Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Toelichting
Gemeente De Bilt 29 april 2010 Vastgesteld 9S8260
A COMPANY OF
HASKONING NEDERLAND B.V. RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
George Hintzenweg 85 Postbus 8520 3009 AM Rotterdam +31 (0)10 443 36 66 +31 (0)10 443 36 88
[email protected] www.royalhaskoning.com Arnhem 09122561
Documenttitel
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Toelichting
Verkorte documenttitel
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009
Status
Vastgesteld
Datum
29 april 2010
Projectnaam
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009
Projectnummer
9S8260
Opdrachtgever
Gemeente De Bilt
Referentie
9S8260/R00019/903357/Rott
Telefoon Fax E-mail Internet KvK
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding tot het plan Begrenzing van het plangebied Vigerende regelingen Leeswijzer
1 1 1 1 1
2
BESCHRIJVING PLANGEBIED 2.1 Historische ontwikkeling 2.2 Monumenten 2.3 Ruimtelijke opbouw 2.4 Bevolking 2.5 Wonen 2.6 Voorzieningen 2.7 Bedrijvigheid 2.8 Verkeer
3 3 3 4 8 8 9 11 11
3
BELEIDSKADER 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Intergemeentelijk beleid 3.4 Gemeentelijk beleid
13 13 14 14 15
4
MILIEUASPECTEN 4.1 Hinder door bedrijven 4.2 Luchtkwaliteit 4.3 Geluidhinder 4.4 Bodem 4.5 Externe veiligheid 4.6 Water 4.7 Duurzaam bouwen 4.8 Beschermde natuurwaarden 4.9 Archeologie
17 17 18 19 21 22 23 28 29 29
5
PLANOPZET 5.1 Algemeen 5.2 Hoofdlijnen van de juridische regeling 5.3 Specifieke bestemmingen en aanduidingen 5.4 Ontheffingen en wijzigingsbevoegdheid 5.5 Nadere eisen 5.6 Handhaving
31 31 31 34 36 37 37
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - iii -
29 april 2010
6
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
39
7
OVERLEGRESULTATEN 7.1 Overleg met de bevolking 7.2 Overleg met instanties
41 41 53
BIJLAGEN 1. Ligging plangebied 2. Indeling in deelgebieden 3. Ruimtelijke onderbouwing woningbouw Maartensdijk 4. Bedrijvigheid 5. Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten 6. Notitie verantwoording groepsrisico 7. Archeologische verwachtingswaarden 8. Toelichting Staat van Horeca-activiteiten
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - iv -
Vastgesteld
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding tot het plan Voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor Maartensdijk hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld: • voor de kern Maartensdijk geldt nu één gedetailleerd en verouderd bestemmingsplan; • voor verschillende beleidssectoren is nieuw beleid ontwikkeld, met name op rijksen provinciaal niveau, waarvan de ruimtelijke implicaties moeten worden meegenomen; • op gemeentelijk niveau bestaat de wens om de bestemmingsplannen voor het gemeentelijke grondgebied te actualiseren, waarbij besloten is een zodanige regeling op te stellen, dat veranderingen in de bestaande situatie mogelijk zijn zonder extra of nieuwe procedures; • de in 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening gaat uit van actuele en digitale bestemmingsplannen, waardoor een nieuw bestemmingsplan gewenst is.
1.2
Begrenzing van het plangebied Het plangebied betreft de gehele kern Maartensdijk van de gemeente De Bilt. De begrenzing van het plangebied bestaat globaal gesproken uit de overgang van de kernbebouwing naar het buitengebied en valt samen met de grens van het bestemmingsplan Buitengebied Maartensdijk. In bijlage 1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Het plangebied bevat circa 1.870 woningen en heeft een oppervlak van ruim 177 hectare. Verder is in het plangebied een bedrijventerrein aanwezig en zijn er diverse andere functies te vinden, zoals scholen, sportterreinen, winkels en maatschappelijke voorzieningen.
1.3
Vigerende regelingen Tot het moment dat dit bestemmingsplan van kracht wordt, geldt voor Maartensdijk het bestemmingsplan ‘Maartensdijk Dorp 1996’.
1.4
Leeswijzer In dit hoofdstuk is een eerste algemene indruk van het plangebied geschetst en is de aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. Na een korte schets van de historie en aanwezige monumenten volgt een beschrijving van het gebied aan de hand van acht deelgebieden. Daarna volgt een uitgebreidere toelichting op enkele functionele aspecten, waaronder het wonen, de voorzieningen, de bedrijvigheid en de verkeerssituatie. Hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid van de gemeente en van hogere overheden. In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan diverse omgevingsaspecten. Hier worden enkele sectorale onderwerpen, zoals geluid, bodem, externe veiligheid, water en archeologie nader toegelicht. Het volgende Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott -1-
29 april 2010
hoofdstuk geeft aan hoe de bestemmingsregeling is opgebouwd en welke keuzen daaraan ten grondslag liggen. De economische uitvoerbaarheid wordt aangetoond in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 ten slotte zijn de overlegresultaten genoemd. Hier staat een samenvatting en beantwoording van de inspraakreacties van de bevolking en de overlegreacties van onder andere de provincie en andere instanties.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 -2-
Vastgesteld
2
BESCHRIJVING PLANGEBIED Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het plangebied. In de eerste paragraaf wordt een overzicht gegeven van de historische ontwikkeling van het gebied. In paragraaf 2.2 staat een overzicht van de aanwezige monumenten. In paragraaf 2.3 wordt de ruimtelijke structuur van Maartensdijk beschreven aan de hand van acht deelgebieden. De rest van het hoofdstuk gaat in op de functionele structuur. Er wordt een toelichting gegeven op de ruimtelijke opbouw van het gebied, op de bevolking, het wonen, de aanwezige voorzieningen, de bedrijvigheid en de verkeerssituatie.
2.1
Historische ontwikkeling Het natuurlijke landschap van Maartensdijk heeft zijn oorsprong in de voorlaatste ijstijd. Het plangebied ligt op de overgang tussen de hogere zandgronden en het lagere veengebied. In de vijftiende en zestiende eeuw werden de gronden van het plangebied ontgonnen. Langs de dwarsweteringen ontstonden nederzettingen. Van oorsprong had de in de 16e eeuw ontwikkelde nederzetting de naam Oostveen. Deze naam is langzaam maar zeker vervangen door Maartensdijk. Geleidelijk is het aantal inwoners toegenomen van 912 in 1759 tot 1708 in 1858. Vanaf het moment dat Maartensdijk een station aan de spoorlijn Utrecht - Hilversum kreeg (1874) steeg het aantal inwoners sterker. In 1900 was het inwonertal gestegen tot 2475. De dorpsuitbreidingen ten zuiden van de lintbebouwing aan de Dorpsweg zijn tot stand gekomen vanaf het interbellum. Voor de Tweede Wereldoorlog had Maartensdijk een overwegend agrarisch karakter, daarna is er meer sprake van een forensendorp.
2.2
Monumenten Binnen het plangebied zijn de in 1941 geplaatste spoorbogen langs de lijn Utrecht Hilversum aangewezen als rijksmonument. Wegens metaalschaarste tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gekozen voor beton. Aan een dergelijke constructie hebben de spoorwegen zich nooit meer gewaagd. Hierdoor is het traject, dat voor een deel binnen het plangebied ligt, uniek te noemen. Daarnaast zijn de volgende rijksmonumenten in het plangebied gelegen: • • • • • • • • • • • • •
Tolakkerweg 219, dependance gemeentehuis; Kon. Wilhelminaweg 9, brandweerkazerne; Dorpsweg nabij nr. 29, 19e eeuws stuwtje; Dorpsweg 38, NH Kerk; Dorpsweg 43, boerderij; Dorpsweg 61, boerderij ‘Koddestein’; Dorpsweg 71, boerderij ‘Vredelust’; Dorpsweg 99, boerderij; Dorpsweg 119, boerderij ‘de Yzere Mortier’; Dorpsweg nabij nr. 141, sluisje; Dorpsweg nabij 171, 175, 19e eeuws sluisje; Dorpsweg 212, pand met laag rieten dak uit de 18e eeuw; Dorpsweg 216, woonhuisje met laag rieten dak uit de 18e eeuw;
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott -3-
29 april 2010
• • •
Dorpsweg 218, woonhuisje met laag rieten dak uit de 18e eeuw; Otto Doornenbalweg 1, pand met laag rieten dak; Otto Doornenbalweg 2, dwarshuis met laag rieten dak.
Verder zijn er nog de volgende gemeentelijke monumenten: • Kon. Wilhelminaweg 1, woonhuis, oorspronkelijk tolhuis; • Dorpsweg 2, woonhuis/agrarisch; • Dorpsweg 19, woonhuis; • Dorpsweg 23, woonhuis/bedrijf; • Dorpsweg 38, catechisatiegebouw bij NH Kerk; • Dorpsweg 40, pastorie bij NH Kerk; • Dorpsweg 50, woonhuis ‘Brandenburg’; • Dorpsweg 86, woonhuis/bedrijf; • Dorpsweg 88, woonhuis/agrarisch; • Dorpsweg 97, woonhuis; • Dorpsweg 117, woonhuis/agrarisch; • Dorpsweg 157, armenhuisje van de NH Kerk; • Dorpsweg 161, armenhuisje van de NH Kerk; • Dorpsweg 163, armenhuisje van de NH Kerk; • Dorpsweg 165, armenhuisje van de NH Kerk; • Dorpsweg 226, woonhuis; • Planetenlaan 42, woonhuis ‘t Veldhuis’. Voor monumenten geldt in het algemeen bescherming van de bestaande situatie en een streven naar herstel in die gevallen waar sprake is van verval. Veranderingen en uitbreidingen mogen uitsluitend van ondergeschikte aard zijn. De monumenten vallen onder de bescherming van de Monumentenwet.
2.3
Ruimtelijke opbouw Door het bovenlokale beleid, neergelegd in o.a. de Nota Ruimte en het streekplan, zijn de thans bestaande grenzen tussen het buitengebied en de kernbebouwing hard. De gemeente De Bilt conformeert zich aan dit uitgangspunt. Het plangebied valt uiteen in acht delen, te weten: 1. Industrieweg; 2. Bovenlokale infrastructuur; 3. Historisch lint; 4. Bedrijven en Groenhorstcollege; 5. Sportvelden en begraafplaats; 6. Centrumgebied; 7. Dorpsuitbreiding jaren ‘40 – ’60; 8. Dorpsuitbreiding jaren ‘70 – ’90. Bijlage 2 geeft een overzicht van de verschillende deelgebieden. Hierna volgt een beschrijving van de acht deelgebieden.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 -4-
Vastgesteld
Deelgebied 1, Industrieweg: Dit gebied wordt gevormd door de lintbebouwing langs de Kon. Wilhelminaweg en de Tolakkerweg en de (bedrijfs)bebouwing langs de hierachter liggende Industrieweg. Het gebied wordt van de kern Maartensdijk gescheiden door de spoorlijn en de rijksweg A27. De infrastructuur en de strokenverkaveling van het terrein bepalen de ligging en vorm van het deelgebied. De Kon. Wilhelminaweg en de Tolakkerweg vormen samen een van oudsher belangrijke verbindingsroute tussen Utrecht en Hilversum. De bebouwing langs deze weg is jonger dan de bebouwing langs de Dorpsweg. Langs de Industrieweg, tussen de Tolakkerweg en het spoor, hebben bedrijven zich gevestigd. De panden in het lint hebben voornamelijk een functie als woning. Langs het lint is ook bedrijvigheid aanwezig, zoals de brandweer en een kwekerij. De bebouwing binnen het deelgebied varieert in leeftijd. De woningen betreffen voornamelijk vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen, alsmede enkele rijenwoningen. Naast een enkele boerderij staan er verder bedrijfspanden. De rooilijn binnen het lint verschilt. Met name langs de Tolakkerweg staan enkele panden verdraaid ten opzichte van de weg. Er staan enkele panden met karakteristieke waarden. Het voormalige gemeentehuis is een opvallend element. De Kon. Wilhelminaweg en de Tolakkerweg vormen samen de provinciale weg N417. Deze weg kende in het jaar 2000 een verkeersintensiteit van ruim 10.000 motorvoertuigen per etmaal binnen het plangebied. Deelgebied 2, Bovenlokale infrastructuur: Dit deelgebied is uitsluitend bedoeld voor het goederen- en personenvervoer. Dit vervoer is bovenlokaal georiënteerd. De snelweg is binnen het plangebied de enige route voor gevaarlijke stoffen. De spoorlijn bestaat uit een dubbel spoor met bermen. Hiervoor is een strook van ruim 30 meter breed beschikbaar. De snelweg A27 bestaat uit 2 x 2 rijstroken met 2 vluchtstroken en bijbehorende bermen. Een strook met een breedte van ± 65 meter is hiervoor gereserveerd. De A27 manifesteert zich als een vreemd element in de dorpsstructuur. Het hoge dijklichaam – ter hoogte van de sportvelden stijgt de snelweg tot een hoogte van ± 5,5 meter ter plaatse van het viaduct over de Dorpsweg – vormt een onderbreking in de lintbebouwing ten koste van het dorpse karakter, van de continuïteit in bebouwde en niet bebouwde ruimten en van de doorzichten naar het open buitengebied. Geluidhinder van wegverkeer beperkt de gebruiksmogelijkheden van de omgeving, ondanks de aanwezigheid van geluidsschermen. De snelweg had in het jaar 2000 een verkeersintensiteit van ± 90.000 motorvoertuigen per etmaal voor het gedeelte binnen het plangebied. Deelgebied 3, Historisch lint: Dit gebied wordt gevormd door de lintbebouwing langs de Dorpsweg. De Dorpsweg heeft nog voor een belangrijk deel een herkenbare karakteristiek van de oorspronkelijke boerderijstrook binnen de hoofdstructuur van de vroegere cope-ontginningen. De weg met aanliggende bebouwing heeft daardoor cultuurhistorische waarde. Waardebepalend is de ruimtelijke hoofdstructuur van de ontginningsdijk, in combinatie met de erfinrichting en de historische boerderijbebouwing. Met name aan de noordzijde is dit nog duidelijk zichtbaar, doordat aan de noordzijde niet tot nauwelijks uitbreiding van de kern heeft plaatsgevonden. Hier zijn de doorkijken naar het open buitengebied nog duidelijk aanwezig. In de ruimtelijke hoofdstructuur speelt de wetering (Praamgracht) een belangrijke rol. Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott -5-
29 april 2010
Langs de Dorpsweg zijn tal van monumenten en beeldbepalende panden terug te vinden. De boerderijen die langs de Dorpsweg zijn terug te vinden, zijn voornamelijk langhuisboerderijen van het ‘Hallehuistype’. De boerderijen staan vrijwel alle vooraan op de kavel, iets van de weg terug en op regelmatige afstanden van elkaar gelegen, met het woongedeelte naar de weg gekeerd en het bedrijfsgedeelte naar het achterliggende land. De boerderijen worden gekenmerkt door één bouwlaag met kap, een lage gootlijn en een flauwe dakhelling. Ondanks dat vele van deze gebouwen niet meer agrarisch worden gebruikt, benadrukken zij wel het agrarische karakter en de beleving van de weg. Daarnaast bevat het lint een aantal oude herenhuizen, maar ook kleinschalige woningen. Er zijn verschillende stijlen zichtbaar, aangezien het lint in de loop van de tijd verdicht en uitgebreid is. In het lint zijn nog enkele voorzieningen aanwezig, zoals een kerk, een bakker, een slagerij en dergelijke. Het bebouwingslint onderscheidt zich duidelijk van de overige bebouwing in de kern. De bebouwing is ouder en gevarieerder en betreft voornamelijk vrijstaande panden op diepe kavels. Hierdoor is de nieuwere bebouwing erachter niet direct zichtbaar. De bebouwing aan de Dorpsweg is noord-zuid georiënteerd en staat hiermee haaks op de Dorpsweg. Het karakter van de weg wordt dus bepaald door de volgende drie aspecten: • doorkijken tussen de bebouwing het buitengebied in; • veel agrarische bedrijfsgebouwen en boerderijen; • Noord/zuid-oriëntatie van de bebouwing haaks op de Dorpsweg. Deelgebied 4, Bedrijven en Groenhorstcollege: Op de overgang van genoemde infrastructuur en de oostelijk gelegen woonbebouwing liggen een aantal bedrijven en een maatschappelijke voorziening. Aan de westkant van de kern Maartensdijk is zo een gebied ontstaan (mede door de invloed van de snelweg) waar uitsluitend bedrijfsfuncties en een maatschappelijke functie voorkomen. De karakteristiek van deze omgeving wordt bepaald door een aantal grootschalige bebouwingsvlakken georiënteerd op de Dierenriem. De uitstraling van de Dierenriem in dit gedeelte van de kern heeft dan ook een vrij grootschalig karakter, zeker in vergelijking met het oostelijk gelegen woongebied. Aan de Dierenriem zijn een metaal- en distributiebedrijf gevestigd. De bedrijfspanden worden omgeven door ruimte voor transportbewegingen (bevoorrading en afvoer van producten), parkeren en buitenopslag. Dit gebied doet hierdoor versteend aan. Tevens is hier het Groenhorstcollege (voor vmbo) gevestigd. Deelgebied 5, Sportvelden en begraafplaats: Aan de zuidwestzijde van het dorp ligt het sportcomplex F.J.H. van Eck. Het complex bevat sportvelden voor diverse takken van sport met kantines. Daarnaast is een locatie waar de scouting is gevestigd met een verenigingsgebouw. Tussen de sportvelden en de woonbebouwing ligt een begraafplaats. En ten slotte ligt ten zuiden van de begraafplaats een volkstuinencomplex. Alle genoemde functies worden ontsloten vanaf de Dierenriem. In het zuiden grenzen deze gronden aan het open buitengebied. Deelgebied 6, Centrumgebied: Aan de oostzijde van dit deelgebied is rond 1996 het nieuwe winkelcentrum ‘Maertensplein’ gerealiseerd op de gronden van een voormalige kwekerij die binnen de kern was gelegen. De aanleiding voor de realisering van een nieuw winkelcentrum was gelegen in het feit dat de verspreid liggende voorzieningen problemen veroorzaakte in 9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 -6-
Vastgesteld
de distributieve structuur binnen de kern. Daarnaast was het winkelaanbod aan de Dorpsweg en het toenmalige winkelcentrum ‘Marijkehof’ van een onvoldoende niveau en de ontwikkelingsmogelijkheden van deze voorzieningen was minimaal. Een nieuwe impuls was noodzakelijk om te komen tot een grotere concentratie van winkelvoorzieningen. Het winkelcentrum ‘Maertensplein’ bestaat uit een tweetal vrij forse bouwmassa’s die gegroepeerd zijn rond een centraal plein. Hierdoor is een herkenbaar en besloten plein ontstaan, welke een duidelijk vormgegeven openbare ruimte vormt. Het plein leent zich bij uitstek voor openluchtactiviteiten. Op straatniveau zijn de winkelvoorzieningen gerealiseerd met daarboven veelal woningen. Aan de noordzijde wordt het plein afgerond door twee appartementengebouwen (zogenaamde urban villa’s). De bebouwing rond het centrale winkelplein is gericht op dit plein. In het midden van het deelgebied is gelijktijdig met eerder genoemd winkelcentrum het zorgcentrum ‘Dijkstaete’ gerealiseerd. In het complex zijn woningen aanwezig en een dienstencentrum. Aan de bewoners kan 24-uurs zorg worden geboden. Met het zorgcentrum wordt een totaalpakket aan voorzieningen voor intra- en extramurale zorg voor ouderen geboden op lokaal niveau. In het westen van dit deelgebied is een aantal maatschappelijke functies aanwezig. Dit zijn: • Rooms-Katholieke Kerk St. Maarten; • basisscholen (openbare basisschool ‘De Kievit’ en christelijke basisschool ‘Martin Luther Kingschool’); • Dorpshuis/sporthal/bibliotheek ‘De Vierstee’. Deelgebied 7, Dorpsuitbreiding jaren ‘40 – ‘60: Dit deel kan worden gekenschetst als een rustige woonomgeving. Betreffend woongebied ligt ten zuiden van het historisch lint en wordt ontsloten vanaf de Dorpsweg. De voornaamste ontsluitingsstraten zijn de Kon. Julianalaan, de Pr. Bernhardlaan en de Molenweg. Rondom de Molenweg en Dr. J.J.F. Steylingweg staat de oudere bebouwing, smalle arbeiderswoningen van het type twee-onder-één-kap, een enkel rijtje en enkele vrijstaande woningen. De overige bebouwing in dit deelgebied is in de jaren zestig gerealiseerd en bestaat voornamelijk uit strakke, rechte woonblokken (rijenwoningen) met een traditionele verkaveling, veelal van twee lagen met een zadeldak evenwijdig aan de straat. Hierop zijn regelmatig dakopbouwen gerealiseerd. De situering van de bebouwing volgt het verkavelingspatroon. Deelgebied 8, Dorpsuitbreiding jaren ‘70 – ‘90: Ook in dit deel is sprake van een rustige woonomgeving. Het westelijke en zuidelijk deel is in de jaren ‘70 van de vorige eeuw gebouwd. De woonwijken volgen de verkavelingsrichting van het veenweidegebied. De verkaveling van de woningen hebben daarentegen geen landschappelijke onderlegger en hebben een introvert karakter. In het midden van dit deelgebied is in de jaren 80 van de vorige eeuw op de voormalige voetbalvelden de woonwijk ‘Molenkamp’ gerealiseerd. De opzet van deze wijk refereert aan molenwieken. Ten slotte zijn in de jaren 90 van de vorige eeuw in het oostelijk deel van het deelgebied de woonwijken Prinsenhof I en II gebouwd. Het deelgebied bestaat voornamelijk uit rijenwoningen. Door de aanwezige voor- en achtertuinen heeft dit deelgebied een zeer groene uitstraling.
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott -7-
29 april 2010
2.4
Bevolking Het plangebied heeft 5.042 inwoners. Dit is ongeveer 12% van de gehele bevolking van de gemeente De Bilt. De bevolkingssamenstelling komt overeen met de samenstelling van de bevolking van de gehele gemeente. Figuur 1 geeft een overzicht van het aantal inwoners in de gemeente De Bilt en het plangebied naar leeftijd. Leeftijd
Gemeente Man
Plangebied Vrouw
Totaal
Procent
Man
Vrouw
Totaal
procent
0 tot 5
1.179
1.172
2.351
5,6
139
159
298
5,9
5 tot 15
2.815
2.627
5.442
13,0
331
318
649
12,9
15 tot 25
2.164
1.983
4.147
9,9
335
281
616
12,2
25 tot 35
1.719
1.824
3.543
8,4
223
242
465
9,2
35 tot 50
4.509
4.967
9.476
22,5
549
591
1.140
22,6
50 tot 65
4.230
4.487
8.717
20,7
521
527
1.048
20,8
65 tot 80
2.450
3.268
5.718
13,6
289
319
608
12,1
853
1.792
2.645
6,3
73
145
218
4,3
19.919
22.120
42.039
100,0
2.460
2.582
5.042
100,0
80 en ouder Totalen
Figuur 1: Aantal inwoners naar leeftijd op 1 januari 2006 (Bron: GBA).
2.5
Wonen Algemeen In het plangebied ‘Maartensdijk’ staan ± 1870 woningen, die verdeeld zijn over verschillende typen van bebouwing. Figuur 2 geeft een beeld van de verschillende typen woningen in de verschillende deelgebieden. De woningdichtheid van het plangebied is circa 20 woningen per hectare. Vrijwel alle indertijd geplande woonbebouwing is gerealiseerd. Er resten geen uitbreidingsmogelijkheden. Gebied
Eengezins Vrij
Deelgebied 1
Meergezins
2 kap 15
Rij, w.o gesch 28
Totaal 18
0
61
Deelgebied 2
1
0
0
0
1
Deelgebied 3
81
94
42
0
217
Deelgebied 4
3
0
0
0
3
Deelgebied 5
0
0
0
0
0
Deelgebied 6
1
0
0
150
151
Deelgebied 7
41
124
498
65
728
Deelgebied 8
36
100
514
60
710
178
346
1.072
275
1.871
Totaal
Figuur 2: Type woningen per deelgebied en totaal op 1 januari 2003.
Woningbouwlocatie voormalige gemeentewerf In het noordoostelijk deel van deelgebied 8 is door het verdwijnen van de voormalige gemeentewerf en de tennisbanen een woningbouwlocatie aanwezig. Ten behoeve van de woningbouw op deze locatie is aparte ruimtelijke onderbouwing geschreven (zie 9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 -8-
Vastgesteld
bijlage 3). Op basis van deze ruimtelijke onderbouwing zijn de bouwvergunningen voor dit project verleend. De ontwikkelaar heeft gezien de huidige marktomstandigheden de wens om minder koopwoningen in de dure prijscategorie en meer in de middeldure prijscategorie te bouwen. Ten zuiden van de woningen aan de Prinses Marijkelaan worden daarom in plaats van de acht halfvrijstaande woningen maximaal twaalf woningen gerealiseerd. Dit verenigt zich met de uitgangspunten en randvoorwaarden in de ruimtelijke onderbouwing.
2.6
Voorzieningen De voorzieningen die in het plangebied voorkomen, zijn te onderscheiden in groenvoorzieningen/openbaar terrein, winkelvoorzieningen, scholen, sportvoorzieningen en overige voorzieningen. Voor al deze voorzieningen is een passende bestemming in dit plan opgenomen. Groenvoorziening/openbaar terrein In het plangebied is de hoeveelheid openbaar groen gemiddeld te noemen. Met name in de deelgebieden 1, 3 en 8 wordt het ‘groene’ buitengebied ervaren. Verder is de parkachtige inrichting ten zuiden van de sporthal als groene lob centraal in de kern met groene uitlopers richting woonwijken een bepalend groenelement binnen het plangebied. Het overige groen bestaat uit de aanwezige laanbeplanting en het privégroen van de tuinen. Winkelvoorzieningen Het aantal voorzieningen in detailhandel en dienstverlening in het plangebied is voldoende groot voor de verzorging op lokaal niveau. Dit is het verzorgingsniveau dat redelijkerwijs bij een inwoneraantal van 5.000 verwacht mag worden. Centraal hierin is het winkelcentrum Maertensplein. In dit winkelcentrum zijn de volgende winkels gevestigd: • supermarkt; • slager; • bakker; • groenteboer; • drogist; • winkel voor huishoudelijke artikelen; • dierenwinkel; • bloemen-/plantenwinkel; • tabak-/kaartenwinkel (Primera). Voorts zijn in het winkelcentrum de volgende dienstverlenende functies te vinden: • bank; • apotheek; • stomerij; • kappers. Naast het winkelcentrum zijn op enkele in de kern verspreide plekken ook winkels te vinden. Genoemd kunnen worden: • kapper, Patrijslaan 16; • woninginrichtingszaak, Dorpsweg 76; Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott -9-
29 april 2010
• • • • • • • •
slager, Dorspweg 106; bakker, Dorpsweg 118; kledingwinkel, Dorpsweg 128; fietsenwinkel, Dorpsweg 156; slijterij, Dorpsweg 158b; doe-het-zelfwinkel, Dorpsweg 170; kledingwinkel, Molenweg 30; galerie, Dorpsweg 198.
Voor het overige is men aangewezen op de hoogwaardige stedelijke voorzieningen van Utrecht, Hilversum en in mindere mate van De Bilt/Bilthoven. Sportvoorzieningen De kern is rijk aan sportaccommodaties. Het complex ‘De Vierstee’ aan de Nachtegaallaan omvat onder meer een sporthal en gymnastieklokaal. Hiervan maken diverse verenigingen gebruik. Op Sportpark Van Eck aan de Dierenriem worden de volgende sporten beoefend: voetbal, tennis, korfbal en squash. Aan de Industrieweg 11a is een sportcentrum gelegen. Het betreft Sport Medisch Gezondheidscentrum Maartensdijk. Horecavoorzieningen In het plangebied zijn de volgende horecavestigingen gelegen: Dorpsweg 12 hotel/café/restaurant (Het Wapen van Maartensdijk); Dorpsweg 126 snackbar/cafetaria (Peets); Dorpsweg 153 restaurant (Zilt & Zoet); Dorpsweg 154 Chinees afhaalcentrum. Maatschappelijke voorzieningen Er kan een onderscheid worden gemaakt in onderwijsvoorzieningen, sociaal-culturele voorzieningen en welzijnsvoorzieningen. Scholen Binnen het plangebied zijn drie basisscholen gevestigd. Twee basisscholen zijn geconcentreerd in een complex aan de Nachtegaallaan vlakbij de Vierstee. Dit zijn de ‘Martin Luther Kingschool’ (MLK) voor algemeen christelijk onderwijs en ‘De Kievit’ voor openbaar onderwijs. De derde basisschool is de ‘School met de Bijbel’ aan de Pr. Irenelaan. Daarnaast is één school voor voortgezet onderwijs aanwezig. Dit is het ‘Groenhorst College’ voor Vmbo. Sociaal-culturele voorzieningen Het plangebied kent de accommodatie de ‘Vierstee’, centraal gelegen in het dorp aan de Nachtegaallaan. Hierin is naast de sporthal ruimte voor sociaal-culturele voorzieningen en de bibliotheek. Langs de Dorpsweg (51) bevindt zich een jongerensociëteit. Het Hervormd Centrum, nabij de Hervormde Kerk aan de Dorpsweg (38) bezit ook een sociaal-culturele functie. Verder zijn in de kern drie kerken gesitueerd, te weten: • Nederlands Hervomde Kerk op Dorpsweg 38; • Ontmoetingskerk (protestants) op Kon. Julianalaan 26; • Rooms-Katholieke St. Maartenkerk op Nachtegaallaan 40.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 10 -
Vastgesteld
De begraafplaats is gelegen aan de Dierenriem, ten oosten van de sportvelden. Welzijnsvoorzieningen Ook voorzieningen voor ouderen zijn aanwezig: zorgcentrum Dijckstate tussen de Pr. Marijkelaan en Merellaan en ouderenwoningen in het complex De Toutenburg aan de Kievitlaan. De medische voorzieningen in Maartensdijk bestaan uit een huisartsenpraktijk in het medisch centrum Hoogmolen op Molenweg 23 en een huisarts op Dierenriem 11. Het kruisgebouw (verloskundigen) is gevestigd op Pr. Marijkelaan 45. Fysiotherapie is te vinden op Melkweg 29. Overige voorzieningen De brandweerkazerne is gevestigd op Kon. Wilhelminaweg 9. Nabij de sportvelden aan de Dierenriem is de locatie van de scoutinggroep.
2.7
Bedrijvigheid Binnen het plangebied bestaat een aantal locaties waarop bedrijven zijn gevestigd. Dit zijn de bedrijventerreinen Industrieweg en Dierenriem. De overige bedrijven zijn over de kern verspreid. In bijlage 4 is een tabel opgenomen met de adressen en de aard van de bedrijfsactiviteiten. Ook de aanwezige kantoren zijn in de bijlage te vinden. Genoemde locaties worden in dit plan passend bestemd. Verder komt beroepsuitoefening aan huis in het plangebied voor. De uitoefening van aan huis verbonden beroep is binnen de woonbestemming toegestaan onder strikte voorwaarden.
2.8
Verkeer In het plangebied ‘Maartensdijk’ is een hoeveelheid aan wegen aanwezig. Deze wegen hebben ieder een eigen functie en zijn in verschillende schaalniveaus te verdelen. Verkeersstructuur De belangrijkste weg in het plangebied is natuurlijk de snelweg A27, maar heeft voor de kern geen directe betekenis. De voornaamste wegen in het plangebied zijn de Kon. Wilhelminaweg, Tolakkerweg, Dorpsweg, Dierenriem, Kievitlaan, Nachtegaallaan, Pr. Marijkelaan en de Kon. Julianalaan. De eerste vier wegen zijn van belang als ontsluitingsweg voor de kern Maartensdijk, waarbij de Dorpsweg en Dierenriem tevens een erfontsluitende functie hebben. De overige wegen, behoudens de woonerven, hebben een 30 km/u-status gekregen. Daarnaast fungeren deze overige wegen voor de ontsluiting van de woningen (bestemmingsverkeer). Op deze wegen speelt het langzaam verkeer een voorname rol. In het bestemmingsplan is het bovengenoemde onderscheid ook aangehouden. De A27 en het ontsluitingsnetwerk heeft een verkeersbestemming gekregen, terwijl de overige wegen als verblijfsgebied zijn bestemd. Openbaar vervoer Binnen het plangebied ligt de spoorlijn Utrecht – Hilversum. Bij Maartensdijk ligt geen station, dus de spoorlijn heeft voor het dorp geen vervoerswaarde. Voor het openbaar Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 11 -
29 april 2010
vervoer zijn de inwoners van Maartensdijk aangewezen op 2 busverbindingen. Dit zijn lijn 58 Hilversum – Zeist, en lijn 138 Utrecht – Maartensdijk – Utrecht. Bij lijn 58 is Maartensdijk soms ook eindbestemming. Voor lijn 58 zijn binnen het plangebied de volgende haltes aanwezig: • Tolakkerweg bij de Industrieweg; • Tolakkerweg bij de rotonde voormalig gemeentehuis; • Dierenriem bij het Groenhorstcollege; • Kievitlaan bij de Valklaan; • Pr. Marijkelaan bij de Fazantlaan; • Pr. Marijkelaan bij de Emmalaan; • Kon. Julianalaan bij de Dorpsweg; • Dorpsweg bij de Tuinlaan. Voor lijn 138 zijn dit de haltes: • Kon. Wilhelminaweg bij de brandweerkazerne; • Kon. Julianalaan bij de Dorpsweg; • Pr. Marijkelaan bij de Emmalaan; • Pr. Marijkelaan bij de Fazantlaan; • Kievitlaan bij de Valklaan; • Dierenriem bij het Groenhorstcollege; • Kon. Wilhelminaweg bij de rotonde voormalig gemeentehuis. Langzaam verkeer Binnen het plangebied is met uitzondering van de ontsluitingswegen geen heel duidelijke fietspadenstructuur aanwezig. Het fietsverkeer is thans grotendeels op het bestaande wegennet aangewezen. Vrijliggende fietspaden zijn aanwezig op de Kon. Wilhelminaweg en Tolakkerweg. Op de Dorpsweg liggen fietsstroken. In het startprogramma ‘Duurzaam Veilig’ is een trend gezet om versneld 30 km/u-zones in Nederland in te richten. Zo ook voor het grootste deel van de wegen binnen het plangebied ‘Maartensdijk’, met uitzondering van de Dorpsweg en een deel van de Dierenriem. In 30 km/u-zones rijden fietsers op de rijbaan. Parkeren Het parkeren binnen het plangebied vindt overwegend op de openbare weg plaats en voor een beperkt deel op eigen terrein, op verspreid liggende parkeerplaatsen dan wel in de aanwezige garageboxen. Voor parkeernormen worden de richtlijnen van het ASVV2004 gevolgd.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 12 -
Vastgesteld
3
BELEIDSKADER In dit hoofdstuk wordt aangegeven met welke beleidsuitgangspunten van het rijk, de provincie, de regio en het eigen gemeentelijk beleid rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van het nieuwe ruimtelijke beleid voor Maartensdijk.
3.1
Rijksbeleid Nota Ruimte Op 23 april 2004 heeft het kabinet Balkenende-II de Nota Ruimte (NR) vastgesteld, die met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) gezien dient te worden als een structuurvisie op rijksniveau. In deze nota is het nationaal ruimtelijk beleid en het nationaal beleid voor de groene ruimte gecombineerd. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 in onder andere de Staatscourant is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. Het centrale motto van de NR is ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’; ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid vloeien daar als algemene uitgangspunten uit voort. De NR heeft vier hoofddoelen: • de versterking van de internationale concurrentiepositie; • de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; • de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; • de borging van de veiligheid. Het plangebied behoort tot het economisch kerngebied regio Utrecht, dat samen met de gebieden Noordvleugel en Zuidvleugel de Randstad Holland vormt – het grootste nationaal stedelijk netwerk in Nederland. De doelstelling van de NR is om de internationale concurrentiepositie van de Randstad Holland als geheel te versterken. De regio Utrecht fungeert door zijn ligging in Nederland als centraal knooppunt van de verbindingen tussen de randstad en een groot deel van het Nederlandse en Europese achterland. Daarmee is de infrastructuur in de regio van essentieel belang voor de landzijdige bereikbaarheid van de beide mainports. Daarnaast is de regio een broedplaats van kennis en talent en een belangrijk centrum van nationaal georiënteerde zakelijke dienstverlening. Waar het woningbouw en locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen betreft, worden in de NR veel verantwoordelijkheden bij de provincies gelegd. Het restrictieve beleid, met de kenmerkende rode contouren, dat in de Vijfde Nota nog voorop stond, is in de NR verlaten. Uitgangspunt is dat voor de natuurlijke bevolkingsaanwas en lokaal georiënteerde bedrijvigheid mag worden gebouwd, mits de kernkwaliteiten van het omliggende gebied niet worden aangetast. Maartensdijk maakt onderdeel uit van een bundelingsgebied dat zich vanaf de stad Utrecht in noord(oost)elijke richting uitstrekt. De provincie dient er voor te zorgen dat de verhouding tussen de binnen deze gebieden gebundelde en de daarbuiten verspreide verstedelijking ten minste gelijk blijft. Het is niet de bedoeling dat de bundelingsgebieden geheel verstedelijken. In deze gebieden ligt wel het accent op verstedelijking, maar er Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 13 -
29 april 2010
moet in samenhang daarmee ook ruimte gepland worden voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw en rekening worden gehouden met cultuur en cultuurhistorie. Vooral in de bundelingsgebieden moeten ‘stad en land’ in onderlinge samenhang worden ontwikkeld. Daarnaast valt het plangebied binnen het nationaal landschap ‘Groene Hart’ en tevens binnen een rijksbufferzone.
3.2
Provinciaal beleid Streekplan Utrecht (2004) Provinciale Staten stelden op 13 december 2004 het Streekplan 2005-2015 vast. Met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt het Streekplan als structuurvisie op provinciaal niveau. De provincie heeft in verband met de inwerkingtreding van de Wro de Beleidslijn Nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee wordt de sturingsfilosofie van de provincie onder de nieuwe wet verwoord. In de beleidslijn wordt duidelijk gemaakt wat van provinciaal belang is. Het streekplan kan zo ook na 1 juli 2008 als beleidskader gebruikt worden. Het oorspronkelijke dorp Maartensdijk is volgens het streekplan geconcentreerd langs de Dorpsweg, als ontginningsbasis in de periode dat dit gebied tot ontwikkeling is gebracht. De dorpsuitbreiding heeft zich in zuidelijke richting voltrokken en langs de noordzijde van de Dorpsweg bevinden zich nog verschillende doorkijken naar het open achterland. Het dorp kan als afgerond worden beschouwd en uitbreiding ligt niet in de rede. Incidenteel zijn inbreidingen en transformaties mogelijk.
3.3
Intergemeentelijk beleid Het Bestuur Regio Utrecht (BRU) heeft een nieuw regionaal structuurplan (RSP) opgesteld voor de planperiode 2005 – 2015, met een doorkijk naar 2030. Dit regionaal structuurplan heeft betrekking op het grondgebied van tien gemeenten, waaronder De Bilt. In het RSP is het plangebied aangeduid als ‘Groenstedelijk/suburbaan milieu’ en voor beperkte delen als ‘Landelijk dorpsmilieu’, ‘Recreatie groen’ en ‘Vitaal platteland’. In een ‘groenstedelijk/suburbaan milieu’ is de woonfunctie dominant en staat deze centraal met een lage graad van functiemenging in een stedelijke omgeving. Er zijn veel grondgebonden woningen met tuin of flatwoningen in een groene setting. De dichtheden variëren tussen 25 en 40 woningen per hectare. Fiets en auto zijn belangrijke vervoermiddelen, alsmede het openbaar vervoer. In een ‘landelijk dorps’ milieu ligt het accent op wonen met een lage graad van functiemenging. De gemiddelde dichtheid ligt tot aan 20 woningen per hectare. De woningvoorraad wordt gekenmerkt door veel laagbouw en vrijstaande woningen met tuin in het luxe segment. De bereikbaarheid per auto domineert boven bereikbaarheid met de fiets of openbaar vervoer. Binnen ‘recreatie groen’ vallen onder andere begraafplaatsen, omvangrijke sportcomplexen en volkstuincomplexen. Het ‘vitaal platteland’ betreft het landelijk gebied met als hoofdfunctie zowel grondgebonden als niet-grondgebonden landbouw. Veel gronden hebben landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en worden gekenmerkt door recreatief medegebruik.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 14 -
Vastgesteld
3.4
Gemeentelijk beleid Het gemeentelijk beleid is voor wat betreft het plangebied ‘Maartensdijk 2009’ gericht op conservering en consolidering. In het plangebied worden geen grootschalige of structuurveranderende ingrepen voorzien. Wel kan nog zeer beperkt woningbouw plaatsvinden op de nog open locatie tussen Molenweg en Dr. Steijlingweg. In het nu nog geldende bestemmingsplan is woningbouw mogelijk door gebruik te maken van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Verkeerscirculatieplan 2002 Verkeerscirculatieplan 2002 (VCP) is opgesteld voor de zes kernen van de gemeente De Bilt, waaronder Maartensdijk. Het plan heeft meerdere functies: beleidsvisie, toetsingskader en maatregelenplan. Nadruk in het VCP ligt op de inrichting van de hoofdstructuur van het wegennet, maar het plan behandelt ook het gehele wegenareaal van De Bilt en biedt bovendien inzicht in de relatie met het aansluitende regionale wegennet. In het VCP worden een aantal zaken vastgelegd, waaronder: • definitieve wegcategorisering; • beleid voor de diverse verkeersdeelnemers en verkeersaspecten; • huidige en gewenste verkeersstructuur; • routering en geleiding van verkeer en • concrete vertaling van bovenstaande zaken naar verkeersmaatregelen of aanbevelingen voor nader onderzoek. Hiermee dient bij de verdere inrichting van de openbare ruimte rekening te worden gehouden, door de genoemde componenten van het VCP als toetsingskader te gebruiken voor gekozen uitgangspunten. In 1997 is het centrum van Maartensdijk (delen van de Nachtegaallaan, Merellaan, Prinses Marijkelaan en Molenweg) volgens ‘duurzaam veilig’ ingericht. In de overige verblijfsgebieden, met uitzondering van de woonerven, gold toen een maximale snelheid van 50 km/uur. Alle verblijfsgebieden zijn inmiddels ingericht als 30 km/uur-zone, met uitzondering van de Dorpsweg en de Dierenriem, waar een maximumsnelheid van 50 km/uur gehandhaafd is. Lokaal Waterplan Gemeente De Bilt Het Lokaal Waterplan De Bilt is een gemeenschappelijk plan van de gemeente De Bilt en van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en is door de besturen van deze instanties vastgesteld in oktober 2002. De provincie Utrecht en de N.V. Hydron Midden-Nederland hebben beide actief geparticipeerd in de planvorming door deel te nemen in de projectgroep, hetgeen geresulteerd heeft in een breed gevormd en gedragen lokaal waterplan. In de waterparagraaf in hoofdstuk 5 van dit bestemmingsplan, zal verder worden ingegaan op het waterbeleid met betrekking tot het plangebied.
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 15 -
29 april 2010
4
MILIEUASPECTEN Dit hoofdstuk geeft een toelichting op enkele omgevingsaspecten van het plangebied. Het gaat zowel om milieutechnische aspecten als luchtkwaliteit en geluidhinder als om bijvoorbeeld archeologie en ecologie. Er wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan hinder door bedrijven, luchtkwaliteit, geluidhinder, bodemkwaliteit, externe veiligheid, water, duurzaam bouwen, ecologie en archeologie. Dit bestemmingsplan ziet in hoofdzaak toe op een regeling voor reeds bestaande of reeds vergunde bebouwing en functies. Ten aanzien van de woningen op de voormalige gemeentewerf wordt verwezen naar de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing (bijlage 3). De toevoeging van drie woningen ten opzichte van het aanvankelijke plan leidt niet tot andere conclusies met betrekking tot de omgevingsaspecten. Omdat het voor het overige gaat om reeds aanwezige functies en bebouwing, wordt in dit hoofdstuk de algemene situatie ten aanzien van de omgevingsaspecten beschreven.
4.1
Hinder door bedrijven In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan hinder door bedrijven in algemene zin. Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder veroorzaken door onaangename geuren, lawaai, stof, trillingen of drukke verkeersbewegingen. Het is daarom wenselijk als bedrijfsactiviteiten op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies zijn gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009). Kader In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies. In figuur 3 zijn de richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur. De bedrijvigheid kan volgens de handreiking van de VNG ingedeeld worden in categorieën die lopen van 1 tot en met 6. Hierbij lopen de richtafstanden uiteen van 0 meter tot 1500 meter. Een uitgebreide toelichting op de gehanteerde Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen als bijlage 5.
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 17 -
29 april 2010
Milieucategorie 1 2 3 4 5 6
Richtafstanden tot ‘rustige woonwijk’ 10 meter 30 meter 50 - 100 meter 200 - 300 meter 500 - 1000 meter 1500 meter
Richtafstanden tot ‘gemengd gebied’ 0 meter 10 meter 30 - 50 meter 100 - 200 meter 300 - 700 meter 1000 meter
Figuur 3: Richtafstanden per milieucategorie
Situatie plangebied Het plangebied kan in de terminologie van de VNG-publicatie getypeerd worden als een rustige woonwijk en kan omschreven worden als een woonwijk waarin het principe van functiescheiding is gevolgd. De woonwijk heeft weinig verkeer en er zijn praktisch geen bedrijven en/of winkels. De woonvlekken zijn vrijwel geheel gescheiden van de werk-, winkel-, en verkeersgebieden. Zoals beschreven in paragraaf 2.7 komen in het plangebied diverse bedrijven voor. In bijlage 4 is per bedrijfsactiviteit de milieucategorie opgenomen. Hieruit blijkt dat in het plangebied komen zeven bedrijven voor in een zwaardere milieucategorie 3.1 en drie in categorie 3.2. Verder komt één bedrijf in categorie 4.2 voor. Het betreft Hostmann Steinberg, waar lak, vernis en inkt geproduceerd wordt. Dit bedrijf bevindt zich aan de Industrieweg. Voor het stellen van nadere eisen aan AMvB-bedrijven heeft het college de ‘Gemeentelijke beleidsregel Geluidsnormering AMvB-inrichtingen – De Bilt’ vastgesteld. Met deze beleidsregel kan de gemeente nadere eisen stellen bij bedrijven de geluidsklachten veroorzaken. Voor bedrijven die vergunningplichtig zijn, worden de geluidsvoorschriften opgesteld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening uit 1998. De geluidsvoorschriften worden hierbij afgerond op eenheden van 5dB(A). De gemeente heeft geen beleid waarin is vastgelegd dat voor zon- en feestdagen strengere geluidsnormen gelden. In de vergunning die wordt afgegeven bij evenementen worden geluidsvoorschriften opgenomen. De gemeente heeft hiervoor geen specifiek evenementenbeleid. Deze voorschriften worden ad hoc opgesteld.
4.2
Luchtkwaliteit Luchtvervuiling is schadelijk voor de volksgezondheid en het milieu. Verkeer, industrie en huishoudens brengen grote hoeveelheden schadelijke stoffen in de lucht. Het doel van de op 15 november 2007 van kracht geworden ‘Wet luchtkwaliteit’, als onderdeel van de Wet milieubeheer’, is mensen te beschermen tegen risico’s van luchtverontreiniging. De wet bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. In de wet is aangegeven in welke gevallen gemeenten en provincies de luchtkwaliteit in kaart moeten brengen en wanneer zij maatregelen dienen te treffen. Nieuw zijn, naast de 9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 18 -
Vastgesteld
wijzigingen in de Wet Luchtkwaliteit, een aantal nieuwe Ministeriële regelingen en Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s). Een van deze nieuwe AmvB’s is de AmvB ‘Niet in Betekende mate' (NIBM). Projecten die ‘niet in betekende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreinigingen hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (in de vorm van grenswaarden). Uit de jaarlijkse rapportages van de gemeente De Bilt, in het kader van de Wet luchtkwaliteit, blijkt dat geen plandrempels worden overschreden op meetpunten bij diverse wegen. De concentratie stikstofdioxide overschrijdt niettemin op een aantal plaatsen de wettelijke grenswaarde. Deze locaties zijn echter niet in de directe nabijheid van het plangebied gelegen. Voor het in Nederland veelvuldig in de lucht aanwezige fijn stof, worden in de gemeente De Bilt geen grenswaarden overschreden. Overigens vermeldt het rapport dat de aanpak van de concentratie fijn stof op landelijk niveau zal moeten gebeuren. Voor andere in de Wet luchtkwaliteit genoemde stoffen worden evenmin grenswaarden overschreden. Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard. Aangezien geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied zijn voorzien, zal de luchtkwaliteit ten gevolge van dit plan niet verslechteren – te meer daar zich geen bekende knelpunten in het plangebied bevinden.
4.3
Geluidhinder Algemeen Geluidhinder is in belangrijke mate bepalend voor de leefkwaliteit en de bouwmogelijkheden. Binnen het plangebied wordt geluidhinder veroorzaakt door rijks-, provinciale en overige wegen, alsmede de spoorlijn Utrecht – Hilversum. In de Wet geluidhinder zijn grenswaarden gesteld waaraan voldaan moet worden. Het betreft voorkeurswaarden en maximale ontheffingswaarden. Het bestemmingsplan voorziet niet in een verdichting van bebouwing, maar in het vastleggen van de bestaande toestand en bestaande bouwrechten. Aan- of verbouw wordt getoetst aan de geldende situatie van de woning. In het plangebied Maartensdijk komen wegen alsmede een spoorlijn voor die in een bepaalde mate zorgen voor geluidhinder. De spoorlijn loopt parallel aan de rijksweg 27. Wegverkeerslawaai In de Wet geluidhinder zijn zones langs wegen aangegeven die beschouwd worden als aandachtsgebieden. Deze zones zijn zodanig bepaald dat er buiten de zone geen geluidsniveaus voorkomen van meer dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Voor een (snel)weg met 4 rijstroken, buitenstedelijk gelegen, is een aandachtszone van 400 meter aan weerszijden vastgesteld. Ongeveer éénderde deel van het plangebied valt binnen deze zone. Wegen met twee rijstroken, gelegen in een stedelijk gebied of binnen de bebouwde kom, waarop een maximum snelheid geldt van 50 km/u of meer, hebben een aandachtszone van 200 meter. Dergelijke wegen betreffen alleen de Tolakkerweg, Kon. Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 19 -
29 april 2010
Wilhelminaweg, Dorpsweg en de Dierenriem in het plangebied. Derhalve is een substantieel deel van het plangebied ook gelegen binnen deze zone. Voor nieuwe ontwikkelingen moet in een dergelijk geval worden getoetst aan het bepaalde in de Wet geluidhinder (Wgh). Alle overige wegen zijn als 30 km/u-gebied dan wel als woonerf ingericht. Voor deze wegen geldt geen zone en dus ook geen toetsingsplicht. Er wordt aangenomen dat door de geringe snelheid van het wegverkeer de geluidbelasting op de gevels onder wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB blijft. Figuur 4 geeft een overzicht van de voorkeurswaarden en maximale ontheffingswaarde zoals deze zijn opgenomen in de Wet geluidhinder. Nieuwe woningen Waarden
Binnenstedelijk
Bestaande woningen/nieuwe weg Buitenstedelijk
Binnenstedelijk
Buitenstedelijk
Voorkeurswaarde
48
48
48
48
Max. ontheffingswaarde
63
53
63
58
Figuur 4: Overzicht grenswaarden wegverkeerslawaai.
In het kader van het bouwbesluit moet bij de aanpassingen aan geluidsgevoelige ruimten welke passen binnen het bestemmingsplan voldaan worden aan een binnenniveau van 33 dB. Dit betekent dat de geluidswering (GA) van het betreffende geveldeel zodanig moet zijn dat deze ten minste gelijk is aan het verschil tussen de cumulatieve gevelbelasting en 33 dB. Indien er sprake is van een saneringssituatie is een binnenwaarde van 43 dB van toepassing. Spoorweglawaai Door het plangebied loopt de spoorlijn Utrecht – Hilversum. Op dit traject is het Besluit geluidhinder spoorwegen (BGS) van toepassing. Voor het plangebied betekent dit een zone van 100 meter aan beide zijden van de spoorlijn, gerekend vanaf de buitenste spoorstaven. De grenswaarden voor spoorweglawaai bestaan eveneens uit een ondergrenswaarde (voorkeurswaarde) en een maximale grenswaarde (maximale ontheffing). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voorkeurswaarden en maximale ontheffingswaarden zoals deze zijn opgenomen in de Wet geluidhinder. Grenswaarde
Bestaande woning/wijziging
Nieuwe woning/nieuw spoor
spoor Voorkeurswaarde
55 dB
55 dB
Maximale ontheffingswaarde
71 dB
68 dB
Figuur 5: Overzicht grenswaarden spoorweglawaai
In het kader van het Bouwbesluit moet bij aanpassingen aan geluidsgevoelige ruimten welke passen binnen het bestemmingsplan voldaan worden aan een binnenniveau van 35 dB. Dit betekent dat de geluidswering (GA) van het betreffende geveldeel zodanig moet zijn dat deze ten minste gelijk is aan het verschil tussen de cumulatieve gevelbelasting en 35 dB. Voor een saneringssituatie is een binnenwaarde van 38 dB van toepassing.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 20 -
Vastgesteld
Cumulatie-effect Op basis van de Wet geluidhinder zijn er geen wettelijke normen voor de toetsing van cumulatief geluid (spoor-, weg-. industrie- en luchtverkeerslawaai). Wel dient conform de Wet geluidhinder aandacht geschonken te worden aan de onderlinge afstemming en samenhang van de onderscheiden te treffen maatregelen. Het onderhavige bestemmingsplan legt slechts de bestaande situatie en bouwrechten vast. Indien aanpassingen aan geluidsgevoelige ruimten plaatsvinden, welke passen binnen het bestemmingsplan en welke zijn gelegen binnen zowel de zone van een weg als de zone van de spoorlijn, dienen deze niet te worden gecumuleerd en dient rekening te worden gehouden met de hoogste gevelbelasting voor de bepaling van de geluidswering(GA) voor het betreffende geveldeel. Nieuwe ontwikkelingen Wanneer geluidsgevoelige locaties zijn gelegen in verschillende geluidszones wordt de geluidsbelasting gecumuleerd. Cumulatie wordt berekend voor de relevante geluidbronnen waarbij de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De rekenmethode voor het cumuleren is beschreven in het ‘Reken en Meetvoorschrift geluidhinder 2006’. De aftrek van artikel 110g van de wet bij wegverkeerslawaai wordt bij deze rekenmethode niet toegepast. Bij het bepalen van de benodigde gevelwering wordt de cumulatieve geluidsbelasting gehanteerd. Dit moet tijdens het ontwerp van de woningen worden gewaarborgd.
4.4
Bodem Algemeen Het is wettelijk geregeld (bouwverordening) dat bouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere eventuele nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. Dit bestemmingsplan ziet niet toe op nieuwe grootschalige bouwactiviteiten. Daarom wordt in deze paragraaf de algemene bodemkwaliteit van het plangebied in kaart gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de bouwaanvraag te worden geweigerd. Bodemverontreinigingssituatie In het gehele gebied kunnen lichte tot matige verontreinigingen met lood en PAK worden aangetroffen in de toplaag van de bodem. Deze ‘diffuse’ verontreiniging komt onder andere door het neerslaan van uitlaatgassen van verkeer en industrie en doordat vroeger aslades van kolenkachels veelal in tuinen werden geleegd. Daarnaast is de bodem ter plaatse van (voormalige) bedrijfslocaties in veel gevallen verontreinigd geraakt door morsen en calamiteiten, maar ook door doelbewuste lozingen in het verleden. Voor het plangebied ‘Maartensdijk 2009’ is op basis van historiografisch onderzoek verder geen bodemverontreiniging bekend. Mocht in incidentele gevallen sprake zijn van Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 21 -
29 april 2010
woningbouw op grond van een bestaande bouwtitel, dan zal voorafgaand aan de realisering daarvan een geschiktheidsverklaring voor het gewenste gebruik moeten worden afgegeven.
4.5
Externe veiligheid Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid rondom opslag, gebruik, productie en transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's dienen aanvaardbaar te blijven. Op grond van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) van het ministerie van BZK zijn gemeenten verplicht risico’s te inventariseren. Het resultaat van deze inventarisatie en de gegevens uit het risicoregister worden getoond op de provinciale risicokaart. De risicokaart biedt een overzicht van de veiligheidsrisico’s, is openbaar en via internet toegankelijk (zie www.risicokaart.nl). De risicokaart is daarmee een belangrijke informatiebron voor burgers die via de risicokaart kunnen zien welke risicovolle bedrijven (LPG-stations, chemische bedrijven of bijvoorbeeld een vuurwerkopslag), transportroutes of buisleidingen in hun directe omgeving liggen. Figuur 6 is een uitsnede van de risicokaart ter plaatse van Maartensdijk. Hierop is te zien dat er binnen het plangebied LPG-installaties aanwezig zijn. Dit valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Dit besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het besluit regelt hoe een gemeente moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het besluit het plaatsgebonden risico (PR) vast en geeft het besluit een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Op grond van beide risico's kunnen gemeenten veiligheidsafstanden rond risicobedrijven bepalen. Wanneer bedrijven te dicht bij bijvoorbeeld woningen staan, zijn maatregelen nodig om toch aan de veiligheidsafstanden te voldoen. In figuur 6 zijn ook de risicocontouren aangegeven. Binnen deze contouren is de kans dat iemand overlijdt als gevolg van een ongeluk met de installatie 1 op een miljoen per jaar, als zich permanent op die locatie bevindt. De afleverinstallatie heeft een contour van 15 meter, het vulpunt heeft een contour van 45 meter en het reservoir een van 25 meter. Binnen deze contouren mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden gebouwd. Met dit bestemmingsplan wordt dat ook niet mogelijk gemaakt. Binnen het invloedsgebied vanwege het groepsrisico (op 150 meter van het vulpunt) wordt wel een uitbreiding van activiteiten mogelijk gemaakt. Het gaat om de uitbreiding van reeds bestaande agrarische activiteiten en de verbreding van een agrarisch bedrijf met een zorgboerderij. In de zorgboerderij zal plaats zijn voor 15 tot 20 personen, die een dagbesteding hebben op de boerderij. Omdat de zorgboerderij gepland is binnen een afstand van 150 meter van het vulpunt, is het groepsrisico nader bepaald en verantwoord (zie bijlage 6). De conclusie is dat het groepsrisico beneden de oriënterende waarde gelegen is. Met een gedegen ontruimingsplan vormt het vulpunt dan ook verder geen belemmering voor de zorgboerderij.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 22 -
Vastgesteld
Snelweg A27 In 2003 is de risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (Rijkswaterstaat, AVV) gepubliceerd. Voor de Provincie Utrecht geeft deze atlas een beeld van de risicosituatie langs de weg voor het jaar 2001. Uit de risicoatlas blijkt dat langs de A27 ter hoogte van Maartensdijk geen PR-contour van 10−6 per jaar wordt gevonden. Er is ter hoogte van Maartensdijk daarom geen sprake van een knelpunt met betrekking tot het PR. Ook wat betreft het GR wordt ter hoogte van Maartensdijk de oriënterende waarde niet overschreden. In het plangebied zijn sinds 2001 geen grote veranderingen opgetreden. Daarom wordt ervan uitgegaan dat deze resultaten representatief zijn voor de huidige situatie. Omdat in het voorliggende bestemmingsplan geen sprake is van een toename van het aantal woningen of voorzieningen, zullen ook in de toekomstige situatie de grenswaarde voor het PR en de oriënterende waarde voor het GR niet worden overschreden.
Figuur 6: Risicokaart Maartensdijk (Bron: provincie Utrecht).
4.6
Water Inleiding Het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen pakken samen de waterproblematiek in Nederland aan. Hiertoe is door deze partijen op 2 juli 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend. De watertoets is verplicht gesteld (met ingang van 1 november 2003 ook wettelijk) voor ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen. Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 23 -
29 april 2010
De watertoets houdt in dat bij ruimtelijke planvorming alle relevante waterhuishoudkundige aspecten worden betrokken. Hiervoor wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders. Het resultaat van de watertoets wordt beschreven in de waterparagraaf van het bestemmingsplan. In het kader van dit bestemmingsplan is er overleg gevoerd met het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het hoogheemraadschap heeft bijgedragen aan deze waterparagraaf. Beheerders Waterstaatkundig gezien ligt het bestemmingsplangebied binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). In het gebied is het HDSR verantwoordelijk voor de waterhuishouding: het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en de waterkeringen. De gemeente is als initiatiefnemer en verantwoordelijke voor de inzameling van afvalwater en afstromend hemelwater bij de inrichting van de waterhuishouding betrokken. De provincie is verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer en beoordeelt het bestemmingsplan. Op waterhuishoudkundig vlak vraagt zij tevens advies van de andere waterbeheerders. Beleid Voor waterbeheer zijn de volgende beleidsnota’s van belang: derde en vierde nota waterhuishouding (ministerie V&W), beleid waterbeheer 21e eeuw (ministerie VROM), provinciaal waterhuishoudingsplan (provincie Utrecht), de Keur, waterbeheersplan 20032007, waterstructuurvisie deel 1 Visie op lange termijn, nota Dempingen, nota Oeverinrichtingen, Rioleringsnota Afkoppeling hemelwater, Beleidsplan secundaire waterkering en beweidingsnota en het Lokaal Waterplan van de gemeente De Bilt. Het beleid is gericht op kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater (schoonwater tracé) en het streven naar een duurzaam watersysteem en -beheer. Vierde nota Waterhuishouding Het streefbeeld van de Vierde Nota Waterhuishouding is een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. In de derde nota is onder de noemer van integraal waterbeheer een nieuwe strategie uitgezet, die als uitgangspunt neemt dat de na te streven doelen voor het waterbeheer alleen door een integrale benadering kunnen worden bereikt. In de vierde nota wordt deze beleidslijn voortgezet en aangepast vanwege nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen recente wateroverlast, voortgaande bodemdaling, de verwachte klimaatverandering en andere factoren. De nota pleit voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij. Deze integrale benadering van water zal uitgangspunt moeten zijn voor ruimtelijke plannen. Waterbeleid voor de 21e eeuw Het kabinet is van mening dat een omslag in het waterbeleid en in het denken over water noodzakelijk is om Nederland de komende eeuw, wat betreft het water, voldoende veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Het kabinetsstandpunt ‘Anders omgaan met water’ kan gezien worden als een verdere concretisering van het thema veiligheid uit de Vierde Nota Waterhuishouding.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 24 -
Vastgesteld
De volgende uitgangspunten staan centraal in het waterbeleid voor de 21e eeuw: • Betere bewustwording creëren onder de bevolking van gevaren en meer draagvlak voor het waterbeleid; • Een andere aanpak voor veiligheid en wateroverlast: • anticiperen in plaats van reageren: • anticiperen op toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling en daarbij rekening houden met de onzekerheid die hiermee is gemoeid; • méér ruimte naast techniek om de gevolgen van zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering op te vangen; • verantwoordelijkheden niet afwentelen op benedenstrooms gelegen regio’s/ de drietrapsstrategie ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ is dan op het niveau van stroomgebieden en deelstroomgebieden het leidende principe; • Ruimte voor water vergroten: Zowel nu als in het licht van de toekomstige ontwikkelingen is meer ruimte nodig in alle delen van het watersysteem om water veilig en zonder veel overlast te kunnen opvangen en afvoeren; • Ruimte voor water behouden: Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe ruimtelijke projecten. Ter bevordering hiervan is een ‘watertoets’ in ruimtelijke plannen verplicht gesteld. Waterbeheersplan 2003-2007, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Het waterbeheersplan is een uitwerking van de doelstellingen die op Europees, nationaal en provinciaal niveau zijn geformuleerd. Het plan sluit goed aan op de vierde Nota Waterhuishouding en de provinciale plannen op het gebied van water en milieu. Verder is in het plan rekening gehouden met diverse visies op veranderd waterbeheer. Ten eerste het advies ’Waterbeheer voor de 21ste eeuw‘ van de commissie Tielrooij, ten tweede de Waterstructuurvisie van De Stichtse Rijnlanden en ten derde de daarop gebaseerde stroomgebiedvisie Amstelland. Het waterschap streeft met het waterbeheer de volgende doelen na: • het garanderen van het gewenste veiligheidsniveau tegen overstromingen en wateroverlast; • het realiseren van een goede waterkwaliteit; • het herstellen van de ecohydrologische variatie binnen het plangebied; • het realiseren van goede gebruiksmogelijkheden van het plangebied voor verschillende maatschappelijke functies; • het verminderen en zo mogelijk stoppen van de bodemdaling; • het behouden of versterken van de landschappelijke betekenis van water. Met deze doelen wordt gestreefd naar robuuste, zelfvoorzienende en veerkrachtige watersystemen. Randvoorwaarde hierbij is dat de doelen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten gerealiseerd kunnen worden. De maatregelen in het waterbeheersplan zijn hierop gebaseerd. Waterstructuurvisie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden De Waterstructuurvisie beschrijft de toekomstvisie van het waterschap. Het gaat om de hoofdlijnen van het waterbeleid voor de lange termijn. Dit is ingegeven door de Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 25 -
29 april 2010
klimaatverandering en bodemdaling. Het leidend principe in de Waterstructuurvisie is ‘vasthouden, bergen, afvoeren.’ Dat betekent dat meer water in de grond moet kunnen infiltreren en dat meer gebieden worden aangewezen voor waterberging. Andere belangrijke veranderingen in het waterbeheer in de 21e eeuw bestaan uit water als ordenend principe meenemen in ruimtelijke plannen, meer ruimte voor water in de stad houden, het combineren van diverse functies met water en watervervuiling aan de bron aanpakken. De Keur Voor het bestemmingsplan is het gestelde in de Keur van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van toepassing. De handhaving van de Keur is in handen van HDSR. Voor het Keurgebied gelden verbods- en gebodsbepalingen tot het onderhoud en gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengronds als in de grond. In de Keur worden een aantal nota’s genoemd waarin de algemene gedragsregels, ontheffingsbepalingen en voorwaarden staan waarmee een Keurontheffing verkregen kan worden. Langs de hoofdwatergangen liggen voor het overgrote deel wegen en groenvoorzieningen, waardoor onderhoud ook praktisch gezien goed mogelijk is. In combinatie met de verbods- en gebodsbepalingen van de Keur is een extra dubbelbestemming voor waterstaatsdoeleinden niet noodzakelijk. Lokaal Waterplan De Bilt (2002) Het Lokaal Waterplan De Bilt (oktober 2002) is op initiatief van de gemeente De Bilt en het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden ontstaan. Het is door zowel de gemeenteraad als het bestuur van het Hoogheemraadschap vastgesteld in oktober 2002. De provincie Utrecht en Hydron Midden-Nederland hebben beide actief geparticipeerd in de planvorming. Het waterschap HDSR heeft ook de belangen van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht en waterschap Vallei en Eem, die beiden ook een (klein) deel van het grondgebied van de Bilt bestrijken. Dit heeft geresulteerd in een breed gevormd en gedragen lokaal waterplan. De Bilt was de eerste gemeente in de provincie Utrecht die een dergelijk plan opgesteld heeft. Het waterplan geeft het toekomstige beleid aan voor de inrichting en het gebruik van water. Voorop staan de integrale benadering voor het creëren van een aangenaam leefklimaat voor mens en dier en daarnaast een optimale beleving en duurzame gebruikswaarde van het watersysteem. Er is een aantal duurzaam waterbeheer doelstellingen uitgewerkt op basis waarvan streefbeelden voor de lange termijn zijn geformuleerd voor de onderscheiden gebieden binnen de gemeente. In totaal worden 58 concrete maatregelen voorgesteld om op termijn die streefbeelden te benaderen. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen het gebied met het streefbeeld ‘Spannend Water’. Deze benaming is gekozen, aangezien het een overgangszone is van sterke infiltratie naar kwel. Het is een gebied met veel dynamiek, waar het water beleefd kan worden. Verder wordt in het Lokaal waterplan voorgesteld om in ieder bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. Binnen het plangebied worden geen concrete maatregelen voorgesteld.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 26 -
Vastgesteld
Beschrijving huidige watersysteem Het plangebied ‘Maartensdijk 2009’ betreft bestaand ‘stedelijk’ gebied. De bodem bestaat overwegend uit zand. Er is relatief weinig oppervlaktewater aanwezig in het plangebied. Er zijn een aantal sloten en het park heeft een vijver. De sloten langs de Dorpsweg en langs de spoorlijn zijn hoofdwatergangen, net als de sloot langs de Prinsenlaan. Het rioolstelsel in het plangebied is een gemengd stelsel. Aan de Prinsenlaan is een rioolgemaal van het hoogheemraadschap gesitueerd. In het plangebied zijn vier bergbezinkleidingen met overstort gerealiseerd. Ook bevinden zich twee rioolpersleidingen in het plangebied. Werkzaamheden op of in de gronden boven deze leidingen mogen de rioolpersleidingen niet in gevaar brengen. Wateronttrekkingen en retentiegebieden zijn in dit gebied niet aan de orde. In het plangebied is geen water met recreatieve gebruikswaarde, landschappelijk waarde of ecologische waarde aanwezig. Aandachtspunten watersysteem In het plangebied zijn op dit moment geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. In geval van ruimtelijke ontwikkelingen wordt geadviseerd om met de waterbeheerder te overleggen om zodoende kansen te benutten om te komen tot een duurzaam watersysteem en -beheer. Uitgangspunt van een goede waterhuishouding moet gebaseerd zijn op de twee drietrapsstrategieën. Voor waterkwantiteit geldt: • ter plaatse vasthouden en infiltreren, • elders in het gebied bergen • afvoeren. De gemeentelijke instrumenten die hier voor worden ingezet zijn het rioleringsplan en het afkoppelplan. Daarnaast kan het watersysteem worden behouden of worden verbeterd door bij ruimtelijke (her)ontwikkeling als uitgangspunt aan te houden dat dit waterneutraal moet gebeuren. Voor waterkwaliteit geldt: • vervuiling voorkomen, • verschillende kwaliteiten scheiden, • vuil water (laten) zuiveren. Ook hier zijn afkoppelen en infiltreren, het aanleggen van een gescheiden stelsel en bestrijding van diffuse bronnen de door de gemeente in te zetten instrumenten. Er gelden de volgende aandachtspunten: • dempen van water is in principe niet toegestaan zonder compenserende maatregelen binnen het plangebied c.q. peilgebied; • afkoppelen van de vuilwaterriolering van relatief schone waterstromen; • bij inrichten van watergangen gebruik maken van onderhoudsarme beschoeiing of (wanneer mogelijk) liever een natuurvriendelijke oeverinrichting;
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 27 -
29 april 2010
• • • •
(gedeeltelijke) overkluizingen, zoals bruggen en steigers, zijn onder voorwaarden toegestaan; een vergunning op basis van de Keur is vereist; in geval van ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een aanpassing van het geldende bestemmingsplan is de Watertoets een verplicht onderdeel; beperken van diffuse bronnen/lozingen; voorkomen van gebruik van bestrijdingsmiddelen en bemesten bij beheer van groenvoorzieningen.
Mocht in de toekomst het verhard oppervlak in het plangebied toenemen met meer dan 250 m2, dan dienen maatregelen genomen te worden om het afstromende hemelwater te infiltreren in de bodem. Als dit niet mogelijk is, moet er naar extra waterberging in de vorm van open water worden gezocht ter compensatie, bij voorkeur in combinatie met natuurvriendelijke oevers. Over deze zaken wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder. Verder moet bij de materiaalkeuze bij een aantal zaken worden stilgestaan. Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase alsmede de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumineuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan.
4.7
Duurzaam bouwen Duurzame stedenbouw is plannen en bouwen met zo min mogelijk schade voor het milieu en de gezondheid. Op alle overheidsniveaus wordt momenteel gewerkt aan het vormgeven en uitwerken van beleid op het gebied van duurzaam bouwen. Belangrijke aspecten waaraan in het kader van duurzaam bouwen aandacht wordt besteed, zijn: • integraal ketenbeheer (o.a. het sluiten van de stofkringlopen); • energie-extensivering (energiebesparende en de inzet van duurzame energiebronnen); • kwaliteitsbevordering (toekomstwaarde) in de zin van bouwen en ruimtelijke inrichting. In de lijn van deze drie aspecten wordt bij de bouw van eventuele nieuwe woningen alsmede bij de eventuele (her)inrichting van openbare ruimte, als uitgangspunt gehanteerd dat er zo min mogelijk materialen worden toegepast en dat de materialen die worden toegepast zo min mogelijk milieubelastend zijn. In het kader van het convenant ‘duurzaam bouwen’ wordt verstaan onder: Bouwen : invulling geven aan het bouwproces, dat wil zeggen de gehele levensloop van een bouwwerk (initiatieffase, planfase, gebruiks-, onderhouds- en renovatiefase en de sloopfase), op zowel stedenbouwkundig-, gebouw- en materiaalniveau. Duurzaam bouwen: een wijze van bouwen (tevens planvorming en beheer) die erop is gericht een gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig woon- en leefmilieu te realiseren met een zo laag mogelijke milieubelasting.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 28 -
Vastgesteld
4.8
Beschermde natuurwaarden De bescherming van belangrijke gebieden voor vogels en andere diersoorten is gebaseerd op de Europese Habitatrichtlijn en de Europese Vogelrichtlijn. De Habitatrichtlijn richt zich op de bescherming van natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen planten- en dierensoorten. De Vogelrichtlijn richt zich op de bescherming van leefgebied van beschermde vogelsoorten. De protectie van de gebieden die op grond van beide richtlijnen in Nederland zijn aangewezen, is geregeld in de Natuurbeschermingswet. In, maar ook in de nabijheid van een beschermd gebied, gelden strengere regels dan in andere gebieden. De plangebieden en de directe omgeving daarvan zijn niet aangewezen als beschermde gebieden als bedoeld in de Habitat- en Vogelrichtlijn. Voor waar het soorten planten en dieren betreft, is de bescherming verankerd in de Flora- en faunawet. Het doel van deze wet is de instandhouding van de planten- en dierensoorten die in het wild in Nederland voorkomen. Een tweede doel van de wet is dat álle in het wild levende dieren en planten in principe met rust worden gelaten, dus niet alleen zeldzame soorten. Voor ontwikkelingen die een negatief effect hebben op planten en dieren dient een ontheffing te worden aangevraagd. Het is niet bekend of er in het plangebied zeldzame planten of dieren voorkomen. Het gebied rond het plangebied bestaat grotendeels uit graslanden en sloten. In het plangebied komen geen nieuwe bouwmogelijkheden voor. Negatieve effecten op de flora en fauna worden daarom niet verwacht. Voorzover een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig is, is niet te verwachten dat deze niet zal worden verleend. Overigens geldt voor alle planten en dieren (dus ook voor soorten, die niet zijn opgenomen in de Flora- en faunawet) de algemene zorgplicht. Deze houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild levende planten en dieren en hun leefomgeving (LNV, 1998). Veelal komt de zorgplicht erop neer dat tijdens werkzaamheden negatieve effecten op planten en dieren zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen en dat bij de inrichting aandacht moet worden besteed aan de realisatie van geschikt habitat voor plant en dier. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht betekent niet dat er geen effecten mogen optreden, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, op zodanige wijze gebeurt dat de verstoring en eventueel lijden zo beperkt mogelijk is.
4.9
Archeologie De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valetta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag.
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 29 -
29 april 2010
De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn: • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen; • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie; • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek en mogelijke opgravingen wanneer behoud in situ niet mogelijk is. Het verdrag werd in 1998 door een goedkeuringswet bekrachtigd en op 1 september 2007 in de Wet op de archeologische monumentenzorg vertaald in nieuwe wetgeving. De wet regelt in aansluiting op het Europese verdrag de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, onder andere door inpassing van de belangen van archeologie in de ruimtelijke ordening. Het provinciale beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen te behouden in de bodem (in situ). De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor Archeologie, cultuurlandschap en monumenten. De IKAW geeft de trefkans op, of de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem weer. Deze kaart is afgebeeld als bijlage 7. De donkere oranje kleur op de kaart geeft een hoge trefkans weer. Hierop is ook het archeologisch waardevolle gebied uit de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) weergegeven. Dit is het groen gearceerde gebied.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 30 -
Vastgesteld
5
PLANOPZET
5.1
Algemeen Bij het opstellen van het bestemmingsplan ‘Maartensdijk 2009’ is de wens uitgesproken voor een meer globale en flexibele regeling. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dat het een zodanig flexibel en globaal karakter moet hebben dat veranderingen in de bestaande situatie mogelijk zijn zonder dat dit leidt tot extra en nieuwe procedures. De beeldbepalende en structurerende elementen met een betekenis op gebiedsniveau, zoals hoofdwegen, bebouwde structuur en groenstructuren worden gewaarborgd. Ook de functies en het karakter van de deelgebieden gelden als uitgangspunt. De keuze voor een meer globalere opzet is gemaakt om: • ruimtelijk en functioneel beleid te kunnen voeren op hoofdzaken; • het aantal procedures te verminderen; • noodzakelijke procedures te vereenvoudigen en te bekorten; • het bestemmingsplan aan te laten sluiten bij de opzet van andere bestemmingsplannen van de gemeente, die in een eerder stadium reeds geactualiseerd zijn.
5.2
Hoofdlijnen van de juridische regeling Het bestemmingsplan kan gekarakteriseerd worden als een globaal eindplan. Het plan is een directe toetsingsnorm en hoeft niet nader te worden uitgewerkt. Het geeft een direct bouwrecht. Het kaartbeeld is relatief eenvoudig, omdat gekozen is voor een globale bestemmingsregeling. Per bestemming is in de regels aangegeven welke functies zijn toegelaten en onder welke voorwaarden de gronden bebouwd mogen worden. Afhankelijk van de doeleinden van de verschillende bestemmingen zijn de regels in meer of mindere mate gedetailleerd. Het bestemmingsplan heeft een flexibel karakter. Hieronder wordt beschreven op welke wijze de informatie uit de voorgaande hoofdstukken is vertaald in de regels van het bestemmingsplan. Hoofdstructuur Het plan maakt duidelijk onderscheid in hoofdstructuurelementen en de daardoor ontsloten gebieden. Het karakter van deze gebieden verschilt door de ligging en ontstaansgeschiedenis. De functionele structuur van het plangebied valt grotendeels samen met de bebouwings- en verkeersstructuur. Dit heeft geleid tot een opdeling van het plangebied in een aantal grote bestemmingsvlakken. Functies die niet zonder meer in de karakteristiek van een deelgebied passen, hebben een aparte daarop toegesneden bestemming gekregen of zijn in het grotere bestemmingsvlak nader aangeduid. Wonen Bij het opzetten van de bestemmingsregeling is nadrukkelijk aangesloten op de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening. Het betreft immers een gerealiseerde woonomgeving, waarin geen grootschalige en/of structuurveranderende Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 31 -
29 april 2010
ingrepen worden verwacht of zijn voorzien. De regeling die bij het vigerende plan heeft geleid tot een gedetailleerd kaartbeeld zijn in dit bestemmingsplan weergegeven in de planregels. De stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening maken bij de bouwplanbeoordeling een goede vertaling van globale bestemmingsvlakken naar een individueel bouwplan mogelijk. Bouwinitiatieven in het gebied dienen gerealiseerd te worden in de bestaande rooilijn. Dit is in feite een verbale regeling van de in de vigerende regelingen weergegeven bouwgrenzen op de plankaart. Een afzonderlijke regeling voor dakkapellen is, evenals in de nog vigerende plannen, niet opgenomen. De gemeente hanteert voor het toestaan van dakkapellen de uitgangspunten, zoals die zijn verwoord in de gemeentelijke welstandsnota 2004. Met ingang van 1 januari 2003 zijn dakkapellen aan de achterzijde van woningen, indien zij voldoen aan de nieuwe Woningwet, bouwvergunningvrij. De regeling voor tuin- of erfbebouwing is afgestemd op de verschillen in grootte van bouwpercelen. Daarnaast is geregeld, dat het rechtens is toegestaan om onder bepaalde voorwaarden hoofdgebouwen uit te breiden aan de oorspronkelijke achtergevel. Daarmee is bedoeld de achtergevel van het hoofdgebouw, zoals deze bij de bouw daarvan is gerealiseerd. Dat is meestal in meerdere bouwlagen in dit plangebied. Wat in dit bestemmingsplan onder een aan-huis-verbonden beroep wordt verstaan is gedefinieerd in de regels (artikel 1 Begrippen). De in het plan opgenomen regeling sluit aan bij de landelijke tendens, het door de Kamers van Koophandel nagestreefde beleid in dit kader en de door de provincie in de nota ‘Haarfijn Bestemmen’ geformuleerde voorwaarden waaraan gemeentelijke ruimtelijke plannen moeten voldoen met betrekking tot aan-huis-verbonden beroepen. Voorzieningen De in het plangebied aanwezige voorzieningen zijn zo veel mogelijk naar hun functie bestemd. Ten aanzien van de bouwregels is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de nu aanwezige bouwmassa, maar voldoende flexibiliteit te bieden voor bouwinitiatieven die toezien op verbouw of nieuwbouw van de bestaande bebouwing. De precieze ligging van de bestaande bebouwing op de percelen is daarom niet vastgelegd, maar het is toegestaan om op de percelen nieuwe gebouwen te realiseren die van vergelijkbare omvang zijn als de huidige bebouwing. Horeca De toegestane horecavoorzieningen in het winkelcentrum Maertensplein worden beperkt tot vestigingen in de daghoreca. Hiervoor is gebruik gemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten. Zie voor een toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten bijlage 8. Voor de horecavoorzieningen buiten het winkelcentrum geldt dat alleen vestigingen die gericht zijn op het verstrekken en nuttigen van voedsel en dranken. Groenvoorzieningen De openbare en toegankelijke groenvoorzieningen (de parken) zijn als groen bestemd. Ook enkele niet-toegankelijke openbare groenvoorzieningen hebben de bestemming ‘Groen’ gekregen. Het gaat dan om de stuctuurbepalende groenvoorzieningen, zoals plantsoenen en grote groenstroken, veelal met speelvoorzieningen. 9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 32 -
Vastgesteld
Bedrijvigheid De bedrijven zijn in dit bestemmingsplan conform de bestaande situatie bestemd, binnen de bestemming ‘Bedrijf’. Zij voldoen aan de bepalingen uit de Wet milieubeheer. Het streven is om in het woongebied alleen bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2 in het plangebied toe te laten. Op de bedrijventerreinen aan de Industrieweg en de Dierenriem zijn ook bedrijven in categorie 3.1 aanvaardbaar. Om te voorkomen dat nieuwe bedrijfsactiviteiten in hogere milieucategorieën zich in de toekomst in het plangebied gaan vestigen, zijn in principe alleen bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2 toegestaan – en voor de bedrijventerreinen aan de Industrieweg en Dierenriem dus ook 3.1. Alleen daar waar nu bedrijfsactiviteiten plaatsvinden in een hogere milieucategorie, zijn deze toegelaten. Dat betekent dat alle bestaande bedrijfsactiviteiten in het plangebied zijn toegestaan. De bij de planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten bevat de toegelaten bedrijfsactiviteiten in dit kader. Deze opsomming van bedrijfsactiviteiten is ontleend aan de publicatie van de VNG (Bedrijven en milieuzonering, 2009). Hinder door bedrijven Bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten is het streven dat geen bedrijf uit categorie 3 terugkeert, maar dat in dat geval een bedrijf uit de categorieën 1 en 2 zich daar vestigt. Een uitzondering hierop vormt het gebied tussen de Industrieweg en de spoorlijn en het terrein aan de Dierenriem. Bedrijven uit categorie 3 zouden zich elders in de gemeente op daarvoor beter geschikte bedrijventerreinen kunnen vestigen. Voor die locaties waar nu een bedrijf in een hogere milieucategorie is gevestigd, wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om uit te sluiten dat in een later stadium opnieuw een bedrijf in een hogere milieucategorie terugkeert. Indien de bedrijfsactiviteiten worden gestaakt en er niet binnen afzienbare tijd een vergelijkbaar bedrijf terugkeert, dan zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming te wijzigen in een bedrijfsbestemming met een lagere milieucategorie. De parkeergelegenheid is met name op het bedrijventerrein aan de Industrieweg beperkt. Om een toename van parkeeroverlast in de toekomst te voorkomen, wordt het aantal garages in het plangebied beperkt. Deze autoreparatiebedrijven hebben een relatief grote verkeersaantrekkende werking en hebben een relatief grote vraag naar parkeerruimte. Door het aantal garages te beperken tot het vijftal dat nu aanwezig is, wordt getracht te voorkomen dat de parkeersituatie in de toekomst verslechterd. Water Het bestaande oppervlaktewater wordt als zodanig bestemd om te waarborgen dat de hoeveelheid open water in het plangebied niet afneemt. Om te zorgen dat de infiltratiecapaciteit in het gebied toeneemt, zouden meer infiltratievoorzieningen in de straten en andere verharde terreinen moeten komen. In dit bestemmingsplan worden dergelijke voorzieningen in het verblijfsgebied mogelijk gemaakt. De rioolpersleidingen worden beschermd door middel van het opnemen van een dubbelbestemming, waarin een aanlegvergunningstelsel is opgenomen. Archeologie Voor het archeologisch waardevolle gebied is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen, om de archeologische en cultuurhistorische waarden Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 33 -
29 april 2010
van dit gebied voldoende te beschermen. Binnen dit gebied mogen geen gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en geldt bovendien een aanlegvergunningstelsel voor werken over een oppervlakte van 100 m2. Ten aanzien van de gebieden met een archeologische verwachtingswaarde kan gemeld worden dat het bestemmingsplan uitgaat van bestaande functies en structuren. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien in het plangebied. Bijzondere beschermingsmaatregelen zijn daarom niet getroffen, omdat deze niet zinvol en onnodig beperkend zouden zijn.
5.3
Specifieke bestemmingen en aanduidingen In het bestemmingsplan zijn 20 bestemmingen opgenomen en 2 dubbelbestemmingen. Verder komt er 1 gebiedsaanduiding, 13 functieaanduidingen en 3 maatvoeringsaanduidingen voor. In het onderstaande overzicht is een korte omschrijving gegeven van het doel van de bestemmingen en aanduidingen. Bestemmingen Agrarisch
Voor het agrarische buitengebied.
Bedrijf
Voor de bedrijven in het plangebied.
Bedrijf - Nutsvoorziening
Voor de aanwezige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, het rioolgemaal en zendmasten, evenals voor een nieuw te bouwen zendmast.
Bos Centrum
Voor het bos in het noordoosten van het plangebied. Voor het centrumgebied aan het Maertensplein met een menging van functies.
Detailhandel
Voor de bestaande winkels.
Groen
Voor de structuurbepalende groenvoorzieningen.
Horeca
Voor de bestaande horeca-inrichtingen.
Kantoor
Voor de bestaande kantoren.
Maatschappelijk - 1
Voor de aanwezige sociaal-maatschappelijke voorzieningen, waaronder scholen, verzorgingshuizen en de brandweerpost.
Maatschappelijk - 2
Voor de begraafplaats.
Maatschappelijk - 3
Voor de aanwezige kerken.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 34 -
Vastgesteld
Bestemmingen Recreatie - Dagrecreatie
Voor de scouting.
Recreatie - Volkstuin
Voor de aanwezige volkstuingebieden.
Sport
Voor het bestaande voetbal-, korfbal- en tenniscomplex en de manege.
Verkeer
Voor de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen in het plangebied, te weten de A27, Kon. Wilhelminaweg, Tolakkerweg, Dorpsweg en Dierenriem.
Verkeer - Railverkeer
Voor de spoorlijn Utrecht-Hilversum.
Verkeer - Verblijfsgebied
Voor de erftoegangswegen, pleintjes, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen.
Water
Voor het aanwezige oppervlaktewater in het plangebied.
Wonen
Voor bestaande woningen, inclusief bestaande bouwrechten, met de daarbij behorende tuinen en erven.
Dubbelbestemming Leiding - Riool
Voor de bescherming van de rioolpersleidingen.
Waarde - Archeologie
Voor de bescherming van archeologische waarden.
Aanduidingen Gebiedsaanduidingen veiligheidszone - lpg
Ter indicatie van de zone behorende bij het groepsrisico vanwege het LPG-vulpunt
Functieaanduidingen bedrijf tot en met categorie 3.1
Voor het toestaan van bedrijven tot en met categorie 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
bedrijf tot en met categorie 3.2
Voor het toestaan van bedrijven tot en met categorie 3.2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Bedrijf tot en met categorie 4.2
Voor het toestaan van bedrijven tot en met categorie 4.2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
congrescentrum
Voor de congres- en vergaderruimten in de
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 35 -
29 april 2010
Aanduidingen Dorpshoeve. parkeergarage
Voor de aanwezige garageboxen.
specifieke vorm van bedrijf - rijwielreparatie
Voor het magazijn / werkplaats van de fietsenmaker aan de Gruttolaan.
specifieke vorm van detailhandel - galerie
Voor de galerie aan de Dorpsweg.
specifieke vorm van wonen - beroep aan huis in
Voor de kapperszaak in een vrijstaand bijgebouw.
vrijstaand bijgebouw sportcentrum
Voor het sportcentrum aan de Industrieweg.
verkooppunt motorbrandstoffen met lpg
Voor het pompstation aan de Dorpsweg.
wonen
Voor bestaande bedrijfs- en bovenwoningen.
woonwagenstandplaats
Voor drie woonwagens aan de Prinsenlaan.
zorgboerderij
Voor een zorgboerderij aan de Dorpsweg 85.
Maatvoeringsaanduidingen maximaal bebouwingspercentage (%)
Voor het aangeven van het maximale oppervlak dat bebouwd mag worden.
maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
Voor het aangeven van de maximaal toegestane goot-
bebouwingspercentage (%)
en bouwhoogte en het maximale oppervlak dat bebouwd mag worden.
maximum aantal wooneenheden
Voor het aangeven van het maximum aantal te bouwen woningen op het deel van de woningbouwlocatie ter plaatse van de voormalige tennisbanen vanwege het aangepaste woningbouwprogramma.
maximale bouwhoogte (m)
Voor het aangeven van de maximaal toegestane bouwhoogten van de telecommunicatiemasten aan de Dierenriem.
5.4
Ontheffingen en wijzigingsbevoegdheid In dit bestemmingsplan zijn er binnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Maatschappelijk 1’, ‘Maatschappelijk - 2’, ‘Maatschappelijk - 3’, ‘Wonen’ en ‘Waarde - Archeologie’ ontheffingen van de bouwregels opgenomen. Binnen de bestemming ‘Agrarisch’ is de ontheffingsbevoegdheid opgenomen om tijdelijk 2 dienstwoningen toe te staan en om 9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 36 -
Vastgesteld
mestopslagen buiten het bouwvlak te bouwen. Binnen de bestemming ‘Maatschappelijk - 1, - 2 en - 3’ is de ontheffingsbevoegdheid opgenomen om een hoger bebouwingspercentage mogelijk te maken. Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de ontheffingsbevoegdheid opgenomen om een ander beloop van de voorgevelrooilijnen mogelijk te maken en om een andere situering van een bijgebouw mogelijk te maken. Binnen de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ is de ontheffingsbevoegdheid opgenomen om grotere gebouwen mogelijk te maken, mits aangetoond wordt dat de archeologische waarden niet geschaad worden. In het bestemmingsplan is binnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Bedrijf’ en ‘Waarde Archeologie’ een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Binnen de bestemming ‘Agrarisch’ is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen om na het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering de bestemming te wijzigen ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf, een hoveniersbedrijf, kleine ambachtelijke bedrijvigheid of wonen. Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bij feitelijke en duurzame beëindiging van de bedrijfsvoering de milieuzonering aan te passen, om hinder van bedrijvigheid in de toekomst te verminderen. Binnen de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat bescherming van archeologische waarde op die locatie niet aan de orde is.
5.5
Nadere eisen In het plan is een nadere-eisenregeling opgenomen voor het kunnen handhaven van parkeergelegenheid op eigen terrein. Door het toenemend autobezit en uitbreidingen van bedrijfsgebouwen zou de situatie kunnen ontstaan, dat parkeergelegenheid op eigen terrein vervalt of onvoldoende wordt. Dit kan ook de verkeersveiligheid in gevaar brengen. Het is in deze gevallen wenselijk te kunnen ‘sturen’ en door middel van het stellen van nadere eisen parkeergelegenheid op eigen terrein kunnen behouden.
5.6
Handhaving Bij raadsbesluit van 18 december 2008 is de Kadernota integrale handhaving vergunningen en toezicht vastgesteld. Deze nota verklaart ondermeer de reeds in de Kadernota handhaving van 28 november 2002 vastgestelde uitgangspunten voor de handhaving van bestemmingsplan- en bouwregelgeving mede van toepassing op het milieutoezicht. De gezamenlijke Kadernota’s hebben tot doel de handhaving van bestemmingsplan-, bouw- en milieuregelgeving te bevorderen. Met het vastleggen van regels in het bestemmingsplan heeft de gemeente zichzelf de beginselplicht opgelegd de naleving van bestemmingsplanregels te controleren en, waar nodig, te handhaven. De gemeente heeft naast deze toezichtstaak ook een toezichtsbelang. De vele claims op de schaarse ruimte en de daarmee gepaard gaande dreigende achteruitgang van de kwaliteit van het gebied vragen om een duidelijke samenhangende visie van het gemeentebestuur op de inrichting en het gebruik van het gemeentelijk grondgebied. Onderdeel van een dergelijke visie is het toezicht op en in het verlengde daarvan de handhaving van de regelgeving.
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 37 -
29 april 2010
In de Kadernota handhaving zijn vijf doelstellingen geformuleerd, die worden nagestreefd bij de uitvoering van handhaving binnen de gemeente De Bilt: • het creëren van politiek, ambtelijk en maatschappelijk draagvlak voor de naleving van regels; • het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving; • het waarborgen van de rechtszekerheid van burgers; • het waarborgen van gelijke behandeling van burgers; • het beperken van schadeclaims. Voor het bestuursrechtelijke en strafrechtelijk instrumentarium in het kader van de handhaving wordt verwezen naar de Nota handhaving. Voor de concrete nalevingsstrategie wordt verwezen naar het Uitvoeringsprogramma Integrale handhaving Vergunningen en Toezicht 2009.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 38 -
Vastgesteld
6
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID Wettelijk kader Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige bestemmingsplan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen. Op grond van artikel 6.12, lid 1 van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit zijn de volgende bouwplannen: • de bouw van één of meer woningen; • de bouw van één of meer hoofdgebouwen; • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m2 of met één of meer • woningen; • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m2 bedraagt; • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2. Op grond van artikel 6.12, lid 2 Wro kan van deze verplichting worden afgezien, indien (globaal) sprake is van de volgende factoren: 1. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is en 2. het bepalen van een fasering en/of het vastleggen van locatie-eisen niet noodzakelijk is. Voor de beoordeling van de vraag of het kostenverhaal anderszins verzekerd is, is de eigendomsituatie van belang. In het geval dat alle gronden binnen een exploitatiegebied eigendom zijn van de gemeente, kan de gemeente de kosten van de grondexploitatie verrekenen in de prijs van de uit te geven bouwrijpe kavels. In dat geval is het kostenverhaal afdoende anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht. Een andere mogelijkheid is dat de gemeente in een overeenkomst met de ontwikkelaar heeft vastgelegd hoe de kosten van de grondexploitatie worden verrekend. Ook in dat geval is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht. Situatie plangebied Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter en ziet voor het overgrote deel toe op de bestaande situatie. Op enkele terreinen binnen het plangebied zijn nu nog bouwmogelijkheden, maar deze zijn niet met dit bestemmingsplan vastgelegd. Deze bouwmogelijkheden zijn in een eerder stadium door middel van procedures ex artikel 19 WRO (oud) juridisch mogelijk gemaakt. In het bestemmingsplan ‘Maartensdijk 2009’ zijn deze vrijstellingen van het oude bestemmingsplan opgenomen en worden beschouwd als bestaande bebouwing.
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 39 -
29 april 2010
Zoals beschreven in paragraaf 2.5 is op één van de woningbouwlocaties sprake van een wijziging ten opzichte van de eerdere woningbouwplannen, waarvoor vrijstelling is verleend van het oude bestemmingsplan. In de plaats van acht geplande twee-ondereen-kapwoningen worden maximaal twaalf woningen in een goedkopere prijscategorie gerealiseerd. Het bestemmingsplan Maartensdijk 2009 biedt de mogelijkheid om deze extra vier woningen te realiseren. Het bovenstaande betekent dat in beginsel de plicht bestaat tot het vaststellen van een exploitatieplan. Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie is echter anderszins verzekerd, omdat de gemeente deze kosten heeft verrekend bij de uitgifte van de bouwrijpe kavels. Ook het bepalen van een fasering of het vastleggen van locatie-eisen is gezien de grootte van de bouwmogelijkheid niet aan de orde. De verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan is daarom in dit geval niet aanwezig. De wijziging in het bouwplan betreft een aanpassing van het maximaal te bouwen woningen op een aaneengesloten rij bouwrijpe kavels. Dit brengt geen significante wijziging van de kosten van de grondexploitatie met zich mee. Verder hanteert de gemeente geen andere prijs voor de uitgifte van het betreffende stuk grond. Per saldo blijft het resultaat van de grondexploitatie dan ook gelijk. De economische uitvoerbaarheid van dit deel van het plan blijft daardoor gewaarborgd. Voor het overige zijn met dit bestemmingsplan geen bijzondere ingrepen en/of nieuwe ontwikkelingen voorzien, die leiden tot voorafgaande financiële verantwoording. Het bestemmingsplan kan daarom ook als economisch uitvoerbaar worden aangemerkt. Ook ziet de gemeente af van het vaststellen van een exploitatieplan, omdat het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is en deze kosten bovendien niet noemenswaardig wijzigen.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 40 -
Vastgesteld
7
OVERLEGRESULTATEN
7.1
Overleg met de bevolking Inwoners van Maartensdijk hebben de mogelijkheid gehad om in te spreken op het voorontwerp van het bestemmingsplan. Het voorontwerp heeft in dat kader ter inzage gelegen met ingang van 29 januari gedurende zes weken. Op 12 februari 2009 is een inloopavond gehouden, waar gelegenheid was voor het stellen van vragen en het geven van reacties. Een samenvatting van de in het kader van de inspraak ontvangen mondelinge en schriftelijke reacties is in dit hoofdstuk opgenomen en per onderdeel voorzien van gemeentelijk commentaar (in cursief). Inloopavond Tijdens de inloopavond, gehouden in De Vierstee te Maartensdijk, bestond de mogelijkheid om het voorontwerp van het bestemmingsplan ‘Maartensdijk 2009’ buiten de normale kantooruren en binnen de eigen kern in te zien. De onderwerpen die op deze avond aan de orde zijn gekomen en de opmerkingen die hierover zijn gemaakt, komen overeen met de schriftelijke reacties die hieronder zijn behandeld. Reacties inspraak Naar aanleiding van de informele tervisielegging van het voorontwerpbestemmingsplan ‘Maartensdijk 2009’ conform de inspraakverordening van de gemeente De Bilt zijn reacties ontvangen van: 1.
Mw. M. Perlee, Planetenlaan 44/46, 3738 XL MAARTENSDIJK
2.
M. van Dijk, Gruttolaan 18, 3738 EW MAARTENSDIJK
3.
B. van der Meij, Tolakkerweg 167, 3738 JL MAARTENSDIJK
4.
Fam. Van der Meijden, Dorpsweg 77, 3738 CB MAARTENSDIJK
5.
Scouting Agger Martini Groep, t.a.v. T.J.H. van Rossum, Kon. Julianalaan 4, 3738 VC MAARTENSDIJK
6.
J. van Woudenberg, Dorpsweg 25, 3738 CA MAARTENSDIJK
7.
De Wilde metaal b.v., Dierenriem 1, Postbus 16, 3738 ZL MAARTENSDIJK
8.
R.W. van Woudenberg, Dorpsweg 52, 3738 CG MAARTENSDIJK
9.
T. van der Hart, Pr. Bernhardlaan 104, 3738 DS MAARTENSDIJK
10. Noordanus & Van Driesten Rentmeesters, Postbus 5090, 6802 EB ARNHEM, namens Maatschap van Dijk, Dorpsweg 117 te Maartensdijk 11. J.P.P. Buck, Dorpsweg 147, 3738 CC MAARTENSDIJK
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 41 -
29 april 2010
12. P. Gerards, Saturnushof 2, 3738 XG MAARTENSDIJK, mede namens bewoners rond Dierenriem en Melkweg. 13. F. Padding / Horstmann-Steinberg b.v., Industrieweg 13 – 32, Postbus 17, 3738 ZL MAARTENSDIJK 14. H.A. Vonk Noordegraaf, Nachtegaallaan 47, 3738 EA MAARTENSDIJK 15. Maatschap Van Ekris – van de Pol, Dorpsweg 71, 3738 CB MAARTENSDIJK 16. G.J. van Ekris, Dorpsweg 71, 3738 CB MAARTENSDIJK, inzake Braamsluiper 24 te Maartensdijk. 17. G.J. van Ekris b.v., Dorpsweg 71, 3738 CB MAARTENSDIJK, namens Maatschap Van Oostrum, Dorpsweg 85 te Maartensdijk. 18. G.J. van Ekris b.v., Dorpsweg 71, 3738 CB MAARTENSDIJK, namens Maatschap Bieshaar – van Maanen, Dorpsweg 141 te Maartensdijk. 19. G.J. van Ekris b.v., Dorpsweg 71, 3738 CB MAARTENSDIJK, namens G. van Ettekoven Wzn, Dorpsweg 6 te Maartensdijk. 20. G.J. van Ekris b.v., Dorpsweg 71, 3738 CB MAARTENSDIJK. 21. Bewoners nabij Sojos, p/a W.J. van Woudenberg, Dorpsweg 55, 3738 CB MAARTENSDIJK. 22. Fam. R.A. Verhoef, Fam. B. Vellinga, Fam. J. van Rijssel, Reigersbek 26, 25, 27, 3738 TN MAARTENSDIJK. Na afloop van de ter inzage termijn zijn nog 4 reacties ontvangen van: 23. R. Mohrmann, Zwanebloem 4, 3738 TK MAARTENSDIJK. 24. P.A. Regter, Zwanebloem 1, 3738 TK MAARTENSDIJK. 25. C.F. van der Meijden, Dorpsweg 77, 3738 CB MAARTENSDIJK 26. Linssen CS Advocaten, Postbus 246, 5000 AE TILBURG, namens de heer en mevrouw Krancher-Griffioen, Tolakkerweg 230 te Maartensdijk
1. Mw. M. Perlee In de regels voor het perceel Planetenlaan 44 ontbreekt de functie/omschrijving van de bij de manege behorende (dienst)woning. De bestemmingsomschrijving wordt hierop aangepast.
2. M. van Dijk De garage achter de woning is in gebruik door een fietsenmaker als magazijn en werkplaats. 9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 42 -
Vastgesteld
Deze functie is toegestaan. Op de plankaart wordt ter plaatse van de garage een nadere aanduiding opgenomen.
3. a. b.
a.
b.
B. van der Meij De bestemmingsgrens tussen de woningen aan de Tolakkerweg en de bedrijven aan de Industrieweg is niet juist weergegeven. Het bebouwingspercentage voor de bedrijven Industrieweg 5 t/m 15 ontbreekt op de plankaart. De betreffende strook heeft dezelfde eigenaar als het aangrenzende perceel aan de Industrieweg 13. Daarom wordt deze strook geacht deel uit te maken van het bedrijf en heeft dus ook de bestemming ‘Bedrijf’. De begrenzing op de plankaart wordt dan ook gehandhaafd. Het juiste bebouwingspercentage wordt op de plankaart opgenomen.
4. Fam. Van der Meijden Onderkeldering is op grond van artikel 22.2 sub n toegestaan onder twee voorwaarden. Ten eerste slechts onder bebouwing die bovengronds is toegestaan en ten tweede slechts onder bebouwing die reeds gerealiseerd is. Verzocht wordt deze tweede voorwaarde te laten vervallen, omdat onderkeldering bij nieuwbouw (bijvoorbeeld een uitbouw) nu niet is toegestaan. De tweede voorwaarde komt te vervallen.
5. a. b.
a.
b.
Scouting Agger Martini Groep Groepskamperen is onderdeel van de scoutingactiviteiten. Omdat er sprake is van dagrecreatie wordt verzocht om in artikel 15.1 (groeps)kamperen op te nemen. De huidige bebouwing is reeds groter dan de toegestane bebouwing van 5%. Omdat de scoutingsgroep groeiende is wordt verzocht het bebouwingspercentage te verhogen. Het groepskamperen als onderdeel van de scoutingactiviteiten is toegestaan. Dit wordt geacht binnen de bestemmingsomschrijving te vallen en aanvullen is derhalve niet nodig. Het bebouwingspercentage is op 6% gesteld. Het bestemmingsvlak is 5600 m² groot. Dat betekent dat nog een redelijke uitbreiding kan plaatsvinden.
6. J. van Woudenberg Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan is het bouwblok in westelijke richting vergroot. Er zijn plannen om in de toekomst een nieuwe stal te bouwen voor melkkoeien. Vanwege de afstandseisen tot de burgerwoningen aan de Dorpsweg dient het bouwblok in noordelijke richting te worden vergroot. Verzocht wordt het bouwblok aan te passen om de gewenste nieuwbouw te kunnen realiseren.
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 43 -
29 april 2010
Het bouwblok is in noordelijke richting vergroot tot een afstand van 180 m vanaf de voorgevel van de boerderijwoning. Dit is 45 meter dieper dan in het huidige bestemmingsplan. Hiermee kan de gewenste nieuwbouw gerealiseerd worden.
7. a. b.
c.
d.
a.
b.
c.
d.
De Wilde metaal b.v. Verzocht wordt het bebouwingspercentage te laten vervallen om nog een geringe uitbreidingsmogelijkheid te hebben. Verzocht wordt om de bestemming ‘Groen’ om te zetten in de bestemming ‘Bedrijf’, zonder bebouwing, met uitzondering van het oostelijk deel, dat in gebruik is als wal met groenbeplanting. Voor het overige zijn de gronden in gebruik als bedrijfsterrein en kunnen niet worden gemist. Een alternatief voor het laten vervallen van het bebouwingspercentage is een vergroting van het bestemmingsvlak ‘Bedrijf’ met de huidige in de bestemming ‘Groen’ gelegen schuur, mits deze schuur wordt meegenomen in het bebouwingspercentage. De dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ moeten van de in eigendom zijnde gronden worden verwijderd, want het zeer geringe oppervlak staat niet in verhouding tot de lasten die uit de bepaling voortvloeien. In het verleden is meerdere malen planologisch meegewerkt aan uitbreiding van het bedrijf op deze locatie. Bij de laatste medewerking is uitdrukkelijk bekendgemaakt dat dit de laatste uitbreiding zou zijn. De huidige hoeveelheid bebouwing is nogmaals geïnventariseerd. Het bebouwingspercentage is hierop afgestemd. De gronden met de bestemming ‘Groen’ krijgen deels de bestemming ‘Bedrijf’. Er is alleen bebouwing toegestaan ter plaatse van de voormalige varkensschuur. Deze schuur is in gebruik als fietsenberging / opslagruimte. Op dit deel van het terrein worden bedrijfsactiviteiten in categorie 3.2 dan ook niet toegestaan. De overige gronden (in gebruik als wal met groenbeplanting) behoudt de groenbestemming. Op deze manier wordt voorkomen dat hinder ten gevolge van bedrijfsactiviteiten voor de omliggende woningen in de toekomst toeneemt. Er worden twee aanduidingsvlakken opgenomen, waarbinnen bebouwing is toegestaan. De overige gronden dienen vrij te blijven van bebouwing. Gezien de aard van de toegestane bedrijfsactiviteiten is het niet gewenst om nieuwe bebouwing te realiseren op deze gronden om hinder voor omwonenden niet te laten toenemen. De begrenzing van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ is gebaseerd op de begrenzing van een bekend terrein met een hoge archeologische waarde. De bescherming van de archeologische waarden is van belang voor het gehele begrensde gebied. De grens van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt derhalve niet aangepast. Overigens zijn de regels ter bescherming van de archeologische waarden niet van toepassing op werken en werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 100 m².
8. R.W. van Woudenberg Gevraagd wordt om de agrarische bestemming van het kadastrale perceel B2853 af te halen en dit perceel als inbreilocatie aan te merken, omdat het tot de bebouwde kom behoort. 9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 44 -
Vastgesteld
Waarschijnlijk wordt de locatie tussen Dorpsweg 174 en 176 bedoeld (kadastraal nummer B 3646). Deze locatie maakt onderdeel uit van de lintbebouwing buiten de feitelijke woonkern en betreft een belangrijk en waardevol doorzicht naar het agrarische achterland. De term inbreilocatie is hier dan ook niet op zijn plaats. Bovendien valt het perceel buiten de zogenaamde rode contour van het streekplan. In het streekplan is het planologisch beleid van de provincie Utrecht weergegeven. Extra bebouwing buiten genoemde rode contour is in strijd met dit provinciale beleid. Hieraan heeft de gemeente De Bilt zich geconformeerd. Gelet op het vorenstaande wordt het plan dan ook niet aangepast.
9. T. van der Hart Er wordt verzocht op de gronden achter de woning Dorpweg 19 de bestemming ‘Bedrijf’ te leggen. De verzoeker is in overleg met de NS om deze grond aan te kopen voor zijn bedrijfsactiviteiten in de vuurwerkbranche. Zolang geen contracten zijn getekend is de beoordeling om op genoemde locatie een bestemming ‘Bedrijf’ te leggen niet aan de orde. Bovendien is de discussie gaande over een nieuw station in Maartensdijk in het kader van Randstadspoor.
10. Noordanus & Van Driesten Rentmeesters, namens Maatschap van Dijk a. Verzocht wordt het agrarisch bouwvlak te vergroten in verband met modernisering en uitbreiding van het bedrijf, dat in bedrijfseconomisch opzicht noodzakelijk is. b. Geldt de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ alleen voor de woning? c. De goothoogte wordt beperkt tot 3 meter. In het huidige plan mag de goothoogte van bedrijfsgebouwen 4,5 meter bedragen. Verzocht wordt de huidige regeling in het nieuwe plan over te nemen. d. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen. Gezien de geringe breedte van het bouwvlak worden de mogelijkheden ernstig beperkt. Verzocht wordt deze planregel niet op te nemen. a.
b.
Het bouwvlak wordt overeenkomstig het verzoek en gevoerd overleg aangepast. Het bouwvlak wordt 11 meter in westelijk richting vergroot. Er is op nader verzoek van de eigenaar overleg gevoerd om het bouwvlak 5 meter verder dan in het aanvankelijke verzoek te vergroten om aan de hedendaagse eisen te voldoen. Van gemeentezijde bestond de bereidheid hiertoe, mits het bestaande schuilhok binnen het bouwblok wordt verplaatst, zodat per saldo de doorkijk in stand blijft. De eigenaar heeft via zijn zaakwaarnemer verklaard hiertoe bereid te zijn. Ter bescherming en handhaving van de huidige waardevolle doorkijk naar het achterland, is een verdere vergroting niet mogelijk. De extra gevraagde vergroting met nog eens 5 meter, om een stal te realiseren die voldoet aan de comfort-classnormen, is om genoemde reden dan ook niet gehonoreerd. Betreffende aanduiding is beperkt tot de bebouwing zoals op de plankaart is aangegeven. In dit geval dus alleen de woning. Overigens, deze aanduiding is alleen opgenomen ter indicatie dat een monument aanwezig is. De aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’ wordt daarom vervangen door een teken in de ondergrond dat aangeeft dat een monument aanwezig is. Deze tekens maken geen deel uit van de juridische regeling van het bestemmingsplan. De bescherming van
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 45 -
29 april 2010
c.
d.
de monumenten is geregeld in de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Voor de goothoogte van de agrarische bebouwing is een universele regeling binnen de gemeente De Bilt ontwikkeld. Deze regeling bestaat uit een goothoogte van 3 meter bij recht en een ontheffing voor bedrijfsgebouwen tot 6 meter, bijv. indien dit voor een goede bedrijfsvoering nodig is. Er zijn geen argumenten om deze regeling los te laten. De minimale afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens dient om overlast te voorkomen, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet te beperken en de brandveiligheid te waarborgen. De regeling wordt dan ook in stand gehouden. Met de onder a genoemde vergroting van het bouwvlak is er voldoende ruimte om het bedrijf te kunnen moderniseren.
11. J.P.P. Buck Het deel van het perceel Dorpsweg 147 met de bestemming ‘Kantoor’ en de aanduiding ‘congrescentrum’ is te groot. De twee oostelijk op het perceel gelegen opstallen behoren bij de woning. De plankaart wordt overeenkomstig aangepast.
12. P. Gerards, mede namens bewoners rond Dierenriem en Melkweg De bewoners maken bezwaar tegen het onderbrengen van het openbaar groen, grenzend aan de Dierenriem en Melkweg, binnen de bestemming ‘Verkeer Verblijfsgebied’. De betreffende groenvoorzieningen worden sinds 2005 door de bewoners zelf onderhouden. Dit groen moet een passende bestemming ‘Groen’ krijgen, zodat zeker is dat deze gronden ook daadwerkelijk als groenvoorziening in gebruik blijven. Alleen de structuurbepalende groenvoorzieningen hebben de specifieke bestemming ‘Groen’ gekregen. Dit is de werkwijze in alle sinds 2000 geactualiseerde bestemmingsplannen. De bedoelde openbare groenvoorzieningen worden door omvang en ligging niet aangemerkt als structuurbepalend. Derhalve valt dit openbaar groen binnen de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’. In de bestemmingsomschrijving van ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ zijn groenvoorziening opgenomen, wat betekent dat deze functie in overeenstemming is met de bestemming. Overigens wordt nog opgemerkt dat in het thans nog geldende bestemmingsplan ‘Maartensdijk Dorp 1996’ een vergelijkbare planologische regeling is opgenomen voor deze groenvoorzieningen. Dit heeft de afgelopen 13 jaar niet geleid tot excessen. De opgenomen regeling blijft gehandhaafd.
13. F. Padding / Hortmann Steinberg b.v. a. De panden aan Industrieweg 24 t/m 32 worden gebruikt voor het produceren van lak en vernis, binnen een afgegeven hinderwetvergunning. Dit valt onder categorie 4.2 (SBI 2430) en categorie 4.1 (SBI 2412). De opgenomen categorie 3.1 heeft gevolgen voor de huidige en/of toekomstige bedrijfsactiviteiten. Verzocht wordt de categorie aanduiding overeenkomstig aan te passen.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 46 -
Vastgesteld
b.
Het bebouwingspercentage van 50% geldt voor het gehele bestemmingsvlak, terwijl in het huidige bestemmingsplan een bebouwingspercentage van 50% per perceel is opgenomen en een goot- en nokhoogte van 7 meter respectievelijk 10 meter. Verzocht wordt een bebouwingspercentage per perceel op te nemen.
a.
In principe zijn aan de Industrieweg alleen bedrijfsactiviteiten uit categorie 1, 2 en 3.1 gewenst. De vestiging van het bedrijf is gebaseerd op bestaande rechten. Bestaande bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie zijn toegestaan. Daarom wordt ter plaatse een aanduiding opgenomen, waarmee bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie worden toegestaan. In dit geval wordt daarom de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’ opgenomen. In het gebied zijn de feitelijk bebouwde percentages per bouwperceel heel wisselend en uiteenlopend van 20% tot 100%. Een maximaal toegestaan bebouwingspercentage per bouwperceel van bijvoorbeeld 80% zou daarom geen recht doen aan de bestaande situatie. Om te voorkomen dat de beperkte delen van het gebied die nu nog onbebouwd zijn, ook grotendeels worden bebouwd, is ervoor gekozen om per (deel van een) bestemmingsvlak een maximum bebouwingspercentage vast te leggen. Deze bebouwingspercentages zijn gebaseerd op de bestaande situatie. Deze regeling doet recht aan de bestaande situatie, voorkomt dat hinder toeneemt als gevolg van bedrijfsuitbreidingen, maar biedt tegelijkertijd voldoende ruimte voor verbouwingen of vervangende nieuwbouw. De systematiek voor het maximaal toegestane bebouwingspercentage wordt daarom niet gewijzigd. Wel worden de feitelijk bestaande bebouwde percentages nogmaals beoordeeld en worden de percentages en/of de grootte van de aanduidingsvlakken aangepast om te waarborgen dat deze zo goed mogelijk voldoen aan de bestaande situatie. Overigens is ook in het huidige bestemmingsplan een regeling opgenomen waar de bebouwingspercentages worden bepaald over een aanduidingsvlak waarin meerdere bedrijven zijn gevestigd.
b.
14. H.A. Vonk Noordegraaf Verzocht wordt de in artikel 26.1 sub b opgenomen ontheffingsmogelijkheid afhankelijk te maken van de eisen van welstand. Dit om te voorkomen dat noodgedwongen een dakhelling wordt gerealiseerd, die vanuit de welstand in conflict is met de dakhellingen in de omgeving. De betreffende ontheffingsmogelijkheid is een algemeen gangbare en geaccepteerde planregel. Een bouwplan wordt altijd ter beoordeling aan de welstandscommissie voorgelegd, ook wanneer gebruik wordt gemaakt van deze ontheffing en het bouwplan moet ook dan voldoen aan redelijke eisen van welstand. Opgemerkt wordt dat in de planregels geen minimale of maximale dakhelling is voorgeschreven.
15. Maatschap Van Ekris - van de Pol a. Verzocht wordt het agrarisch bouwblok te vergroten ten behoeve van het oprichten van een stalinrichting / voederplaats en een africhtingsbak.
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 47 -
29 april 2010
b. c. d. a.
b.
c.
d.
De veiligheidszone rond de LPG-tank dient verkleind te worden van 150 meter naar 45 meter in verband met bouwbeperkingen. De goothoogte moet worden worden verhoogd van 3 meter naar 5 meter o.a. in verband met de hoogte van landbouwmachines. De afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens moet vervallen Vanwege de ligging in het invloedsgebied van het LPG-vulpunt is het niet zonder meer mogelijk tegemoet te komen aan dit verzoek. Er is daarom onderzoek gedaan naar de gevolgen van het voornemen op het groepsrisico. De resultaten zijn dusdanig dat er geen belemmering is om de stalinrichting / voederplaats ter plaatse op te richten. Het bouwvlak wordt daartoe vergroot. Op een afstand van 150 meter van het LPG-vulpunt dient het groepsrisico te worden bepaald en verantwoord. Dit betekent niet direct dat er geen bouwmogelijkheden zijn. Indien is aangetoond dat het groepsrisico op een acceptabel niveau blijft, kan door middel van een ontheffing medewerking worden verleend aan eventuele bouwplannen. Voor de goothoogte van de agrarische bebouwing is een universele regeling binnen de gemeente De Bilt ontwikkeld. Deze regeling bestaat uit een goothoogte van 3 meter bij recht en een ontheffing voor bedrijfsgebouwen tot 6 meter, bijvoorbeeld indien dit voor een goede bedrijfsvoering nodig is. Er zijn geen argumenten om deze regeling los te laten. De minimale afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens dient om overlast te voorkomen, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet te beperken en de brandveiligheid te waarborgen. De regeling wordt dan ook in stand gehouden. Met de onder a genoemde vergroting van het bouwvlak is er voldoende ruimte voor een goede bedrijfsvoering.
16. G.J. van Ekris a. Er wordt verzocht bij de woning aan de Braamsluiper 24 de mogelijkheid te creëren om een uitbouw van 3 meter te realiseren door de bepaling dat minimaal 8 meter tuin in stand moet blijven aan te passen in 4,5 meter. b. De regel dat bijgebouwen 4 meter achter het verlengde van de voorgevel mogen worden gerealiseerd, dient te worden gewijzigd, zodat op dit incourante perceel voor de voorgevel een bijgebouw kan worden gebouwd. a.
b.
Deze bepaling is juist opgenomen om te voorkomen dat percelen te vol worden bebouwd. Dit geldt ook voor het betreffende perceel. Het verzoek om af te wijken van deze regel wordt dan ook niet gehonoreerd. Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en dienen in zijn algemeenheid achter de voorgevel te worden gerealiseerd. Uit stedenbouwkundig oogpunt, alsmede vanwege de omliggende woningen is het ongewenst een bijgebouw met voorgestelde situering te realiseren. Ook op deze regel zal geen uitzondering worden gemaakt.
17. G.J. van Ekris b.v., namens Maatschap Van Oostrum De familie Van Oostrum is gestart met een zorgboerderij, naast hun agrarische activiteiten op hetzelfde perceel van het agrarische bedrijf. De activiteiten van de 9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 48 -
Vastgesteld
zorgboerderij vinden in het zuidelijke deel van het perceel plaats. Dit deel ligt buiten de contour van het plaatsgebonden risico op 45 meter van het LPG-vulpunt. Dit gedeelte dient een maatschappelijke bestemming te krijgen. Het agrarische bouwvlak moet hierdoor naar het noorden opschuiven om vervangende stallen en een kas te kunnen realiseren. Daarnaast is het plan om een biologische winkelruimte te openen. Hiervoor dient detailhandel in het bestemmingsplan te worden opgenomen. De activiteiten kunnen milieutechnisch worden geregeld met een Melding Besluit landbouw milieubeheer en het activiteitenbesluit. De betreffende uitbreiding van activiteiten bij een agrarisch bedrijf valt binnen de normen uit de nota ‘Vitaal platteland’. Dergelijke nevenactiviteiten worden welwillend beoordeeld. Een belangrijk aandachtspunt in dit geval is dat de locatie gelegen is binnen het invloedsgebied van het nabijgelegen vulpunt voor LPG vanwege het groepsrisico op een eventueel ongeval. Indien is aangetoond dat het groepsrisico op een acceptabel niveau blijft en het groepsrisico afdoende is verantwoord, kan door middel van een ontheffing medewerking worden verleend aan eventuele bouwplannen en de nieuwe nevenactiviteiten. Hierbij geldt dat tot een afstand van 45 m vanaf het vulpunt geen kwetsbare objecten (zoals bepaald in het Besluit externe veiligheid inrichtingen) zijn toegestaan.
18. G.J. van Ekris b.v., namens Maatschap Bieshaar – van Maanen Er bestaat bezwaar tegen de bestemming ‘Kantoor’ met de aanduiding ‘congrescentrum’ op het perceel Dorpsweg 147. De bebouwing ligt veel te dicht bij het op Dorpsweg 141 gevestigde agrarisch bedrijf. Volgens de milieuwetgeving dient minimaal 100 meter in acht te worden genomen. De familie Bieshaar wordt hierdoor ernstig geschaad in de bedrijfsvoering. Dit kantoorgebruik is niet eerder vergund en in strijd met het huidige plan. De bestemming kantoor moet komen te vervallen en omgezet worden in wonen. Er is geen sprake van schade aan de belangen van het agrarisch bedrijf door de bestemming ‘Kantoor’ met de aanduiding ‘congrescentrum’ op het naastgelegen perceel. In de eerste plaats betreft het een bestaande situatie, die ook reeds was toegestaan op basis van het huidige bestemmingsplan. Op het perceel Dorpsweg 147 is in het huidige bestemmingsplan de aanduiding ‘afwijkend gebruik voor dienstverlening toegestaan’ opgenomen. Het huidige gebruik is hiermee niet in strijd. In dit plan wordt betreffende locatie op een andere wijze bestemd. Dit betekent evenwel niet dat er sprake is van een nieuwe situatie. Een bestemming ‘Wonen’ op het perceel Dorpsweg 147 zou voor het agrarische bedrijf niet tot een andere situatie leiden. Ook woningen zijn geurgevoelig, wat betekent dat op basis van het Besluit landbouw milieubeheer ook een afstand van 100 meter in acht dient te worden genomen. Dit geldt ook voor de woningen op nummer 143 en 145. Er is dus nu reeds geen uitbreidingsruimte aanwezig.
19. G.J. van Ekris b.v., namens G. van Ettekoven Wzn De bestemming ‘Bedrijf’ moet aan de oostzijde langs de spoorweg worden vergroot, omdat geen ruimte resteert voor opslag en om te manoeuvreren. Thans ontstaan gevaarlijke situaties op de Dorpsweg. Het bebouwingspercentage dient te worden Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 49 -
29 april 2010
verhoogd naar 70% voor het stallen van tractoren, machines enz. Er wordt verwezen naar de situatie op Dorpsweg 47a. De aangegeven motieven zijn aanleiding het bedrijfsperceel te vergoten. De plankaart wordt daartoe aangepast. Het bebouwingspercentage blijft ongewijzigd. Het bestemmingsvlak is in de nieuwe situatie ongeveer 5.800 m² groot. Dit betekent dat ± 1.450 m² kan worden bebouwd. Gelet op de nu bestaande bebouwing biedt het bestemmingsplan dan ruim voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. De verwijzing naar het perceel Dorpsweg 47a is niet terecht, omdat op dat adres een landbouwmechanisatiebedrijf is gevestigd. Dit is een wezenlijk ander bedrijf en is dus niet te vergelijken met het op Dorpsweg 6 gevestigde bedrijf. Ambtshalve wordt de plankaart aangepast door de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ op te nemen, omdat het een loonbedrijf betreft, met een oppervlakte groter dan 500 m². Voorts wordt het adres Dorpsweg 6 in de bijlage van de toelichting opgenomen.
20. G.J. van Ekris b.v. a. Er wordt verzocht in de toelichting bij het monument op Dorpsweg 71 de naam ‘Vredelust’ toe te voegen. b. In artikel 1 Begrippen is het bij ‘peil’ logisch om ‘bovenkant afgewerkte begane grondvloer’ te hanteren in plaats van de huidige omschrijving. c. De in artikel 3.2 opgenomen goothoogte van 3 meter dient gelijk aan het huidige bestemmingsplan te worden verhoogd tot 4,5 meter. d. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 3 meter in artikel 3.2 dient vanwege de geringe breedte van veel bouwvlakken te vervallen. e. De maximale breedte van bruggen te verhogen van 5 meter naar 6 meter in verband met de geringe breedte van de Dorpsweg en de groter wordende vrachtwagens (trailers). a. b. c.
d.
e.
Het verzoek is gehonoreerd en de toelichting wordt op dit punt aangevuld. Het betreffende begrip is algemeen gangbaar en is als zodanig geaccepteerd om de bouwhoogte te bepalen. Voor de goothoogte van de agrarische bebouwing is een universele regeling binnen de gemeente De Bilt ontwikkeld. Deze regeling bestaat uit een goothoogte van 3 meter bij recht en een ontheffing voor bedrijfsgebouwen tot 6 meter, bijv. indien dit voor een goede bedrijfsvoering nodig is. Er zijn geen argumenten om deze regeling los te laten. De minimale afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens dient om overlast te voorkomen, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet te beperken en de brandveiligheid te waarborgen. De regeling wordt dan ook in stand gehouden. De maximaal toegestane breedte van bruggen wordt vergroot tot 6 meter.
21. Bewoners nabij Sojos Er wordt verzocht in het bestemmingsplan de rooilijn (bebouwingsgrens) weer op te nemen, net zoals deze nu in het huidig geldende plan is opgenomen. De redenen hiervoor zijn onder andere dat: 9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 50 -
Vastgesteld
• • • • • •
bebouwing in dit geval te dicht op de Dorpsweg kan worden gebouwd; het dorpsgezicht wordt aangetast; de karakteristieke lindebomen hierdoor kunnen gaan verdwijnen; het uitzicht van de buren sterk beperkt kan worden, hetgeen planschade tot gevolg heeft; de cultuurhistorische strook zwaar aangetast wordt; de oude bebouwing nooit zo ver naar voren heeft gestaan.
Eerder werd al een brief gestuurd over het voornemen een tweede gebouw op het terrein te realiseren. Zo een groot gebouw is stedenbouwkundig niet verantwoord en er zijn te weinig parkeerplaatsen voorzien, waardoor de verkeersdruk op de Dorpsweg zal toenemen. In dit concrete geval geldt dat de voorgenomen bebouwing vrijwel geheel achter de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens ligt, zoals die in het huidig geldende bestemmingsplan is opgenomen. Slechts voor een fractie wordt deze lijn overschreden (1 meter over de halve breedte = ± 7 m²). Hierdoor komt ruim 97% van de bebouwing achter de bebouwingslijn aan de noordkant van de Dorpsweg te liggen, zodat: • geen sprake is van een aantasting van het dorpsgezicht; • de karakteristieke lindebomen gehandhaafd kunnen blijven; • geen sprake is van ontoelaatbare beperking van het uitzicht. De welstand heeft het bouwontwerp akkoord bevonden. De bebouwing kan zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving als passend worden beschouwd. Op het perceel worden voldoende parkeerplaatsen voorzien. Na realisatie van het bouwplan (Sojos2) is ± 600 m² van de ± 2.500 m² bebouwd. Het maximaal toegestane bebouwingspercentage wordt daarom teruggebracht naar 25%. Een verdere uitbreiding van het gebouw kan dan slechts minimaal zijn, zonder dat dit van invloed is op de aangedragen argumenten.
22. Fam. R.A. Verhoef, Fam. B. Vellinga, Fam. J. van Rijssel Er wordt verzocht de bestemming ‘Groen’ aan de Dierenriem in zuidelijke richting uit te breiden met ± 12 meter en in westelijke richting uit te breiden met ± 20 meter, ten koste van de bestemming ‘Sport’ en de bestemming ‘Maatschappelijk - 1’. Met deze uitbreiding van de bestemming ‘Groen’ wordt beoogd te voorkomen dat eventuele bebouwing ten behoeve van de bestemming ‘Sport’ en ‘Maatschappelijk - 1’ te dicht op de Dierenriem en dus op de achtertuinen van de woningen aan de Dierenriem zou komen. Daarnaast wordt ervoor gepleit dat de huidige bosschages, binnen de bestemming ‘Groen’, gehandhaafd blijven. De huidige bosschages hebben de bestemming ‘Groen’ gekregen. Hiermee wordt aangegeven dat deze gronden bestemd zijn voor groenvoorzieningen zoals de bosschages aan de Dierenriem. De grens van de bestemming ‘Groen’ met de bestemmingen ‘Sport’ en ‘Maatschappelijk - 1’ is gebaseerd op de nieuwe eigendomsverhoudingen ter plaatse. Eventuele bebouwing ten behoeve van de bestemming ‘Sport’ en ‘Maatschappelijk - 1’ wordt geacht op voldoende afstand van de bebouwing aan de Dierenriem gelegen te zijn. Daarnaast wordt opgemerkt dat binnen de bestemmingen ‘Sport’ en ‘Maatschappelijk - 1’ aanvullende groenvoorzieningen ook Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 51 -
29 april 2010
zijn toegelaten, wat betekent dat een fysieke uitbreiding van de genoemde bosschages in westelijke en/of oostelijke richting op basis van het bestemmingsplan tot de mogelijkheden behoort.
23. R. Mohrmann De woning van de inspreker staat niet juist op de plankaart. De woninguitbreiding ontbreekt. Omdat de bestaande bouw maatgevend is, dient de bestaande bebouwing ook juist te worden aangegeven. Voor de ondergrond is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN). Het kan voorkomen dat de weergave van de bebouwing in sommige gevallen niet geheel de juiste situatie weerspiegelt, omdat de GBKN periodiek wordt geactualiseerd. De weergave van de bebouwing op de plankaart maakt juridisch gezien geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. Het is daarom geen probleem dat de weergave van de woning niet correct is. In het bestemmingsplan is geregeld dat uitbreiding van woningen aan de bestaande achtergevel onder voorwaarden is toegestaan. De bestaande achtergevel is volgens de begripsbepaling (artikel 1) ‘de achtergevel zoals deze bij de bouw van de betrokken woning is gerealiseerd’. Deze begripsbepaling is leidend en niet de weergave van de bebouwing op de ondergrond van de plankaart.
24. P.A. Regter De woning van de inspreker staat niet juist op de plankaart. De woninguitbreiding ontbreekt. Omdat de bestaande bouw maatgevend is, dient de bestaande bebouwing ook juist te worden aangegeven. Voor de ondergrond is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN). Het kan voorkomen dat de weergave van de bebouwing in sommige gevallen niet geheel de juiste situatie weerspiegelt, omdat de GBKN periodiek wordt geactualiseerd. De weergave van de bebouwing op de plankaart maakt juridisch gezien geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. Het is daarom geen probleem dat de weergave van de woning niet correct is. In het bestemmingsplan is geregeld dat uitbreiding van woningen aan de bestaande achtergevel onder voorwaarden is toegestaan. De bestaande achtergevel is volgens de begripsbepaling (artikel 1) ‘de achtergevel zoals deze bij de bouw van de betrokken woning is gerealiseerd’. Deze begripsbepaling is leidend en niet de weergave van de bebouwing op de ondergrond van de plankaart.
25. C.F. van der Meijden Het artikel aangaande de uitbreiding aan de zijgevel van een woning komt niet voor in het huidige bestemmingsplan. Dit achten wij een slechte zaak. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangevuld.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 52 -
Vastgesteld
26. Linssen CS Advocaten Een deel van de tuin van de cliënten heeft in het voorontwerp van het bestemmingsplan de bestemming ‘Agrarisch’. Er is op de betreffende gronden geen sprake van agrarisch gebruik. De gronden zijn in gebruik als tuin, behorende bij de woning aan de Tolakkerweg nummer 230. Cliënten verwachten dat de gronden een passende bestemming krijgen, mede naar aanleiding van eerder genomen besluiten. Na de beslissing op bezwaar d.d. 12 juni 2001 en de uitspraak van de rechtbank van 17 juni 2002 is bij brief van 17 juni 2006 opnieuw beslist op het bezwaarschrift tegen de beslissing om geen bestuursdwang toe te passen. Het laatste besluit geeft aan dat de gebruiksvorm onder het overgangsrecht van het huidige bestemmingsplan valt. Hierdoor kan niet handhavend worden opgetreden. In het nieuwe bestemmingsplan zal de gebruiksvorm overeenkomstig worden bestemd. Dit betekent dat betreffende gronden ten zuiden van het perceel Tolakkerweg 230 de bestemming 'Wonen' krijgt.
7.2
Overleg met instanties Het voorontwerp van het bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening op 2 februari 2009 toegezonden aan een aantal instanties, waaronder de provincie Utrecht. Hieronder zijn de in dat kader ontvangen reacties samengevat en per (onderdeel van de) reactie cursief van beantwoording voorzien. Het voorontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan: 1.
Provincie Utrecht, Dienst Ruimte en Groen, Postbus 80300, 3508 TH UTRECHT
2.
Ministerie van VROM, VROM-Inspectie regio Noordwest, Postbus 1006, 2001 BA HAARLEM
3.
Bestuur Regio Utrecht (BRU), Postbus 14107, 3508 SE UTRECHT
4.
Ministerie van Economische Zaken, regio Noordwest, Postbus 20101, 2500 EC DEN HAAG
5.
Kamer van Koophandel en fabrieken voor Utrecht en omstreken, Postbus 48, 3500 AA UTRECHT
6.
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, Postbus 1600, 3800 BP AMERSFOORT
7.
Welstand en Monumenten Midden Nederland, Postbus 115, 3980 CC BUNNIK
8.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Postbus 550, 3990 GJ HOUTEN
9.
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Directie Utrecht, Postbus 650, 3430 AR NIEUWEGEIN
10. NV Nederlandse Spoorwegen, afdeling Bedrijfs- en Productontwikkeling, Hoofdgebouw IV kamer 18.k.03, Postbus 2025, 3500 HA UTRECHT
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 53 -
29 april 2010
11. Prorail, Postbus 2520, 1000 CM AMSTERDAM 12. N.V. Nederlandse Gasunie, District West, Postbus 444, 2740 AK WADDINXVEEN 13. KPN Operator Vaste Net, Afdeling leidingmanagement, Carrier Services Local Loop, Rayon Midden, Postbus 16300, 3500 CH UTRECHT 14. Vitens Midden-Nederland, Postbus 40205, 3504 AA UTRECHT 15. Eneco Energie, Postbus 1014, 3000 BA ROTTERDAM
1. Provincie Utrecht, Dienst Ruimte en Groen Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Voor kennisgeving aangenomen.
2. Ministerie van VROM, VROM-Inspectie regio Noordwest Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Voor kennisgeving aangenomen.
3. Bestuur Regio Utrecht (BRU) Het plan is passend binnen het Regionaal Structuurplan (RSP), derhalve bestaat geen bezwaar tegen het voorontwerpbestemmingsplan. Voor kennisgeving aangenomen.
4. Ministerie van Economische Zaken, regio Noordwest Geen reactie ontvangen.
5. Kamer van Koophandel en fabrieken voor Utrecht en omstreken a. De categorie-indeling op basis van de publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ lijkt niet geheel te kloppen met de feitelijke situatie. Onzes inziens lijkt er voor sommige percelen en bedrijven sprake te zijn van een te lage milieucategorisering en mitsdien indeling. b. Voorts is de streefnorm qua bebouwing van 50% allang niet meer haalbaar vanwege een veel hoger bebouwingspercentage. De norm van 50% wordt aan de lage kant geacht. Dit mag niet leiden tot een norm die over het gehele bedrijventerrein wordt gelegd. Voor braakliggende percelen of kavels waar de 50% nog niet bereikt is, zou dan geen ruimte meer zijn voor bebouwing of uitbreiding. c. Het wekt verbazing dat bedrijfsactiviteiten aan huis niet in een vrijstaand bijgebouw mogen worden uitgeoefend. Een dergelijke bepaling druist in tegen de in het economisch beleidsplan neergelegde wens tot stimulering van werken aan huis.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 54 -
Vastgesteld
a. Naar aanleiding van deze opmerking zijn de bedrijfsactiviteiten opnieuw beoordeeld. Hieruit is naar voren gekomen dat een aantal bedrijfsactiviteiten niet op de juiste manier was ingedeeld. Dit wordt aangepast. b. In het gebied zijn de feitelijk bebouwde percentages per bouwperceel heel wisselend en uiteenlopend van 20% tot 100%. Een maximaal toegestaan bebouwingspercentage per bouwperceel van bijvoorbeeld 80% zou daarom geen recht doen aan de bestaande situatie. Om te voorkomen dat de beperkte delen van het gebied die nu nog onbebouwd zijn, ook grotendeels worden bebouwd, is ervoor gekozen om per (deel van een) bestemmingsvlak een maximum bebouwingspercentage vast te leggen. Deze bebouwingspercentages zijn gebaseerd op de bestaande situatie. Deze regeling doet recht aan de bestaande situatie, voorkomt dat hinder toeneemt als gevolg van bedrijfsuitbreidingen, maar biedt tegelijkertijd voldoende ruimte voor verbouwingen of vervangende nieuwbouw. De systematiek voor het maximaal toegestane bebouwingspercentage wordt daarom niet gewijzigd. Wel worden de feitelijk bestaande bebouwde percentages nogmaals beoordeeld en worden de percentages en/of de grootte van de aanduidingsvlakken aangepast om te waarborgen dat deze zo goed mogelijk voldoen aan de bestaande situatie. Overigens is ook in het huidige bestemmingsplan een regeling opgenomen waar de bebouwingspercentages worden bepaald over een aanduidingsvlak waarin meerdere bedrijven zijn gevestigd. c. Het is beleid van de gemeente dat beroep aan huis plaatsvindt in de woning of in een aan de woning gebouwd bijgebouw. Een beroep aan huis is niet toegestaan in een vrijstaand bijgebouw. Het ontstaan van zelfstandige bedrijven wordt hiermee voorkomen. 6. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Geen reactie ontvangen.
7. Welstand en Monumenten Midden Nederland De welstandscommissie De Bilt kan in belangrijke mate instemmen met het voorliggende bestemmingsplan, maar geeft op enkele punten een aantal opmerkingen. a. Bij Dorpsweg 85 en 91 staat de grens van het bouwvlak niet haaks op de kavelrichting, maar voor een belangrijk deel parallel aan de weg. Dit kan leiden tot een storend gesitueerd bijgebouw. Geadviseerd wordt de bouwvlakgrens haaks op de kavelgrens te laten lopen. b. In de toelichting staat vermeld dat bouwinitiatieven in de bestaande voorgevelrooilijn gerealiseerd dienen te worden. In de bouwregels van diverse bestemmingen komt deze regel echter niet terug. c. Er is niets vastgelegd over de minimale afstand van hoofdgebouwen tot de erfgrenzen. Kan er naar believen geschoven worden over de perceelsbreedte? d. Het bestemmingsplan laat nu erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn toe tot een hoogte van 3 meter. Dergelijk hoge terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn zijn ongewenst, omdat ze het straatprofiel versmallen, het zicht op panden ontnemen en als bijzonder storend worden ervaren. Geadviseerd wordt de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn te beperken.
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 55 -
29 april 2010
e. Ten aanzien van lid 22.2 sub b wordt geadviseerd het woord ‘hoogste’ weg te laten bij het bepalen van de maximale goothoogte. Nu kan een asymmetrische massacompositie worden rechtgetrokken, wat de bebouwingskarakteristiek aantast. f. Ten aanzien van lid 22.2 sub j wordt opgemerkt dat de gegeven bouwregels al snel leiden tot bouwmassa’s met weinig aansprekende verhoudingen tussen gevel- en dakvlak. g. Ten aanzien van lid 22.2 sub l wordt opgemerkt dat de maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van 3 meter weliswaar niet geldt voor erfafscheidingen, maar vervolgens worden aan erfafscheidingen worden vervolgens geen regels gesteld. Geadviseerd wordt dit wel te doen, overeenkomstig de eerder gemaakte opmerking over erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn. a. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast. Ook bij de andere agrarische bouwpercelen ligt de grens van het bouwvlak haaks op de kavelrichting. b. Voor de woonbestemming is de regel opgenomen dat de voorgevels van hoofdgebouwen evenwijdig aan en in de voorgevelrooilijn dienen te worden gebouwd. Vanwege het stedenbouwkundig beeld van opeenvolgende woningen langs een straat is het gewenst de voorgevelrooilijn in acht te nemen. Voor de andere bestemmingen geldt veelal dat deze gebouwen een bijzondere positie innemen in de gebouwde omgeving. Het betreft vaak gebouwen met een afwijkende vorm en grootte, die geen directe relatie hebben met omliggende gebouwen. Om die reden is veelal geen doorlopende voorgevelrooilijn aanwezig. Daarom is de genoemde regel dan ook niet opgenomen bij de andere bestemmingen. c. Een dergelijke regel wordt niet noodzakelijk geacht. d. Het bestemmingsplan wordt aangepast door regels toe te voegen over de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn. e. De verhouding tussen hogere en lagere delen van een gebouw is typisch een zaak voor de welstandstoets. Het bestemmingsplan regelt de maximale goothoogte voor het hele bouwperceel om het volume van de bebouwing te reguleren. Om onduidelijkheden te voorkomen staat vermeld dat de hoogste bestaande goothoogte de maximaal toegestane goothoogte is. f. Het bestemmingsplan wordt aangepast door de maximale goothoogte voor aangebouwde bijgebouwen te relateren aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. g. Het bestemmingsplan wordt aangepast door regels toe te voegen over de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn.
8. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Er wordt positief geadviseerd over het plan, mits onderstaande punten worden overgenomen. Het gaat om: a. Het opnemen van de term ‘waterhuishouding’ in de bestemmingsomschrijving van de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’; b. Het opnemen van een dubbelbestemming ‘waterstaatsdoeleinden’ voor hoofdwatergangen binnen het plangebied; c. Het aangeven op de plankaart van twee rioolpersleidingen. a. Waterhuishoudkundige voorzieningen worden toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’. 9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 56 -
Vastgesteld
b. De waterhuishoudkundige belangen van de hoofdwatergangen worden gewaarborgd door middel van de bepalingen in de Keur van het hoogheemraadschap. Hiervan wordt melding gemaakt in de toelichting van het bestemmingsplan. Nadere regels in het bestemmingsplan door middel van een dubbelbestemming worden niet noodzakelijk geacht. c. Ten behoeve van de bescherming van de twee rioolpersleidingen wordt een dubbelbestemming ‘Leiding - Riool’ opgenomen.
9. Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Directie Utrecht Geen reactie ontvangen.
10. NV Nederlandse Spoorwegen Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Voor kennisgeving aangenomen.
11. Prorail Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Voor kennisgeving aangenomen.
12. N.V. Nederlandse Gasunie Het plan is getoetst aan het toekomstig externe-veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM voor onze aardgastransportleidingen. Op grond van deze toetsing wordt de conclusie getrokken dat het plangebied buiten de 1%-letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. Voor kennisgeving aangenomen.
13. KPN Operator Vaste Net Verzocht wordt rekening te houden met een aantal belangen van KPN, zoals: • creëren, handhaven en toewijzen van tracés; • ruimten voor kabelverdeelkasten beschikbaar stellen; Ten aanzien van de tracés is in het plangebied geen specifieke regeling opgenomen. In artikel 27.1 sub a is een algemene vrijstelling opgenomen voor het oprichten van onder andere transformatorhuisjes en schakelhuisjes.
14. Vitens Midden-Nederland Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Voor kennisgeving aangenomen. Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 Vastgesteld
9S8260/R00019/903357/Rott - 57 -
29 april 2010
15. Eneco Energie (N.V. Stedin Netten Utrecht) Opgemerkt wordt dat bij alle openbare wegen een strook openbare grond moet worden gereserveerd voor kabels en leidingen. Tevens wordt opgemerkt dat aan afstanden tot bebouwing voor leidingen minima zijn verbonden. Ten aanzien van kabels en leidingen is in het plangebied geen specifieke regeling opgenomen. Het bestemmingsplan worden geacht te voldoen voor de genoemde regels voor kabels en leidingen.
9S8260/R00019/903357/Rott 29 april 2010
Bestemmingsplan Maartensdijk 2009 - 58 -
Vastgesteld