Onderwerp: Feedbacktabel Regeling beheerst beloningsbeleid 2014 (versie OBT) Ontvangen commentaar
DNB analyse
Aanpassing/Toelichting
[…] van mening dat de RBB een doublure is met vrijwel gelijkluidende Europese regels, waaronder die van ESMA en EBA. Wanneer er verschillen zijn in reikwijdte of inhoud, is de vraag welke regels voor gaan.
Onderhavige regels inzake het beloningsbeleid (de Rbb) implementeren de overeenkomstige regels in de artikelen 92 tot en met 96 van de richtlijn kapitaalvereisten (nr. 2013/36/EU). De CEBS guidelines zijn een richtsnoer bij de interpretatie van de richtlijn en geven daarmee een nadere invulling. De ESMA guidelines zijn een richtsnoer bij de interpretatie van de AIFMrichtlijn en zijn dus niet relevant voor naleving van de Rbb.
De toelichting van de Rbb is uitgebreid om meer context te geven.
Verhouding Europese regelgeving
De CRD IV is momenteel nog niet in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd en de Wft en lagere regelgeving zijn nog niet aan CRD IV aangepast. Daarom is het wat ons betreft nog te vroeg nu al de toezichthouderregel aan te passen. Ook is nog onduidelijk hoe de Rbb zich zal verhouden tot de nieuwe richtsnoeren bij CRD IV die in het voorjaar van 2014 door de European Banking Authority ("EBA") zullen worden gepubliceerd. Wij nemen in ieder geval aan dat DNB deze richtsnoeren zorgvuldig zal afwegen bij de implementatie van de Rbb.
De Rbb implementeert juist de overeenkomstige regels in de artikelen 92 tot en met 96 van de richtlijn kapitaalvereisten (nr. 2013/36/EU), ofwel CRD IV. Daarnaast zal het plafond voor de variabele beloning, zoals is opgenomen in artikel 94 lid 1 onderdeel g van de richtlijn, worden geïmplementeerd in de Wft, middels de ‘Implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten’ (Implementatiewet). Dit plafond is het enige artikel uit de richtlijn dat rechtstreeks in de wet zal worden geïmplementeerd. De overige artikelen uit de richtlijn worden middels de Rbb geïmplementeerd. DNB neemt bij het toezicht op naleving van de Rbb door instellingen de CEBS richtsnoeren (Guidelines on remuneration policies and practices) in acht. In 2014 word gewerkt aan herziening van deze richtsnoeren die aansluiten bij de bepalingen van de richtlijn kapitaalvereisten. Zodra de herziene richtsnoeren officieel zijn vastgesteld zullen deze in acht worden genomen bij het toezicht op naleving van de Rbb.
De toelichting van de Rbb is uitgebreid om meer context te geven.
Verhouding toekomstige
De definitieve tekst van het voorontwerp van de Wbfo staat nog niet vast. In lijn met ons commentaar ten aanzien van
Als lidstaat van de EU is Nederland verplicht regels van de richtlijn kapitaalvereisten te
De toelichting van de Rbb is uitgebreid om meer context te geven.
Algemeen Verhouding Europese regelgeving
nationale wetgeving van de Wbfo
nog niet vaststaande Europese regels vinden wij daarom dat het meer voor de hand ligt de Rbb aan te passen nadat de Wbfo vaststaat.
implementeren in nationale wet- en regelgeving. Met de Rbb (alsmede de Implementatiewet) wordt hieraan voldaan. De Wbfo vormt een separaat traject waarbij (onder andere) een meer stringent maximum voor de variabele beloning zal worden uitgewerkt op basis van afspraken uit het regeerakkoord. De Rbb zal opnieuw aangepast worden wanneer de Wbfo in werking treedt.
Verhouding toekomstige nationale wetgeving van de Wbfo
De Wbfo introduceert straks een wettelijk bonusplafond van 20% van de vaste beloning ("20% Cap") voor alle personen die in Nederland werkzaam zijn bij een financiële onderneming. In de toelichting van de Rbb ontbreekt een uitleg van de verhouding van de Rbb tot de toekomstige Wbfo. Uit de Wbfo blijkt dat deze wet de regels van de Rbb en CRD IV niet zal vervangen, en dit terwijl de wetgever met de Wbfo beoogt om een einde te maken aan de "lappendeken" van bestaande wet- en regelgeving op het gebied van beloningen in de financiële sector. Deels zijn bepalingen van de Rbb en CRD IV wel geïntegreerd in de Wbfo, deels ook niet. Dit zal leiden tot samenloop-en afbakeningsvraagstukken en is […] ongewenst. Deels is sprake van overlap tussen de Rbb en de Wbfo; deels is sprake van inconsistentie in het begrippenkader. Hetzelfde geldt ten aanzien van het begrippenkader zoals dat in CRD IV wordt gehanteerd (bijv omschrijving van het variabele beloning). De Wbfo beoogt ook om onderwerpen te regelen die al in de Rbb zijn opgenomen zoals bijvoorbeeld het verbod op gegarandeerde beloning, terugvordering en aanpassing van variabele beloning. Ook worden er verschillende begrippen voor variabele beloning in de Rbb en de Wbfo gebruikt en worden andere eisen gesteld aan bijvoorbeeld de voorwaarden voor een ontslagvergoeding. Praktisch is het niet werkbaar dat de Rbb en de Wbfo deels dezelfde onderwerpen bevatten maar op een andere manier regelen.
De Rbb implementeert de overeenkomstige regels van de richtlijn kapitaalvereisten. Daar inwerkingtreding van de Rbb beoogt wordt per medio 2014 (tegelijkertijd met de Implementatiewet) en inwerkingtreding van de Wbfo wordt beoogt per januari 2015 is er tot die tijd geen verhouding tussen Rbb en Wbfo. De Rbb zal opnieuw aangepast worden wanneer de Wbfo in werking treedt, juist om overlap of inconsistentie te voorkomen.
Het huidige onderscheid tussen Identified Staff en overige medewerkers in de Rbb is na inwerkingtreding van de Wbfo (...) praktisch niet langer werkbaar. Op grond van de Wbfo
De Rbb implementeert overeenkomstige regels van de richtlijn kapitaalvereisten. De implementatie van een maximering van de
Verhouding toekomstige nationale
De toelichting van de Rbb is uitgebreid om meer context te geven.
(Voor inconsistentie bij omschrijving van variabele beloning, zie analyse bij artikel 5.)
Deze opmerking over de Wbfo valt buiten de reikwijdte van consultatie van de Rbb.
wetgeving van de Wbfo
zal immers nog steeds onverkort moeten worden voldaan aan de regels van de Rbb en CRD IV ten opzichte van Identified Staff. Dat betekent dat de strenge restricties van de Rbb en CRD IV (zoals bijvoorbeeld uitstel van betaling en de verplichting om minimaal 50% van de variabele beloning in non-cash instrumenten te betalen) na inwerkingtreding van de Wbfo nog steeds van toepassing zullen zijn op Identified Staff, en dat terwijl de 20% Cap geldt. Nu de 20% Cap een substantiële beperking in variabele beloning tot stand brengt, is toepassing van de strenge restricties niet langer proportioneel.
variabele beloning op 100-200%, middels de Implementatiewet, hangt hiermee samen. De Wbfo vormt een separaat traject waarbij (onder andere) een meer stringent bonusplafond zal worden geïmplementeerd op basis van afspraken uit het regeerakkoord. Genoemd bezwaar is niet aan de orde voor de voorliggende Rbb zolang de Wbfo nog niet van kracht is. Overigens zal de Rbb opnieuw aangepast worden wanneer de Wbfo in werking treedt. Daarnaast zij opgemerkt dat de richtlijn kapitaalvereisten expliciet de ruimte biedt aan lidstaten om de maximering van variabele beloning op enige hoogte onder de 100% te stellen. Niet is in de richtlijn opgenomen dat het vaststellen van een lager maximum een proportionele werking zou hebben op vormen van risico-aanpassing.
Grondslag
In de tekst wordt verwezen naar ‘de Richtlijn Kapitaalvereisten’ en ‘de Verordening Kapitaalvereisten’. Om welke artikelen gaat dit en wat zijn de relevante artikelen uit de Wft?
Beginselen beheerst beloningsbeleid: Algemeen (art 2-5) Artikel 2 De definitie van ‘identified staff’ in art. 2 wijkt bijvoorbeeld af van de criteria van de EBA richtsnoeren. Waarom is dat?
Artikel 2
De definitie van ‘Identified Staff’ wijkt af van de criteria van de EBA richtsnoeren. Omwille van de duidelijkheid geven
Op de laatste pagina van de toelichting van de consultatieversie van de Rbb, is een transponeringstabel opgenomen met daarin de relevante bepalingen uit de richtlijn, te weten artikel 92 tot en met 96. Uit de verordening zijn wegens verwijzing, artikel 52, 63 en 450 van belang voor het beloningsbeleid. Voorts zijn de artikelen 3:17 en 3:17a uit de Wft relevant, evenals artikel 23f van het Besluit prudentiële regels. Het laatstgenoemde artikel is de grondslag voor de Rbb.
De toelichting van de Rbb is uitgebreid om meer context te geven.
De Rbb implementeert hier artikel 92 lid 2 aanhef van de richtlijn kapitaalvereisten.
Het artikel is in lijn gebracht met de bepaling uit de richtlijn.
De Rbb implementeert hier artikel 92 lid 2 aanhef van de richtlijn
Het artikel is in lijn gebracht met de bepaling uit de richtlijn.
wij er de voorkeur aan om aan te sluiten bij de EBA richtsnoeren. Het is niet duidelijk waarom DNB een afwijkende definitie hanteert en handhaaft. Overigens is de formulering van artikel 2 naar onze mening onduidelijk. Wij willen graag de volgende tekstsuggestie doen. Een financiële onderneming voert een beleid, dat voldoet aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3 tot en met 25 van deze regeling, met betrekking tot de beloning van medewerkers van wie de werkzaamheden het risicoprofiel van de financiële onderneming materieel beïnvloeden, inclusief medewerkers die een hogere leidinggevende, risiconemende of controlerende functie uitoefenen, alsmede medewerkers die een beloning ontvangen van tenminste hetzelfde niveau als de medewerkers die een hogere leidinggevende, risiconemende of controlerende functie uitoefenen. Artikel 3
De huidige regeling biedt blijkens de toelichting bij artikel 3 ruimte om een beroep te doen op het proportionaliteitsbeginsel, zodat verzekeraars bij de implementatie rekening kunnen houden met omvang, interne organisatie en aard, reikwijdte en complexiteit van hun activiteiten. Met name kleine verzekeraars maken hier gebruik van. Om verwarring te voorkomen verzoeken wij DNB in de toelichting nadrukkelijk stil te staan bij proportionele toepassing van de regeling.
Het proportionaliteitsbeginsel blijft gelden voor de Rbb.
Proportionaliteit is expliciet opgenomen in artikel 2 van de regeling.
Artikel 5
In artikel 5 zijn definities opgenomen over vaste en variabele beloning. Het is onduidelijk hoe deze zich verhouden tot de definities van vaste en variabele beloning in de voorgestelde Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen en CRD IV, aangezien deze niet exact overeenkomen. Deze onduidelijkheid is onwenselijk. Het is naar de mening van […] beter om te verwijzen naar definities in de hogere regeling, in plaats van een andere formulering te kiezen.
Met dit artikel wordt vrijwel letterlijk de tekst van de richtlijn opgenomen in artikel 92 lid 2, onderdeel g, geïmplementeerd.
-
Daar inwerkingtreding van de Rbb beoogt wordt per medio 2014 (tegelijkertijd met de Implementatiewet) en inwerkingtreding van de Wbfo wordt beoogt per januari 2015 is er tot die tijd geen verhouding tussen Rbb en Wbfo. De Rbb zal opnieuw aangepast worden wanneer de Wbfo in werking treedt, juist om overlap of inconsistentie te voorkomen.
Voor nadere toelichting over de definities vaste en variabele beloning in de Wbfo verwijzen wij naar het feedbackstatement consultatie Wbfo alsmede de Memorie van toelichting bij de Wbfo. Artikel 5
Er worden verschillende begrippen voor vaste en variabele beloning gehanteerd in de Rbb, CRDIV en de Wbfo. Dat leidt tot ongewenste interpretatieverschillen. Daarnaast rijst de vraag hoe dit zich verhoudt tot de nadere richtsnoeren bij CRD IV die in het voorjaar van 2014 door de European Banking Authority ("EBA") zullen worden gepubliceerd. Deze inconsistenties zijn ongewenst en zullen moeten worden verduidelijkt bij de definitieve implementatie van de Rbb. Het zou behulpzaam zijn als de nadere richtsnoeren van EBA bij CRD IV worden afgewacht, zodat in de Rbb kan worden gewaarborgd dat er geen afwijkende begrippen worden gehanteerd.
Met betrekking tot de begrippen voor vaste en variabele beloning: zie analyse artikel 5 hierboven. Er is geen sprake van inconsistentie tussen de richtlijn kapitaalvereisten en de Rbb.
Artikel 5
Voorts dient de koppeling met functieomschrijving en arbeidsvoorwaarden te worden geschrapt. Het moet aan de instellingen zelf overgelaten worden hoe verantwoordelijkheden worden vastgelegd (in functieomschrijvingen, beleidsdocumenten of anderszins). Verder maakt een functieomschrijving geen deel uit van de arbeidsvoorwaarden, zoals het nu in de tekst van artikel 5 is opgenomen.
Met dit artikel wordt vrijwel letterlijk de tekst van de richtlijn opgenomen in artikel 92 lid 2, onderdeel g, geïmplementeerd . Wij onderschrijven dat aan instellingen zelf moet worden overgelaten hoe verantwoordelijkheden worden vastgelegd, in functieomschrijvingen of equivalent. Het gaat om het principe dat het is vastgelegd.
-
Artikel 5
Artikel 5 onder punt 2 is niet accuraat vertaald van CRD IV art 92, g lid ii:
Met dit artikel wordt vrijwel letterlijk de tekst van de richtlijn opgenomen in artikel 92 lid 2, onderdeel g, geïmplementeerd . Het gaat inderdaad om het principe dat additionele prestaties zijn geleverd ten opzichte van wat de functie vereist. De Rbb sluit aan bij de Nederlandse vertaling van de richtlijn.
-
artikel 5, punt 2 “de variabele beloning, die in de eerste plaats een duurzaam en voor risico's gecorrigeerd rendement dient te weerspiegelen, alsook de extra prestaties die zijn geleverd naast de prestaties die staan beschreven in de functieomschrijving die deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden” versus artikel 92, g onder ii: ‘variable remuneration which
-
EBA zal inderdaad naar aanleiding van de gewijzigde regels in de richtlijn, gewijzigde richtsnoeren publiceren. Deze zullen aansluiten bij de nieuwe regels, inconsistenties zijn dan ook niet aan de orde.
should reflect a sustainable and risk adjusted performance as well as performance in excess of that required to fulfill the employee's job description as part of the terms of employment’ Met andere woorden, het zijn niet extra prestaties boven degene die in een functiebeschrijving staan beschreven, het gaat om prestaties boven het niveau van de prestaties die nodig zijn (maar niet noodzakelijkerwijs beschreven zijn) om een functiebeschrijving te realiseren. Artikel 5
Dit laat onverlet dat variabele beloning een onderdeel kan uitmaken van de totale beloning voor het uitoefenen van de functie conform de functiebeschrijving. Bijvoorbeeld omdat een deel van de beloning mee zou moeten kunnen ademen met de bedrijfsresultaten of mede afhankelijk is van collectieve prestaties. Punt 2 is dus niet in lijn met de wijze waarop variabele beloning in de praktijk wordt toegekend en daarmee dus ongewenst.
Beloningscomponenten die afhankelijk zijn van bedrijfsresultaten of mede afhankelijk van collectieve prestaties, zijn vormen van variabele beloning.
-
Artikel 5
Wij willen u graag de volgende tekstsuggestie doen voor artikel 5. Het beloningsbeleid maakt een duidelijk onderscheid tussen criteria ter vaststelling van: 1. de vaste basisbeloning, die in de eerste plaats de relevante werkervaring en organisatorische verantwoordelijkheid dient te weerspiegelen zoals uiteengezet in een functieomschrijving; en 2. de variabele beloning , die in de eerste plaats een duurzaam en voor risico’s gecorrigeerd rendement dient te weerspiegelen, alsook de extra prestaties die zijn geleverd.
De Rbb implementeert hier artikel 92 lid 2 van de richtlijn kapitaalvereisten. Wij wensen aan te sluiten bij de tekst van de richtlijn.
-
De interne toezichthouder is inderdaad verantwoordelijke voor toezicht op de tenuitvoerlegging.
Het artikel is in lijn gebracht met de bepaling uit de richtlijn
Beginselen beheerst beloningsbeleid: Governance (art 6-9) Artikel 6 In deze bepaling is de rol van de interne toezichthouder vastgelegd. In de praktijk zal dit de Raad van Commissarissen zijn. Artikel 6 lid 1 sub c verwijst naar de verantwoordelijkheid voor de “tenuitvoerlegging van het beloningsbeleid.“ In dit verband wijzen wij er op dat deze implementatie niet in overeenstemming is met de Europese regels.
Daarnaast is deze verantwoordelijkheid vanuit Nederlands vennootschapsrechtelijk perspectief niet in overeenstemming met de toezichthoudende functie van de RvC. De bepaling past dus noch in de context van de Europese regels noch in die van de Nederlandse vennootschapsrechtelijke regels. Wij stellen daarom voor in artikel 6 lid 1 sub c van de RBB te verduidelijken dat de RvC het beloningsbeleid van de instelling dient goed te keuren, en verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving daarvan Artikel 7
Ofschoon dit artikel niet nieuw is, dient naar onze mening de zinsnede “zijn onafhankelijk van bedrijfseenheden waar ze toezicht op houden, hebben voldoende gezag, en” te worden geschrapt. Voor zover dit is vereist, is dit elders (in de Wft) geregeld. Het is niet gepast om in het kader van de Rbb algemene eisen te stellen aan de inrichting van de organisatie, die het kader van remuneratie ontstijgen.
Hoe de controle functies zijn ingericht is inderdaad elders in de wet reeds geregeld. Wij zien er echter geen kwaad in dit hier te herhalen mede teneinde consistentie met de bepalingen in de richtlijn kapitaalvereisten omtrent beloningsbeleid te handhaven.
-
Artikel 8 lid 1
Het woord ‘significant’ wordt in dit lid niet gedefinieerd. Art. 3:19 Wft bepaalt dat de RvC van een bank of verzekeraar bestaat uit ten minste 3 leden en veel instellingen kennen een RvC van dergelijke omvang. Bij een RvC van 3 leden lijkt het weinig zinvol een aparte remuneratiecommissie in te stellen. Voorgesteld wordt dan ook een praktischer oplossing te kiezen die aansluit op de Nederlandse Corporate Governance Code: indien een RvC bestaat uit meer dan 4 leden, dan wordt een remuneratiecommissie ingesteld.
De kwalificatie ‘significant’ wordt niet nader ingevuld in de richtlijn kapitaalvereisten, daarmee is het primair aan instellingen zelf om een inschatting te maken wanneer dit criterium voor hen geldt. Het ligt inderdaad niet voor de hand dat een Raad van Toezicht met drie leden een remuneratiecommissie instelt.
-
Artikel 8, lid 5
Aan artikel 8 lid 5 is aan de belangenafweging die de remuneratiecommissie moet doen toegevoegd ‘het algemeen belang’. Dat staat op gespannen voet met de vennootschapsrechtelijke taak van de Raad van Commissarissen, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Het algemeen belang is reeds uitgedrukt in de wetten en regels waaraan de onderneming zich moet houden.
Met dit artikel implementeren we letterlijk de tekst van de richtlijn kapitaalvereisten opgenomen in artikel 95 lid 2. Met deze tekst wordt verdere invulling gegeven aan afwegingen die de remuneratiecommissie dient te maken. Genoemde vereiste staat naar onze mening niet op gespannen voet met de vennootschapsrechtelijke taak van de RvC, maar vult deze juist aan.
-
Artikel 8, lid 5
Hier is aan toegevoegd “algemeen belang”. Dat vinden wij ongewenst. Het staat op gespannen voet met de
Zie hierboven.
-
vennootschapsrechtelijke taak van de RvC. Een dergelijke veelomvattende zorgplicht past bovendien niet bij commerciële marktpartijen als verzekeraars. Hoewel zonneklaar is dat verzekeraars een nutsfunctie vervullen en met het oog daarop extra zorgvuldig moeten handelen, voert het te ver om de zorgplicht van verzekeraars gelijk te schakelen aan de publieke sector. Verzekeraars worden niet gefinancierd uit publieke middelen, zodat zij ook belangen van bijvoorbeeld investeerders in het oog moeten houden. Belangen van investeerders lopen niet altijd parallel met het algemeen belang. Het is onwenselijk dat de voorgenomen regeling iedere belangenafweging bij voorbaat overbodig maakt, zodat wij DNB verzoeken de voorgenomen wijziging te schrappen. Bovendien is een dergelijke vage norm in de praktijk niet toe te passen. Artikel 9
Hier wordt verwezen naar lid 1 maar er volgen geen aanvullende leden in deze bepalingen. De verwijzing naar lid 1 kan hier dus worden geschrapt.
Eens.
De opmaak is aangepast.
Artikel 9
Naar onze mening dient het rechtstreeks toezicht van de remuneratiecommissie zich te beperken tot een beperkte groep van personen, primair de bestuurders van de onderneming. Uitbreiding van deze groep is ongewenst, gelet op de vennootschapsrechtelijke taak van de Raad van Commissarissen.
De Rbb implementeert hier artikel 92 lid 2 sub f van de richtlijn kapitaalvereisten. De verplichting voor de remuneratiecommissie om ook rechtstreeks toe te zien op de beloning van hogere leidinggevende medewerkers is daarnaast niet nieuw. De groep van personen blijft beperkt: het gaat alleen om medewerkers in een hogere functie.
-
Toelichting artikel 9
Toelichting artikel 9 In de toelichting staat “hogere en/of leidinggevende medewerkers”. In de tekst van artikel 9 staat (net als in de Rbb 2011) hoge leidinggevende medewerkers. Wij verzoeken u de tekst van de toelichting in overeenstemming te brengen aan de tekst van de Rbb. Wij vinden het niet gepast om de internal audit functie als interne controle functie te beschrijven. Interne controle is breder.
In zowel tekst als toelichting staat ‘hogere’.
-
De actuariële functie wordt specifiek genoemd voor verzekeraars. Hiermee wordt ten onrechte vooruit gelopen op Solvency II, waar deze verplicht is (nu nog niet). Het kan
De toelichting schept geen verplichting voor verzekeraars om een actuariële functie in te richten. Echter, indien een verzekeraar een
Toelichting artikel 9
De omschrijving van de audit functie als interne controle functie stemt overeen met de definiëring in het Besluit prudentiële regels Wft.
-
zijn dat in de aanloop naar Solvency II verzekeraars nog geen actuariële functie hebben of dat deze nog niet/anders is ingericht dan onder Solvency II zal worden voorgeschreven. Het ligt niet voor de hand om deze nu al, verplicht, onder de Rbb te brengen. Beginselen beheerst beloningsbeleid: Risico aanpassing (art 10-22) Artikel 12 Artikel 12 stelt dat de totale variabele beloning niet de mogelijkheden mag beperken om het toetsingsvermogen, de solvabiliteitsmarge of het eigen vermogen te ‘versterken’. De Wft stelt minimumeisen aan het toetsingsvermogen, de solvabiliteitsmarge en het eigen vermogen van financiële ondernemingen. In welk opzicht dienen instellingen nog rekening te houden met ‘versterking’ van dit vermogen zolang zij voldoen aan de eisen uit de Wft? Welk doel dient dit artikel zolang instellingen voldoen aan Wft kapitaal-en solvabiliteitseisen?
actuariële functie heeft, dan geldt deze functie als een controlefunctie zoals bedoeld in de Rbb.
In dit artikel is een algemeen principe vastgelegd, dat ook al in de Rbb 2011 was opgenomen: het uitkeren van variabele beloningen mag geen belemmering zijn voor een onderneming om haar financiële positie te versterken, om de continuïteit van de onderneming op lange termijn te waarborgen.
Artikel 13 lid 2
In dit artikel wordt het woord ‘gezond’ gebruikt, maar het woord is niet gedefinieerd. Wij gaan ervan uit dat instellingen beschikken over adequate kapitaals-en solvabiliteitsposities zolang zij aan de relevante Wft eisen voldoen. Wat wordt beoogd met opnemen van het woord ‘gezond’?
Vastgelegd wordt dat het uitkeren van deze gegarandeerde variabele beloningen geen afbreuk mag doen aan de continuïteit van de onderneming op lange termijn.
-
Artikel 13
Artikel 13 is reeds opgenomen in artikel 94 CRD IV. Wat wordt beoogd met herhaalde opneming in de Rbb?
De gehele Rbb is een implementatie van bepalingen uit de Richtlijn (zie conversietabel aan het einde van het consultatiedocument).
-
Artikel 13
Artikel 13 Het eerste lid is nieuw en is in tegenspraak met de mogelijkheid die lid 2 biedt. Lid 2 impliceert dat een gegarandeerde variabele beloning niet in alle gevallen in strijd is met gezond risicobeheer of het loon-naar-prestatie beginsel.
Het tweede lid biedt een uitzondering bij indienstneming van nieuwe medewerkers, die in het eerste jaar een ‘gegarandeerde’ variabele beloning mogen krijgen.
-
Artikel 13
In het artikel staat aangegeven dat een gegarandeerde variabele beloning taboe is. Is een retentiebonus dan ook uitgesloten of is dat niet de bedoeling van DNB? In het wetsvoorstel Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen is in artikel 1:125 lid 2 onder bepaalde voorwaarden een uitzondering opgenomen voor de
Een retentiebeloning is een variabele beloning en daarmee toegestaan, mits ze aan alle vereisten van de Rbb voldoet. DNB volgt hiermee de lijn van de EBA, die in september 2013 een Q&A over retentiebeloningen publiceerde.
-
retentiebonus. Wij verzoeken DNB bij het wetsvoorstel aan te sluiten.
Het wetsvoorstel voor de Wbfo bevat inderdaad een artikel dat nadere specifieke eisen stelt aan retentiebeloningen (artikel 1:123). Bij inwerkingtreding van de Wbfo zal de Rbb worden aangepast.
Artikel 15 lid 1
Wat wordt bedoeld met ‘voldoende hoog’? Omvang van de vaste component van de beloning is –binnen de geldende wettelijke regels- in principe een zaak tussen werkgever en werknemer.
De kwalificatie ‘voldoende hoog’ wordt niet nader ingevuld in de richtlijn kapitaalvereisten. Het is primair aan instellingen zelf om in overleg met de werknemer te bepalen wat een passende beloning is. Het principe dat hier wordt vastgelegd is dat de vaste component een voldoende groot aandeel moet hebben in de totaal te behalen maximale beloning om de vrijheid te behouden voor de onderneming om volledig af te zien van uitbetaling van de variabele component.
-
Artikel 15 lid 2
CRD IV en de Wbfo stellen dat de ratio vast: variabel respectievelijk maximaal 1:1 of 1:0,20 mag zijn. Zolang ondernemingen deze regels toepassen, zou sprake moeten zijn van ‘passend’. Onduidelijk is wat met deze regel wordt beoogd.
Binnen het gestelde bonusplafond, voorlopig 100-200% van de vaste beloning, geldt nog steeds het criterium dat de verhouding tussen vaste en variabele beloning passend moet zijn: hiermee wordt bedoeld dat instellingen, binnen de limiet die het bonusplafond stelt, zelf een verhouding tussen vaste en variabele beloning vaststellen die past bij elke specifieke functie/groep van functies.
-
Artikel 16 lid 1
Waarom moeten in de Rbb aparte begrippen en definities worden opgenomen die mogelijk tot interpretatiegeschillen kunnen leiden met het arbeidsrecht? Dat leidt mogelijk tot onwenselijke gevolgen in de praktijk.
Ook in het Burgerlijk Wetboek zijn bepalingen over ontslagvergoedingen opgenomen. Het artikel uit de Rbb conflicteert niet met deze bepalingen en met de verwijzing naar onbetamelijk gedrag grijpt het artikel terug op een in artikel 3:17 van de Wft opgenomen bestaande term.
-
Artikel 16 lid 1
Ook hier rijst de vraag hoe deze bepaling zich verhoudt tot de vereisten voor een ontslagvergoeding in de Wbfo (artikel 1:126); daar wordt gesproken van verwijtbaar tekortschieten in de vervulling van zijn functie (artikel 1:126 lid 1 sub b) en falen van de onderneming (artikel 1:126 lid 1 sub c) en
De Wbfo bevat inderdaad een specifiek artikel over ontslagvergoedingen. Bij inwerkingtreding van de Wbfo zal de Rbb opnieuw worden aangepast. Bepaalde artikelen uit de Rbb zullen hierbij verdwijnen, wanneer zij vervangen
-
geldt voor bestuurders een maximum van 100% van het vaste jaarsalaris.
worden door vergelijkbare bepalingen in de Wbfo.
Artikel 16 lid 1
Tot slot vragen wij hier ook aandacht voor de vereisten die in de Wbfo worden gehanteerd voor de ontslagvergoeding. Die staan op gespannen voet met de eis van artikel 16 lid 1 […] (nu ook reeds opgenomen in de RBB) dat de hoogte van een ontslagvergoeding in lijn moet zijn met de "in de loop der tijd gerealiseerde prestaties". Een vertrekvergoeding wordt immers in de Wbfo als variabele beloning aangemerkt als prestaties uit het verleden en bereikte doelen worden meegewogen. Dat zou geïnterpreteerd kunnen worden dat de 20% bonus cap van toepassing is.
Daar inwerkingtreding van de Rbb beoogt wordt per medio 2014 (tegelijkertijd met de Implementatiewet) en inwerkingtreding van de Wbfo wordt beoogt per januari 2015 is er tot die tijd geen verhouding tussen Rbb en Wbfo. De Rbb zal opnieuw aangepast worden wanneer de Wbfo in werking treedt, juist om overlap of inconsistentie te voorkomen.
Deze opmerking over de Wbfo valt buiten de reikwijdte van consultatie van de Rbb.
Artikel 16 lid 1
Naar onze mening is het niet gepast om de vage norm “onbetamelijk gedrag” op te nemen in de Rbb. Hoe wil DNB op een dergelijke vage, niet nader geconcretiseerde norm toezicht houden?
Met dit artikel implementeert DNB letterlijk artikel 94 lid 1 onderdeel h van de Richtlijn. De norm ‘onbetamelijk gedrag’ is niet nieuw in financiële toezichtsregels: ze maakt bijvoorbeeld onderdeel uit van de brede norm voor een beheerste en integere bedrijfsvoering, zoals geformuleerd in artikel 3:17. Een financiële onderneming maakt daarnaast altijd zelf een afweging over de mate waarin een ontslagvergoeding passend is in een specifieke situatie.
-
Artikel 16 lid 2
Lid 2 van artikel 16 betreft de beloningen in verband met compensatie of het afkopen van contracten uit eerdere dienstbetrekkingen. Wij zouden graag meer helderheid willen vragen over de relatie met het eerste artikellid dat gaat over ontslagvergoedingen. Heeft dit tweede artikellid betrekking op de welkomstvergoeding? Als dat het geval is, dan past het mogelijk beter bij artikel 13, lid 2. Ook hier dient consistentie met de Wbfo te worden gewaarborgd bij de implementatie van de Rbb.
Het tweede lid kan inderdaad beter als zelfstandig lid naar artikel 13 verplaatst worden. Het heeft betrekking op de situatie waarin een nieuwe medewerker door een overstap eventuele uitbetaling van (uitgestelde, variabele) beloning uit een vorige functie misloopt en de werkgever hem/haar hiervoor wil compenseren. Aangezien ook lid 2 van artikel 13 betrekking heeft op nieuwe medewerkers, ligt verplaatsing voor de hand.
Het lid is verplaatst naar artikel 13 lid 3.
Artikel 16 Toelichting
Hierin staat dat het artikel in tegenstelling tot de overige artikelen van toepassing is op elke medewerker. Zoiets zou naar onze mening moeten blijken uit het artikel zelf en niet uit de toelichting.
Dit artikel implementeert artikel 94 lid h en lid i van de Richtlijn en is alleen van toepassing op Identified Staff .
De toelichting is aangepast: de regel geldt alleen voor de categorieën medewerkers zoals gedefinieerd in artikel 2.
Artikel 17 Toelichting
De verwijzing naar de ORSA (en het verplichte gebruik daarvan “verzekeraars dienen….”) is onjuist. Solvency II is nog niet in werking getreden.
Zolang Solvency II nog niet inwerking is getreden is genoemde verplichting inderdaad niet aan de orde.
In de toelichting op artikel 17 is ‘dienen’ vervangen door ‘kunnen’.
Artikel 19 lid 1
Naar onze mening kan het percentage van 60%, dat is opgenomen in dit artikel, worden geschrapt. De norm “bijzonder hoog bedrag” is vaag en zeer subjectief, hetgeen wij ongewenst vinden. Zeker na inwerkingtreding van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen kan de toegevoegde waarde van deze bepaling ter discussie worden gesteld.
-
Artikel 20 lid 3
Typo: b dient c te zijn.
Met dit artikel implementeren we de tekst van de richtlijn opgenomen in artikel 94 lid 1 onderdeel m. Het artikel brengt tot uitdrukking dat het gedeelte van de variabele beloning dat voorwaardelijk wordt toegekend ten minste 40% moet zijn, maar afhankelijk van de hoogte van de variabele beloning ook groter dan dat kan zijn (“ten minste 60%). Eens.
Artikel 20 lid 3
Het is naar onze mening ongewenst om in het algemeen een verband te leggen met “passende normen inzake geschiktheid en betrouwbaarheid door de medewerker”. Criteria van geschiktheid en betrouwbaarheid hebben in zijn algemeenheid geen plek in de context van variabele beloning. Zachte criteria dienen uiteraard te worden meegewogen in de beoordeling van medewerkers. Daarvoor zijn echter andere methoden beschikbaar: namelijk de beoordeling van het algehele functioneren (die onder andere leidt tot een beoordeling of het vaste salaris al dan niet verhoogd wordt) en de malus dan wel de claw back. Deze laatste maatregelen worden op de variabele beloning toegepast indien er een relatie aangetoond wordt tussen onwenselijk gedrag en daardoor te hoog vastgestelde prestaties.
Normen van geschiktheid en betrouwbaarheid worden in de richtlijn kapitaalvereisten inderdaad niet gekoppeld aan beoordeling van de variabele beloning.
Het artikel is in lijn gebracht met de bepaling uit de richtlijn.
De regeling vereist geconsolideerde toepassing. Dit betekent dat een financiële onderneming de regels voor beheerst beloningsbeleid niet alleen op haarzelf toepast maar ook op dochterondernemingen en de moedermaatschappij. De moedermaatschappij dient geconsolideerde toepassing zelf alleen uit te voeren indien zij valt onder de definities als uiteengezet in artikel 1 van de Rbb. Het maakt dus inderdaad uit of
-
Beginselen beheerst beloningsbeleid: Overig (art 23-25) Artikel 24 Hoe verhoudt zich art. 24 tot beheerders van beleggingsinstellingen en ICBEs (die geen fi-nanciële onderneming zijn in de zin van art 1, onderdeel c van deze regeling) die onderdeel uitmaken van een groep waarin zich ook een financiële onderneming bevindt waarop deze regeling wel van toepassing is? Maakt het daarbij nog uit of zo’n financiële onderneming waarvoor deze regeling geldt aan het hoofd van de groep staat, of kan zo’n financiële onderneming ook ‘lager’ in de structuur van de groep ‘hangen’ en er dan toch voor zorgen dat de hele groep onder
De opmaak is aangepast.
Artikel 25
de regeling valt?
een financiële onderneming aan het hoofd staat van de groep of lager in de structuur hangt.
Het lijkt ons wenselijk dat alle publicatieverplichtingen die op het terrein van beloningen gelden voor financiële ondernemingen in één wet worden geïntegreerd. De Wbfo ligt hier dan het meest voor de hand, gelet op de opzet en structuur van deze beoogde wet.
Vooralsnog blijven de publicatieverplichtingen verspreid over artikel 3:174 Wft en artikel 25 van de Rbb.
-
Één van de centrale doelstellingen van de Wbfo is het centraliseren van beloningsregels, het lijkt daarom inderdaad voor de hand te liggen dat ook alle publicatieverplichtingen in de Wbfo worden opgenomen. DNB zal dit bepleiten bij de wetgever. De Rbb zal bij invoering van de Wbfo opnieuw worden aangepast om overlap of inconsistentie te voorkomen.
Overgangs- en slotbepalingen (art 26-27) Artikel 26 Hierin staat aangegeven dat de regeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014 in werking treedt. Dat vinden wij ongewenst. Het staat haaks op rechtszekerheid, leidt tot onnodige extra administratieve lasten voor instellingen en geeft weinig vertrouwen. Financiële ondernemingen behoren een redelijke termijn te krijgen om nieuwe regels in te voeren. Bovendien wordt de terugwerkende kracht gekoppeld aan de invoeringsdatum van de implementatiewet CRD IV, die niet voor verzekeraars geldt.
De nieuwe Rbb zal tegelijkertijd met de Implementatiewet geïmplementeerd worden, wanneer het parlement instemt met deze wet. Dit betekent dat de Rbb niet met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014 in werking zal treden, maar naar verwachting medio 2014. Aan de Rbb moet worden voldaan vanaf het moment dat deze in werking treedt. Indien het beloningsbeleid van de onderneming voorafgaand aan de inwerkingtreding niet voldoet aan het in de Rbb bepaalde, zal de onderneming het beleid tijdig aan moeten passen zodat het alsnog voldoet op het moment dat de Rbb in werking treedt. Aan de onderneming is of zij dit in de loop van het jaar wil regelen of dat zij aan het begin van het jaar hierop heeft voorgesorteerd. De strekking van de nieuwe regels is al sinds geruime tijd bekend: ze zijn een implementatie van Europese regels die al vanaf 1 januari 2014
De datum van in werking treding is aangepast.
geldend zijn. Toelichting algemeen Onderdeel Hierin wordt aangegeven dat de regels van het “Grondslag en consultatiedocument niet conflicteren met bepaalde sectorale reikwijdte van de regels, waaronder Solvency II. Wij betwijfelen of deze regeling” stelling juist is (in ieder geval voor wat betreft verzekeraars).
Risicocorrectie totale pool van beloning
In de betreffende passage geeft DNB uitleg over de reikwijdte van de regels. De regels zijn een letterlijke implementatie van de kapitaalrichtlijn voor banken en beleggingsondernemingen, maar gelden in Nederland daarnaast voor meerdere ondernemingen. De regels beogen adequate beheersing van de risico’s die voortvloeien uit beloningen te waarborgen. In die zin verschillen ze niet van wat in andere richtlijnen wordt beoogd. Toekomstige regels uit de Solvency IIrichtlijn zullen vanzelfsprekend geïmplementeerd worden.
-
In de (artikelsgewijze) toelichting wordt gerefereerd aan de richtlijn solvabiliteit II en de Own Risk and Solvency Assessment, alsof zij reeds in werking zijn getreden. Dat is niet juist. Solvency II is nog niet in werking getreden, de concept uitvoeringsverordening is nog niet eens voor consultatie gepubliceerd. Wij verzoeken DNB de tekst in overeenstemming te brengen met de realiteit (beoogde inwerkingtreding 1 januari 2016).
Zolang Solvency II nog niet inwerking is getreden kunnen hier inderdaad nog geen verplichtingen uit voortvloeien.
In aanvulling op gerelateerd punt hierboven bij het betreffende artikel, wordt de toelichting aangepast. De verwijzing naar de ORSA blijft in aangepaste vorm wel staan in de tekst, aangezien verzekeraars nu al een gedeeltelijke ORSA moeten opstellen.
Onderdeel “De inhoud van de regeling op hoofdlijnen” De passage regels 362 tot en met 369 is erg onduidelijk en gaat er naar onze mening ten onrechte vanuit dat de genoemde contractuele elementen deel uit kunnen maken van de variabele beloning. Dat is naar onze mening niet juist of in ieder geval hoogst theoretisch. Wij stellen voor dit gedeelte uit de toelichting te schrappen. Deze tekst leidt naar onze mening onnodig tot verwarring. Wij willen u graag de volgende tekstsuggestie doen.
In de huidige formulering kunnen de voorbeelden inderdaad verwarring veroorzaken.
De toelichting van de Rbb is op dit punt aangepast.
Het onderscheid tussen de verschillende beloningscomponenten ziet op de vaste beloning, omvattende van het gangbare arbeidsvoorwaardenpakket deel uit makende betalingen, inclusief evenredige reguliere pensioenbijdragen en andere contractuele elementen die deel uitmaken van het gangbare arbeidsvoorwaardenpakket (zoals gezondheidszorg, kinderopvang of evenredige
reguliere pensioenbijdragen), voor zover daarbij geen prestatiecriteria in aanmerking worden genomen, en de variabele beloning, omvattende bijkomende betalingen, of prestatie-afhankelijke voordelen. Ook vallen hieronder andere contractuele elementen die geen deel uitmaken van het gangbare arbeidsvoorwaardenpakket, die afhankelijk worden gesteld van prestatiecriteria. Zowel geldelijke als niet-geldelijke voordelen worden inbegrepen
De volgende organisaties hebben commentaar geleverd: NVB/VVV/DUFAS Door verplaatsing van enkele artikelen in de Rbb zijn de artikelen vernummerd. De hierboven genoemde artikelnummers zijn volgens de consultatieversie van de Rbb. In de tabel hieronder is aangegeven welke artikelen uit de definitieve Rbb corresponderen met de artikelen uit de consultatieversie. Definitief document
Consultatiedocument
Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25
Artikel 1 Artikel 2 Artikel 24 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 23 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 25
Artikel 26 Artikel 27
Artikel 26 Artikel 27