Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2013 Lemsterland Inhoudsopgave: Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3. Artikel 4. Artikel 5. Artikel 6. Artikel 7. Artikel 8.
Begripsbepalingen. Personenkring. Toeslagen. Verlaging gehuwden. Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar. Overgangsregeling. Citeerartikel. De inwerkingtreding.
Besluit
Vergadering 30 januari 2013 Nummer ra1200118 Onderwerp: Vaststelling van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand. De raad van de gemeente Lemsterland; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nummer 2012.5668. gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, onderdeel c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand (WWB); overwegende dat de gemeenteraad bij verordening regels moet vaststellen voor welke categorieën van belanghebbenden de norm en/of toeslag wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald; gezien de adviezen van de Cliëntenraad WWB Súdwest- Fryslân en de Clientenraad Werk en Inkomen; besluit: vast te stellen de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2013 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet werk en bijstand; b. gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de wet. c. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lemsterland; d. kind: eigen kind, stiefkind, kleinkind of pleegkind. Artikel 2. Personenkring De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn.
Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandnorm Artikel 3. Toeslagen 1. De toeslag bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft. 2. De toeslag bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder indien de belanghebbende de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen met een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft. 3. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft: - kind(eren) met een inkomen op grond van de Wet op de Studiefinanciering of een tegemoetkoming op grond van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten. Hoofdstuk 3. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm. Artikel 4. Verlaging gehuwden 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden indien de belanghebbenden de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen met een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft. 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt achterwege gelaten indien er uitsluitend sprake is van inwonende kinderen met een inkomen op grond van de Wet op de Studiefinanciering of een tegemoetkoming op grond van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten. Artikel 5 Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar 1
De verlaging bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt: a 20% van de gehuwdennorm indien het een jongere van 21 jaar betreft; b 10% van de gehuwdennorm indien het een jongere van 22 jaar betreft. 2 In afwijking van het eerste lid wordt de verlaging vastgesteld op de hoogte van de op grond van artikel 3 toegekende toeslag, indien deze toeslag minder bedraagt dan de verlaging waartoe toepassing van het eerste lid zou leiden.
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen Artikel 6. Overgangsrecht Voor 21- en 22-jarigen die op 31 december 2012 een uitkering op grond van de wet genieten zonder verlaging, is bij wijze van overgangsregeling artikel 5 tijdelijk niet van toepassing. Dit overgangsrecht eindigt met ingang van 1 juli 2013. Artikel 7. Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2013
Artikel 8. De inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, onder gelijktijdige intrekking van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Lemsterland.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Lemsterland in zijn openbare vergadering van 30 januari 2013
De raad voornoemd,
voorzitter
griffier
Toelichting.
De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand is gewijzigd. De personenkring (artikel 2) is aangepast door de leeftijd te verlagen naar 21 jaar wegens het vervallen van de Wet Investering in Jongeren (WIJ). Artikel 5. Verlaging toeslag alleenstaande 21 en 22 jaar – is daardoor weer opgenomen in de toeslagenverordening Wet werk en bijstand .
Algemeen In de Wet werk en bijstand is bepaald dat het door de gemeente gevoerde beleid ten aanzien van de verhoging of verlaging van de bijstandsnorm wordt vastgelegd in een door de gemeenteraad vast te stellen verordening. Uit de verordening moet blijken voor welke categorieën er een verhoging of verlaging van de landelijke bijstandsnormen plaatsvindt en tevens op grond van welke criteria het bedrag van die verhoging of verlaging wordt vastgesteld. De verordening heeft een zodanig karakter dat een belanghebbende daaruit concreet kan aflezen welke verhoging of verlaging in zijn situatie geldt. Artikelsgewijs Artikel 1 Voor het gebruik van het begrip gehuwdennorm is gekozen, omdat de hoogte van deze norm in de WWB zelf wordt gegeven in artikel 21 onder c WWB. Dit bedrag is feitelijk gelijk aan het netto minimumloon. Artikel 2 Geen toelichting. Artikel 3 1e lid Op grond van artikel 30, tweede lid, onder a WWB is de gemeenteraad verplicht om te bepalen dat de toeslag 20 procent van de gehuwdennorm bedraagt voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft (onverminderd de mogelijkheid tot verlaging van norm of toeslag op andere gronden). Dit is vastgelegd in lid 1. 2e lid Er is gekozen voor de zogenaamde forfaitaire variant voor het vaststellen van de hoogte van de toeslag. Forfaitair betekent dat niet de werkelijke bestaanskosten en de mate waarin deze in concreto gedeeld kunnen worden, bepalend zijn voor de hoogte van de toeslag, maar de enkele veronderstelling dat het delen van de kosten mogelijk is. In de toeslagen verordening is daarom gekozen voor een toeslag van 10 procent van de gehuwdennorm in het geval één ander in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft.
3e lid Er is voor gekozen kinderen met een inkomen uit studiefinanciering of een tegemoetkoming voor de studiekosten niet in aanmerking te nemen. Dit is aanvullend op artikel 25 van de wet, waarin het gaat om het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18. Artikel 4 Artikel 4 vormt het spiegelbeeld van artikel 3. Waar de norm voor een alleenstaande (ouder) wordt verhoogd met 10% als een woning gedeeld wordt met een ander, is dit ook gerealiseerd voor de gehuwde in dezelfde situatie. De gehuwden kunnen in dat geval namelijk ook kosten delen met een ander en daarom is een verlaging op zijn plaats. Artikel 5 Eerste lid Artikel 29 WWB geeft het college de bevoegdheid om een verlaging toe te passing indien het van oordeel is, dat gezien de hoogte van het minimum jeugdloon er een drempel zou kunnen zijn om werk te aanvaarden. Aangezien het minimum jeugdloon voor een 21-jarige lager is dan dat voor een 22-jarige ligt het voor de hand om voor een 21-jarige een grotere verlaging toe te passen dan voor een 22-jarige. Tweede lid In het tweede lid wordt geregeld, dat -overeenkomstig het bepaalde in artikel 29 WWB de verlaging voor een 21- of 22-jarige alleen kan plaatsvinden op de toeslag van artikel 3. Artikel 6 21- en 22-jarigen die in de gemeente Lemsterland woonachtig zijn, worden geconfronteerd met een verlaging van de uitkering, die niet van toepassing was in de verordening van de gemeente Súdwest-Fryslân. Hierop is een overgangsrecht van toepassing dat eindigt op 1 juli 2013 dat er voor zorgt dat de 21- en 22-jarigen tot die datum over hetzelfde uitkeringsrecht blijven beschikken dat ook op hen van toepassing was voor 1 januari 2013.