1 Toelichting GGOR Schieveen Inleiding Om het GGOR te kunnen bepalen is de GGOR-systematiek gevolgd (zie figuur 1). Op basis van een analyse met een g...
Toelichting GGOR Schieveen Inleiding Om het GGOR te kunnen bepalen is de GGOR-systematiek gevolgd (zie figuur 1). Op basis van een analyse met een grondwatermodel zijn de actuele grondwaterstanden (AGOR) berekend. Daarnaast is een optimale situatie (OGOR) bepaald aan de hand van landgebruik en de daarbij behorende doelen. Hierbij is uitgegaan van de ruimtelijke situatie zoals die in 2015 verwacht wordt, omdat het gebied van Berkel – Pijnacker in de komende periode ruimtelijk sterk verandert. Door de optimale en actuele situatie te vergelijken komen er knelpunten naar voren. Om deze knelpunten op te lossen zijn er oplossingsrichtingen doorgerekend. Vanuit het inzicht in de varianten is in een iteratief proces de gewenste situatie bepaald , oftewel het GGOR. De GGOR leidt tot maatregelen die in vervolgtrajecten (o.a. peilbesluiten) worden uitgevoerd. Figuur 1 GGOR-systematiek
Het GGOR bestaat uit een gewenst grondwaterregime en een gewenst oppervlaktewaterrregime. Het is een streefbeeld voor het waterbeheer. Een belangrijk vervolgtraject is het peilbesluit waarin de peilen worden vastgelegd. Het grondwaterregime wordt weergegeven met een bovengrens en een ondergrens (zie kaart 1 en 2). De reden hiervoor is omdat het grondwater gedurende het jaar fluctueert (figuur 2). Dit zijn geen absolute hoogste en laagste waterstanden maar gemiddelde waarden (zie kader begrippen). Figuur 2 principe seizoensfluctatie grondwaterstand
G G H G GH HG G G G L G GL LG G
G G H G G GH HG G G L G GL LG G
Het Gewenste Oppervlaktewaterregime zijn de peilen in het oppervlaktewatersysteem (kaart 3). Het GGOR is een streefbeeld voor het peilbeheer. Het GGOR voor wat betreft het oppervlaktewaterregime is de basis voor peilbesluiten.
AGOR en knelpunten In figuur 3 en 4 is de AGOR weergegeven (GLG en GHG); de AGOR-peilen zijn opgenomen tabel 1. Deze actuele situatie is gebaseerd op de functies zoals die in 2015 voor deze polder gepland zijn (figuur 5). Bij dit AGOR zijn een aantal aandachtspunten gesignaleerd. Bij dit -
AGOR zijn een aantal aandachtspunten gesignaleerd (zie figuur 6). Grondwater te hoog voor grasland (nr 1) Grondwater te hoog voor bebouwing (nr 2) Grondwater te laag voor natuur (nr 3)
GGOR Het grondwaterregime is voor de ondergrens afgebeeld op kaart 1 en voor de bovengrens op kaart 2. In tabel 1 het Gewenste Oppervlaktewaterregime weergeven samen met het Actueel Oppervlaktewaterregime en de peilen van het vorige peilbesluit. De ligging van de peilgebieden is aangegeven op kaart 3. Tabel 1 Gewenst Oppervlaktewaterregime Schieveen Peilgebied Gewenst Actueel Oppervlaktewater Oppervlaktewater Regime Regime Code Naam [m tov NAP] [m tov NAP] I Hoofdpeilgebied en Vast peil -2.95 Vast peil -2.95 binnenboezem Flexibel peil met II Bovenvaart v.d. Flexibel peil met ondergrens -5.27 Bovenpolder bovengrens -4.87 bovengrens -4.97 (geen ondergrens)
Zomerpeil -5.91 Winterpeil –6.12
Zomerpeil -5.91 Winterpeil –6.12
IV
Zuidelijke deel bebouwingsstrook Oude Bovendijk Oude droogmaking
Flexibel peil met ondergrens -5.30 bovengrens -5.00
Flexibel peil met ondergrens -5.30 bovengrens -5.00
Peil vorig peilbesluit [m tov NAP] Vast peil -2.95 Peilgebied II Zomerpeil -5.50 Winterpeil -5.80 Peilgebied III Zomerpeil -5.70 Winterpeil –6.00 Zomerpeil -5.70 Winterpeil –6.00 Peilgebied III Zomerpeil -5.70 Winterpeil –6.00 Peilgebied IV Zomerpeil -5.30 Winterpeil –5.60 Zomerpeil -5.40 Winterpeil –5.60 Vast peil -4.75 Vast peil -4.75 Peilgebied V Zomerpeil -5.40 Winterpeil –5.60 Peilgebied I Vast peil -2.95 Peilgebied IX Zomerpeil -4.50 Winterpeil –5.75 Peilgebied X Zomerpeil -4.90 Winterpeil –5.20 Zomerpeil -5.20 Winterpeil –5.25 Vast peil -4.70 Peilgebied II Zomerpeil -5.50 Winterpeil –5.80 Peilgebied V Zomerpeil -5.40 Winterpeil –5.60
Er zijn diverse peilwijzigingen nodig vanwege herinrichtingen en geconstateerde aandachtspunten in deze polder. Indien er nog geen definitief inrichtingsplan is, moeten er
interim peilen worden ingesteld. Bij de definitieve inrichting van het natuur- en recreatiegebied wordt aanbevolen de adviezen uit de waterparelstudie over te nemen. Deze houden in dat er een flexibel peilbeheer gekozen dient te worden met een maximum van 10 cm beneden maaiveld. Een minimumpeil is niet noodzakelijk, omdat het uitzakken van de peilen de voorkeur heeft boven het inlaten van water. Peilgebied
Peilwijziging GGOR
Reden peilwijziging
II
Flexibel peil i.p.v. zomer- en winterpeil maximumpeil +113 cm, minimumpeil onbekend Zomerpeil -21 cm en winterpeil -12 cm Flexibel peil i.p.v. zomer- en winterpeil Peil 0 tot +100 cm Flexibel peil i.p.v. zomer- en winterpeil maximumpeil +105 cm, minimumpeil onbekend Vast peil + 25 cm Flexibel peil i.p.v. zomer- en winterpeil maximumpeil +93 cm, minimumpeil onbekend Vast peil - 5 cm
Herinrichting
III IV V
VII VIII
IX X
Herinrichting Herinrichting Herinrichting
Herinrichting Herinrichting
Praktijkpeil, maaivelddaling en grondwater te hoog voor grasland Herinrichting
Flexibel peil i.p.v. zomer- en winterpeil maximumpeil +120 cm, minimumpeil onbekend XI Zomerpeil -4 cm en Praktijkpeil, maaivelddaling en grondwater te hoog voor winterpeil -16 cm grasland XIII Zomerpeil -16 cm en Herinrichting winterpeil -9 cm XIV Zomerpeil -1 cm en Herinrichting winterpeil -12 cm 5 gebieden met afwijkende peil komen in aanmerking voor opheffing
Acties Peilbesluit Het peilbesluit legt de peilen en peilgrenzen vast van de nieuwe inrichting van het gebied. Conform de adviezen van de waterparelstudie dienen de natuurdoeltypen en bijbehorende waterpeilen daarbij gericht te zijn op moerasnatuur. Het peilbesluit biedt tevens gedeeltelijk een oplossing voor enkele aandachtspunten betreffende hoge grondwaterstanden. In peilvakken IX en XI wordt namelijk het praktijkpeil vastgelegd dat is ontstaan als reactie op deze problemen. Daarnaast moet in het peilbesluit een afweging plaats vinden of de aanwezige gebieden met afwijkend peil kunnen voortbestaan. De verkennende berekeningen uit de watergebiedsstudie vormen daarvoor de basis. Acties Waterplan Een potentieel grondwaterknelpunt is op te lossen door in het waterplan de locatie van de maatregelen voor de wateroverlastopgave zodanig te kiezen dat het potentiële grondwaterknelpunt verdwijnt. Het advies is dit aandachtspunt mee te wegen bij de keuze van oplossingsrichtingen voor de wateroverlastopgave. Acties GRP Voor de potentiële grondwaterproblemen op locaties met bebouwing, is het advies de grondwaterstanden te monitoren. Daarmee ontstaat inzicht in de ware aard en omvang van de vermeende problematiek. In zoverre dit nog niet is gebeurd, dient deze actie uitgewerkt te worden in het GRP, als invulling van de gemeentelijke grondwaterzorgplicht.
Acties Meetnet Delfland Het monitoren van grondwaterstanden in landelijke gebieden en natuurgebieden valt onder de verantwoordelijkheid van Delfland. Deze typen locaties met aandachtspunten dienen dus opgenomen te worden in het grondwatermeetnet van Delfland. Begrippen Bij de GGOR-systematiek worden de volgende begrippen gehanteerd: AGOR: Actuele Grond- en Oppervlaktewater Regime, oftewel de huidige waterhuishoudkundige situatie OGOR: Optimale Grond- en Oppervlaktewater Regime, oftewel de normen voor grond- en oppervlaktewater GGOR: Gewenst grond- en oppervlaktewaterregime. De gewenste waterhuishoudkundige staat van het gronden oppervlaktewater (kwalitatief en kwantitatief). Dit is het resultaat van ruimtelijke, maatschappelijke en waterhuishoudkundige afwegingen. GLG: Gemiddelde Laagste Grondwaterstand. Dit is een gangbare maat om de ondergrens van het grondwaterregime mee te beschrijven. Het GLG is het gemiddelde van de drie laagste grondwaterstanden per jaar gedurende de afgelopen 8 jaren, gebaseerd op halfmaandelijkse metingen. De grondwaterstand zal ongeveer 10% van de tijd lager staan dan de GLG. GHG: Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand. Dit is een gangbare maat om de bovengrens van het grondwaterregime mee te beschrijven. Het GHG is het gemiddelde van de drie hoogste grondwaterstanden per jaar gedurende de afgelopen 8 jaren, gebaseerd op halfmaandelijkse metingen. De grondwaterstand zal ongeveer 10% van de tijd hoger staan dan de GHG.