Enquête 'Kennis van oudersdomspensioen' Toelichting op de vijfde herhalingsmeting Eindrapport Een onderzoek in opdracht van Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid B. Frouws MSc Drs. M.W.H. Engelen Projectnummer: B3667
Zoetermeer, 11 april 2011
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Research voor Beleid. Research voor Beleid aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
2
Voorwoord Eén van de succesfactoren voor pensioenbeleid is een adequaat pensioenbewustzijn van de Nederlandse werknemer. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat daarom onderzoek uitvoeren dat informatie geeft over de mate waarin werknemers zicht hebben op de kosten en de hoogte van hun toekomstig pensioen, de wijze waarop zij dat zicht verkrijgen en in hoeverre zij actief op zoek gaan naar een aanvulling op hun oudedagsinkomen. In opdracht van het ministerie heeft Research voor Beleid in het voorjaar van 2006 voor het eerst een enquête uitgevoerd onder werknemers naar de mate waarin werknemers in algemeen – en werknemers van verschillende seksen, leeftijden en opleidingsniveaus in het bijzonder – op de hoogte zijn van hun toekomstige ouderdomspensioen. In 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 is dit onderzoek herhaald. Het onderhavige rapport bevat de resultaten van de meest recente meting van februari 2011. Daar waar interessant en relevant maken we vergelijkingen met de eerdere meting van 2010. Dit onderzoek is uitgevoerd door Bram Frouws en Gerard Volker.
Mirjam Engelen
3
4
Inhoudsopgave
1
2
Achtergrond en onderzoeksopzet
11
1.1
Achtergrond
11
1.2
Onderzoeksdoel en onderzoeksvragen
12
1.3
Onderzoeksopzet
14
1.4
Bewerkingen en betrouwbaarheid
15
Resultaten pensioensbewustzijn
17
2.1
Verwachtingen ten aanzien van pensioen
17
2.2
Belang van en inzicht in pensioen
20
2.3
Opbouw pensioen
23
2.4
Pensioensbewustzijn
25
2.5
Invloed economische crisis
26
2.6
Inzoomen op subgroepen
31
Bijlage 1
Vragenlijst
35
Bijlage 2
Rechte tellingen enquête 2011
65
Bijlage 3
Gegevens beroepsbevolking 2010
81
5
6
Samenvatting In deze samenvatting worden de belangrijkste uitkomsten van de pensioenenquête uit 2011 onder de werkende beroepsbevolking gepresenteerd. De uitkomsten zijn gebaseerd op een internetenquête onder ruim 6.000 werknemers en ex-werknemers. Waar relevant, vergelijken we de resultaten met de resultaten van de enquête uit 2010. Tevens lichten we enkele opvallende uitkomsten omtrent jongeren en vrouwen toe. Tot slot gaan we kort in op de resultaten van vier geënquêteerde subgroepen: 65-plussers die pensioen ontvangen maar nog werkzaam zijn 55-plussers die deeltijdpensioen ontvangen en nog werkzaam zijn 65-plussers, ex-werknemers, die met pensioen zijn 55-plussers, ex-werknemers, die met vroegpensioen zijn Verwachtingen ten aanzien van pensioen 39 procent van de werknemers tot 65 jaar verwacht goed tot uitstekend rond te kunnen komen van hun pensioenuitkering en 37 procent verwacht met het pensioen de huidige levensstandaard goed tot uitstekend voort te kunnen zetten; 46 procent van deze groep denkt redelijk op dezelfde voet door te kunnen leven. Deze eerste twee percentages zijn lager dan in 2010, wat betekent dat werknemers in 2011 iets minder positieve verwachtingen hebben ten aanzien van hun pensioen dan in 2010. In lijn met deze iets minder positieve verwachtingen, is het aantal werknemers dat van plan is eerder dan de AOW-leeftijd te stoppen met werken in 2011 afgenomen ten aanzien van 2010 (21 procent versus 26 procent). Mogelijk speelt hierbij de maatschappelijke en politieke discussie over langer doorwerken en het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd een rol. Het prepensioen of de VUT is de meest genoemde manier om de periode tot het ouderdomspensioen te overbruggen, gevolgd door lijfrente- of koopsompolissen en interen op eigen vermogen. Jongeren hebben vaker dan ouderen geen mening over het al dan niet rond kunnen komen van pensioen. Zij zijn beduidend minder vaak van plan eerder dan de AOW-leeftijd te stoppen met werken dan ouderen, al is op dit punt het verschil tussen jongeren en ouderen in 2011 kleiner geworden. Opvallend is ook dat jongeren vaker dan ouderen zeggen deze tijd te willen overbruggen door bijverdiensten. Vrouwen zijn iets minder positief over het rondkomen van hun pensioen dan mannen. Tevens valt op dat vrouwen de periode tot hun ouderdomsuitkering vaker dan mannen willen overbruggen met inkomsten van hun partner en minder vaak verwachten bij te verdienen. Belang van en inzicht in pensioen en informatiebronnen De meerderheid van de werknemers tot 65 jaar vindt het redelijk tot zeer belangrijk om later een goed ouderdomspensioen te hebben (80 procent). De waarde die men hecht aan een goed ouderdomspensioen stijgt met de leeftijd. Opvallend is dat 42 procent van de jongeren het redelijk tot zeer belangrijk vindt om een goed ouderdomspensioen te hebben, maar dat slechts 27 procent een goed ouderdomspensioen een zeer belangrijke arbeidsvoorwaarde vindt.
7
In 2011 daalt het percentage werknemers tot 65 jaar dat vindt dat de overheid verantwoordelijk is voor het regelen van pensioen licht van 21 in 2010 naar 19 procent in 2011. De overgrote meerderheid van de werknemers tot 65 jaar vindt het redelijk tot zeer belangrijk inzicht te hebben in de wijze waarop het ouderdomspensioen is geregeld en de hoogte en de kosten ervan (rond de 90 procent). Het belang dat men hecht aan dit inzicht stijgt met de leeftijd. Werknemers tot 65 jaar ontvangen informatie over hun pensioen met name via het pensioenfonds en hun verzekeraar. Het jaarlijks pensioenoverzicht is het meest gebruikte medium om informatie over pensioen te verstrekken. Oudere werknemers en 55plussers die met (deeltijd) pensioen zijn, zijn vaker dan jongere werknemers bekend met de nieuwe website mijnpensioenoverzicht.nl en hebben hier vaker gebruik van gemaakt. Opbouw pensioen De meerderheid van de werknemers tot 65 jaar ontvangt bij het bereiken van de AOWleeftijd een volledige AOW-uitkering (84 procent). Hiernaast heeft tweederde een collectieve pensioenregeling via de werkgever. Iets minder dan een kwart (23 procent) heeft buiten de werkgever om zelf een pensioenvoorziening. In 2010 bedroeg dit percentage nog 27 procent. Jongeren zijn hier minder goed van op de hoogte. Een kwart weet niet of zij bij het bereiken van de AOW-leeftijd een volledige AOW-uitkering ontvangen en 40 procent weet niet wat er financieel (naast de AOW aanspraak) is geregeld als ze met pensioen gaan. Bij de oudere werknemers bedragen deze percentages respectievelijk 4 en 7 procent. Slechts een derde van de jongere werknemers geeft aan een collectieve pensioenregeling via de werkgever te hebben. De middelloonregeling is de meest voorkomende type pensioenvoorziening via de werkgever. Voor de subgroepen (ouderen) geldt dat zij in vergelijking met werknemers tot 65 jaar vaker een eindloonregeling hebben. Vooral ouderen hebben een regeling met een nabestaandenpensioen. Jongeren zijn hier veel vaker dan ouderen niet van op de hoogte. Ouderen hechten ook duidelijk meer belang aan een goed nabestaandenpensioen dan jongeren. Relatief veel werknemers tot 65 jaar (39 procent) weten niet wat voor soort aanvullende pensioenregeling zij hebben. Ook dit geldt met name voor jongeren. Vrouwen zijn minder goed op de hoogte van het type pensioenregeling dat zij via hun werkgever hebben dan mannen; bijna de helft van de vrouwen weet dit niet, tegenover 33 procent van de mannen die dit niet weet. Vrouwen hebben daarnaast minder vaak een nabestaandenvoorziening geregeld. Pensioenbewustzijn Ten opzichte van 2010 is de kennis van de werknemers tot 65 jaar over de hoogte (58 procent) en de kosten (53 procent) in 2011 licht gedaald met respectievelijk 1 en 2 procentpunt. De subgroep 55+ ex-werknemers is het meest pensioenbewust; 90 procent is bekend met de hoogte van hun toekomstige pensioenuitkering na 65 jaar. Jongeren zijn minder pensioenbewust dan ouderen. Vrouwen zijn wat minder goed dan mannen bekend met de hoogte en de kosten van hun pensioen.
8
Invloed economische crisis Ongeveer de helft van de werknemers tot 65 jaar zegt naar aanleiding van de crisis geen aanvullende informatie te hebben ontvangen van de pensioenuitvoerder of werkgever. Wel is dit percentage ten opzichte van 2010 gedaald van 56 procent naar 52 procent. De meerderheid heeft naar aanleiding van de economische crisis zelf geen aanvullende informatie over hun pensioen opgezocht. In vergelijking met 2010 zijn de werknemers tot 65 jaar wat negatiever gestemd over de invloed van de crisis op de hoogte van het pensioen; 56 procent verwacht dat hun pensioen lager zal zijn door de economische crisis (49 procent in 2010). Ook de werknemers en ex-werknemers binnen de vier subgroepen verwachten beduidend vaker dat hun pensioen lager zal zijn door de crisis. Opvallend is dat jongere werknemers hier een stuk optimistischer over zijn dan oudere werknemers. De meningen over de verantwoordelijkheid voor het beperken van de negatieve gevolgen van de economische crisis voor pensioen zijn verdeeld. Ten opzichte van 2010 is sprake van een minieme verschuiving van die verantwoordelijkheid van het individu naar de overheid. Het niet indexeren van pensioenen als gevolg van de economische crisis wordt door tweederde van de werknemers tot 65 jaar als onterecht beoordeeld. De helft is van mening dat de opbrengsten van beleggingen de verantwoordelijkheid zijn van het pensioenfonds en niet van de pensioengerechtigden. Ouderen vinden vaker dan jongeren dat het pensioenfonds verantwoordelijk is. Subgroepen De meerderheid van de groep gepensioneerde 65-plussers zou niet opnieuw gaan werken (77 procent). Voor de 21 procent van deze groep die overweegt weer te gaan werken is plezier in het werk de belangrijkst reden, gevolgd door een hoger inkomen. Gepensioneerde 55-plussers overwegen vaker dan 65-plussers om opnieuw te gaan werken. Voor 65-plussers die nog werkzaam zijn, is de belangrijkste reden om te werken dat men nog veel plezier heeft in het werk (55 procent). Wel valt op dat dit percentage – evenals het percentage dat nog werkzaam is uit angst voor verveling (23 procent) – is gedaald ten opzichte van 2010 (deze percentages bedroegen toen respectievelijk 62 procent en 32 procent). Van deze groep geeft 25 procent als reden dat de hoogte van het pensioen onvoldoende is om van rond te kunnen komen. In 2010 bedroeg dit percentage 21 procent. Hoewel het aantal respondenten in deze categorie klein is, lijkt het er op dat financiële motieven een belangrijkere rol spelen in de overweging werkzaam te blijven dan een jaar eerder. Met uitzondering van de nog werkzame 65-plussers, is meer dan de helft van de respondenten binnen de drie andere subgroepen tevreden tot zeer tevreden over de hoogte van het huidige pensioen. Binnen de twee 55-plus subgroepen is een meerderheid tevreden met het toekomstige pensioen. Van de werknemers tot 65 jaar is slechts 40 procent tevreden met het toekomstige pensioen. Jongere werknemers (20-24 jaar) zijn in mindere mate tevreden over de hoogte van het toekomstige pensioen dan oudere werknemers, al hebben jongeren hier veel vaker geen mening over of weten ze het antwoord niet.
9
Van de beide groepen die met voltijd pensioen zijn, kan ongeveer 40 procent redelijk en een vergelijkbaar percentage goed tot uitstekend - rondkomen van het pensioen. Ongeveer 15 procent zegt met het pensioen de levensstandaard nauwelijks te kunnen voortzetten. Voor rond de 60 procent van de groepen die met voltijd pensioen zijn, voldoet de hoogte van het pensioen aan de verwachtingen. Het ‘met pensioen zijn’ voldoet voor 71 procent van de 65-plussers en voor 57 procent van de 55-plussers die met pensioen zijn aan de verwachtingen.
10
1
Achtergrond en onderzoeksopzet
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft Research voor Beleid opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren op basis waarvan het pensioenbewustzijn onder werknemers in Nederland is te beoordelen. Dit hoofdstuk beschrijft de achtergrond van het onderzoek.
1.1
Achtergrond
Pensioensituatie in Nederland Binnen het Nederlandse systeem van ouderdomspensioenen nemen de aanvullende pensioenregelingen, naast het wettelijk recht op een uitkering op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) een belangrijke plaats in. De aanvullende pensioenen zijn gebaseerd op een toezegging van de werkgever aan de werknemer in het kader van een arbeidsovereenkomst. De aanvullende ouderdomspensioenen vormen daarmee een integraal onderdeel van de arbeidsvoorwaarden. Het merendeel van deze regelingen geldt voor groepen werknemers en heeft zodoende een collectief karakter. Het systeem van pensioenen in Nederland bestaat uit drie pijlers: de overheidsvoorzieningen (AOW), de aanvullende collectieve pensioenen en de voorzieningen die mensen zelf hebben getroffen. Samen bepalen deze pijlers de hoogte van het pensioen dat iemand ontvangt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De exacte hoogte van het uiteindelijke pensioen is afhankelijk van een aantal factoren. Pensioenaanspraken kunnen bijvoorbeeld al dan niet worden geïndexeerd of er kunnen wijzigingen in het systeem van pensioenopbouw (eindloon, middelloon, uitkeringsovereenkomst, premieovereenkomst) optreden of in het pensioenreglement van de pensioenuitvoerder worden doorgevoerd. De economische crisis heeft de afgelopen jaren bijgedragen aan de onzekerheid omtrent de hoogte van het toekomstige pensioen. Andere factoren die kunnen resulteren in een ouderdomspensioen dat lager is dan verwacht, zijn: 1.
geen volledige AOW
2.
tekort aan dienstjaren als gevolg van werkloosheid, zorg voor kinderen, werkgever zonder pensioenregeling
3.
pensioenregeling met een franchise die hoger is dan de AOW
4.
pensioenbreuk als gevolg van baanwisseling
5.
het pensioen wordt niet geïndexeerd
6.
het met pre-pensioen gaan en daardoor een lager pensioen ontvangen (actuariële herrekening)
7.
een scheiding waardoor een deel van het ouderdomspensioen naar de ex-partner gaat
8.
een tekort als gevolg van het pensioensysteem: gematigd eindloon: vanaf een bepaalde leeftijd tellen salarisverhogingen niet meer mee voor het pensioen middelloon: de salarisstijging is sterker dan de indexatie beschikbare premieregeling: het rendement valt tegen of men moet op de pensioendatum veel betalen voor de inkoop van het ouderdomspensioen (lage rente).
11
Kortom, er zijn veel verschillende factoren die de hoogte en kosten van het pensioen bepalen. Deze zijn persoons- en/of systeemafhankelijk. Daarom zal lang niet iedereen uiteindelijk 70% van het laatstverdiende loon ontvangen. Goede voorlichting over dit risico en het pensioen wordt daarom steeds meer van belang. Pensioenbewustzijn Mensen die zicht hebben op de hoogte, de kosten en de aard van hun pensioen zijn aan te duiden als pensioenbewust. Dit geldt ook voor degenen die hier geen zicht op hebben, maar zich hierover wel laten informeren of actief op zoek gaan naar informatie hierover. Verschillende signalen wijzen er op dat het pensioenbewustzijn in Nederland laag is. Uit onderzoek van CentERdata in 2004 bleek dat slechts 12,5% van de respondenten op de hoogte is van het bedrag waarmee ze het moeten doen op hun oude dag. Een ander groot deel van de respondenten in dit onderzoek is hiervan niet op de hoogte maar heeft het zich in de afgelopen jaren wel eens afgevraagd. Van deze groep gaat echter nog niet de helft ook daadwerkelijk op zoek naar informatie. Diverse organisaties, verenigd in de Stichting Pensioenkijker1, zijn in 2004 een campagne gestart om het pensioenbewustzijn in Nederland te vergroten. Ook het ministerie van SZW heeft zich tot doel gesteld het pensioenbewustzijn in de samenleving te versterken2. Hiervoor is inzicht nodig in de mate van pensioenbewustzijn onder werknemers. Daarom heeft het ministerie in 2006 een onderzoek naar pensioenbewustzijn laten uitvoeren3. In 2007, 2008, 2009 en 2010 is dit onderzoek, uitgevoerd door Research voor Beleid, herhaald. Door middel van voortzetting van dit onderzoek zijn eventuele ontwikkelingen in het pensioenbewustzijn vast te stellen. Het onderhavige rapport bevat de resultaten van de laatste meting in 2011.
1.2
Onderzoeksdoel en onderzoeksvragen
Het ministerie van SZW wil op basis van de onderzoeksresultaten bepalen hoe pensioenbewust werknemers in Nederland zijn. Het ministerie beoogt daarbij antwoord kunnen geven op de volgende vragen welke, enkele kleine wijzigingen voorbehouden4, tevens de onderzoeksvragen vormden in de eerdere edities van de pensioenenquête. A. Algemene onderzoeksvragen over pensioenbewustzijn 1.
Wat zijn de verwachtingen van werknemers ten aanzien van hun pensioen? a.
algemeen (houden zij zich überhaupt met deze vraag bezig?)
b.
specifiek ten aanzien van: hoogte van het toekomstig pensioen in % van loon vervroegd uittreden
1
2 3 4
Initiatiefnemer van de Stichting Pensioenkijker.nl is het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO). De overig deelnemers zijn het CNV, de CNV Jongeren, de Consumentenbond, de FNV, de FNV Vrouwenbond, het Nibud, de Ombudsman Pensioenen, de Unie van beroepspensioenfondsen, de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en het Verbond van Verzekeraars. Zie de begrotingen van het Ministerie van SZW van 2006, 2007, 2008, 2009 en 2010. Enquête ‘Kennis van ouderdomspensioen’, Research voor Beleid in opdracht van het ministerie van SZW, 2006. Uitzondering hierop vormen de vragen 1b, waaraan is toegevoegd ‘van het toekomstig pensioen in % van loon’ en vraag 4, waarbij ‘en/of verzekeraar’ is verwijderd.
12
2.
Wat is het belang dat werknemers hechten aan inzicht in hun pensioen? a.
algemeen
b.
specifiek ten aanzien van: hoogte kosten overbrugging vervroegde uittreding
3.
4.
Welke actie ondernemen werknemers om dat inzicht te verkrijgen? a.
via welk kanalen zoeken zij?
b.
welke informatie levert dit op?
c.
welke obstakels ondervinden zij bij het zoeken naar informatie?
Welke informatie krijgen werknemers van hun pensioenuitvoerder en werkgever?
B. Onderzoekvragen over de feitelijke kennis van het pensioen 1.
2.
Op welke wijzen bouwen werknemers pensioen op? a.
typen werknemerspensioen regelingen
b.
typen individuele pensioenproducten
In hoeverre hebben werknemers zicht op de hoogte van hun toekomstige pensioenuitkering?
3.
In hoeverre hebben werknemers zicht op de kosten van hun toekomstige pensioenuitkering?
4.
Op welke wijze hebben werknemers deze informatie verkregen?
Het ministerie wil de vragen beantwoorden voor werknemers in het algemeen en waar mogelijk voor 32 specifieke categorieën werknemers (zie de onderstaande tabel). Werknemers zijn onderscheiden naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. De leeftijdscategorieën beslaan vrijwel de gehele periode waarin pensioen kan worden opgebouwd. Alleen personen tussen de 15 en 19 zijn niet opgenomen in de enquête omdat zij doorgaans nog niet werkzaam zijn. De opleidingsniveaucategorieën zijn dezelfde die het CBS hanteert. Tabel 1.1
Leeftijd
Opleidingsniveau
32 werknemerscategorieën Mannen
Vrouwen
20-24 jaar
20-24 jaar
25-29 jaar
25-29 jaar
30-34 jaar
30-34 jaar
35-39 jaar
35-39 jaar
40-44 jaar
40-44 jaar
45-49 jaar
45-49 jaar
50-54 jaar
50-54 jaar
55-59 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
60-64 jaar
Basis onderwijs (Bo)
Basis onderwijs (Bo)
Mavo
Mavo
Vbo
Vbo
Havo/VWO
Havo/VWO
MBO
MBO
HBO
HBO
WO
WO
13
1.3
Onderzoeksopzet
Beoogde aantal respondenten Het is de bedoeling op basis van het onderzoek uitspraken te kunnen doen over bovengenoemde 32 verschillende categorieën werknemers. Om met de gangbare marge van 5 procent en een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent uitspraken over deze categorieën te kunnen doen, is per categorie een netto respons van 380 nodig. In 2011 zijn, evenals in 2010, naast de reguliere werknemers ook vier specifieke groepen ouderen, werkend en niet werkend, ondervraagd. Hierover volgt later meer informatie. De totale netto respons is, evenals in voorgaande jaren, op 6.840 gesteld. Internetenquête onder Panelclixleden Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een internetenquête onder leden van het internetpanel Panelclix. De keuze is op Panelclix gevallen omdat het beschikt over het grootste voor onderzoek beschikbare bestand van werknemers in Nederland. Uit het panel zijn beoogde respondenten te selecteren op basis van leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, wel/niet werkzaam en andere kenmerken. Op basis van de ervaring bepaalt Panelclix voorafgaande aan het onderzoek hoeveel panelleden per categorie uitgenodigd moeten worden om de beoogde netto respons te halen. Als deze aantallen onvoldoende blijken zet Panelclix meer panelleden uit de betreffende categorieën in, voor zover de mogelijkheden van het bestand dit toelaten. Vragenlijst Bij de eerste meting in 2006 heeft Research voor Beleid een conceptvragenlijst opgesteld en voorgelegd aan de begeleidingscommissie. Het commentaar van de commissieleden is toen verwerkt in de definitieve vragenlijst. Sindsdien is de vragenlijst enkele keren licht aangepast. Bijlage 1 geeft de vragenlijst die in 2011 is gebruikt. Bij de vorige meting in 2010 zijn er twee grotere veranderingen ten opzichte van eerdere metingen doorgevoerd. Allereerst is een serie vragen opgenomen over de effecten van de economische crisis op het pensioenbewustzijn. Interessant is immers de vraag of de crisis van invloed is op het pensioenbewustzijn van mensen of voor ander gedrag heeft gezorgd? Daarnaast is in 2010 in tegenstelling tot eerdere jaren een aantal subgroepen onderscheiden in de routing van de vragenlijst. Het betreft naast de reguliere groep (werknemers in de leeftijd vanaf 20 tot en met 64 jaar) de volgende groepen: 65-plussers die pensioen ontvangen maar nog werkzaam zijn 55-plussers die deeltijdpensioen ontvangen en nog werkzaam zijn 65-plussers, ex-werknemers, die met pensioen zijn 55-plussers, ex-werknemers, die met vroegpensioen zijn In 2011 is op één wijziging na dezelfde vragenlijst gebruikt als in 2010. Bij twee van de vijf respondentgroepen (de reguliere groep werknemers van 20 tot en met 64 jaar; en de groep 55-plussers die deeltijdpensioen ontvangen en nog werkzaam zijn) is respondenten gevraagd of zij gebruik hebben gemaakt van mijnpensioenoverzicht.nl
14
De vragenlijst is geplaatst op de website van Research voor Beleid. Panelleden konden inloggen met een persoonlijke code en wachtwoord, die Research voor Beleid via Panelclix aan hen heeft gemaild.
1.4
Bewerkingen en betrouwbaarheid
Bewerkingen De antwoorden van de respondenten zijn bewerkt met behulp van het programma SPSS. Eerst is gecontroleerd of er onjuiste antwoorden waren die hersteld of verwijderd moesten worden. Vervolgens zijn de ‘anders, namelijk’ antwoorden op diverse vragen gepostcodeerd. Dit betekent dat deze open antwoorden op logische wijze zijn ingedeeld in bestaande of nieuwe antwoordcategorieën. Daarna zijn de enquêteresultaten van de reguliere groep respondenten (werkend en tussen de 20 en 65 jaar) gewogen naar de werkende beroepsbevolking. Er is gewogen op basis van de variabelen leeftijd, geslacht en opleiding. Hiervoor is gebruik gemaakt van een CBS tabel waarin de Nederlandse werkende beroepsbevolking in 2010 is uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau (zie Bijlage 3). Betrouwbaarheid In tabel 1.2 en 1.3 zijn voor de reguliere groep respondenten de respons en de betrouwbaarheidsmarge bij een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent weergegeven. Een marge van bijvoorbeeld 5 procent betekent dat onderzoeksresultaten met 95 procent zekerheid niet meer dan 5 procent verschillen met de werkelijkheid. Uit de tabellen blijkt dat van 6 categorieën de marges groter zijn dan 6 procent (zie tabel volgende bladzijde). De betrouwbaarheidsmarge op het totaal bedraagt 1,25 procent. Dit betekent dat uitspraken over alle werknemers samen met 95 procent zekerheid hoogstens 1,25 procent afwijken van de werkelijkheid. Voor de berekeningen is de CBS tabel als uitgangspunt voor de populatie genomen (zie bijlage 3).
15
Tabel 1.2
Respons en betrouwbaarheidsmarges naar leeftijd en geslacht (reguliere groep)
Leeftijd 20-24
Respons Marge
25-29
Respons Marge
30-34
Respons Marge
35-39
Respons Marge
40-44
Respons Marge
45-49
Respons Marge
50-54
Respons Marge
55-59
Respons Marge
60-64
Respons Marge
Totaal
Respons Marge
Tabel 1.3
Man
Vrouw
Totaal
381
380
761
5,02%
5,03%
3,55%
380
380
760
5,03%
5,03%
3,55%
380
380
760
5,03%
5,03%
3,55%
380
380
760
5,03%
5,03%
3,55%
380
382
762
5,03%
5,01%
3,55%
380
383
763
5,03%
5,01%
3,55%
381
380
761
5,02%
5,03%
3,55%
248
246
494
6,22%
6,25%
4,41%
133
161
294
8,50%
7,72%
5,72%
3043
3072
6115
1,78%
1,77%
1,25%
Respons en betrouwbaarheidsmarges naar opleiding en geslacht (reguliere groep)
Opleiding Basisonderwijs (lagere school)
Man Respons Marge
VMBO (MAVO, LBO, LTS, LEAO, VBO, IVBO, MULO-A,
Respons
huishoudschool, praktijkonderwijs etc)
Marge
MBO (MEAO, MTS, etc)
Respons Marge
HAVO/VWO (MULO-B, HBS, MMS, gymnasium)
Respons Marge
HBO (HTS, HEAO, HLS, KMA, etc)
Respons Marge
WO (universiteit)
Respons Marge
Weet niet
Respons Marge
Totaal
Respons Marge
16
Vrouw
Totaal
45
33
78
14,61%
17,06%
11,10%
499
618
1117
4,39%
3,94%
2,93%
1107
999
2106
2,95%
3,10%
2,14%
391
452
843
4,96%
4,61%
3,38%
771
700
1471
3,53%
3,70%
2,56%
221
266
487
6,59%
6,01%
4,44%
9
4
13
3043
3072
6115
1,78%
1,77%
1,25%
45
33
78
2
Resultaten pensioensbewustzijn
In dit hoofdstuk zetten we de belangrijkste uitkomsten uit de enquête van 2011 op een rij. De volgende onderwerpen komen achtereenvolgens aan de orde: 2.1
Verwachtingen ten aanzien van pensioen
2.2
Belang van inzicht in pensioen
2.3
Opbouw pensioen
2.4
Pensioensbewustzijn
2.5
Invloed economische crisis
Voor elk van deze onderwerpen worden de resultaten van de reguliere groep werknemers tot 65 jaar besproken. De resultaten voor deze groep van de meting uit 2011 worden vergeleken met de resultaten van de meting uit 2010. Omdat de resultaten van de enquête uit 2011 in hoge mate overeenkomen met die van vorig jaar, worden vergelijkingen alleen gemaakt wanneer sprake is van een opvallend verschil. Daarnaast komen, wanneer relevant en interessant, resultaten van de volgende subgroepen aan de orde: 65-plussers die pensioen ontvangen maar nog werkzaam zijn 55-plussers die deeltijdpensioen ontvangen en nog werkzaam zijn 65-plussers, ex-werknemers, die met pensioen zijn 55-plussers, ex-werknemers, die met vroegpensioen zijn Bij het lezen van de resultaten van de subgroepen is het goed in gedachten te houden dat de vragenlijsten per groep steeds een iets andere routing hadden, waardoor het niet altijd mogelijk is voor elke vraag de verschillende groepen met elkaar te vergelijken. Tot slot komen voor de groep werknemers tot 65 jaar, wanneer relevant, uitkomsten en verschillen met betrekking tot leeftijd en geslacht aan de orde. Aan het eind van dit hoofdstuk volgt nog wat extra informatie over de vier subgroepen.
2.1
Verwachtingen ten aanzien van pensioen
In de enquête is een aantal vragen gesteld over de verwachtingen ten aanzien van het pensioen, namelijk in hoeverre men verwacht rond te kunnen komen van toekomstig pensioen en de huidige levensstandaard voort te kunnen zetten. Daarnaast is de vraag gesteld of men verwacht vroeger dan de pensioengerechtigde leeftijd uit te treden. In deze paragraaf bespreken we de resultaten op deze vragen. Rondkomen van toekomstig pensioen Het percentage van de groep werknemers tot 65 jaar dat goed tot uitstekend verwacht rond te kunnen komen van hun pensioenuitkering is met 39 procent iets lager dan in 2010 (41 procent) (zie tabel 2.1).
17
Tabel 2.1
In hoeverre verwacht u van uw pensioen rond te kunnen komen (werknemers tot 65 jaar)? 2010 (N=6046)
2011 (N= 6115)
%
%
Ik verwacht uitstekend rond te kunnen komen van mijn pensioen
7%
7%
Ik verwacht goed rond te kunnen komen van mijn pensioen
34%
32%
Ik verwacht redelijk rond te kunnen komen van mijn pensioen
40%
39%
Ik verwacht nauwelijks rond te kunnen komen van mijn pensioen
10%
11%
Ik verwacht totaal niet rond te kunnen komen van mijn pensioen
3%
4%
weet niet/geen mening
6%
6%
100%
100%
Totaal
Opvallend is dat jongeren, met name in de leeftijdscategorieën 20-24 en 25-29, hier veel vaker dan ouderen geen mening over hebben. Het percentage ‘weet niet/geen mening’ bedraagt voor deze groepen jongeren respectievelijk 21 en 11 procent tegen tussen de 2 en 6 procent voor de oudere groepen. Verder zijn vrouwen minder positief gestemd dan mannen. Vrouwen verwachten in vergelijking met mannen minder vaak goed tot uitstekend rond te komen (respectievelijk 34 tegen 44 procent) en denken vaker nauwelijks tot totaal niet rond te kunnen komen (respectievelijk 19 en 12 procent). Vervolgens is gevraagd in hoeverre werknemers verwachten hun huidige levensstandaard te kunnen voortzetten met hun pensioen. Van de werknemers tot 65 jaar verwacht 37 procent met het pensioen de huidige levensstandaard goed tot uitstekend voort te kunnen zetten. Ook hier zien we dat mensen ten opzichte 2010 iets minder positieve verwachtingen hebben over hun pensioen. In 2010 bedroeg dit percentage 40 procent. In 2011 verwacht 46 procent de huidige levensstandaard redelijk voort te kunnen zetten, tegen 45 procent in 2010. Het percentage dat verwacht de huidige levensstandaard nauwelijks of totaal niet te kunnen voortzetten is in 2011 (17 procent) licht gestegen ten opzichte van 2010 (15 procent). Zoals te zien in de tabel hieronder zijn vrouwen ook op dit punt iets minder optimistisch dan mannen. Tabel 2.2
Uitstekend
In hoeverre verwacht u met uw pensioen uw huidige levensstandaard te kunnen voortzetten (werknemers tot 65 jaar in 2011) (N=6115)? Man
Vrouw
Totaal
%
%
%
7%
4%
6%
Goed
34%
27%
31%
Redelijk
44%
48%
46%
Nauwelijks
12%
17%
14%
Totaal niet Totaal
18
3%
4%
4%
100%
100%
100%
Vervroegd uittreden Bij de verwachtingen ten aanzien van het pensioen is ook interessant hoeveel werknemers eerder denken te stoppen met werken en hoe men denkt de periode tot het ouderdomspensioen te overbruggen. Van de werknemers tot 65 jaar is 21 procent van plan eerder dan de AOW-leeftijd te stoppen met werken; 43 procent is dit niet van plan. In 2010 was 26 procent van plan eerder te stoppen en was 39 procent dit niet van plan. Deze daling van het aantal mensen dat van plan is eerder dan de AOW-leeftijd te stoppen met werken is in lijn met de iets minder positieve verwachtingen ten aanzien van het pensioen zoals hierboven beschreven. Mogelijk speelt hierbij ook de maatschappelijke en politieke discussie over langer doorwerken en verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd een rol. Deze discussie zou kunnen leiden tot een veranderende norm of attitude ten aanzien van langer doorwerken. In 2010 stelden we vast dat jongeren beduidend minder vaak van plan zijn eerder dan de AOW-leeftijd te stoppen met werken dan ouderen. Dat is in 2011 nog altijd het geval, maar het verschil tussen jongeren en ouderen is kleiner geworden. In 2010 was 19 procent van de jongeren tussen 20 en 24 jaar van plan eerder te stoppen, tegen 30 procent van de werknemers tussen 60 en 64 jaar. In 2011 is nog maar 16 procent van de jongeren van plan eerder te stoppen (een daling van 3 procentpunt), tegen 23 procent van de werknemers tussen 60 en 64 jaar (een daling van 7 procentpunt). Zoals tabel 2.3 laat zien is het prepensioen of de VUT voor werknemers tot 65 jaar de meest genoemde manier om de periode tot het ouderdomspensioen te overbruggen, gevolgd door lijfrente- of koopsompolissen en interen op eigen vermogen. Deze resultaten zijn nagenoeg gelijk met 2010. Tabel 2.3
Hoe verwacht u nadat u gestopt bent met werken de jaren tot uw ouderdomspensioenuitkering financieel te overbruggen (werknemers tot 65 jaar)? (N=1233) (Meerdere antwoorden mogelijk) 20 - 24 25 - 29 30 - 34 35 - 39 40 - 44 45 - 49 50 - 54 jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
Pensioen/Prepensioen/VUT
50%
39%
42%
39%
33%
47%
52%
55 - 59 60 - 64 Totaal jaar jaar 58%
78%
47%
Werkloosheidsuitkering of Wachtgeldregeling
7%
3%
3%
6%
8%
4%
2%
7%
2%
5%
Lijfrente- of koopsompolissen
9%
16%
22%
28%
31%
41%
34%
23%
13%
26%
Inkomsten van mijn partner
23%
19%
26%
19%
23%
16%
17%
22%
18%
20%
Opbrengst van beleggingen
18%
17%
15%
15%
21%
17%
19%
10%
2%
15%
Interen op vermogen
26%
31%
26%
27%
33%
26%
27%
22%
3%
26%
WAO-uitkering
10%
4%
5%
3%
1%
2%
2%
5%
4%
4%
Bijverdiensten
21%
18%
19%
16%
19%
14%
25%
10%
7%
17%
ANW/erfenis/pensioen overleden partner Levensloopregeling
--
0%
--
1%
--
1%
1%
--
--
0%
--
2%
1%
4%
--
1%
2%
2%
--
2%
Anders
--
1%
--
1%
1%
1%
1%
3%
2%
1%
7%
12%
7%
7%
3%
5%
1%
3%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Weet niet/geen mening Totaal
Gepercenteerd op totaal aantal respondenten
19
5%
Jongeren verwachten wat minder vaak gebruik te zullen maken van prepensioen of VUT om de dagen tot de ouderdomsuitkering te overbruggen dan ouderen (zie tabel 2.3), al is dit ook voor jongeren de vaakst genoemde optie. In vergelijking met de groep van 60 tot 64 jaar verwachten jongeren daarentegen veel vaker de periode te overbruggen door in te teren op het vermogen of door bijverdiensten. Vrouwen willen veel vaker dan mannen de periode tot hun ouderdomspensioenuitkering overbruggen met inkomsten van hun partner, evenals in 2010 bedragen deze percentages 33 versus 13 procent.
2.2
Belang van en inzicht in pensioen
Respondenten is gevraagd hoe belangrijk zij het vinden een goed ouderdomspensioen te hebben. Daarnaast is gevraagd bij wie volgens hen de verantwoordelijkheid ligt voor het regelen van ouderdomspensioen en hoe belangrijk zij het vinden inzicht te hebben in de hoogte en de kosten van het pensioen en de wijze waarop hun pensioen is geregeld. Belang van goed ouderdomspensioen Net als in 2010, zegt in 2011 een ruime meerderheid van de werknemers tot 65 jaar het redelijk tot zeer belangrijk te vinden om later een goed ouderdomspensioen te hebben (respectievelijk 82 en 80 procent). Eenzelfde percentage vindt een goed ouderdomspensioen dan ook een redelijk tot zeer belangrijke arbeidsvoorwaarde. De waarde die men hecht aan een goed ouderdomspensioen stijgt met de leeftijd. Van de groep 60-64 vindt 62 procent het zeer belangrijk om een goed ouderdomspensioen te hebben, tegen 42 procent van de groep 20-24. Opvallend is dat hoewel 42 procent van deze laatste groep het dus belangrijk vindt een goed ouderdomspensioen te hebben, slechts 27 procent een goed ouderdomspensioen een zeer belangrijk arbeidsvoorwaarde vindt. Bij de oudere groepen (vanaf 40 jaar) lopen deze percentages veel meer gelijk. Dat ouderen een goed ouderdomspensioen over het algemeen belangrijker vinden, wordt bevestigd door de resultaten van de subgroepen die naast de reguliere groep werknemers tot 65 jaar zijn bevraagd. Deze subgroepen bestaan uit ouderen in de leeftijdscategorieën van 55+ en 65+. Zij vinden het belangrijker om een goed pensioen te hebben dan de werknemers tot 65 jaar (zie tabel 2.4). Deze groepen hechten ook meer belang aan pensioen als arbeidsvoorwaarde. De groep gepensioneerden van 65 en ouder hecht de meeste waarde aan een goed pensioen: 75 procent vindt dit zeer belangrijk. Tabel 2.4
Hoe belangrijk vindt u het om een goed ouderdomspensioen te hebben? Werknemers tot 65 (N=6115)
65+ werkzaam (N=60)
55+ (deeltijd)pensioen (N=153)
65+ pensioen (181)
55+ pensioen (N=373)
%
%
%
%
%
Zeer belangrijk
45%
63%
61%
75%
65%
Redelijk belangrijk
36%
13%
33%
21%
26%
Enigszins belangrijk
14%
8%
5%
2%
5%
3%
7%
1%
2%
1%
Totaal niet belangrijk weet niet/geen mening Totaal
20
3%
8%
1%
1%
2%
100%
100%
100%
100%
100%
Verantwoordelijkheid ouderdomspensioen De afgelopen jaren was sprake van een stijgende trend in de mate waarin werknemers tot 65 jaar van mening zijn dat de overheid verantwoordelijk is voor het regelen van het ouderdomspensioen. In 2011 is het percentage respondenten dat vindt dat de overheid hiervoor verantwoordelijk is, echter licht gedaald. Van 21 procent in 2010 naar 19 procent in 2011 (zie tabel 2.5). Werknemers dichten hun werkgever dit jaar iets vaker verantwoordelijkheid toe in het regelen van het ouderdomspensioen. Het percentage werknemers dat vindt dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het regelen van pensioen blijft gelijk. Tabel 2.5
Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het regelen van uw ouderdomspensioen in de eerste plaats moet liggen (werknemers tot 65 jaar)? 2010 (N=6046)
2011 (N=6115)
%
%
45%
45%
Bij mijzelf Bij mijn partner
1%
1%
Bij mijn werkgever
28%
29%
Bij de overheid
21%
19%
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
2%
2%
Anders
0%
0%
weet niet/geen mening
4%
4%
100%
100%
Totaal
Belang van inzicht in het pensioen Het belang dat werknemers tot 65 jaar hechten aan inzicht in het pensioen is dit jaar ten opzichte van 2010 nauwelijks gewijzigd. De overgrote meerderheid van de werknemers tot 65 jaar vindt het redelijk tot zeer belangrijk inzicht te hebben in de wijze waarop het ouderdomspensioen is geregeld (89 procent) (zie tabel 2.6). Eenzelfde percentage (90 procent) hecht redelijk tot zeer veel belang aan inzicht in de hoogte van hun pensioen (zie tabel 2.7). Inzicht in de kosten van het toekomstige pensioen wordt iets minder van belang geacht, maar scoort nog steeds hoog; 84 procent vindt het redelijk tot zeer belangrijk hier inzicht in te hebben. Het belang dat men hecht aan inzicht in het pensioen stijgt naarmate het moment van pensionering dichterbij komt. Hoe ouder de respondenten hoe meer belang men hecht aan inzicht in de wijze waarop het pensioen is geregeld, de kosten en de hoogte. Met name aan het laatste aspect hechten oudere werknemers (55 tot 64 jaar) zeer veel waarde. De samenhang met leeftijd wordt bevestigd door de resultaten van de subgroepen ouderen die zijn bevraagd naast de reguliere groep werknemers tot 65 jaar te leggen. Zoals in tabellen 2.6 en 2.7 is te zien, hechten respondenten in deze groepen allen meer belang aan inzicht in het pensioen dan de werknemers tot 65 jaar.
21
Tabel 2.6
Hoe belangrijk vindt u het inzicht te hebben in de wijze waarop uw pensioen is geregeld? Werknemers tot 65 (N=6115)
65+ werkzaam (N=60)
55+ (deeltijd) pensioen (N=153)
65+ pensioen (N=181)
55+ pensioen (N=373)
%
%
%
%
%
Zeer belangrijk
43%
57%
68%
68%
66%
Redelijk belangrijk
46%
30%
29%
29%
30%
Niet erg belangrijk
6%
2%
1%
0%
1%
Totaal niet belangrijk
1%
0%
0%
0%
1%
Niet van toepassing
1%
5%
1%
2%
1%
weet niet/geen mening
3%
7%
2%
1%
2%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
Tabel 2.7
Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de hoogte van uw toekomstige ouderdomspensioen? Werknemers tot 65 (N=6115)
65+ werkzaam (N=60)
55+ (deeltijd) pensioen (N=153)
65+ pensioen (N=181)
55+ pensioen (N=373)
%
%
%
%
%
Zeer belangrijk
48%
62%
70%
61%
72%
Redelijk belangrijk
42%
22%
27%
31%
24%
Niet erg belangrijk
5%
0%
1%
5%
1%
Totaal niet belangrijk
1%
3%
0%
1%
0%
Niet van toepassing
1%
7%
1%
2%
2%
weet niet/geen mening Totaal
3%
7%
2%
0%
1%
100%
100%
100%
100%
100%
Informatiebronnen Werknemers tot 65 jaar ontvangen informatie over hun pensioen met name via het pensioenfonds en hun verzekeraar. Het jaarlijks pensioenoverzicht is volgens werknemers voor zowel pensioenfondsen als verzekeraars het meest gebruikte medium om informatie over pensioenen te verstrekken, gevolgd door de persoonlijke brief en internet. Evenals in 2010 stelt 24 procent van de werknemers tot 65 jaar dat het pensioenfonds informatie verstrekt via internet. In het kader van het gebruik van internet om inzicht te krijgen in het pensioen is ook interessant in hoeverre mensen gebruik hebben gemaakt van mijnpensioenoverzicht.nl. Deze website - waarop mensen kunnen inzien hoeveel pensioen ze hebben naast hun AOW en bij welke bij welke pensioenuitvoerder (pensioenfonds of –verzekeraar) - is begin 2011 van start gegaan. In de enquête waar dit rapport verslag van doet is hierover aan de werknemers tot 65 jaar en de 55-plussers met (deeltijd)pensioen voor het eerst een vraag gesteld.
22
Tabel 2.8
Heeft u gebruik gemaakt van mijnpensioenoverzicht.nl? Werknemers tot 65
55+ (deeltijd)
(N=6115)
pensioen (N=153)
%
%
Ja
23%
42%
Nee, maar ik ben bekend met mijnpensioenoverzicht.nl
40%
39%
Nee, ik ken mijnpensioenoverzicht.nl niet
37%
18%
100%
100%
Totaal
De vergelijking tussen deze twee groepen laat zien dat ouderen vaker bekend zijn met mijnpensioenoverzicht.nl en hier ook vaker gebruik van hebben gemaakt. Dit wordt bevestigd door de antwoorden van de verschillende leeftijdsgroepen binnen de groep werknemers tot 65 jaar. Van de groep 20-24 jaar heeft slechts 10 procent gebruik gemaakt van mijnpensioenoverzicht.nl en is 65 procent niet bekend met deze website, terwijl van de groep 60-64 jaar 36 procent er gebruik van heeft gemaakt en slechts 22 procent niet bekend is met mijnpensioenoverzicht.nl.
2.3
Opbouw pensioen
De enquête bevatte tevens vragen over de wijze waarop het pensioen wordt opgebouwd. In deze paragraaf komt eerst de AOW aan de orde, daarna de verschillende typen aanvullende pensioenregelingen en tenslotte het nabestaandenpensioen. AOW en aanvullend pensioen De meerderheid (84 procent) van de werknemers tot 65 jaar geeft evenals in 2010 aan bij het bereiken van de AOW-leeftijd een volledige AOW-uitkering te ontvangen. Jongeren tussen de 20 en 34 jaar zijn hier duidelijk minder goed van op de hoogte. Van de jongeren in de categorie 20-24 jaar weet bijvoorbeeld een kwart niet of zij volledige AOW ontvangen, tegenover rond de 4 procent in de categorieën 45-64. Zoals blijkt uit de tabel hieronder, heeft ongeveer tweederde (64 procent) van de werknemers tot 65 jaar, naast de AOW aanspraak, een collectieve pensioenregeling via de werkgever. Iets minder dan een kwart (23 procent) heeft buiten de werkgever om zelf een pensioenvoorziening.1 In 2010 bedroeg dit laatste percentage nog 27 procent.
1
Het betrof een meerkeuzevraag: combinaties van een collectieve en een individuele pensioenregeling zijn ook mogelijk.
23
Tabel 2.9
Wat is er financieel (naast uw AOW aanspraak) geregeld als u met pensioen gaat? (N=6115) (Meerdere antwoorden mogelijk) 20 - 24
25 - 29
30 - 34
35 - 39
40 - 44
45 - 49
50 - 54
55 - 59
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
23%
18%
13%
14%
9%
12%
11%
6%
14%
13%
33%
56%
65%
59%
68%
70%
71%
72%
72%
64%
6%
11%
18%
26%
30%
27%
29%
31%
24%
23%
Niets
60 - 64 jaar Totaal
Ik heb een collectieve pensioenregeling via een werkgever Ik heb zelf (buiten een werkgever om) een pensioenvoorziening getroffen Weet niet/geen mening Totaal
40%
20%
14%
12%
9%
7%
8%
7%
5%
13%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Gepercenteerd op totaal aantal respondenten
Uit de tabel blijkt dat jongeren ook ten aanzien van eventuele aanvullende regelingen minder goed op de hoogte zijn van de opbouw van hun pensioen dan ouderen; 40 procent van de jongeren tussen 20 en 24 weet niet wat er financieel (naast de AOW aanspraak) geregeld is als ze met pensioen gaan, tegenover rond de 7 procent van de ouderen. Typen aanvullende pensioenregelingen Zoals in tabel 2.9 is te zien, is voor de werknemers tot 65 jaar de middelloonregeling de meest voorkomende type pensioenvoorziening via de werkgever, gevolgd door de vastebedragen-regeling. Tabel 2.10
Welk type pensioenregeling heeft u via uw huidige werkgever (werknemers tot 65 jaar)? (N=5270) %
Middelloonregeling Eindloonregeling of gematigde eindloonregeling Vaste-bedragen-regeling
28% 9% 10%
Beschikbare premiestelsel
5%
Combinatieregeling
3%
Ik heb geen pensioenregeling via mijn huidige werkgever
6%
Anders, namelijk:
1%
weet niet/geen mening Totaal
39% 100%
Relatief veel werknemers (39 procent) weten niet wat voor soort aanvullende pensioenregeling zij hebben en wie voor de werkgever het huidige werknemerspensioen uitvoert. Ook dit geldt weer met name voor jongeren. Van de werknemers van 20-24 jaar weet 59 procent niet welke pensioenregeling ze via hun huidige werkgever hebben en weet 39 procent niet wie het werknemerspensioen uitvoert (een fonds of een verzekeraar). Bij de werknemers van 60-64 bedragen deze percentages respectievelijk 24 procent en 5 procent.
24
Vrouwen zijn minder goed op de hoogte van het type pensioenregeling dat zij via hun werkgever hebben dan mannen; bijna de helft van de vrouwen weet dit niet, tegenover 33 procent van de mannen. Voor de subgroepen met oudere respondenten geldt dat zij in vergelijking met werknemers tot 65 jaar vaker een eindloonregeling hebben. In vergelijking met de andere groepen heeft de groep van 65-plussers die nog werkzaam is minder vaak een regeling via de werkgever; 33 procent geeft aan een dergelijke regeling niet te hebben. Nabestaandenpensioen Evenals in 2010 geeft 58 procent van de werknemers tot 65 jaar aan dat hun ouderdomspensioen een voorziening bevat voor hun partner in geval van overlijden. Met name ouderen van 55-64 antwoorden hier bevestigend op; meer dan 70 procent stelt dat dit het geval is. Dit is een groot verschil met de groep jongeren van 20-24, waarvan slechts 23 procent aangeeft dat hun ouderdomspensioen een voorziening voor hun partner bevat in geval van overlijden. Dit grote verschil wordt verklaard door de grote groep jongeren die hier niet van op de hoogte is; 60 procent tegenover 13 procent in de oudste leeftijdsgroep. Ouderen hechten hier dan ook duidelijk meer belang aan dan jongeren. Van de groep 60-64 vindt 46 procent het zeer belangrijk een nabestaandenpensioen te hebben, tegenover 28 procent van de groep 20-24. Vrouwen hebben minder vaak een nabestaandenvoorziening dan mannen (respectievelijk 54 en 63 procent). Voor mannen is dit percentage nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van 2010, voor vrouwen betekent dit een stijging met 5 procentpunt. Vrouwen hechten wel minder belang aan een nabestaandenpensioen. De percentages mannen en vrouwen die dit zeer belangrijk vinden bedragen respectievelijk 42 en 28 procent. De subgroepen hechten in vergelijking met werknemers tot 65 jaar meer belang aan een nabestaandenpensioen en hebben vaker een nabestaandenpensioenregeling. Dit geldt met name voor de groepen ex-werknemers van 55 en ouder en 65 en ouder waarvan 51 respectievelijk 52 procent het regelen van nabestaandenpensioen zeer belangrijk vindt en ongeveer driekwart een dergelijke voorziening heeft getroffen.
2.4
Pensioensbewustzijn
In 2009 en 2010 was 59 procent van de werknemers tot 65 jaar bekend met de hoogte van hun toekomstige pensioenuitkering. In 2011 is dit percentage niet significant gedaald tot 58 procent. Ook de kennis over de kosten (premies) van het toekomstige ouderdomspensioen is licht gedaald; in 2011 weet iets meer dan de helft wat deze kosten (ongeveer) bedragen (53 procent). In 2010 bedroeg dit percentage 55 procent.
25
Tabel 2.11
Bent u bekend met de hoogte van uw toekomstige ouderdomspensioenuitkering (werknemers tot 65 jaar)? (N=6115) 20 - 24
25 - 29
jaar
jaar
30 - 34 35 - 39 jaar
jaar
40 - 44 45 - 49 jaar
jaar
50 - 54 jaar
55 - 59 60 - 64 jaar
jaar Totaal
Ja, ik weet (ongeveer) hoe hoog deze is
22%
38%
48%
50%
64%
64%
75%
79%
76%
Nee, ik heb geen idee
78%
62%
52%
50%
36%
36%
25%
21%
24%
42%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
58%
Jongeren zijn minder pensioenbewust dan ouderen; zij weten beduidend minder vaak dan ouderen hoe hoog hun toekomstige uitkering zal zijn (zie tabel 2.11) en hoe hoog de kosten zijn. Evenals in 2010 zijn vrouwen wat minder goed dan mannen bekend met de hoogte (respectievelijk 45 en 40 procent heeft geen idee) en de kosten (respectievelijk 51 en 44 procent) van hun pensioensuitkering. Van de subgroepen is de groep ex-werknemers van 55 en ouder - die reeds met pensioen zijn – het meest pensioenbewust: 90 procent is bekend met de hoogte van hun toekomstige uitkering na 65 jaar.
2.5
Invloed economische crisis
In de pensioenenquête van 2010 is een aantal vragen toegevoegd om te bezien in hoeverre de economische crisis het pensioensbewustzijn heeft beïnvloed. In de enquête van 2011 hebben we deze vragen herhaald. In deze paragraaf komt eerst aan de orde in hoeverre men aanvullende informatie heeft gekregen of opgezocht. Vervolgens gaan we in op de verwachtingen die men heeft ten aanzien van de hoogte van het pensioen en de verantwoordelijkheid van het beperken van eventuele negatieve gevolgen van de crisis. Aanvullende informatie Ongeveer de helft van de werknemers tot 65 jaar heeft naar aanleiding van de economische crisis geen aanvullende informatie ontvangen van de pensioenuitvoerder of werkgever. Wel is het percentage dat geen informatie heeft ontvangen ten opzichte van 2010 afgenomen (52 procent versus 56 procent). Over het algemeen hebben respondenten vaker aanvullende informatie over hun pensioen gekregen van pensioenuitvoerders dan van werkgevers. In vergelijking met 2010 hebben iets meer mensen naar aanleiding van de economische crisis informatie ontvangen van hun werkgever (17 procent in 2011 versus 16 procent in 2010) en van hun pensioenuitvoerder (36 versus 33 procent).
26
Tabel 2.12
Heeft u naar aanleiding van de economische crisis aanvullende informatie ontvangen over uw pensioen van uw pensioenuitvoerder of werkgever (werknemers tot 65 jaar)(N=6115)? 20 - 24 25 - 29
30 - 34
35 - 39
40 - 44
45 - 49
50 - 54
55 - 59
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
Totaal
Nee
75%
63%
58%
54%
50%
48%
41%
40%
37%
52%
Ja, van werkgever
11%
14%
14%
18%
19%
18%
18%
16%
18%
17%
Ja, van pensioenuitvoerder
14%
26%
32%
33%
38%
39%
46%
49%
52%
36%
1%
0%
1%
2%
1%
2%
1%
1%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Anders Totaal
60 - 64
1%
Gepercenteerd op totaal aantal respondenten
Jongeren geven in vergelijking met ouderen beduidend vaker aan dat zij geen aanvullende informatie hebben ontvangen naar aanleiding van de economische crisis; de jongste groep geeft twee keer zo vaak te kennen geen informatie te hebben ontvangen naar aanleiding van de crisis (zie tabel 2.12). De andere groepen die zijn bevraagd hebben vaker wel extra informatie ontvangen naar aanleiding van de crisis dan de werknemers tot 65 jaar. Op basis van de enquête is niet na te gaan in hoeverre jongeren ook daadwerkelijk minder vaak informatie hebben ontvangen of zich dit niet goed weten te herinneren of er geen aandacht aan hebben besteed. Het beduidend lagere pensioenbewustzijn van jongeren zou een indicatie kunnen zijn voor het laatste. Een andere indicatie kan de mate zijn waarin de verschillende leeftijdsgroepen zelf als gevolg van de crisis op zoek zijn gegaan naar informatie over hun pensioen. Meer dan 80 procent van de werknemers van 20 tot 39 is niet zelf op zoek gegaan naar informatie. Dit geldt voor 69 procent van de werknemers van 6064. Binnen deze oudste groep is 22 procent op zoek gegaan naar informatie op internet, 11 procent heeft contact opgenomen met de pensioenuitvoerder en 3 procent met de werkgever. Binnen de jongste groep werknemers van 20-24 bedragen deze percentages achtereenvolgens 8 procent, 3 procent en 5 procent. Vergelijken we de vijf subgroepen met elkaar op deze vraag, ontstaat het volgende beeld.
27
Tabel 2.13
Bent u in de afgelopen maanden als gevolg van de economische crisis op zoek gegaan naar informatie over uw pensioen? 55+ Werknemers
65+
(deeltijd)
65+
55+
tot 65 werkzaam
pensioen
pensioen
pensioen
(N=153)
(N=181)
(N=373)
(N=6115) Nee
(N=60)
%
%
%
%
%
80%
77%
63%
78%
65%
6%
0%
2%
14%
3%
9%
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn werkgever
3%
4%
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn pensioenuitvoerder
7%
4%
Ja, ik heb hierover informatie gezocht op internet Anders Totaal
13%
13%
21%
19%
27%
1%
0%
1%
0%
0%
100%
100%
100%
100%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal respondenten
Zoals in tabel 2.13 is te zien, heeft de meerderheid van de werknemers tot 65 jaar naar aanleiding van de economische crisis zelf geen aanvullende informatie over hun pensioen opgezocht. De 55-plussers, zowel de gepensioneerden als de deeltijd-gepensioneerden zijn in vergelijking met de overige groepen wat vaker zelf op zoek gegaan naar informatie. Met name internet is hierbij een veelgebruikt medium. Verwachtingen voor de toekomst Respondenten is zowel in 2010 als 2011 gevraagd of zij verwachten dat de economische crisis van invloed is op de hoogte van hun toekomstige pensioen. Tabel 2.14
Verwacht u dat de economische crisis van invloed is op de hoogte van uw (toekomstige) pensioen? 55+
Nee
Werknemers
65+
(deeltijd)
65+
55+
tot 65
werkzaam
pensioen
pensioen
pensioen
(N=6115)
(N=60)
(N=153)
(N=181)
(N=373)
%
%
%
%
%
25%
28%
18%
28%
31%
56%
57%
66%
65%
58%
Ja, ik verwacht dat mijn pensioen lager zal zijn als gevolg van de crisis Ja, verwacht dat mijn pensioen hoger zal zijn als gevolg van de crisis weet niet/geen mening Totaal
1%
2%
1%
1%
0%
18%
13%
15%
7%
11%
100%
100%
100%
100%
100%
In vergelijking met 2010 zijn werknemers wat negatiever gestemd over de invloed van crisis op de hoogte van hun pensioen. In 2010 verwachtte 32 procent van de werknemers tot 65 dat de crisis niet van invloed zou zijn op de hoogte van hun pensioen en verwachtte 49 procent dat de het pensioen lager zou zijn als gevolg van de crisis. In 2011 is het percentage werknemers dat verwacht dat de crisis niet van invloed is gedaald en is het percentage dat verwacht dat het pensioen lager zal uitvallen gestegen (zie tabel 2.14).
28
Ook de vier subgroepen zijn beduidend minder positief gestemd. In 2010 verwachtte nog tussen de 34 en 40 procent dat de crisis niet van invloed zou zijn op de hoogte van het pensioen. Deze percentages zijn in 2011 fors lager, terwijl meer respondenten binnen deze groepen verwachten dat hun pensioen lager zal zijn als gevolg van de crisis. Kijken we specifiek naar de verschillende leeftijdsgroepen binnen de groep werknemers tot 65 jaar (zie tabel 2.15 hieronder) valt op dat jongere werknemers een stuk optimistischer zijn dan oudere werknemers. Wel geven jongere werknemers vaker aan hier geen mening over te hebben. Tabel 2.15
Verwacht u dat de economische crisis van invloed is op de hoogte van uw (toekomstige) pensioen? (werknemers tot 65 jaar) (N=6115)? 20 - 24 25 - 29
Nee
30 - 34
35 - 39
40 - 44
45 - 49
50 - 54
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
55 - 59 60 - 64 jaar
jaar
Totaal
30%
26%
23%
28%
23%
21%
23%
24%
24%
25%
38%
50%
52%
55%
57%
61%
61%
64%
58%
56%
Ja, ik verwacht dat mijn pensioen lager zal zijn als gevolg van de crisis Ja, verwacht dat mijn pensioen hoger zal zijn als gevolg van de crisis
4%
2%
2%
1%
1%
1%
1%
0%
2%
1%
Weet niet/geen mening
28%
22%
22%
16%
19%
17%
14%
12%
16%
18%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
Verantwoordelijkheid De meningen over de verantwoordelijkheid voor het beperken van de negatieve gevolgen van de economische crisis voor de pensioenen zijn verdeeld. Tabel 2.16
Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het beperken van eventuele negatieve gevolgen van de economische crisis voor uw pensioen in de eerste plaats moet liggen? 55+
Bij mijzelf
Werknemers
65+
(deeltijd)
65+
55+
tot 65
werkzaam
pensioen
pensioen
pensioen
(N=6115)
(N=60)
(N=153)
(N=181)
(N=373)
%
%
%
%
%
16%
18%
14%
11%
11%
Bij mijn partner
1%
2%
1%
0%
1%
Bij mijn (voormalige) werkgever
8%
7%
7%
3%
5%
Bij mijn pensioenuitvoerder
35%
42%
50%
48%
50%
Bij de overheid
32%
23%
22%
33%
28%
Gedeelde verantwoordelijkheid
1%
0%
0%
0%
0%
Anders
0%
0%
1%
1%
1%
weet niet/geen mening
7%
8%
5%
5%
5%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
29
Van de groep werknemers tot 65 jaar is 35% van mening dat de pensioenuitvoerder hiervoor verantwoordelijk is en 32% de overheid. Van deze groep legt 16% de verantwoordelijkheid bij zichzelf neer. Ten opzichte van 2010 betekent dit een minieme verschuiving van de verantwoordelijkheid van zichzelf naar de overheid. Zoals in tabel 2.16 is te zien, zijn de subgroepen met oudere respondenten vaker van mening dat de pensioenuitvoerder verantwoordelijk dan werknemers tot 65 jaar. Ten slotte kijken we naar de vraag hoe respondenten de situatie beoordelen dat pensioenen als gevolg van de crisis niet (volledig) geïndexeerd worden. Figuur 2.17
Hoe beoordeelt u het feit dat pensioenen niet (volledig) worden geïndexeerd als gevolg van de economische crisis? 55+ Werknemers
65+
(deeltijd)
65+
55+
tot 65
werkzaam
pensioen
pensioen
pensioen
(N=6115)
(N=60)
(N=153)
(N=181)
(N=373)
%
%
%
%
%
11%
8%
9%
9%
9%
5%
13%
9%
6%
5%
51%
57%
61%
66%
61%
17%
13%
12%
15%
18%
2%
0%
1%
2%
1%
13%
8%
8%
3%
5%
100%
100%
100%
100%
100%
Terecht, de lasten crisis moet men samen dragen Terecht, pensioenfondsen hebben geen schuld aan de crisis Niet terecht, opbrengsten beleggingen zijn verantwoordelijkheid van de Pensioenfondsen Niet terecht, de overheid moet steun Verlenen Anders weet niet/geen mening Totaal
Het niet indexeren van de pensioenen als gevolg van de economische crisis wordt door tweederde van de werknemers tot 65 jaar als onterecht beoordeeld (zie tabel 2.17). De helft is van mening dat de opbrengsten van beleggingen de verantwoordelijkheid zijn van het pensioenfonds en niet van de pensioengerechtigden; 17 procent vindt dat de overheid steun zou moeten verlenen. Ook op dit punt leggen de subgroepen met oudere respondenten meer verantwoordelijkheid neer bij de pensioenfondsen dan de werknemers tot 65 jaar. Ditzelfde patroon zien we binnen de groep werknemers tot 65 jaar. Met name de oudere werknemers beoordelen het als onterecht dat de pensioenen niet (volledig) geïndexeerd worden omdat de pensioenfondsen verantwoordelijk zijn voor de opbrengsten van beleggingen; 61 procent van de groep werknemers van 60-64 is deze mening toegedaan, tegenover 30 procent van de groep werknemers van 20-24. Zestien procent van de werknemers tot 65 jaar vindt het wel terecht dat niet wordt geïndexeerd, omdat men de lasten samen moet dragen of omdat de pensioenfondsen geen schuld hebben aan de crisis. In 2010 dacht 18 procent van de werknemers er zo over.
30
2.6
Inzoomen op subgroepen
In deze paragraaf tenslotte zoomen we in op de subgroepen met oudere (ex-) werknemers. Redenen nog werkzaam Een interessante vraag voor de pensioengerechtigden van 65 en ouder die nog werkzaam zijn, is waarom zij nog werken. Tabel 2.18
Wat is de reden dat u naast het ontvangen van een pensioen nog werkzaam bent? (65+ nog werkzaam) 2010 (N=85)
2011 (N=60)
%
%
21%
25%
voort te kunnen zetten
14%
18%
Ik heb veel plezier in mijn werk en wilde nog niet stoppen
62%
55%
Ik zou me gaan vervelen als ik nu stop met werken
32%
23%
Mijn werkgever heeft mij gevraagd te blijven werken
20%
12%
Ik moet nog een aantal werkzaamheden afronden
4%
10%
Anders, namelijk:
8%
3%
weet niet/geen mening
0%
3%
100%
100%
De hoogte van het pensioen is onvoldoende om van rond te kunnen komen De hoogte van het pensioen is onvoldoende om mijn levensstandaard
Totaal Meerdere antwoorden mogelijk, gepercenteerd op totaal aantal respondenten
Evenals in 2010 is de belangrijkste reden om nog te werken dat men nog veel plezier heeft in het werk. Wel valt op dat dit percentage – evenals het percentage dat nog werkzaam is uit angst voor verveling – is gedaald ten opzichte van 2010. Het aandeel gepensioneerden dat nog werkzaam is omdat de hoogte van het pensioen onvoldoende is om van rond te kunnen komen of om de levensstandaard voort te kunnen zetten is daarentegen toegenomen. Het lijkt er dus op dat financiële motieven voor gepensioneerden op dit moment een belangrijkere rol spelen in de overweging werkzaam te blijven dan een jaar eerder. Het is belangrijk hierbij in ogenschouw te nemen dat het aantal respondenten binnen deze subcategorie relatief klein is, waardoor grotere verschillen in de scores kunnen ontstaan. Opnieuw werken De twee subgroepen die niet meer werkzaam zijn, is gevraagd of zij ondanks hun pensioen overwegen opnieuw te gaan werken. Een ruime meerderheid van de groep gepensioneerde 65-plussers zou niet opnieuw gaan werken (77 procent). Voor de 21 procent die (misschien) overweegt weer te gaan werken, is de belangrijkste reden het plezier in het werk (51 procent), gevolgd door een hoger inkomen (39 procent). De groep 55-plussers die met vroegpensioen is, is meer bereid om opnieuw te gaan werken; 12 procent geeft aan weer te willen werken en 21 procent misschien. Ook voor hen is de belangrijkste reden plezier in het werk, gevolgd door een hoger inkomen. In 2010 was dit andersom en was voor de 55-plussers een hoger inkomen vaker de belangrijkste reden om eventueel weer te gaan werken.
31
Tevredenheid met het pensioen Tot slot is de subgroepen gevraagd in hoeverre men tevreden is met het huidige en het toekomstige pensioen. Tabel 2.19
Hoe tevreden bent u over de hoogte van uw huidige pensioen? 55+ (deeltijd) pensioen (N=153)
65+ werkzaam (N=60)
65+, pensioen (N=181)
55+, pensioen (N=373)
%
%
%
%
5%
5%
7%
11%
Tevreden
33%
50%
48%
54%
Niet tevreden/niet ontevreden
25%
Zeer tevreden
35%
25%
27%
Ontevreden
7%
9%
15%
6%
Zeer ontevreden
7%
2%
3%
2%
13%
9%
0%
2%
100%
100%
100%
100%
weet niet/geen mening Totaal
Met uitzondering van de nog werkzame 65-plussers, is meer dan de helft van de respondenten binnen de drie subgroepen zeer tevreden of tevreden over de hoogte van het huidige pensioen (zie tabel 2.19). De groep werkzame 65-plussers is het minst tevreden. Slechts 38 procent is zeer tevreden of tevreden. In 2010 bedroeg dit percentage nog 61 procent. Aan de respondenten die de leeftijd van 65 nog niet bereikt hebben, is gevraagd in hoeverre zij tevreden zijn over de hoogte van hun toekomstige pensioen. Ter vergelijking is aan onderstaande tabel ook de reguliere groep werknemers tot 65 jaar toegevoegd. Tabel 2.20
Hoe tevreden bent u over de hoogte van uw toekomstige pensioen? Werknemers tot 65 jaar (N=6115)
55+ (deeltijd) pensioen (N=153)
55+, pensioen (N=373)
%
%
%
5%
5%
7%
Tevreden
35%
47%
53%
Niet tevreden/niet ontevreden
32%
23%
24%
Ontevreden
9%
14%
10%
Zeer ontevreden
3%
4%
2%
17%
8%
5%
100%
100%
100%
Zeer tevreden
weet niet/geen mening Totaal
Over de hoogte van het toekomstige pensioen is de groep 55-plussers met vroegpensioen het meest tevreden; 60 procent is tevreden tot zeer tevreden. Deze groep is over de hoogte van het toekomstige pensioen wel iets minder tevreden dan over het huidige (65 procent is daarover tevreden tot zeer tevreden; zie tabel 2.20). De groep voor wie het pensioen nog het meest ver weg in de toekomst ligt – de werknemers tot 65 jaar – zijn het minst tevreden over de hoogte van het toekomstige pensioen. Een uitsplitsing naar leeftijd binnen deze groep laat zien dat met name jongeren binnen deze groep in veel mindere mate tevreden tot zeer tevreden zijn; 26 procent van de 20-24-jarigen is tevreden tot zeer tevreden over de hoogte van het toekomstige pensioen, tegenover 48 procent van de 60-64jarigen. Een belangrijke verklaring is dat men op jongere leeftijd nog geen weet heeft van de hoogte van het toekomstige pensioen. Bijna de helft van de jongeren geeft op deze
32
vraag namelijk als antwoord ‘weet niet/geen mening’ terwijl dit voor slechts 8 procent van de ouderen geldt. Aan de twee subgroepen die reeds volledig met pensioen zijn, is ten slotte gevraagd in hoeverre zij rond kunnen komen van hun pensioen, hun huidige levensstandaard kunnen voortzetten en of de hoogte van hun pensioen en het ‘met pensioen zijn’ aan de verwachtingen voldoet. Van de groep gepensioneerde 65-plussers met pensioen zegt 44 procent redelijk en 39 procent goed tot uitstekend te kunnen rondkomen van het pensioen. Deze percentages zijn iets lager dan in 2010. Elf procent kan nauwelijks en vijf procent kan totaal niet rondkomen van het pensioen. Ten aanzien van de mate waarin men met het pensioen de huidige levensstandaard kan voortzetten geeft de helft aan dat dit redelijk kan, een derde goed tot uitstekend en 15 procent nauwelijks of totaal niet. Voor de groep 55-plussers met vroegpensioen gelden vergelijkbare percentages. Ten slotte kijken we naar de mate waarin het pensioen voldoet aan de verwachtingen. Tabel 2.21
In hoeverre voldoet de hoogte van uw pensioen aan uw verwachtingen (55+ en 65+ met pensioen)? 65+ met pensioen (N=181)
55+ met pensioen (N=373)
%
%
1%
2%
Voldoet aan mijn verwachtingen
61%
58%
Voldoet niet aan mijn verwachtingen
24%
25%
Valt tegen
13%
11%
1%
3%
100%
100%
Overtreft mijn verwachtingen
weet niet/geen mening Totaal
Voor ongeveer tweederde van de groep gepensioneerde 65-plussers voldoet de hoogte van het pensioen aan de verwachtingen, voor een kwart niet (zie tabel 2.21). Voor de groep 55plussers met vroegpensioen gelden vergelijkbare percentages. In vergelijking met 2010 voldoet de hoogte van het pensioen in mindere mate aan de verwachtingen. Dit geldt met name voor de 55-plussers met vroegpensioen. In 2010 gaf nog 66 procent aan dat de hoogte van het pensioen aan de verwachtingen voldeed en was dit voor 17 procent niet het geval. Het ‘met pensioen zijn’ voldoet voor 71 procent van de 65-plussers aan de verwachtingen. Voor 15 procent overtreft het de verwachtingen in positieve zin en voor 13 procent voldoet het niet aan de verwachtingen of valt het tegen. De 55-plussers zijn iets minder tevreden. Voor 57 procent voldoet het met pensioen zijn aan de verwachtingen, voor 18 procent overtreft het de verwachtingen in positieve zin en voor 19 procent voldoet het niet aan de verwachtingen of valt het tegen.
33
34
Bijlage 1 Vragenlijst
35
36
Persoonskenmerken Eerst vragen wij u enkele vragen over uzelf te beantwoorden. 1.
2.
Wat is uw geslacht? 1
Man
2
Vrouw
Wat is uw geboortejaar? ____
3.
4.
Wat is de hoogste opleiding die u met een diploma heeft afgesloten? 1
Basisonderwijs (lagere school)
2
VMBO (MAVO, LBO, LTS, LEAO, VBO, IVBO, MULO-A, huishoudschool, praktijkonderwijs, etc)
3
MBO (MEAO, MTS, etc)
4
HAVO/VWO (MULO-B, HBS, MMS, gymnasium)
5
HBO (HTS, HEAO, HLS, KMA, etc)
6
WO (universiteit)
7
Weet niet
Met wie deelt u het huishouden? Meerdere antwoorden mogelijk
5.
1
Met mijn partner
2
Met mijn kind(eren)
3
Met mijn ouder(s)
4
Met anderen dan hierboven genoemd
5
Met niemand
Verricht u op dit moment betaalde arbeid voor een werkgever? 1
Ja
Æ Indien 2: < 1945: ga naar vraag 9 (vragenlijst 1: 65+ en nog werkzaam); Indien 2: 1945-1955: ga naar vraag 6; Indien 2 > 1955: ga naar vraag 114 (5: reguliere vragenlijst)
2
Nee
Æ Indien 2: < 1945: ga naar vraag 7. Indien 2: 1945-1955: ga naar vraag 8. Indien 2: > 1955: Einde vragenlijst1)
6.
7.
8.
Ontvangt u naast uw inkomen uit betaalde arbeid ook inkomen uit pensioen? 1
Ja
Æ Ga naar vraag 32 (2: vragenlijst 55+ en (deeltijd)pensioen)
2
Nee
Æ Ga naar vraag 114 (5: reguliere vragenlijst)
Ontvangt u op dit moment inkomen uit pensioen, bovenop een AOW-uitkering? 1
Nee
Æ Einde vragenlijst
2
Ja
Æ Ga naar vraag 64 (3: vragenlijst ex-werknemers 65+ met pensioen)
Ontvangt u op dit moment inkomen uit (vroeg)pensioen? 1
Nee
Æ Einde vragenlijst
2
Ja
Æ Ga naar vraag 87 (4: vragenlijst ex-werknemers 55+ met vroegpensioen)
1
Omdat personen die dit antwoord hebben ingevuld niet in loondienst werken en nog niet met pensioen zijn, worden ze uit het onderzoeksbestand verwijderd en niet meegeteld als respons. 37
1: Vragenlijst 65+ en nog werkzaam 9.
Heeft u gebruikt gemaakt van een deeltijdpensioen? 1
Ja
2
Nee en ik heb dit ook niet overwogen
3
Nee, maar ik heb dit wel overwogen
10. Wat is de reden dat uw naast het ontvangen van een pensioen nog werkzaam bent? Meerdere antwoorden mogelijk 1 2
De hoogte van het pensioen is onvoldoende om van rond te kunnen komen De hoogte van het pensioen is onvoldoende om mijn levensstandaard voort te kunnen zetten
3
Ik heb veel plezier in mijn werk en wilde nog niet stoppen
4
Ik zou me gaan vervelen als ik nu stop met werken
5
Mijn werkgever heeft mij gevraagd te blijven werken
6
Ik moet nog een aantal werkzaamheden afronden
7
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
8
Weet niet
Houding ten aanzien van ouderdomspensioen Deze vragen gaan over het belang dat u hecht aan uw ouderdomspensioen. 11. Hoe belangrijk vindt u het om een goed ouderdomspensioen te hebben? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
12. In hoeverre vindt u een goed ouderdomspensioen een belangrijke arbeidsvoorwaarde? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
13. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het regelen van uw ouderdomspensioen in de eerste plaats moet liggen? 1
Bij mijzelf
2
Bij mijn partner
3
Bij mijn werkgever
4
Bij de overheid
5
Anders, namelijk bij………………………………………………………………………………………………………………
6
Weet niet
38
Belang van inzicht in ouderdomspensioen Deze vragen gaan over hoe belangrijk u het vindt om zelf inzicht te hebben in uw pensioen. 14. In hoeverre vindt u het belangrijk inzicht te hebben in de wijze waarop uw ouderdomspensioen is geregeld? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Niet erg belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
15. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de hoogte van uw ouderdomspensioen? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Niet erg belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
16. Wat uw pensioen waard is hangt mede af van de inflatie, beursontwikkelingen, prijsindexatie en andere ontwikkelingen waar u geen invloed op heeft. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de invloed van dit soort zaken op uw pensioen? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
Verwachtingen ten aanzien van pensioen Deze vragen gaan over de eventuele verwachtingen die u hebt ten aanzien van uw pensioen. 17. In hoeverre verwacht u van uw pensioen rond te kunnen komen wanneer u stopt met werken? 1
Ik verwacht uitstekend rond te kunnen komen van mijn pensioen
2
Ik verwacht goed rond te kunnen komen van mijn pensioen
3
Ik verwacht redelijk rond te kunnen komen van mijn pensioen
4
Ik verwacht nauwelijks rond te kunnen komen van mijn pensioen
5
Ik verwacht totaal niet rond te kunnen komen van mijn pensioen
6
Weet niet
18. In hoeverre verwacht u met uw pensioen wanneer u stopt met werken uw huidige levensstandaard te kunnen voortzetten? Ik verwacht met mijn pensioen mijn huidige levensstandaard 1
Uitstekend voort te kunnen zetten
2
Goed voort te kunnen zetten
3
Redelijk voort te kunnen zetten
4
Nauwelijks voort te kunnen zetten
5
Totaal niet voort te kunnen zetten 39
Feitelijk inzicht in pensioen Deze vragen gaan over uw pensioen. 19. Wanneer u vanaf uw 15e jaar onafgebroken in Nederland heeft gewoond krijgt u een volledige AOW uitkering. Heeft u vanaf uw 15e één of meerdere jaren in het buitenland gewoond, dan krijgt u een gedeeltelijke AOW uitkering. Krijgt u een volledige of gedeeltelijke AOW uitkering? 1
Ik krijg volledige AOW
2
Ik krijg gedeeltelijke AOW
3
Weet ik niet
20. Welk inkomen ontvangt u, naast de AOW en uw inkomen uit betaalde arbeid, nog meer? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Niets
2
Ik heb een collectieve pensioenregeling via een werkgever
3
Ik heb zelf (buiten een werkgever om) een pensioenvoorziening getroffen
4
Weet ik niet
21. Welk type pensioenregeling heeft u via uw huidige werkgever? 1
Middelloonregeling
2
Eindloonregeling of gematigde eindloonregeling
3
Vaste-bedragen-regeling
4
Beschikbare premiestelsel
5
Combinatieregeling
6
Ik heb geen pensioenregeling via mijn huidige werkgever Æ ga naar vraag 23
7
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
8
Weet ik niet
22. Wie voert voor uw werkgever uw huidige werknemerspensioen uit? 1
Een pensioenfonds
2
Een verzekeraar
3
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
4
Weet ik niet
23. Bevat uw ouderdomspensioen een voorziening voor uw eventuele partner als u komt te overlijden? 1
Ja
2
Nee
3
Weet ik niet
24. Hoe belangrijk vind u het om een nabestaandenpensioen voor uw eventuele partner te hebben? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
40
Tevredenheid met ouderdomspensioen Deze vragen gaan over de mate waarin u tevreden bent met uw pensioen. 25. Hoe tevreden bent u over de hoogte van uw pensioen? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet
26. Hoe beoordeelt u de kosten van uw pensioen? 1
De kosten waren laag in verhouding tot wat het pensioen oplevert
2
De kosten stonden in goede verhouding tot wat het pensioen oplevert
3
De kosten waren hoog in verhouding tot wat het pensioen oplevert
4
Weet niet
Pensioenbewustzijn en de crisis 27. Heeft u naar aanleiding van de economische crisis aanvullende informatie ontvangen over uw pensioen van uw pensioenuitvoerder of werkgever? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Nee
2
Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn werkgever
3
Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn pensioenuitvoerder
4
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
28. Bent u in de afgelopen maanden als gevolg van de economische crisis op zoek gegaan naar informatie over uw pensioen (hoogte, kosten etc.)? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Nee
2
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn werkgever
3
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn pensioenuitvoerder
4
Ja, ik heb hierover informatie gezocht op internet
5
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
29. Verwacht u dat de economische crisis van invloed is op de hoogte van uw pensioen? 1
Nee
2
Ja, ik verwacht dat mijn pensioen lager zal zijn als gevolg van de economische crisis
3
Ja, verwacht dat mijn pensioen hoger zal zijn als gevolg van de economische crisis
4
Weet niet
30. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het beperken van eventuele negatieve gevolgen van de economische crisis voor uw pensioen in de eerste plaats moet liggen? 1
Bij mijzelf
2
Bij mijn partner
3
Bij mijn werkgever
4
Bij mijn pensioenuitvoerder
5
Bij de overheid
6
Anders, namelijk bij……………………………………………………………………………………………………………
7
Weet niet 41
Door de economische crisis behaalden pensioenfondsen minder resultaat op beleggingen. Daardoor ontstond bij sommige fondsen een te lage dekkingsgraad (waarde van pensioenverplichtingen in verhouding tot waarde van beleggingen) en besloten enkele fondsen de waarde van pensioenuitkeringen niet mee te laten stijgen met het loon- en/of prijsniveau (indexeren). 31. Hoe beoordeelt u het feit dat pensioenen niet (volledig) worden geïndexeerd als gevolg van de economische crisis? 1
Terecht, de lasten van de crisis moet men samen dragen
2
Terecht, de pensioenfondsen hebben geen schuld aan de crisis
3
Niet terecht, de opbrengsten van beleggingen zijn de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds, niet van de pensioengerechtigde
4
Niet terecht, de overheid zou in dit geval steun moeten verlenen
5
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………….
6
Weet niet / geen mening
2: Vragenlijst 55+ en (deeltijd)pensioen 32. Wat is de reden dat u naast het ontvangen van een (deeltijd)pensioen nog werkzaam bent? Meerdere antwoorden mogelijk 1 2
De hoogte van het pensioen is onvoldoende om van rond te kunnen komen De hoogte van het pensioen is onvoldoende om mijn levensstandaard voort te kunnen zetten
3
Ik heb veel plezier in mijn werk en wilde nog niet stoppen
4
Ik zou me gaan vervelen als ik nu stop met werken
5
Mijn werkgever heeft mij gevraagd te blijven werken
6
Ik moet nog een aantal werkzaamheden afronden
7
Ik ontvang een vroegpensioen vanwege gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
8
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
9
Weet niet
Houding ten aanzien van ouderdomspensioen Deze vragen gaan over het belang dat u hecht aan uw ouderdomspensioen. 33. Hoe belangrijk vindt u het om een goed ouderdomspensioen te hebben? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
34. In hoeverre vindt u een goed ouderdomspensioen een belangrijke arbeidsvoorwaarde? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
42
35. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het regelen van uw ouderdomspensioen in de eerste plaats moet liggen? 1
Bij mijzelf
2
Bij mijn partner
3
Bij mijn werkgever
4
Bij de overheid
5
Anders, namelijk bij………………………………………………………………………………………………………………
6
Weet niet
Belang van inzicht in ouderdomspensioen Deze vragen gaan over hoe belangrijk u het vindt om zelf inzicht te hebben in uw pensioen. 36. In hoeverre vindt u het belangrijk inzicht te hebben in de wijze waarop uw ouderdomspensioen is geregeld? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Niet erg belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
37. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de hoogte van uw ouderdomspensioen? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Niet erg belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
38. Wat uw pensioen waard is hangt mede af van de inflatie, beursontwikkelingen, prijsindexatie en andere ontwikkelingen waar u geen invloed op heeft. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de invloed van dit soort zaken op uw pensioen? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
Verwachtingen ten aanzien van pensioen Deze vragen gaan over de eventuele verwachtingen die u hebt ten aanzien van uw pensioen. 39. In hoeverre verwacht u van uw pensioen rond te kunnen komen wanneer u stopt met werken? 1
Ik verwacht uitstekend rond te kunnen komen van mijn pensioen
2
Ik verwacht goed rond te kunnen komen van mijn pensioen
3
Ik verwacht redelijk rond te kunnen komen van mijn pensioen
4
Ik verwacht nauwelijks rond te kunnen komen van mijn pensioen
5
Ik verwacht totaal niet rond te kunnen komen van mijn pensioen
6
Weet niet 43
40. In hoeverre verwacht u met uw pensioen wanneer u stopt met werken uw huidige levensstandaard te kunnen voortzetten? Ik verwacht met mijn pensioen mijn huidige levensstandaard 1
Uitstekend voort te kunnen zetten
2
Goed voort te kunnen zetten
3
Redelijk voort te kunnen zetten
4
Nauwelijks voort te kunnen zetten
5
Totaal niet voort te kunnen zetten
Feitelijk inzicht in pensioen Deze vragen gaan over uw pensioen. 41. Wanneer u vanaf uw 15e jaar onafgebroken in Nederland heeft gewoond krijgt u (wanneer u 65 jaar wordt) een volledige AOW uitkering. Heeft u vanaf uw 15e één of meerdere jaren in het buitenland gewoond, dan krijgt u een gedeeltelijke AOW uitkering. Krijgt u een volledige of gedeeltelijke AOW uitkering als u 65 bent? 1
Ik krijg volledige AOW
2
Ik krijg gedeeltelijke AOW
3
Weet ik niet
42. Wat is er financieel (naast uw AOW aanspraak) geregeld als u volledig met pensioen gaat? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Niets
2
Ik heb een collectieve pensioenregeling via een werkgever
3
Ik heb zelf (buiten een werkgever om) een pensioenvoorziening getroffen
4
Weet ik niet
43. Welk type pensioenregeling heeft u via uw huidige werkgever? 1
Middelloonregeling
2
Eindloonregeling of gematigde eindloonregeling
3
Vaste-bedragen-regeling
4
Beschikbare premiestelsel
5
Combinatieregeling
6
Ik heb geen pensioenregeling via mijn huidige werkgever Æ ga naar vraag 45
7
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
8
Weet ik niet
44. Wie voert voor uw werkgever uw huidige werknemerspensioen uit? 1
Een pensioenfonds
2
Een verzekeraar
3
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
4
Weet ik niet
45. Bent u bekend met de hoogte van uw ouderdomspensioenuitkering? 1
Ja, ik weet (ongeveer) hoe hoog de pensioenuitkering is
2
Nee, ik heb geen idee van de hoogte
46. Bevat uw ouderdomspensioen een voorziening voor uw eventuele partner als u komt te overlijden? 1
Ja
2
Nee
Æ ga naar vraag 48
3
Weet ik niet
Æ ga naar vraag 48
44
47. Een nabestaandenpensioen kan op verschillende manieren vorm krijgen. Bij sommige regelingen blijft het recht op nabestaandenpensioen bestaan wanneer u geen premie meer betaalt, bij anderen vervalt dit recht. Welke vorm heeft uw nabestaandenpensioen? 1
Mijn eventuele partner krijgt een nabestaanden pensioen als ik kom te overlijden, ook wanneer ik op dat moment niet meer deelneem in mijn huidige pensioenregeling
2
Mijn eventuele partner krijgt een nabestaandenpensioen als ik kom te overlijden, maar
3
Weet ik niet
alleen wanneer ik op dat moment actief deelneem in mijn huidige pensioenregeling
48. Hoe belangrijk vind u het om een nabestaandenpensioen voor uw eventuele partner te hebben? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
Informatie over ouderdomspensioen Deze vragen gaan over de informatie die u hebt gekregen over uw ouderdomspensioen. 48a. Heeft u gebruik gemaakt van mijnpensioenoverzicht.nl? 1
Ja
2
Nee, maar ik ben bekend met mijnpensioenoverzicht.nl
3
Nee, ik ken mijn pensioenoverzicht.nl niet
49-50 alleen voor mensen met een pensioen bij een fonds (zie 44): 49. Op welke wijze(n) geeft het pensioenfonds u informatie? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Jaarlijks pensioenoverzicht
2
Internet
3
Telefonisch
4
Algemene brochure
5
Persoonlijke brief
6
Persoonlijk gesprek
7
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
8
Ik ontvang geen informatie van mijn pensioenfonds
9
Weet niet
Æ per antwoord van 1 tot 6 afzonderlijk vraag 50 beantwoorden 50. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van het pensioenfonds via [het jaarlijks pensioenoverzicht/internet/de telefoon/algemene brochures/persoonlijke brieven/persoonlijke gesprekken]? 6
Zeer tevreden
7
Tevreden
8
Niet tevreden/niet ontevreden
9
Ontevreden
10
Zeer ontevreden
11
Weet niet
45
51-52 alleen voor mensen met een pensioen bij een verzekeraar (zie 44): 51. Op welke wijze(n) geeft uw verzekeraar u informatie over uw pensioen? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Jaarlijks pensioenoverzicht
2
Internet
3
Telefonisch
4
Algemene brochure
5
Persoonlijke brief
6
Persoonlijk gesprek
7
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
8
Ik ontvang geen informatie van mijn verzekeraar over mijn toekomstige pensioen
9
Weet niet
Æ per antwoord van 1 tot 6 afzonderlijk vraag 52 beantwoorden 52. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw verzekeraar via [het jaarlijks pensioenoverzicht/internet/de telefoon/algemene brochures/persoonlijke brieven/persoonlijke gesprekken]? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet
53-54 alleen voor mensen met een pensioen bij hun werkgever (zie 44): 53. Op welke wijze(n) geeft uw werkgever u informatie over uw pensioen? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Jaarlijks pensioenoverzicht
2
Internet
3
Telefonisch
4
Algemene brochure
5
Persoonlijke brief
6
Persoonlijk gesprek
7
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
8
Ik ontvang geen informatie van mijn werkgever over mijn pensioen
9
Weet niet
Æ per antwoord van 1 tot 6 afzonderlijk vraag 54 beantwoorden 54. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw werkgever via [het jaarlijks pensioenoverzicht/internet/de telefoon/algemene brochures/persoonlijke brieven/persoonlijke gesprekken]? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet
46
Tevredenheid met ouderdomspensioen Deze vragen gaan over de mate waarin u tevreden bent met uw pensioen. 55. Hoe tevreden bent u over de hoogte van uw huidige deeltijdpensioen? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet
56. Hoe tevreden bent u over de hoogte van uw toekomstige pensioen? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet
57. Hoe beoordeelt u de kosten van uw toekomstige pensioen? 1
De kosten zijn laag in verhouding tot wat het pensioen oplevert
2
De kosten staan in goede verhouding tot wat het pensioen oplevert
3
De kosten zijn hoog in verhouding tot wat het pensioen oplevert
4
Weet niet
58. Heeft u spijt van uw besluit tot deeltijdpensioen? 1
Ja
2
Nee
3
Een beetje
Pensioenbewustzijn en de crisis 59. Heeft u naar aanleiding van de economische crisis aanvullende informatie ontvangen over uw pensioen van uw pensioenuitvoerder of werkgever? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Nee
2
Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn werkgever
3
Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn pensioenuitvoerder
4
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
60. Bent u in de afgelopen maanden als gevolg van de economische crisis op zoek gegaan naar informatie over uw pensioen (hoogte, kosten etc.)? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Nee
2
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn werkgever
3
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn pensioenuitvoerder
4
Ja, ik heb hierover informatie gezocht op internet
5
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
47
61. Verwacht u dat de economische crisis van invloed is op de hoogte van uw pensioen? 1
Nee
2
Ja, ik verwacht dat mijn pensioen lager zal zijn als gevolg van de economische crisis
3
Ja, verwacht dat mijn pensioen hoger zal zijn als gevolg van de economische crisis
4
Weet niet
62. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het beperken van eventuele negatieve gevolgen van de economische crisis voor uw pensioen in de eerste plaats moet liggen? 1
Bij mijzelf
2
Bij mijn partner
3
Bij mijn werkgever
4
Bij mijn pensioenuitvoerder
5
Bij de overheid
6
Anders, namelijk bij……………………………………………………………………………………………………………
7
Weet niet
Door de economische crisis behaalden pensioenfondsen minder resultaat op beleggingen. Daardoor ontstond bij sommige fondsen een te lage dekkingsgraad (waarde van pensioenverplichtingen in verhouding tot waarde van beleggingen) en besloten enkele fondsen de waarde van pensioenuitkeringen niet mee te laten stijgen met het loon- en /of prijsniveau (indexeren). 63. Hoe beoordeelt u het feit dat pensioenen niet (volledig) worden geïndexeerd als gevolg van de economische crisis? 1
Terecht, de lasten van de crisis moet men samen dragen
2
Terecht, de pensioenfondsen hebben geen schuld aan de crisis
3
Niet terecht, de opbrengsten van beleggingen zijn de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds, niet van de pensioengerechtigde
4
Niet terecht, de overheid zou in dit geval steun moeten verlenen
5
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………….
6
Weet niet / geen mening
3: Vragenlijst ex-werknemers 65+ met pensioen
Houding ten aanzien van ouderdomspensioen Deze vragen gaan over het belang dat u hecht aan uw ouderdomspensioen. 64. Hoe belangrijk vindt u het om een goed ouderdomspensioen te hebben? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
65. In hoeverre vindt u een goed ouderdomspensioen een belangrijke arbeidsvoorwaarde? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
48
66. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het regelen van het ouderdomspensioen in de eerste plaats moet liggen? 1
Bij mijzelf
2
Bij mijn partner
3
Bij mijn voormalige werkgever
4
Bij de overheid
5
Anders, namelijk bij………………………………………………………………………………………………………………
6
Weet niet
Belang van inzicht in ouderdomspensioen Deze vragen gaan over hoe belangrijk u het vindt om zelf inzicht te hebben in uw pensioen. 67. In hoeverre vindt u het belangrijk inzicht te hebben in de wijze waarop uw ouderdomspensioen is geregeld? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Niet erg belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
68. Hoe belangrijk vond u het om voordat u met pensioen ging inzicht te hebben in de hoogte van uw ouderdomspensioen? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Niet erg belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
69. Wat uw pensioen waard is hangt mede af van de inflatie, beursontwikkelingen, prijsindexatie en andere ontwikkelingen waar u geen invloed op heeft. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de invloed van dit soort zaken op uw pensioen? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
Ervaringen ten aanzien van pensioen Deze vragen gaan over de ervaringen die u hebt ten aanzien van uw pensioen. 70. Hoe tevreden bent u over de hoogte van uw huidige pensioen? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet 49
71. In hoeverre voldoet de hoogte van uw pensioen aan uw verwachtingen? De hoogte van mijn pensioen 1
Overtreft mijn verwachtingen
2
Voldoet aan mijn verwachtingen
3
Voldoet niet aan mijn verwachtingen
4
Valt tegen
5
Weet niet
72. In hoeverre voldoet het met pensioen zijn aan uw verwachtingen? 1
Het overtreft mijn verwachtingen in positieve zin
2
Het voldoet aan mijn verwachtingen
3
Het voldoet niet aan mijn verwachtingen
4
Het valt tegen
5
Weet niet
73. In hoeverre kunt u van uw pensioen rond komen 1
Ik kan uitstekend rond komen van mijn pensioen
2
Ik kan goed rond komen van mijn pensioen
3
Ik kan redelijk rond komen van mijn pensioen
4
Ik kan nauwelijks rond komen van mijn pensioen
5
Ik kan totaal niet rond komen van mijn pensioen
6
Weet niet
74. In hoeverre kunt u met uw pensioen uw huidige levensstandaard voortzetten? Ik kan met mijn pensioen mijn huidige levensstandaard 1
Uitstekend voortzetten
2
Goed voortzetten
3
Redelijk voortzetten
4
Nauwelijks voortzetten
5
Totaal niet voortzetten
75. Overweegt u ondanks uw pensioen opnieuw te gaan werken? 1
Nee
2
Ja
3
Misschien
4
Weet niet
Æ Ga naar vraag 77
76. Wat zou voor u reden zijn opnieuw te gaan werken? 1
Een hoger inkomen
2
Plezier in het werk
3
Verveling
4
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………….
5
Weet niet
77. Hoe beoordeelt u de kosten van uw pensioen? 1
De kosten waren laag in verhouding tot wat het pensioen oplevert
2
De kosten stonden in goede verhouding tot wat het pensioen oplevert
3
De kosten waren hoog in verhouding tot wat het pensioen oplevert
4
Weet niet
50
Feitelijk inzicht in pensioen Deze vragen gaan over uw pensioen. 78. Wanneer u vanaf uw 15e jaar onafgebroken in Nederland heeft gewoond krijgt u een volledige AOW uitkering. Heeft u vanaf uw 15e één of meerdere jaren in het buitenland gewoond, dan krijgt u een gedeeltelijke AOW uitkering. Krijgt u een volledige of gedeeltelijke AOW uitkering? 1
Ik krijg volledige AOW
2
Ik krijg gedeeltelijke AOW
3
Weet ik niet
79. Welk inkomen ontvangt u, naast de AOW, nog meer? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Niets
2
Ik ontvang een aanvullend pensioen (indertijd via een werkgever geregeld) werkgever
3
Ik ontvang een aanvullend pensioen (zelf een individuele regeling getroffen)
4
Weet ik niet
80. Bevat uw ouderdomspensioen een voorziening voor uw eventuele partner als u komt te overlijden? 1
Ja
2
Nee
3
Weet ik niet
81. Hoe belangrijk vind u het om een nabestaandenpensioen voor uw eventuele partner te hebben? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
Pensioenbewustzijn en de crisis 82. Heeft u naar aanleiding van de economische crisis aanvullende informatie ontvangen over uw pensioen van uw pensioenuitvoerder of werkgever? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Nee
2
Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn voormalige werkgever
3
Ja, ik heb informatie ontvangen van de SVB (Sociale Verzekeringsbank)
4
Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn pensioenuitvoerder
5
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
83. Bent u in de afgelopen maanden als gevolg van de economische crisis op zoek gegaan naar informatie over uw pensioen (hoogte, kosten etc.)? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Nee
2
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn voormalige werkgever
3
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn pensioenuitvoerder
4
Ja, ik heb hierover informatie gezocht op internet
5
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
51
84. Verwacht u dat de economische crisis van invloed is op de hoogte van uw pensioen? 1
Nee
2
Ja, ik verwacht dat mijn pensioen lager zal zijn als gevolg van de economische crisis
3
Ja, verwacht dat mijn pensioen hoger zal zijn als gevolg van de economische crisis
4
Weet niet
85. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het beperken van eventuele negatieve gevolgen van de economische crisis voor uw pensioen in de eerste plaats moet liggen? 1
Bij mijzelf
2
Bij mijn partner
3
Bij mijn voormalige werkgever
4
Bij mijn pensioenuitvoerder
5
Bij de overheid
6
Anders, namelijk bij……………………………………………………………………………………………………………
7
Weet niet
Door de economische crisis behaalden pensioenfondsen minder resultaat op beleggingen. Daardoor ontstond bij sommige fondsen een te lage dekkingsgraad (waarde van pensioenverplichtingen in verhouding tot waarde van beleggingen) en besloten enkele fondsen de waarde van pensioenuitkeringen niet mee te laten stijgen met het loon- en/of prijsniveau (indexeren). 86. Hoe beoordeelt u het feit dat pensioenen niet (volledig) worden geïndexeerd als gevolg van de economische crisis? 1
Terecht, de lasten van de crisis moet men samen dragen
2
Terecht, de pensioenfondsen hebben geen schuld aan de crisis
3
Niet terecht, de opbrengsten van beleggingen zijn de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds, niet van de pensioengerechtigde
4
Niet terecht, de overheid zou in dit geval steun moeten verlenen
5
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………….
6
Weet niet / geen mening
4: Vragenlijst ex-werknemers 55+ met pensioen
Houding ten aanzien van ouderdomspensioen Deze vragen gaan over het belang dat u hecht aan uw ouderdomspensioen. 87. Hoe belangrijk vindt u het om een goed ouderdomspensioen te hebben? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
88. In hoeverre vindt u een goed ouderdomspensioen een belangrijke arbeidsvoorwaarde? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
52
89. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het regelen van uw ouderdomspensioen in de eerste plaats moet liggen? 1
Bij mijzelf
2
Bij mijn partner
3
Bij mijn voormalige werkgever
4
Bij de overheid
5
Anders, namelijk bij………………………………………………………………………………………………………………
6
Weet niet
Belang van inzicht in ouderdomspensioen Deze vragen gaan over hoe belangrijk u het vindt om zelf inzicht te hebben in uw pensioen. 90. In hoeverre vindt u het belangrijk inzicht te hebben in de wijze waarop uw ouderdomspensioen is geregeld? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Niet erg belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
91. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de hoogte van uw ouderdomspensioen? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Niet erg belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
92. Wat uw pensioen waard is hangt mede af van de inflatie, beursontwikkelingen, prijsindexatie en andere ontwikkelingen waar u geen invloed op heeft. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de invloed van dit soort zaken op uw pensioen? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
Ervaringen ten aanzien van pensioen Deze vragen gaan over de ervaringen die u hebt ten aanzien van uw pensioen. 93. Hoe tevreden bent u over de hoogte van uw huidige (vroeg)pensioen? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet 53
94. Hoe tevreden bent u over de hoogte van uw toekomstige pensioen dat u ontvang wanneer u 65 bent? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet
95. In hoeverre kunt u van uw pensioen rond komen 1
Ik kan uitstekend rond komen van mijn pensioen
2
Ik kan goed rond komen van mijn pensioen
3
Ik kan redelijk rond komen van mijn pensioen
4
Ik kan nauwelijks rond komen van mijn pensioen
5
Ik kan totaal niet rond komen van mijn pensioen
6
Weet niet
96. In hoeverre kunt u met uw pensioen uw huidige levensstandaard voortzetten? Ik kan met mijn pensioen mijn huidige levensstandaard 1
Uitstekend voortzetten
2
Goed voortzetten
3
Redelijk voortzetten
4
Nauwelijks voortzetten
5
Totaal niet voortzetten
97. In hoeverre voldoet de hoogte van uw pensioen aan uw verwachtingen? De hoogte van mijn pensioen 1
Overtreft mijn verwachtingen
2
Voldoet aan mijn verwachtingen
3
Voldoet niet aan mijn verwachtingen
4
Valt tegen
5
Weet niet
98. In hoeverre voldoet het met pensioen zijn aan uw verwachtingen? 1
Het overtreft mijn verwachtingen in positieve zin
2
Het voldoet aan mijn verwachtingen
3
Het voldoet niet aan mijn verwachtingen
4
Het valt tegen
5
Weet niet
99. Overweegt u ondanks uw pensioen opnieuw te gaan werken? 1
Nee
2
Ja
3
Misschien
4
Weet niet
Æ Ga naar vraag 101
100. Wat zou voor u reden zijn opnieuw te gaan werken? 1
Een hoger inkomen
2
Plezier in het werk
3
Verveling
4
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………….
5
Weet niet
54
101. Hoe beoordeelt u de kosten van uw pensioen? 1
De kosten waren laag in verhouding tot wat het pensioen oplevert
2
De kosten stonden in goede verhouding tot wat het pensioen oplevert
3
De kosten waren hoog in verhouding tot wat het pensioen oplevert
4
Weet niet
Feitelijk inzicht in pensioen Deze vragen gaan over uw pensioen. 102. Wanneer u vanaf uw 15e jaar onafgebroken in Nederland heeft gewoond krijgt u (wanneer u 65 naar wordt) een volledige AOW uitkering. Heeft u vanaf uw 15e één of meerdere jaren in het buitenland gewoond, dan krijgt u een gedeeltelijke AOW uitkering. Krijgt u een volledige of gedeeltelijke AOW uitkering wanneer u 65 bent? 1
Ik krijg volledige AOW
2
Ik krijg gedeeltelijke AOW
3
Weet ik niet
103. Welk inkomen ontvangt u straks als u 65 bent, naast de AOW, nog meer? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Niets
2
Ik heb een collectieve pensioenregeling via een werkgever
3
Ik heb zelf (buiten een werkgever om) een pensioenvoorziening getroffen
4
Weet ik niet
104. Wat is er financieel (naast uw AOW aanspraak) geregeld toen u met pensioen ging? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Niets
2
Ik heb een collectieve pensioenregeling via een werkgever
3
Ik heb zelf (buiten een werkgever om) een pensioenvoorziening getroffen
4
Weet ik niet
105. Welk type pensioenregeling heeft u via uw laatste werkgever? 1
Middelloonregeling
2
Eindloonregeling of gematigde eindloonregeling
3
Vaste-bedragen-regeling
4
Beschikbare premiestelsel
5
Combinatieregeling
6
Ik heb geen pensioenregeling via mijn laatste werkgever
7
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
8
Weet ik niet
106. Bent u bekend met de hoogte van uw ouderdomspensioenuitkering na 65 jaar? 1
Ja, ik weet (ongeveer) hoe hoog de pensioenuitkering is
2
Nee, ik heb geen idee van de hoogte
107. Bevat uw ouderdomspensioen een voorziening voor uw eventuele partner als u komt te overlijden? 1
Ja
2
Nee
3
Weet ik niet
55
108. Hoe belangrijk vind u het om een nabestaandenpensioen voor uw eventuele partner te hebben? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
Pensioenbewustzijn en de crisis 109. Heeft u naar aanleiding van de economische crisis aanvullende informatie ontvangen over uw pensioen van uw pensioenuitvoerder of voormalige werkgever? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Nee
2
Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn voormalige werkgever
3
Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn pensioenuitvoerder
4
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
110. Bent u in de afgelopen maanden als gevolg van de economische crisis op zoek gegaan naar informatie over uw pensioen (hoogte, kosten etc.)? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Nee
2
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn voormalige werkgever
3
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn pensioenuitvoerder
4
Ja, ik heb hierover informatie gezocht op internet
5
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
111. Verwacht u dat de economische crisis van invloed is op de hoogte van uw pensioen? 1
Nee
2
Ja, ik verwacht dat mijn pensioen lager zal zijn als gevolg van de economische crisis
3
Ja, verwacht dat mijn pensioen hoger zal zijn als gevolg van de economische crisis
4
Weet niet
112. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het beperken van eventuele negatieve gevolgen van de economische crisis voor uw pensioen in de eerste plaats moet liggen? 1
Bij mijzelf
2
Bij mijn partner
3
Bij mijn voormalige werkgever
4
Bij mijn pensioenuitvoerder
5
Bij de overheid
6
Anders, namelijk bij……………………………………………………………………………………………………………
7
Weet niet
Door de economische crisis behaalden pensioenfondsen minder resultaat op beleggingen. Daardoor ontstond bij sommige fondsen een te lage dekkingsgraad (waarde van pensioenverplichtingen in verhouding tot waarde van beleggingen) en besloten enkele fondsen de waarde van pensioenuitkeringen niet mee te laten stijgen met het loon- en/of prijsniveau (indexeren).
56
113. Hoe beoordeelt u het feit dat pensioenen niet (volledig) worden geïndexeerd als gevolg van de economische crisis? 1
Terecht, de lasten van de crisis moet men samen dragen
2
Terecht, de pensioenfondsen hebben geen schuld aan de crisis
3
Niet terecht, de opbrengsten van beleggingen zijn de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds, niet van de pensioengerechtigde
4
Niet terecht, de overheid zou in dit geval steun moeten verlenen
5
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………….
6
Weet niet / geen mening
5: Reguliere vragenlijst 114. Heeft u op dit moment een vast contract bij een werkgever? 1
Ja
2
Nee
3
Weet niet
Houding ten aanzien van ouderdomspensioen Deze vragen gaan over het belang dat u hecht aan uw toekomstige ouderdomspensioen. 115. Hoe belangrijk vindt u het om later een goed ouderdomspensioen te hebben? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
116. In hoeverre vindt u een goed ouderdomspensioen een belangrijke arbeidsvoorwaarde? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
117. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het regelen van uw ouderdomspensioen in de eerste plaats moet liggen? 1
Bij mijzelf
2
Bij mijn partner
3
Bij mijn werkgever
4
Bij de overheid
5
Anders, namelijk bij………………………………………………………………………………………………………………
6
Weet niet
57
Belang van inzicht in ouderdomspensioen Deze vragen gaan over hoe belangrijk u het vindt om zelf inzicht te hebben in uw toekomstige pensioen. 118. In hoeverre vindt u het belangrijk inzicht te hebben in de wijze waarop uw ouderdomspensioen is geregeld? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Niet erg belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
119. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de hoogte van uw toekomstige ouderdomspensioen? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Niet erg belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
120. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de kosten van uw toekomstige ouderdomspensioen? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
121. Wat uw pensioen uiteindelijk waard is hangt mede af van de inflatie, beursontwikkelingen, prijsindexatie en andere ontwikkelingen waar u geen invloed op heeft. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de invloed van dit soort zaken op uw pensioen? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Niet van toepassing
6
Weet niet
58
Verwachtingen ten aanzien van pensioen Deze vragen gaan over de eventuele verwachtingen die u hebt ten aanzien van uw pensioen. 122. In hoeverre verwacht u van uw pensioen rond te kunnen komen? 1
Ik verwacht uitstekend rond te kunnen komen van mijn pensioen
2
Ik verwacht goed rond te kunnen komen van mijn pensioen
3
Ik verwacht redelijk rond te kunnen komen van mijn pensioen
4
Ik verwacht nauwelijks rond te kunnen komen van mijn pensioen
5
Ik verwacht totaal niet rond te kunnen komen van mijn pensioen
6
Weet niet
123. In hoeverre verwacht u met uw pensioen uw huidige levensstandaard te kunnen voortzetten? Ik verwacht met mijn pensioen mijn huidige levensstandaard 1
Uitstekend voort te kunnen zetten
2
Goed voort te kunnen zetten
3
Redelijk voort te kunnen zetten
4
Nauwelijks voort te kunnen zetten
5
Totaal niet voort te kunnen zetten
124. Bent u van plan om eerder dan de AOW-leeftijd te stoppen met werken? 7
Ja
8
Nee
Æ Ga naar vraag 126
9
Weet niet
Æ Ga naar vraag 126
125. Hoe verwacht u nadat u gestopt bent met werken de jaren tot uw ouderdomspensioenuitkering financieel te overbruggen? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Pensioen/Prepensioen/VUT
2
Werkloosheidsuitkering of wachtgeldregeling
3
Lijfrente- of koopsompolissen
4
Inkomsten van mijn partner
5
Opbrengst van beleggingen
6
Interen op vermogen
7
WAO-uitkering
8
Bijverdiensten
9
Anders, namelijk……………………………………………………………………………………………………………………
10
Weet niet
Feitelijk inzicht in pensioen Deze vragen gaan over uw toekomstige pensioen. 126. Wanneer u vanaf uw 15e jaar onafgebroken in Nederland heeft gewoond krijgt u (wanneer u 65 jaar wordt) een volledige AOW uitkering. Heeft u vanaf uw 15e één of meerdere jaren in het buitenland gewoond, dan krijgt u een gedeeltelijke AOW uitkering. Krijgt u een volledige of gedeeltelijke AOW uitkering als u 65 bent? 1
Ik krijg volledige AOW
2
Ik krijg gedeeltelijke AOW
3
Weet ik niet
59
127. Wat is er financieel (naast uw AOW aanspraak) geregeld als u met pensioen gaat? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Niets
2
Ik heb een collectieve pensioenregeling via een werkgever
3
Ik heb zelf (buiten een werkgever om) een pensioenvoorziening getroffen
4
Weet ik niet
128. Welk type pensioenregeling heeft u via uw huidige werkgever? 1
Middelloonregeling
2
Eindloonregeling of gematigde eindloonregeling
3
Vaste-bedragen-regeling
4
Beschikbare premiestelsel
5
Combinatieregeling
6
Ik heb geen pensioenregeling via mijn huidige werkgever Æ ga naar vraag 130
7
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
8
Weet ik niet
129. Wie voert voor uw werkgever uw huidige werknemerspensioen uit? 1
Een pensioenfonds
2
Een verzekeraar
3
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
4
Weet ik niet
130. Bent u bekend met de hoogte van uw toekomstige ouderdomspensioenuitkering? 1
Ja, ik weet (ongeveer) hoe hoog de toekomstige pensioenuitkering is
2
Nee, ik heb geen idee van de hoogte
131. Bent u bekend met de kosten (premies) van uw toekomstige ouderdomspensioen? 1
Ja, ik weet (ongeveer) hoeveel ik betaal/afdraag voor mijn toekomstige ouderdomspensioen
2
Nee, ik heb geen idee van de kosten
132. Bevat uw toekomstige ouderdomspensioen een voorziening voor uw eventuele partner als u komt te overlijden? 1
Ja
2
Nee
Æ ga naar vraag 134
3
Weet ik niet
Æ ga naar vraag 134
133. Een nabestaandenpensioen kan op verschillende manieren vorm krijgen. Bij sommige regelingen blijft het recht op nabestaandenpensioen bestaan wanneer u geen premie meer betaalt, bij anderen vervalt dit recht. Welke vorm heeft uw nabestaandenpensioen? 1
Mijn eventuele partner krijgt een nabestaanden pensioen als ik kom te overlijden, ook
2
Mijn eventuele partner krijgt een nabestaandenpensioen als ik kom te overlijden, maar
3
Weet ik niet
wanneer ik op dat moment niet meer deelneem in mijn huidige pensioenregeling alleen wanneer ik op dat moment actief deelneem in mijn huidige pensioenregeling
134. Hoe belangrijk vind u het om een nabestaandenpensioen voor uw eventuele partner te hebben? 1
Zeer belangrijk
2
Redelijk belangrijk
3
Enigszins belangrijk
4
Totaal niet belangrijk
5
Weet niet
60
Informatie over ouderdomspensioen Deze vragen gaan over de informatie die u hebt gekregen over uw ouderdomspensioen. 134a. Heeft u gebruik gemaakt van mijnpensioenoverzicht.nl? 1
Ja
2
Nee, maar ik ben bekend met mijnpensioenoverzicht.nl
3
Nee, ik ken mijn pensioenoverzicht.nl niet
135-136 alleen voor mensen met een pensioen bij een fonds (zie 129): 135. Op welke wijze(n) geeft het pensioenfonds u informatie? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Jaarlijks pensioenoverzicht
2
Internet
3
Telefonisch
4
Algemene brochure
5
Persoonlijke brief
6
Persoonlijk gesprek
7
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
8
Ik ontvang geen informatie van mijn pensioenfonds
9
Weet niet
Æ per antwoord van 1 tot 6 afzonderlijk vraag 136 beantwoorden 136. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van het pensioenfonds via [het jaarlijks pensioenoverzicht/internet/de telefoon/algemene brochures/persoonlijke brieven/persoonlijke gesprekken]? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet
137-138 alleen voor mensen met een pensioen bij een verzekeraar (zie 129): 137. Op welke wijze(n) geeft uw verzekeraar u informatie over uw toekomstige pensioen? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Jaarlijks pensioenoverzicht
2
Internet
3
Telefonisch
4
Algemene brochure
5
Persoonlijke brief
6
Persoonlijk gesprek
7
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
8
Ik ontvang geen informatie van mijn verzekeraar over mijn toekomstige pensioen
9
Weet niet
Æ per antwoord van 1 tot 6 afzonderlijk vraag 138 beantwoorden
61
138. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw verzekeraar via [het jaarlijks pensioenoverzicht/internet/de telefoon/algemene brochures/persoonlijke brieven/persoonlijke gesprekken]? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet
139-140 alleen voor mensen met een pensioen bij hun werkgever (zie 129): 139. Op welke wijze(n) geeft uw werkgever u informatie over uw toekomstige pensioen? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Jaarlijks pensioenoverzicht
2
Internet
3
Telefonisch
4
Algemene brochure
5
Persoonlijke brief
6
Persoonlijk gesprek
7
Anders, namelijk.………………………………………………………………………………………………………………..
8
Ik ontvang geen informatie van mijn werkgever over mijn toekomstige pensioen
9
Weet niet
Æ per antwoord van 1 tot 6 afzonderlijk vraag 140 beantwoorden 140. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw werkgever via [het jaarlijks pensioenoverzicht/internet/de telefoon/algemene brochures/persoonlijke brieven/persoonlijke gesprekken]? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet
Tevredenheid met toekomstig ouderdomspensioen Deze vragen gaan over de mate waarin u tevreden bent met uw toekomstige pensioen. 141. Hoe tevreden bent u over de hoogte van uw toekomstige pensioen? 1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Niet tevreden/niet ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
6
Weet niet
142. Hoe beoordeelt u de kosten van uw toekomstige pensioen? 1
De kosten zijn laag in verhouding tot wat het pensioen oplevert
2
De kosten staan in goede verhouding tot wat het pensioen oplevert
3
De kosten zijn hoog in verhouding tot wat het pensioen oplevert
4
Weet niet
62
Pensioenbewustzijn en de crisis 143. Heeft u naar aanleiding van de economische crisis aanvullende informatie ontvangen over uw pensioen van uw pensioenuitvoerder of werkgever? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Nee
2
Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn werkgever
3
Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn pensioenuitvoerder
4
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
144. Bent u in de afgelopen maanden als gevolg van de economische crisis op zoek gegaan naar informatie over uw pensioen (hoogte, kosten etc.)? Meerdere antwoorden mogelijk 1
Nee
2
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn werkgever
3
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn pensioenuitvoerder
4
Ja, ik heb hierover informatie gezocht op internet
5
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………..
145. Verwacht u dat de economische crisis van invloed is op de hoogte van uw toekomstige pensioen? 1
Nee
2
Ja, ik verwacht dat mijn pensioen lager zal zijn als gevolg van de economische crisis
3
Ja, verwacht dat mijn pensioen hoger zal zijn als gevolg van de economische crisis
4
Weet niet
146. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het beperken van eventuele negatieve gevolgen van de economische crisis voor uw pensioen in de eerste plaats moet liggen? 1
Bij mijzelf
2
Bij mijn partner
3
Bij mijn werkgever
4
Bij mijn pensioenuitvoerder
5
Bij de overheid
6
Anders, namelijk bij……………………………………………………………………………………………………………
7
Weet niet
Door de economische crisis behaalden pensioenfondsen minder resultaat op beleggingen. Daardoor ontstond bij sommige fondsen een te lage dekkingsgraad (waarde van pensioenverplichtingen in verhouding tot waarde van beleggingen) en besloten enkele fondsen de waarde van pensioenuitkeringen niet mee te laten stijgen met het loon- en/of prijsniveau (indexeren). 147. Hoe beoordeelt u het feit dat pensioenen niet (volledig) worden geïndexeerd als gevolg van de economische crisis? 1
Terecht, de lasten van de crisis moet men samen dragen
2
Terecht, de pensioenfondsen hebben geen schuld aan de crisis
3
Niet terecht, de opbrengsten van beleggingen zijn de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds, niet van de pensioengerechtigde
4
Niet terecht, de overheid zou in dit geval steun moeten verlenen
5
Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………….
6
Weet niet / geen mening
63
64
Bijlage 2 Rechte tellingen enquête 2011
65
66
In deze bijlage zijn de resultaten opgenomen van de pensioenenquête die is afgenomen in 2011 voor de groep werknemers tot 65 jaar. De resultaten zijn gewogen op basis van de werkende beroepsbevolking. De ongewogen aantallen in de tabellen betreffen aantallen respondenten. Door de skips in de vragenlijst verschillen de totaalaantallen per tabel. De percentages betreffen gewogen percentages voor de populatie en geven dus aan op welk deel van de populatie de verschillende antwoordcategorieën betrekking hebben. 1. Wat is uw geslacht? Ongew. Aantal
%
Man
3.043
56%
Vrouw
3.072
44%
Totaal
6.115
100%
2. Wat is uw leeftijd? Gemiddeld Minimum Maximum Ongew. Aantal
41,3 20 64 6.115
2. Wat is uw leeftijd? Ongew. Aantal
%
20 - 24 jaar
761
8%
25 - 29 jaar
760
11%
30 - 34 jaar
760
12%
35 - 39 jaar
760
13%
40 - 44 jaar
762
14%
45 - 49 jaar
763
14%
50 - 54 jaar
761
13%
55 - 59 jaar
494
10%
60 - 64 jaar
294
5%
6.115
100%
Totaal
3. Wat is de hoogste opleiding die u met een diploma heeft afgesloten? Basisonderwijs (lagere school)
Ongew. Aantal
%
78
4%
VMBO (MAVO, LBO, LTS, LEAO, VBO, IVBO, MULO-A, huishoudschool, praktijkschool, etc)
1.117
16%
MBO (MEAO, MTS, etc)
2.106
35%
HAVO/VWO (MULO-B, HBS, MMS, gymnasium) HBO (HTS, HEAO, HLS, KMA, etc) WO (universiteit) weet niet/geen mening Totaal
843
8%
1.471
23%
487
13%
13
0%
6.115
100%
67
4. Met wie deelt u het huishouden? Ongew. Aantal
%
Partner, geen kinderen
2.177
36%
Partner en kinderen
1.847
32%
Alleenstaand
1.067
17%
Alleenstaand met kinderen
375
6%
Ouders
407
5%
Anders
242
3%
6.115
100%
Totaal
5. Verricht u op dit moment betaalde arbeid voor een werkgever? Ongew. Aantal
%
Ja
6.115
100%
Totaal
6.115
100%
114. Heeft u op dit moment een vast contract bij een werkgever? Ongew. Aantal
%
Ja
4.966
84%
Nee
1.115
16%
weet niet/geen mening Totaal
34
0%
6.115
100%
115. Hoe belangrijk vindt u het om later een goed ouderdomspensioen te hebben? Ongew. Aantal
%
Zeer belangrijk
2.686
45%
Redelijk belangrijk
2.220
36%
Enigszins belangrijk
838
14%
Totaal niet belangrijk
163
3%
weet niet/geen mening
208
3%
6.115
100%
Totaal
116. In hoeverre vindt u een goed ouderdomspensioen een belangrijke arbeidsvoorwaarde? Ongew. Aantal
%
Zeer belangrijk
2.287
39%
Redelijk belangrijk
2.506
40%
Enigszins belangrijk
928
15%
Totaal niet belangrijk
179
3%
weet niet/geen mening
215
3%
6.115
100%
Totaal
68
117. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het regelen van uw ouderdomspensioen in de eerste plaats moet liggen? Bij mijzelf Bij mijn partner
Ongew. Aantal
%
2.729
45%
93
1%
Bij mijn werkgever
1.775
29%
Bij de overheid
1.146
19%
Gedeelde verantwoordelijkheid Anders, namelijk bij: weet niet/geen mening Totaal
109
2%
20
0%
243
4%
6.115
100%
118. In hoeverre vindt u het belangrijk inzicht te hebben in de wijze waarop uw ouderdomspensioen is geregeld? Ongew. Aantal
%
Zeer belangrijk
2.583
43%
Redelijk belangrijk
2.868
46%
Niet erg belangrijk
357
6%
63
1%
65
1%
Totaal niet belangrijk Niet van toepassing weet niet/geen mening Totaal
179
3%
6.115
100%
119. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de hoogte van uw toekomstige ouderdomspensioen? Ongew. Aantal
%
Zeer belangrijk
2.890
48%
Redelijk belangrijk
2.625
42%
Niet erg belangrijk
311
5%
65
1%
63
1%
Totaal niet belangrijk Niet van toepassing weet niet/geen mening Totaal
161
3%
6.115
100%
120. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de kosten van uw toekomstige ouderdomspensioen? Ongew. Aantal
%
Zeer belangrijk
2.585
43%
Redelijk belangrijk
2.543
41%
Enigszins belangrijk
639
11%
Totaal niet belangrijk
102
2%
68
1%
Niet van toepassing weet niet/geen mening Totaal
178
3%
6.115
100%
69
121. Hoe belangrijk vindt u het om inzicht te hebben in de invloed van dit soort zaken op uw pensioen? Ongew. Aantal
%
Zeer belangrijk
1.819
31%
Redelijk belangrijk
2.582
42%
Enigszins belangrijk
1.151
18%
Totaal niet belangrijk Niet van toepassing weet niet/geen mening Totaal
242
4%
78
1%
243
4%
6.115
100%
122. In hoeverre verwacht u van uw pensioen rond te kunnen komen? Ongew. Aantal
%
410
7%
Ik verwacht goed rond te kunnen komen van mijn pensioen
1.997
32%
Ik verwacht redelijk rond te kunnen komen van mijn pensioen
2.328
39%
704
11%
Ik verwacht uitstekend rond te kunnen komen van mijn pensioen
Ik verwacht nauwelijks rond te kunnen komen van mijn pensioen Ik verwacht totaal niet rond te kunnen komen van mijn pensioen
236
4%
weet niet/geen mening
440
6%
6.115
100%
Totaal
123. In hoeverre verwacht u met uw pensioen uw huidige levensstandaard te kunnen voortzetten? Ik verwacht met mijn pensioen mijn huidige levensstandaard Ongew. Aantal
%
346
6%
Goed voort te kunnen zetten
1.896
31%
Redelijk voort te kunnen zetten
2.809
46%
852
14%
Uitstekend voort te kunnen zetten
Nauwelijks voort te kunnen zetten Totaal niet voort te kunnen zetten Totaal
212
4%
6.115
100%
124. Bent u van plan om eerder dan de AOW-leeftijd te stoppen met werken? Ongew. Aantal
%
Ja
1.233
21%
Nee
2.588
43%
weet niet/geen mening
2.294
36%
Totaal
6.115
100%
70
125. Hoe verwacht u nadat u gestopt bent met werken de jaren tot uw ouderdomspensioenuitkering financieel te overbruggen? Pensioen/Prepensioen/VUT
Ongew. Aantal
%
558
47%
Werkloosheidsuitkering of wachtgeldregeling
46
5%
Lijfrente- of koopsompolissen
303
26%
Inkomsten van mijn partner
265
20%
Opbrengst van beleggingen
177
15%
Interen op vermogen
320
26%
WAO-uitkering
44
4%
Bijverdiensten
202
17%
ANW/erfenis/pensioen overleden partner
4
0%
Levensloopregeling
19
2%
Anders, namelijk:
15
1%
weet niet/geen mening
71
5%
1.233
100%
Totaal Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal respondenten
126. Krijgt u een volledige of gedeeltelijke AOW uitkering als u 65 bent? Ongew. Aantal
%
5.109
84%
Ik krijg gedeeltelijke AOW
419
7%
weet niet/geen mening
587
9%
6.115
100%
Ik krijg volledige AOW
Totaal
127. Wat is er financieel (naast uw AOW aanspraak) geregeld als u met pensioen gaat? Niets
Ongew. Aantal
%
845
13%
Ik heb een collectieve pensioenregeling via een werkgever
3.753
64%
Ik heb zelf (buiten een werkgever om) een pensioenvoorziening
1.314
23%
weet niet/geen mening Totaal
853
13%
6.115
100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal respondenten
128. Welk type pensioenregeling heeft u via uw huidige werkgever? Middelloonregeling
Ongew. Aantal
%
1.285
28%
Eindloonregeling of gematigde eindloonregeling
422
9%
Vaste-bedragen-regeling
551
10%
Beschikbare premiestelsel
243
5%
Combinatieregeling Ik heb geen pensioenregeling via mijn huidige werkgever
155
3%
315
6%
60
1%
weet niet/geen mening
2.239
39%
Totaal
5.270
100%
Anders, namelijk:
71
129. Wie voert voor uw werkgever uw huidige werknemerspensioen uit? Een pensioenfonds
Ongew. Aantal
%
3.502
73%
684
14%
Een verzekeraar Anders, namelijk:
45
1%
724
13%
4.955
100%
weet niet/geen mening Totaal
130. Bent u bekend met de hoogte van uw toekomstige ouderdomspensioenuitkering? Ongew. Aantal
%
Ja, ik weet (ongeveer) hoe hoog de toekomstige pensioenuitkering is
3.378
58%
Nee, ik heb geen idee van de hoogte
2.737
42%
Totaal
6.115
100%
131. Bent u bekend met de kosten (premies) van uw toekomstige ouderdomspensioen? Ongew. Aantal
%
Ja, ik weet (ongeveer) hoeveel ik betaal/afdraag voor mijn toekomstige Ouderdomspensioen
3.080
53%
Nee, ik heb geen idee van de kosten
3.035
47%
Totaal
6.115
100%
132. Bevat uw toekomstige ouderdomspensioen een voorziening voor uw eventuele partner als u komt te overlijden? Ja Nee
Ongew. Aantal
%
3.331
58%
979
15%
weet niet/geen mening
1.805
27%
Totaal
6.115
100%
Ongew. Aantal
%
1.958
59%
327
10%
133. Welke vorm heeft uw nabestaandenpensioen? Mijn eventuele partner krijgt een nabestaanden pensioen als ik kom te overlijden, ook wanneer ik op dat moment niet meer deelneem in mijn huidige pensioenregeling Mijn eventuele partner krijgt een nabestaandenpensioen als ik kom te overlijden, maar alleen wanneer ik op dat moment actief deelneem in mijn huidige pensioenregeling weet niet/geen mening
1.046
30%
Totaal
3.331
100%
134. Hoe belangrijk vind u het om een nabestaandenpensioen voor uw eventuele partner te hebben? Ongew. Aantal
%
Zeer belangrijk
2.102
36%
Redelijk belangrijk
2.076
34%
Enigszins belangrijk
903
14%
Totaal niet belangrijk
557
10%
weet niet/geen mening
477
7%
6.115
100%
Totaal
72
134a. Heeft u gebruik gemaakt van mijn pensioenoverzicht.nl? Ja
Ongew. Aantal
%
1.332
23%
Nee, maar ik ben bekend met mijnpensioenoverzicht.nl
2.411
40%
Nee, ik ken mijnpensioenoverzicht.nl niet
2.372
37%
Totaal
6.115
100%
135. Op welke wijze(n) geeft het pensioenfonds u informatie? Jaarlijks pensioenoverzicht Internet Telefonisch
Ongew. Aantal
%
2.959
86%
823
24%
61
2%
Algemene brochure
538
15%
Persoonlijke brief
862
24%
Persoonlijk gesprek
64
2%
Ik ontvang geen informatie van mijn pensioenfonds
66
2%
Anders, namelijk:
43
1%
weet niet/geen mening Totaal
88
2%
3.502
100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal respondenten
136a. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van het pensioenfonds via het jaarlijks pensioenoverzicht? Zeer tevreden Tevreden
Ongew. Aantal
%
439
15%
1.793
61%
575
19%
Ontevreden
90
3%
Zeer ontevreden
18
1%
weet niet/geen mening
44
1%
2.959
100%
Niet tevreden/niet ontevreden
Totaal
136b. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van het pensioenfonds via internet? Ongew. Aantal
%
Zeer tevreden
146
18%
Tevreden
532
64%
Niet tevreden/niet ontevreden
105
13%
Ontevreden Zeer ontevreden weet niet/geen mening Totaal
14
2%
4
1%
22
2%
823
100%
73
136c. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van het pensioenfonds via de telefoon? Ongew. Aantal
%
Zeer tevreden
12
18%
Tevreden
29
52%
Niet tevreden/niet ontevreden
11
16%
Zeer ontevreden
1
2%
weet niet/geen mening
8
12%
61
100%
Totaal
136d. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van het pensioenfonds via algemene brochures? Ongew. Aantal
%
35
7%
Tevreden
311
56%
Niet tevreden/niet ontevreden
148
29%
Zeer tevreden
Ontevreden Zeer ontevreden weet niet/geen mening Totaal
23
5%
4
1%
17
3%
538
100%
136e. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van het pensioenfonds via persoonlijke brieven? Ongew. Aantal
%
Zeer tevreden
136
17%
Tevreden
575
66%
Niet tevreden/niet ontevreden
127
14%
Ontevreden Zeer ontevreden weet niet/geen mening Totaal
14
1%
2
0%
9
1%
863
100%
136f. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van het pensioenfonds via persoonlijke gesprekken? Ongew. Aantal
%
Zeer tevreden
23
38%
Tevreden
32
44%
Niet tevreden/niet ontevreden
4
12%
Ontevreden
1
1%
Zeer ontevreden
1
1%
weet niet/geen mening
3
3%
64
100%
Totaal
74
137. Op welke wijze(n) geeft uw verzekeraar u informatie over uw toekomstige pensioen? Ongew. Aantal
%
Jaarlijks pensioenoverzicht
551
83%
Internet
106
16%
Telefonisch
25
3%
Algemene brochure
59
8%
132
20%
Persoonlijk gesprek
34
5%
Ik ontvang geen informatie van mijn verzekeraar over mijn toekomstige pensioen
13
1%
6
1%
17
2%
684
100%
Persoonlijke brief
Anders, namelijk: weet niet/geen mening Totaal Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal respondenten
138a. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw verzekeraar via het jaarlijks pensioenoverzicht? Ongew. Aantal
%
48
8%
Tevreden
283
51%
Niet tevreden/niet ontevreden
170
32%
Zeer tevreden
Ontevreden Zeer ontevreden weet niet/geen mening Totaal
27
5%
9
2%
15
3%
552
100%
138b. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw verzekeraar via internet? Ongew. Aantal
%
Zeer tevreden
14
16%
Tevreden
52
49%
Niet tevreden/niet ontevreden
32
27%
Ontevreden
5
5%
Zeer ontevreden
1
1%
weet niet/geen mening
2
2%
106
100%
Totaal
138c. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw verzekeraar via de telefoon? Zeer tevreden Tevreden
Ongew. Aantal
%
2
11%
12
47%
Niet tevreden/niet ontevreden
6
22%
Ontevreden
2
7%
weet niet/geen mening
3
14%
25
100%
Totaal
75
138d. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw verzekeraar via algemene brochures? Ongew. Aantal
%
3
5%
Tevreden
24
38%
Niet tevreden/niet ontevreden
25
47%
Ontevreden
5
7%
weet niet/geen mening
2
3%
59
100%
Zeer tevreden
Totaal
138e. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw verzekeraar via persoonlijke brieven? Ongew. Aantal
%
Zeer tevreden
12
8%
Tevreden
75
51%
Niet tevreden/niet ontevreden
32
31%
Ontevreden
7
5%
Zeer ontevreden
1
0%
weet niet/geen mening
5
4%
132
100%
Totaal
138f. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw verzekeraar via persoonlijke gesprekken? Ongew. Aantal
%
Zeer tevreden
16
51%
Tevreden
14
38%
Niet tevreden/niet ontevreden
2
6%
Ontevreden
1
4%
weet niet/geen mening
1
1%
34
100%
Totaal
139. Op welke wijze(n) geeft uw werkgever u informatie over uw toekomstige pensioen? Jaarlijks pensioenoverzicht Internet Telefonisch
Ongew. Aantal
%
2.377
41%
427
7%
56
1%
Algemene brochure
495
8%
Persoonlijke brief
630
11%
Persoonlijk gesprek
214
4%
1.790
32%
Bijeenkomsten
27
1%
Anders, namelijk:
41
1%
690
11%
5.800
100%
Ik ontvang geen informatie van mijn werkgever over mijn toekomstige pensioen
weet niet/geen mening Totaal Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal respondenten
76
140a. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw werkgever via het jaarlijks pensioenoverzicht? Zeer tevreden Tevreden
Ongew. Aantal
%
345
15%
1.400
59%
505
21%
Ontevreden
54
2%
Zeer ontevreden
17
1%
weet niet/geen mening
52
2%
2.373
100%
Niet tevreden/niet ontevreden
Totaal
140b. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw werkgever via internet? Zeer tevreden Tevreden
Ongew. Aantal
%
53
12%
268
63%
76
19%
Ontevreden
9
2%
Zeer ontevreden
5
2%
weet niet/geen mening
6
1%
417
100%
Niet tevreden/niet ontevreden
Totaal
140c. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw werkgever via de telefoon? Ongew. Aantal
%
6
10%
Tevreden
34
59%
Niet tevreden/niet ontevreden
12
26%
Ontevreden
2
2%
Zeer ontevreden
1
2%
weet niet/geen mening
1
2%
56
100%
Zeer tevreden
Totaal
140d. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw werkgever via algemene brochures? Ongew. Aantal
%
16
3%
Tevreden
255
50%
Niet tevreden/niet ontevreden
158
35%
Zeer tevreden
Ontevreden Zeer ontevreden weet niet/geen mening Totaal
40
8%
7
1%
16
3%
492
100%
77
140e. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw werkgever via persoonlijke brieven? Ongew. Aantal
%
76
12%
Tevreden
402
63%
Niet tevreden/niet ontevreden
111
18%
Zeer tevreden
Ontevreden Zeer ontevreden weet niet/geen mening Totaal
18
3%
8
2%
12
2%
627
100%
140f. Hoe tevreden bent u over de informatieverstrekking van uw werkgever via persoonlijke gesprekken? Zeer tevreden Tevreden
Ongew. Aantal
%
47
24%
112
51%
26
15%
Ontevreden
5
2%
Zeer ontevreden
3
2%
Niet tevreden/niet ontevreden
weet niet/geen mening Totaal
16
6%
209
100%
141. Hoe tevreden bent u over de hoogte van uw toekomstige pensioen? Ongew. Aantal
%
282
5%
Tevreden
2.099
35%
Niet tevreden/niet ontevreden
1.919
32%
Ontevreden
522
9%
Zeer ontevreden
161
3%
weet niet/geen mening
1.132
17%
Totaal
6.115
100%
Zeer tevreden
142. Hoe beoordeelt u de kosten van uw toekomstige pensioen? De kosten zijn laag in verhouding tot wat het pensioen oplevert
Ongew. Aantal
%
252
4%
De kosten staan in goede verhouding tot wat het pensioen oplevert
1.797
30%
De kosten zijn hoog in verhouding tot wat het pensioen oplevert
1.539
26%
weet niet/geen mening
2.527
39%
Totaal
6.115
100%
143. Heeft u naar aanleiding van de economische crisis aanvullende informatie ontvangen over uw pensioen van uw pensioenuitvoerder of werkgever? Nee Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn werkgever Ja, ik heb informatie ontvangen van mijn pensioenuitvoerder Anders, namelijk: Totaal Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal respondenten
78
Ongew. Aantal
%
3.245
52%
994
17%
2.152
36%
52
1%
6.115
100%
144. Bent u in de afgelopen maanden als gevolg van de economische crisis op zoek gegaan naar informatie over uw pensioen (hoogte, kosten etc.)? Nee
Ongew. Aantal
%
4.931
80%
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn werkgever
218
4%
Ja, ik heb hierover contact opgenomen met mijn pensioenuitvoerder
251
4%
Ja, ik heb hierover informatie gezocht op internet
776
13%
Anders, namelijk: Totaal
42
1%
6.115
100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal respondenten
145. Verwacht u dat de economische crisis van invloed is op de hoogte van uw toekomstige pensioen? Ongew. Aantal
%
Nee
1.470
25%
Ja, ik verwacht dat mijn pensioen lager zal zijn als gevolg van de economische crisis
3.351
56%
Ja, verwacht dat mijn pensioen hoger zal zijn als gevolg van de economische crisis
92
1%
weet niet/geen mening
1.202
18%
Totaal
6.115
100%
146. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het beperken van eventuele negatieve gevolgen van de economische crisis voor uw pensioen in de eerste plaats moet liggen? Bij mijzelf Bij mijn partner Bij mijn werkgever
Ongew. Aantal
%
975
16%
58
1%
470
8%
Bij mijn pensioenuitvoerder
2.065
35%
Bij de overheid
1.970
32%
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
44
1%
Bij de banken
14
0%
Anders, namelijk bij:
21
0%
weet niet/geen mening Totaal
498
7%
6.115
100%
147. Hoe beoordeelt u het feit dat pensioenen niet (volledig) worden geïndexeerd als gevolg van de economische crisis? Ongew. Aantal
%
Terecht, de lasten van de crisis moet men samen dragen
664
11%
Terecht, de pensioenfondsen hebben geen schuld aan de crisis Niet terecht, de opbrengsten van beleggingen zijn de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds, niet van de pensioengerechtigde
334
5%
3.028
51%
Niet terecht, de overheid zou in dit geval steun moeten verlenen
1.108
17%
Anders, namelijk:
102
2%
weet niet/geen mening
879
13%
6.115
100%
Totaal
79
80
Bijlage 3 Gegevens beroepsbevolking 2010
81
82
Werkzame beroepsbevolking naar leeftijd, geslacht en opleidingsniveau, 2010 Totaal
Jaren 15 tot 20
20 tot 25
25 tot 30
30 tot 35
35 tot 40
40 tot 45
45 tot 50
50 tot 55
55 tot 60
60 tot 65
65 tot 70
70 tot 75
75+
Mannen Basis onderwijs
220
9
9
13
15
20
28
32
33
34
22
3
.
.
Vmbo, mbo 1, avo onderbouw, totaal
782
66
73
62
59
80
98
116
92
80
42
10
4
.
w.o. Vmbo, mbo 1, avo onderbouw
550
29
39
38
39
59
75
89
72
64
34
8
3
.
233
37
34
24
19
21
23
27
20
16
9
2
.
.
1733
30
166
182
190
222
250
228
199
161
81
15
7
2
w.o. avo onderbouw Havo, Vwo, Mbo, totaal Havo, Vwo, Mbo
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
W.o. mbo 2 en 3
571
6
50
58
55
67
81
73
68
66
35
6
4
.
W.o. mbo 4
844
4
62
87
102
121
130
121
101
73
36
6
2
.
W.o. havo, vwo
318
19
55
37
33
33
39
35
30
22
11
2
2
.
Hbo, Wo bachelor
861
.
35
100
108
115
120
122
112
91
48
9
2
.
Wo master, doctor
549
.
5
52
73
77
84
77
74
61
37
6
.
.
Onbekend Totaal
37
.
5
7
5
5
5
4
3
3
.
.
.
.
4182
106
293
417
449
519
585
578
513
429
231
43
15
6
Vrouwen Basis onderwijs
125
6
4
6
5
11
15
20
25
21
10
2
.
.
Vmbo, mbo 1, avo onderbouw, totaal
514
48
39
34
30
44
68
80
72
65
30
3
.
.
w.o. Vmbo, mbo 1, avo onderbouw
293
17
18
20
17
28
42
49
41
41
18
.
.
.
221
31
21
15
13
16
26
31
31
24
12
2
.
.
1445
30
161
155
156
196
227
207
165
106
36
4
.
.
Havo, Vwo, Mbo
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
W.o. mbo 2 en 3
475
5
50
49
42
53
68
73
67
47
16
3
.
.
W.o. mbo 4
677
4
64
79
90
112
117
88
67
41
13
.
.
.
W.o. havo, vwo
292
21
47
26
24
31
42
45
31
17
7
.
.
.
Hbo, Wo bachelor
790
.
53
125
127
108
101
98
90
60
25
2
.
.
Wo master, doctor
386
.
10
60
74
66
57
45
37
23
12
2
.
.
w.o. avo onderbouw Havo, Vwo, Mbo, totaal
Onbekend Totaal
31
.
6
8
5
3
2
2
2
.
.
.
.
.
3290
86
273
388
397
427
470
452
391
276
114
13
3
2
83
Totaal
Jaren 15 tot 20
20 tot 25
25 tot 30
30 tot 35
35 tot 40
40 tot 45
45 tot 50
50 tot 55
55 tot 60
60 tot 65
65 tot 70
70 tot 75
75+
344
14
13
19
20
31
43
52
57
56
31
6
.
.
Vmbo, mbo 1, avo onderbouw, totaal
1296
114
112
97
88
124
166
195
164
144
72
13
5
.
w.o. Vmbo, mbo 1, avo onderbouw
842
46
58
58
57
87
117
138
113
105
51
9
4
.
454
68
55
39
32
37
49
58
51
40
21
4
.
.
3178
60
327
337
345
417
477
435
364
266
118
19
9
3
Mannen en vrouwen Basis onderwijs
w.o. avo onderbouw Havo, Vwo, Mbo, totaal Havo, Vwo, Mbo
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
W.o. mbo 2 en 3
1046
12
99
108
97
121
148
146
135
113
51
9
5
2
W.o. mbo 4
1521
8
126
167
192
233
247
209
167
114
49
7
2
.
610
40
102
63
56
64
81
80
62
39
18
3
2
.
1652
2
87
225
235
222
221
220
202
150
73
10
2
.
934
.
15
112
147
143
141
122
110
85
49
8
2
.
69
.
11
15
9
8
7
6
5
4
.
.
.
.
7472
191
565
805
845
946
1055
1030
903
705
345
56
18
7
W.o. havo, vwo Hbo, Wo bachelor Wo master, doctor Onbekend Totaal Bron: CBS, Enquête beroepsbevolking..
Definitie Centrale Commissie voor de Statistiek, 1991. Een punt (.) in de tabel betekent dat gegevens van voldoende nauwkeurigheid ontbreken; het gaat hierbij om cijfers die afgerond kleiner dan 15.000 zijn in de totaalkolom. In de volgende kolommen betekent een punt (.) in de tabel dat gegevens van voldoende nauwkeurigheid ontbreken; het gaat hierbij om cijfers die afgerond kleiner dan 1.500 zijn.
84
Research voor Beleid Bredewater 26 Postbus 602 2700 MG ZOETERMEER tel: 079 3 222 222 fax: 079 3 222 212 e-mail:
[email protected] www.research.nl
85