Jaargang 32, no. 1, april 2011
Toen Israël wegtrok uit Egypte Inhoud L a etiti a A a r n i n k Laetitia Aarnink Toen Israël wegtrok uit Egypte
1
Paul Van Gerven Van de redactie
3
Piet Linders Armoede + Nieuwe Solidariteit
4
Hub Vossen Armoede in Limburg en omstreken
8
Bert Pacquay Sluiting van studiemiddag Pactief
11
Meindert Muller Het ts-woord
13
Anke Bisschops Psychische gezondheid en spirituele spankracht
14
Ren Lantman Van zacht naar hard, of toch niet?
16
Leon Goertz Boekrecensie: Met de rug naar het volk
19
Ren Lantman Gedachten bij het afscheid van Ton 21 Ton Reijnen Afscheid En Toch 21.01.2011
23
Toen Israël wegtrok uit Egypte, het huis van Jacob uit een meedogenloos volk, zou Juda zijn heiligdom wezen, Israël zijn koninkrijk. De zee zag - en vluchtte, de Jordaan week achteruit, bergen sprongen als rammen op, heuvels als lammeren. Wat was er zee, dat je vluchtte, Jordaan dat je achteruit week, bergen, dat jullie opsprongenals rammen, heuvels als lammeren? Voor het gelaat van onze Meester, huiver vol ontzag, o land. Voor het gelaat van onze God, die rotsen verandertin stromend water, stenen in een bron. (Psalm 114) De uittocht uit Egypte en de intocht in het land van belofte worden aan het begin van psalm 114 in één adem genoemd. Uit Egypte, bewoond door een barbaars en meedogenloos volk dat vreemdelingen wantrouwt en onderdrukt, gaat een groep uitgebuite slaven onder leiding van Mozes er vandoor: de vrijheid tegemoet. Het einddoel is Israël dat voor hen heilige grond zal zijn.
1
april 2011 -
Tussen uitgangspunt en einddoel ligt een lange weg: de uittocht uit het slavenhuis, de doortocht door de Rietzee, de tocht door de woestijn, de doortocht door de Jordaan en de intocht in het land. Onderweg gebeuren er wonderlijke dingen. ‘De zee zag’, zegt de psalmist. De Rietzee zag. Er staat niet bij wat de zee zag, maar de reactie van de natuur is vreemd. Het water van de zee week achterwaarts, zodat de vluchtelingen droogvoets door de zee konden trekken. Datzelfde gebeurde aan het eind van de reis, bij het oversteken van de Jordaan. ‘Het water dat stroomafwaarts stroomde, bleef staan. Het rees op als een dam (...), terwijl het water dat afvloeide naar de Zoutzee volkomen werd afgesneden (...). Heel Israël trok er door heen over het droge tot het hele volk de doortocht door de Jordaan had voltooid’ (Jos. 3, 14 – 17). Tussen beginpunt en eindpunt loopt een siddering door de bergen die opspringen als rammen en de heuvelen die dansen als lammeren. Heel de natuur komt in beweging als de Onzienlijke een onderdrukt volk naar bevrijding voert. Dan klinkt plotseling midden in de psalm de vraag: ‘Wat was er zee, dat je vluchtte, Jordaan, dat je achteruit week, bergen, dat jullie opsprongen als rammen, heuvels dat jullie huppelden als lammeren?’ Iemand, wie is niet duidelijk, stelt een vraag bij dit wonderlijk gebeuren. De vraag is niet: Wat gebeurt hier? Die vraag zou gemakkelijk te beantwoorden zijn. De vraag is van een heel ander niveau, van een andere categorie. Iemand vraagt: ‘Wat gebeurt hier met jou? Waarom reageren jullie: zee, Jordaan, bergen en heuvels zo vreemd? Wat is jullie toch overkomen? Door het antwoord dat gegeven wordt, weten wij dat de vraag gesteld wordt door het land (Juda, Israël). Het antwoord luidt: ‘Het is het Gelaat van de Meester, o land. Het is het Gelaat van onze God’. Door het Gelaat, de goddelijke aanraking, komt heel de natuur in beweging. In de stoet vluchtelingen hebben zij goddelijke aanwezigheid gevoeld, een kracht die zo sterk is, dat rotsen veranderen in stromend water en stenen in een waterbron. Het gebeuren van uittocht, doortocht en intocht wordt in de psalm verbeeld als een processie, een pelgrimage vanuit het onheilige, de verslaving en verknechting, naar het heilige, een leven in vrijheid. Het hele uittochtgebeuren wordt door veel - april 2011
geestelijke schrijvers, onder andere door Origenes, gezien als een beeld van de levensweg die iedere mens gaat. De pelgrim op die weg ervaart aan de lijve wat het betekent als rotsblokken en kiezelstenen, onze verharding en stugheid, veranderen in waterbronnen. Hij weet hoe het rustige en vriendelijke water van het dagelijkse bestaan plotseling kan losbarsten in een niet te temmen tsunami en hoe vast gegronde bergen en heuvels onverwacht in beweging kunnen komen en alles overhoop gooien. Maar onder en in dit alles mag de pelgrim in zijn leven soms ook even ervaren dat God aan hem is voorbijgegaan. Hij zag ... en hij huiverde. De psalm is een dwingende oproep om weg te trekken uit verharding en eigenzinnigheid, uit het Egypte van de eigenwaan, en de weg naar bevrijding in te slaan. De uittocht uit Egypte is niet voor eens en voorgoed voorbij, maar heeft steeds weer plaats als wij geroepen worden om ons los te maken uit alles wat ons omklemt en gevangen houdt. Hij is niet hier, niet in het graf, krijgen de vrouwen te horen, die vroeg in de morgen op weg gaan om Jezus’ lichaam te balsemen. Hij is jullie voor. Hij gaat jullie voor. Zoals Mozes destijds het volk voorging door de Rietzee, is Hij door het water van de doodsjordaan heengegaan. Hij leeft en trekt voor jullie uit. De vrouwen schrokken zich dood. Ze waren buiten zichzelf. Ze vluchtten weg, overweldigd door schrik, zegt Marcus (Mc. 16, 1 – 8). Wat heb je zee, dat je vluchtte? Wat was er met jullie, vrouwen, dat jullie vluchtten? De zee, de Jordaan, de bergen en de heuvels, de vrouwen bij het graf, en allen die ons zijn voorgegaan van onderdrukking en dood naar leven en vrijheid zeggen ons: Hij is voorbij gegaan, een steekvlam in de nacht, een voetspoor in de zee. Red.: Laetitia Aarnink was lange tijd als docent spiritualiteit verbonden aan de MO-TKI opleiding in Sittard, en denkt nog met genoegen terug aan de colleges en ontmoetingen met studenten. Ze is al gedurende lange tijd verbonden aan het psalmenproject van het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen. Dit artikel is een bewerking van een lezing, die zij onlangs over psalm 114 - in een nieuwe vertaling van Kees Waaijman - hield. Zij is als religieuze momenteel provinciaal overste van haar Congregatie, de Zusters JMJ, gehuisvest te Mariënburg Den Bosch.
2
Van de redactie Op het vorige nummer van En Toch zijn nogal wat reacties binnen gekomen. In het bijzonder de artikelen die over de HTP/UTP gingen (Ren Lantman en Bert Boumans) lieten sommige lezers in de pen klimmen om toch fijntjes op te merken dat ook het bisdom Roermond betrokken was bij de oprichting. Wel nu, om een lang verhaal kort te maken, kunnen we zeggen dat de redactie van En Toch maar al te goed weet dat het bisdom Roermond bij de oprichting (en lang daarna) van de HTP/UTP een belangrijke rol heeft gespeeld. Zo zijn mgr. Beel (voorzitter van het curatorium tot 1992) en mgr. Van Odijk (lid van het curatorium tot 1991) blijvend betrokken geweest bij het bestuur van de stichting HTP/UTP. En ook de eerste rectoren waren priesters van het bisdom. De artikelen in En Toch wilden een persoonlijke indruk geven en geen adequate geschiedschrijving. Voor dat laatste kan men nog altijd te rade in de jubileumbundel Het goede blijft (1992).(Waarvan nog enkele exemplaren voor belangstellenden te verkrijgen zijn bij de secretaris van En Toch). Een bijzondere reactie wil ik hier nog vermelden omdat die mij ook persoonlijk raakte en wel de reactie van Sjeng Bosch (priester van het bisdom én rector van de HTP tot 1976). Prof.dr. J.W. Bosch was een trouw en geëngageerd lezer van En Toch en bij het verschijnen van ieder nieuw nummer werd zijn reactie zeer op prijs gesteld. Tijdens het bezoek ter gelegenheid van zijn 90ste verjaardag op 26 december 2010 vroeg ik tijdens het vertrek nog kort naar zijn mening over de laatste En Toch. Zijn reactie was ongekend furieus: ‘Als En Toch mij niet kent, ken ik En Toch niet meer!’ Hij bleek tamelijk geërgerd te zijn vanwege het feit dat hij nergens genoemd werd in de artikelen. Tot mijn spijt zijn we vanwege zijn slechte gezondheid hierop niet meer kunnen terugkomen. Op donderdag 10 maart 2011 heb ik voor de laatste keer, zo bleek achteraf, afscheid van hem moeten nemen, hem belovend dat het leven hierna beter zal zijn dan het aardse leven. (Een belofte die gemakkelijk gemaakt kan worden ten overstaan van iemand die door de pijn zitten noch liggen kan, eten noch drinken kan en door dit alles doodvermoeid, maar niet slapen kan!) Op 12 maart 2011 is hij ‘s ochtend om 5.30 uur overleden. Hiermee kwam een einde aan onze 35-jarige relatie, als mijn leermeester en meer nog als een persoonlijke vriend. (Sjeng zou meteen gevraagd hebben: ‘Wat is dat, een vriend? Kun je iemand anders echt 3
kennen? En wat is het “ik” eigenlijk, dit voortdurend aanwezige, maar altijd terugwijkende?’) Het filosofisch discours - ook al werd dit gevoerd in het Limburgs dialect, hetgeen sommigen weleens de wenkbrauwen deed optrekken - onze gesprekken over het geloof en over de worsteling met de ontwikkelingen binnen de kerk en de theologische opleidingen waren de vaste thema’s in onze gesprekken. Ik zal ze missen, evenals zijn altijd (meestal positief) kritisch commentaar op de nummers van En Toch. De vrijdagnamiddag, de laatste jaren ons vaste tijdstip, zal nog lang met leegte gevuld blijven. Het is en blijft, zoals we in 2001 geschreven hebben, Onze weerbarstige werkelijkheid. In gedachtenis het door hemzelf uitgekozen bijbelfragment: Christus als fundament [1] Ik, die gevangen zit omwille van de Heer, vraag u dan ook dringend de weg te gaan die past bij de roeping die u hebt ontvangen: [2] wees steeds bescheiden, zachtmoedig en geduldig, en verdraag elkaar uit liefde. [3] Span u in om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft: [4] één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping, [5] één Heer, één geloof, één doop, [6] één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is. (Ef. 4,1-6) P au l V a n G e r ve n ,
o p pe r s o o n l i j k e t i te l .
In dit nummer deze keer aandacht voor twee hoofdthema’s: de euregionale aandacht voor armoede van de hand van Piet Linders en Hub Vossen en de ontwikkelingen binnen de geestelijke verzorging uit de pen van Anke Bisschops en Ren Lantman. Ten slotte heeft de redactie in januari 2011 afscheid moeten nemen van Ren Lantman en Ton Reijnen als leden van de redactie. Ren zal wel nog af en toe een bijdrage leveren, maar nu wat meer op afstand. Als redactie moeten we hem bedanken voor de vele jaren van energieke inzet voor En Toch. Met Ton verliest de redactie een van haar wortels: hij was redactielid vanaf het eerste uur. Hij krijgt in dit nummer dan ook het laatste woord. En wellicht vindt hij in de toekomst nog de ene of andere overweging van hem de moeite waard om in En Toch opgenomen te worden. Ook hem moeten we als redactie bedanken voor zijn decennialange inzet voor de redactie van En Toch. april 2011 -
Armoede + Nieuwe Solidariteit Een grensoverschrijdend onderwijsproject voor en door Duitse en Nederlandse scholieren
P iet L i n de r s
Rijkdom en armoede Heden ten dage zeggen we wel eens dat onze (westerse) wereld een rijke wereld is. Eeuwenlang, al voor de bekende ‘gouden eeuw’, accumuleerde met name het Europese continent rijkdom door een bepaalde manier van productie, warencirculatie en afzet. Handelsbetrekkingen beperkten zich niet alleen tot stedelijke gebieden, maar kregen een regionale en nationale schaal. In de jaren van grote expansie, de eeuw(en) van ontdekkingsreizen, werden landsgrenzen overschreden, het continent verlaten, nieuwe gebieden gevonden, geannexeerd en geëxploiteerd. Veel van de (exotische) schatten werd toegevoegd aan wat wij onze rijkdom zijn gaan noemen. Als ‘wisselgeld’ werden overzeese gebieden, nieuwe afzetgebieden. Niet alleen van de eigen producten en in z’n algemeenheid van een bepaald economisch (productie-) model, maar evenzeer van (westerse) politiek, cultuur en religie. Dit westerse, economische model is nagenoeg gemeengoed geworden. Het is een onlosmakelijk deel van een mondiaal vooruitgangsgeloof geworden dat sterk gevoed wordt door economische ontwikkeling, marktwerking en een sterke liberalisering van menselijke verhoudingen. Rijkdom is binnen dat geheel kennelijk en vooraleerst een economisch princiep. De plaats, zeggenschap en invloed van de (politieke) cultuur is daarvan toenemend afhankelijk. Met het ontstaan van rijkdom, wordt ook vaak het tegendeel zichtbaar: de armoede die kennelijk de andere kant van eenzelfde munt is. Heden ten dage worden met deze munt in handen, keuzes gemaakt. Welke kant van de munt ligt boven of naar welke zijde valt het geldstuk? Welke verhoudingen gaan met de groei van dit soort kapitaal van rijkdom en armoede gepaard en hoe leer je daarin zien, oordelen en handelen? Aan welke kant sta je of leer je te staan? - april 2011
Rijkdom en armoede zijn daarmee geen vanzelfsprekende zaken. Minstens is van belang hoe ze tegen het licht worden gehouden. Veel is afhankelijk van je standpunt, of anders gezegd: van de optiek, jouw optiek. Want keuzes binnen het spanningsveld van armoede en rijkdom hebben weerslag op onze wereld, de schepping in z’n algemeenheid en op mensen in het bijzonder.
Emancipatie en (kerkelijk) engagement Lange tijd heeft de kerk deze westerse optiek gevoed. In allerlei vormen van verspreiding, onderwijs en religieuze presentie, bestond het christelijk geloof (ook) uit een missionaire opdracht. Met een plaats voor authenticiteit van bevolkingen, maar vooral ook oog hebbend voor het vestigen van een eigen christelijk religieus belang. De christelijke kerk heeft met name de afgelopen eeuwen een bepaalde plaats ingenomen als het om deze missionaire hoedanigheid en praxis gaat. Kerkelijke documenten werken deze optiek in onderscheiden mate uit. Door de tijd heen vinden invloedssferen van westerse politiek, sociaalmaatschappelijke verhoudingen en economische krachten hierbinnen een weerslag. Nagenoeg alle pauselijke encyclieken van pakweg de laatste eeuw spreken op een onderscheiden manier over de missionaire taak van de kerk. Deze periode laat zien dat de optiek en decreten ook en vooral beïnvloed worden door een sociale emancipatie van groepen binnen en buiten de kerk. Dat maakt langzaam de weg vrij voor andere, soms fundamenteel tegengestelde inzichten als het om kerkelijke missio gaat. Taak en beeltenis van de kerk bestaan voortaan ontegenzeggelijk ook uit sociaal-maatschappelijke rechtvaardigheid, eerlijke verdeling van rijkdom, aansluiting zoeken bij de tijd, en de plaats en positie die gelovi4
gen innemen. De gelovige praxis heeft voortaan minstens ook met ‘solidarisering’ te maken. Dit laatste nu, moet bij uitstek als werkwoord gebruikt worden. Daarvan een voorbeeld.
Pastorale optiek en samenwerking Venlo, waar ik werkzaam ben, ligt pal tegen de Duitse grens. Samen met de Jongerenkerk in Venlo is ons centrum enkele jaren geleden een uitwisselingsprogramma gestart met een tweetal kerken in Krefeld en Mönchengladbach, die ondermeer het Citypastoraat in het bisdom Aken behartigen. Inmiddels is er een vriendschappelijk en collegiaal werkverband met Duitse collega’s ontstaan waaruit allerlei grensoverschrijdende uitwisselingsprogramma’s zijn gegroeid. Op die manier is er van het (gemeenschappelijke) pastoraat langzaam maar zeker een beeld ontstaan. Niet alleen waaruit het bestaat, maar vooral ook waardoor het wordt gevoed en hoe het aan beide zijden van de grens wordt uitgedragen. Veel herkennen we van elkaar. Zowel wat de goede en sterke kanten betreft, als wel de schrijnende sociaal-maatschappelijke achterstand van grotere groepen (grens-)bewoners. De verschillende partners binnen het verband zijn al jarenlang actief binnen projecten die met de uiteenlopende problematiek van armoede, werkloosheid en sociaal isolement en uitsluiting te maken hebben. Ruim anderhalf jaar geleden heeft dit geleid tot de realisering van een plan om in een periode van twee jaar met Duitse en Nederlandse scholieren met het maatschappelijk gegeven van armoede, verder aan de slag te gaan. In de voorbereiding werden er van weerszijde projecten bezocht, kansen en mogelijkheden gewogen. I.v.m. te realiseren school- en uitwisselingsprogramma’s hebben we onder andere het projectmanagement van de Europese regio Rijn-Maas kunnen interesseren, waardoor een stukje extra financiering werd zeker gesteld. Het project kreeg de naam mee: “Armoede + nieuwe solidariteit”. Allereerst werd door de projectgroep een optiek gelanceerd. Een standpunt van waaruit het werkproces in gang is gezet. Uit al de (werk-)ervaring en kennis blijkt dan eens te meer, ondanks alle rijkdom, hoe uiteenlopend de regio te maken heeft met sociale, grensoverschrijdende (armoede-) problematiek en de weerslag daarvan op families, scholen, wijken, etc. Het probleem van armoede heeft niet alleen met economische aspecten te maken, maar heeft betrekking op nagenoeg alle levensterreinen: opvoeding, sociale competenties en verworvenheden, als wel kleding, 5
voeding, de bereikbaarheid van sociale netwerken en verbanden, scholing en de toeleiding daarop, de vermogens en mogelijkheden om te leren en te studeren en de ontwikkeling van taal en de betrokkenheid op (inter-) nationale verhoudingen. Deze complexe aspecten hebben een meervoudige relatie met elkaar. Daar waar voorwaarden dus al of niet aanwezig zijn, heeft dit effect op de sociaal-maatschappelijke constellatie van bij voorbeeld een buurt, wijk, stad of land. Zo werd in de voorbereiding een basisschool in Krefeld bezocht waar kinderen van 20 tot 25 verschillende nationaliteiten primair onderwijs volgen. Veel van bovengenoemde aspecten zijn hier in een rijke mix te vinden. Sommige delen van de stad hebben een werkloosheidscijfer van 20% of meer en verpauperen in snel tempo. Het aantal dak- en thuislozen groeit gestaag en bewoners die op of onder de armoedegrens leven neemt toe. Een groot gedeelte van kinderen begint de dag zonder ontbijt, wordt aan zichzelf overgelaten, krijgt geen warme maaltijd meer en groeit op met enkel de televisie of computer als entertainment. Een hoog aantal (jonge) bewoners heeft met criminaliteit of huiselijk geweld te maken.
De schoolleiding heeft dit wat de schoolomgeving betreft, een halt toe kunnen roepen doordat ze feitelijk is teruggekeerd tot de kern van haar taak: wie zijn wij als school, waarom hier in deze wijk en wat kunnen we dan als onderwijsinstelling betekenen? Nu niet meer als afzonderlijke instelling met enkel een primair leerdoel, maar als een deel van de wijk. Via het hele netwerk van betrokkenen (kinderen, ouders, leerkrachten, sociaal werkers, gemeente, enz.) is men sociale binding en samenhang gaan herstellen en opbouwen. Van de enorme diversiteit en uiteenlopende achtergronden, hebben ze hun sterke punten weten te maken. Zwakte omgekeerd in het tegendeel. Met een hoge deelname en inzet van ouders afkomstig uit alle delen van de wereld. De school, hún school, met al de uiteenlopende diversiteit, is meer en hechter hun wereld geworden, inclusief alle rijkdom april 2011 -
en armoede. Maar nu bewust teruggenomen en in zekere zin vanuit een optiek van sociaal engagement weer meer en beter werkbaar gemaakt.
Bewustwording op menselijke schaal Kern van de zaak lijkt vooralsnog de vraag waar de (partiële) binding van mensen met hun omgeving ligt. Hoe staat daarin in dit geval, een school als onderwijsinstelling. Welke keuze maak je daarin als team en bestuur, welke verwachtingen hebben ouders, de omgeving en welke doelen wil je dan behalen(?). Waar ligt het ‘omkeerpunt’ als je het hebt over (nieuw) engagement? Hoe en op welke wijze kun je mensen/ bewoners en omgeving betrekken bij nieuwe vormen van solidarisering? Anders gezegd: kan een problematische situatie sterke kanten genereren, zodat aanvankelijke zwakte ook sterkte oplevert? Vandaar een duidelijk ‘plusteken’ in het logo. Rijkdom en armoede kun je vervolgens op verschillende manieren binnen een middelbare school behandelen. Wij hebben er voor gekozen om het thema uit te werken aan de hand van kinderen die met armoede te maken hebben. Vooral kleinschalig, met de focus allereerst op je eigen leefwereld gericht, om die vervolgens langzaam te verbreden.
Projectontwikkeling In het najaar van 2009 zijn twee werkgroepen aan de slag gegaan om een documentatie samen te stellen en een schoolproject te ontwerpen voor middenbouw VO (VMBO / HAVO-VWO – Real/Hauptschule-Gym
nazium). Beide groepen bestonden uit een Duitse en een Nederlandse delegatie. De documentatiegroep heeft in beperkte tijd een omvangrijke hoeveelheid materiaal op een rij gezet die een tweeledig doel dient. Allereerst dient de set als bron voor de projectontwikkelaars binnen de onderwijsgroep, de tweede groep. Ten tweede dient het materiaal als informatiebron ten behoeve van leerkrachten en leerlingen. Het materiaal is voor alle docenten en leerlingen digitaal beschikbaar. De inhoud bestaat uit studies, beleidsstukken, krantenartikelen, info-materialen, nota’s, etc. De Onderwijsgroep heeft allereerst een werkthese opgesteld welke bestond uit de verschillende aspecten die met armoede te maken hebben. Hierboven zijn de voornaamste al genoemd. Deze aspecten werden vervolgens binnen het thema van kinderen en armoede, meegenomen en uitgewerkt. Een smaldeel uit deze groep, twee Duitse onderwijsstudenten van de universiteit van Keulen en twee Nederlandse docenten, heeft vervolgens de opdracht gekregen om concreet het projectmateriaal te ontwerpen. Een eerste gedeeltelijke concept werd voorjaar 2010 gepresenteerd, een nagenoeg afgerond geheel, was na de zomer van afgelopen jaar gereed. In het najaar werd het geheel goedgekeurd en van een professionele opmaak voorzien. Het project heeft in verband met de uiteenlopende schooltypes allereerst een uitgewerkt deel voor leerkrachten. Van hieruit kan het leerlingendeel op maat gemaakt worden. Beide delen zijn in een Duitse en Nederlandse versie beschikbaar.
Start en ervaringen
Draagtas zoals die door Caritas is ontworpen en gebruikt wordt in Krefeld
- april 2011
In december jongst leden zijn de tweetalige materialen in Maastricht op een euregionale conferentie over armoede gepresenteerd. Uit de diverse projectdeelnemers blijkt dat er (niet direct onderwijsprojecten maar) verwante projecten in België en Duitsland te vinden zijn. Gemeenschappelijk waren vooral noemers als kleinschaligheid, de manier van werken (bottum-up) en onder andere de bindkracht die vanuit (achterstands-)posities kan worden gegenereerd. Met betrekking tot dit laatste principe heeft de universiteit van Antwerpen inmiddels in nauwe samenwerking met verschillende doelgroepen een methodische lijn (’Bindkracht’) weten te ontwikkelen welke (in België) toenemend in dit soort ontwikkelingen wordt gebruikt. Medio december zijn er op de Alb.Schweitzerschule in Krefeld, Kath.Hauptschule Stadtmitte in Mönchengladbach, Blariacum College in Blerick en het Dendron College in Horst in totaal ongeveer 200 leerlingen 6
van start gegaan met een lessenreeks bestaande uit zeven modules en een tweeledige uitwisseling in februari en maart/april van dit jaar waarin wederzijds woonplaats en instellingen worden bezocht. Na de projectperiode, die tot ongeveer mei duurt, zullen resultaten in een verwerkingsvorm gebundeld worden en beschikbaar komen om vervolgens te worden doorgegeven. De verwerkingsvorm bestaat mogelijk ook uit een tweetalige tentoonstelling. De optiek, die in samenspraak met docenten en projectontwerpers is uitgewerkt, komt neer op een aantal eenvoudige en volgbare stappen die met de positie van de leerlingen te maken hebben. Daarin wordt een drieslag gevolgd. Hoe kom jij allereerst zelf (in de directe omgeving) in aanraking met armoede? Wat heeft dit voor jou, voor je buurt en stad te betekenen? Breng dit in kaart. Vervolgens vragen leerlingen zich af hoe dit ‘net over de grens speelt’, hoe heb jij daar mee te maken en wat zijn overeenkomsten? Om vervolgens als laatste stap af te reizen naar ‘de andere kant van de wereld’. Welke verhoudingen, inclusief sociaal maatschappelijke problematiek, zijn verwant en hebben mondiaal met elkaar te maken? Op alle niveaus wordt nagedacht over hetgeen ‘solidarisering’ betekent. De lijn die daarin wordt gevolgd is niet om het probleem zo uit te vergroten dat ‘de fles altijd half leeg blijkt’ en leerlingen het gevoel krijgen dat oplossingen boven hun (eigen) pet gaan. Wat het project wil aanreiken is vooral een eerste stap in het solidariseren. Het wil leerlingen laten zien en ervaren dat ieder mens zich kan engageren. Dat de wijk, jouw buurt, je school, de grensstreek en de andere kant van de wereld, ook bij jou begint. Als er een oplossing bestaat, ben jij daar minstens een deel van. De eerste reeks uitwisselingen van Nederlandse scholen in de Duitse partnersteden zijn achter de rug. De Nederlandse leerlingen hebben de steden Mönchengladbach en Krefeld bezocht. In een groot gedeelte van de binnenstad is een afwisselend bezoekersprogramma georganiseerd. Naast gemeenschappelijke trefpunten, een gezamenlijke maaltijd en een ontspannend deel, werden gemengde groepjes leerlingen de stad ingestuurd om allerlei projecten, initiatieven en instellingen te bezoeken. Nadien werden die met en voor elkaar in kaart gebracht en krijgen ze een plek in het projectmateriaal. In maart waren de leerlingen van Krefeld te gast in Horst. Hier lag allereerst de focus op een project in India omdat de school actief betrokken is bij de support van dit initiatief. Vervolgens werd dit dichtbij gehaald door de indrukwekkende erva7
ringen van een bijstandsmoeder. Naast een speurtocht rondom de millenniumdoelen in de wijk, waren er gezamenlijke trefpunten, een stellingenspel rond armoede en een aantal workshops voor een ontspannende afsluiting.
Duitse en Nederlandse leerlingen tijdens een uitwisseling
In april zullen de leerlingen van Mönchengladbach in Venlo te gast zijn. Inmiddels is er interesse getoond vanwege de universiteit van Trier om het een en ander uit te wisselen. Zij hebben van april tot eind juli een tentoonstelling lopen rondom het thema armoede.
Religionsunterricht en levensbeschouwing: leren engageren
De vier deelnemende scholen zijn alle confessioneel gebonden. De modules bevinden zich vooral binnen het bereik van de godsdienstlessen of levensbeschouwing, eventueel in combinatie met maatschappijleer. Zijn leerlingen zich daarmee bewust van het specifiek ‘christelijke’ van hun inzet, energie en engagement? Die vraag valt maar moeilijk te beantwoorden. Maar het sluit naadloos aan bij kwesties van sociaal-maatschappelijke rechtvaardigheid, eerlijke verdeling van rijkdom, aansluiting zoeken bij de tijd en de plaats die (inmiddels anders-) gelovigen innemen. Als (jonge) mensen van daaruit hun eigen mogelijkheden leren zien, dan heeft zo’n pril begin minstens met geloven in zichzelf en de samenleving als geheel te maken. Het heeft te maken met een kleine stap die mogelijk voedingsbodem is voor een groter geheel. Een geheel dat kan leiden tot een breder sociaal engagement. In zoverre wordt in die lijn een stukje kerkelijke traditie voortgezet. Je mag daarin allereerst geloven, maar je moet het bovenal doen. Voor de projectgroep, Piet Linders St. ’t Groenewold / Leadpartner
www.deutschland-nederland.eu april 2011 -
Armoede in Limburg en omstreken! Euregionale conferentie ‘Armoede en sociale uitsluiting’
H u b Vo sse n
We staan er niet direct bij stil dat armoede ook hier voorkomt. Bij armoede denken we eerder aan beelden over arme mensen in de Derde Wereld, eventueel aan mensen die wonen in grote troosteloze stadswijken van de Randstad. Maar toch niet aan armoede in onze provincie. In onze dorpen en steden. De werkelijkheid is echter anders. Schrijnend anders!
Onderzoeksrapporten laten keer op keer zien dat de armoedeproblematiek ook in Limburg een steeds groter wordend probleem is. Deze onderzoeksgegevens laten ons ook zien dat in bepaalde regio’s van de provincie meer dan 20 procent van de bevolking leeft op of onder het bestaansminimum. Dat betekent, dat mensen niet voldoende geld hebben om rond te komen. Regelmatig heeft men geen geld voor de dagelijkse levensbehoefte, voor brood en beleg, voor warm eten. Moet men regelmatig gebruik maken van noodvoorzieningen en is men bekend bij de voedselbank. Maar het structureel leven met een tekort laat ook zien dat mensen zich in hun eigen huis opsluiten. Niet meer of minder deelnemen aan sociaalmaatschappelijke activiteiten. Zo blijkt ook uit de onderzoeken dat mensen die in armoede leven vaak afgezonderd van de samenleving komen te staan. Buitengesloten worden. Want ieder uitstapje, iedere activiteit kost geld. En dat is er niet! Het interkerkelijke onderzoek ‘Armoede in Nederland 2010’ liet ons onlangs zien dat een steeds groter wordende groep burgers in Nederland langdurig afhankelijk is van hulp. Het onderzoek gaf ook aan dat de bijdrage vanuit kerken in de afgelopen jaren enorm gegroeid is. Ook in ons bisdom Roermond worden steeds meer pastores geconfronteerd met een vraag naar financiële en materiële ondersteuning en hulp.
Bisdomstaf In de bisdomstaf heeft men onlangs uitgebreid stil gestaan bij deze rapporten. Daarbij is ook geke- april 2011
ken naar de rol die parochies, pastores en diaconale vrijwilligers hebben. Een belangrijk conclusie daarbij was dat we ons goed moeten realiseren, dat we als kerk uiteindelijk eigenlijk weinig kunnen doen. De financiële nood van vele mensen kunnen we echt niet oplossen. Maar vanuit de parochies kunnen we wel luisteren naar de verhalen van individuele mensen. En deze verhalen serieus nemen. In gesprek met politici en bestuurders kunnen we onze zorgen kenbaar maken en vragen om structureel beleid. Op diocesaan niveau participeert het bisdom via de Dienst Kerk en Samenleving in een aantal provinciale, regionale en lokale initiatieven op het terrein van bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Zo was de Dienst onlangs samen met de Pijler, provinciale organisatie voor uitkeringsgerechtigden en armoedevraagstukken in Limburg nauw betrokken bij de Euregionale conferentie ‘Armoede en sociale uitsluiting’ op 9 december 2010. Gezien de maatschappelijke betekenis heeft deze conferentie van de drie bisdommen in Roermond, Aken en Luik uit de Euregio Maas-Rijn veel publiciteit gekregen.
Euregionale conferentie Doel van deze Euregionale conferentie was met name om een verbinding te leggen tussen sociaal-maatschappelijke en kerkelijke organisaties die met het vraagstuk van armoede en sociale uitsluiting bezig zijn in het grensgebied van Zuidelijk Limburg. Maar we hebben ook gekeken hoe deze 8
problematiek in de Euregio opgepakt wordt. Want armoede is niet alleen een probleem van Nederland, het speelt overal. Ook in de ons omringende landen België en Duitsland komt armoede voor.
Maatschappelijk rendement Zo keek Dr. Nol Reverda, socioloog en als lector sociale integratie en demografische krimp verbonden aan de Hogeschool Zuyd, in zijn betoog uitdrukkelijk naar het maatschappelijk rendement van mensen die, door verschillende sociaal-maatschappelijke en economische oorzaken, buiten het arbeidsproces staan. Vaak komen zij door de financiële consequenties in een spiraal van sociale uitsluiting terecht. Zo gaf hij uitdrukkelijk aan dat ieder mens van betekenis is! Alleen vallen in onze moderne samenleving steeds vaker mensen buiten de boot die sociaal maatschappelijk kwetsbaar zijn. Hij noemde daarbij onder andere een in Nederland groeiende groep werkende armen – zestig procent van deze groep is zelfstandige zonder personeel (ZZP’er)- en mensen die laaggeletterd zijn. Maar ook deze mensen zijn van betekenis voor onze samenleving, zij zijn het zogenaamd sociale kapitaal van de samenleving. Sociaal kapitaal betreft “alle informele en formele menselijke activiteiten, die leiden tot actief burgerschap, onderling vertrouwen, wederzijdse steun en wederkerigheid. Het gaat hier onder andere om zorg en welzijn, leefbaarheid, woonklimaat, onderwijs, veiligheid en lidmaatschap van allerlei verbanden”. Overheden zouden daarbij bruggenbouwers moeten zijn om dit sociale kapitaal te activeren en te binden, eerder dan het in te binden of uit te sluiten. Maar niet alleen de overheden, ook sociaal-maatschappelijke en kerkelijke organisaties zijn hierbij van groot belang. Zij kunnen in hun organisaties ervaringen en lotgenotencontacten bundelen en versterken. Een bijdrage leveren aan het opbouwen van sociale netwerken om zo de eenzaamheid te doorbreken. Zij kunnen mensen ook het gevoel geven dat ze er toe doen, dat ze een eigenwaarde hebben, naast een eigen verantwoordelijkheid. Nol Reverda besloot zijn inleiding met te wijzen op de insluitende kracht, die uitgaat van de website www.armoedeinlimburg.nl. Hij gaf de opbouw van deze site weer en onderstreepte met name de combinatie van achtergrond informatie, verhalen van mensen, actu9
aliteit, de wegwijzer naar steun door instellingen en organisaties en het marktplein, waar mensen zaken kunnen ruilen.
Filmpresentaties Op de dag zelf werden de vele woorden uit de inleidingen ook zichtbaar in aantal videopresentaties waarin men concrete projecten aan het werk zag en mensen hun ervaringen en belevenissen deelden. Het waren filmpjes over de Regenbogenshule in Krefeld, over VZW De Brug in Hasselt en over Moedercentrum De Heksenketel in Heerlen, die tijdens de conferentie op 9 december zijn getoond. In de film van het Nederlandse project werd met name het aspect van bundeling van belangenbehartiging en het nemen van zelfverantwoordelijkheid uitdrukkelijk belicht. In het getoonde project werd duidelijk gewerkt aan empowerment van kwetsbare en sociaal zwakke mensen. Om zo weer hun eigen kracht te ontdekken en zelf te werken om hun eigen armoede en sociale uitsluiting te ontgroeien. Prof.dr. Kristel Driessens vatte dit aspect samen in haar statement “dat armoedebestrijding gericht moet zijn op verbinden en versterken van mensen en werken aan dialoog”. Waarbij het belangrijk is dat mensen ook zelf mee werken aan het opbouwen van hun eigen zelfrespect en van daaruit ook weer zelfverantwoordelijkheid durven nemen.
Eigen kracht In deze, in België ontwikkelde methodiek van Bind-Kracht, staat de erkenning van de complexiteit van de problemen waar mensen in armoede mee te maken hebben centraal. Zo gaat men uit van het feit dat armoede eigenlijk een gelaagd probleem is, waarbij aandacht moet zijn voor de leefwereld van mensen, en mensen voorbij moeten gaan aan de schuldvraag maar de kracht van mensen moet mobiliseren. De missie van Bind-kracht is het ondersteunen en versterken van het krachtgericht werken met mensen in armoede. Bind-kracht is ontwikkeld vanuit de definitie van armoede, die prof. Jan Vranken in de serie Jaarboeken Armoede en Sociale Uitsluiting in België hanteert: “Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanapril 2011 -
vaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen.” Opvallend in deze definitie is niet zozeer het gebrek aan inkomen als wel de gelaagdheid van materiële en immateriële aspecten en vooral het sluiten van de toegangen tot participatie. De maatschappelijke kloof waarin mensen bij armoede en sociale uitsluiting terecht komen is, vanuit de methodiek van Bind-Kracht, te overbruggen wanneer men een appèl doet op het psychologische kapitaal van personen in armoede en hun omgeving. De samenleving moet daarvoor de economische, sociale en culturele kapitaalvormen voor iedereen toegankelijk maken. Als ieder mens gelijke kansen heeft op niet-kwetsende sociale en maatschappelijke interacties en op waardevolle binding met zichzelf, de anderen, de maatschappij en de toekomst dan kan de problematiek van armoede en sociale uitsluiting overwonnen worden. Deze methodiek heeft in België al vorm gekregen in een Vlaams Netwerk van verenigingen waarin armen het woord nemen en zelf werken aan het ontwikkelen van de eigen krachten. In Nederland is een vergelijkbare methode ontstaan in de Eigen Kracht Centrale (zie http:// www.eigen-kracht.nl/nl; niet te verwarren met de afslankmethode eigen kracht). Zo bracht deze conferentie boeiende verhalen en concrete voorbeelden aan het licht. De getoonde voorbeelden vragen om navolging op vele plekken in Nederland. De voorbeelden laten ook zien dat deze problematiek daadwerkelijk gezamenlijk opgepakt moet worden.
tiek van armoede en sociale uitsluiting in de Limburgse samenleving aan te pakken. In overleg met de aanwezige organisaties willen we gezamenlijke vervolgstappen gaan zetten. Daarbij zijn ook parochies en diaconale vrijwilligers van groot belang.
Hub Vossen
is stafmedewerker, aalmoezenier van sociale
werken in de
Dienst
Dit
kerk en samenleving bisdom
artikel is eerder gepubliceerd in
Roermond.
Diakonie & Parochie
24(2011)1, 16-18. Red.: Diakonie & Parochie in een nieuw jasje! Diakonie & Parochie
Ook
zijn het stormachtige tijden.
,
De
redactie van het blad heeft
Zowel het formaat, aantal
vormgeving en beeld en de inhoudelijke formule
zijn aangepast. kort was
De
prijs blijft echter hetzelfde!
Diakonie & Parochie
Tot
voor
een blad waarin u informatie
over diaconale projecten en ontwikkelingen kon vinden.
En nu verder
- april 2011
In
de nieuwe opzet kunt u nu naast de vertrouwde informatie ook meer inhoudelijke artikelen rond diaconie verwachten.
Maar
ook verhalen van werkdagen en conferenties worden u
voorgeschoteld, omdat ze vaak de context schilderen waarbinnen het diaconale werk van parochies,
Instellingen (PCI) Maar
en
Parochiële Caritas
Vincentiusverenigingen
zich ontplooit.
u kunt ook kennis met concrete verhalen en voorbeel-
den uit de praktijk.
Worden
voor de diaconale praktijk bruik-
bare boeken en brochures uitvoerig besproken.
We hopen dat
deze veranderingen ten goede komt aan de diaconale spiritu aliteit en motivatie van het vele werk dat u vanuit de parochie in de samenleving onderneemt.
Als
smaakmaker voor wat het
eerste nummer van het vernieuwde tijdschrift u biedt
,
kunt
u de kaftpagina’s van het tijdschrift digitaal downloaden.
Parochies en kerkelijke vrijwilligers kunnen zo laten zien dat zij oog en oor hebben voor de maatschappelijke noden in onze samenleving. Zicht hebben op wat er daadwerkelijk in onze samenleving speelt en het ook van groot belang vinden om samen met andere organisaties te werken aan concrete en doelgerichte oplossingen. Samen sta je immers sterk. Samen kun je van betekenis zijn voor de slachtoffers, maar kun je ook het gesprek aan gaan met bestuurders en politici. Met deze conferentie hopen we een gezamenlijk vervolg stap gezet te hebben om de problema-
in
voor een relatief klein blad
grote veranderingen aangebracht. pagina’s
2011
is met ingang van de jaargang
een nieuw jasje gestoken.
U
treft dan de openingspagina, de inhoud, het colofon en het meditatieve gedachten van de achterpagina aan.
De
redactie
hoopt dat het tijdschrift in deze vernieuwde inhoud en vorm geving veel nieuwe lezers zal aantrekken. delijk
K atholiek Diaconale Beraad)
Het LKDB (lan-
doet in ieder geval zijn
best om bij de tijd en de actualiteit te blijven.
U
kunt het elk
kwartaal in uw bezit krijgen, als u zich abonneert. voor de jaargang ten.
Na
2011
bedragen
e 17,10
De
kosten
inclusief portokos-
opgave ontvangt u de resterende nummers van deze
jaargang.
Opgave
Diakonie&Parochie
kan door naam en adres o.v.v. abonnement door te geven aan:
[email protected] of een
briefje met u gegevens te sturen naar:
L andelijk K atholiek
Diaconaal Beraad, Postbus 13049, 3507 LA Utrecht.
10
Woensdag 16 maart 2011
Sluiting van Pactief bij de lezing van André Zegveld. B e r t Paquay
Wie rijk wil zijn moet niet zijn vermogen vermeerderen, Maar zijn hebzucht verminderen. (Plato) Wat is dat voor een godsdienst! Dat je leeg mag worden Adam – Eva je mag zelf geen God zijn. Zoals Abraham en Sara alles loslaten en maar zien waar je uitkomt beloofd is het land en het volk, dat wel. Zoals Mozes en Myriam met een heel volk, dat leeft van een droom, de woestijn in, de grote leegte, op water en brood en IK BEN is er. Vragen en opdrachten voor het leven. Dat je leeg mag worden voor de mens, leeg voor God. In de woestijn kun je kiezen. Hij, die Jezus, gaat ten onder in de woestijn, in de leegte kent hij de mens als beeld van God, de mens om aan te raken, om te omhelzen. Hij luistert en vraagt: “Wat kan ik voor je doen?”. En IK BEN is er. De grote leegte van de eenzaamheid, de leegte van het kruis. IK ZAL ER ZIJN is er. En jij en ik luisteren, zingen, lachen, zijn stil. Er is aandacht, bemoediging. Ondanks woestijn spreken over beloofd land, over toekomst, toevertrouwen over de dood heen, want HIJ ZAL ER ZIJN is er. Je moet het maar durven: geloven in verhalen over God en mensen. Wat is dat toch dat je ontdekt, dat de woestijn er is om je leeg te maken zonder nog iets van bezit en macht. En zo mag jij en ik bezig zijn met luisteren naar de verhalen van mensen. 11
april 2011 -
Tekening: P. Ziezo
- april 2011
12
DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING
Het Ts-woord M ei n de r t M u lle r
Mijn woordenboek stamt uit 1988. Het woord tsunami komt daar nog niet in voor. Dat is in drukken van na 2004, toen het woord vanuit het Verre Oosten onstuitbaar over ons land stroomde, ondenkbaar. Ik google het woord tsunami en hoef ik slechts ‘ts’ te typen of op mijn scherm verschijnen ongevraagd ‘tsunami japan’ en ‘tsjernobyl’: de mene tekels van onze dagen; een omineuze alliantie. Omdat een tsunami zich met de verbijsterende onverschilligheid en onpartijdigheid van de natuur een weg baant en met een effen onaandoenlijkheid alles wegvaagt wat hem voor de voeten komt, kan hij het decor zijn van iedere menselijke emotie. En elke menselijke emotie wordt met de auto’s en de huizen weggespoeld. Er was die immense golf die over het land schoof en waarin tientallen Japanse auto’s dreven. Er was landinwaarts een kade en een rivier die nog niets vermoedend naar zee stroomde. En ik ervoer een bizar en ziek plezier bij het zien hoe de tsunami-golf de kade bereikte en al die blinkende wagentjes in de rivier dumpte; een plezier vergelijkbaar met de voldoening die ik ervaar wanneer ik de badkamer schrob en het vuile water in het afvoerputje zie verdwijnen. Opgeruimd staat netjes. De ‘tsunami Japan’ was ook in zoverre een nette tsunami dat hij zorgvuldig lijken buiten beeld leek te houden. Een visueel hoogstandje. Ook de Japanners zelf was de gruwelijke catastrofe nauwelijks aan te zien; de catastrofe waarvan het stokje vervolgens werd overgenomen door een blanco stralend ‘tsjernobyl’. Met zulke beheerste en beleefd pratende slachtoffers zal het voor de Samenwerkende Hulporganisaties moeilijk hulpacties opzetten zijn. Japanners weten wat het is je lot te dragen. Geme13
ten aan wat je aan Japanse televisiebeelden te zien kreeg, leek de rust ginds groter dan bij ons, waar de tsunami zich voortzette in een allesverslindende vloedgolf aan beelden, herhalingen, nieuws en non-nieuws, waarop als mooi opgepoetste Japanse middenklassers vele tientallen deskundigen meedreven en verdwenen. Bijna alles wat het format van de rampenjournalistiek voor de voeten liep, werd weggevaagd. Libië verschoof naar blessuretijd; de rest van de wereld werd een voetnoot. Zelfs de hervatting van “dat vreselijke politieke proces” tegen onze eigen Limburgse knuffelpopulist bleef praktisch buiten beeld. Een tsunami kent geen schuld. Een tsunami gaat ons te boven; heeft een bovenmenselijke kracht en schoonheid. Verheft zich en spoelt weg. Zelfs tranen. En woede. Zekerheid. Levens. En tal van dingen die er niet toe doen. Over blijft het naakte bestaan. En vragen die zijn ontdaan van al het overbodige. Waar ook ik me schuldig maakte aan visueel ramptoerisme op de bank, doe ik er beter aan nu heel goed te volgen hoe de mensen in Japan hun bestaan weer oppakken en betekenis geven. Mens-zijn op het scherpst van de snede. Wat had ik niet kunnen leren van die mensen in Atjeh en in Phuket? Wat hebben zij weer van hun leven gemaakt? Waar vonden zij de moed en de kracht? Ik die zeg te geloven, in God, in liefde, in toekomst, wat al niet: waarom kijk ik wel naar de vernietiging en waarom kijk ik weg wanneer mensen toekomst, liefde, God zichtbaar maken in het weer opbouwen van het huis, in toch weer zaaien en oogsten, toch weer uitwerpen van het net, liefde bedrijven, kinderen maken en onderwijzen, brood bakken, een stad herbouwen? Wil ik wel de vragen maar niet de antwoorden? april 2011 -
Psychische gezondheid en spirituele spankracht A n k e B iss c hops
Op 22 november 2010 hield pastoraal psycholoog en supervisor dr. Anke Bisschops in het Orbis ziekenhuis in Sittard een lezing en interactieve workshop voor een dertigtal geestelijk verzorgers van het zogeheten Convent Limburg V.G.V.Z. (Vereniging Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen). Hieronder volgt een samenvatting van haar lezing.
Onze psychische gezondheid en onze spirituele spankracht hebben veel met elkaar te maken. De Benedictijner monnik Anselm Grün legt dat in zijn boek over de spiritualiteit van beneden heel helder uit. Bij de zogeheten spiritualiteit van boven lopen mensen het risico dat ze zich identificeren met hun idealen en vervolgens de eigen werkelijkheid verdringen, voor zover die niet met die idealen overeenkomt. Zo kennen we allemaal wel mensen die zogenaamd spiritueel ontwikkeld zijn, maar die in feite zweven en sociaal-emotioneel niet goed ontwikkeld zijn. Een reële spiritualiteit – een spiritualiteit van beneden - vereist een zekere mate van psychische gezondheid en bouwt voort op eerlijke zelfkennis. Zelfkennis is ook vereist voor professionele begeleiders als pastores en geestelijk verzorgers; zij zijn immers zelf het voornaamste instrument in hun werk. De psychologie heeft van oudsher belangrijke bijdragen geleverd aan het functioneren van pastores en geestelijk verzorgers: hulp om hun werk beter te doen, maar ook om zichzelf en hun cliënten beter te begrijpen. Zo werd in de jaren 60 en 70 de Rogeriaanse non-directieve counseling van harte omarmd door theologen, omdat deze nieuwe psychotherapeutische benadering uitstekend paste bij de toenmalige ontwikkelingen binnen pastorale en geestelijke begeleiding. Sinds een aantal jaren is er een nieuwe psychotherapeutische benadering in opkomst, die net zoals destijds de Rogeriaanse client centered therapie bij uitstek geschikt is voor pastores en geestelijk verzorgers. Het betreft hier de door de Nederlandse psychologe Ingeborg Bosch ontwikkelde PRI therapie (Past Reality Integration), - april 2011
waarin de nieuwste inzichten uit het moderne hersenonderzoek zijn verwerkt. Ieder mens kent af en toe wel situaties, waarbij we zomaar ineens overvallen worden door buitenproportionele negatieve gevoelens. Het ene moment leiden we rustig ons leven en een andere moment zijn we ineens irrationeel bang of worden we overvallen door gevoelens van tekort schieten, schaamte of twijfel. Of we zitten rustig in een vergadering en merken dat we ineens extra ons best gaan doen om in de smaak te vallen. Of we maken een goede planning, maar laten deze ineens varen en treffen onszelf uren achter de TV, aan de bar of bij de ijskast aan. Kortom, allemaal situaties waarin je op het ene moment een redelijk denkende volwassene bent en op het andere moment ineens wel een kind lijkt. Dergelijke emotionele worstelingen duiden erop dat er in het emotionele deel van ons brein een alarmsysteem is geactiveerd, waardoor we in de greep zijn geraakt van een achterhaald en volstrekt overbodig overlevingssysteem – een systeem van afweren. Hoe zit dat? Het menselijk organisme wordt geleid door twee verschillende typen hersenen: het rationele brein (de neocortex) en het veel oudere emotionele brein (lymbisch systeem), waarin alle ervaringen die ooit als gevaarlijk werden beleefd, zijn opgeslagen – en wel in de amygdala. Deze amygdala scant voortdurend onze omgeving op tekenen van gevaar en slaat alarm, zodra hij overeenkomsten ontdekt tussen bedreigende situaties van vroeger enerzijds en situaties in het heden – symbolen - anderzijds. Ons zenuwstelsel gaat dan de alarmfase in en onderneemt bepaalde acties om 14
aan de gevaarlijk geachte situatie te ontkomen. Maar wat vroeger voor ons bedreigend was, hoeft dat nu niet meer te zijn. Omdat de amygdala ten dele los van ons rationele brein functioneert, helpt het echter niet onszelf dat voor te houden. Sterker nog, onderzoek heeft aangetoond dat de amygdala in bepaalde situaties al gereageerd heeft voordat de neocortex, ons rationele brein, in de gaten heeft dat er iets aan de hand is. In feite denken we dus in dit soort symbolische situaties het heden waar te nemen, terwijl we eigenlijk vooral het verleden ervaren. Het is daarbij zelfs mogelijk dat het rationele brein als het ware off-line wordt gezet. De amygdala slaat dus regelmatig vals alarm, bijvoorbeeld in het geval van paniekaanvallen waarbij er geen sprake is van echt gevaar. Wat zijn nu die acties waarmee we aan die gevaarlijk geachte situaties in het heden trachten te ontkomen? Als kind hadden we vijf afweren – verdedigingsmechanismen – om de kleinere en grote trauma’s te overleven, die nu eenmaal onvermijdelijk op het pad van een mens komen. Dat kan iets ogenschijnlijk onschuldigs zijn als ruziënde ouders of gepest worden op school, maar ook iets heftigers, zoals de dood van een ouder of seksueel misbruik. Allemaal gebeurtenissen die voor een kind, kwetsbaar en afhankelijk als het is, te erg zijn om echt te voelen. De vijf soorten afweer oftewel manieren waarop het kind zichzelf beschermt tegen de ondraaglijke emotionele pijn zijn: • Angst (Als zus of zo maar niet gebeurt). • Primaire Afweer (Ik deug niet, ben slecht, schuldig, minderwaardig enz.) • Valse Hoop (Als ik nu heel erg mijn best ga doen, komt het misschien wel weer goed). • Valse Macht (De ander deugt niet, is slecht, schuldig, enzovoort.) • Ontkenning van Behoeften (Ik heb niets nodig; ik vind alles wel best; niets is urgent). In plaats van de reddeloosheid van de situatie te voelen, gaat alle aandacht van het kind zitten in een of meer van de vijf afweren. Deze afweren werken in onze jeugd als een soort psychisch immuunsysteem, maar leveren in onze volwas15
neocortex
lymbisch systeem amygdala
senheid veel problemen op, omdat het emotionele deel van ons brein telkens alarm slaat als er iets gebeurt wat lijkt op de vroegere (mini-)trauma’s. Daarbij maakt het geen onderscheid tussen iets wat voor een klein kind levensbedreigend is – bijvoorbeeld een moeder die haar kind afwijst – en iets wat voor een volwassene helemaal niet bedreigend is, bijvoorbeeld de afwijzing door een winkelbediende. Bosch ontwikkelde een handzame en heldere methode om ons emotionele brein te herprogrammeren, zodat we ons niet meer onnodig bedreigd voelen en daardoor toch vooral met onszelf bezig zijn. Door vrij te worden van de oude overlevingsstrategieën ontwikkelen we meer compassie met anderen, reageren we adequater en komt er meer rust en vrede in ons. Je zou kunnen zeggen dat er dan een spiritualiteit van beneden in ons kan ontstaan. De methode van PRI vereist nogal wat zelfobservatie en zelfinzicht – en dat is precies iets waar geestelijk verzorgers en pastores doorgaans goed in zijn. Vandaar dat deze benadering doorgaans juist bij deze beroepsgroep goed aanslaat. Voor wie meer wil weten over hoe om te gaan met de soms destructieve werking van ons emotionele brein is er het boek van Ingeborg Bosch: PRI en de Kunst van Bewust Leven, Amsterdam, Uitgeverij Veen, 2010. En op internet zijn een aantal korte filmpjes met uitleg te bekijken: http://pri.inventage.nl/nl/pri-zelfhulptools/filmpjes april 2011 -
Van zacht naar hard, of toch niet? Zoekbeweging van zingeving naar een vaste plek in de zorg
Re n L a n tm a n
In de zorgsector vindt momenteel een inspanning plaats om de zogenaamde zachte en minder meetbare waarden als zingeving en levensbeschouwing een gegarandeerde plaats of vaste waarde in de zorgverlening te bezorgen. In de afgelopen jaren is met klem van argument en in tal van publicaties gewezen op het belang van zingeving in de zorg. Op een bijeenkomst van het expertisenetwerk levensvragen en ouderen (Driebergen 27 januari 2011) werd geprobeerd de brug van zacht naar hard en omgekeerd te slaan. Signalement van een zoekbeweging, van belang voor pastoraal werkers, geestelijk verzorgers en andere zorgtoekomstgerichte werkers en denkers.
Op 27 januari vond in Driebergen in het Ionagebouw van het landgoed Reehorst een geanimeerde bijeenkomst plaats onder de titel “Hoe maken we het hard?” , met als ondertitel: Aandacht voor levensvragen en ouderen in zorg en welzijn. Er waren volgens de presentielijst 132 inschrijvingen, waaronder veel geestelijk verzorgers, maar ook managers van instellingen, vertegenwoordigers van netwerken, andere beroepen waaronder maatschappelijk werk. Cees Grimbergen, oud-presentator ‘van rondom 10’, die de dag leidde, moest op het einde van de dag constateren, dat hij zich de positie van de geestelijk verzorger in deze materie nog niet zo bewust was geworden. Hij zou het inschrijven in zijn nieuwe boek. Een onverwacht, en niet onbelangrijk resultaat: de zichtbaarheid van de geestelijk verzorger in de discussie over de verhouding tussen de harde (financierings-)kant in de zorg en de zachte mensbetrokkenheid. Het was een boeiende en inspirerende dag. Twee grote inleidingen, keuze uit een aantal workshops, waarvan je er twee kon bijwonen. Ik noteer enkele punten, die er voor mij uitsprongen, en wellicht ook voor anderen van belang kunnen zijn. - april 2011
De groei van netwerken en samenwerken De meeting was georganiseerd bij gelegenheid van het 5-jarig bestaan van het netwerk, dat bestaat uit heel verschillende organisaties die in het thema van ‘levensvragen’ hun belang zien. Een voor mij nog onoverzichtelijk conglomeraat, maar duidelijk met een eigen dynamiek. Die weerspiegelde zich in de zaal, waar door de dagvoorzitter veel interacties werden ontlokt met de deelnemers. Op het grondvlak groeien inmiddels veel samenwerkingsverbanden over de instellingen heen, of zelfs buiten de instellingen om, die initiatieven nemen op het gebied van het levensverhaal door een organisatie daaromheen te bouwen. Er groeien regionale samenwerkingsverbanden vanuit Welzijnsinstellingen, ouderenbonden, gezamenlijke zorgcentra, maar ook inter-parochiële samenwerkingsverbanden zijn er, zoals op de conferentie vertegenwoordigd door Nico Raaphorst en Loes Roelofs van het Ouderenpastoraat Venlo. En ook de overheid stuurt mee. Er is een nieuwe brochure over Welzijn nieuwe stijl (VWS), waarin een omslag wordt gemaakt van individu naar groepen. Voorbeeld: van tafeltje dekje naar eettafels. Participatie in de samenleving wordt hiermee versterkt. 16
In de morgenlezing vanuit MAAT - een overkoepelend netwerk van zorg- en welzijnsinstellingen in en rond Nijmegen - stond het Centrum Ouderen en Levensvragen uit Nijmegen centraal, dat al 10 jaar vanuit een verband van verpleeg- en verzorgingshuizen werk maakt van het bespreken van en optekenen van levensverhalen van mensen in de samenleving. De gedachte is dat door gerichte aandacht aan zingeving nodeloze opnamen in verpleeg- en verzorgingshuizen worden voorkomen. Een door de verpleeghuizen gedetacheerde geestelijk verzorger leidt vrijwilligers op (er zijn er inmiddels een 100 tal), doet aan bewustwordingswerk bij verzorgenden en verpleegkundigen, en ook naar de middelbare en hogere beroepsopleidingen wordt een brug geslagen. Inmiddels mag men zich door de verzamelde ervaring en informatie een echt expertisecentrum noemen. Op de achtergrond zorgt de stichting MAAT voor de organisatorische en financiële onderbouwing. Men zoekt naar een wijze van financiering, die niet steeds afhankelijk is van tijdelijke sponsoren, maar een bestendig karakter heeft. (zie onder 2) Al deze initiatieven staan broederlijk en zusterlijk naast elkaar. Een signaal dat er een groeiende beweging is naar en in de samenleving om werk van levensvragen en levensverhalen te maken. Over de organisatievorm is het deze dag (gelukkig) niet gegaan, wel over de vraag die er onder ligt: hoe krijgen we de kans dergelijke projecten te financieren? Is er in het huidige klimaat van zorg wel een reële kans van slagen?
Hard & hart? In de ‘morgen’ inleiding kwam Peter Weyers van de stichting MAAT – een samenwerkingsverband op het gebied van wonen en welzijn - aan het woord. Zijn organisatie wil het bovengenoemde COL, dat tot nu toe van subsidies afhankelijk was, een steviger bodem geven in het door-ontwikkelen van COL-producten en trainingsprogramma’s. Hij heeft daarom effectonderzoek laten plegen bij bezochte cliënten en huisartsen (door Price, Waterhouse en Cooper) en een Maatschappelijke Bussiness Case (door Ernst & Young) op laten stellen. Een dergelijke case gaat uit van het feit dat aandacht voor zingeving kostenbesparend werkt. Op grond van bekende gegevens uit de effectmeting werkt men met aannames: zoveel 17
huisartsenbezoeken minder, zoveel depressies minder (voor wie het weten wil: de behandeling van een depressie kost 2248, huidig prijspeil). En de uiteindelijke slotsom is dat 1 euro besteed aan zingeving 4 euro aan ziektekosten bespaart. Voorwaar een slogan waar je mee thuis kunt komen! De globale resultaten uit het effectmeting-onderzoek waren, dat men zich – na gerichte aandacht voor de levensvragen, d.w.z. het herhaaldelijk bezoek van vrijwilligers – veel beter voelt, meer plezier in het leven heeft, dat het huisartsbezoek is afgenomen, kwaliteit van leven is verbeterd. De peiling onder de huisartsen is echter niet op alle punten eenduidig. In de ‘middag’ inleiding deed Harry Kunneman, hoogleraar Universiteit voor Humanistiek een mooie poging om het werken met levensverhalen te plaatsen tegenover het huidige discours in de zorg, waar economische rationaliteit vooropstaat. Een pleidooi om de dominantie van de autonomie (vooral: een schildbegrip) te vervangen door ‘autografie’(ons eigen levensverhaal, ingebed en verwikkeld in die van anderen). Tegenover de planbare, objectiveerbare en beheersbare zorg wil hij in de organisatie oog voor de trage vragen van kwetsbaarheid en eindigheid, die in autografie aan de orde komen. Niet minder dan een pleidooi om de economie (de locomotief) te vervangen door de filosofie (tot nu toe te veel de bijwagen). Het gevecht daaromtrent speelt zich af in de organisatie, waar het gaat om macht/ onderwerping, onverschilligheid/betrokkenheid, cynisme/inspiratie. Juist in conflicten in de organisatie kunnen we hier het verschil maken, zoals hij liet zien aan eigen onderzoek over het ‘kantelmoment’ in een (politie-)team. Dit vraagt om een dialogische ruimte, beheerst door de economie van de gift, eerlijkheid, moed en dankbaarheid. We zouden ons ‘hard’ moeten maken voor de omgang met existentiële vragen, ‘zacht’ voor wat betreft de ondersteuning daarvan.
Is het echt ‘hard’ te krijgen? Misschien tekenend, dat de inleiders niet met elkaar in discussie konden gaan...Het eerste verhaal riep uiteraard vragen op. Een kiene toehoorster wees er meteen op dat het niet zo is, dat die ene euro dan ook werkelijk aan zingeving wordt april 2011 -
besteed. Daar had ze een punt. Maar er was ook instemming, al werd er door de zaal creatief gezocht naar de afgrenzing van het product levensverhalen: niet aan tijd gebonden, zoals de klinisch psycholoog met 45 minuten consult en een gevalideerde methode. Deskundig werden door Weyers opmerkingen ontmanteld als ‘maar in onze instelling, met onze directeur krijgen we meer uren’. Hij gaf aan dat je dan erg afhankelijk bent van de directeur van de dag en dat je steviger moet inzetten op organisatie. Zijn eigen ‘aannames’ – onderbouwing van een stabiel traject - riepen overigens ook vragen op, en zijn antwoorden op dat punt waren niet altijd even stevig (wel gevalideerde lijsten, te weinig populatie om algemene conclusies te trekken enz.). In de workshop, die ik over de werkzaamheden van het COL bijwoonde, werd een eigen effectmeting gepresenteerd, en op casusniveau was daar wel enige plausibiliteit voor te vinden – en dat klonk als muziek in de oren. Hoewel duidelijk is dat het werken met levensverhalen een grote diversiteit aan thematiek oproept, heel verschillende trajecten kent, met meer oog voor proces dan voor het doel. Het onderzoek van MAAT was op meer ‘objectievere’ lijsten gebaseerd, maar die waren niet beschikbaar op dat moment. In de workshop werden we verder aan het werk gezet om zelf onze praktijk te onderzoeken. Dat leverde heel wat goede suggesties op, soms meer gericht op het in kaart brengen van de situatie na het gesprek door de cliënt zelf, of het in overleg met een interdisciplinair team vaststellen van het mentaal welbevinden van de cliënt na gerichte aandacht voor het levensverhaal. Overigens bleek tijdens de discussie opnieuw weerstand bij een aantal geestelijk verzorgers tegen ‘tellen’; niet tellen, maar vertellen, is dan de slogan. Geestelijk Verzorgers zijn immers ongeneselijke story-tellers. De uitdaging is nu juist, hoever je daar weer mee kunt komen in je eigen organisatie.
Is het ‘zachte’ hard te krijgen? Natuurlijk oogstte Harry Kunneman veel lof voor zijn lezing met als nieuw trefwoord ‘autografie’. Zijn bijdrage gaf inderdaad te denken. Op de vragen hoe dat dan te concretiseren, was er in varianten maar een enkel fundamenteel antwoord, namelijk het opnemen tegen de ‘weerbar- april 2011
stigheid’, en je niet laten lokken in economische valkuilen. Stel je eigen professionaliteit daarin voorop. In de workshop over ‘zinspiratie’ (ook een mooi woord, uitgevonden door ‘het praktijkcentrum van de universiteit voor Humanistiek’) werden we daarover uitgedaagd met een heel mooi modelletje om ‘zingeving en macht’ in organisaties (en daarmee het conflictveld) te bespreken. Niet met waarden beginnen (want dan heb je het platgetreden rijtje al klaar: verbondenheid, respect, enz.), maar met je frustraties – spreek ze uit, speel ze uit. En ga dan op zoek naar de onderliggende waarden bij elkaar. En – dat was een leuke vondst – confronteer ze dan (methodisch) met iemand, die jou op dit moment inspireert. Dat leverde heel wat op, zoals ik mocht ervaren. Inderdaad, vanuit die ontspannenheid en je ‘alter ego’ kun je anders tegen je frustraties aankijken. “Waarden moeten kunnen inspireren, maar je moet ze ook beleven”, dat was de boodschap. Een opening naar de organisatie om de logica’s van lantarenpalen en kampvuurtjes (de geliefde metaforen van Kunneman) met elkaar in verband te brengen? Waarbij lantarenpalen staat voor de logica van het management, dat alles geregeld (en verlicht) wil zien, en de kampvuren voor de logica van de professionals, die elkaar de verhalen van goede zorg vertellen.
Ten slotte... Geen sluitende conclusies – maar winst is dat zowel het palet van invalshoeken als de bewogenheid van veel zorgverleners op zo’n dag samengebald wordt weergegeven. En dat geeft weer nieuwe energie op plaatselijk niveau. De kloof tussen economische en levensbeschouwelijke ‘hardheid’ staat op de agenda. Als we ze zouden erkennen als twee pijlers van dezelfde brug, zou het al heel aardig zijn. Dat kan alleen maar door te groeien in samenwerking, deskundigheid en zichtbaarheid in de samenleving. En het zou een signaal kunnen zijn ook in eigen omgeving verder te bouwen aan netwerken die de zorg voor het levensverhaal van mensen in de samenleving kunnen oppakken en vormgeven.
18
Boekrecensie
Met de rug naar het volk L e on G oe r tz
Onder deze titel verscheen een boek van de liturgiewetenschapper Gerard Lukken. Sinds jaar en dag is hij een autoriteit op zijn vakgebied. Zijn visie op het een en ander wat er op dit moment rond liturgie gaande is geeft hij duidelijk weer. Want er gaat geen dag voorbij of in een bisdom of parochie is er fors gekrakeel over iets wat mensen op liturgisch gebied doen, willen of niet willen. Niet zelden wordt dan door de kerkelijke autoriteit waarschuwend of straffend opgetreden tegen liturgische praktijken die in haar ogen misdadige uitwassen zijn. Zo voelen veel locale voorgangers, zangkoren en liturgische werkgroepen de hete adem in hun nek en dreigen zij als het konijntje oog-in-oog met de slang van schrik te verstarren en durven ze zich uit lijfsbehoud niet meer te bewegen. Hoe valt er in deze verderfelijke kramp nog met plezier te geloven en te leven?
willen bewegen en stromen. Als je bij water een dam opwerpt, dan staat het stil, hoopt zich op en stikt alle leven erin, totdat het de spuigaten uitloopt en de dam doorbreekt en het zich een nieuwe bedding zoekt waardoor het verfrissend een zegen is voor het langschap. Zo lees ik ook de reflectie van Gerard Lukken op de ontwikkeling die de katholieke liturgie in haar twintig eeuwen heeft doorgemaakt.
Stuwdam Vanaf Jezus begint die Geest zich spontaan en doelgericht te ontplooien om mensen vooral
Stroming Het is duidelijk dat liturgie velen bezig houdt en ter harte gaat. Zij is immers het middelpunt, de energiebron en uiting van geloof en gemeenschapsvorming. Als zodanig is zij machtig en noodzakelijk. Het drama is dat zij op dit moment veelal als machtsmiddel misbruikt wordt om mensen te manipuleren en te blijven knechten. Daarom is het goed om zich te realiseren wat liturgie van oorsprong is: Het doen van het volk. Dit volk is geen wilde en losgeslagen bende die er een puinhoop van maakt. Maar zij bestaat uit mensen die gedoopt, gevormd en heel soms zelfs tot voorganger gewijd zijn. Dit betekent dat zij drievoudig sacramenteel gezalfd zijn met de kracht van de Goede Geest. Zo is elk lid van dit volk op zich al in principe geestbegaafd bezig in geloof en leven. Vanuit deze drijfveer ontstaat liturgisch bezig zijn. Wanneer je deze drijfveer van hogerhand dan toch weer gaat kortwieken of helemaal ontkennen, dan krijg je kreupele toestanden. Want die geest is als water. Beiden 19
april 2011 -
rond de maaltijd te inspireren tot een fatsoenlijke manier van samenleven. Op den duur worden enkele regels geschreven die als wegwijzers voor velen kunnen dienen. Tijdens de verwarring van de Reformatie worden op het Concilie van Trente pas echt de puntjes op de i gezet. Sindsdien functioneert de tridentijnse liturgie als een stuwdam die vanaf dat moment geloof en liturgie in vaste formuleringen gefixeerd die dan geen kant meer op kan. Die indamming houdt zelfs stand in de stormachtige tijden van De Verlichting en de Franse Revolutie, waarin de intellectuele en politieke wereld van het volk in beweging komt. Hoelang kan het sacrale bolwerk van de onaardse eeuwige waarheden nog tegen de druk van het profane leven standhouden?
Liturgische Beweging In het begin van de twintigste eeuw komt een enkeling ook liturgisch in beweging en al gauw wordt het een verfrissende stroming van meerderen en zelfs velen die de ingedamde en vastgeroeste liturgie te lijf gaan. Bij Vaticanum II wordt de stuwdam eindelijk doorbroken en kan men bevrijd van muffe ballast en triomfantelijke hoogdraverij afdalen naar het dal van het feitelijk menselijke leven om daar een verfrissende liturgische vorm aan te geven. Sommige dambewakers en dijkgraven in de Romeinse Curie schrikken zich lam, voelen hun macht teniet gedaan en willen de stroom terugfluiten. Rond bisschop Marcel Lefebvre verzamelen zich enkelen die de nostalgie van het rustig water van weleer koesteren en samen een binnenmeertje vormen. De Liturgische Beweging gaat intussen vrolijk verder en besproeit veelzijdig het doortrekkend landschap van Het Volk Gods Onderweg in verschillende opzichten. Dit vanuit de diepe overtuiging dat ‘geloven en vieren’ niet iets is dat als een bovenaardse magische entiteit op ons aardse leven neerdaalt, maar dat juist vanuit onze geestrijke alledag met vallen en opstaan, vanuit ons sociale en politiek bezig zijn een vorm is om ons leven alvast hier en nu als een bovenaards gebeuren te laten oplichten.
dacht Lefebvre al eerder. Maar niet alleen hij, ook mensen in de Curie willen graag hun oude glorie en macht terug veroveren. Met name de uitzonderlijke hoogpriesterlijke overmacht moet weer uit de verf komen en bovenaards triomferen. Als vanouds worden priesterwijding en celibaat ingezet om de losgeslagen geest van het volk in de tang te nemen. Het is alsof ze de Rijndelta willen terugvoeren naar de Bodensee, en bij Schaffhausen geen waterval meer, maar een stuwdam. Het is een touwtrekkerij van jewelste. Welke stroming gaat het winnen? Dan gebeurt er op 7 juli 2007 iets opmerkelijks. In Het Motu Proprio van Benedictus XVI verzoent hij zich met Lefebvre. Als paus is hij plotseling de kardinale spil die de restauratie stimuleert en uitdrukkelijk verder aanstuurt. Zo is de tegenbeweging op dit moment feller dan ooit bezig om op liturgisch gebied de nieuwste beperkingen rond gezang, gebed en symbolen op de goegemeente af te vuren. Daardoor wordt in feite de Geest van het Tweede Vaticaans Concilie van 1965 geestdood gemaakt. Laat een zichzelf respecterend en kritisch katholiek dat zomaar gebeuren?! Menig liturg en geloofsgemeenschap voelt zich wellicht met de rug tegen de muur gezet, maar om niet verpletterd te worden is nog maar één beweging mogelijk: vóóruit!
Doorgaan Dus, gewoon in de vernieuwende beweging van Vaticanum II als volk Gods samen onderweg blijmoedig en vierend doorgaan. Dat is het overtuigende pleidooi van Gerard Lukken. Daarbij wel kritisch kijken naar eigen fouten en zwakheden en waardige kwaliteit blijven bewaken en waarborgen, dat is ook hard nodig. Wanneer de gedegen en goed gedocumenteerde eerste hoofdstukken over de geschiedenis de liturgie u teveel hoofdbrekers kost, dan kunt u vol verwachting opstomen naar de laatste twee hoofdstukken waar het hier en nu van onze liturgische beweging als een verblijdende lofzang uit de doeken gedaan wordt. Deze lectuur dus van harte aanbevolen!
Hervorming van de hervorming Wel ingewikkeld allemaal en erg vermoeiend, denken enkelen. Dan was het vroeger toch leuker, theatraler en overzichtelijker. Ja, dat - april 2011
20
Gedachten bij het afscheid van Ton
Re n L a n tm a n
Dit afscheid is een memorabele mijlpaal; de laatste van de initiatiefnemers zegt de redactie vaarwel. Geef hem eens ongelijk: meer dan 31 jaar, dat is meer dan het verborgen leven van Jezus. En het leven van Ton is beslist geen verborgen leven geweest.
Integendeel, hij heeft een groot deel van zijn leven in de frontlinie gestaan van vorming en onderwijs aan theologiestudenten, vanaf 1970 tot 1992 (?). Daarvan een aantal jaren (6?) het boegbeeld van de HTP, als rector. En Toch – middels actieve ondersteuning van dit blad – vanaf de oprichting en verspreiding van dit vlugschrift solidair met de open ruimte tussen kerk en maatschappij, zoals de initiatiefnemers die graag zagen in het Limburgse. En nu nog steeds als pastor/pastoor werkzaam op het grondvlak, aan de basis, in dit mooie landje. We leven in boeiende, verwarrende, interessante, gure, veelbelovende tijden. In deze tijd is de theologie grondig van gedaante veranderd. Over de pastoraaltheologie, zoals ooit aan de UTP vormgegeven, hoor ik niet veel meer. Er zijn nieuwe gedaanten van theologie ontstaan (en weer verdwenen). O.a. een theologie die zich uitdrukkelijk maatschappelijk oriënteert (Borg21
man, van den Hoogen). Theologie is ook van gedaante veranderd in of gecombineerd met religiewetenschappen, en niet alleen in Nijmegen, maar ook in Leuven. En er is opnieuw een kerkgecentreerde theologie groeiende die zich conformeert en weer zijn centrum (zijn toevlucht?) zoekt in kerkelijke leer en gezag. Wat zou het goed zijn om een positief overzicht te geven van de UTP-pogingen tot pastoraaltheologie onder de titel ; tussen pastoraaltheologie en pastorale praxis. En het aandeel van Ton daarin, vertrekkend van de (auto)biografie van de studenten (objectum materiale), aanzetten tot reflectie en bewustzijn van het theoloog en gelovig zijn van deze studenten (objectum formale). De vele studenten, die goed terecht zijn gekomen, zou je het moeten vragen: wat voor theoloog ben je geworden? Wat heeft in je vormingstijd enz. de meeste impact gehad? Wat heb je aan theologische inzichten ‘bij geleerd’ en waar leef je van? Als het zou kunnen, een studie waard... april 2011 -
In deze tijd is de maatschappij grondig veranderd. Het heeft de reflecties van Ton zelf bevorderd en uitgedaagd. Zo lezen we in de laatste jaren over zijn bekommernis over groei en potentie van parochies aan de basis, te beginnen in het eigen heuvelland. Maar ook over de verhouding van levensbeschouwing, ethiek en economie, steeds ingegeven door een zekere verontrusting en onbehagen ten aanzien van wat in de samenleving gaande is. Ton wil het gesprek met en in de samenleving openhouden – als was het maar als geëngageerd Probuslid - en daarin de ‘communicatie van het evangelie’ minstens naar haar bijbelse en historische fundamenten bespreekbaar maken Toen ik zocht naar een boek, dat Ton nog niet had, heb ik hulp gevraagd van Gerard, die zijn boekenkast kent en zijn voorkeuren kent. Het ligt in de lijn van het werk van Wil Derkse en Paul van der Geest, die vanuit hun kennis van resp. het Benedictijnse leven en het denken van Augustinus lijntjes uitzetten naar verantwoordelijken in deze maatschappij, en aldus invloed willen uitoefenen op het heersende denken. Ik hoop dat je er met deze blijk waardering nieuwe brandstof bij krijgt, en energie. En de hamvraag: is Ton nu zelf zo grondig veranderd? Het antwoord ligt vanuit het vorige voor de hand. Ja en nee waarschijnlijk. Maar wat is nu de kern, of liever, de rode draad, die hem met de theologie, met de maatschappij en met zijn solidariteit tot En Toch verbindt? Waardoor het aannemelijk wordt dat hij nu een stapje terug doet, En Toch met de pastorale praxis (en de reflectie daarover) doorgaat? Ik kwam op het spoor door het afscheid van Hans van der Ven. Ondanks alle verantwoording voor het forum van de rede (door de universitaire gemeenschap hogelijk gewaardeerd) werd hij in de informele sfeer door de vakgroep toch getypeerd als een religieus mens, en werd in het verlengde daarvan door Aad de Jong hem een beeld aangeboden, geïnspireerd op de tekst Jeremia 20. Voor wie het niet meteen paraat heeft, even geduld. Want bij gelukkig toeval vond ik dezer dagen in mijn archief een kattebelletje van Joop Rieter, een van de mannen van het eerste uur van En Toch. In zijn eigen-aardig en karakteristiek - april 2011
schrift had hij een vertaling van Jeremia 20 opgeschreven, bedoeld als eerste lezing in een viering in de ziekenhuiskapel, waarin hij al tastend naar het licht voorging. Het was precies dezelfde tekst als die de inspiratiebron vormde voor het beeld van Aad: de profeet, die spreekt enerzijds, en die het liefst wil wegkruipen anderzijds. Joop vertaalt voor ons (verzen 7 – 9) uit de Bible de Jerusalem:
Goddelijke oerkracht, Je hebt me verleid, en ik heb me nog laten verleiden ook. Je hebt me overmeesterd: je bent mij te sterk. Zonder ophouden steekt men de draak met mij, en iedereen lacht mij uit. Immers iedere keer als ik ‘het woord’ neem moet ik schreeuwen en roepen: “geweld” en “ondergang”! Het woord van God brengt mij schande en smaad, iedere dag opnieuw. Ik dacht bij mezelf: vergeet het maar; ik spreek niet meer in Zijn Naam. Maar het is in mijn hart als een verslindend vuur en het brandt in mijn gebeente. Ik probeer tevergeefs om het in bedwang te houden, maar ik kan het niet. Ik weet niet of ik goed zit, als ik Ton ook een beetje naar Jeremia toe wil trekken. In ieder geval bespeur ik bij hem door wind en weer toch die gloed, die het ook bij tegenwind uithoudt. En anders wens ik het hem toe in de jaren, die hem nog gegeven worden. Joop Rieter wist trouwens best wel van de worsteling, die in de profetenwoorden zit. Hij schrijft heel fijntjes de volgende regieaanwijzing (bedoeld voor het liturgisch draaiboek) onder de tekst: “Geen; zo spreekt de Heer! Het zijn woorden van ’n sputterende worstelende mens. Liever... ’n korte stilte, en dan het koor”. Ton, zeer bedankt, en het ga je zeer goed.
22
AFSCHEID ’En Toch’ 11-1-2011
T on Rei j n e n
In november 1979 verscheen het eerste nummer van En Toch. Het was het resultaat van een overleg in onze solidariteitsgroep waarin geconstateerd werd dat we wel samen konden blijven komen, om af te geven op de toestand die was ontstaan door de benoeming van mgr. Gijsen tot bisschop van Roermond, maar dat dit niet genoeg was. Er ontstonden in heel Limburg solidariteitsgroepen van pastores, die bij elkaar kwamen om van gedachten te wisselen over de winterse situatie waarin zij en katholieke kerk van Limburg
23
waren komen te verkeren na de als belofte ervaren lente van het Vaticanum II, bijeengeroepen door Paus Johannes XXIII. We vonden echter dat we, als een van de weinige in 1979 overgebleven solidariteitsgroepen wat moesten doen: de situatie volgen, aanvankelijk met name in de kerk, later in kerk en samenleving, een kritische beschouwing daaraan wijden, tekenen van hoop signaleren en het geheel neerleggen in een tijdschrift. De naamgever was pastoor Sjir Vandenbooren van de Montfortparochie in Hoensbroek. Met ‘En Toch’ gaf hij precies onze bedoeling aan.
april 2011 -
COLOFON Het Tijdschrift En Toch... werd in 1979 in het leven geroepen door een groep van 12 Limburgse priesters die van mening waren dat het goed zou zijn om van tijd tot tijd zowel kritische geluiden alsook positief nieuws uit Kerk en Samenleving te laten horen. Vanuit het Limburgse blijft de redactie van En Toch... ook in de toekomst de gebeurtenissen op de voet volgen en zal daarop reageren in de mate en op de wijze die haar goed dunkt. En Toch... verschijnt vier maal per jaar (maart, juni, september, december). De abonnementsprijs bedraagt minimaal € 12. Voor het meest actuele nieuws zie ook: http://www.vpwinfo.nl/, onder de knop VPW Limburg. Daar vindt U ook in een digitale versie eerdere afleveringen van En Toch.... ISSN: 1872-6518 De redactie wordt gevormd door: Ruud Foppen, Paul Van Gerven, Anne Indenkleef (VPW Limburg), Frans Jespers, Piet Linders (VPW Limburg). Medewerkers: Ren Lantman, Meindert Muller (column), Peter van de Winkel. Redactiesecretariaat: Paul Van Gerven. Correspondentie-adres: Jurastraat 20, 6412 EW Heerlen, tel. 045-5725016 E-mail:
[email protected] Financiële administratie en ledenadministratie: Marco Linssen, Swier 17, 6363 CK Wijnandsrade, tel. 045 - 522 34 49. E-mail:
[email protected] Postgiro: 56 31 229 t.n.v. EN TOCH-groep, Heerlen. Grafische verzorging en drukwerk: Drukkerij Pasklaar, Overhoven 71, 6136 EB Sittard.
Het eerste nummer was eigenlijk eerder een pamfletje dan al een tijdschrift maar bevatte wel de doelstelling van ons blad, die in de kern m.i. is gebleven, maar later in de richting van de cultuur en oecumene werd uitgebreid. Er verschenen artikelen met een veelheid van onderwerpen, verschillend van toon naargelang iedereen verschillend ‘gepend’ was. De scherpste analyses en beoordelingen waren van de hand van Piet van der Bruggen, die steeds de ruimte zocht en niets moest hebben van het inperkend optreden van mgr. Gijsen. De meeste van de ‘12 apostelen’ van het eerste uur zijn inmiddels gestorven. Alleen Joop Rieter en ik zijn nog in leven. Ook de meesten van de oorspronkelijke abonnees zijn onttrokken aan ons aardse bestaan. Inmiddels zijn de tijden weer veranderd. En waar de tijden veranderen, veranderen wij met hen, zoals het Latijnse spreekwoord zegt. Velen maken zich niet meer druk over de positie van de kerk in de samenleving, want ze zijn afgehaakt. Ze zoeken het zelf uit, of zoeken niet meer want ze zijn er zeker van dat - ondanks alle verdriet - het leven definitief eindigt bij de dood. Het dagelijkse leven met alles wat daarin op mensen afkomt geeft in wat moet of zou moeten gebeuren. Dat vult het bestaan met alle spanningen, ook in de relationele sfeer, die het met zich meebrengt. Het verlangen naar een ‘nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ lijkt weliswaar aanwezig te blijven, al menen velen dan dat die nieuwe hemel en nieuwe aarde wel hier en nu moeten gebeuren. Zelf ook deel uitmakend van die wereld trekken geëngageerde christenen echter, onder wie hun pastores, zelf levend vanuit de hoop op het reeds gekomen en nog komende Rijk van God mee. Hun bedoeling is ‘de hoop levend te houden en het leven leefbaar’ (Zie de eerste zin in het 1e nummer van En Toch). Geen ander doel heeft ons tijdschrift En Toch, kritisch ten aanzien van alles wat er gebeurt, maar ook met een gelovig perspectief. Als ik mijn lidmaatschap van de redactie stop is dat niet omdat ik ons tijdschrift overbodig vind, maar omdat mijn huidige werkzaamheden – op mijn leeftijd - zoveel vragen, dat – naar mijn gevoel - te weinig energie overblijft die ons tijdschrift eigenlijk nodig heeft. Een ander gevoel maakte zich van mij meester (m.n. opgedaan bij het opruimen van meer dan 50 jaar archief van ´missionaris, kapelaan, student in Nijmegen, catecheet, directeur van het IVPT, vice-rector en rector van de HTP-UTP), namelijk dat die tijd voorbij is. Zo komt ook na 31 jaar een einde aan mijn redacteurschap. (NB. Het archief van En Toch blijft bewaard) Ik kijk overigens met veel genoegen terug op het engagement van de redacteuren en hun secretaris van En Toch en ben er als mens rijker van geworden. Alle goeds met jullie zelf en met En Toch. De hoop blijft. We zouden geen christenen zijn als we die zouden laten varen.
- april 2011
24