ONDERBOUWING TOELICHTING SPUITZONE
TOELICHTING BESTEMMINGSPLAN Aan de Waalseweg 83 te Tull en ’t Waal is een fruitteeltbedrijf gevestigd. Op de percelen, kadastraal aangeduid als Houten, sectie I, nrs. 333 en 334 (oranje pijl) staan fruitbomen. Op grond van het geldende bestemmingsplan mag het bedrijf voornoemde agrarische activiteit uitoefenen.
Het nu voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van woningen mogelijk aan de rechterzijde van voornoemde percelen (blauwe pijl). In het bestemmingsplan is een groenzone gereserveerd tussen de geplande woningbouw en de percelen met de fruitbomen.
1
Geen wettelijke afstanden tussen percelen met fruitbomen en woningbouw Er zijn in Nederland geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld, zoals fruitbomen, en nabij gelegen woningen.1 De Nederlandse wetgeving met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen is met name gericht op de reductie van de risico’s van het gebruik van deze middelen voor het watermilieu. De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) bevat een toelatingsstelsel voor het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. In deze wet zijn ook bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de bescherming van de gezondheid van de professionele gebruikers en werknemers. Het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij ( Lotv) heeft als doel de reductie van bestrijdingsmiddelen in het water. De afstanden en teeltvrije zones die in het Lozingenbesluit worden genoemd zijn gerelateerd aan het oppervlaktewater. De richtafstanden die zijn opgenomen in de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) hebben geen betrekking op open teelten en zijn evenmin bruikbaar.2 Ditzelfde geldt voor de toepassing van het Besluit landbouw en milieubeheer.3 De in de praktijk gehanteerde vuistregel van 50 meter is indicatief Vanwege het ontbreken van wetgeving is er een in de praktijk gegroeide vuistregel ontstaan die aangeeft dat er een afstand van 50 meter tussen agrarische gronden met open teelten en een voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelig object, zoals een woning, in acht moet worden genomen.4 Bij deze afstand wordt ervan uitgegaan dat enerzijds de bedrijfsvoering van de agrariër niet wordt belemmerd en anderzijds dat er geen nadelige effecten optreden voor de gezondheid van omwonenden. Het is een afstand die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geaccepteerd wordt.5 Het is echter een indicatieve afstand. Dat wil zeggen dat er omstandigheden zijn waarin hiervan kan worden afgeweken. Voor het betrokken bestuursorgaan bestaat er zelfs een onderzoeksplicht6 of er sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van voornoemde afstand rechtvaardigen.7 Zowel bij toepassing van de 50 meter afstand als bij het afwijken daarvan, bestaat een onderzoeksplicht.8 De in acht te nemen afstand in verband met de verwaaiing van spuitvloeistof is onder meer afhankelijk van de toxiciteit van het gewasbeschermingsmiddel, de spuittechnieken die door de teler worden toegepast, de rijsnelheid, een kale boom of een volle bladsituatie van de (fruit)bomen, een (gedeeltelijke) windhaag rondom het perceel en de windrichting.9
1 2 3
4
ABRS 22 juli 2009, zaaknummer 200806481/1/R2.
ABRvS 23 september 2009, zaaknummer 200900570/1/R2. Het Besluit akkerbouwbedrijven en milieubeheer is met ingang van 6 december 2007 ingetrokken door de inwerkingtreding van het Besluit landbouw milieubeheer, ABRVS 23 september 2009, zaaknummer 200805832/1/R1. ABRvS 31 maart 2010, zaaknummer 200904633/1/R2.
5
ABRvS 23 september 2009, 200900570/1/R2. 6 Artikel 3:2 juncto artikel 3:4 Awb en artikel 3.1.6 Bro. 7 ABRS 23 juni 2004, zaaknummer 200400297/1 en ABRS 31 maart 2010, zaaknummer 200904633/1/R2. 8 ABRvS 31 maart 2010, zaaknummer 200904633/1/R2, ABRvS 18 mei 2011, zaaknummer 201001510/1/R, ABRvS 31 augustus 2011, zaaknummer 200909137/1/R3. 9
H.H. Harberink, ‘Spuitzones van boomgaarden en een goede ruimtelijke ordening’, BROT, 2010, nr. 6.
2
Waarom er een kleinere spuitzone kan worden aangehouden Zoals hiervoor is genoemd, is de in de praktijk gebruikte afstand van 50 meter indicatief. Dat betekent dat er onder omstandigheden gemotiveerd van kan worden afgeweken. Hierbij zijn de volgende aspecten relevant: 1. 2. 3. 4. 5.
Wat wordt planologisch mogelijk gemaakt; welke gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt; wat zijn de effecten van de gewasbeschermingsmiddelen voor de mens bij blootstelling; het gebruik van driftreducerende middelen; overheersende windrichting.
In het hierna volgende wordt onderbouwd waarom in dit geval een kleinere spuitzone kan worden aangehouden.
Ad 1 Wat wordt planologisch mogelijk gemaakt Bij het bepalen van de afstand tussen woning en boomgaard, dient te worden gekeken naar wat het bestemmingsplan in juridische zin toelaat. Indien het bestemmingsvlak fruitbomen tot aan de perceelsgrens van de boomgaard mogelijk maakt, dan dient te worden gemeten vanaf de perceelsgrens.10 De geldende bestemming van het naastgelegen perceel laat fruitbomenteelt toe tot op de perceelsgrens. Om die reden dient dan ook te worden gemeten vanaf de perceelsgrens van de fruitteler. In onderhavig bestemmingsplan hebben de percelen met de beoogde woningen de bestemming ‘Wonen’. Bij het bepalen van een spuitzone dient derhalve te worden gemeten vanaf het bestemmingsvlak ‘Wonen’ tot aan het agrarische bestemmingsvlak.
Ad 2 Welke gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt en wanneer Onbekend is welke middelen de fruitteler gebruikt bij het spuiten van de fruitbomen. Om die reden wordt uitgegaan van de gewasbeschermingsmiddelen die in de fruitteelt het meest worden gebruikt. In de fruitteelt worden zowel onkruidbestrijdingsmiddelen (herbiciden), schimmelbestrijdingsmiddelen (fungiciden) als insectenbestrijdingsmiddelen (insecticiden) gebruikt. Dit zijn de middelen Captan 80WG/Malvin WG, Thiram Granuflow, Insegar, Teppeki, Runner en Pirimor. Het meest toxische en risicovolle middel Thiram mag echter per 1 april 2011 niet meer gebruikt worden voor onbedekte fruitteelt, zoals op fruitbomen in de open lucht. Dit middel wordt dan ook in deze onderbouwing buiten beschouwing gelaten. Van belang is ook wanneer deze middelen gebruikt mogen worden: gedurende het hele jaar of gedurende een seizoen, dus zowel op volblad als op kale fruitbomen. Captan mag gedurende het gehele jaar worden gebruikt, dus zowel op kale fruitbomen als bomen met blad. Captan is van bovengenoemde middelen het meest toxisch. Om die reden wordt bij het bepalen van de afstand in dit onderzoek verder uitgegaan van het middel Captan.
Ad 3 Wat zijn de effecten van de gewasbeschermingsmiddelen voor de mens bij blootstelling Uit onderzoek van de Wageningen Universiteit11 blijkt dat de gezondheidsrisico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor omwonenden met name liggen bij opname van stoffen door de huid (dermaal risico). Voor het middel Captan wordt het dermale 10
ABRS 24 juli 2002, 200103400/1. (J.C. van de Zande & M. Wenneker, Driftblootstelling binnen 50 m van de perceelsgrens bij bespuitingen van een fruitboomgaard, PRI 2008).
11
3
blootstellingseindpunt (100%) overschreden bij bespuiting op fruitbomen zonder blad op een afstand van 20 m tot de laatste bomenrij. Hierbij wordt uitgegaan van bespuiting met een standaard dwarsstroomspuit op een boomhoogte van 0-3 m respectievelijk 3-6 m (=104%). Bij het gebruik van een dwarsstroomspuit met driftbeperkende venturi spleetdoppen is het dermale blootstellingseindpunt 76% en wordt het dermale blootstellingspunt (=100) niet overschreden. Bij een windhaag om de bomen vindt er bij beide hoogten in het geheel geen overschrijding van het dermale blootstellingseindpunt plaats. Het dient dan wel te gaan om een in de winter bladhoudende groenhaag. Uit bovengenoemd onderzoek blijkt dat in die situatie – dus een in de winter bladhoudende windhaag - vanaf een afstand van 10 m tot de laatste bomenrij in het geheel geen overschrijding van het dermale blootstellingseindpunt plaatsvindt.
Ad 4 Het gebruik van driftreducerende spuittechnieken Vanwege de aangrenzende sloot is de fruitteler verplicht om emissiebeperkende spuittechnieken te gebruiken. Eveneens dient hij vanwege de hiervoor genoemde wetgeving – het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij – afstand te houden van de aanwezige sloot door middel van een teeltvrije zone. Deze zone bedraagt bij de teelt van appelen en peren tenminste 3 m indien er gebruik wordt gemaakt van driftreducerende spuittechnieken. Op afbeelding 2 is te zien dat fruitteler een teeltvrije zone hanteert. Hoewel deze teeltvrije zone planologisch niet is vastgelegd vergroot het de feitelijke afstand tot de percelen met de beoogde woningbouw.
Afb. 2 sloot met teeltvrije zone gezien vanuit Waalseweg
4
Ad. 5 Overheersende windrichting De meest voorkomende windrichting in de periode 2002-2012 in de regio Houten blijkt de zuidwestelijke te zijn12. Vanwege de westelijke ligging van de percelen met fruitbomen ten opzichte van de geplande woningbouw is het mogelijk dat de spuitnevel gedeeltelijk over de woonpercelen waait.
CONCLUSIE Op basis van het voornoemde wordt geconcludeerd dat in een situatie zonder bladhoudende haag tussen het agrarische perceel en het perceel met de beoogde woningen, een afstand van 20 m volstaat. Met een bladhoudende windhaag is het mogelijk de afstand te verkleinen tot 10 m. Verder dient de fruitteler in verband met wetgeving een teeltvrije zone aan te houden vanaf de watertoevoerende sloot en dient het driftreducerende spuittechnieken te gebruiken. Vanwege de hoofdzakelijk zuidwestelijke windrichting wordt aanbevolen een dichte, in de winter bladhoudende haag aan de rechterzijde van de groenstrook aan te brengen.
BORGING IN BESTEMMINGSPLAN Groenstrook met in de winter bladhoudende haag Hoewel op grond van het voornoemde is geconcludeerd dat een afstand van 20 m volstaat bij gebruik van het meest toxische gewasbeschermingsmiddel en het gebruik van driftbeperkende spuittechnieken door de fruitteler, wordt er vanwege de hoofdzakelijk zuidwestelijke windrichting, in onderhavig bestemmingsplan een groenstrook gereserveerd met een breedte van ongeveer 24 m met aan de westelijke rand van de groenstrook een hoge groene haag. Deze gronden krijgen in het plan de bestemming ‘Agrarisch’. Op deze gronden is het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan. Op de grens van de groenstrook wordt een in de winter bladhoudende haag aangebracht. Deze maatregel is als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de planregels behorende bij de bestemming ‘Wonen’. Dit betekent dat er zonder het aanbrengen van een groenhaag geen woningen mogen worden gebouwd. Op deze manier wordt veiliggesteld dat de agrariër niet beperkt wordt in zijn bedrijfsvoering. Als extra zekerheid kan een privaatrechtelijke overeenkomst met de projectontwikkelaar worden gesloten, met de verplichting dat de groene haag moet worden aangebracht. Bestemming ‘Agrarisch’ Op de verbeelding dient een milieuzone (milieuzone – spuitzone) te worden opgenomen, met als bijbehorende planregel: “het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen is ter plaatse niet toegestaan’. Verder wordt op de verbeelding ten westen van de groenstrook een groene haag aangeduid. Bestemming ‘Wonen’ Aan de bouwregels in het bestemmingsplan wordt toegevoegd dat het bouwen van de woningen mogelijk is, onder de voorwaarde dat een in de winter bladhoudende groenhaag wordt aangebracht met een minimale hoogte van 3 meter, zoals aangeduid op de verbeelding.
12
www.nl.windfinder.com
5
Mocht u nog vragen hebben, neemt u dan telefonisch contact op via telefoonnummer 010 – 320 0759 of per e-mail via
[email protected].
Met vriendelijke groet,
mr. H.H. Harberink (Marian)
6