VERGADERING DATUM AGENDAPUNT BIJLAGE
: BESTUUR : 3 SEPTEMBER 2009 :7 :7
VOORSTEL PROJECT BROEIKASGAS EMISSIE AKKERBOUW AANLEIDING/ACHTERGROND Het (container)begrip duurzaamheid in relatie met maatschappelijk verantwoord ondernemen neemt in het speelveld van de agro-business een steeds prominentere rol in. Ook voor de overheid is duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen een belangrijk issue geworden. Mede als gevolg van het Europese klimaatbeleid ontstaat er steeds meer interesse voor verantwoording van de bijdrage die producten aan de klimaatverandering leveren in de vorm van een broeikasgas emissie berekening (teruggerekend naar CO2 equivalenten) van het gehele productieproces incl. transport. Er is reeds marktvraag naar een verantwoording van toeleveranciers m.b.t. hun bijdrage aan de klimaatverandering in de vorm van een dergelijke CO2 emissie berekening. Supermarkten in Duitsland en ook in ons eigen land zijn hierin geïnteresseerd. Er wordt in verschillende initiatieven aandacht geschonken aan deze zgn. CO2-footprint (de broeikasgasvoetafdruk van de verschillende producten) en er worden methodes ontwikkeld om die te berekenen. Naar aanleiding van de wens van de consumptieaardappelsector om op het gebied van duurzaamheid concrete activiteiten te ontwikkelen heeft het secretariaat PA bestaande initiatieven geïnventariseerd (zie bijlage 1). VOORSTEL In het licht van het voorgaande en mede naar aanleiding van de hiervoor beschreven wens van de consumptieaardappelsector lijkt het een logische gedachte om een en ander in akkerbouwbreed perspectief te bezien en een gefaseerde aanpak te hanteren. Fase 1 Casestudies. Het In beeld brengen van de CO2-footprint voor de verschillende akkerbouwketens m.b.t. teelt, handel en verwerking. Op basis van inventarisatie en beschrijving van de processen binnen de verschillende akkerbouwketens een analyse uitvoeren van het broeikaseffect van de betreffende keten tot en met de industriële verwerking. Hierin wordt verkend welke data benodigd en beschikbaar zijn en er worden defaultwaarden geformuleerd. Vanzelfsprekend wordt er voor gewaakt om niet het wiel opnieuw uit te vinden en gebruik te maken van reeds bestaande kennis. De primaire sector is wat dat betreft al vrijwel geheel in beeld. De “witte vlekken” dienen vooral in de schakels hierna ingevuld te worden. Per case studie (akkerbouwketen) wordt een rapportage geleverd. Voor de verschillende akkerbouwketens is offerte opgevraagd bij Blonk Milieu Advies (zie bijlage). Aanvullend hierop zal ook gevraagd worden om kort de bestaande methodieken / protocollen te beschrijven en een advies op te stellen m.b.t. de rekenmethodiek die het beste bij de CO2-footprint Akkerbouw past.
1
Indien PA bestuur besluit tot uitvoering van de casestudies zal in overleg met de deelsectoren worden afgestemd of men medewerking hieraan wil verlenen (committent en financiering uit de eigen sectormiddelen). Een en ander wordt vanzelfsprekend ook goed afgestemd met PDV dat ook een dergelijk project is gestart. (geen dubbel werk doen, eventueel verdelen van de kosten). Resultaat van fase 1 is dat de uitgangspositie m.b.t. de CO2-footprint voor een product is vastgelegd.(standaardsituatie). Daarna kan besloten worden of en hoe we verder gaan. Het eventuele vervolg kan dan plaatshebben door middel van fase 2. De resultaten van de case studies (rapporten met berekeningen over de broeikasgasscore van een specifiek product) kunnen vervolgens gebruikt worden om te komen tot een dynamisch model (een rekenprogramma) voor toepassing door de (deel)sectoren of waarmee individuele bedrijven de bedrijfseigen situatie m.b.t. CO2 emissie kunnen doorrekenen (bewustwording, vergelijking, monitoring). In deze fase kan ook bepaald worden of aansluiting bij bestaande protocollen/reken methodes zoals bijvoorbeeld het tuinbouwprotocol de meest optimale weg is. Overige aandachtspunten: Afstemming met PDV, PT en wellicht andere productschappen met betrekking tot ontwikkelingen op het gebied van broeikasgasemissies. Wellicht gezamenlijk optrekken bij de realisatie van internationaal draagvlak. Bij de te kiezen systematiek ervoor zorgen dat er geen conflicterende situaties in de keten tussen de schakels ontstaat; de praktijk dient natuurlijk greep/regie op het proces te houden (werkgroep/stuurgroep, resultaten wel/niet/wanneer openbaar). Bij een positief besluit in het PA bestuur van 3 september m.b.t fase 1 (de casestudies) kan deze worden afgerond begin 2010. Het bestuur wordt verzocht in te stemmen met dit voorstel. Concreet betekent dat aan de diverse ketens binnen PA zal worden gevraagd of de in de offerte van Blonk Milieu Advies voorziene module moet worden uitgevoerd. Uitvoering betekent dat de benodigde financiën beschikbaar gesteld worden uit het voor de deelsector aanwezige (bestemmings)fonds. Als alle case’s (inclusief het projectmanagement) worden uitgevoerd betreft het een totaal bedrag van euro 63.630 excl. Btw.
2
BCK BIJLAGE 2b
Protocol carbon foot open teelten; module akkerbouwproducten offerte VERTROUWELIJK Van: Aan: Datum:
Hans Blonk, Blonk Milieu Advies Suzanne Vlakveld, Productschap Tuinbouw en Ben Kimman 15 juli 2009
1. Aanleiding Het hoofdproductschap akkerbouw overweegt de ontwikkeling van een protocol en een tool voor de carbon footprinting van akkerbouwproducten die gebruikt kunnen worden bij het opstellen van een broeikaseffectanalyse van akkerbouwproducten. Daarbij wordt zoveel mogelijk voortgebouwd op het instrumentarium dat ontwikkeld is door het PT en het British Standards Institute (PAS2050). Dit projectplan beschrijft de werkzaamheden voor de ontwikkeling van een aanvullend protocol en een potentiële HPA tool uitgaande van het materiaal dat nu bij PT beschikbaar is en dat verder met BSI wordt doorontwikkeld. Doelstelling Ontwikkeling van een broeikaseffect protocol en rekeninstrumentarium voor HPA ten aanzien van akkerbouwproducten aanvullend op het PT protocol en de PAS2050. Dit zal worden gerealiseerd aan de hand van casestudies voor een aantal akkerbouwketens waarin verkend wordt in hoeverre de PT rekenregels aangevuld moeten worden en wat voor uitbreiding aan de tool kan worden toegevoegd. De cases zijn op zich zelf ook informatief omdat ze inzicht geven in de opbouw van de carbon footprint van akkerbouwketens en producten. Daarnaast speelt bij akkerbouwproducten op de achtergrond het EU Biofuel protocol dat ook rekenregels geeft voor de berekening van broeikaseffect van op akkerbouw gebaseerde biofuels. Deze rekenregels zijn grotendeels gelijk aan die van PAS2050 en het daar op gebaseerde protocol voor tuinbouwproducten maar er zijn enkele verschillen in benadering. Deze moeten geïnventariseerd worden en er moet een voorsetl geformuleerd worden hoe hier mee om te gaan bij de berekening van de carbon footprint van akkerbouwproducten
2. Aanpak Inhoud Er is een aantal redenen om voor de akkerbouw een verdiepingslag te maken 1. Afstemming met de berekeningsmethodiek voor biofuels 2. Uitwerken van defaults voor akkerbouwteelten en ketens 3. Verdieping ten aanzien van broeikasgasemissies in relatie tot verbeteropties integraal met de verwerkingsketen.
1
BCK BIJLAGE 2b
Daarnaast kan gelijk opgetrokken worden met het PT bij het realiseren van een internationale standaard voor horticulture en indien gewenst ook arable producten. ad 1. Op Europees niveau is thans een systematiek ontwikkeld om het broeikasgasrendement te berekenen voor de productie van biofuels in vergelijking met fossiele brandstoffen. Deze methodiek bevat een aantal richtlijnen die niet consistent zijn met de PAS2050 en het tuinbouw Carbon Footprinting protocol. (het gaat hierbij bijvoorbeeld om de allocatiemethode die bij de biofuels geënt is op de energie-inhoud van het product en in het tuinbouwprotocol op de economische waarde) Omdat tuinbouwproducten niet als biofuel worden gebruikt, was dat geen probleem. Voor akkerbouwproducten kan dat een probleem zijn wanneer de teelt van akkerbouwproducten ook voor biofuels worden ingezet. De vraag is hoe hier mee om gegaan kan worden en of hoe dat verwerkt kan worden in een tool. Daarbij is ook afstemming noodzakelijk met de ontwikkeling van de carbon footprinting tool voor PDV aangezien ook daar deze problematiek speelt. ad 2. Aan de hand van casestudies wordt verkend welke data benodigd en beschikbaar zijn en kunne ner defaults worden geformuleerd. Die kunnen betrekking hebben op specifieke processen en materialen maar ook op de diverse producten in de ketens. ad 3. De akkerbouwketens in Nederland zijn betrekkelijk goed gedefinieerd vanuit de kwaliteitseisen van de verwerker. Dit biedt mogelijkheden om het broeikaseffect van producten te definiëren als een van de parameters binnen de kwaliteitsdefinitie. De verwachting is dat broeikaseffectscores vooralsnog vooral belangrijk zullen zijn in business to business relaties. Vanuit die definitie zouden defaults en mogelijk ook benchmarks ontwikkeld kunnen worden voor de teelt en het product. In deze studie kunnen we deze mogelijkheden verkennen. Activiteiten In het verlengde van de hierboven benoemde onderwerpen kunnen twee activiteiten worden benoemd: 1. methdodiek-analyse betreft een deskstudie van verschillen tussen berekeningsrichtlijnen voor biofuels en tuinbouwproducten resultaat is overzicht van verschillen met een voorstel voor methodiek hoe hier mee om te gaan bij akkerbouwproducten (onderwerp 1) 2. casestudies waarbij op basis van een analyse van het broeikaseffect van de keten tot en met industriële verwerking kan worden beoordeeld welke aanpassingen van PT protocol en uitbreidingen van de PT tool wenselijk zijn (onderwerpen 2 en 3). Onderdeel van de casestudies vormt ook een inventarisatie van lopende initiatieven binnen die ketens. resultaat 1. een voorstel voor aanvullingen op tuinbouw protocol en de rekentool resultaat 2 carbon footprint vanuit de casestudie Cases 1. 2. 3. 4. 5.
consumptieaardappelen en verwerking tot aardappelstoomschillen en frietproducten tarwe en verwerking tot brood (15% van areaal) en zetmeelproducten (20% van areaal) brouwgerst en verwerking tot bier suikerbieten en verwerking tot suiker vezelvlas en verwerking tot vlasvezelproducten
3. afstemming met PT bij realisatie internationaal draagvlak betreft overleg. 2
BCK BIJLAGE 2b
3. Uitvoeringsaspecten Tijdsbesteding en begroting kosten In onderstaande tabel zijn de tijdsbesteding en de kosten voor arbeid begroot.
junior dagen
senior dagen
Kosten ex BTW
Analyse Biofuels en PAS protocol
6
2
€ 6.780,00
Case aardappelen (gekookt, gebakken)
12
3
€ 12.510,00
Case tarwe (brood, zetmeel)
12
3
€ 12.510,00
Case brouwgerst (bier)
6
2
€ 6.780,00
Case suikerbiet (suiker)
8
2
€ 8.340,00
Case vlasvezel (vezelvlasproducten)
10
3
€ 10.950,00
PAS Engeland
2
3
€ 4.710,00
Projectmanagement
2
4
€ 5.760,00
Totaal
58
22
€ 68.340,00
€ 780,00
€ 1.050,00
Tarief exclusief BTW
De totale kosten voor arbeid bedragen 68.340, - Euro, exclusief BTW wanneer alle cases worden uitgevoerd. Wanneer besloten wordt een case niet uit te voeren dan dalen de kosten navenant. De cases zijn verschillend begroot afhankelijk van beschikbare data bij Blonk Milieu Advies (zie 4. referenties) en de inschatting van beschikbaarheid van data in de keten. Naast de arbeidskosten worden de kosten voor internationale reis en verblijfskosten begroot op een maximum van 1.500 Euro ex BTW. Deze kosten worden alleen in rekening gebracht indien overleg in het buitenland heeft plaats gevonden. Planning Het project kan bij start in september 2009 afgerond worden in januari 2010 Voorwaarden Voor de voorwaarden voor dit project, zie bijlage.
4.
Referenties Blonk Milieu Advies
Carbon footprinting landbouwproducten methodologie en inventarisaties algemeen (allen te verkrijgen op www.blonkmilieuadvies.nl): Blonk, T.J , A. Kool, B. Luske, T. Ponsioen, J. Scholten, 2009. Berekening van broeikasgasemissie vanwege de productie van tuinbouwproducten. Verkenning en oplossingen van methodiekvragen ten behoeve van de ontwikkeling van het Nederlandse carbon foorpint protocol voor tuinbouwproducten, Blonk Milieu Advies Blonk, T.J., A. Kool & B. Luske 2008. Milieueffecten Nederlandse consumptie van eiwitrijke producten. Blonk Milieu Advies, Gouda.
3
BCK BIJLAGE 2b
Blonk, T.J. & B. Luske 2008. Green House Gas emissions of meat: contribution analysis, methodology issues and set up of an information infrastructure - background document, Blonk Milieu Advies, Gouda. Blonk, T.J. A. Kool en L.R.C. van der Vlaar, 2007. Landbouw en klimaat in Brabant. CLM en Blonk Milieu Advies, Culemborg 2007 Productspecifiek (vertrouwelijk, mits bma website aangegeven) Aardappelketen: LCA voor Avebe (1997) en peer review LCA avebe (2006) Ten behoeve van BMA mengvoederdatabase: broeikaseffectanalyse van vochtrijke aardappelbijproducten Tarweketen LCA analyse bakker Wiltink: “ Blonk 2006. Duurzaam Broodbakken Werkdocument analysefase Bakker Wiltink – Opgesteld in het kader van het project Economie Light in samenwerking met Stichting Natuur en Milieu, Gelderse Milieufederatie en Provincie Gelderland” www. blonkmilieuadvies.nl Ten behoeve van BMA mengvoederdatabase: broeikaseffectanalyse van diverse tarwezetmeel en ethanol co-producten Gerst en bierketen LCA’s voor Heineken anno 2000 en 2007, o.a. ten behoeve van carbon footprinting LCA voor Gulpener “ Aarts 2005 Duurzaam Bier Visiedocument Gulpener Opgesteld in het kader van het project Economie Light in samenwerking met Stichting Natuur en Milieu, Gelderse Milieufederatie en Milieufederatie Limburg” www. blonkmilieuadvies.nl
Suikerbieten en suikerketen LCA’s voor Cosun anno 2002 en 2004 Vlasketen LCA voor Nederlands vezelvlas anno 2000
4
BCK BIJLAGE 2b
Bijlage Voorwaarden Blonk Milieu Advies 1 Grondslag offerte De opdrachtgever staat ervoor in, dat hij naar beste weten alle essentiële informatie voor de opzet en uitvoering van de projectwerkzaamheden verstrekt. Blonk Milieu Advies zal de te verrichten projectwerkzaamheden naar beste inzicht en vermogen uitvoeren.
2. Tarieven en kosten De in het projectplan genoemde tarieven en kosten zijn inclusief secretariaatskosten, reisuren, reis- en verblijfkosten in Nederland en andere opdrachtgebonden kosten.
3. Betalingsvoorwaarden De uitgevoerde werkzaamheden worden als volgt in rekening gebracht: 40% bij de start van het project, 40% bij oplevering van concept eindrapportage, 20% na afronding van het project. Betaling dient te geschieden binnen 30 dagen na declaratiedatum. Na die vervaldag wordt de wettelijke rente in rekening gebracht, zonder dat ingebrekestelling is vereist. Indien de betaling achterwege blijft, kan Blonk Milieu Advies met een beroep op de onzekerheidsexceptie de uitvoering van de opdracht opschorten.
4. Duur en afsluiting van opdracht
In financiële zin is de opdracht afgesloten, zodra de eindafrekening door de opdrachtgever is goedgekeurd. Binnen een termijn van 30 dagen na dagtekening daarvan dient de opdrachtgever Blonk Milieu Advies hiervan op de hoogte te stellen. Indien de opdrachtgever niet binnen deze termijn reageert, wordt de eindafrekening geacht te zijn goedgekeurd.
5
BIJLAGE . BESTAANDE INITIATIEVEN OP HET GEBIED VAN DUURZAAMHEID IN RELATIE MET BROEIKASGASEMISSIE. Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren. Energiebesparing en reductie van CO2 uitstoot zijn de belangrijkste aspecten van dit convenant. Onder deze paraplu kan wellicht een akkerbouwketenproject worden ontwikkeld om aan de CO2-footprint te werken. Toekomstperspectief akkerbouwcomplex. Het is de bedoeling dat het PA opnieuw een onderzoek naar het toekomstperspectief van het akkerbouwcomplex uit laat voeren. Duurzaamheid in de aardappelketen. VAVI is voornemens het project Duurzaamheid in de aardappelketen (2003) te actualiseren. Ontwikkelen broeikasgasmonitor voor de tuinbouwketens. Het Productschap Tuinbouw is al een eind op weg met het project ‘Ontwikkelen broeikasgasmonitor voor tuinbouwketen’ (totaal Є 700.000,- met 50/50 financiering PT/LNV). Er is een rekensystematiek ontwikkeld waarmee voor tuinbouwproducten de CO2-emissie van het gehele productieproces incl. transport kan worden berekend. Uitvoering door LEI en Blonk Milieu Advies. Nadruk ligt op de primaire sectorschakel met wat “uitstapjes” naar de handel. Uitbreiding met akkerbouwproducten lijkt zeer eenvoudig te realiseren. Energieboerderij. Gefinancierd door PA, LNV, Provincie Limburg, LLTB, Cosun, PPOWUR, Essent, Saweco, Carnola, Argos Oil, telers en afnemers wordt gewerkt aan ontwikkelen en toetsen van een meetsysteem voor de duurzaamheid van productieketens op basis van biomassa aan de hand van duurzaamheidcriteria op economisch, ecologisch en sociaal terrein. Er worden economisch, ecologisch en sociaal verantwoorde teeltwijzen ontwikkeld voor de productie van biomassa voor bio-energie en er wordt een meetlat ontwikkeld voor de Nederlandse situatie waarin de reductie voor broeikasgasemissies is meegenomen. Het project omvat de volgende ketens: suikerbieten voor vergisting, koolzaad voor Puur Plantaardige Olie en maïs voor vergisting. Uitvoering door PPO-WUR. Kosten Є 1.300.000,-. Broeikasgasarme gewasteelt. Het definiëren van werkbare en certificeerbare maatregelpakketten voor een broeikasgasarme teelt van gewassen. Doelstelling is om inzicht te krijgen in praktische toepasbaarheid en reductiepotentiëlen van broeikasgasreducerende maatregelen in de Nederlandse akkerbouw en daarnaast inzicht in een werkbare certificeringssystematiek voor broeikasgasreducerende maatregelen. De resulterende broeikasgasreducerende maatregelen zullen in het Milieukeurschema Plantaardige producten worden opgenomen. Waar nodig wordt gebruik gemaakt van verfijnder rekenregels uit bijv. Energieboerderij. Ook kosten en baten, kosteneffectiviteit, effecten op andere milieuthema’s en praktische toepasbaarheid van de maatregelen worden meegenomen. Het project is uitgevoerd door SMK, CLM en Blonk Milieu Advies. Kosten Є 98.100,-. Gefinancierd door PA, Senternovem, Stichting Milieu Keur en LIB. Energiegebruik en broeikasgassen in de keten. PPO werkt in opdracht van LNV-DK sinds mei 2008 voor de biologische landbouw aan het project ‘Energieverbruik en broeikasgassen in de keten: voedselkilometers, CO2 voetafdruk en productderving. Duurzaamheidcriteria voor de productie van biomassa. De overheid (VROM, EZ, LNV) heeft door CML (Universiteit leiden) en Ecofys en CE een CO2-tool voor bio-
energie laten ontwikkelen in het kader van de duurzaamheidcriteria voor de productie van biomassa. De werkzaamheden werden aangestuurd door Senternovem. In NEN verband wordt gewerkt aan het “vertalen” van de criteria naar certificatie. Naar een dynamisch rekenmodel voor berekening van het broeikaseffect van diervoeder. Productschap Diervoeder (PDV) wil een rekenmodel ontwikkelen voor het berekenen van carbon footprints van diervoeders. Dit model moet uiteindelijk beschikbaar komen voor de diervoedersector. Fase 1 (inventarisatie van beschikbare kennis) is praktisch gereed (september 2009, uitgevoerd door Blonk Milieu Advies)). Fase 2 bestaat uit het bouwen, testen en beschikbaar stellen van een rekenmodel gevolgd door fase 3: beheer en doorontwikkeling van het rekenmodel. Parameters voor het bepalen van broeikasgasemissies bij de teelt van grondstoffen voor biobrandstoffen. In dit project worden op basis van de bij het LEI beschikbare databronnen per provincie parameters bepaald die de opdrachtgever SenterNovem nodig heeft voor het berekenen van broeikasgasemissies die ontstaan bij de teelt van grondstoffen voor biobrandstoffen. Voor 4 gewassen (suikerbiet, tarwe, koolzaad en korrelmaïs) zullen per provincie (en daarbinnen grondsoort) de volgende gegevens worden verzameld: opbrengst per gewas, verbruik van diesel voor landbouwwerktuigen, meststoffenverbruik, verbruik pesticiden per gewas), verbruik zaaizaad en emissie van N2O uit bodem. Het project wordt uitgevoerd door het LEI. Het PA is vertegenwoordigd in de klankbordgroep (naast andere partiijen uit sector en onderzoek). Doorlooptijd: 15 juni 2009 – 31 oktober 2009. Het eindrapport zal door VROM gebruikt worden als bijlage bij de verplichte rapportage over broeikasgasemissies van de betreffende gewassen aan de EU.
Datum: 25 augustus 2009 Nummer: BK.N.09.070
2