Tolboomweg I
(mei 2012) Nr. 1146
Tolboomweg I
Inhoudsopgave
Toelichting Hoofdstuk 1
5 INLEIDING
5
Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE 2.1 Begrenzing plangebied 2.2 Geldende bestemmingen 2.3 Ontstaansgeschiedenis
6 6 7
Hoofdstuk 3
8
PLANBESCHRIJVING
6
Hoofdstuk 4 BELEIDSKADER 4.1 Rijk 4.2 Provincie 4.3 Gemeente
9 9 9 11
Hoofdstuk 5 RANDVOORWAARDEN 5.1 Bodem 5.2 Cultuurhistorie 5.3 Ecologie 5.4 Externe veiligheid 5.5 Geluid 5.6 Geur 5.7 Leidingen 5.8 Luchtkwaliteit 5.9 Milieueffectrapportage 5.10 Milieuzonering 5.11 Natuur en landschap 5.12 Waterbeheer
13 13 14 15 15 16 16 16 16 17 18 18
Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN 6.1 Juridische aspecten 6.2 Handhaving
20 20 22
Hoofdstuk 7
23
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
13
Hoofdstuk 8 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro 8.2 Inspraak 8.3 Zienswijzen
24 24 24 24
Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1 Ecologisch onderzoek Bijlage 2 Externe veiligheid Bijlage 3 Rapportage risicoberekening hoge druk aardgasleiding Bijlage 4 Rapportage RBM II Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
26 27 28 29 30
Regels
32
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
INLEIDENDE REGELS Begrippen Wijze van meten
33 33 37
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7
BESTEMMINGSREGELS Bedrijventerrein Groen Verkeer Leiding - Gas Waarde - Archeologie 1
39 39 41 42 42 43
Hoofdstuk 3
ALGEMENE REGELS
45
2
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11
Anti-dubbeltelregel Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
45 45 45 45
Hoofdstuk 4 Artikel 12 Artikel 13
OVERGANGS- EN SLOTREGELS Overgangsrecht Slotregel
46 46 46
BIJLAGEN BIJ DE REGELS Bijlage 1 STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN BEDRIJVENTERREIN
"Tolboomweg I"(ontwerp)
47 48
3
Tolboomweg I
4
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
Toelichting Hoofdstuk 1
INLEIDING
De Korrel Beheer B.V. heeft een verzoek ingediend om medewerking te verlenen aan het legaliseren van reeds aangelegde parkeerplaatsen aan de Tolboomweg 9 alsmede het verplaatsen van verwijderde groensingels aan de Tolboomweg 9 en 16 in Terschuur. Ten behoeve van de reeds aangelegde parkeerplaatsen zal De Korrel Beheer B.V. een strook grond van de gemeente kopen. Daarnaast is verzocht om een hogere milieucategorie toe te staan ten behoeve van het bedrijfspand aan de Tolboomweg 16 in Terschuur. De uitvoering van dit plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Daarom is voorliggende herziening van het bestemmingsplan opgesteld.
Figuur 1 - foto planlocatie
"Tolboomweg I"(ontwerp)
5
Tolboomweg I
Hoofdstuk 2 2.1
BESTAANDE SITUATIE
Begrenzing plangebied
Het plangebied ligt in de kern Terschuur. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Voorthuizen, sectie I, nummers 1845 (gedeeltelijk) en 1809. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de bedrijfsbebouwing van het bedrijventerrein 'De Tolboom' en aan de zuidzijde door de Rijksweg A-1 en het spoorlijntraject Amersfoort-Apeldoorn. Ten oosten wordt het gebied omringd door agrarisch gebied. Ten westen vormt de Stoutenburgerweg, een doorgaande weg tussen Achterveld-Terschuur, de grens. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Figuur 2 - luchtfoto 2010 met kadastrale percelen
2.2
Geldende bestemmingen
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Hoevelakenseweg III". De gerealiseerde parkeerplaatsen ten behoeve van het bedrijfspand aan de Tolboomweg 9 zijn voor een gedeelte gelegen op een strook grond met de bestemming 'Groensingel'. Het aanleggen van parkeerplaatsen is binnen die bestemming niet toegestaan. Daarnaast hebben de verwijderde groensingels eveneens de bestemming 'Groensingel', die nu niet zijn ingericht als een groensingel. Het bedrijf aan de Tolboomweg 16 (kadastraal bekend gemeente Barneveld, sectie I, nummer 1809) heeft de bestemmingen 'Bedrijven' en 'Erf bij bedrijven'. De op de plankaart als 'Bedrijven' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, die in de van die voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieucategorie 1 of 2, ontsluitingswegen, en groen-, parkeer- en overige voorzieningen. Nu twee bedrijfsactiviteiten een hogere milieucategorie hebben dan milieucategorie 1 of 2 is dit niet passend binnen het geldende bestemmingsplan. Daarnaast is er een aardgastransportleiding gelegen.
6
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
Figuur 3 - plankaart bestemmingsplan "Hoevelakenseweg III" In het bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen die uitvoering van voorliggend plan mogelijk maken, bijvoorbeeld door wijziging of afwijken met een omgevingsvergunning. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
2.3
Ontstaansgeschiedenis
Voordat het bedrijventerrein 'De Tolboom' ontwikkeld was, was het gebied agrarisch in gebruik. Het bedrijventerrein 'De Tolboom' is er gekomen omdat het dorp Terschuur daarvoor niet beschikte over een apart bedrijventerrein. Er is aan de zuid-oost zijde van Terschuur daarom voorzien in een bedrijventerrein voor (herplaatsing van) overwegend plaatselijk verzorgende bedrijven die om milieuhygiënische en/of ruimtelijke redenen niet op hun huidige locatie in en rondom de kernen Terschuur en Zwartebroek gehandhaafd kunnen worden.
"Tolboomweg I"(ontwerp)
7
Tolboomweg I
Hoofdstuk 3
PLANBESCHRIJVING
Er zijn door verzoeker op een gedeelte van gronden die in eigendom zijn van de gemeente ter hoogte van het bedrijfspand Tolboomweg 9 parkeerplaatsen aangelegd. Hiervoor is de groensingel verwijderd. Ook ter hoogte van het bedrijfspand Tolboomweg 16 is door verzoeker de groensingel verwijderd. Verzocht is om de grond die in eigendom is van de gemeente, waar de parkeerplaatsen voor een 2 gedeelte op zijn aangelegd (een oppervlakte van circa 137 m ), van de gemeente te kopen. De groensingels die verwijderd zijn, zijn inmiddels elders gecompenseerd (op de aanwezige grondwal in de directe omgeving). Stedenbouwkundig aanvaardbaar Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bestaat er geen bezwaar tegen de verplaatsing van de groensingels. Er is geen belemmering om vanuit dat oogpunt mee te werken aan de bestemmingsplanherziening. Ook bestaat er geen belemmering om voor het bedrijfspand Tolboomweg 16 een hogere milieucategorie toe te staan. Verplaatsing groensingels Het is noodzakelijk dat de groensingel, gelegen aan de achterzijde van het bedrijfspand aan de Tolboomweg 9, hersteld wordt. Verder moeten de verwijderde groensingels aan de zuidzijde van het bedrijventerrein 'De Tolboom' elders gecompenseerd worden. De enige optie is aan de binnenzijde van de grondwal. Doordat verplaatsing van de groensingels naar elders mogelijk is, en daarmee de parkeerplaatsen gelegaliseerd kunnen worden, is het voorliggende plan aanvaardbaar vanuit landschappelijk oogpunt. In hoofdstuk 5, paragraaf 'Natuur en landschap' is wat betreft de te verplaatsen groensingels een verdere uiteenzetting gegeven. Parkeerplaatsen Vanuit verkeerskundig oogpunt bestaat er geen bezwaar voor de aankoop van de grond door verzoeker en realisatie van parkeerplaatsen ten behoeve van het bedrijf De Korrel Beheer B.V. Doordat de panden en de parkeerplaatsen al aanwezig zijn, zal de parkeerbehoefte al getoetst zijn bij de afgifte van de bouwvergunning. Er is geen belemmering. Activiteiten De Korrel Beheer B.V. is een groothandel in voedingsmiddelen en daarnaast worden er voedingsmiddelen ten behoeve van mensen gemengd. Deze laatste activiteit sluit het beste aan bij de SBI-2008: 1089: 'het vervaardigen van overige voedingsmiddelen'. Hiervoor geldt ingevolge de VNG-brochure een milieucategorie 4.1. De volgende activiteiten vinden plaats op Tolboomweg 16: Vervaardigen van overige voedingsmiddelen (SBI-2008: 1089); Opslag/pakhuisbedrijf: distributiecentra, pak- en koelhuizen (SBI-2008: 52102 en 52109); Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen (SBI-2008: 4638 en 4639). Ook voor het pakhuisbedrijf geldt een hogere milieucategorie (3.1) dan toegestaan is volgens het bestemmingsplan. Reeds bij de melding in juni 2004 op grond van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer was bekend dat het bedrijf qua milieucategorie hoger is dan qua bestemmingsplan is toegestaan. Dit betekent dat twee van de bestaande bedrijfsactiviteiten op het perceel Tolboomweg 16 qua milieucategorie hoger zijn dan volgens het bestemmingsplan is toegestaan. Door de te verwijderen groensingels te compenseren op het talud bestaat er vanuit ruimtelijk oogpunt geen bezwaar tegen het herzien van het bestemmingsplan ten behoeve van de legalisatie van de parkeerplaatsen en de verkoop van gemeentegrond. Ook bestaat er vanuit ruimtelijk oogpunt geen bezwaar tegen het verhogen van de milieucategorie (zie hierover paragraaf 5.10).
8
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
Hoofdstuk 4 4.1
BELEIDSKADER
Rijk
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Op 13 maart 2012 is de SVIR vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Ruimte. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder ook de Nota Ruimte en geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Met de SVIR zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. De SVIR geeft invulling aan het streven van het kabinet naar deregulering en decentralisatie van de ruimtelijke ordening. Het Rijk heeft gekozen voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het Rijk heeft drie doelen gekozen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028): Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Doorwerking in plangebied In dit geval is één van de 13 nationale belangen relevant, te weten: "Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13)". Bij de voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan is de wettelijk voorgeschreven procedure gevolgd. Daarmee is een zorgvuldige afweging van belangen en transparante besluitvorming geborgd. Het bestemmingsplan voorziet in het legaliseren van reeds aangelegde parkeerplaatsen alsmede het verplaatsen van verwijderde groensingels aan de Tolboomweg 9 en 16. Ook is er verzocht om een hogere milieucategorie. De ontwikkeling kan niet worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
4.2
Provincie
Ruimtelijke Verordening Gelderland Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De Ruimtelijke Verordening Gelderland is op 2 maart 2011 in werking getreden. Met de ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn: verstedelijking wonen detailhandel recreatiewoningen/ -parken glastuinbouw waterwingebied grondwaterbeschermingsgebied oppervlaktewater ten behoeve van drinkwatervoorziening ecologische hoofdstructuur waardevol open gebied nationaal landschap. De planlocatie aan de Tolboomweg is op de kaart 'Verstedelijking' behorende bij de verordening aangeduid als 'Nieuwe bebouwing buitengebied'. Daarnaast is de planlocatie op de kaart 'EHS'
"Tolboomweg I"(ontwerp)
9
Tolboomweg I behorende bij de verordening ook gelegen binnen 'EHS-verbindingszone'. De kern Terschuur zelf is aangeduid als 'Uitbreiding kleine kernen'. In artikel 2.2 van de verordening is aangegeven dat in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts is toegestaan: a. binnen bestaand bebouwd gebied; b. binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen; c. binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90% van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector, met dien verstande dat voor de gemeente Doesburg een percentage van 70 geldt; d. binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen; e. binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking, zoals opgenomen in bijlage 8 van de verordening. Onderhavig plan valt onder geen van de hierboven genoemde categorieën. Echter de planherziening betreft de legalisatie van parkeerplaatsen, het verplaatsen van groensingels en het verhogen van de milieucategorie waardoor er geen nieuwe bebouwing wordt toegevoegd. Dit betekent ook dat er in zoverre een ontheffing van de provinciale verordening aangevraagd behoeft te worden. In een gebied gelegen binnen de EHS worden in een bestemmingsplan geen bestemmingen toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, zoals aangegeven in de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur" en het Waterplan Gelderland 2010-2015, welke zijn opgenomen als bijlage 4 en bijlage 10 bij deze verordening, significant worden aangetast. Er is voor het onderhavige plan een 'Quickscan flora en fauna en toetsing EHS' uitgevoerd door Econsultancy (als bijlage 1 toegevoegd, zie eveneens paragraaf 5.3). Gelet op de conclusie uit dat rapport kan gesteld worden dat de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant aangetast worden. Gelet op de aard van het plan, de locatie, de feitelijke situatie en de uitkomst van het ecologische onderzoek waarbij er geen effecten zijn op de ligging in de EHS-verbindingszone, is het derhalve niet nodig om een ontheffing van de verordening aan te vragen wat betreft de EHS. Structuurvisie: Streekplan Gelderland 2005 Provinciale Staten hebben op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Het streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Het plangebied is volgens de "Beleidskaart ruimtelijke structuur" van het Streekplan Gelderland 2005 gelegen in het zogenaamde 'Groen Blauw Raamwerk' (EHS verbindingszone). Hieronder volgt een samenvatting van de relevante passages uit het streekplan: EHS Door de vergroting van natuurgebieden, de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden en de aanleg van ecologische verbindingszones ontstaat het beoogde samenhangende netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. Binnen de EHS geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Bij bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur moet in hetzelfde bestemmingsplan voorzieningen worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende maatregelen. Ruimtelijke ingrepen/ontwikkelingen in natte delen van de EHS mogen niet leiden tot verlaging van de grondwaterstand in en om de natte natuur of (bij wateren) tot verslechtering van de waterkwaliteit en aantasting van de morfologie van de beken en waterlopen. Rood raamwerk In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. 10
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I Om krachtige en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundeling in Gelderland heeft tot doel: behoud/versterking van de economische en culturele functie van de steden; een gedifferentieerde bevolkingssamenstelling in steden bevorderen ter vermindering van probleem cumulatie; kansen te bieden voor combinatie van arbeid/scholing, ontspanning en zorgtaken; optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik. Stedelijke uitbreidingen dienen qua milieu te passen bij of aan te sluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied. Daarnaast dienen aard en functie van nieuw te vestigen bedrijven, voorzieningen en instellingen e.d. te passen bij of een goede aanvulling te zijn op het bestaande productie milieu en de werkgelegenheidsstructuur. Een groot deel van de werkgelegenheid is te vinden binnen woonkernen, met name in de sectoren detailhandel, horeca, dienstverlening. Van belang is voldoende ruimte te houden in met name stads- en dorpscentra om deze werkgelegenheid ook in de toekomst te kunnen accommoderen. Werken De provincie wil bijdragen aan het voldoen aan de ruimtelijke voorwaarden voor een succesvolle economische ontwikkeling. Dit betekent onder andere het voorzien in een aanbod aan bedrijventerreinen dat past bij de geraamde regionale behoefte. Duurzame kwaliteit, concentratie en bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik zijn hierbij kernbegrippen. Clustering van diverse soorten bedrijvigheid in stedelijke gebieden vermindert de kwetsbaarheid voor economische conjunctuurbewegingen. Het situeren van kleinschalige werkfuncties in een stedelijke omgeving bevordert functiemenging: zorgt voor afwisseling en levendigheid in de gebouwde omgeving; biedt kans op kortere woon-werkafstanden en combinatie arbeid/andere taken; biedt meer kans op woon-werkcarrières van mensen. Bedrijventerreinen Het beleid voor bedrijventerreinen is gericht op de zorg voor voldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige, op de vraag van het bedrijfsleven afgestemde, bedrijventerreinen. Ruimte voor regionale bedrijventerreinen moet worden gevonden in het rode raamwerk. Op deze terreinen horen bedrijven thuis met een regionale functie. Ook bedrijven buiten de regio, meer grootschalige nieuwe bedrijven en milieuhinderlijke bedrijven moeten op deze terreinen hun plek kunnen vinden. Uitgangspunt is dat iedere regio door de samenwerkende gemeenten op regionale bedrijventerreinen geschikte ruimte wordt gereserveerd voor het accommoderen van milieuhinderlijke bedrijvigheid. Op terreinen voor lokale bedrijvigheid dienen bedrijven zich te kunnen vestigen, welke qua aard en, schaal en functie daarbij passend zijn. Doorwerking plangebied Onder 'Ruimtelijke Verordening Gelderland' is al aangegeven dat er voor het onderhavige plan een 'Quickscan flora en fauna en toetsing EHS' is uitgevoerd (als bijlage 1 toegevoegd, zie eveneens paragraaf 5.3). Gelet op de conclusie uit dat rapport kan gesteld worden dat de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant aangetast worden. Gelet op de aard van het plan, de locatie, de feitelijke situatie en de uitkomst van het ecologische onderzoek waarbij er geen effecten zijn op de ligging in de EHS-verbindingszone, is de onderhavige planherziening niet strijdig met de structuurvisie.
4.3
Gemeente
Structuurvisie Kernen Barneveld 2022 De gemeenteraad heeft op 22 november 2011 de "Structuurvisie Kernen Barneveld 2022" vastgesteld. De structuurvisie legt de gemeentelijke visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het eigen grondgebied vast. Het bestemmingsplan zal hier binnen moeten passen. De structuurvisie bevat een uitvoeringsprogramma. Hierin laat de gemeente zien hoe het voorgenomen beleid gerealiseerd zal worden. In de structuurvisie is een groot aantal ruimtelijke projecten opgenomen, waarvoor investeringen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn. Ook is er een groot aantal lopende en potentiële bouwmogelijkheden. Op de kaart behorende bij de structuurvisie ligt de planlocatie in een gebied dat is aangeduid als "Bestaand bebouwd gebied". "Tolboomweg I"(ontwerp)
11
Tolboomweg I In de structuurvisie staat aangegeven dat er voldoende mogelijkheden moeten zijn om kleine schone bedrijven te vestigen op bedrijventerreintjes in de kleinere kernen. Mogelijkheden voor kleinschalige bedrijventerreintjes op kernniveau zijn beperkt. Expliciet is aangegeven dat de zuidoostzijde van Terschuur lokale bedrijvigheid toestaat. Het betreft hier niet het toevoegen van extra bedrijvigheid, omdat er geen bebouwing bij zal komen. Het gaat hier om het verplaatsen van de groensingels, en het daarmee enigszins vergroten van het erf van de bedrijfsbestemming (met een oppervlakte van circa 137 m²) ten behoeve van de aanleg van parkeerplaatsen ter hoogte van het bedrijfspand Tolboomweg 9 alsmede het verhogen van de milieucategorie van één bedrijfspand. De Structuurvisie Kernen Barneveld 2022 vormt geen belemmering voor de onderhavige planherziening.
12
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
Hoofdstuk 5 5.1
RANDVOORWAARDEN
Bodem
In het kader van de ontwikkeling van het gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd. Er is op de locatie in 2002 een bodemonderzoek uitgevoerd, te weten: Hoevelakenseweg 89, verkennend bodemonderzoek (kenmerk M02-161, d.d. 11 november 2002). Uit dit onderzoek blijkt dat er destijds geen belemmeringen aanwezig waren voor een wijziging van het bestemmingsplan en het verlenen van een bouwvergunning. Hoewel de houdbaarheidstermijn voor een bodemonderzoek van vijf jaar is verstreken, is er geen reden om aan te nemen dat de huidige bodemkwaliteit afwijkt van die in 2002. Dit voorgaande betekent dat de bodem geschikt is voor de voorgenomen wijziging in de ruimtelijke ordening. Er behoeft geen verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
5.2
Cultuurhistorie
5.2.1
Archeologie
5.2.1.1 Archeologie lage verwachting Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. Wij hebben een archeologische beleidsadvieskaart voor de gehele gemeente. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor het plangebied aan de Tolboomweg 9 en 16 (kadastraal bekend gemeente Voorthuizen, sectie I, nummers 1845 (gedeeltelijk) en 1809) grotendeels een lage archeologische verwachting geldt. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 10.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. Gezien de lage verwachting en de beperkte omvang van de ingreep is er geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht. 5.2.1.2 Archeologie middelmatige verwachting Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. Wij hebben een archeologische beleidsadvieskaart voor de gehele gemeente. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor het perceel aan de adres een middelmatige archeologische verwachting geldt. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 1.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. Het project valt echter onder deze vrijstelling zodat geen nader onderzoek noodzakelijk is. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.
"Tolboomweg I"(ontwerp)
13
Tolboomweg I
5.2.2
Historische (steden)bouwkundige waarden
Er zijn in dit plangebied -wat betreft historische (steden)bouwkundige waarden- geen gebouwde elementen aanwezig met bijzondere betekenis, zoals molens, bruggen, kastelen of hele dorpen en binnensteden. Ook zijn er in het plangebied geen monumenten gelegen. 5.2.3
Historisch-geografische waarden
Historisch-geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van onze cultuurlandschappen, zoals polders, kavelstructuren, terpen en het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Er is hier geen sprake van historische-geografische waarden.
5.3
Ecologie
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren. 5.3.1
Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden. Het plangebied is niet gelegen in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. 5.3.2
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet. Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, wordt een natuurtoets uitgevoerd. Er zijn geen redenen aanwezig om extra beschermde natuurwaarden in de grondwal en de gazons te verwachten. Ook de watergangen blijven intact. Er zijn geen bijzondere soorten te verwachten. Door Econsultancy.nl is in november 2011 een quickscan flora en fauna uitgevoerd. In de quickscan flora en fauna is aangegeven dat de ingreep op de onderzoekslocatie reeds is uitgevoerd. Een groenstrook is verplaatst en er is een parkeerstrook op de onderzoekslocatie aangelegd. Aan de zuidzijde langs de Rijksweg is een wal opgeworpen en ingeplant met bosplantsoen. Het habitat op de onderzoekslocatie en het aanwezige habitat ten tijde van de groenstrook is niet geschikt bevonden voor beschermde soorten waarvoor geen vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling geldt of voor broedvogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn . Een ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen is niet aan de orde. Het onderzoeksrapport is als bijlage 1 toegevoegd. 5.3.3
Ecologische hoofdstructuur
De ontwikkeling ligt binnen de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Binnen de EHS geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegde gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht. Er is door Econsultancy.nl op 14 november 2011 een toetsing naar de EHS uitgevoerd, waaruit blijkt dat de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast door deze bestemmingsplanherziening. Uit de toetsing aan de effecten, zoals beschreven in de Streekplanuitwerking van de provincie Gelderland, blijkt dat er geen aantasting van de kernkwaliteiten en omgevingscondities zijn ontstaan. Voor de aangelegde groensingel wordt geadviseerd de jonge aanplant regelmatig vrij te stellen, zodat deze niet overwoekerd wordt door de ruigte. Als bijlage 1 is dit onderzoek toegevoegd. 14
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
5.4
Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen. Op de signaleringskaart van de gemeente Barneveld is te zien dat er in de omgeving van het plangebied een aardgasleiding is gelegen, en dat het plangebied binnen het invloedsgebied van deze aardgasleiding is gelegen. Ook is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied van de weg en het spoor. Op 11 januari 2012 heeft het Servicebureau Gemeenten advies uitgebracht over het aspect externe veiligheid. Uit de beoordeling volgt dat er geen belemmeringen voor het plangebied zijn ten aanzien van externe veiligheid. Bij (vervangende) nieuwbouw moet rekening worden gehouden met de belemmeringenstrook vanwege de hoge druk aardgasleiding. Als bijlagen 2, 3 en 4 is dit rapport (met bijlagen) toegevoegd. Externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor uitvoering van onderhavige verzoek.
5.5
Geluid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de geluidgrenswaarden op basis van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. Wet geluidhinder De onderhavige bestemmingsplanherziening heeft geen betrekking op wijzigingen binnen de geluidzones op basis van de Wet geluidhinder. Toetsing van de geluidgrenswaarden uit de Wet geluidhinder is daardoor niet nodig. Wet milieubeheer De herziening van het bestemmingsplan heeft wel betrekking op inrichtingen die vallen onder de Wet milieubeheer. In dat kader gelden voor de betreffende inrichtingen geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit (uitvoeringsbesluit op basis van de Wet milieubeheer). De herziening houdt onder andere in het legaliseren van parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn ten behoeve van activiteiten op de Tolboomweg 9 en komen te liggen op eigen terrein. Omdat het gaat om een beperkt aantal parkeerplaatsen voor met name personenauto's en de parkeerplaatsen niet gebruikt worden voor laaden losactiviteiten in de avond- en nachtperiode kan aangenomen worden dat het gebruik van de parkeerplaatsen geen overschrijding veroorzaakt van de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit en daardoor niet zal leiden tot geluidsoverlast voor omwonenden. Naast het legaliseren van parkeerplaatsen houdt de herziening van het bestemmingplan ook het verhogen van de milieucategorie voor twee bedrijfsactiviteiten op het perceel Tolboomweg 16 in. Het verhogen van de milieucategorie heeft tot gevolg dat de richtafstanden voor ruimtelijke relevante milieuaspecten groter worden. De richtafstanden geven de ruimte aan waar bepaalde ruimtelijk ontwikkelingen mogelijk of juist ongewenst zijn. Het geeft de mogelijke invloedsfeer van het bedrijf aan (tot welke afstand vanaf het bedrijf kan bijvoorbeeld de geluidproductie van het bedrijf een rol spelen op zijn omgeving). Voor het aspect geluid betekent een verhoging van de milieucategorie niet dat het bedrijf meer geluid mag produceren. De geluidruimte van de betreffende bedrijfsactiviteiten op de Tolboomweg 16 wordt bepaald door de in het Activiteitenbesluit vastgelegde geluidgrenswaarden.
"Tolboomweg I"(ontwerp)
15
Tolboomweg I
5.6
Geur
De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de Wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de raad een geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij. In de omgeving van het plangebied is één agrarische bedrijf gelegen, te weten op het perceel Hoevelakenseweg 79. Dit agrarische bedrijf is op een afstand van circa 164 meter ten opzichte van het bedrijfspand aan de Tolboomweg 16 gelegen. Doordat er andere geurgevoelige objecten op een kleinere afstand zijn gelegen ten opzichte van dit agrarische bedrijf, wordt het agrarische bedrijf niet extra belemmerd in zijn bedrijfsontwikkeling (indien het bedrijf Tolboomweg 16 een hogere milieucategorie krijgt). Naast de woning (Hoevelakenseweg 81) zijn er namelijk ook andere bedrijfsgebouwen op het bedrijventerrein 'De Tolboom' aanwezig die dichterbij het agrarische bedrijf zijn gesitueerd en daarbij eerder een belemmering geven voor het agrarische bedrijf. Het toekennen van een hogere milieucategorie ten behoeve van 'het vervaardigen van overige voedingsmiddelen' en 'pakhuisbedrijven' aan De Korrel Beheer B.V. is daarmee aanvaardbaar. Overigens behoeven parkeerplaatsen niet beschermd te worden. Gelet op het voorgaande vormt het aspect geur geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
5.7
Leidingen
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen wel leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. Zo is er namelijk ten zuiden van de bestemde 'Groensingel' een aardgastransportleiding (hogedruk gasleiding) gelegen. Er dient een strook van 8 meter (aan weerzijden van de leiding 4 meter) breed vrij te blijven van beplanting. De nieuw te realiseren hagen zullen op voldoende afstand gelegen zijn, zodat de aanplant geen belemmering vormt voor deze aardgastransportleiding. Er zijn geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.
5.8
Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het legaliseren van de parkeerplaatsen kan niet gerelateerd worden aan meer bezoekers en daarmee aan een toename van verkeersbewegingen. Dit geldt eveneens voor het verhogen van de milieucategorie voor twee bedrijfsactiviteiten op het perceel Tolboomweg 16. De onderhavige bestemmingsplanherziening heeft dus geen extra vervoersbewegingen tot gevolg waardoor toetsen aan de wettelijke luchtkwaliteitseisen niet nodig is.
5.9
Milieueffectrapportage
Niet voor alle nieuwe activiteiten hoeft een m.e.r.-procedure gevolgd te worden. Uitgangspunt van de m.e.r.-beoordeling is het 'nee, tenzij' -principe. Dat wil zeggen dat alleen een milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, wanneer er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. De verplichting tot het toepassen van een m.e.r.-procedure ontstaat als de voorgenomen activiteit vermeld is in het Besluit milieueffectrapportage én een omvang heeft boven de vermelde richtwaarden én voor die activiteit de aangewezen besluiten genomen moeten worden en/of plannen worden vastgesteld.
16
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I Het Besluit m.e.r. maakt onderscheid naar m.e.r.-plichtige activiteiten en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Het Besluit bevat daartoe twee lijsten van activiteiten, respectievelijk onderdeel C en D. Beide onderdelen bestaan uit vier kolommen. De eerste kolom bevat een omschrijving van de m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten. De tweede kolom vermeldt eventuele richtwaarden. Kolom 3 geeft aan voor welke plannen de plan-m.e.r.-plicht geldt. Kolom 4 benoemd voor welke besluiten de m.e.r.-(beoordelings)-plicht geldt. Ook voor een activiteit die onder de drempelwaarde blijft moet beoordeeld worden of een MER moet worden opgesteld. Deze beoordeling is vormvrij. Onderdeel C van de bijlage bij dit Besluit vermeldt voor welke activiteiten altijd verplicht een MER moet worden opgesteld, voordat een (m.e.r.-plichtig) besluit mag worden genomen, danwel een m.e.r.-plichtig plan mag worden vastgesteld. De activiteit is dan direct m.e.r.-plichtig. In onderdeel D is vermeld welke activiteiten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (kolom 4). Voor dergelijke activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of op basis van 'belangrijke nadelige gevolgen die de voorgenomen activiteit voor het milieu kan hebben', een m.e.r.-procedure noodzakelijk is voor het betreffende besluit en/of plan. Als de omvang van een activiteit onder de richtwaarde van de D-lijst zit, is er waarschijnlijk geen sprake van aanzienlijke milieugevolgen. Maar de omvang van een project is niet het enige criterium om wel of geen m.e.r.-(beoordeling) uit te voeren. Het gaat in het Besluit om richtwaarden. Dat betekent dat het bevoegd gezag zich, ook bij activiteiten onder de richtwaarden, er nog van moet vergewissen of de activiteit daadwerkelijk geen aanzienlijke milieugevolgen kan hebben, waarbij het in het bijzonder moet nagaan of sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Die beoordeling kan er toe leiden dat toch een milieueffectbeoordeling gemaakt moet worden. In dat geval bestaat de mogelijkheid een eenvoudige beoordeling te doen, die onderdeel is van het betreffende plan of besluit. Er is dan geen afzonderlijke m.e.r.-procedure nodig. In dit geval is de activiteit niet m.e.r.-plichtig. Het betreft namelijk geen activiteit die vermeld staat in kolom 1 van onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit. Het gaat om een ontwikkeling die zo kleinschalig is dat de milieugevolgen niet in beeld gebracht behoeven te worden. Ook is het geen activiteit die in kolom 1 van onderdeel C van de Bijlage bij het Besluit is vermeld. Overigens hebben de in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn opgenomen criteria niet uitgewezen dat er sprake zal zijn van belangrijke milieugevolgen, zodat een m.e.r.-beoordeling achterwege kan blijven.
5.10
Milieuzonering
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, wordt in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen. De onderhavige activiteiten vinden plaats op Tolboomweg 16: vervaardigen van overige voedingsmiddelen (SBI-2008: 1089) opslag/pakhuisbedrijf: distributiecentra, pak- en koelhuizen (SBI-2008: 52102 en 52109) groothandel in overige voedings- en genotmiddelen (SBI-2008: 4638 en 4639). De Korrel Beheer B.V. is een groothandel in voedingsmiddelen en daarnaast worden er voedingsmiddelen ten behoeve van mensen gemengd. Deze laatste activiteit sluit het beste aan bij het vervaardigen van overige voedingsmiddelen. Voor de feitelijk uitgevoerde activiteiten is milieucategorie 4.1 te zwaar. Er is in de huidige situatie sprake van een lagere milieucategorie (milieucategorie 3.2), omdat het productieoppervlakte ten behoeve van het mengen van voedingsmiddelen relatief klein is, aangezien slechts een oppervlakte van ongeveer 200 á 300 m² van de totale oppervlakte van het bedrijfspand voor die betreffende activiteit wordt gebruikt. Bij een milieucategorie van 3.2 hoort een grootste hinderafstand van 100 meter. Milieucategorie 3.2 is voor dit bedrijf gerechtvaardigd, mits het bedrijf niet uitbreidt en/of verandert. Reeds uit de melding van 2004 volgt dat er toen al sprake was van een activiteit met een hogere milieucategorie op het perceel Tolboomweg 16 dan het bestemmingsplan toeliet. Het betreft dan de activiteit 'opslag/pakhuisbedrijf: distributiecentra, pak- en koelhuizen (milieucategorie 3.1, met grootste afstand 50 meter). De noodzakelijk ontheffingsprocedure voor het toestaan van die activiteit is destijds ten onrechte niet doorlopen. Er zijn uit omgeving geen klachten bekend. Het gaat om een bedrijf dat reeds vele jaren gevestigd is op het bedrijventerrein 'De Tolboom'. Zoals reeds is opgemerkt in paragraaf 5.6 is het agrarische bedrijf aan de Hoevelakenseweg 79 gelegen op een afstand circa 164 meter ten opzichte van het bedrijfspand aan de Tolboomweg 79. Dit agrarische bedrijf wordt niet belemmerd wanneer het bedrijfspand aan de "Tolboomweg I"(ontwerp)
17
Tolboomweg I Tolboomweg 16 een hogere milieucategorie krijgt. Op een afstand van circa 90 meter ten opzichte van het bedrijfspand Tolboomweg 16 bevindt zich een woning. Het gebied rondom Tolboomweg 16 is een gebied met lintbebouwing gecombineerd met buitengebied en industriële activiteiten gelegen langs een hoofdinfrastructuur. Dit is een gebied met functiemenging wat overeenkomt met het omgevingstype 'Gemengd gebied'. De bovengenoemde richtafstand van 100 meter kan -zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat' met een afstandsstap worden verlaagd naar milieucategorie 3.1, met een grootste afstand van 50 meter. Dit voorgaande betekent dat milieuzonering geen belemmering vormt voor onderhavige planherziening.
5.11
Natuur en landschap
Vanwege een representatieve uitstraling van het bedrijventerrein 'De Tolboom' en de bedrijfspercelen zelf is het noodzakelijk dat er hagen gerealiseerd worden ten zuiden van de bedrijfsbestemming (bij Tolboomweg 9 en 16). Deze hagen zullen tegen de twee parkeerterreinen aan de Tolboomweg 9 en 16, net op grond in eigendom van de gemeente, aangeplant worden. Inmiddels zijn de hagen reeds gerealiseerd (met daarin enkele bomen). De verwijderde groensingels moeten elders gecompenseerd worden. De enige mogelijkheid om een groensingel aan te leggen is aan de binnenzijde van de aanwezige grondwal. Hierbij is aanplant van twee rijen bosplantsoen voldoende. Er zullen enkele struiken op de binnenzijde van de grondwal worden geplant waardoor de groensingel minder hoog zal worden. Beide locaties (Tolboomweg 9 en 16) zijn niet als zichtlocatie verkocht. Bij deze nieuwe groensingel is ook rekening gehouden met belangen van omwonenden. Hoewel zij geen direct zicht hebben op de verwijderde groensingels (bij de parkeerterreinen), dient de groensingel wel ter afscherming van het bedrijventerrein 'De Tolboom'. Immers de groensingel heeft binnen het bestemmingsplan "Hoevelakenseweg III" een afschermende werking als doel. De aanleg van de groensingel op het talud van de grondwal komt voor rekening van de initiatiefnemer. Dit zal plaatsvinden in opdracht en onder de regie van de gemeente. De inboet en het onderhoud komen na aanleg voor rekening van de gemeente. Er is hiertoe een overeenkomst opgesteld. Ook is op de grondwal de beplanting inmiddels al gerealiseerd.
5.12
Waterbeheer
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003) De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater. Vierde nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998) De vierde nota waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden/versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt. Waterbeleid in de 21e eeuw (2000) De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en hevigere buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe 18
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen. Waterplan provincie Gelderland Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese Kaderrichtlijn Water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe Waterwet (22 december 2009). Waterbeheersplan Waterschap Vallei & Eem In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Waterplan Barneveld In het visiedocument van het waterplan is aangegeven dat schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden wordt ingezameld. Het schone regenwater wordt bij voorkeur geïnfiltreerd of lokaal op oppervlaktewater geloosd. Huidige Situatie in het plangebied Hemelwater Binnen het plangebied wordt het afvloeiende hemelwater middels hemelwaterriolering opgevangen en verwerkt. Oppervlaktewater Aan de zuidzijde van het plangebied is in de huidige situatie oppervlaktewater aanwezig. Toekomstige situatie Hemelwater Door de aanleg van de extra parkeerplaatsen komt er meer regenwater versneld tot afvoer. Door de extra aan te leggen parkeerplaatsen oppervlakkig af te laten voeren naar de groenstrook aan de zuidzijde van het plangebied infiltreert het regenwater daar waarna het via het grondwater vertraagd in de watergang komt.
"Tolboomweg I"(ontwerp)
19
Tolboomweg I
Hoofdstuk 6 6.1
JURIDISCHE ASPECTEN
Juridische aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod. Bevoegdheid Onder bevoegd gezag verstaan wij het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is. Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen. Inleidende regels Begrippen In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik. Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit bijlage 12 van SVBP2008 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld. Bestemmingsregels Bestemming 'Bedrijventerrein' De bestemming 'Bedrijventerrein' wordt toegepast in gebieden waar meerdere bedrijven bij elkaar gevestigd zijn of waar zwaardere milieucategorieën mogelijk zijn. Via de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is aangegeven welke milieucategorieën toelaatbaar zijn. Bij de bestemming 'Bedrijventerrein' is geen bedrijfswoning toegestaan, vanwege de zwaardere categorieën bedrijven die zijn toegestaan. In verband met de bereikbaarheid van objecten voor de hulpdiensten (met name de brandweer) is bepaald dat de onderlinge afstand van een bedrijfsgebouw tot een zijdelingse perceelsgrens en tussen bedrijfsgebouwen onderling niet minder dan 5 meter mag bedragen (Notitie Proactie Gemeentebrandweer Barneveld).
20
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Bij 'Bedrijventerrein' kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels voor een hoogte van 4 meter. Bestemming 'Groen' Het structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Onder structureel groen worden wijkparken, grotere groenelementen op buurt- of blokniveau, groen om wegen en waterlopen en wadi's verstaan. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en paden toegestaan. De bestemming 'Groen' wordt alleen toegepast op openbare gronden, niet op particuliere terreinen. Het is mogelijk om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor de aanleg van in- en uitritten. Bestemming 'Verkeer' De bestemming 'Verkeer' wordt opgenomen voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden. Daarnaast zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen mogelijk. Evenals waterhuishoudkundige doeleinden en bermen. Dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 1' In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ wordt de dubbelbestemming Waarde – archeologie toegepast. 'Waarde – archeologie 1' wordt toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m: in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m²); in gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m²); in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m²); in historische kernen (bij een oppervlakte van meer dan 100 m²) en voor niet zichtbare terreinen met archeologische waarde. Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Algemene aanduidingsregels De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. Algemene afwijkingsregels Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond. Het is niet de bedoeling dat deze algemene bevoegdheid wordt toegepast in combinatie met het afwijken zoals dat bij een specifieke bestemming is genoemd. Met andere woorden: cumulatie van deze bevoegdheden is uitgesloten. Een voorbeeld: de maximale bouwhoogte voor een woning is 12 meter. Bij de bestemming 'Wonen-1' is de bevoegdheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en die bouwhoogte te vergroten met maximaal 3 meter. Het is niet de bedoeling dat dan nog eens toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid met een vergroting van nog eens 10% tot gevolg. Algemene procedureregels Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging. "Tolboomweg I"(ontwerp)
21
Tolboomweg I Voor het stellen van nadere eisen is geen procedure opgenomen in de wet. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3 "Algemene regels" van dit bestemmingsplan. Algemene wijzigingsregels In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven. Overgangs- en slotregels Overgangsregels Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties. De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Slotregel Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.
6.2
Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn: de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving; handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren; niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving. Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom. In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving). Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol. Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door: de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels; het afwijkingenbeleid. In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden. Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn. 22
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
Hoofdstuk 7
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Nu er geen sprake is van een bouwplan in de zin van de Bro, behoeft er geen exploitatieplan door de raad vastgesteld te worden. De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) is een afzonderlijke overeenkomst gesloten. Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.
"Tolboomweg I"(ontwerp)
23
Tolboomweg I
Hoofdstuk 8 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
8.1
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In het kader hiervan is het bestemmingsplan voor overleg aan onderstaande instanties toegezonden: Provincie Gelderland; Waterschap Vallei en Eem; Nederlandse Gasunie Oost. Het Waterschap Vallei en Eem heeft aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het opstellen van een officiële reactie. Daarnaast heeft de provincie aangegeven dat in het voorontwerp geen provinciale belangen aan de orde zijn en daarom geen reden ziet hierover advies uit te brengen. De Nederlandse Gasuniet Oost heeft geen reactie gegeven.
8.2
Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. In casu is afgezien van het houden van inspraak. Het is namelijk niet waarschijnlijk dat het ter inzage leggen van het plan voor de inspraak toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan. De omvang van het plan is namelijk beperkt en het plan kent weinig flexibiliteit zodat eventuele opmerkingen van belanghebbenden in het kader van de zienswijze behandeld zullen worden.
8.3
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan ligt van 1 juni 2012 tot en met 12 juli 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn wel/geen reacties ingediend. Deze reacties hebben wel/niet geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is de Nota Zienswijzen bijgevoegd.
24
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
"Tolboomweg I"(ontwerp)
25
Tolboomweg I
Bijlagen bij de toelichting
26
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
Bijlage 1
Ecologisch onderzoek
"Tolboomweg I"(ontwerp)
27
Tolboomweg I
Bijlage 2
28
Externe veiligheid
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
Bijlage 3
Rapportage risicoberekening hoge druk aardgasleiding
"Tolboomweg I"(ontwerp)
29
Tolboomweg I
Bijlage 4 spoor
30
Rapportage RBM II Vervoer gevaarlijke stoffen over het
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
"Tolboomweg I"(ontwerp)
31
Tolboomweg I
Regels
32
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
Hoofdstuk 1 Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1
Aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.2
Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.3
Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.4
Afwijking
een afwijking zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.5
Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis; 1.6
Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.7
Bebouwingspercentage
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.8
Bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen; 1.9
Bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.10
Bestaande
bestaand en legaal aanwezig op de dag van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; 1.11
Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak; 1.12
Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0203.1146-0002.gml met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
"Tolboomweg I"(ontwerp)
33
Tolboomweg I
1.13
Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.14
Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning; 1.15
Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.16
Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; 1.17
Bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte; 1.18
Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.19
Bouwgrens
de grens van een bouwvlak; 1.20
Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 1.21
Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.22
Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel; 1.23
Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.24
Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.25
Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
34
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
1.26
Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.27
Detailhandel volumineus
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een grote oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, meubels, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair; 1.28
Erf
bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is; 1.29
Gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.30
Gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven; 1.31
Hoofdgebouw
een (deel van een) gebouw, dat vanwege zijn indeling en uiterlijke verschijningsvorm, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel of bouwvlak moet worden aangemerkt en waartoe eventuele uitbouwen, aanbouwen en bijgebouwen niet worden gerekend; 1.32
Hulpdiensten
Brandweer, politie en ambulance; 1.33
Kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen; 1.34
Maaiveld
gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft; 1.35
Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.36
Omgevingsvergunning
Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.37
Ondergronds bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen; 1.38
Overkapping
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;
"Tolboomweg I"(ontwerp)
35
Tolboomweg I
1.39
Peil
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein; 1.40
Plan
het bestemmingsplan 'Tolboomweg I' van de gemeente Barneveld; 1.41
Productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.42
SBI-Code
Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek; 1.43
Staat van Bedrijfsactiviteiten
als bijlage(n) bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst(en) van bedrijven en instellingen; 1.44
Uitbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist; 1.45
Uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven; 1.46
Uitwerking
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.47
Verbeelding
De bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven; 1.48
Vloeroppervlak
grootte van de oppervlakte van een bouwlaag; 1.49
Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw; 1.50
Voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; 1.51
Wet ruimtelijke ordening
Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
36
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
1.52
Wgh-inrichting
een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 derde lid van de Wet geluidhinder en genoemd in bijlage I, onderdeel van het Besluit omgevingsrecht, zoals deze luiden op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.53
Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening; 1.54
Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.2
De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.3
De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.4
De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5
De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.6
De hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine; 2.7
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel; 2.8
De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk
onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren; 2.9
De oppervlakte van een overkapping
de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld; 2.10
Het vloeroppervlak
boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren. 2.11
Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders weergegeven: "Tolboomweg I"(ontwerp)
37
Tolboomweg I a. b. c. d.
38
voor lengten in meters (m); voor oppervlakten in vierkante meters (m²); voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³); voor verhoudingen in procenten (%).
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
BESTEMMINGSREGELS
Bedrijventerrein
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijven tot en met categorie 2 uit bijlage 1; b. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen is ook het specifieke met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan: Aanduiding Bedrijf
SBI-code (2008)
Maximale milieucategorie
(sbt-3)
specifieke vorm van bedrijventerrein - 52102, 52109, nr. A 3.1 distributiecentra, pak- en koelhuizen
(sb-75)
specifieke vorm van bedrijf vervaardiging van overige voedingsmiddelen
1089
3.2
met dien verstande dat Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn uitgesloten; met daaraan ondergeschikt: c. wegen en paden; d. groenvoorzieningen; e. parkeervoorzieningen; f. productiegebonden detailhandel; met de daarbij behorende: g. gebouwen; h. terreinen; i. bouwwerken geen gebouwen zijnde. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven; c. de gronden buiten het bouwvlak mogen voor maximaal 1% worden bebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' want daar geldt het percentage dat op de verbeelding is weergegeven; d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen een bouwvlak mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is weergegeven;] e. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de goothoogte die voor een hoofdbouwmassa is toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' want daar gelden de maten zoals op de verbeelding zijn weergegeven; f. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen; g. de onderlinge afstand tussen de gebouwen mag niet minder dan 5 m bedragen; h. de afstand van een gebouw tot een weg mag niet minder dan 5 m bedragen.
"Tolboomweg I"(ontwerp)
39
Tolboomweg I
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen; b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen; c. per bouwperceel is één overkapping toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 5% van de oppervlakte van het bouwperceel; d. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen; f. wat betreft de situering van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, is artikel 3.2.1, sub c van overeenkomstige toepassing. 3.3
Nadere eisen
1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. een goede milieusituatie; c. de verkeersveiligheid; d. de sociale veiligheid; e. de brandveiligheid; f. de externe veiligheid; en g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 11.1 van toepassing. 3.4
Afwijken van de bouwregels
1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwvlak wordt vergroot tot maximaal 100%; 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1, sub c, d en/of e mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 en toestaan dat de bouw- en/of goothoogte van een gebouw, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m; 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m; 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m; 6. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a. het straat- en bebouwingsbeeld; b. de verkeersveiligheid; c. de sociale veiligheid; d. de milieusituatie; en e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.5
Specifieke gebruiksregels
1. De opslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 3.2.1. 2. Per bedrijf mag de maximale oppervlakte in gebruik voor een onzelfstandig kantoor maximaal 40 procent van de bruto vloeroppervlakte van het bedrijf bedragen. 2 3. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m )' mag de perceelsoppervlakte per bedrijf niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven. 3.6 40
Afwijken van de gebruiksregels "Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in artikel 3.1 bedoelde bedrijven, mits het geen Wgh-inrichtingen betreft; 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 ten behoeve van de vestiging van Wgh-inrichtingen; 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 ten behoeve van de vestiging van Bevi-inrichtingen; 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 ten behoeve van de 3 vestiging van een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg met een doorzet van meer dan 1.000 m per jaar 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 ten behoeve van bedrijven die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van één hogere categorie zijn, mits omliggende woningen en bedrijven niet onevenredig nadelig worden beïnvloed; 6. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van: a. productiegebonden detailhandel; b. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen; c. detailhandel in volumineuze goederen; d. bouwmarkten; e. detailhandel in meubelen en woninginrichting; mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het kernwinkelapparaat en wijkwinkelvoorzieningen; 7. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a. het straat- en bebouwingsbeeld; b. de milieusituatie; c. de verkeersveiligheid; d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 4.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. bermen en beplanting; c. paden; d. speelvoorzieningen; e. waterlopen, waterpartijen en waterberging; met daaraan ondergeschikt: f. verhardingen; g. parkeervoorzieningen; met de daarbij behorende: h. bouwwerken geen gebouwen zijnde. 4.2
Bouwregels
1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 2. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 4 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' want daar geldt de maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven; 3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, behoudens palen en masten waarvoor een maximale bouwhoogte van 9 m geldt. 4.3
Afwijken van de gebruiksregels
1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 ten behoeve van het aanleggen van in- en uitritten om aangrenzende gebouwen en terreinen te kunnen bereiken en
"Tolboomweg I"(ontwerp)
41
Tolboomweg I verlaten. De breedte van een in- en uitrit mag niet meer dan 4 m bedragen. 2. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a. het straat- en bebouwingsbeeld; b. de verkeersveiligheid; en c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 5.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen waarbij geldt dat wegen uit maximaal 2 rijstroken (2x1) dienen te bestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'aantal rijstroken' want daar geldt dat het aantal rijstroken niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is weergegeven, alsmede parallelrijbanen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten; b. voet- en rijwielpaden; c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen; d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen; e. bermen; met de daarbij behorende: f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 5.2
Bouwregels
5.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 4 m bedragen; b. de bouwhoogte van palen, masten en verwijsborden mag niet meer dan 9 m bedragen; c. de bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer dan 3 m bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen. 5.3
Nadere eisen
1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. de verkeersveiligheid; b. de sociale veiligheid; en c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 11.1 van toepassing. 5.4
Afwijken van de bouwregels
1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken tot een bouwhoogte van 10 m; 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a. het straat- en bebouwingsbeeld; b. de verkeersveiligheid.
Artikel 6 6.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een (ondergrondse) aardgasleiding.
42
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
6.2
Bouwregels
Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald artikelen niet worden gebouwd, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van het 2 leidingbeheer, met, indien het een gebouw betreft, een maximale bebouwde oppervlakte van 40 m en een maximale bouwhoogte van 4 m.
6.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2 voor het oprichten van enig bouwwerk na schriftelijke instemming van de leidingbeheerder.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting; b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk; d. diepploegen; e. het aanbrengen van gesloten verhardingen; f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen; g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair; i. het indrijven van voorwerpen in de bodem. 2. Het verbod uit artikel 6.4,eerste lid sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Artikel 7 7.1
Waarde - Archeologie 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
7.2
Bouwregels
1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer 2 dan 10.000 m en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt. 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat op deze gronden, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen en in het eerste lid is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd: a. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde 2 archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' meer dan 1.000 m en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt; b. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde 2 archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' meer dan 250 m en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
"Tolboomweg I"(ontwerp)
43
Tolboomweg I c.
voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde 2 archeologie 1 - historische kern' meer dan 100 m en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt; d. voor zover de ondergrondse bouwdiepte bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 vastgestelde archeologische waarde' meer dan 0,3 m bedraagt. 3. Als artikel 7.1 dan wel 7.2 van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - indien: a. de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige; b. Indien uit het hiervoor bedoelde onderzoek en/of advies blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het afwijken van de bouwregels zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken op voorwaarde dat: technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of opgravingen worden verricht en daarvan rapportage wordt gedaan; en/of een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt. 7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en 2 werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van 10.000 m : a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen; b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken; c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld. 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals genoemd in artikel 7.3, lid 1, sub a, b en c: a. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' over een 2 oppervlakte van meer dan 1.000 m ; b. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' over een 2 oppervlakte van meer dan 250 m ; c. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - historische kern' over een oppervlakte van 2 meer dan 100 m ; d. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde'. 3. Het in artikel 7.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld. 7.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.
44
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
Hoofdstuk 3 Artikel 8
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan: a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn; b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten. 2. Het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in het eerste lid, kan niet indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking van de bouwregels kan worden voorkomen.
Artikel 10 10.1
Algemene wijzigingsregels
Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad: 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot; 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 11 11.1
Algemene procedureregels
Procedure bij het stellen van nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure: 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage; 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg; 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn; 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
"Tolboomweg I"(ontwerp)
45
Tolboomweg I
Hoofdstuk 4 Artikel 12 12.1
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 12.2
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Tolboomweg I' van de gemeente Barneveld. Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld d.d. tot vaststelling. Mij bekend, de griffier.
46
"Tolboomweg I"(ontwerp)
Tolboomweg I
BIJLAGEN BIJ DE REGELS
"Tolboomweg I"(ontwerp)
47
Tolboomweg I
Bijlage 1 STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN BEDRIJVENTERREIN
48
"Tolboomweg I"(ontwerp)