Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Coevorden Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig tot (als de vervaldatum is vastgesteld) Onderwerp
gemeente Coevorden Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Coevorden Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Coevorden. gemeenteraad
Sociale voorzieningen en werkgelegenheid
Opmerkingen m.b.t. de regeling Let op: deze verordening bevat een overgangsregeling: artikel 16
Grondslagen 1. Gemeenwet, art. 147, lid 1 2. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1 3. Wet werk en bijstand, art. 30
Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) 1. Geen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum inwerkingtreding
1-7-2004
Terugwerkende kracht
Betreft
Ontstaansbron: Inwerkingtreding: Voorstel datum ondertekening; datum ondertekening; gemeenteraad bron bekendmaking bron bekendmaking
nieuwe regeling
15-6-2004 15-6-2004 03-06-2004/148 Coevorden Coevorden HuisAanHuis, 30-06- HuisAanHuis, 30-062004 2004
1
Geconsolideerde tekst van de regeling
De raad van de gemeente Coevorden Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Coevorden van 3 juni 2004 nr. 148, Overwegende dat, een ingezetene van de gemeente Coevorden, die niet beschikt over de middelen om in de algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan te voorzien, recht moet kunnen laten gelden op bijstandsverlening, dit recht zijn grondslag moet vinden op de beginselen van zorgvuldigheid, rechtmatigheid en rechtvaardigheid, het recht tot bijstandsverlening gekoppeld is aan verplichtingen aan de zijde van de bijstandsontvanger. Gelet op artikel 147,eerste lid van de Gemeenwet en op artikel 8, lid 1, onderdeel c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand,
Besluit vast te stellen de volgende verordening:
Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Coevorden.
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet werk en bijstand (Stb. No 375 , 9 oktober 2003); b. alleenstaande: de ongehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte; c. alleenstaande ouder: de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte; d. medebewoner: de persoon van 18 jaar of ouder die zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft als de belanghebbende, voor het wonen in die woning geen commerciële relatie met deze onderhoudt en met wie de belanghebbende de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (gedeeltelijk) kan delen; e. echtpaar: de gehuwden tezamen; f. gezin: 1. de gehuwden tezamen; 2. de gehuwden met de tot hun last komende kinderen; 3. de alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kinderen;
2
g. h. i. j. k.
l. m.
kind: het in Nederland woonachtig eigen kind of stiefkind; het ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken; belanghebbende: degene van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken; toeslag: de toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet; netto minimumloon: het minimumloon per maand genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag waarop een werknemer op grond van artikel 15 van genoemde wet ten minste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en het werknemersaandeel ziekenfondspremie. De loonbelasting en premies volksverzekeringen worden berekend overeenkomstig de bepalingen in artikel 55, tweede lid, van genoemde wet; kostganger: de belanghebbende die niet over eigen woonruimte beschikt en permanent zijn hoofdverblijf heeft bij anderen; onderhuurder: de belanghebbende die niet over eigen woonruimte beschikt en permanent een deel woonruimte huurt van de hoofdbewoner.
Artikel 2. 1.
2.
3.
In deze verordening wordt: a. als medebewoner in ieder geval aangemerkt de bloedverwant van de belanghebbende in de eerste of tweede graad voor zover zij geen gezamenlijke huishouding voeren; b. voor de bepaling van het aantal medebewoners, het gezin als één medebewoner aangemerkt; c. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander persoon een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte; d. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en: a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of in de periode van twee jaar voorafgaande aan de aanvraag van bijstand voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt; b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander; c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of d. zij op grond van een registratie, als bedoeld in artikel 3 vierde lid, onder d, van de wet, worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding als bedoeld in het tweede lid.
3
Hoofdstuk 2
Categorieën.
Artikel 3. 1.
Voor belanghebbenden geldt de onderstaande categorieaanduiding: a. de alleenstaande; b. de alleenstaande ouder; c. echtpaar.
Hoofdstuk 3
Criteria voor het verhogen van de norm.
Artikel 4
De Toeslag voor de alleenstaande (ouder)
1.
2. 3.
4.
5.
De norm voor een alleenstaande, of alleenstaande ouder wordt verhoogd met een toeslag indien de belanghebbende hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, door het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander. De toeslag bedraagt ten hoogste het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande of alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag. De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande of alleenstaande ouder op wie het derde lid niet van toepassing is 10% van het netto minimumloon indien één medebewoner in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft; De toeslag voor kinderen van 21 jaar en ouder die bij de ouders inwonend zijn bedraagt 10 % van het minimumloon.
Artikel 5
Kostganger en onderhuurder
Indien de belanghebbende als kostganger/onderhuurder is aan te merken wordt geen toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet verleend.
Artikel 6
Kostgever
Indien de belanghebbende als kostgever is aan te merken wordt geen toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet verleend.
Artikel 7
Onderverhuurder
Indien de belanghebbende als (onder)verhuurder is aan te merken van een deel van de woning waarin hij zijn hoofdverblijf heeft, wordt geen toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet verleend.
4
Hoofdstuk 4 § 4.1
Verlaging van de norm voor een echtpaar.
Artikel 8 1.
2.
Criteria voor verlaging van de norm of de toeslag.
Verlaging in verband met medebewoning
De bijstandsnorm voor een echtpaar wordt verlaagd voor zover de belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet, door het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt, a. 10% van het netto minimumloon indien één medebewoner in dezelfde woning als de belanghebbenden zijn hoofdverblijf heeft; b. 20% van het netto minimumloon indien een kostganger of onderhuurder in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft.
Artikel 9
Kostganger en kamerhuurder
Indien het echtpaar als kostganger/onderhuurder is aan te merken, wordt de bijstandsnorm voor de belanghebbenden met 20% van het netto minimumloon verlaagd.
Artikel 10
Kostgever
Indien het echtpaar als kostgever is aan te merken, wordt de bijstandsnorm voor de belanghebbenden verlaagd met 20 % van het netto minimumloon bij het houden van een kostganger.
Artikel 11
Onderverhuurder
Indien het echtpaar als (onder)verhuurder is aan te merken van een deel van de woning waarin de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben, wordt de norm verlaagd. De verlaging bedraagt 20% van het wettelijk minimumloon bij het hebben van een (onder)huurder.
§ 4.2
Verlaging van de norm of de toeslag.
Artikel 12 1.
2. 3.
Ontbrekende woonkosten
De norm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorziet, door zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning De in het eerste lid bedoelde verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag Aan een alleenstaande (ouder) die geen woning aanhoudt en geen woonlasten heeft wordt geen toeslag verstrekt.
5
4. 5. 6.
Aan een alleenstaande (ouder) die geen woning aanhoudt maar wel woonlasten heeft wordt een toeslag van 10% van het netto minimum loon verstrekt. De norm van een echtpaar dat geen woning aanhoudt en geen woonlasten heeft wordt verlaagd met 20% van het netto minimum loon. De norm van een echtpaar dat geen woning aanhoudt maar wel woonlasten heeft wordt verlaagd met 10% van het netto minimum loon.
Artikel 13 1. 2.
De toeslag wordt voor de persoon van 21 of 22 jaar in afwijking van hoofdstuk 3 van deze verordening vastgesteld. Voor de persoon van 21 of 22 jaar wordt de toeslag; a. op nihil gesteld indien één of meer medebewoners in dezelfde woning als de belanghebbende hun hoofdverblijf hebben; b. op 10% van het netto minimumloon gesteld indien in de woning waarin de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft, geen als medebewoner aan te merken persoon zijn hoofdverblijf heeft.
Artikel 14 1.
2.
21 en 22 jarigen
Cumulatie
Indien voor de alleenstaande of de alleenstaande ouder een combinatie geldt van toeslag vastgesteld op grond van artikel 4, 5, 6 of artikel 7 en een verlaging vastgesteld op grond van artikel 12 bedraagt de verlaging niet meer dan 30% van het netto minimumloon ten opzichte van de bijstandsnorm van de belanghebbende zoals deze is vastgesteld in artikel 21, eerste lid onder a en b, van de wet. Indien voor het echtpaar een combinatie geldt van een verlaging vastgesteld op grond van artikel 8, 9, 10 of 11, en een verlaging vastgesteld op grond van artikel 12 bedraagt de verlaging niet meer dan 30% van het netto minimumloon ten opzichte van de bijstandsnorm voor de belanghebbende zoals deze is vastgesteld in artikel 21, eerste lid, onder c, van de wet.
Hoofdstuk 5
Slotbepalingen
Artikel 15. Burgemeester en wethouders zijn belast met het nemen van besluiten inzake het bepaalde betreffende de artikelen 3 tot en met 14 van deze verordening.
Artikel 16 1. 2. 3.
Inwerkingtreding en overgangsrecht
Deze verordening treedt met ingang van 1 juli 2004 in werking. Op dat tijdstip vervalt de Verordening toeslagen en verlagingen Algemene bijstandswet van de gemeente Coevorden; Voor de belanghebbende die tot de datum van de inwerkingtreding van deze verordening in aanmerking komt voor een andere toeslag of verlaging van de norm zoals volgens de Verordening toeslagen en verlagingen Algemene bijstandswet van de gemeente Coevorden is vastgesteld, wordt deze toeslag c.q. verlaging ingaande 1 januari 2005
6
toegepast, tenzij toepassing van deze verordening tot een hogere toeslag dan wel tot een lagere verlaging van de norm leidt, dan wel een wijziging in de omstandigheden optreedt waardoor de norm gewijzigd moet worden. Artikel 17
Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 18
Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.
Artikel 19
Evaluatie
Jaarlijks wordt deze verordening geëvalueerd. De bevindingen van deze evaluatie worden opgenomen in het jaarverslag van de afdeling Werk Inkomen & Zorg.
Artikel 20 Voor 1 januari 2005 wordt aan de belanghebbende, als bedoeld in artikel 17, derde lid, bij besluit van burgemeester en wethouders meegedeeld waartoe toepassing van deze verordening in het betreffende geval leidt.
Artikel 21
Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Coevorden.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 juni 2004.
,voorzitter
,griffier
7