest op het gebied van eenzaamheid (Fokkema& Van Tilburg, 2006, 2007; Cattan et al. ,2005; Findlay, 2003). Slechts een paar interventies zijn effectief gebleken. Volgens Cattan et al. lijken de interventies met een educatieve component erin of interventies gericht op een specifieke doelgroep beter.
5
Uit Nederlandse studies blijkt dat het succes daarnaast vooral afhankelijk is van een goede organisatie en afstemming van de interventie. Op basis van deze studies zijn conclusies getrokken wat betreft valkuilen en lessen voor de toekomst (Fokkema & Van Tilburg, 2006, 2007). Type interventies Hieronder worden verschillende categorieën van interventies specifiek gericht op de oorzaken van de eenzaamheid besproken Netwerkontwikkeling Het verminderen van het verschil tussen gewenste en gerealiseerde relaties. Dit kan door nieuwe relaties aan te gaan of door bestaande te intensiveren of te verbeteren. Als de oorzaak van de eenzaamheid ligt bij de persoon zelf kan verbetering van persoonlijkheidskenmerken, zoals sociale vaardigheden, zelfvertrouwen en probleemoplossend vermogen, het aangaan aan aanhouden van sociale contacten vergemakkelijken. Ook kan gedacht worden aan activiteiten op het gebied van gezondheid, financiële situatie en zingeving. Persoonlijke activering Is begeleiding van ouderen bij het bewust maken van eenzaamheidsbevorderende houding of gedrag, het begeleiden bij het veranderen van deze situatie. Nadruk ligt op bevorderen van sociale en emotionele steun om sociale zelfredzaamheid te versterken. Ergotherapie Kan begeleiden bij het onderzoeken mogelijkheden ten aanzien van het vinden van een zinvolle dagbesteding, begeleiden bij gedragsverandering, het opheffen van belemmeringen in de omgeving waardoor handelen mogelijk wordt, oplossingen zoeken en leren omgaan met mobiliteitsproblemen, omgaan met slechtziendheid etc. Sociaal-culturele activering Het accent ligt hierbij op de activiteit en gezelligheid en niet direct op eenzaamheid. Via een indirecte wijze wordt er aan eenzaamheid gewerkt. Voorbeelden zijn koffie/ inloopochtend, diverse cursussen voor ouderen, gymnastiek etc. Cursussen, gespreksgroepen en therapie Deze kunnen een bijdrage leveren aan het verminderen van eenzaamheid. Het gaat om interventies die een blijvende verandering proberen aan te brengen in de eenzaamheidsbevorderende factoren die bij het individu zelf liggen. De interventies kunnen liggen binnen de categorieën netwerkontwikkeling, standaardverlaging en het leren omgaan met eenzaamheidsgevoelens. Voorbeelden zijn assertiviteitscursussen, vriendschapscursussen ter verbetering van sociale vaardigheden, cursus: verlies en dan verder, psychotherapie, gespreksgroepen etc. Bevordering van deskundigheid hulpverleners Bevordering van deskundigheid van hulpverleners met betrekking tot bewustwording en signalering is van groot belang. Er worden verschillende cursussen aangeboden geschikt voor bv thuiszorgmedewerkers zoals bijvoorbeeld bij Vilans.
6
Preventie mogelijkheden en ondersteuning gemeente De gemeente heeft via de WMO ook de verantwoordelijkheid om inwoners te ondersteunen in het ontmoeten van medemensen en het leggen van sociale contacten. Het is belangrijk ouderen te wijzen op de rol van het WMO loket. Omdat eenzaamheid niet gemakkelijk is om over te praten en is het van belang dat ouderen de weg weten te vinden naar mogelijke aanspreekpunten. WMO-loket Als een oudere zich eenzaam voelt door een tekort aan sociale contacten kan de hulpverlener van het WMO-loket zorgen voor een (vrijblijvend) contact van de oudere met een van de hulpverleners uit Tabel 1 of direct door verwijzen naar organisaties die activiteiten organiseren die geschikt zijn voor de betreffende oudere. Voorbeelden zijn: zorgorganisaties en wonen met ondersteuning en ontmoetingscentra (buurtcentra, verzorgingshuizen), gilde projecten, vrijwilligers organisaties, alzheimercafe’s, alzheimerstichting, welzijnsstichtingen, hobbyclubs, mantelzorgorganisaties. Via deze instanties worden praatgroepen en cursussen voor ouderen georganiseerd. Ook de mogelijkheid om een maatjescontact aan te gaan of te werken als vrijwilliger kan besproken worden. Daarnaast zijn er binnen een wijk ook vaak verschillende instanties (buurtcentra, bejaardenhuis) die dagactiviteiten organiseren, waar ouderen van buitenaf ook bij kunnen aansluiten. Hobbyclubs worden onder de aandacht gebracht. Er kan worden doorverwezen naar mantelzorg. Leren omgaan met eenzaamheidsgevoelens Het verschil tussen gerealiseerde en gewenste relaties blijft bestaan. De interventie richt zich op het terugdringen van het belang van dit verschil door acceptatie, relativering, ontkenning of afleiding. Psycholoog Indien er sprake is van emotionele eenzaamheid of eenzaamheid die samenhangt met fysieke of mentale beperkingen of ziekten kan er worden doorverwezen naar de huisarts of eerstelijnspsycholoog/GGZ. Financiering van de zorg WMO-loket: Het WMO-loket kan bezocht worden zonder vergoeding. Het is als het ware ‘gratis’ advies. Instanties Wijkpost ouderen: geen kosten Ouderenadviesbureaus: geen kosten Stichting ouderenwerk: geen kosten Maatschappelijk werk: aan algemeen maatschappelijk werk zijn geen kosten verbonden Er is ook meer mogelijk bij zorgorganisaties. Huisarts/GGZ/eerstelijns psycholoog Dekking door de basiszorgverzekering
7
Ergotherapeut Ergotherapie wordt vergoed vanuit het basispakket zorgverzekeringen (maximaal 10 uur). Het verplichte eigen risico is wel van toepassing op ergotherapie.
8
Referenties Cattan, M., White, M., Bond, J. & Learmouth, A. (2005). ‘Preventing social isolation and loneliness among older people: A systematic review of health promotion interventions’. Ageing & Society, 25: 41-67. De Jong Gierveld, J. & Tilburg, T., van (2007). Zicht op eenzaamheid: achtergronden, oorzaken en aanpak. Assen: Van Gorcum. Findlay, R.A. (2003). ‘Interventions to reduce social isolation amongst older people: Where is the evidence?’. Ageing & Society, 23: 647-658. Fokkema, T. & De Jong Gierveld, J. (2003). ‘Praktijk en wetenschap bundelen de krachten’. Geron, 5 (3):54-60. Fokkema, C.M. & Tilburg, T.G., van (2007). ‘Zin en onzin van eenzaamheidsinterventies bij ouderen’. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 38:185-203. Fokkema, T. & Tilburg, T.G., van (2006). Aanpak van eenzaamheid: helpt het? Een vergelijkend effect- en procesevaluatieonderzoek naar interventies ter voorkoming en vermindering van eenzaamheid onder ouderen. Den Haag: NIDI. Puts, M.T., Shekary, N., Widdershoven, G., Heldens, J., Lips, P. & Deeg, D.J. (2007). ‘What does quality of life mean to older frail and non-frail community-dwelling adults in the Netherlands?’. Qual Life Res, 16:263-77. Zouwe, N., van der (2005). Eenzame ouderen over de drempel. Een inventarisatie van knelpunten en oplossingsrichtingen in Zuid-Holland Noord. Leiden: GGD Hollands Midden. GGD Amsterdam, Eindrapport Amsterdamse gezondheidsmonitor 2008, http://www.gezond.amsterdam.nl/Wetenschappelijk-onderzoek/AmsterdamseGezondheidsmonitor
p63-67:
GGD Hart voor Brabant, Infokaart eenzaamheid, Ouderenenquête 2004: http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=38510&VolgNr =379 GGD Gelre-IJssel, Rapportage Ouderenmonitor 2005, Factsheet Eenzaamheid bij Ouderen: http://www.ggdgelreijssel.nl/client/1/default.asp?websiteid=1&contentid=1653&pagetitle= Monitor_ouderen GGD Hollands Midden, Gezondheidsenquête 65+ 2005, Factsheet 3 Psychische gezondheid: http://www.ggdhm.nl/GetDocument.ashx?Source=documentoverview&DocumentID=9756& rnd=634027870923492538 GGD Hollands Noorden, Ouderenenquête Kop van Noord-Holland 2006, p42-43: http://www.ggdhollandsnoorden.nl/GetDocument.ashx?Source=documentoverview&Docu mentID=3589
9
GGD Hollands Noorden, Ouderenenquête West-Friesland 2004, p81-86: http://www.ggdhollandsnoorden.nl/GetDocument.ashx?Source=documentoverview&Docu mentID=3574 Verder lezen? http://www.vilans.nl/smartsite.dws?ch=&id=63941: werkboek eenzaamheid ouderen http://www.movisie.nl/132231/def/home/nieuws/nieuws/verkenning_eenzaamheidsinterv enties_beschikbaar/: verkenning eenzaamheidsinterventies bij ouderen
10