Boerhaave-Sylvius
2
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding
5
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
5 5 7 7 7
Aanleiding Doelstelling Ligging plangebied Vigerende bestemmingsplannen Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
9
2.1 Inleiding 2.2 Bestaande situatie 2.3 Toekomstige situatie
9 9 11
Hoofdstuk 3 Beleid
23
3.1 3.2 3.3 3.4
23 23 24 25
Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal beleid Gemeentelijk beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
29
4.1 Verkeer 4.2 Geluidhinder wegverkeerslawaai/railverkeerslawaai 4.3 Bedrijven 4.4 Externe veiligheid 4.5 Schiphol 4.6 Horeca 4.7 Luchtkwaliteit 4.8 Leidingen 4.9 Energie en Duurzaam bouwen 4.10 Bodem 4.11 Cultuurhistorie 4.12 Archeologie 4.13 Water 4.14 Ecologie 4.15 Hoogbouw
29 30 31 36 39 39 39 41 41 42 44 44 48 53 58
Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving
62
5.1 Planvorm 5.2 Bestemmingsregels
62 62
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
3
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
70
6.1 Economische uitvoerbaarheid 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.3 Handhaving
70 71 72
Bijlagen bij de toelichting
74
Bijlage 1 Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 1.1 Algemeen
74 74
1.2 Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
74
1.3 Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
76
1.4 Flexibiliteit
78
Bijlage 2 Hoogbouwtoets 2.1 Hoogbouwtoets
79 79
2.2 Foto's Zichtlijnen
81
2.3 Beschermd stadsgezicht Endegeest
84
2.4 Schaduwmodellen
86
Bijlage 3 Verantwoording groepsrisico 3.1 Het Plangebied
89 89
3.2 Regelgeving en Beleid
90
3.3 Verantwoording groepsrisico
91
Bijlage 4 Overleg Regionale Brandweer Bijlage 5 Verkeersgegevens
93 95
Regels
98
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
99
Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Agrarisch Artikel 4 Gemengd - 1 Artikel 5 Gemengd - 2 Artikel 6 Gemengd - 3 Artikel 7 Gemengd - 4 Artikel 8 Groen Artikel 9 Maatschappelijk Artikel 10 Sport Artikel 11 Verkeer Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied Artikel 13 Water Artikel 14 Wonen Artikel 15 Waarde - Archeologie 3 bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
99 106
107 107 108 111 114 117 119 120 122 123 124 125 126 129
4 Artikel 16 Waarde - Archeologie 5 Artikel 17 Waarde - Archeologie 6
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27
Antidubbeltelregeling Milieuzone - zones Wet milieubeheer Algemene bouwregels Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening Algemene gebruiksregels Algemene ontheffingsregels Algemene wijzigingsregels Wro-zone - wijzigingsgebied 2 Algemene procedureregels Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
131 133
135 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144
145
Artikel 28 Strafbepaling Artikel 29 Overgangsrecht Artikel 30 Slotregel
145 146 147
Bijlagen bij de regels
148
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
149 150
5
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
De deelgebieden Boerhaave en Sylvius maken deel uit van de Leeuwenhoek, aan de westkant van Leiden, waar in de afgelopen decennia een cluster ontstaan is van kennisintensieve bedrijvigheid, onderzoek en onderwijs. Het Leiden Bio Science Park (LBSP) in de Leeuwenhoek voert nationaal de bedrijvigheid aan op het gebied van de biomedische life sciences. Of het nu gaat om het aantal gevestigde bedrijven, werknemers in de kennisintensieve bedrijvigheid of nieuwe start-ups, Leiden neemt al jaren een nationale koppositie in.
De Leeuwenhoek heeft de potentie om door te groeien naar een kenniscluster dat tot de wereldtop op het gebied van de biowetenschap (bio science) behoort. De ligging van het gebied, dichtbij Schiphol en tussen twee belangrijke verkeersknopen van regionaal belang (de Knoop Leiden West en de Knoop Leiden Centraal), is hierbij een sterk punt. Om deze potentie te kunnen benutten is een uitbreiding van uitgeefbaar terrein op gronden van de Universiteit Leiden noodzakelijk. De gemeente Leiden en de Universiteit Leiden hebben de handen ineengeslagen om samen de gebiedsontwikkeling van de Leeuwenhoek ter hand te nemen. Op bestuurlijk niveau is besloten om eerst actief in te zetten op het vervaardigen van een bestemmingsplan voor de deelgebieden Boerhaave en Sylvius van het LBSP, teneinde de ontwikkelingen die daar op de korte- en middellange termijn gewenst zijn te kunnen faciliteren.
De ontwikkeling van de Leeuwenhoek past in een bredere context: onder regie van de provincie Zuid-Holland is een masterplan opgesteld voor de Knoop Leiden West (KLW). Het masterplan is in december 2005 door de gemeenten Katwijk, Oegstgeest, Leiden en Teylingen, de Universiteit Leiden en de provincie Zuid-Holland vastgesteld en de Samenwerkingsovereenkomst KLW is in februari 2006 ondertekend.
1.2
Doelstelling
Voor de ontwikkeling van de Leeuwenhoek hebben de partners in dit project, gemeente Leiden en Universiteit Leiden de volgende doelstelling geformuleerd: Het creëren van een hoogwaardige stedelijke omgeving waarin onderwijs, onderzoek en bedrijven elkaar maximaal stimuleren en optimale ontwikkelingskansen worden geboden.
Het voorliggende bestemmingsplan is er op gericht om voor de deelgebieden Boerhaave en Sylvius de ontwikkelingen die genoemd zijn in de doelstelling mogelijk te maken, waarbij de bestaande en de toekomstige functies ruimschoots ontplooiingsmogelijkheden hebben. Anderzijds bevat het bestemmingsplan waarborgen om de bestaande kwaliteiten in het gebied te beschermen en te voorkomen dat de in het plangebied aanwezige functies belemmeringen voor elkaar en voor de overige functies in de nabijheid van het plangebied kunnen vormen.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
6
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
7
1.3
Ligging plangebied
De Leeuwenhoek is gelegen ten westen van de Leidse binnenstad (figuur 1) en is in gebruik als universiteitsterrein en voor kantoren, bedrijven en onderwijs. Ook zijn thans het Hoogheemraadschap van Rijnland en het museum Naturalis gehuisvest in het gebied. Het gebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Plesmanlaan, aan de westzijde door de snelweg A44, aan de noordzijde door de Wassenaarseweg en in het oosten loopt de grens over de Albinusdreef, Sandifortdreef en Darwinweg.
De deelgebieden Boerhaave en Sylvius, waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, liggen in het noordoostelijke kwadrant van Leeuwenhoek. Het plangebied (figuur 2) wordt aan de zuidzijde begrensd door de Sandifortdreef, de Zernikedreef en de Einsteinweg, aan de westzijde door de Max Planckweg, aan de noordzijde door de Wassenaarseweg en in het oosten door de Albinusdreef.
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
Het onderhavige bestemmingsplan vervangt het thans vigerende bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92 (vastgesteld 29 juni 1993 en goedgekeurd 22 februari 1994) gedeeltelijk.
1.5
Leeswijzer
Het bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius bestaat uit regels en een verbeelding met een weergave van de ligging van de onderscheiden bestemmingen, vergezeld van een toelichting. De opzet van de toelichting voldoet aan het 'Leids handboek digitale bestemmingsplannen' en is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende onderdelen. Hoofdstuk 2 wordt gevormd door een gebiedsvisie van de bestaande situatie en een beschrijving van de beoogde toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader weergegeven. In hoofdstuk 4 worden diverse deelonderzoeken beschreven waarin onder meer wordt ingegaan op de milieusituatie. In hoofdstuk 5 wordt uitleg gegeven over de juridische planvorming. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 6 aan de orde.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
8
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
9
Hoofdstuk 2 2.1
Gebiedsvisie
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de bestaande en de toekomstige situatie van het gebied BoerhaaveSylvius in de Leeuwenhoek uiteengezet.
2.2
Bestaande situatie
2.2.1
Ruimtelijke structuur
Boerhaave Het gebied Boerhaave is het oudste universiteitsgebied in de Leeuwenhoek. Het gebied is ingericht volgens een plan cité medicale uit de jaren '10-'20 van de twintigste eeuw en heeft een campusstructuur van vrijstaande historische bebouwing in een groene omgeving. Het groene verblijfsgebied wordt versterkt door het Bos van Bosman aan de noordzijde van de Wassenaarseweg (figuur 3). De vier gebouwen Anatomie, Pathologie, Fysiologie en Gorter zijn zowel architectonisch als in het tijdsbeeld interessant te noemen. De bebouwing ontleent zijn kwaliteit met name aan de gevels van bakstenen, de eigenheid van de gebouwen ten opzichte van de omgeving en de rijke mate aan detaillering. Anatomie en Pathologie behoren tot de elementen van het oorspronkelijke ontwerp van het cité medicale. Kenmerkend voor het Anatomie gebouw is de opzet van de gangen in de hoofd- en zijvleugel, de amfitheater-vormige collegezaal en de ambachtelijke bakstenen gevels waarin grote vensters zorgen voor een ritmisch geheel. Het Pathologie complex is opgebouwd uit twee evenwijdige nagenoeg identieke vleugels waarbinnen een soort binnentuin is gelegen. De monumentale ingang en het interieur van de hal zijn van cultuurhistorische waarde. Specifieke waardevolle elementen van het Fysiologiegebouw zijn de halfronde uitbouw, de ambachtelijke vormgeving van het gebouw, het vrij indeelbare betonskelet met smalle stalen vensters en de monumentale hal. Het Gortergebouw is met name belangrijk voor het aanzicht vanaf de Wassenaarseweg. Door de langgerekte bouwmassa begeleidt het gebouw de weg en vormt een scheiding tussen het openbare gebied en het universiteitsterrein. Andere waardevolle elementen zijn de vrij indeelbare binnenruimte, de ritmische vormgeving van de gevels, de details bij de hoofdingang en de monumentale hal met trappenhuis. De eigenheid van het Boerhaave gebied wordt langs de doorgaande weg subtiel aangeduid door de twee entree gebouwtjes: de kiosk en de portierswoning aan de Wassenaarseweg. De gebouwen in het Boerhaave gebied worden gebruikt door de Universiteit Leiden, TNO en de Hogeschool Leiden. Naast het Gortergebouw van TNO staan twee dienstwoningen.
Sylvius Ten westen van Boerhaave, en gescheiden door het TNO-complex en de Trambaan, ligt het Sylvius gebied. Dit gebied is extensief bebouwd en biedt plaats aan twee complexen met laboratoria en de nieuwbouw van Hal Allergy. Het gebied is bouwrijp gemaakt en de infrastructuur is aangelegd. Ten westen van Sylvius ligt het Gorlaeuscomplex waarin de Bèta faculteiten van de Universiteit Leiden zijn gehuisvest. Het Sylviusgebied wordt ontsloten door de Sylviusweg, de J.H. Oortweg en de nog aan te leggen Galileiweg. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
10
2.2.2
Verkeer
Ontsluiting autoverkeer Boerhaave-Sylvius wordt voor het autoverkeer ontsloten via de Plesmanlaan en de Wassenaarseweg. De Plesmanlaan is aangesloten op de A44, die een verbinding geeft met Den Haag en -via de A4- met Schiphol en Amsterdam. De Plesmanlaan sluit ook aan op de N206, waarmee o.a. Katwijk en Noordwijk met het gebied worden verbonden. Vanaf de Plesmanlaan kan via de Einsteinweg en de Darwinweg naar het plangebied worden gereden. Vanaf de Wassenaarseweg kan via de Sylviusweg naar het plangebied worden gereden. Aan de Wassenaarseweg is ook een aantal ontsluitingen voor bestemmingen binnen het plangebied gelegen. Binnen de deelgebieden behoren de Sylviusweg, de Sandifortdreef en de Albinusdreef tot de gebiedsontsluitingswegen. Op deze wegen bedraagt de maximum snelheid 50km/h. De overige wegen in het plangebeid zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg, met een maximum snelheid van 30km/h. De wegen in het gebied zijn uitgevoerd als wegen met 1x1 gebiedsontsluitingswegen in het gebied hebben alle een gestrekt tracé.
rijstrook.
De
Op meerdere plaatsen zijn de kruisingen van wegen in het kader van de verkeersveiligheid als rotonde uitgevoerd.
Ontsluiting openbaar vervoer Langs het plangebied halteren op de Wassenaarseweg, de Einsteinweg, de Trambaan en de Zernikedreef diverse busdiensten. Deze verzorgen verbindingen met o.a. Valkenburg, Katwijk, Noordwijk, Lisse, Wassenaar, Oegstgeest en Den Haag. In de nabijheid van het plangebied bevindt zich tevens het NS-station Leiden Centraal, met er direct naastgelegen het busstation.
Ontsluiting langzaam verkeer Langs de gebiedsontsluitingswegen in en rondom het plangebied bevinden zich vrijliggende fietspaden. Op de overige wegen is sprake van gemengd verkeer.
Door de nabijheid van het station en de diverse bushalten binnen het gebied bedraagt de te lopen of te fietsen afstand nergens meer dan 1.200 meter, wat overeenkomt met circa 10 minuten lopen of 4 minuten fietsen. De deelgebieden worden doorsneden door een aantal noord-zuid lopende fietsroutes van lokaal en regionaal belang.
Parkeren Het parkeren vindt in de huidige situatie op eigen terrein plaats.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
11
2.3
Toekomstige situatie
2.3.1
Masterplan Leiden Bio Science Park
Omgeving
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
12 Het Boerhaave-Sylviusgebied maakt onderdeel uit van het Leiden Bio Science Park. In het huidige gemeentelijk deel van het LBSP is bijna geen ruimte meer voor verdere uitbreidingen. Om de groei van het kenniscluster niet te belemmeren worden Boerhaave en Sylvius binnen het concept betrokken. Hierbij is bekeken welke functionele mix van bedrijven, wonen en onderwijs wordt gerealiseerd. Op deze wijze krijgen beide deelgebieden een sterk eigen karakter en leveren een eigen bijdrage aan de vorming van het LBSP.
Het Leiden Bio Science Park wordt begrensd door de Plesmanlaan, A44, de Wassenaarseweg en het LUMC. De goede bereikbaarheid, de ligging en beschikbare ruimte vormen het uitgangspunt om het gebied te intensiveren en de functiemenging, nu bestaand uit onderwijs, onderzoek, museum Naturalis en bedrijven, verder uit te bouwen.
In de huidig situatie is het Leiden Bio Science Park niet direct als ruimtelijke eenheid herkenbaar. Binnen het grotere geheel zijn deelgebieden afleesbaar met een eigen opzet en een eigen functionele invulling en programmering.
Kennisclusters De vorming van 'kennisclusters' is een speerpunt in de nationale economie. Een kenniscluster bestaat uit een dynamisch en actief netwerk van bedrijven, onderwijs en onderzoek en overheid.
Er is onderzoek gedaan naar de specifieke 'life science sector' (Deloitte&Touche, 21 mei 2003), kennisclusters (ICES Klict) en geschikte voorbeelden in het buitenland (MIT/Boston in de Verenigde Staten). Tegelijkertijd is er ook intensief overleg geweest met het bedrijfsleven en andere betrokken partijen. De ambitie om substantieel meer ruimte te creëren voor kennisintensieve bedrijvigheid wordt breed onderschreven, evenals de ambitie om een moderne, campusachtige nieuwe stedelijke omgeving met bijbehorende functiemenging te realiseren.
Bij de ontwikkeling van het LBSP wordt een dynamisch concept voorgestaan met als thema kennisintensieve bedrijvigheid, waarbinnen biotechnologie centraal staat. Deloitte & Touche heeft voor het gebied Leeuwenhoek de ruimtebehoefte voor alle typen van bedrijvigheid (wetlab, kantoorruimte, hoogwaardige productieruimte, hoogwaardige distributieruimte en ondersteunende voorzieningen) in een scenario 'getemperde groei' geraamd. Hierbij is het uitgangspunt gehanteerd dat uitsluitend hoogwaardige research en devolopment/ontwikkeling, alsmede kleinschalige productie- en distributiegebouwen op de Leeuwenhoek gefaciliteerd worden. Ondersteunende bedrijvigheid kan het kenniscluster versterken.
Landschap, groen en water In het stedenbouwkundig ontwerp voor Boerhaave-Sylvius neemt de landschappelijke laag een zeer uitgesproken plaats in. De Oude Trambaan, de Endegeesterwetering en de Poelwetering zijn structuren van ver voor de komst van bebouwing en vormen hoogwaardige landschappelijke elementen, met deels ecologische betekenis. Delen van het Boerhaavegebied liggen op de uitloper van een oude strandwal. Door de zandige ondergrond komen hier boomsoorten voor die elders in de omgeving niet te vinden zijn (Lindes, Beuken, Dennen, etc.). De aanwezigheid van de landgoederen Endegeest en Nieuweroord direct ten noorden van het plangebied heeft ook een positieve betekenis voor de belevings- en ecologische kwaliteit van Boerhaave en Sylvius. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
13
De noodzaak tot het verder ontwikkelen van deze uitgesproken landschappelijke laag komt voort uit de wens de hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte een belangrijke en duurzame kwaliteitsdrager te laten zijn. Tevens vormt het de verbindende factor tussen de bestaande en de nieuwe bebouwing in het plangebied.
Het benadrukken van de landschappelijke laag komt naar voren door: Het creëren van een groene dooradering door het Boerhaavegebied als onderdeel van de lijn Bos van Bosman - Boerhaave - Naturalis-Vijverlocatie tussen de Wassenaarseweg en de Plesmanlaan. In deze groene dooradering staat de verblijfskwaliteit (recreatief groen) voorop. De oevers zullen zo veel mogelijk natuurvriendelijk worden ingericht met brede overgangen tussen de verschillende biotopen. In het Boerhaave gebied, dat op zandgronden is gelegen, zullen bomen als de eik, de linde en de beuk de sfeerbepalers zijn in een parkachtige omgeving; In de wegprofielen zijn royale doorgaande watergangen opgenomen, waardoor het gewenste samenhangende beeld ontstaat. Deze watergangen worden ook ingezet voor de waterbergingscapaciteit van water. Resultaat is dat Sylvius een meer compacte verkaveling zal krijgen van bebouwing in duidelijke rooilijnen langs de wegen, terwijl Boerhaave een meer losse opzet heeft.
Functiemenging De structuren van de landschappelijke inrichting maken de geplande verdichting van het gebied en de gewenste functiemenging mogelijk. De functiemenging gaat zover dat niet alleen bedrijvigheid, onderzoek, onderwijs en kantoor gemengd worden, maar dat ook woningbouw in een deel van het plangebied mogelijk wordt. Op deze manier wordt de attractiviteit van Boerhaave-Sylvius als stedelijk en levendig gebied vergroot. Bovendien worden de veelzijdige kwaliteiten van het gebied ten volle benut.
Door een nauwkeurige positionering van de verschillende vormen van bedrijvigheid kunnen de gebieden aangeduid worden waar kwetsbare functies (bijvoorbeeld wonen) kunnen worden gerealiseerd.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
14
2.3.2
Stedenbouwkundige uitwerking Boerhaave en Sylvius
Voor alle locaties in het Boerhaave-Sylvius gebied zijn aparte bebouwingsvlakken gemaakt waarbinnen de beoogde bebouwing een bepaalde mate van flexibiliteit heeft en er tegelijk een duidelijke scheiding ontstaat met het openbare gebied (figuur 4). Er wordt een supervisor aangesteld die de diverse planinitiatieven zal toetsen aan de bouwenveloppen en de onderlinge samenhang tussen de complexen zal bewaken.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
15 Voor het Boerhaave-Sylvius gebied zijn maximale bouwhoogtes bepaald. Voor Sylvius is dit 40 meter. Voor Boerhaave wordt uitgegaan van een 'onderlaag', de hoogte van de bestaande monumentale bebouwing van 17,5 meter. Daarbij mogen accenten komen op daarvoor bepaalde ruimtelijk strategische locaties die 40 meter hoog kunnen worden. Tenslotte is één locatie opgenomen waar een bouwhoogte mogelijk is tot maximaal 70 meter.
2.3.2.1 Boerhaave De ontwikkelingen in Boerhaave zijn enerzijds gericht op het waarborgen en versterken van het groene en landelijke karakter van het gebied en anderzijds op het (her)inrichten van de campusbebouwing. De stedenbouwkundige uitgangspunten zijn opgenomen in de 'Stedenbouwkundige uitwerking Boerhaave'. Deze uitgangspunten zijn in het bestemmingsplan verwerkt.
Bebouwing De campusbebouwing wordt gevormd door de oude karakteristieke gebouwen van de cité medicale en de inpassing van nieuwe gebouwen die aansluiten bij de campusstructuur. De bebouwing accentueert de randen van de gebieden. De latere uitbreidingen aan de oorspronkelijke gebouwen worden gesloopt om de openheid te versterken en de oude allure van de gebouwen te bereiken.
De bestaande gebouwen Anatomie en Pathologie krijgen de functie wonen. Het bestaande gebouwencomplex Clusius wordt gesloopt om een groene dooradering te verkrijgen vanaf Naturalis naar het Bos van Bosman. Op de locatie van het hoofdgebouw van Clusius komt nieuwbouw met een hoogteaccent van 40 meter die in de zichtlijn komt te liggen gezien vanuit Naturalis. Het Anatomiegebouw wordt uitgebreid met een gebouw met een hoogteaccent. Hierdoor ontstaat een symmetrisch gebouw en een herkenbare entree aan de Wassenaarseweg.
De bebouwingstructuur van het Fysiologiecomplex wordt teruggebracht naar de essentie van het fysiologiegebouw door alle aanbouwen te verwijderen, waarna het gebouw gebruikt kan worden als kantoorruimte en onderwijs en onderzoek. De monumentale hal aan de westzijde van het gebouw wordt de hoofdentree van het gebouw. Aan de weerszijden van deze hal worden twee nieuwe kantoorvleugels mogelijk gemaakt. De beoogde nieuwbouwtoren Fysiologie, ten oosten van het Fysiologiegebouw, gaat functioneren als een herkenningspunt voor het Boerhaavekwartier en vormt een tegenwicht voor het nog te realiseren ROC aan de Albinusdreef. De toren van 70 meter kan zowel een kantoor-, detailhandel-, horeca als een woonfunctie krijgen. De benodigde parkeerplekken zullen in het gebouw ondergebracht kunnen worden waarbij het is toegestaan om buiten de bouwenvelop (maar binnen de bestemmingsgrens) een ondergrondse parkeervoorziening te maken zolang de bouwdelen niet boven het maaiveld uitsteken.
Het TNO/Gorter gebouw wordt herontwikkeld voor woningbouw en kantoren waarbij het hoofdgebouw en de aangebouwde dienstwoning gehandhaafd blijven. De bijgebouwen worden gesloopt waardoor de groenstructuur kan worden versterkt en de essentie van het gebouw wordt hersteld. Op de hoek van de Wassenaarseweg en de Albinusdreef is op de plek van de bestaande woning een steviger volume gewenst, hetgeen beter aansluit op de andere gebouwen in het plangebied en tegelijk een entree vormt voor Boerhaave én Leeuwenhoek. De hoogte van het gebouw op de locatie Gortervilla wordt maximaal 40 m en de bestemming is kantoren, detailhandel, horeca en/of wonen.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
16 Het campuskarakter van Boerhaave wordt voortgezet aan de westelijke zijde van de groene dooradering waar de Hogeschool van Leiden en het TNO complex gevestigd zijn. Ten noorden van deze complexen worden de twee nieuwbouwcomplexen 'Kavel I en II' gerealiseerd. Kavel I heeft de bestemming maatschappelijk en Kavel II de bestemming wonen.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
17
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
18
Bouwprogramma Het bouwprogramma bestaat uit een combinatie van wonen en kantoren. Hierbij zijn de wooncomplexen met name gesitueerd langs de groene dooradering en zijn de (nieuwe-) kantoorgebouwen gericht op de oostelijke entree en gelegen langs de Albinusdreef en Zernikedreef. In tabel 1 zijn de bestaande bouwhoogten aangegeven en de maximale bouwhoogten aangegeven die mogelijk zijn binnen het Boerhaavegebied (figuur 5). In tabel 2 is het bouwprogramma aangegeven.
Tabel 1: Bouwhoogte Boerhaave Gebouw
bestaand Maximale e nieuwbouwhoo bouwhoo gte gte in m in m
Boerhaave Oost Fysiologie-bestaand
12 - 25
40
Fysiologie-nieuw
-
70
TNO Gorter
17,5
40
TNO Gortervilla
-
40
Pathologie
17,5
-
Anatomie
17,5
40
Clusius
17,5
40
Boerhaave West Kavel I (bestemming 'Maatschappelijk'; lange termijn reservering Hogeschool)
40
-
Kavel II (bestemming 'Wonen')
-
Hogeschool
20
40
TNO Gaubius
20
40
40
Buitenruimte De landschappelijke inrichting van het gebied als een parkachtige campus dient de herkenbaarheid van het gebied te versterken waardoor een aantrekkelijk woon- en verblijfsklimaat ontstaat. Een belangrijke drager hiervoor is de groene dooradering vanuit het Bos van Bosman, door Boerhaave en richting Naturalis en de Vijverlocatie. Wanneer de bestaande campus logisch en naadloos op de groene dooradering wordt aangesloten ontstaat een herkenbaar en openbaar verblijfsgebied. In de praktijk betekent dit dat er wordt gekozen voor samenhangende en open beplanting, doorgaande wandel- en fietspaden en het vermijden van autobewegingen in het gebied.
Tabel 2: Bouwprogramma Boerhaave Gebouw
Functie in nieuwe situatie
Bouwvolumes (in BVO m²)
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
19
Huidig
Sloop
Nieuwbouw
Toevoeging Totaal (nieuwbouw (huidig + toevoeging) sloop)
7.800
2.700
2.700
0
7.800
Fysiologie-nieuw Gemengd-1**
0
0
10.400
10.400
10.400
TNO Gorter
Wonen + Gemengd-1**
6.500
2.000
8.500
6.500
13.000
TNO Gortervilla
Gemengd-1**
200
200
6.200
6.000
6.200
Pathologie
Wonen + Gemengd-3**
11.500 500
0
-500
11.000
Anatomie
Wonen
8.000
4.000
2.500
10.500
Clusius
Wonen
10.000 10.000 25.000
15.000
25.000
44.000 16.900 56.800
39.900
83.900
Boerhaave Oost Fysiologiebestaand
Gemengd-3**
Subtotaal
1.500
Boerhaave West Kavel I
Maatschappelijk* 0 *
0
15.000
15.000
15.000
Kavel II
Wonen
0
30.000
30.000
30.000
Hogeschool
Maatschappelijk* 35.500* 0 *
0
0
35.500
TNO Gaubius
Gemengd-4**
11.000 1.000
10.000
9.000
20.000
Subtotaal
46.500 1.000
55.000
54.000
100.500
Totaal
90.500 17.900 111.800
93.900
184.400
0
* inclusief 1e fase uitbreiding is conform vigerende bestemmingsplan (12.500m2)
** Voor een beschrijving van de functies behorende bij Maatschappelijk en Gemengd-1, -3 en -4 wordt verwezen naar de bestemmingsplanregels
2.3.2.2 Sylvius Bebouwing De beoogde gebouwen worden gerangschikt rond een semi-openbaar middengebied waar parkeerruimte en expeditieruimte voor de bedrijven is voorzien. Tussen de gebouwen wordt in een vrije ruimte voorzien. De bebouwing aan de zuidpunt van Sylvius verdient een bijzondere architectonische uitstraling vanwege de markante ligging aan de Einsteinweg.
Bouwprogramma
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
20 Het Sylviuslabaratorium zal gehandhaafd worden en ingepast worden in de beoogde omliggende structuur. Het incubatorgebouw (bedrijfsverzamelgebouw voor startende bedrijven) zal in eerste instantie gehandhaafd worden. Op langere termijn kan dit gebouw verdwijnen om plaats te maken voor nieuwe bedrijven. Inmiddels zijn twee gebouwen ontwikkeld door 'Hal Allergy'. Deze nieuwbouw omvat productiefaciliteiten, kantoren en een laboratorium. Voor de aanleg van de sportvelden en de infrastructuur ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is reeds een vrijstellingsprocedure doorlopen zodat de nieuwe gebouwen direct goed worden ontsloten door de nieuwe infrastructuur.
In tabel 3 is het bouwprogramma aangegeven. In tabel 4 zijn de bestaande bouwhoogten aangegeven en de maximale bouwhoogten aangegeven die mogelijk zijn binnen het Sylvius gebied.
Tabel 3: Bouwprogramma Sylvius Gebouw
Functie
Bouwvolumes (in BVO m²) Huidig
Sloop
Nieuwbouw
Toevoeging Totaal (nieuwbouw (huidig + toevoeging) sloop)
Sylvius laboratorium
onderwijs/onderz 0 23.000 oek
0
0
23.000
Sylvius
bedrijven cat 1
7.400
58.000
50.600
58.000
30.400 7.400
58.000
50.600
81.000
7.400
Totaal
Tabel 4: Bouwhoogte Sylvius Gebouw
bestaande bouwhoogt e in m
maximale nieuwbou whoogte in m
Sylvius laboratorium 45
45
Sylvius
40
40
hoogteaccent
Buitenruimte Voor wat betreft de openbare ruimte zal in het Sylviusgebied het middenterrein tussen de gebouwen worden gebruikt voor parkeren. Hier wordt het in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt een parkeervoorziening te bouwen. Door het Sylviusgebied heen zal in de openbare ruimte een langzaamverkeerroute worden gemaakt.
2.3.3
Soorten bedrijvigheid
In de overeenkomst die Universiteit Leiden en de Gemeente Leiden gesloten hebben over de ontwikkeling van het LBSP is ook opgenomen welke soorten bedrijven er in het gebied een plek mogen krijgen. Er zijn drie verschillende categorieën genoemd:
Beschrijving categorieën bedrijvigheid bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
21 Categorie 1 bedrijvigheid: life Science-gerelateerd bedrijfsmatig gebruik, in het kader van deze overeenkomst laboratorium dan wel hoogwaardige distributie of productie met maximaal 30% kantoorruimte; Categorie 2 bedrijvigheid: kantoorachtig gebruik (maximaal 40% kantoorruimte) door lifescience-gerelateerde bedrijven, waaronder in het kader van deze overeenkomst worden verstaan bedrijven van een hoogwaardig technologisch niveau met een zoveel mogelijk innovatief karakter en/of gericht op wetenschappelijke doeleinden, alsmede wetenschappelijke instellingen; Categorie 3 bedrijvigheid: kantoor, in het kader van deze overeenkomst een gebouw met minimaal 30% kantoorruimte, gerelateerd aan het kenniscluster.
Daarbij is afgesproken dat van de volgende soorten bedrijven kan worden gesteld dat ze vallen onder categorie 3, kantoor gerelateerd aan het kenniscluster: Biotech start-ups Biotech R&D centres Big Pharma R&D centres Hoogwaardige Ondersteunende Activiteiten Hoogwaardige Kennisactiviteiten met relatie universiteit/onderwijsinstellingen Biotech Productie Biotech Distributie Marketing en coördinatie Overige ondersteunende diensten. De volledige lijst is opgenomen in Bijlage 4 van deze Toelichting.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
22
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
23
Hoofdstuk 3 3.1
Beleid
Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006) In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal buitengebied, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Hiermee komt de nadruk te liggen op economische ontwikkeling.
Het Rijk wil verstedelijking zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken waar Leiden deel van uitmaakt. In de Zuidvleugel van de Randstad zijn de universiteiten en kennisinstituten en daaraan gelieerde bedrijvigheid in met name Delft en Leiden van belang. Het ontwikkelingsperspectief is erop gericht de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de ruimtevraag binnen de Randstad op te vangen.
3.2
Provinciaal beleid
Streekplan Zuid-Holland West (2003) In het Streekplan is het plangebied deels aangeduid als bestaand stads- en dorpsgebied en deels als bedrijventerrein binnen de bebouwingscontour. Het streven is om door intensief ruimtegebruik ten minste 50 procent van de verstedelijkingsopgave tot 2015 (dus meer dan alleen woningbouw) binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren. Ten zuiden van het plangebied is de regionale railverbinding RijnGouweLijn geprojecteerd die de plaatsen Gouda, Alphen aan den Rijn, Leiden, Katwijk en Noordwijk verbindt. In Leiden voert het tracé bij voorkeur door de binnenstad zodat belangrijke publieksfuncties direct worden ontsloten. De precieze tracering wordt bepaald door de gemeente.
Knopen Verstedelijking in de Bollenstreek en het Plassengebied dient zich te concentreren in de stedelijke as Leiden-Katwijk. Hier zijn drie bovenregionale knopen aangewezen: Leiden Centraal, Leiden Oost en Leiden West. Als de RijnGouweLijn tot stand komt, kunnen deze knopen zich sterk ontwikkelen. De ontwikkeling van bovengenoemde drie knopen dient in regionaal overleg te worden afgestemd. Leiden Centraal, aan de oostkant van het plangebied, is een bovenregionale knoop met OV-gerelateerde functies waar de nadruk zal liggen op zakelijke en maatschappelijke diensten, kenniscentra, cultuur en toerisme. De knoop Leiden West, in het verlengde van de zone Leiden Centraal - Plesmanlaan over de A44, kan zich ontwikkelen tot bovenregionale knoop met de nadruk op bioscience gerelateerde kenniscentra, zakelijke diensten en transfer. Vanwege het belang voor de Zuid-Hollandse kenniseconomie, wordt de ontwikkeling van het LBSP niet afhankelijk gesteld van de aanleg van de RijnGouweLijn. Voor de ruimte in de directe nabijheid van de toekomstige halte moet worden gestreefd naar een intensief stedelijk programma. Voorwaarde voor de realisering van dit programma is zekerheid over de aanleg van de RijnGouweLijn. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
24
Herstructurering De provincie wil bevorderen dat alle mogelijkheden in het stedelijk gebied voor woningbouw en daarbij passende bedrijvigheid optimaal worden benut. Herstructurering van verouderde woon- en werkgebieden, alsmede de vernieuwing van het stationsgebied (het project Leiden Centraal) zijn hierbij aan de orde.
Kantoren Geleidelijke groei van de kantoorfuncties is noodzakelijk. De regio ziet de noodzaak een gezamenlijke strategie te voeren ten aanzien van de promotie / acquisitie, programmering, planning en fasering van de ontwikkeling van kantoren waarmee voorkomen wordt dat bedrijven uit de regio wegtrekken, de economische dynamiek van de regio tot stilstand komt en (grote) leegstand ontstaat. Omdat het risico van wegtrekkende bedrijven naar andere regio's groot is (Amsterdam, Haaglanden), moeten de gemeenten niet onderling de concurrentie aangaan maar zich veel sterker gezamenlijk profileren ten opzichte van de omliggende regio's.
Provinciaal economische visie (2002) De ontwikkeling van het (life) science cluster in de Leeuwenhoek is aangemerkt als regionaal speerpunt. Voor de ontwikkeling van de randstad wordt tevens groot belang toegekend aan de ontwikkeling van de strategische knoop Leiden West.
3.3
Regionaal beleid
In goede banen Leiden, Kantoren in de Leidse regio (2003) De Leidse regio wil door middel van deze kantorenstrategie komen tot meer schone werkgelegenheid en tevens voorkomen dat plannen met elkaar gaan concurreren. Voor verschillende locaties is aangegeven op welke manier het beste invulling gegeven kan worden aan de kantoorontwikkeling. Voor de Leeuwenhoek wordt aangegeven dat het LBSP de aanjager is van de ontwikkelingen in dit gebied. Voorgesteld wordt om in te blijven zetten op het kennissegment (met name biotechnologie) en het realiseren van combinaties tussen kantoorruimte en laboratoria.
Bedrijven met veel kantoorruimte dienen zoveel mogelijk aan de Plesmanlaan gerealiseerd te worden. Daarnaast dient voorkomen te worden dat het park teveel aandoet als een regulier bedrijventerrein. Dit is opgenomen in een stedenbouwkundig programma.
Ruimtelijke Visie As Leiden Katwijk. Kwaliteit aan de oevers van de Oude Rijn (2006) In deze Visie zijn de belangrijkste ruimtelijke opgaven in het gebied (daar waar de groen/blauwe en cultuurhistorische kwaliteiten en de infrastructuur elkaar kruisen) in beeld gebracht. In het atelier zijn de ruimtelijke opgaven in de As Leiden-Katwijk vanuit de inhoud verder onderzocht. Het Bio en Lifesciencecluster en de RijnGouweLijn zijn hierin vaste gegevens.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
25
Figuur 3: Uitsnede kaart Atelier As Leiden Katwijk
Kantorenstrategie, Holland Rijnland, 2006 De kantorenstrategie heeft als uitgangspunt dat de regio gezamenlijk strategie voert ten aanzien van de ontwikkeling van kantoren. Verder betrekt de strategie het INBO-rapport 'In goede banen Leiden' 2003. In de kantorenstrategie wordt gesproken over de hele Leeuwenhoek, niet specifiek Boerhaave Sylvius. Op verzoek van de gemeente Leiden is het kantoorvolume categorie 3 in de Leeuwenhoek opgehoogd naar 62.500 m2 onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat deze bestemd worden voor kennisintensieve bedrijven. Gefocust wordt op de kennisintensieve sectoren waar de Universiteit Leiden qua aanwezige kennis excelleert of welke bedrijven reeds aanwezig zijn in het Sciencepark, zoals lifescience, medische technologie, nanotechnologie, molecular science, letteren en aerospace. Er wordt gemeenten toegestaan om extra vierkante meters in het bestemmingsplan op te nemen zodat de benodigde flexibiliteit gehandhaafd blijft onder voorwaarde dat bij wijzigingen ten opzichte van de nu vastgestelde planning vroegtijdige consultatie met de regio plaatsvindt.
Regionale StructuurVisie 2020, Holland Rijnland, 2009 Analyses in dit rapport maken duidelijk dat de gemaakte afspraken in de Kantorenstrategie Holland Rijnland zeker voldoen aan de vraag tot 2015. Let wel in deze kantorenstrategie wordt gesproken over de hele Leeuwenhoek, niet specifiek Boerhaave Sylvius. Er wordt ingezet op het uitvoeren van de gemaakte afspraken. Pas wanneer de markt weer vraagt om meer kantoorruimte dan in de huidige planning is voorzien, zijn nieuwe plannen aan de orde. In aanvulling op de al gemaakte afspraken rond afstemming en fasering zet de regio in op een regionale acquisitie en marketingstrategie. Eerder dan concurrerende, kunnen de verschillende locaties zo aanvullende proposities zijn.
3.4
Gemeentelijk beleid
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
26 Structuurplan Leiden, Boomgaard van Kennis (1995) Hierin is aangegeven dat de Leeuwenhoek, waar Boerhaave-Sylvius deel van uitmaakt, zich moet ontwikkelen tot een dynamisch stadsgebied in Leiden.
Ontwikkelingsvisie Leiden 2030, Stad van ontdekkingen (2004) Dit is een integrale lange termijnvisie voor de stad. Op de plankaart staat de ruimtelijke hoofdstructuur weergegeven. Het gebied is grotendeels aangemerkt als nieuw of te herstructureren gebied. Daarnaast zijn twee binnenstedelijke groengebieden en de RijnGouweLijn aangegeven. De Westvleugel, waar het plangebied deel van uitmaakt, is aangemerkt als een van de drie grote ontwikkelingszones. Er wordt onderscheid gemaakt in de deelgebieden universiteitsterrein, LBSP en LUMC terrein. Deze gebieden worden gescheiden door een sport- en groenstrook en een groenstrook bij Naturalis. De plannen passen in het beleid om Leiden verder uit te laten groeien tot een kennisstad met kwaliteit. Het plan houdt ook rekening met de groene dooradering aan de westzijde van het plangebied.
Programma van Eisen Leeuwenhoek (2004) In het gebied Leeuwenhoek, aan de westkant van Leiden, is de afgelopen decennia een succesvol cluster ontstaan van kennisintensieve bedrijvigheid, onderzoek en onderwijs. Het LBSP in de Leeuwenhoek voert nationaal de bedrijvigheid aan op het gebied van de biomedische life sciences. Of het nu gaat om het aantal gevestigde bedrijven, werknemers in de life sciences of nieuwe start-ups, Leiden neemt al jaren een nationale koppositie in. Het gebied heeft de potentie om door te groeien naar een kenniscluster dat tot de Europese top behoort. De ligging van het gebied, dichtbij Schiphol en tussen twee belangrijke verkeersknopen van regionaal belang (de Knoop Leiden West en de Knoop Leiden Centraal), is hierbij een sterk punt. Om deze potentie te kunnen benutten is een uitbreiding van uitgeefbaar terrein op gronden van de universiteit noodzakelijk; de gronden van het huidige Bio Science Park zijn bijna allemaal uitgegeven. In totaal kan in de Leeuwenhoek circa 341.500 m2 BVO worden gerealiseerd. De gemeente Leiden en de Universiteit Leiden hebben de handen ineengeslagen om samen de gebiedsontwikkeling ter hand te nemen.
Voor de herontwikkeling van de Leeuwenhoek staan drie doelstellingen centraal: 1. het behoud en de versterking van het kenniscluster in Leiden door meer ruimte te creëren voor kennisintensieve bedrijvigheid (voor zowel bestaande als nieuwe bedrijven); 2. het ontwerpen en realiseren van een hoogwaardig stedelijk gebied met functiemenging (door toevoeging van wonen en stedelijke voorzieningen), een goede wegeninfrastructuur, openbaar vervoer (met name de RijnGouweLijn), groen en water; 3. het clusteren en moderniseren van de universitaire herhuisvesting op de Gorlaeuslocatie. Het Boerhaaveterrein, dat nu nog grotendeels voor universitaire doeleinden wordt gebruikt, komt vrij voor andere bedrijfsmatige en stedelijke functies op basis van een gezonde exploitatie van de uit te geven gronden. Als vierde doelstelling is geformuleerd dat Leeuwenhoek in samenhang met NieuwRhijngeest Zuid wordt herontwikkeld. Deze samenhang wordt gewaarborgd door de samenwerking binnen het project Knoop Leiden West.
Conclusie De voorgestane ontwikkelingen in Boerhaave-Sylvius leveren een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de knooppunten Leiden Centraal en Leiden West. Het plangebied leent zich goed voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van wonen en gemengde stedelijke functies als kantoren, bedrijven en onderwijs. Hiermee wordt invulling gegeven aan de wens tot ontwikkeling van Leiden West tot bovenregionale knoop. Het vernieuwings- en ontwikkelingsplan sluit ook goed aan op het beleid gezien de herstructurerings- en bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
27 verstedelijkingsopgave en intensivering binnen bestaand stedelijk gebied.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
28
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
29
Hoofdstuk 4 4.1
Onderzoeken
Verkeer
Ontsluiting autoverkeer Voor de beoogde situatie zal worden getracht om door middel van optimalisatie van de bestaande verkeersstructuur doorgaand autoverkeer door het gebied zoveel mogelijk te beperken. Het principe hierbij is dat het autoverkeer het Boerhaave-Sylviusgebied kan bereiken vanaf de noordkant via de kruisingen Albinusdreef / Wassenaarseweg en Sylviusweg/ Wassenaarseweg en vanaf de zuidzijde via de Darwinweg en Einsteinweg. Vanaf deze toegangswegen wordt het verkeer verder verdeeld over de Sandifortdreef en de Zernikedreef. Na herinrichting van het gebied zal de J.H. Oortweg de functie van erftoegangsweg krijgen en zal de Sylviusweg een gebiedsontsluitende functie krijgen. Tevens is de verkeerinfrastructuur in en rondom het Sylvius gebied aan het veranderen. Voor de Max Planckweg in de plaats zullen de J.H. Oortweg, de Galilieweg en de Sylviusweg komen. Hiervan moet de Galileiweg nog aangelegd worden, de andere twee zijn al aangelegd.
Ontsluiting langzaam verkeer Ten aanzien van de ontsluiting voor langzaam verkeer zal een nieuwe verkeersverbinding aangelegd worden. Deze oost-west georiënteerde verbinding sluit onder meer aan bij de verblijfsgebieden en de parkzone in Boerhaave en de langzaam-verkeersroute door het Sylvius complex. Door het Sylvius gebied zal een doorgaande langzaam- verkeersroute gaan lopen die de sportvelden aan de westzijde zal verbinden met het Boerhaave gebied. Het Boerhaave terrein krijgt een parkachtige setting waarbij de langzaam verkeersverbindingen kris kras door het gebied heen zullen lopen.
Ontsluiting openbaar vervoer In de toekomstige situatie zullen net als in de huidige situatie langs de locaties diverse busdiensten halteren. De RijnGouweLijn zal in de toekomst ook een openbaar vervoersfunctie voor het gebied gaan vervullen. Het tracé hiervan valt buiten het plangebied. Parkeren Boerhaave Het parkeren in het Boerhaave gebied wordt zoveel mogelijk landschappelijk ingepast. De nieuwbouw wordt gerealiseerd met geïntegreerde parkeeroplossingen. De parkeerplaatsen bij de bestaande gebouwen worden op een nieuwe en meer landschappelijke wijze ingepast. Door het maaiveld parkeren aan de randen te clusteren is het aantal parkeerbewegingen door het Boerhaave gebied minimaal. De fietsstallingen worden net zoals de parkeerplekken op een landschappelijke wijze ingepast. Parkeren Sylvius In het Sylvius gebied zal het parkeren plaats vinden in een gebouwde parkeervoorziening op het binnenterrein (eigen terrein) tussen de gebouwen. Deze parkeergarage kan een maximale hoogte van 40 m krijgen. De parkeerplaatsen zijn bereikbaar via de Sylviusweg. Verkeersgegevens 1
In het document 'Verkeersgegevens bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius' zijn de relevante verkeersgegevens voor Boerhaave en Sylvius en de omgeving weergegeven. Deze gegevens zijn afkomstig uit het verkeersmodel van de gemeente Leiden (Goudappel Coffeng). bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
30 Aan de hand van de werkdagintensiteiten voor de situaties 2005, 2020 autonoom en 2020 inclusief plan zijn de weekdagintensiteiten berekend door middel van de omrekening: weekdag = 0,93 * werkdag. De intensiteiten voor 2008 en 2010 zijn berekend aan de hand van interpolatie tussen 2005 en 2020. Er is vanuit gegaan dat de planbijdrage voor de situatie 2020 ook geldt voor de situatie 2010.
De beoogde ontwikkeling zal verkeer genereren. Dit is ook terug te zien in de cijfers. Echter, het overgrote deel van de groei komt voort uit de autonome toename van het autoverkeer, dus zonder de ontwikkeling. De beoogde ontwikkeling zorgt slechts voor een kleine toename. Toch is op sommige plekken ook een daling te zien van het aantal verkeersbewegingen. De verklaring hiervoor, is dat het model de meest gunstige route berekent, waarbij ook de reistijd als parameter wordt gehanteerd. Veel verkeer zal tot een langere reistijd leiden en dus zal, volgens het model, verkeer dat niet in het plangebied hoeft te zijn een andere routekeuze maken.
4.2
Geluidhinder wegverkeerslawaai/railverkeerslawaai
4.2.1
Wegverkeerslawaai
DGMR heeft ten behoeve van het bestemmingsplan een akoestisch onderzoek uitgevoerd. (rapportnummer V.2008.1090.00.R001, Den Haag, 1 september 2009, versie 003, status definitief). In dit onderzoek zijn de bijdragen van de volgende bronnen meegenomen: Albinusdreef, Plesmanlaan, Wassenaarseweg, Zernikedreef, Einsteinweg, Sandifortdreef, Max Planckweg, Darwinweg, Blauwe Vogelweg, Rijnsburgerweg, Sylviusweg en railverkeer op het traject Den Haag - Haarlem/Amsterdam. De Rijngouwelijn is in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten, voor dit project vindt een apart RO-onderzoek plaats. Om de geluidsbelasting te bepalen van de bovenstaande bronnen, is in het rekenprograma Geonoise een berekening gemaakt volgens standaard Rekenmethode 2. In de onderstaande tabel zijn de maximale geluidsbelastingen weergegeven ten gevolge van de aanwezige zoneplichtige wegen.
Tabel 5: Maximale geluidsbelastingen zoneplichtige wegen bron
Lden (dB) na aftrek
Albinusdreef
54
Darwinweg
43
Einsteinweg
61
Plesmanlaan
47
Rijnsburgerweg
44
Sandifortdreef
54
Sylviusweg
64
Wassenaarseweg
57
Zernikedreef
61
Ten gevolge van een aantal wegen wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt nergens overschreden. Het toepassen van geluidsreducerend asfalt in de vorm van een dunne deklaag (type 2), is niet voldoende om deze overschrijding van de voorkeursgrenswaarde op te lossen. Na het toepassen van dicht asfalt beton (dab) in plaats van elementenverhadering op de bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
31 Zernikedreef, wordt de voorkeursgrenswaarde niet meer overschreden. Bij de Milieudienst West-Holland zijn hogere grenswaarden aangevraagd, op die plaatsen waarde de voorkeurgrenswaarden worden overschreden. De Milieudienst West Holland heeft op 30 november 2009 de hogere grenswaarden toegekend.
4.2.2
Railverkeerslawaai
De geluidsbelasting ten behoeve van het railverkeer bedraagt maximaal 51 dB. De voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden, er hoeven dus geen hogere grenswaarden te worden aangevraagd.
4.3
Bedrijven
4.3.1
Toetsingskader
Normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen: ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd; rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Gevoelige functies in het plangebied In het plangebied komen functies voor met verschillende gradaties in gevoeligheid. Voor elk van deze gradaties gelden andere regels met betrekking tot het houden van afstanden. Gemeente Leiden onderscheidt in dit plangebied drie gradaties. Naast de fysieke afstand wordt ook rekening gehouden met de risicoperceptie, daar deze van negatieve invloed kan 2 zijn op de kwaliteit van leven en stress kan optreden
Gevoelige functies zijn: Woningen, inclusief studentenhuisvesting; Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen of gehandicapten (zoals kinderopvang, bejaardencentra, verpleeghuizen, dagopvang gehandicapten, scholen voor zover bedoeld voor minderjarige leerlingen). Beperkt gevoelige functies zijn: voorzieningen voor tijdelijke huisvesting ('short stay faciliteiten') gericht op kortdurende verblijven voor minder dan 6 maanden. ROC (mbo): Bij dit type onderwijs horen veel praktijkruimten waaronder ook laboratoria. Hoewel de minimale leeftijdsgrens van de leerlingen op 16 jaar ligt, wordt een ROC gezien de aard van de opleiding niet onder de categorie gevoelige functies geschaard; Kantoren: Net als andere werkplekken wordt deze functie niet onder de categorie gevoelige functies geschaard. Horeca en winkels: Gezien de tijdelijke aanwezigheid van de gasten/bezoekers worden deze functies niet onder de categorie gevoelige functies geschaard. Niet gevoelige functies zijn, o.a.activiteiten die onlosmakelijk gekoppeld zijn aan de laboratoria-activiteiten ("LBSP"-activiteiten): Ziekenhuizen: in een ziekenhuis als het LUMC zijn verschillende laboratoria inclusief werkzaamheden met mo's en ggo's noodzakelijk. De laboratoria-activiteiten zijn derhalve een logisch onderdeel van het ziekenhuis zelf; bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
32
Universiteit/Hogeschool: verschillende onderdelen van deze onderwijsinstellingen bestaan zelf uit laboratoria en vormen een onderdeel van de Leeuwenhoek-activiteiten. Vanzelfsprekend vallen dergelijke instellingen niet onder de gevoelige bestemmingen. Een onderscheid maken tussen onderwijsrichting of faculteit in het bestemmingsplan is in de praktijk niet haalbaar (en niet te vatten in ruimtelijk relevante criteria die duidelijk onderscheid bieden); Sportvelden: Vanwege beperkte aanwezigheid van personen op de sportvelden en de hoge mate van zelfredzaamheid van sporters in het geval van calamiteiten worden sportvelden als niet gevoelige functies beschouwd.
Beleid Bedrijven en milieuzonering Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007).
Omdat het plangebied bestaat uit twee verschillende soorten gebieden (gemengd gebied met woningen en een gebied met bedrijvigheid en aan bio-science gelieerde voorzieningen) wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van twee Staten van Bedrijfsactiviteiten, te weten: de SvB 'bedrijventerrein': deze wordt in het algemeen toegepast voor bedrijventerreinen en gebieden zonder gevoelige functies waar bedrijvigheid één van de hoofdfuncties is. Deze Staat gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd3 ''; de SvB 'functiemenging': deze wordt gehanteerd in gemengde gebieden waar onder andere woningen als gevoelige functies aanwezig zijn. Direct naast deze woningen zijn andere functies toegestaan, zoals kleinschalige bedrijvigheid. Om de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten te bepalen wordt hierbij niet uitgegaan van aan te houden afstanden, maar van activiteiten die toelaatbaar zijn naast of onmiddellijk boven woonbebouwing. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de beide Staten van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 1.
Beleid Milieuzonering laboratoria Vanwege de aanwezigheid van verschillende laboratoria en aanverwante activiteiten in het plangebied en zijn omgeving en de gewenste verdere ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied wordt specifiek aandacht besteed aan de milieuzonering van laboratoria.
In het huidige bestemmingsplan Leeuwenhoek/Station 92 is de bepaling opgenomen dat tussen de functies wonen en laboratoria en dergelijke een minimale afstand van 150 meter in acht moet worden genomen. Deze afstand is tot stand gekomen in overleg tussen de Universiteit Leiden, het toenmalige Academisch Ziekenhuis Leiden en het gemeentebestuur in het begin van de jaren tachtig.
Naar aanleiding van de planvorming voor het plangebied en zijn omgeving is de vraag naar voren gekomen of de zonering in het vigerende bestemmingsplan naar de huidige inzichten nog steeds noodzakelijk c.q. gewenst is. Bij sommige gelijksoortige bedrijventerreinen in Nederland (onder andere in Groningen en Wageningen, maar ook in Amsterdam tussen UvA en Shell) wordt een afstand van 50 meter gehanteerd. TNO heeft in opdracht van de bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
33 gemeente en de universiteit hiernaar onderzoek gedaan4. De vraagstelling hierbij richtte zich specifiek op de risico's van grotere researchlaboratoria en bedrijven/instellingen die werken met of aan micro-organismen (mo's) en genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) dan wel laboratoria en bedrijven/instellingen die deze organismen in opslag hebben. Hieronder wordt hierop ingegaan.
De gevolgen die de opslag van/het werken met gevaarlijke stoffen voor functies in de omgeving komen in paragraaf 4.4 (externe veiligheid) aan de orde.
4.3.2
Conclusies TNO-onderzoek
Voor de beleidskeuze over de zonering in de Leeuwenhoek zijn met name de volgende conclusies uit het TNO-rapport van belang: De snelle wetenschappelijke ontwikkelingen bij mo's en ggo's kunnen aanleiding zijn voor een regelmatige aanpassing van de regelgeving; Binnen de betreffende inrichtingen bestaat onder normale werkomstandigheden een geringe kans op een voorval waarbij mogelijk ziekteverwekkende organismen vrijkomen. In de vergunning voor genetische modificatie worden, afhankelijk van de aard van de organismen, maatregelen voorgeschreven om de organismen "binnen te houden"; Bij calamiteiten bestaat er in principe een grotere kans op verspreiding van organismen in de omgeving. Slechts een beperkt aantal mo's kan zich via de lucht verspreiden. De belangrijkste verspreidingsroute voor mo's loopt via mens-mens of mens-dier contacten. Verder zijn afval en afvalwater potentiële verspreidingsroutes. Hiervoor kan in de vergunningverlening zonodig specifieke voorschriften worden opgenomen; Met betrekking tot risicoperceptie stelt TNO dat activiteiten zoals die in de Leeuwenhoek plaatsvinden aanleiding kunnen zijn voor het ontstaan van bezorgdheid onder omwonenden. Uit verschillende bronnen blijkt dat in het algemeen bij grote delen van de bevolking een wantrouwen bestaat tegenover genetische modificatie. Omdat het gaat om een fenomeen dat stress kan veroorzaken, is het verkleinen van de kans op bezorgdheid aan te bevelen. Verwacht wordt dat de bezorgdheid beperkt kan worden door het vergroten van de psychologische afstand: door bijvoorbeeld de feitelijke afstand te vergroten (zonering), maar bijvoorbeeld ook door bij de planvorming rekening te houden met visuele afscherming. Mede op grond van de resultaten van het onderzoek van TNO, het advies over de milieuzonering in het kader van juridische vereisten van prof. Mr. N.S.J. Koeman en het overleg met de universiteit zijn onderstaande beleidsuitgangspunten geformuleerd ten aanzien van de milieuzonering.
Er bestaan geen wettelijke regels omtrent de zonering van laboratoria die werken aan of met mo's en ggo's. Ook in de lijst van bedrijfstypen zoals opgenomen in de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2007) worden deze niet expliciet vermeld. In deze VNGpublicatie wordt (in de tabel met opslagen en installaties) voor (bio)chemische laboratoria een richtafstand van 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk aangehouden. Hieraan is de aanduiding "D" toegevoegd, hetgeen aangeeft dat er een grote diversiteit binnen de bedrijfstak is. Dat kan aanleiding geven tot het hanteren van afwijkende afstanden. Voor medische laboratoria en laboratoria voor hoger onderwijs noemt de VNGpublicatie eveneens een richtafstand van 30 meter tot een rustige woonwijk.
In het geval van het gebied Boerhaave en Sylvius en de omgeving is er sprake van een concentratie van de betreffende activiteiten. Daarnaast is er op een aantal aspecten onzekerheid over de eventuele effecten van met name calamiteiten. Tenslotte blijkt dat de betreffende activiteiten in potentie aanleiding kunnen zijn voor het ontstaan van bezorgdheid bij de bewoners. Op grond hiervan heeft de Milieudienst West-Holland op bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
34 basis van het rapport van TNO voorgesteld om voor de betreffende activiteiten de genoemde richtafstand van 30 m (in de VNG-publicatie) tot 100 m te verhogen. Er moet dan rekening worden gehouden met een afstand van 100 m ten opzichte van gevoelige functies (zie kader). Bij het bepalen van deze afstand hebben de conclusies uit het onderzoek van TNO een grote rol gespeeld: In de vigerende milieuvergunningen van de laboratoria zijn daadwerkelijk maatregelen voorgeschreven om te voorkomen dat mogelijk ziekteverwekkende organismen vrijkomen uit het laboratorium; In de vigerende milieuvergunningen zijn daar waar noodzakelijk specifieke voorschriften opgenomen om verspreiding via afval en afvalwater te voorkomen; De risicoperceptie van omwonenden is van groot belang. De gemeente zal aandacht besteden aan het aspect in de communicatie met omwonenden.
4.3.3
Nieuwe situatie en zonering
4.3.3.1 Milieuzonering bedrijvigheid, uitgezonderd laboratoria Boerhaave gebied Op het Boerhaave gebied vindt in de beoogde situatie functiemenging plaats tussen woningen, voorzieningen gelieerd aan onderwijs, horeca, kleinschalige bedrijvigheid en kantoren. Binnen de toekomstige bebouwing die bestemd is als "Gemengd - 1" zijn direct naast woningen ook andere functies mogelijk. Ter plaatse zijn bedrijven en andere functies (zoals sportvoorzieningen en kantoren) uit maximaal categorie B1 van de SvB 'functiemenging' toegestaan: dit betreffen activiteiten die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. Hetzelfde kan gesteld worden voor de bestemming "Gemengd - 3", met als opmerking dat hier niet gewoond mag worden. Wel worden binnen deze bestemming faciliteiten voor short-stay wonen mogelijk gemaakt. De Hogeschool ten noorden van TNO wordt op een afstand van circa 35 m geprojecteerd. In het Sylvius gebied worden in de directe omgeving van de Hogeschool derhalve bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' mogelijk gemaakt. Dit betreffen bedrijven met een richtafstand van 30 m voor een gemengd gebied. Op een grotere afstand van de toekomstige bebouwing van de Hogeschool worden bedrijven uit maximaal categorie 3.2 toegestaan (bedrijven met een richtafstand van 50 m in een gemengd gebied). Sylvius gebied Op het Sylvius gebied en ter plaatse van TNO wordt meer ruimte geboden aan bedrijvigheid, gecombineerd met bio-science gerelateerde functies. Op het Sylvius gebied, dat bestemd is als "Gemengd - 2", zijn enigszins zwaardere bedrijven en andere functies mogelijk dan ter plaatse van het Boerhaave gebied. Aangezien de gemeente zich in dit gebied richt op hoogwaardige bedrijvigheid, zullen zware (bedrijfs)activiteiten in het gebied niet worden toegestaan. In de omgeving van deze locaties zijn geen rustige woonwijken gelegen. Woningen liggen op een afstand van meer dan 100 m. De omgeving kan gekenmerkt worden als bedrijventerrein/gemengd gebied. Voor de TNO-locatie geldt dat de bestaande HBO en geprojecteerde HBO-bebouwing op een afstand van circa 20 tot 25 m vanaf de "Gemengd - 2" bestemming van TNO zijn gelegen. In de directe omgeving zijn derhalve op de TNO-locatie bedrijven uit maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' toegestaan. Op een grotere afstand zijn hier tevens bedrijven uit categorie 3.1 toegestaan. Ter plaatse van de maatschappelijke bestemming zijn activiteiten uit maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' toegestaan.
4.3.3.2 Milieuzonering laboratoria
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
35 De gemeente heeft de ambitie om het plangebied en zijn omgeving, in samenhang met Nieuw- Rhijngeest Zuid, te transformeren tot een compacte hoogwaardige en stedelijke omgeving. Bij deze ambitie is functiemenging één van de uitgangspunten. Om de gewenste functiemenging te realiseren moet een goede afweging worden gemaakt tussen de situering van bestaande en toekomstige laboratoria en de in dit kader gevoelige functies. De gemeente wil voor zover mogelijk voorkomen dat de huidige en toekomstige life science ontwikkelingen worden belemmerd. Anderzijds moet ter plaatse van gevoelige functies een goed woon- en leefklimaat kunnen worden gegarandeerd.
In dit bestemmingsplan geldt als uitgangspunt voor laboratoria die werken met of aan mo's en go's een afstand van ten minste 100 meter ten opzichte van gevoelige bestemmingen.
In dit bestemmingsplan worden op enkele locaties de realisatie van gen-labs of de realisatie van nieuwe gevoelige/beperkt gevoelige functies mogelijk gemaakt, zoals woningen. Hierover kan het volgende worden vermeld: Nieuwe woningen ten noorden van de Hogeschool: Deze liggen op een afstand van meer dan 50 m vanaf de gen-laboratoria van de Hogeschool. Voor deze woningbouw wordt een afstand van 50 m voldoende geacht ten opzichte van de Hogeschool als bron, vanwege het lage niveau van onderzoek (ML-I). Dit is een afwijking van bovenstaand uitgangspunt. In de zonering van de school zullen de betreffende laboratoria-activiteiten alleen in het zuidelijk deel van de school worden gesitueerd. De milieuvergunning van de Hogeschool zal hier ook op worden aangepast, zodat dit milieuaspect woningbouw ter plaatse niet in de weg staat. Bij het bepalen van deze afstand wordt ook de verminderde risicoperceptie meegenomen in de afweging. Bewoners van deze woningen, zullen veelal studenten van de Hogeschool of de universiteit zijn en daarmee dus bekend met de werkzaamheden en risico's van genlaboratoria. Om die reden wordt 50 meter afstand tot de laboratoria voldoende geacht. Dit is verwoord in het Collegebesluit van 14 april 2009. De afstand tussen nieuwe woningen en het bouwvlak van TNO als gen-lab bedraagt 100 m. Hiermee wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid, als het gaat om de afstand tot TNO. De onderwijsinstelling op de locatie ten noorden van TNO (kavel I, zie figuur 4): deze locatie zal door de Hogeschool gebruikt gaan worden en is daarmee niet gevoelig. Ten behoeve van deze onderwijsvoorziening zullen eveneens ondersteunende voorzieningen als kantoren mogelijk worden gemaakt. Gelet op de relatie met de onderwijsinstelling worden deze ondergeschikte kantoren als niet gevoelig beschouwd. Dit geldt eveneens voor mogelijke kantoren als ondergeschikte functie op de bestaande Hogeschool-locatie. Het voormalige laboratorium in het Boerhaave gebied: deze is wegbestemd, het laboratorium is opgeheven. De nieuwe woningen in het Boerhaave gebied: deze liggen op meer dan 100 m afstand vanaf de bestemde gen-laboratoria in het plangebied en de gen-laboratoria buiten het plangebied; De overige nieuwe functies in het Boerhaave-gebied (zoals voorzieningen voor tijdelijke huisvesting (korter dan 6 maanden), horeca, kantoren, congresfaciliteiten, sportvoorzieningen): deze liggen op een afstand van minstens 50 m vanaf de bestemde gen-laboratoria in het plangebied en de gen-laboratoria buiten het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid. Gen-labs op de Sylviuslocatie: voor de gen-labs die op de Sylviuslocatie mogelijk worden gemaakt wordt voldaan aan de aan te houden afstanden ten opzichte gevoelige en beperkt gevoelige functies. De nieuwe sportvelden: de bestemming sport ligt op een afstand van 25 m vanaf de bestemde gen-laboratoria in het plangebied en op een afstand van 30 m vanaf de genlaboratoria buiten het plangebied; sportvelden worden conform het gemeentelijk beleid niet als gevoelig of beperkt gevoelig aangemerkt. Gelet op de korte verblijftijd van sporters ter plaatse en de hoge mate van zelfredzaamheid wordt een afstand van 25 tot 30 m als voldoende beschouwd. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
36
4.3.4
Conclusies
Per memo heeft de Regionale Brandweer Hollands Midden laten weten niet akkoord te zijn met de afstand van 50 meter tot de short-stay in afwijking van de in beginsel gestelde 100 meter5. Zij beschouwen de short-stay faciliteiten als gevoelige functie vanwege de continue aanwezigheid van personen. Bovendien stellen zij dat personen die slechts kort in het gebied wonen niet bekend zijn met alle vluchtroutes en daarom verminderd zelfredzaam zijn. Ook stellen zij geen verschillende afstanden aan te willen houden tot de verschillende categorieën gen-laboratoria. Samengevat betekent dit dat zij niet akkoord zijn met de afstand van 50 meter tot de woningen ten noorden van de Hogeschool en de afstand van 50 meter tot de short-stay faciliteiten in het Boerhaave-gebied.
In reactie op de memo van de Regionale Brandweer heeft de Regionale Milieudienst WestHolland gesteld dat de afstand van 50 meter tot de short-stay faciliteiten verdedigbaar is, omdat het risico van besmetting en de risicoperceptie kleiner is bij een hotelgast dan bij een permanent ingezetene van de gemeente. Ook acht de Milieudienst de afstand tussen de laboratoria van de Hogeschool en de woningen ten noorden hiervan verdedigbaar gezien het lage niveau van onderzoek in deze laboratoria.6
Gelet op bovenstaande informatie kan geconcludeerd worden bij de realisatie van nieuwe (beperkt) gevoelige functies voldoende rekening wordt gehouden met de zonering die de gemeente ten aanzien van gen-laboratoria nastreeft. De vestiging van nieuwe genlaboratoria wordt in dit bestemmingsplan alleen mogelijk gemaakt op voldoende afstand van gevoelige functies. Er wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot de milieuzonering van gen-labs. In dit bestemmingsplan wordt aan de hand van de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
4.4
Externe veiligheid
Bij het mogelijk maken van nieuwe functies is het aspect externe veiligheid van groot belang. Bij ruimtelijke plannen heeft dit betrekking op: inrichtingen waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. Begrippen In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, (indien hij onafgebroken7 en onbeschermd op die plaats zou verblijven). Hierbij is de -6 waarde 10 per jaar van groot belang: deze waarde wordt, afhankelijk van de situatie, als -6 grenswaarde, richtwaarde of streefwaarde gehanteerd. (Deze waarde van 10 per jaar wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een plek maximaal één op het miljoen per jaar mag zijn). Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hiervoor bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
37 geldt een inspanningsverplichting (oriëntatiewaarde).
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (onder meer in het Besluit externe veiligheid inrichtingen). Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
Toetsingskader Bevi-inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Op basis van het Bevi en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) geldt voor het PR rondom een Bevi-inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten8. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Daarnaast geldt een verantwoordingsplicht voor het GR, zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het groepsrisico geldt daarbij als buitenwettelijke oriënterende waarde.
Gen-laboratoria Voor de externe veiligheidsaspecten van de laboratoria wordt verwezen naar paragraaf 4.3 (milieuzonering).
Overige risicovolle bedrijvigheid Naast de Bevi- inrichtingen kunnen er ook bedrijven zijn waar gevaarlijke stoffen opgeslagen en gebruikt worden, zonder dat het Bevi van toepassing is. Ook deze inrichtingen kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Op basis van de nota 9 'Omgaan met risico's' geldt voor nieuwe situaties voor het PR in principe een norm van -6 -5 10 per jaar. Voor bestaande situaties geldt voor het PR een norm van 10 per jaar. Voor het GR noemt deze nota als norm: 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers; 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers; 10-9 voor een ongeval met meer dan 1000 dodelijke slachtoffers; enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm). Vuurwerk Uit het Vuurwerkbesluit blijkt dat bestaande en nieuwe vuurwerkbedrijven (inclusief detailhandel) positief zouden kunnen worden bestemd, mits aan de veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare objecten (zoals woningen, maar ook winkels en scholen) wordt voldaan. (Voor het toestaan van vuurwerkbedrijven wordt echter niet gekozen, zoals verderop in deze paragraaf is aangegeven).
Vervoer van gevaarlijke stoffen Op het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, weg en water is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (augustus 2004) van toepassing. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt dit niveau (10-6 per jaar) als 10 richtwaarde . Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriënterende waarde voor het GR (zowel in bestaande als nieuwe situaties) of een toename van het GR bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
38 een verantwoordingsplicht. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er kunnen bijzondere omstandigheden zijn waarbij het bevoegd gezag op basis van een integrale belangenafweging van de grenswaarden kan afwijken. Met richtwaarden moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden.
Gemeentelijk beleid Het Milieubeleidsplan 2003-2010 heeft als doelstelling dat kwetsbare functies zoals scholen, grote kantoren, zorginstellingen en woningen aan het groepsrisico moeten voldoen.
Onderzoek en toetsing bedrijvigheid Bevi-inrichtingen In het plangebied zijn op dit moment geen inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is. Wel ligt buiten het plangebied, aan de Archimedeslaan 2, het Bevi-bedrijf Apotex. Uit een door Tebodin uitgevoerd onderzoek (rapportnummer 341071, 29 juli 2009) blijkt dat Apotex geen PR-contour 10-6 buiten de eigen inrichtingsgrenzen genereert. De 1% letaliteitafstand bedraagt 97 meter bij het meest ongustige weertype. Een gedeelte van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied voor het GR van Apotex (zie tabel 6). In de huidige situatie wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. In de beoogde situatie zullen meer mensen aanwezig zijn binnen het invloedsgebied. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat het GR daardoor in geringe mate zal toenemen. Het maximaal aantal dodelijke slachtoffers neemt toe van zes tot acht. Daarmee blijft ook in de toekomstige situatie het GR zeer ruim beneden de oriënterende waarde.
Overige risicovolle bedrijvigheid In de omgeving van het plangebied is het Huygens laboratorium aanwezig. Dit bedrijf valt niet onder het Bevi, maar het is wel risicorelevant. In tabel 7 zijn de relevante gegevens van het Huygens laboratorium opgenomen. (bron: Register risicosituaties gevaarlijke stoffen en provinciale risicokaart van Zuid-Holland) Uit de tabel blijkt dat het Huygens-laboratorium geen PR-contour heeft en dat het plangebied buiten de 1%-letaliteitsgrens/het invloedsgebied voor het GR gelegen is. Er zijn derhalve geen beperkingen voor de beoogde ontwikkelingen in het plangebied vanwege de aanwezigheid van het Huygens laboratorium.
Tabel 6: Inrichtingen in en rondom het plangebied met risicovolle activiteiten Bedrijf
Risicovolle activiteiten PR 10-6 1% letaliteit
Afstand tot plangebied
HuygensOpslag chloorgas laboratorium, Niels Bohrweg 2
Nvt
25 meter
140 meter
Apotex, Archimedesweg 2
Nvt
97 meter
40 meter
Opslag gevaarlijke stoffen
Verantwoording groepsrisico inrichtingen De gemeente dient in dit bestemmingsplan het groepsrisico te verantwoorden vanwege de aanwezig van Apotex en de toename van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van Apotex. De gemeente vindt de toekomstige situatie met betrekking tot externe veiligheid aanvaardbaar. Strikt genomen is er geen sprake van een groepsrisico, omdat volgens art. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
39 13 van het Bevi pas sprake is van een groepsrisico bij tenminste 10 dodelijke slachtoffers. Verwezen wordt naar de verantwoording van het groepsrisico in bijlage 3. Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de regionale brandweer Hollands Midden. De opmerkingen van de regionale brandweer betreffen voornamelijk de milieuzonering rondom laboratoria. Hoe de gemeente deze zonering heeft vormgegeven is beschreven in hoofdstuk 4.3.
4.5
Schiphol
Het rijksbeleid ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de wet Luchtvaart die op 20 februari 2003 in werking is getreden. Hieruit blijkt dat het plangebied buiten het gebied ligt waarvoor een hoogtebeperking geldt. Het plangebied valt ook niet in het gebied met beperkingen ten aanzien van grondgebruik of bestemmingen met een vogelaantrekkende werking, noch in het gebied met beperkingen vanwege de externe veiligheid. Ook ligt het plangebied buiten de 20-Ke-contour rond Schiphol, zoals opgenomen in de Nota Ruimte. Geconcludeerd kan worden dat de luchthaven Schiphol geen belemmering vormt voor nieuwe ontwikkelingen.
4.6
Horeca
In het plangebied zijn in de huidige situatie geen horecabedrijven aanwezig. In het oostelijk deel van het plangebied wordt wel voor de toekomstige situatie de ontwikkeling van horeca mogelijk gemaakt. Gelet op de aard van de omgeving (gemengd gebied met onder andere woningen, kantoren, maatschappelijke voorzieningen) en de soort horecagelegenheden waaraan in dit deel van Leiden behoefte is (snelle snacks en eetwaren, maar ook overige maaltijdverstrekkers (zoals restaurants) en verstrekkers van alcoholische dranken (zoals cafés) worden op deze locaties alleen dergelijke horeca-activiteiten toegestaan. Dit zijn horecagelegenheden uit categorie I tot en met IV zoals genoemd in de begripsbepaling van de voorschriften. Op de 'DUWO-locatie' wordt ook de mogelijkheid gegeven een Grand-Café (horeca categorie IV) te ontwikkelen. Tevens wordt via vrijstelling maximaal 1 horecagelegenheid uit categorie VII (sociëteit) mogelijk gemaakt. Een dergelijke voorziening past in gebied waar universiteit en hogeschool aanwezig zijn en studentenhuisvesting mogelijk wordt gemaakt. Een dergelijke sociëteit betreft een besloten vereniging, waar door middel van een zorgvuldig deurbeleid zorg wordt gedragen dat geluidsoverlast bij het verlaten van de sociëteit zo veel mogelijk wordt voorkomen. In de regels is eveneens opgenomen dat alleen gebruik kan worden gemaakt van de vrijstelling indien sprake is van een acceptabele milieusituatie.
4.7
Luchtkwaliteit
Toetsingskader Normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 7 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
40
Tabel 7: Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie 40 ìg / m³
2010
jaargemiddelde concentratie 40 ìg / m³
2005
24-uurgemiddelde concentratie
2005
fijn stof (PM10)
11
grenswaarde
max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³
geldig vanaf
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien: De bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden; de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert; de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht; het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Beleid Een van de ambities uit het "Regionale Milieubeleidsplan" (2003-2010) luidt: op het merendeel van de plaatsen waar mensen wonen, sporten of anderszins langdurig verblijven is de concentratie aan luchtverontreinigende stoffen in 2010 beduidend lager dan de toegestane grenswaarden. De gemeente Leiden heeft een "Luchtkwaliteitsplan" 2005-2010 opgesteld. In dit plan zijn reeds ingezette maatregelen opgenomen en aanvullende maatregelen. De ingestelde "Taskforce luchtkwaliteit Leiden" heeft de aanvullende maatregelen geanalyseerd. De gemeenteraad heeft op basis hiervan besloten een aantal maatregelen nader uit te werken en zo spoedig mogelijk uit te voeren. Het betreffen stadsbrede maatregelen (instellen milieuzone en toepassen VervoersPrestatie op Locatie (VPL) bij nieuwbouw of herstructureringsprojecten) en maatregelen met een voorbeeldfunctie en locatiegebonden maatregelen (zoals instellen van een groene golf om de doorstroming te verbeteren). Een globale berekening van het effect van deze maatregelen toont aan dat de luchtkwaliteit op een aantal locaties (maar niet alle, waaronder de Plesmanlaan) zodanig zal verbeteren, dat in 2010 waarschijnlijk aan de grenswaarde voor stikstofdioxide wordt voldaan. De betreffende maatregelen zijn niet verdisconteert in het luchtkwaliteitsonderzoek voor dit bestemmingsplan.
Onderzoek en toetsing 12
Uit het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de beoogde ontwikkeling niet in betekenende mate leidt tot een toename van de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Er wordt derhalve voldaan aan de Wet luchtkwaliteit. Langs de Plesmanlaan en de Haagse bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
41 Schouwweg is direct langs de weg wel sprake van een overschrijding van de grenswaarde voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) in 2010. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt echter dat de betreffende overschrijding niet toeneemt als gevolg van de beoogde ontwikkeling. De betreffende wegen zijn op enige afstand vanaf de weg gelegen. Bovendien neemt de concentratie luchtverontreiniging af naarmate de locatie verder van de weg af is gelegen. Ter plaatse van de nieuwe functies in het plangebied wordt derhalve voldaan aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit.
Conclusie De conclusie uit het luchtkwaliteitsonderzoek is dat het bestemmingsplan BoerhaaveSylvius een project " niet in betekenende mate" is. Er wordt zowel in de autonome als in de plansituatie voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) en het milieubeleidsplan 2003-2010. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan ten aanzien van de luchtkwaliteit.
4.8
Leidingen
Planologisch relevante leidingen zijn bijvoorbeeld hogedruk-gasleidingen of hoogspanningsleidingen. In het plangebied of de directe omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig.
4.9
Energie en Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen Op basis van het Duurzaam Bouwen Plus Pakket en het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw van de Milieudienst West-Holland zijn ambities en maatregelen samengesteld specifiek voor de Leeuwenhoek. De Gemeente Leiden de Universiteit Leiden hebben een gezamenlijke ambitie om een duurzame realisatie van het gebied Boerhaave-Sylvius en omgeving mogelijk te maken. Er wordt gewerkt met de triple P-benadering: People (welzijn), Planet (wereld), Profit (welvaart). De duurzame stedenbouwkundige ambities zijn in de Ambitietabel Duurzame Stedenbouw De Leeuwenhoek opgenomen. De duurzaam bouwen ambities Leeuwenhoek zijn in maatregelenlijsten woningbouw, utiliteitsbouw en grond,- weg- en waterbouw opgenomen. De toepasbare maatregelen zijn vermeld en gedifferentieerd naar opdrachtgever en ingedeeld in Verplichte Maatregelen (resultaatsverplichting) en Streef Maatregelen (inspanningsverplichting). Indien de Universiteit Leiden of de Gemeente Leiden zelf opdrachtgever zijn geldt een aantal extra maatregelen. Er gelden drie ambitieniveau's: A
=> Leeuwenhoek;
A+B
=> Opdrachtgever = Universiteit Leiden;
A + B+ C
=> Opdrachtgever = Gemeente Leiden.
De ambities met betrekking tot duurzame stedenbouw zijn onderverdeeld in thema's als leefbaarheid, water, ecologie, verkeer, ruimtegebruik, materiaal. Vaste maatregelen die op dit gebied onder andere worden genomen zijn aandacht voor duurzaam slopen, verkeersremmende maatregelen volgens duurzaam veilig, parkmanagement, maar ook toepassen van natuurlijkvriendelijke oevers, boomnormen die worden gehanteerd en het inventariseren en afwegen van herbruikbare kwaliteit in het gebied. Variabele maatregelen zijn onder andere het creëren van een netwerk van groene elementen, een sluitend fietspadennet, geclusterd parkeren en sociale controle door veel zicht op wegen en pleinen. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
42
Energiescan De Gemeente Leiden en de Universiteit Leiden werken gezamenlijk aan de planvorming voor de (her)ontwikkeling van de Leeuwenhoek. Beide partijen streven ernaar de Leeuwenhoek te ontwikkelen tot een internationaal toonaangevend kenniscluster voor life science-ondernemingen en instellingen uit binnen- en buitenland. Om de ambities voor deze locatie verder vorm te geven, is behoefte aan meer inzicht in de mogelijkheden op het gebied van duurzame energie en energie-efficiënte systemen. De Gemeente Leiden en de Universiteit Leiden ambiëren op klimaatgebied de volgende doelstellingen: Energieprestatie op locatie (EPL) van minimaal 7,2; Minimaal 5% van het energieverbruik is gebaseerd op duurzame energiebronnen. In de Energiescan van november 2006 worden de mogelijkheden inzichtelijk gemaakt op het gebied van gebouwgebonden maatregelen, energieconcepten en de gevolgen op technisch, organisatorisch en financieel vlak van de verschillende opties voor de ontwikkelende partijen en (eind)gebruikers. De volgende energieopwekkingsystemen worden aanbevolen: Boerhaavegebied: stadsverwarming op basis van de retourtemperatuur van 70°C; Sylviusgebied : energieopslag en warmtepompen in outsourcing.
4.10
Bodem
Toetsingskader Beleid en wetgeving Volgens artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van het plan een onderzoek verricht worden naar de bodemgesteldheid in het plangebied. De algemeen gehanteerde richtlijn is dat het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op alle bestemmingen waar een herinrichting wordt voorzien. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek en toetsing Bodemkwaliteitskaart Voor het plangebied zijn gegevens verzameld met betrekking tot de algemene bodemkwaliteit. Hiertoe is de bodemkwaliteitskaart (BKK) van oktober 2002 geraadpleegd. Volgens de bodemkwaliteitskaart is het plangebied op te delen in twee zones: Een oostelijke zone (Sylvius en oost- Boerhaave) met licht verhoogde diffuse gehalten aan lood, kwik en zogenoemd PAK in de bovengrond; Een westelijke zone (west- Boerhaave) in met matig verhoogde diffuse gehalten aan lood en zink in de bovengrond, alsmede licht verhoogde diffuse gehalten aan cadmium, koper, kwik, PAK en zogenoemd EOX in de bovengrond. Historisch onderzoek bodemverontreiniging Voor het plangebied wordt op basis van de informatie van de Milieudienst West- Holland een beschrijving gegeven van de bodemkwaliteit op basis van historische gegevens. De informatie is afkomstig van het tankinformatiesysteem, het bodeminformatiesysteem en het historisch bedrijvenbestand. Vanwege de grote hoeveelheid aan gegevens heeft de inventarisatie zich beperkt tot de meer (potentieel) ernstige gevallen van bodemverontreiniging in- of nabij het plangebied: Volgens het tankinformatiesysteem is op één locatie in het plangebied een ondergrondse tank in gebruik, namelijk aan de Wassenaarseweg 62 (ondergrondse bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
43
25.000 liter HBO-tank); In het bodeminformatiesysteem zijn de tot nog toe uitgevoerde bodemonderzoeken opgenomen. In tabel 8 zijn de locaties in plangebied genoemd waarvoor nog actie openstaan in het kader van de Wet Bodembescherming; het Historisch BedrijvenBestand (HBB) geeft een vrij volledig inzicht in de historische potentieel bodembedreigende activiteiten die hebben plaatsgevonden. Om te achterhalen of de activiteit daadwerkelijk tot bodemverontreiniging heeft geleid is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. In tabel 9 staan de gevonden activiteiten (bronnen) vermeld. Verder is informatie opgenomen over de periode waarin de bron volgens de Hinderwetvergunningen (HW) actief is geweest.
Tabel 8: Overzicht van aandachtspunten uit het bodeminformatiesysteem Adres
Referentie(s) Omschrijving Informatie
Actie
Wassenaarseweg Strabislocatie Potentieel 62/72 AA05460087 ernstige 0 verontreinigin g
Bij het laboratorium voor aanvullend anatomie is een ondergrondse onderzoek 25.000 liter dieseltank aanwezig, bij het fysiologisch laboratorium is een bodemsanering van olie uitgevoerd met een restverontreiniging. Bij het Sylvius laboratorium is het grondwater sterk verontreinigd.
Wassenaarseweg Strabislocatie potentieel 56 AA05460086 ernstige 8 verontreinigin g
De ondergrond is sterk verontreinigd door lood; de omvang hiervan is niet vastgesteld. Er bestaan voor dit terrein gebruiksbeperkingen.
nader onderzoek
Tabel 9: Overzicht van bronnen uit het Historisch BedrijvenBestand Adres
Bedrijfsnaam
Wassenaarseweg ANWB 220 Plesmanlaan 6/7
N.V. Het Motorhuis
Bronnen (HW-periode)
SBH-Archief
dieselpompinstallatie (88-?)
GK VVV/W/138
benzineservicestation (73-?) GW Plantsoen.005
Conclusie Naar aanleiding van dit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling van het onderhavige plangebied naar verwachting niet gefrustreerd zal worden door de actuele milieuhygiënische bodemkwaliteit (bijvoorbeeld door hoge saneringskosten). In het gebied zijn in het verleden op diverse locaties bodemverontreinigingen aangetroffen, die al grotendeels zijn gesaneerd. Voor die locaties waar nieuwbouw wordt gerealiseerd dient verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Voordat graaf- en bouwwerkzaamheden kunnen plaatsvinden, zullen resterende verontreinigingen ook nog moeten worden opgeruimd. De bodem zal functiegericht gesaneerd worden. Hiermee is in de economische uitvoerbaarheid van het plan rekening gehouden. Opgemerkt wordt dat als tijdens de herinrichting uit andere bronnen blijkt dat op het perceel een verdachte locatie aanwezig is, deze locatie onderzocht dient te worden.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
44
4.11
Cultuurhistorie
Cultuurhistorie Het LBSP zal verder worden ontwikkeld en intensiever worden bebouwd. Hierbij zullen ook enkele gebouwen verdwijnen. De meeste gebouwen binnen het plangebied zijn in de laatste drie decennia gebouwd en hebben een modern uiterlijk, al vormen zij niet een geheel. Het Boerhaave gebied is een uitzondering binnen het LBSP. Hier liggen enkele oude universiteitsgebouwen daterend van het begin tot de helft van de 20e eeuw in een paviljoenachtige sfeer met veel groen. Ook voor dit gebied staat herinrichting op het programma en derhalve is onderzocht of de bestaande bebouwing en de overige inrichting van het Boerhaavekwartier vanuit stedenbouwkundig, architectonisch of cultuurhistorisch oogpunt als waardevol en behoudenswaardig beoordeeld dient te worden. In het onderzoek 13 van Vestigia blijkt dat in de jaren '10 - '20 een stedelijk plan is gemaakt voor de ontwikkeling van het gebied, wat zeer vooruitstrevend was voor die tijd. De oorspronkelijke samenhang van de gebouwen is nog altijd aanwezig en beleefbaar, ondanks dat de gebouwen niet in zeer korte tijd na elkaar gebouwd zijn. Het Boerhaave gebied behoorde destijds qua stijl duidelijk bij het Academisch Ziekenhuis, maar inmiddels hebben die gebouwen van het ziekenhuis plaatsgemaakt voor nieuwbouw, wat de gebouwen op het Boerhaave gebied zeldzaam en extra bijzonder maakt. De kracht van het geheel zit vooral in de organische samenhang tussen de vier gebouwen in hun parkachtige setting. De belangrijkste uitdaging bestaat uit het behouden van het sfeerbeeld dat het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan heeft uitgestraald. Gekozen is om bij de inrichting de parkachtige setting te behouden en de deels historisch bepaalde ruimtelijke verdeling als uitgangspunt te nemen. Ook dienen de monumentale waarden van de gebouwen voor Fysiologie, Anatomie, Pathologie en het Gortergebouw te worden behouden.
Conclusie De monumentale waarden van de gebouwen voor Fysiologie, Anatomie, Pathologie en het Gortergebouw dienen te worden behouden.
4.12
Archeologie
Leiden heeft een rijk bodemarchief. In de afgelopen decennia is bij tientallen opgravingen vastgesteld dat het onderzoek van de archeologische resten die in de bodem verborgen liggen een van de belangrijkste bronnen van kennis over de bewoningsgeschiedenis van de regio rondom Leiden vormt. De doelstelling van het gemeentelijk archeologiebeleid is om de archeologische bronnen zo verantwoord mogelijk te beschermen. De erosie van het bodemarchief is ondanks alle inspanningen in de afgelopen jaren, immers nog steeds erg groot. Dit betekent dat bij toekomstige ontwikkelingen verstoring van de diepere ondergrond uit archeologisch oogpunt zoveel mogelijk dient te worden vermeden. Waar dit niet mogelijk is, zal in de gebieden waar waardevolle, informatieve archeologische resten verloren dreigen te gaan, voorafgaand aan de geplande bodemingreep verantwoord onderzoek dienen plaats te vinden. Om deze doelstelling te kunnen realiseren is in het bestemmingsplan een aantal voorschriften en maatregelen opgenomen. Deze voorschriften zijn gebaseerd op een inventarisatie en evaluatie van de omvang en kwaliteit van het archeologisch bodemarchief. Deze inventarisatie bestond uit een bureauonderzoek alsmede enkele inventariserende veldonderzoeken. De rapporten van deze onderzoeken gelden tevens als verantwoording en onderbouwing van de in het bestemmingsplan voorgestelde maatregelen.
Regionaal archeologisch kader
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
45 Leiden en het gebied rondom Leiden kent een rijke bewoningsgeschiedenis wat blijkt uit de vele vondsten die de afgelopen jaren in en rond de stad zijn gedaan. Rondom het plangebied Leeuwenhoek zijn vele Archis-meldingen bekend. De meldingen hebben veelal betrekking op vindplaatsen/vondsten uit de middeleeuwen en in mindere mate op vindplaatsen uit de Romeinse tijd en ijzertijd. Oudere vindplaatsen zijn, op enkele locaties na, nauwelijks bekend in de regio (neolithische waarnemingsnummers: 400089, 24178, 137776, 44762, 45343, 45341). Hierbij gaat het vooral om zogenaamde losse vondsten, waaronder bijlen, vuurstenen spitsen, handgevormd aardewerk en natuursteen, die veelal niet in archeologische context zijn aangetroffen. In de ijzertijd moet bewoning in of nabij het plangebied hebben plaatsgevonden al zijn hiervan totnogtoe geen nederzettingssporen aangetroffen. Vondsten uit deze periode zijn wel gedaan in depressies naast de strandwal ten noorden van het plangebied (Pomona, opgegraven in 2000 en 200314). Op dezelfde vindplaats zijn nederzettingssporen bekend uit de Romeinse tijd.De verwachting is dat deze strandwal doorloopt onder het plangebied. In deze periode was de grenszone ten noorden van de limes zeker bewoond, al is weinig bekend over de dichtheid van nederzettingen in dit gebied en over de aard van de contacten tussen de (inheems) Romeinse bewoners ten zuiden en de bewoners ten noorden van de Rijn.
T.a.v. de vroegmiddeleeuwse bewoning in deze regio is nog maar weinig bekend. Ten westen van het plangebied (ongeveer tegenover het castellum Valkenburg op de zuidelijke oever van de Rijn) bevindt zich een vindplaats uit de vroege middeleeuwen (deels opgegraven in 200415). Diverse grondsporen en andere archeologische resten zijn hier aangetroffen, die wijzen op een nederzettingsterrein uit de merovingische tijd (450-725 n.Chr). Soortgelijke nederzettingssporen uit de vroege middeleeuwen zijn aangetroffen bij de in het plangebied gelegen sportvelden bij het booronderzoek uitgevoerd door RAAP in 2006.16 Het plangebied bevindt zich buiten de grenzen van de 17e-eeuwse vestingstad Leiden en is tot ver in de vorige eeuw grotendeels onbebouwd gebleven. Sporen behorende bij de e kastelen Endegeest en Paddepoel (beiden buiten het plangebied gelegen) en het 17 eeuwse Pesthuis kunnen in het plangebied aanwezig zijn. De aanwezige verkavelingsloten zijn een overblijfsel van oude perceleringssystemen die al in het begin van de 19de eeuw aanwezig waren.
Geo(morfo)logisch/landschappelijk kader Ten aanzien van geomorfologie en bodems is bekend dat de Rijn grote invloed heeft gehad op de bodemvorming van het plangebied Leeuwenhoek. Het plangebied bevindt zicht voor het grootste (westelijke) deel op de stroomrug van de Oude Rijn. Strikt genomen maakt het deel uit van de zogenaamde perimariene zone: in de ondergrond van het plangebied zijn fluviatiele afzettingen van de Oude Rijn aanwezig, die onder invloed van de stuwende werking van de zee zijn gevormd.17 De bodem bestaat uit kalkarme poldervaaggronden en is opgebouwd uit matig siltige klei, die naar boven toe steeds zandiger wordt. Boven het verwachte sporenniveau bevindt zich een pakket opgebrachte grond van wisselende dikte. De afzettingen die het Hollandveen laagpakket bedekken, bestaande uit kreekopvullingen, kleidekken en kwelderafzettingen, worden gerekend tot het laagpakket van Walcheren. Dit maakt onderdeel uit van de formatie van Naaldwijk. De sedimentatie van deze formatie van Naaldwijk is in belangrijke mate beïnvloed door de Holocene zeespiegelstijging.18
Archeologische waarden in het plangebied
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
46 In 2004 is een archeologische waardenkaart19 opgesteld van het gehele grondgebied van Leiden. Het westelijk en centrale gedeelte van de Leeuwenhoek is op basis van geologische en geomorfologische gesteldheid aangewezen als gebied of terrein waarvoor een hoge archeologische verwachting (Waarde Archeologie 5) geldt. Het oostelijke deel is op de waardenkaart aangewezen als gebied met een middelhoge archeologische verwachting (Waarde Archeologie 6). In beide verwachtingsgebieden kunnen archeologische resten aanwezig zijn uit de ijzertijd tot en met de late middeleeuwen. In het plangebied Leeuwenhoek is in het kader van de herinrichting van het gebied al veelvuldig archeologisch onderzoek gedaan. Hierdoor kan voor de onderzochte gebieden een gedetailleerde archeologische verwachting worden opgesteld (zie onder). Een uitzondering hierop is het terrein van het Gorlaeuslaboratorium. Dit bevindt zich echter buiten het plangebied van dit bestemmingsplan voor Boerhaave en Sylvius.
Gebied of terrein Waarde Archeologie 3 Op het Boerhaave-terrein is in de ondergrond een duin (gelegen op een strandwal) aangetroffen met in de top van het duin vondsten en sporen uit het laat-neolithicum (ca. 2500 v.Chr.). De sporen bestaan uit eergetouwkrassen, waaruit geconcludeerd is dat het om een akkercomplex gaat. De verwachting is dat de nederzetting die bij het akkercomplex hoorde op korte afstand heeft gelegen. Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek wordt aanbevolen de vindplaats op het duin te behouden. Ook langs de flanken van het duin aanwezige afvallagen dienen behouden te blijven. Indien het niet mogelijk is 20 de vindplaats 'in situ' te behouden wordt behoud 'ex situ' voorgeschreven.
Gebied of terrein waar geen bodemarchief (meer) aanwezig is In delen van het plangebied zijn geen archeologische resten (meer) inde bodem aanwezig. Soms is dit het gevolg van een verstoring van het bodemarchief, soms is vastgesteld dat er nooit sprake is geweest van archeologische resten. Bij nieuwbouwactiviteiten zijn gebouwen onderheid en in veel gevallen onderkelderd. Daarnaast is gebleken dat ook grondbewerking plaatselijk heeft geleid tot een ernstige verstoring van de bodem. Door deze ingrepen is de bodem in deze delen van het plangebied zeer diep geroerd. Hierdoor zijn eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten voorgoed verloren gegaan. Archeologisch onderzoek uitgewezen dat in bepaalde delen van het plangebied geen archeologische resten aanwezig zijn.
Sylviusterrein en delen van het Bio Science Park Op het Sylviusterrein en delen van het Bio Science Park is achtereenvolgens een booronderzoek21 en een proefsleuvenonderzoek22 uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat op geen van de onderzochte terreinen archeologische resten aanwezig zijn ouder dan de late middeleeuwen. Dientengevolge zijn hier geen aanvullende maatregelen nodig ter bescherming van het bodemarchief.
J.H. Oortweg Op het terrein direct ten westen van de J.H. Oortweg, zijn bij booronderzoek geen resten aangetroffen die duiden op een archeologische vindplaats. Op basis hiervan is geconcludeerd dat in dit deelgebied geen behoudenswaardige archeologische resten te 23 verwachten zijn.
Rijksbeleid en internationaal beleid Verdrag van Malta en Monumentenwet 1988 en 2007
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
47 In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. De implementatie van dit verdrag in de vorm van een wijziging van de monumentenwet 1988 heeft in 2007 plaatsgevonden. Als gevolg van dit verdrag en de wijziging op de Monumentenwet 1988 wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Conclusies en vertaling van de archeologische verwachtingskaart naar de plankaart voor het bestemmingsplan. Het archeologisch erfgoed in de Leidse bodem is omvangrijk en divers. Het onderzoek dat ter voorbereiding van de archeologische verwachtingskaart is uitgevoerd was erop gericht een zo compleet mogelijk beeld te verkrijgen van het Leidse bodemarchief. Met name is aandacht geschonken aan de toekomst van het archeologisch onderzoek in Leiden. Centraal stond daarbij de vraag: kunnen we op basis van de resultaten in de afgelopen jaren aangeven welke delen van het grondgebied in de komende tijd speciale aandacht dienen te krijgen? In de verwachtingskaart is weergegeven waar de kans op informatieve overblijfselen uit het verleden het grootst is. Via het planologisch instrumentarium wordt het mogelijk gemaakt om de waardevolle delen van het bodemarchief te behouden, bij voorkeur in de bodem zelf en als dit niet mogelijk is door archeologisch onderzoek uit te voeren. In de plankaart is weergegeven voor welke delen van het plangebied deze beschermende maatregelen gelden.
Bij de aanwijzing van waardevolle gebieden en de invulling van het bijbehorende instrumentarium in het bestemmingsplan is getracht een verantwoorde balans te vinden tussen enerzijds de wetenschappelijke en cultuurhistorische belangen en anderzijds de maatschappelijke en organisatorische uitvoerbaarheid. Ondanks de toegenomen inspanningen is het een illusie elk overblijfsel uit het verleden te onderzoeken of te beschermen. Duidelijk mag blijken dat niet elke vierkante meter van de Leidse bodem kan worden ontzien, ook niet als daar mogelijk sporen uit het verleden in aanwezig zijn. Anderzijds is gekozen voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van duidelijke voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de archeologisch meest waardevolle delen van het Leidse grondgebied. De regels zijn daarbij zoveel mogelijk proportioneel afgestemd op de omvang van de eventuele ingreep, in combinatie met de kans dat daarbij belangwekkende en informatieve overblijfselen zullen worden aangetroffen. Concreet betekent dit voor het onderhavige plangebied dat een oppervlaktecriterium is gehanteerd. De kans op het aantreffen van archeologische resten wordt als middelmatig ingeschat in de gebieden van het plangebied waarvoor een middelhoge verwachting geldt: slechts op eventueel aanwezige fossiele kreekruggen worden belangwekkende bewoningssporen uit het verleden verwacht. De kans dat deze kreekruggen worden aangetroffen bij kleine ingrepen is zeer klein. Pas wanneer een grootschalige ontwikkeling plaatsvindt, is er een reële kans op het aantreffen van deze fenomenen middels een inventariserend archeologisch veldonderzoek. Om deze reden is ervoor gekozen in deze gebieden alleen bij grote ingrepen archeologisch onderzoek uit te laten voeren. De gebieden waarvoor een hoge archeologische verwachting of waarde geldt zijn gebonden aan nauwere voorwaarden. In deze gebieden is de kans op het aantreffen van archeologische resten veel groter, hier zal dan ook bij kleinere bodemingrepen een archeologisch onderzoek vereist worden. Toelichting op het plan In de voorschriften van bestemmingsplannen is een beschermende regeling voor de archeologische waarden opgenomen. Op basis van de archeologische verwachtingskaart wordt binnen de gemeente Leiden een aantal voorschriftcategorieën onderscheiden. In het plangebied Leeuwenhoek zijn de categorieën Waarde archeologie 3, 5 en 6 aanwezig.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
48 1. Waarde Archeologie 1 (Beschermd archeologisch monument). Archeologische resten die vanuit nationaal oogpunt behouden dienen te blijven. Deze terreinen zijn op basis van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument. Het beschermingsregime voor deze monumenten staat geheel los van het bestemmingsplan. De wettelijke bescherming verbiedt hier de meeste bodemverstorende activiteiten. 2. Waarde Archeologie 2 (Gebied of terrein van archeologische waarde). Gebieden gelegen binnen de 17e-eeuwse singels van de stad, waarvoor in eerdere onderzoeken is aangetoond dat in deze zones hoge concentraties archeologische resten voorkomen. 3. Waarde Archeologie 3 (Gebied of terrein van archeologische waarde). Gebieden gelegen buiten de 17e-eeuwse singels van de stad, waarvoor in eerdere onderzoeken is aangetoond dat in deze zones hoge concentraties archeologische resten voorkomen. 4. Waarde Archeologie 4 (Gebied met een hoge archeologische verwachting). Gebieden e gelegen binnen de 17 -eeuwse singels waarvoor op basis van geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting geldt. 5. Waarde Archeologie 5 (Gebied met een hoge archeologische verwachting). Gebieden e gelegen buiten de 17 -eeuwse singels waarvoor op basis van geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting geldt. 6. Waarde Archeologie 6 (Gebied met een middelhoge archeologische verwachting). In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. 7. Waarde Archeologie 7 (Gebied met een lage archeologische verwachting). In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw en het ontbreken van archeologische vondsten een lage archeologische verwachting. Gebied of terrein waar geen bodemarchief meer aanwezig is. Het gaat hierbij om gebieden waar het bodemprofiel als gevolg van saneringen, ontgrondingen, onderkelderingen en zware funderingen zodanig verstoord is, dat eventuele archeologische resten als verloren beschouwd mogen worden, of in ieder geval zodanig zijn aangetast dat zij niet meer voor onderzoek of bescherming in aanmerking komen.
4.13
Water
Toetsingskader Watertoets en waterbeheer Om problemen met wateroverlast te voorkomen, om een goede waterkwaliteit te waarborgen én om de beleving van water voor burgers te vergroten, is de Watertoets in het leven geroepen. De Watertoets is een sinds 2003 verplichte procedure die er voor zorgt dat water en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk moment bij de planvorming worden betrokken. De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De waterparagraaf is een vereiste die volgt uit de Watertoets. De Handleiding Watertoets Leiden. Praktisch omgaan met Watertoets en waterbeleid bij ruimtelijke plannen (2008) geeft alle betrokkenen meer duidelijkheid hoe praktisch om te gaan is met de Watertoets en de watereisen, wensen en kansen. Het is opgesteld in samenspraak met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Gebruik van deze Handleiding en met name het Stappenplan inclusief de invullijst versnelt het planproces. Door vroegtijdig de watereisen in kaart te brengen en hiermee rekening te houden wordt de goedkeuring van het plan en het verkrijgen van de ontheffing van de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland vergemakkelijkt.
Provinciaal Waterplan 2010-2015 (Provincie Zuid-Holland)
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
49 De provincie legt haar waterbeleid vast in het Provinciaal Waterplan 2010-2015. Dit plan treedt op 1 januari 2010 in werking en gaat het huidige provinciale Waterhuishoudingplan vervangen, dat nu is opgenomen in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en in het Grondwaterplan 2007-2013. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland.
Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 (Provincie Zuid-Holland) Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010 (BGWM) geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vorm geeft. In dit beleidsplan wordt het provinciaal beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap, geïntegreerd. Het plan is de wettelijke opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000 - 2006 (BMW), dat zowel het Milieubeleidsplan als het Waterhuishoudingsplan is. Toen werd begonnen met het nieuwe beleidsplan, hebben Provinciale Staten gesteld dat de strategische visie zoals opgenomen in het vorige beleidsplan nog van toepassing is. Daarnaast is afgesproken dat het nieuwe beleidsplan inhoudelijk verdiept en geconcretiseerd moet worden ten opzichte van het BMW. Het BGWM omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). Het beleidsplan werkt dus door naar de provinciale besluitvorming op het terrein van milieu en water. Daarnaast is het groenbeleid als onderdeel in het plan opgenomen, omdat de onderwerpen hierbij zo sterk verweven zijn met milieu en water. Het beleidsplan geeft de kaders en doelstellingen voor de periode 2006-2010 en geeft een doorkijk tot 2020, en voor enkele onderwerpen tot 2040.
De waterparagraaf in bestemmingsplannen (Hoogheemraadschap van Rijnland) Per 1 september 2000 is artikel 10 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. De wijziging beoogt de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding van beide kanten te versterken. Het is in dat kader van groot belang dat het waterbeleid zichtbaar wordt op de bestemmingsplankaarten en in de tekst van bestemmingsplannen. Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft een beleidsstuk opgesteld dat erop gericht is richtlijnen te geven voor het opnemen van de waterparagraaf in bestemmingsplannen. Achtergrondgedachte van het stuk is dat het water in bestemmingsplannen meer dan vroeger het geval was, een belangrijke rol in ruimtelijke ontwikkelingen speelt en moet spelen. Het beleid bevat aanbevelingen/richtlijnen voor de taakverdeling tussen de gemeenten en waterbeheerders, de karakterisering van watersystemen,het water in relatie tot functies en (gewenste) ruimtelijke ontwikkelingen en samenwerking tussen de gemeenten en waterbeheerders. Ten slotte bevat het beleidsstuk algemene principes omtrent het omgaan met water -zoals het tegengaan van versnippering in het watersysteem en het realiseren van een biologisch gezond watersysteem- en beleidsuitspraken omtrent verschillende onderwerpen die met water te maken hebben: eisen waterberging, afvoercapaciteit, beperking dempen, vaststellen peil e.d. Daarnaast aanbevelingen voor de planologische doorwerking. Met dit beleid houdt de gemeente rekening.
Waterbeheerplan 'Waterwerk Rijnland 2006-2009' (Hoogheemraadschap van Rijnland) In dit plan geeft Rijnland aan wat zijn ambities voor deze planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De ambities en maatregelen richten zich op het waarborgen van de veiligheid, het verder verbeteren van het beheer en de inrichting van het waterhuishoudkundig systeem en het verbeteren van de waterkwaliteit. Het waterbeheerplan geeft handvatten voor maatregelen zodat bij veranderingen in het watersysteem als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen het watersysteem blijft voldoen. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
50
Keur 2006 en Beleids- en Algemene regels 2009 De "Keur 2006 en Beleids- en Algemene regels 2009" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in ee keurvergunning. in de Beleids- en Algemene regels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
Enkele voorbeelden van inrichtingscriteria van het watersysteem: - Dempingen dienen voor 100% gecompenseerd te worden; - Nieuwe watergangen dienen aan te sluiten op het bestaande watergangenstelsel teneinde versnippering door extra peilvakken te voorkomen; - Het boven- en onderwatertalud van watergronden in zandgronden (onderhavig plangebied) dient een helling van 1 op 3 te hebben of flauwer. Oeverbeschoeiingen zijn in principe niet toegestaan.; - 50% van de oeverlengte dient natuurvriendelijk te worden ingericht; - De lengte van een verbindende duiker mag niet meer dan 15 meter bedragen en dient een minimale diameter te hebben van 600 mm. De voorkeur gaat uit naar een ecologische vriendelijke diameter van 800 mm; - Er mogen geen doodlopende watergangen worden gerealiseerd teneinde de doorspoeling te waarborgen en daarmee de waterkwaliteit; - Schoon verhard oppervlak van daken en verkeersluwe wegen dienen afgekoppeld te worden van het vuilwaterriool; - Het toekomstige bouwpeil in het plangebied dient dusdanig gekozen te worden dat voldoende drooglegging (het verschil tussen het bouwpeil en het oppervlaktewaterpeil) is gewaarborgd. De nieuwe functie van een gebied houdt dus rekening met het vigerende waterpeil (peilbesluit).
Waterplan Leiden, (vastgesteld door de raad december 2007) Met het Waterplan Leiden hebben de gemeente Leiden en het Hoogheemraadschap van Rijnland afgesproken om gezamenlijk knelpunten in het watersysteem efficiënter op te lossen, kansen te benutten en andere te inspireren om 'Leiden Waterstad' nog beter op de kaart te zetten. In het Waterplan Leiden wordt aan de hand van de volgende vier thema's een visie op het water gegeven: Ruimte voor water, Water als trekpleister, Schoon en gezond water, Water in de wijk. Deze visie is vertaald in een uitvoeringsprogramma 20082010 met gezamenlijke maatregelen. In het kader van het Waterplan Leiden zal het beheer en onderhoud van water in Leiden in de toekomst overgedragen worden van de gemeente Leiden aan het hoogheemraadschap van Rijnland.
Onderzoek en toetsing Huidige situatie water en bodem Het plangebied is onder te verdelen in twee deelplannen, Boerhaave en Sylvius, met ieder een eigen ontwikkelingsprogramma. Het waterbeheer is afgestemd op de stedelijke functie. Momenteel is circa 339.931 m2 van het gebied Leiden Bio Science Park, waar BoerhaaveSylvius onderdeel van uitmaakt, bebouwd. Circa 65.200 m2 van het LBSP bestaat uit open water. De huidige natte infrastructuur is weergegeven in figuur 7.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
51 figuur 7: 'Natte' infrastructuur
Deelgebied Boerhaave is bebouwd met universiteitsgebouwen met bijbehorende infrastructuur en parkeergelegenheid te midden van het groen. Een groot deel van dit deelgebied is gelegen in stedelijk boezemgebied. Uitzondering wordt gevormd door het gebied omsloten door de Poelwetering. Dit gebied met universiteitsgebouwen ter plaatse van deelplan Boerhaave behoort tot de Pesthuispolder, waar het waterpeil wordt beheerd op NAP -1,25 m. Het Boerhaave gebied wordt aan de zuid- en zuidwestzijde begrensd door primair boezemwater. Deelgebied Sylvius is eveneens gelegen in stedelijk boezemgebied, dat wil zeggen dat overtollig hemelwater zonder tussenkomst van gemalen zou kunnen afstromen naar het boezemwater. Het boezem heeft een peil van NAP -0,6 m. Over het gebied zijn, van zuidwest naar noordoost georiënteerde, boezemsloten gesitueerd.
Waterkwaliteit en riolering De waterkwaliteit in het plangebied is matig. Overigens wijkt dit niet af van de situatie zoals die geldt voor andere delen van Leiden. Stoffen die een aandachtspunt vormen zijn fosfaat, stikstof, zuurstof en zware metalen (koper en nikkel). De concentraties van deze stoffen liggen boven de MTR-waarden (Maximaal Toelaatbaar Risico). De MTR waarden zijn streefwaarden. Op dit moment kunnen grote delen van Zuid- en Noord-Holland niet aan deze waarden voldoen. Mogelijke oorzaken van de matige waterkwaliteit zijn inlaatwater, riooloverstorten en diffuse verontreinigingen zoals bestrijdingsmiddelen en afstroming van vervuild oppervlak.
Overtollig hemelwater afkomstig van het verhard oppervlak wordt afgevangen en afgevoerd naar straatkolken die zijn aangesloten op het gemengd riool. Samen met het afvalwater wordt dit verzameld en afgevoerd naar de rioolwaterzuiverinsginstallatie. Binnen het bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
52 plangebied zijn geen directwaterkerende dijken gesitueerd.
Toekomstige situatie In de toekomstige situatie wordt het plangebied herontwikkeld. Van belang voor de watertoets is dat de ruimtelijke ontwikkeling geen negatieve gevolgen mag hebben voor de waterhuishouding. De hoofdthema's, welke vanuit het perspectief van integraal en duurzaam waterbeheer relevant zijn en terug te voeren zijn naar de zorgtaken van het hoogheemraadschap, zijn hieronder, in relatie tot het planvoornemen, kort beschreven.
Voorkomen van wateroverlast Voor het hele gebied van het Leiden Bio Science Park is door het Hoogheemraadschap van Rijnland een watertoets uitgevoerd24. Hierin staat beschreven tot de totale toename van verharding (88.000m²) gecompenseerd wordt door het toevoegen van extra oppervlaktewater. In het LBSP moet ter compensatie van de toename aan verharding zo'n 14.000m² oppervlaktewater worden gerealiseerd. In de plannen voor het gebied is echter 21.000m² opgenomen, waardoor er overcompensatie plaatsvind. In het plangebied van het bestemmingsplan neemt het verhard oppervlak toe met 20.792 2 2 m tot 147.804 m . Deze toename komt voort uit het Masterplan voor Leiden Bio Science Park, waarin de gewenste ontwikkeling van het gebied wordt beschreven. Volgens het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland dient 15% van de toename aan verharding te worden gecompenseerd in de vorm van open water. In werkelijkheid neemt het oppervlak boezemwater toe met 4.356 m2, wat betekent dat overcompensatie gerealiseerd wordt. Het watersysteem wordt daarmee robuuster voor het opvangen van piekbuien en droge periodes. Het toekomstige bouwpeil in het plangebied wordt dusdanig gekozen dat voldoende drooglegging (het verschil tussen het bouwpeil en het oppervlaktewaterpeil) is gewaarborgd.
Waterkwaliteit en riolering Krachtens het Waterplan moet de nieuwbouw met duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen gerealiseerd worden, om diffuse verontreinigingen te voorkomen (o.a. geen koper, zink, lood). Overtollig hemelwater afkomstig van de daken zal worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, een en ander conform de "Beslisboom aan- en afkoppelen" van 25 het Hoogheemraadschap van Rijnland . Hiermee wordt voorkomen dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie onnodig wordt belast en wordt de kans op riooloverstorten van vervuild (gemengd) water op het oppervlaktewater sterk gereduceerd. Het huishoudelijk afvalwater wordt ingezameld en via het vuilwaterriool afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Beheer en onderhoud In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). Dit geldt dus bijvoorbeeld voor de aanleg van nieuwe watergangen.
In de Keur is ook geregeld dat "beschermingszones" voor watergangen in acht dienen te worden genomen. De beschermingszone is een strook langs watergangen, waarbinnen beperkingen gelden. Deze beperkingen dienen te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Binnen de beschermingszone mag niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd en opgeslagen worden, ook mag hier geen wortelende beplanting worden aangebracht. Voor hoofdboezemwateren en hoofd polderwateren geldt een beschermingszone van 5 m, voor overige watergangen geldt een bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
53 beschermingszone van 2 m aan weerszijden.
Bestemmingslegging Open water zal direct worden bestemd als "Water".
Conclusie Op 6 augustus 2009 heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland een positief advies afgegeven voor de watertoets Leeuwenhoek - Leiden Bio-Science Park. Geconcludeerd wordt dat het plan een verbetering is voor de bestaande waterhuishouding doordat de toename van het oppervlak open water groter is dan de hoeveelheid verharding vereist. Daarnaast zal het schone verhard oppervlak niet langer worden aangekoppeld op de riolering. Hiermee wordt onnodige belasting van het vuilwaterriool en de waterzuivering voorkomen.
4.14
Ecologie
In deze paragraaf is aangegeven waaraan de beoogde ontwikkelingen moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk en provincie, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Vervolgens is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen deze ruimtelijke onderbouwing beoogt.
Toetsingskader Structuurschema Groene Ruimte Het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.
Flora- en faunawet Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het project bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
54 in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor - voorzover vereist - geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is de ontwikkeling vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar.
Natuurbeschermingswet 1998 Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van gedeputeerde staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Bestaande situatie en beoogde ontwikkelingen Het plangebied Boerhaave en Sylvius betreft een deel van de Leeuwenhoek. Het plangebied bestaat momenteel uit een parkeerterrein (verhard met struweel), een nat graslandgebied, bebouwing, watergangen en wegen. De omgeving is van vergelijkbare aard. In het bestemmingsplan wordt de sloop van bebouwing mogelijk gemaakt en de aanleg van een sportpark, bebouwing en verharding van het graslandgebied. Om dit te kunnen realiseren, zijn de volgende werkzaamheden gepland: verwijderen van beplanting; slopen bestaande bebouwing; grondwerkzaamheden (voor bijvoorbeeld bouwrijp maken en aanleg infrastructuur); bouwwerkzaamheden. Onderzoek en toetsing Gebieden De Leeuwenhoek maakt geen onderdeel uit van een beschermd groen- of natuurgebied. Provinciale ecologische verbindingszones ontbreken in de nabijheid van het plangebied. De open groengebieden in Leeuwenhoek behoren echter wel tot de Leidse Ecologische Structuur (LES) als ecologisch / recreatief verblijfsgebied. De Wassenaarseweg wordt als structuur van groenelementen aangeduid. De LES is opgenomen in het ecologisch beleid van de gemeente en is geen beschermd natuurgebied, maar neemt des al niettemin een belangrijke plaats in binnen de stad. Op deze manier wordt de natuur volwaardig opgenomen in ruimtelijke projecten (gemeente Leiden, 2001).
Soorten bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
55 Het plangebied herbergt een aantal bijzondere locaties als mogelijke biotopen voor diverse soorten planten en kleine dieren. Ter hoogte van de Trambaan aan de Zernikedreef komen met name in en langs de watergangen bijzondere soorten voor. Dit is eveneens het geval in het grasgebied ten oosten van het parkeerterrein. Het groene profiel van de Wassenaarseweg is onderdeel van de LES. Het nieuwe sportpark zal onderdeel gaan uitmaken van de groene dooradering van Leeuwenhoek, als aanvulling op de huidige LES. Planten: met name langs de watergangen zijn bijzondere soorten aangetroffen: zwanenbloem en rietorchis. In het verharde deel van het plangebied betreffen het enkel zeer algemene soorten als paardenbloem, smalle weegbree en vogelmuur. Vogels: het bebouwd gebied heeft betekenis voor vogelsoorten, zoals kauw, kraai, zwarte roodstaart, spreeuw en huismus. In het struweel kunnen winterkoning, koolmees, pestvogel, groenling, vink, scholekster, zanglijster, ekster, houtduif en roodborst voorkomen. Langs de waterkant, op flauwe, onbeschoeide taluds kunnen wilde eend, waterhoen, meerkoet en fuut een verblijfplaats hebben. Zoogdieren: de te slopen bebouwing kan verblijfplaatsen bieden aan vleermuizen, zoals meervleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en/of laatvlieger. De groene gebieden hebben naar verwachting betekenis voor de algemene soorten egel, gewone bosspitsmuis, mol, wezel, bunzing, veldmuis, bosmuis en haas. Amfibieën, vissen, reptielen: kleine watersalamander, gewone pad, meerkikker, bruine 26 kikker en kleine modderkruiper. Bij onderzoek is de rugstreeppad niet aangetroffen . Tabel 10: beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime Soorten
Vrijstellingsregeling Flora- en faunawet
planten
zwanenbloem, rietorchis
vogels
alle soorten vogels (mits buiten broedseizoen)
Ontheffingsregeling Flora- en faunawet
zoogdieren Diverse muizensoorten, egel, mol
meervleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en/of laatvlieger
amfibieën en vissen
kleine modderkruiper (*)
kleine watersalamander, gewone pad, meerkikker, bruine kikker
(*)Voor de kleine modderkruiper (en alle andere Tabel 2 soorten uit de Flora- en Faunawet) is geen ontheffing nodig wanneer gewerkt wordt volgens de Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden.
Verwijderen van de beplanting Het verwijderen van de beplanting kan leiden tot aantasting van het broed- en rustgebied van broedvogels en bepaalde zoogdieren. Bovendien kunnen amfibieën, zoogdieren en vogels in de omgeving worden verstoord.
De broedvogels die mogelijk verstoord worden zijn broedvogelsoorten van ruigte, struweel en bos, waaronder de winterkoning, de merel en de koolmees. De zoogdieren kunnen mogelijk worden aangetast bij het rooien van de beplanting. Indien bomen met holten worden verwijderd, kunnen zij verblijfplaatsen bieden aan de watervleermuis. Vleermuizen zijn zwaar beschermde soorten ingevolge de Flora- en faunawet. Of de watervleermuis daadwerkelijk voorkomt in die boom, dient voorafgaand aan het rooien te worden onderzocht. In het struweel (indien langs of vlakbij onbeschoeide watergangen) kunnen amfibieën als gewone pad, kleine watersalamander en bruine kikker worden verstoord.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
56 Voor genoemde vogelsoorten en vleermuizen, maar ook voor de overige te beschermen soorten zoogdieren is in de nabijheid van het plangebied naar verwachting voldoende gelijkwaardig leefgebied voorhanden, zodat van aantasting van de gunstige staat van instandhouding geen sprake is.
Slopen bestaande bebouwing Het slopen van bebouwing kan eveneens leiden tot aantasting van het broed- en rustgebied van broedvogels en bepaalde zoogdieren. Ter plaatse van het verwijderde struweel worden soorten niet meer aangetast of verstoord. Amfibieën, zoogdieren en vogels in de omgeving kunnen door sloopwerkzaamheden worden verstoord. Mogelijk aan te tasten broedvogels zijn soorten als spreeuw, kauw en zwarte roodstaart. Broedvogelsoorten van ruigte, struweel en bos, waaronder winterkoning, merel en koolmees kunnen worden verstoord, aangezien deze in nabijheid van de te slopen bebouwing kunnen verblijven.
Zoogdieren, die gebruik maken van bebouwing, zoals meervleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger, kunnen mogelijk worden aangetast bij de sloop. Vleermuizen zijn zwaar beschermde soorten ingevolge de Flora- en faunawet. Deze soorten maken het gehele jaar gebruik van gebouwen. Deze gebouwen hebben over het algemeen een open spouwmuur die direct in verbinding staat met de buitenlucht of een zoldering met een vrij constante temperatuur en luchtvochtigheid. Of bovengenoemde soorten daadwerkelijk voorkomen op het plangebied en in welke mate zij gebruik maken van de bebouwing, is onduidelijk. Een groot deel van de bebouwing is echter ongeschikt voor vleermuizen (gevelplaten aan de buitenzijde en/of grote oppervlakten glas). Voor de sloop van gebouwen geldt dat er voorafgaand aan de sloop de locatie bezocht zal moeten worden door een vleermuisdeskundige. De sloopwerkzaamheden vinden plaats in de periode eind maart tot en met eind april of in de periode eind september tot en met eind oktober. Tijdens een zachte periode worden mogelijke verblijfplaatsen in het bijzijn van een vleermuisdeskundige ongeschikt gemaakt door middel van tochtgaten. De gebouwen worden voorzichtig gesloopt door middel van strippen. Tijdens het slopen is de vleermuisdeskundige oproepbaar. Wanneer tegen verwachting in toch vleermuizen worden aangetroffen, worden de werkzaamheden stilgelegd totdat de vleermuizen zijn uitgevlogen waarna de werkzaamheden herstart kunnen worden. Na het ongeschikt maken van de gebouwen kan na inspectie op vleermuizen ook buiten de aangegeven periode begonnen worden met de sloop van de gebouwen. De nieuwbouw wordt in overleg met een vleermuisdeskundige geschikt gemaakt als verblijfplaats voor vleermuizen, door bijvoorbeeld ruimten onder daklijsten toegankelijk te maken voor vleermuizen.
Overige zoogdiersoorten maken geen gebruik van de bebouwing, mogelijk wel van groengebieden, zoals egel en gewone bosspitsmuis en zij kunnen worden verstoord door de werkzaamheden. Indien groengebieden aan water grenzen (zoals het centrale weidegebied), kunnen ook amfibieën als gewone pad, kleine watersalamander, meerkikker en bruine kikker worden verstoord.
Voor genoemde vogelsoorten en vleermuizen, maar ook voor de overige te beschermen soorten zoogdieren en amfibieën is in de nabijheid van het plangebied naar verwachting voldoende gelijkwaardig leefgebied voorhanden, zodat van aantasting van de gunstige staat van instandhouding geen sprake is.
Grondwerkzaamheden (voor bijvoorbeeld bouwrijp maken) Nadat bebouwing is gesloopt, zullen de grondwerkzaamheden voor het bouwrijp maken bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
57 naar verwachting niet meer leiden tot aantasting of extra verstoring van aanwezige te beschermen soorten zoogdieren, amfibieën of broedvogels in de omgeving, met uitzondering van zoogdiersoorten, die onder de grond verblijven, zoals de mol.
De rugstreeppad, die in de ruime omgeving voorkomt, is binnen het plangebied niet 27 waargenomen . Voor de rugstreeppad ontstaat bij grondwerkzaamheden een geschikt biotoop: kale zanderige ondergrond met eventueel plassen of nabij sloten en waterpartijen. Deze soort kan zich derhalve gaan vestigen op een locatie waar grondwerkzaamheden worden uitgevoerd. Indien de grondwerkzaamheden direct aansluiten op de vervolgwerkzaamheden, zoals de bouw, wordt voorkomen dat de rugstreeppad een verblijfplaats zal vinden op een van de bouwplaatsen.
Bouwwerkzaamheden Ook de bouw- en verbouwwerkzaamheden zullen, indien deze werkzaamheden aansluiten op de grondwerkzaamheden, niet leiden tot extra verstoring van de te beschermden diersoorten.
Conclusie Voor wat betreft de gebiedsbescherming is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk.
Voor de soortenbescherming gelden de volgende conclusies: In de omgeving van het plangebied zijn licht beschermde soorten planten, zoogdieren en amfibieën aanwezig 28 , waarvoor een vrijstelling geldt voor het aanvragen van ontheffing van de Flora- en faunawet (categorie 1); In het plangebied en de omgeving zijn vogels aanwezig, welke niet mogen worden verstoord of aangetast. Dit is te voorkomen door buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart t/m 15 juli) te starten met de werkzaamheden. Er kan geen ontheffing voor vogels worden aangevraagd; Mogelijk hebben zwaar beschermde soorten zoals vleermuizen vaste verblijfplaatsen in het plangebied, hiernaar dient onderzoek te worden gedaan voorafgaand aan de (sloop)werkzaamheden. Mogelijk moeten mitigerende en/of compenserende 29 maatregelen worden getroffen en een ontheffing worden aangevraagd; Ook heeft een zwaar beschermde vissensoort als de kleine modderkruiper en een plantensoort als de rietorchis naar verwachting een biotoop binnen het plangebied. Voor deze soorten dient ontheffing te worden aangevraagd. Onderzoek is niet noodzakelijk, er wordt voor de zekerheid ervan uit gegaan dat de soorten in het 30 plangebied voorkomen (van de rietorchis is dit zeker) . Er hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd voor kleine modderkruiper en rietorchis wanneer gewerkt wordt volgens de gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is het zo veel mogelijk inpassen van natuurlijke elementen. Wanneer dit niet mogelijk is zal door middel van een groenplan een voorstel tot compensatie moeten worden gedaan. Om ecologische waarden zo veel mogelijk in te passen en overtreding van de Flora- en Faunawet te voorkomen is het noodzakelijk de gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden te volgen. Hierin opgenomen is het Ecologisch toetsingskader voor stedelijke projecten en de Natuurkalender. Het Stadsnatuurmeetnet geeft een indicatie van te verwachten soorten in een bepaald gebied. In de meeste gevallen zal nader natuuronderzoek nodig zijn. Het volgens van de gedragscode en bijbehorende gedragsregels voor werkzaamheden zorgt ervoor dat de Flora- en Faunawet niet wordt overtreden doordat zorgvuldig met Flora en Fauna wordt omgegaan. In dat geval is alleen ontheffing noodzakelijk voor de zogenoemde Tabel 3 soorten uit de Flora- en Faunawet. De in Leiden waargenomen Tabel 3 soorten zijn veelal vleermuizen. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
58
Hieruit wordt geconcludeerd dat wat de soortenbescherming betreft de Flora- en faunawet geen beletsel vormt voor uitvoering van het bestemmingsplan. Wel zal nader onderzoek naar beschermde soorten zoals vleermuizen moeten worden gedaan en zal ontheffing moeten worden aangevraagd voor zwaar beschermde vissen en planten in het geval van werkzaamheden.
4.15
Hoogbouw
Toetsingskader De gemeenteraad van Leiden heeft op 6 maart 2007 de Hoogbouwvisie voor Leiden vastgesteld. Deze visie bevat twee besluiten: a. de verdeling van Leiden in een viertal gebiedstypen met daaraan gekoppeld de toegestane bouwhoogtes; hoogbouwgebied: overwegend middelhoogbouw (20-30 m) met meerdere accenten (maximaal 60-70 m); stadsboulevard: overwegend middelhoogbouw (20-30 m) met verspreide accenten (4050 m); gemengd gebied: afwisseling van laagbouw (tot ± 15 m) en middelhoogbouw (20-30 m) met incidenteel een accent (tot ± 40 m); laagbouwgebied: overwegend laagbouw (tot ± 15 m) met incidenteel een accent (tot ± 30 m). b. de invoering van de hoogbouwtoets: voor elk gebouw hoger dan 40 meter; in laagbouw- en gemengde gebieden voor gebouwen hoger dan 25 m. Wanneer blijkt dat de hoogtezone van een gebouw op basis van de hoogbouwtoetscriteria overschreden wordt zal een hoogbouwtoets uitgevoerd moeten worden. Het type onderzoek van de hoogbouwtoets is afhankelijk van het ijkpunt in het ruimtelijk planproces. De ijkpunten zijn het bestemmingsplan of het bouwplan. Bij een bestemmingplan ligt het accent van het onderzoek meer op de betekenis van het gebouw in de stedelijke omgeving.
Toetsing Gebiedsindeling plangebied In de Hoogbouwvisie Leiden (2007) wordt het plangebied Boerhaave-Sylvius gekarakteriseerd als gemengd gebied. Dat wil zeggen dat het gebied een mix kent van laagbouw, middelhoogbouw (tot ca 25 m) en hogere gebouwen (tot 40 meter). Langs de Plesmanlaan, gekenmerkt als stadsboulevard, is (middel)hoogbouw (25-40 meter) de norm. De oostpunt van het Boerhaavegebied begrenst de hoogbouwzone rond het station. Hier is een hoogte van maximaal 70 meter toegestaan.
Planbeschrijving Aangezien het LBSP een langere periode kavelsgewijs ontwikkeld gaat worden, en daarbij de omvang van de uit te geven kavels nog niet bekend is, wordt in het bestemmingsplan een maximale flexibiliteit qua bouwhoogte aangehouden. De maximum-bouwenvelop voor alle kavels (exclusief bestaande gebouwen in Boerhaave) heeft een hoogte van 40 meter. In de praktijk is het overigens niet mogelijk om al deze kavels ook tot die hoogte te ontwikkelen, aangezien dan het maximale bouwvolume wordt overschreden. Daarnaast is het ook niet realistisch te verwachten dat in een gebied met deze bedrijfscategorieën dit maximum overal gehaald zal worden. Hierdoor zal automatisch een mix van hoogtes ontstaan, zoals dat ook in het huidige LBSP het geval is. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
59
In de Hoogbouwvisie Leiden is ook aangegeven dat voor alle gebouwen hoger dan 25 meter een hoogbouwtoets uitgevoerd moet worden, bij voorkeur gekoppeld aan het bestemmingsplan. De hoogbouwtoets voor het Masterplan Boerhaave gebied is opgenomen in bijlage 2. Gezien het voorafgaande, en het feit dat hier sprake is van een bedrijvenpark en geen rekening hoeft te worden gehouden met effecten voor bestaande woningbouw, wordt voor het LBSP een uitzonderingspositie voorgesteld. De verplichting van de hoogbouwtoets is beperkt tot het Boerhaavegebied en het in beeld brengen van de effecten van de bebouwingscontour 40 meter aan de Wassenaarseweg vanaf het landgoed Endegeest.
Effecten vanaf beschermd dorpsgezicht Oegstgeest/Endegeest Vanaf twee punten is aangegeven hoe de maximale hoogtelijn zichtbaar is vanaf het beschermd dorpsgezicht. Bij de interpretatie van deze lijn is enige voorzichtigheid geboden: Deze lijn zal namelijk nooit maximaal uitgevuld worden. In de praktijk is het zelfs waarschijnlijk dat niet één van de gebouwen de hoogte van 40 meter zal halen. Het bestemmingsplan biedt echter wel de mogelijkheid daartoe. figuur 8: Effecten vanaf beschermd dorpsgezicht Oegstgeest/Endegeest
figuur 9: Vanaf de Leidsestraatweg
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
60
Vanaf dit punt zal de bebouwing bij een hoogte van 40 meter nauwelijks zichtbaar boven de bomen uitkomen.
figuur 10: Vanaf het pad achter kasteel Endegeest
Dit is de plek het meest dicht bij het LBSP. Gebouwen van 40 meter zijn zichtbaar vanaf dit punt, met een impact enigszins vergelijkbaar met die van het huidige Sylviusgebouw .
Conclusie De conclusie van de toetsing aan het beleid is dat de hoogbouwvolumes passen binnen de interpretatie van de hoogbouwvisie. Naar aanleiding van de hoogbouwtoets uit bijlage 2 zijn voor het hoogbouwaccent van 70 meter en voor de accenten aan de Wassenaarseweg nadere kwaliteitsbepalingen opgenomen in het beeldkwaliteitplan. Het hoogbouwaccent van 70 meter heeft geen impact op het beschermd dorpsgezicht Endegeest. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
61
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
62
Hoofdstuk 5
Juridische planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
5.1
Planvorm
Het bestemmingsplan beoogt een verdere ontwikkeling van het gebied Boerhaave-Sylvius tot een gebied voor hoogwaardige kennisintensieve bedrijvigheid. Daarbij wordt gedoeld op bedrijvigheid in de vorm van kantoren, onderzoeksinstellingen, laboratoria et cetera. Daarnaast wordt functiemening voorgestaan in de vorm van toevoeging van wonen en stedelijke voorzieningen. De regeling voor dit bestemmingsplan is erop gericht om enerzijds deze ontwikkeling mogelijk te maken, waarbij de bestaande en de toekomstige bedrijven ruimschoots ontplooiingsmogelijkheden hebben. Anderzijds bevat de regeling waarborgen om de bestaande kwaliteiten in het gebied te beschermen en te voorkomen dat de in het plangebied aanwezige functies belemmeringen voor elkaar en voor de overige functies in de nabijheid van het plangebied kunnen vormen.
5.1.1
Opbouw bestemmingsregeling
De regels zijn onderverdeeld in een viertal hoofdstukken: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. In de inleidende regels zijn de begrippen en de wijze van meten vastgelegd. In het hoofdstuk bestemmingen zijn de bouwregels en specifieke gebruiksregels voor de diverse bestemmingen, en de dubbelbestemmingen Archeologie, vastgelegd. In de algemene regels zijn de algemeen voor het plan geldende wijzigings- en ontheffingsbevoegdheden vastgelegd. De algemeen voor het plan in acht te nemen afstandsmaten, hoogtematen, aantallen woningen, oppervlakten van functies en parkeernormen zijn in dit hoofdstuk vastgelegd. Voor een goed begrip van het tweede hoofdstuk, bestemmingsregels, is het van belang tevens de algemene regels in het derde hoofdstuk te raadplegen. In het vierde en laatste hoofdstuk zijn de straf- en overgangsregels vastgelegd.
5.2
Bestemmingsregels
Op de verbeelding zijn vrijwel alle functies apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
63
5.2.1
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee facetten: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarvoor de mogelijkheden om te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. In de meeste gevallen vallen het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samen. Op de verbeelding is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (de grenzen van het bestemmingsvlak liggen hieronder).
5.2.2
Aanduidingen
De letteraanduidingen van de bestemmingen zijn ingetekend in het bestemmingsvlak. Nadere specificaties die iets zeggen over het gebruik of bouwmogelijkheden zijn door middel van aanduidingen opgenomen. Als deze specificaties op het hele bestemmingsvlak van toepassing zijn, dan staan de aanduidingen achter de bestemmingsaanduiding in het bestemmingsvlak. Voor de leesbaarheid of omdat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen, is soms gekozen om de aanduidingen in het bouwvlak te plaatsen.
5.2.3
Agrarisch
De landelijke strook ten noorden van de Wassenaarseweg is bestemd als Agrarisch. Deze strook maakt onderdeel uit van het beschermd dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten, aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenweg 1988. De bestemming laat geen bebouwing of functiewijziging toe met uitzondering van erfafscheidingen en waterstaatkundige voorzieningen.
5.2.4
Gemengd-1
De bestemming Gemengd-1 is gegeven aan een aantal gebouwen in het Boerhaavegebied waaronder de Gorter Villa, de nieuwbouwtoren Fysiologie, het TNO Gorter complex en de woning Wassenaarseweg 60 en het naastgelegen portiershokje. Binnen de bestemming Gemengd-1 zijn de gronden bestemd voor wonen en daarnaast een verscheidenheid aan stedelijke voorzieningen waaronder horeca, detailhandel en voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (zoals, praktijk- en lesruimten, laboratoria, sportvoorzieningen, congresfaciliteiten en bijbehorende kantoren). De toelaatbaarheid van deze functies is gebaseerd op grond van een indeling in de de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Door middel van een vrijstellingsbevoegdheid is het mogelijk binnen de bestemming Gemengd-1 ten hoogste één sociëteit toe te staan. Een dergelijke horeca-inrichting is uitsluitend toegankelijk voor leden van een vereniging en past goed binnen het stedelijke voorzieningenniveau (inclusief hoger onderwijs en wetenschappelijke voorzieningen). Als voorwaarde voor het verlenen van vrijstelling is opgenomen dat een dergelijke voorziening geen onevenredige overlast oplevert voor de omgeving.
Bouwregels Bebouwing ten dienste van de bestemming Gemengd-1 mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. De maximale bouwhoogte is op de plankaart aangeduid. Daarnaast zijn regels opgenomen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
64 Nadere eisen Ten behoeve van de situering en inrichting van bouwwerken kunnen door het college van burgemeester en wethouders nadere eisen worden gesteld. Dit geldt ook ten aanzien van mogelijke windhinder die kan worden veroorzaakt door de hoge gebouwen in het plangebied.
Karakteristieke bouwwerken In verband met de bescherming van de in het plangebied aanwezige waardevolle bebouwing is een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek bouwwerk' bestaande bouwwerken zonder of in afwijking van een aanlegvergunning geheel of gedeeltelijk te slopen.
5.2.5
Gemengd-2
Het Sylvius-gebied heeft de bestemming Gemengd-2 gekregen. Binnen deze bestemming is naast gen-laboratoria, kennisintensieve bedrijvigheid mogelijk die direct gerelateerd is aan life-Science. De toelaatbaarheid van deze functies is gebaseerd op grond van een indeling in de de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'.
Gen-laboratoria Gen-laboratoria zijn algemeen toegestaan binnen de bestemming Gemengd-2.
Ontsluitingen (langzaam) verkeer Ontsluitingen voor verkeer, die dwars door het Sylvius-gebied zijn gepland, zijn door middel van een aanduiding op de verbeelding aangegeven. Dit gebied dient vrij te worden gehouden van bebouwing om de beoogde doorgangen te realiseren.
Bouwregels Bebouwing ten dienste van de bestemming Gemengd-2 mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. De maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangeduid. Daarnaast zijn regels opgenomen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
Nadere eisen Ten behoeve van de situering en inrichting van bouwwerken kunnen door het college van burgemeester en wethouders nadere eisen worden gesteld. Dit geldt ook ten aanzien van mogelijke windhinder die wordt veroorzaakt door de hoge gebouwen in het plangebied.
5.2.6
Gemengd-3
De bestemming Gemengd-3 is toegekend aan een aantal gebouwen in het Boerhaavegebied waaronder het bestaande Fysiologie-complex en een gedeelte van het Pathologie complex. De bestemming is vergelijkbaar met Gemengd-1. Het verschil is gelegen in het feit dat binnen Gemengd-3 wonen niet is toegestaan. Wel is een short-stay woonruimte mogelijkheid. Het gaat hierbij om verhuur van woonruimte voor kort verblijf aan bijvoorbeeld (buitenlandse) werknemers en studenten.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
65
5.2.7
Gemengd-4
De bestemming Gemengd-4 is toegekend aan het terrein van TNO. De bestemming is vergelijkbaar met Gemengd-2, met daarbij de toevoeging dat binnen de bestemming Gemengd-4 naast kantoren ook voorzieningen voor hoger onderwijs en onderzoek mogen worden gerealiseerd.
5.2.8
Groen
De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Ook bermen, voet- en fietspaden en bijbehorende voorzieningen hebben deze bestemming gekregen. De groene ader in het centrale gedeelte van het plangebied heeft daarnaast de aanduiding 'water'. Dit gebied is tevens bestemd voor waterpartijen.
Uitgangspunt is het openbaar groen bij een herinrichting zoveel mogelijk te ontzien. Echter, het zal niet te voorkomen zijn om, bijvoorbeeld bij een hoger dan verwachte parkeerdruk of verandering in de ontsluiting van gebouwen, groen in verharding om te zetten. Dergelijke veranderingen zullen overigens pas na officiële besluitvorming in de gemeente (incluis inspraak door belanghebbenden) tot stand komen. Omzetten van openbaar groen in parkeerruimte zal niet plaatsvinden, indien dit noodzakelijk wordt als gevolg van het onvoldoende, onjuist gebruiken, dan wel opheffen van parkeerplaatsen op eigen terrein. Dit zal evenmin gebeuren bij een verhoogde parkeerdruk als gevolg van bezoekers voor bestemmingen buiten het bestemmingsplangebied. In dat geval zal gekozen moeten worden voor handhavend optreden.
In de bestemming 'Groen' mogen fietspaden en voetpaden worden aangelegd. De voor het gebied belangrijke hoofdfietspaden en hoofdvoetpaden zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Op sommige plaatsen in het plangebied is in de bestemming Groen de mogelijkheid gecreëerd om oeververbindingen aan te leggen. Dit is mogelijk gemaakt door middel van een specifieke aanduiding.
5.2.9
Maatschappelijk
Het complex van de Hogeschool Leiden is bestemd als Maatschappelijk. Binnen de bestemming zijn voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek mogelijk, waaronder praktijk- en lesruimten, laboratoria, sportvoorzieningen, congresfaciliteiten en kantoren.
Gen-laboratoria Gen-laboratoria zijn uitsluitend toegestaan waar dit door middel van een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.
Nadere eisen Ten behoeve van windhinder die wordt veroorzaakt door de hoge gebouwen in het plangebied zijn nadere eisen opgenomen.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
66
5.2.10 Sport De gronden die plaats bieden aan het toekomstige sportterrein in het Sylvius-gebied hebben de bestemming Sport gekregen. Hier worden drie velden gerealiseerd waaronder een voetbalveld, een hockeyveld een oefenveld. Voor het sportterrein is een aparte vrijstellingsprocedure gevolgd. Deze vrijstelling is in het bestemmingsplan overgenomen.
Ten behoeve van het mogelijk realiseren van een sportcomplex is een wijzigingsgebied opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid staat beschreven in artikel 25 van de planregels.
5.2.11 Verkeer Daar waar een openbare weg een stroomfunctie heeft tussen verder van elkaar weg gelegen locaties, is aan deze de gronden de bestemming Verkeer toegekend. Deze bestemming is derhalve gegeven aan wegen waar het belang van het rijdende verkeer preveleert boven andere belangen. Binnen het plangebied betreffen dit de Wassenaarseweg, de Albinusdreef, de Einsteinweg (tussen de Plesmanlaan en de J.H. Oortweg) en de J.H. Oortweg. De gronden met de bestemming Verkeer zijn bestemd voor wegen met ten hoogste 1 doorgaande rijstrook per rijrichting. Opstelstroken en busstroken zijn daaronder niet begrepen. Binnen deze bestemming zijn zowel de wegen, de kruisingen als de bijbehorende voorzieningen mogelijk, zoals geluidswerende voorzieningen, bruggen, oeververbindingen, duikers, nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen en parkeervoorzieningen. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
5.2.12 Verkeer-Verblijfsgebied Daar waar het openbaar gebied een ontsluitingsfunctie heeft op perceelsniveau en een verblijfsfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en fiets- en voetpaden. Parkeren is uitsluitend toegestaan waar dit door middel van een aanduiding op de plankaart is opgenomen. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'gebouwde parkeervoorziening' tevens een bovengrondse parkeergarage mogelijk.
5.2.13 Water Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
67
5.2.14 Wonen Op de complexen Clusius, Anatomie, Pathologie (gedeeltelijk), TNO Gorter (gedeeltelijk) en het gebied tussen de Hogeschool en de Wassenaarseweg worden woningen mogelijk gemaakt. Deze gebieden zijn daarom voorzien van de bestemming Wonen. Op de 'DUWO-locatie', ten noorden van de Hogeschool Leiden, is naast wonen ook horeca en maatschappelijke doeleinden mogelijk, maar alleen op de begane grond.
Bouwregels Gebouwen dienen te worden gebouwd in de bouwvlakken. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte. Daarnaast zijn regels opgenomen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
Nadere eisen Ten behoeve van windhinder die wordt veroorzaakt door de hoge gebouwen in het plangebied zijn nadere eisen opgenomen.
Karakteristieke bouwwerken In verband met de bescherming van de in het plangebied aanwezige waardevolle bebouwing is een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek bouwwerk' bestaande bouwwerken zonder of in afwijking van een aanlegvergunning geheel of gedeeltelijk te slopen.
Wijzigingsbevoegdheid Vanuit het oogpunt van flexibiliteit in het Boerhaavegebied is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming Wonen te wijzigen naar de bestemming Gemengd1. De gebieden waarop deze wijzigingsbevoegdheid van toepassing is, zijn op de verbeelding is aangegeven. De bestemming Wonen kan worden gewijzigd indien de uitvoerbaarheid in het wijzigingsplan voldoende is aangetoond. Hiervoor zijn in de planregels verschillende criteria opgenomen.
5.2.15 Waarde-Archeologie 3, 5 en 6 Het hele plangebied heeft een redelijke tot zeer grote kans op archeologische sporen. Om deze waarde te waarborgen zijn de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie opgenomen. In het plangebied komen 3 planologische regimes voor, die overeenstemmen met de 3 waarden aan archeologische vindkans in het plangebied. Bouwwerken op gronden met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de voorschriften opgenomen voorwaarden. Daarvoor is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen. Is er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met ontheffing worden gerealiseerd. In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
68 Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is via vrijstelling alleen toegestaan voor zover de archeologische waarde niet worden geschaad en genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder aanlegvergunning niet toegestaan.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
69
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
70
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
6.1
Economische uitvoerbaarheid
6.1.1
Uitvoerbaarheid
Voor de ontwikkeling van de deelgebieden Boerhaave en Sylvius in het LBSP is het noodzakelijk dat er geïnvesteerd wordt in het plangebied. Deze investeringen bestaan o.a uit het bouw- en woonrijpmaken van het gebied, de aanleg van infrastructuur, de bouwkosten en de voorbereidingskosten.
De Universiteit Leiden, de partij met het grootste eigendom in het gebied, is betrokken geweest bij het maken van het bestemmingsplan en het achterliggende Masterplan. Met de universiteit is een exploitatieovereenkomst gesloten met betrekking tot de ontwikkeling van het hele LBSP. Het voorliggend bestemmingsplan maakt voor de gebouwen die in eigendom zijn van TNO uitbreidingen mogelijk. De andere grondeigenaren krijgen geen uitbreidingen, of de bouwmogelijkheden veranderen niet.
De Universiteit Leiden en TNO achten de uitbreidingen economisch haalbaar, net als de gemeente Leiden. De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden, zijn daarmee economisch uitvoerbaar.
6.1.2
Kostenverhaal
De ontwikkeling van de deelgebieden Boerhaave en Sylvius in het LBSP brengt voor de gemeente kosten met zich mee. Deze kosten bestaan uit de aanleg en verandering van infrastructuur, het opstellen van het bestemmingsplan en de kosten voor ambtelijke begeleiding. De gemeente heeft geen financiële baten vanuit de ontwikkeling. Voor een deel van de kosten is afgesproken dat deze voor rekening komen van de Universiteit Leiden. Een kleiner deel komt voor rekening van TNO, die de andere grondeigenaar in het plangebied is met nieuw ontwikkelingspotentieel. Met de Universiteit Leiden is een exploitatieovereenkomst afgesloten. Deze is aan te merken als anterieure overeenkomst. Hierin worden voor het hele LBSP afspraken gemaakt tussen gemeente en Universiteit Leiden over de aanleg van infrastructuur, groen en water en de voorbereidingskosten. Ook met TNO is een overeenkomst gesloten. TNO draagt daarmee ook bij aan de ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied van Boerhaave-Sylvius. Gezien de afspraken met de twee grondeigenaren die profijt hebben van de verruimde bouwmogelijkheden, zijn de kosten die de gemeente maakt verhaald. Het is daarom niet nodig een exploitatieplan te maken bij het bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
71
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2.1
Wettelijk vooroverleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen plegen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd. De reacties van deze instanties zijn indien daar aanleiding toe bestond in het plan verwerkt. De inspraak is afgerond en het overleg op basis van art. 3.1.1 Bro is gevoerd. De resultaten daarvan zijn opgenomen in de Inspraaknota die als bijlage aan deze toelichting is toegevoegd. De wijzigingen die het gevolg zijn van inspraak en overleg zijn in de stukken verwerkt. Aan het eind van de Inspraaknota komt een Staat van Wijzigingen voor waarin alle veranderingen in de stukken worden opgesomd. Aldus zijn alle wijzigingen op overzichtelijke wijze te raadplegen.
6.2.2
Inspraak
In Leiden is de Inspraakverordening van kracht. Op grond van die verordening moeten voor ruimtelijke plannen een inspraakprocedure worden gevolgd. In de Inspraaknota die als bijlage aan deze toelichting is toegevoegd is een verslag opgenomen van de inspraakprocedure. Onderdeel daarvan is een terinzagelegging met de mogelijkheid om reacties aan burgemeester en Wethouders kenbaar te maken. Tevens is een informatieavond georganiseerd. Voor een nader inzicht in de ontvangen reacties en de wijze waarop het plan - waar nodig en mogelijk - is aangepast wordt naar de Inspraaknota verwezen. De algemene conclusie is dat het plan een goed draagvlak heeft. De hoofdlijnen en mogelijkheden die in het voorontwerp waren opgenomen zijn dan ook grotendeels overgenomen. Het merendeel van de aanpassingen betreft dan ook de onderbouwing, aanvullende onderzoeken en tekstuele opmerkingen. Aan een groot deel van de gemaakte opmerkingen kon dan ook tegemoet gekomen worden.
6.2.3
Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 12 oktober 2009 tot en met 23 oktober 2009 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er 7 zienswijzen binnengekomen, allen ontvankelijk. De zienswijzen zijn ingebracht door direct betrokken bedrijven, een omwonende, een belangenstichting en overheidsinstanties. De meest in het oogspringende zienswijzen betroffen de hoogbouw in het gebied, de relatie met het naastgelegen beschermd stadsgezicht Endegeest, het groen in het plangebied, het verkeer, archeologie en de financiële onderbouwing. Daarnaast zijn er ook een aantal tekstuele wijziging ingebracht. De ingekomen zienswijzen zijn samengevat en beoordeeld. Hiervan is een zienswijzennota gemaakt. Volledigheidshalve verwijzen wij dan ook naar deze zienswijzennota. Hieronder een kleine samenvatting.
Een deel van de ingebrachte zienswijzen is overgenomen. De grootste wijzigingen zijn dat, ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan: bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
72
de onderbouwing van de hoogbouw in het gebied is uitgebreid, zowel in tekst als door middel van de toevoeging van modelfoto's; de verkeersparagraaf in de Toelichting is gewijzigd ten opzichte van het ontwerp, tevens is een bijlage toegevoegd met betrekking tot de verkeerssituatie; de hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlak in het Sylvius-gebied is op de plankaart aangepast en gelijkgetrokken met het in de Toelichting genoemde oppervlak; de maximale maten voor een sportcomplex in Wijzigingsbevoegdheid 2 zijn ingevuld.
De grootste voorgestelde wijzigingen die niet zijn overgenomen zijn: aanpassing van de archeologische waarden op de plankaart; verlagen van de maximale bouwhoogten; het toestaan van zelfstandige kantoren.
6.3
Handhaving
Een van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van een bestemmingsplan, dus ook bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan 'Boerhaave-Sylvius', is dat de in het plan opgenomen regels handhaafbaar dienen te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid verdient meer aandacht omdat het een voorwaarde is voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan 'Boerhaave-Sylvius' is terdege aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de in het plan opgenomen regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goede handhaving van de regels.
1 Voldoende kenbaarheid geven aan het plan Een goede handhaving begint bij de bekendheid van de regels bij degenen die direct door de regels worden geraakt. Met het oog hierop wordt door middel van een voorlichtingsbijeenkomst bekendheid gegeven aan het doel van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regels. Daarnaast heeft de Wet ruimtelijke ordening in de bestemmingsplanprocedure een aantal momenten ingebouwd waarbij het bestemmingsplan voor het publiek ter inzage wordt gelegd.
2 Voldoende draagvlak voor het beleid en de regelgeving in het plan De inhoud van een bestemmingsplan kan slechts worden gehandhaafd als de regels en het achterliggende beleid in overwegende mate door belanghebbenden wordt ondersteund. Dit wil zeggen dat zowel de bevolking als het gemeentebestuur en de ambtenaren zich in de bestemmingsplanregeling kunnen vinden. Natuurlijk kan niet een ieder zich vinden in elk onderdeel van het plan. Daarom is het belangrijk dat keuzes goed worden gemotiveerd. Uitgangspunt hierbij is een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan.
3 Inzichtelijke en realistische regeling Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dit houdt in: helder van opzet en niet onnodig beperkend of inflexibel. Daarbij moet wel voorkomen worden dat de regels zo vaag worden dat de bepalingen in het bestemmingsplan niet meer te controleren zijn. De regels moeten niet meer beogen te regelen dan strikt noodzakelijk is.
4 Handhavingsbeleid
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
73 Het sluitstuk van een goede handhaving van de in dit bestemmingsplan opgenomen regelgeving is een adequaat en consequent uitgevoerd handhavingsbeleid. Hierin speelt het regelmatig uitvoeren van controles in het plangebied een belangrijke rol. Daarnaast moeten adequate maatregelen getroffen (kunnen) worden indien de regels worden overtreden. Indien deze maatregelen achterwege blijven, ontstaat er een grote mate van rechtsonzekerheid hetgeen niet bevorderlijk is voor eventueel handhavend optreden door de gemeente. Daarnaast dient de gemeente voldoende mankracht ter beschikking te hebben voor de noodzakelijke controles en handhavingsacties. De uitgangspunten met betrekking tot handhaving van de ruimtelijke regelgeving in de gemeente Leiden zijn vastgelegd in een aparte nota. Deze nota heeft ook betrekking op de in dit plan opgenomen regels. Op 24 januari 2006 heeft het college ingestemd met de gemeentelijke Handhavingsnota Bouwregelgeving en Ruimtelijke Ordening. Tevens is het Handhavingsplan van aanpak vastgesteld onder voorbehoud van vaststelling van nota en programma door de raad.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
74
Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1 1.1
Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten
Algemeen
Regeling toelaatbaarheid van functies/bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruik gemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende functies, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf of functie relevant zijn.
Milieuzonering en Staten van Bedrijfsactiviteiten De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staten van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007). In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van twee verschillende Staten van Bedrijfsactiviteiten: De Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" (SvB "bedrijventerrein") wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten en andere functies op een samenhangend bedrijventerrein te regelen. De SvB "bedrijventerrein" wordt tevens toegepast in het buitengebied en op los liggende, relatief grootschalige bedrijfspercelen die op enige afstand van burgerwoningen zijn gelegen. In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. De Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" (SvB "functiemenging") wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Het gaat daarbij in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De SvB "functiemenging" kan indien gewenst ook worden toegepast in woonwijken waar een enkel bedrijf aanwezig is. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke situaties in de VNG-publicatie niet meer met richtafstanden bepaald, maar met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
1.2
Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling In de SvB "bedrijventerrein" is voor elke functie of bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de SvB "bedrijventerrein" indicaties voor verkeersaantrekkende werking. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
75
Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit/functie en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in SvB "bedrijventerrein" gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein.
Omgevingstype rustige woonwijk In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.
Omgevingstype gemengd gebied In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.
Bedrijfswoningen Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
Te hanteren richtafstanden De SvB "bedrijventerrein" onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
tabel 12: richtafstanden milieuzonering milieucategorie richtafstand (in meters) rustige woonwijk
gemengd gebied
1
10
0
2
30
10
3.1
50
30
3.2
100
50
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
76
4.1
200
100
4.2
300
200
5.1
500
300
5.2
700
500
5.3
1.000
700
6
1.500
1.000
Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen In de SvB "bedrijventerrein" zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft: bedrijven die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn; bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen. In de voorschriften van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan.
De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" De in dit bestemmingsplan opgenomen SvB "bedrijventerrein" komt in vergaande mate overeen met de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. In de toegepaste Staat zijn alle functies opgenomen, met uitzondering van horeca-activiteiten. Voor de zonering van horeca-activiteiten hanteert de gemeente een eigen indeling. Tevens is de lijst van opslagen en installaties die in de VNG-publicatie als afzonderlijke lijst is opgenomen, in de SvB "bedrijventerrein" verwerkt. Daarnaast is voor enkele bedrijfstypen een extra specificatie opgenomen in verband met de grootte van het bedrijfsoppervlak. Functies met een milieucategorie van 5.1 of hoger zijn uit de lijst verwijderd.
1.3
Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
Functiemengingsgebieden In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB "functiemenging" toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan: stadscentra, dorpskernen en winkelcentra; horecaconcentratiegebieden; zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen; (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB "functiemenging" worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
77 De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om: kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid; bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt; activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden. De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de SvB "functiemenging". Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast: In dit plan wordt de toelaatbaarheid van alle functies, met uitzondering van horecaactiviteiten gekoppeld aan de Staat. De toelaatbaarheid van horeca-activiteiten wordt in dit plan op een andere wijze in de voorschriften en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld. Toegevoegd zijn overigens enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet voorkomen maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij, bouwinstallatie en elektrotechnische installatie. In de SvB "functiemenging" is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan bleek het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met richtafstanden en afstandsstappen. De SvB "functiemenging" hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met de volgende criteria voor de toelaatbaarheid:
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
78
1.4
Flexibiliteit
Beide Staten blijken in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten en andere functies in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf/functie met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf of functie als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in beide Staten is verondersteld. In de planvoorschriften is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch via een vrijstelling kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB "bedrijventerrein" is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Bij de SvB "functiemenging" is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal één categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf of de functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven of functies uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB "bedrijventerrein" of "functiemenging" niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planvoorschriften bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een vrijstelling kan toestaan. Om deze vrijstelling te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
In de SvB "bedrijventerrein" is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de SvB "bedrijventerrein" aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde vrijstellingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.
Voor de concrete toetsing van een verzoek om vrijstelling wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
79
Bijlage 2 2.1
Hoogbouwtoets
Hoogbouwtoets
Inleiding Bij het vaststellen van de bouwhoogtes in het Boerhaave gebied is aansluiting gezocht bij de nieuwbouwvolumes in de omgeving en de kaart behorende bij de Hoogbouwvisie, die in maart 2007 door de Gemeenteraad is vastgesteld. In de hoogbouwvisie is het grootste deel van de Leeuwenhoek gekenmerkt als 'gemengd gebied', waar hoogten tot 40 meter zijn toegestaan. Het Zeezijdegebied maakt deel uit van de hoogbouwzone rond CS; hier zijn hoogtes van 60 à 70 meter mogelijk.
Door een viertal hoogte-accenten van maximaal 40 meter mogelijk te maken zoekt het Masterplan aansluiting bij het stedenbouwkundige beeld van de ontwikkelingszone Zeezijde-Leeuwenhoek. In het plangebied is verder één bijzonder hoogte-accent van 70 meter opgenomen, in de as van de Albinusdreef. Dit hoogteaccent zorgt (samen met het bestaande hoogte-accent van Naturalis) voor een begrenzing van de hoogbouwzone rond het station. Het markeert de overgang van het Stationsgebied naar het LBSP.
Toetsaspecten 1. Betekenis voor het stadssilhouet: Voor zover van toepassing wordt in beeld gebracht wat de betekenis is van de hoogbouw vanaf relevante zichtpunten op grote afstand (>3 kilometer). Vanaf grote afstand zal alleen het gebouw van 70 meter zichtbaar zijn. Deze hoogbouw heeft echter slechts in beperkte mate betekenis voor het stadssilhouet, omdat de hoogbouw opgaat in het cluster van bestaande en geplande hoogbouw die zich al in de omgeving van het station bevindt.
2. Betekenis voor de directe omgeving (afstand 1-3x hoogte): stedenbouwkundige inpassing. In bijgaande foto's (zie paragraaf B.2.2) is de zichtbaarheid van de hoogbouw vanaf tien belangrijke zichtlijnen in beeld gebracht. De montages geven aanleiding tot twee conclusies: hoogbouwaccent 70 meter: Een slanke uitvoering van de toren is gewenst. Dit wordt via het bestemmingsplan geregeld (max. bebouwingspercentage; max. oppervlak), met aanvullende eisen in het beeldkwaliteitsplan; Wassenaarseweg: De impact van de hoogbouw is het grootst vanaf de Wassenaarseweg, omdat de meeste volumes een vrij lange zijde hebben evenwijdig aan de Wassenaarseweg. In de architectonische uitwerking moet hier aandacht aan worden besteed, door middel van variatie in bijv. geleding en materiaalgebruik. 3. Toetsing aan hoogtebeperkingen, zoals straalpaden en molenbiotopen Er zijn geen hoogtebeperkingen in dit gebied.
4. Betekenis voor het stadsbeeld vanaf bijzondere stedelijke zichtlijnen (o.a. beschermde stadsgezichten): de effecten voor relevante zichtlijnen worden in beeld gebracht. De hoogbouw is niet zichtbaar vanaf de geselecteerde zichtlijnen uit de binnenstad. De hoogbouw is wel zichtbaar vanaf het beschermd dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten (Oegstgeest). De impact is vergelijkbaar met het bestaande 'Sylvius-laboratorium' welke slechts net aan boven de bomen aan de rand van het bestemmingsplangebied zichtbaar is. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
80 De geplande toren van 70m in de zuidoosthoek van het deelgebied Boerhaave is zichtbaar, maar heeft door de afstand tussen het kasteel Endegeest en de toren van ongeveer 1000m slechts zeer beperkte invloed op de beleving.
5. Onderzoek naar de schaduwwerking: de effecten voor de bezonningssituatie op gemiddelde momenten (21 maart en 21 september) worden in beeld gebracht. De hoogte-accenten geven geen hinderlijke schaduwwerking op privé-terreinen (zie paragraaf B.2.3).
6. Aanwezigheid van toegankelijk en kwalitatief hoogwaardig groen en bij woningbouw veilige speelplekken. Het Boerhaave gebied krijgt de inrichting van een groene campus. Parkeren wordt in dit gebouw gebouwd opgelost. Gezien de doelgroep van het Boerhaave gebied (studenten, aio's) zijn specifieke speelvoorzieningen hier niet van toepassing, maar altijd inpasbaar.
7. Beoordeling van de gevolgen voor privacy van bestaande woningen. Er is geen bestaande woningbouw in de directe buurt, die overlast van de hoogbouw kan ondervinden. 8. Een analyse van het planschaderisico. Uit de 'Risicoanalyse planschade locatie Leeuwenhoek, Leiden' (Arcadis, dec. 2006) komt naar voren dat er uit de ontwikkeling van Leeuwenhoek en de daarvoor te nemen planologische maatregelen geen planologisch nadeel optreedt voor onroerende zaken, waaruit planschade zou voortvloeien. Er worden weliswaar nieuwe woningen in de directe omgeving van de toren geprojecteerd, die waarschijnlijk eerder gerealiseerd zullen worden dan de toren van 70 meter. Zowel die woningen als de toren worden gelijktijdig planologisch mogelijk gemaakt, zodat er voor de bewoners van de nieuwbouw geen recht op planschade zal zijn. Conclusie De conclusie van de hoogbouwtoets is dat de hoogbouwvolumes passen binnen de interpretatie van de hoogbouwvisie. Naar aanleiding van de hoogbouwtoets zijn voor het hoogbouwaccent van 70 meter en voor de accenten aan de Wassenaarseweg nadere kwaliteitsbepalingen opgenomen in het beeldkwaliteitplan.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
81
2.2
Foto's Zichtlijnen
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
82
Standpunt 1
Standpunt 2
Standpunt 3
Standpunt 4
Standpunt 5
Standpunt 6
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
83
Standpunt 7
Standpunt 8
Standpunt 9
Standpunt 10
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
84
2.3
Beschermd stadsgezicht Endegeest
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
85
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
86
2.4
Schaduwmodellen
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
87
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
88
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
89
Bijlage 3 3.1
Verantwoording groepsrisico
Het Plangebied
3.1.1 Ontwikkeling van Sylvius en Boerhaave De plangebied Boerhaave-Sylvius is een onderdeel van de Leeuwenhoek, gelegen ten westen van de Leidse binnenstad. De Leeuwenhoek is gedeeltelijk in gebruik als universiteitsterrein (universiteitscomplexen Gorlaeus, Snellius, Sylvius en Boerhaave en het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC)). In de Leeuwenhoek bevindt zich tevens het Bio Science Park. Ook zijn het Hoogheemraadschap van Rijnland en het museum Naturalis gehuisvest in het gebied. De gemeente Leiden heeft samen met de Universiteit Leiden de ambitie om de Leeuwenhoek te transformeren van een bedrijventerrein naar een kenniscluster met voorzieningen om te wonen, te recreëren, te werken en te studeren.
In deelgebied Sylvius vindt ontwikkeling van beeldbepalende life science-bedrijvigheid plaats. Daarnaast wordt in het deelgebied een nieuw sportpark gerealiseerd. De ontwikkelingen in deelgebied Boerhaave zijn enerzijds gericht op het waarborgen en versterken van het groene en landelijke karakter van het gebied en anderzijds op het (her)inrichten van de campusbebouwing. De deelgebieden Boerhaave en Sylvius worden begrensd door de Wassenaarseweg in het noorden, de Max Planckweg in het westen, de Zernikedreef en Sandifortdreef in het zuiden en de Albinusdreef in het oosten.
3.1.2. Risicobronnen in het plangebied Bij de inventarisatie van de risicobronnen is gekeken naar risico's veroorzaakt door: - bedrijven waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, - vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water, - vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.
Bedrijven In de omgeving van het plangebied bevinden zich een paar risicovolle bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.
Tabel 13: Inrichtingen in en rondom het plangebied met risicovolle activiteiten Bedrijf
Risicovolle activiteiten PR 10
-6
1% letaliteit
Afstand tot plangebied
HuygensOpslag chloorgas laboratorium, Niels Bohrweg 2
Nvt
25 meter
140 meter
Apotex, Archimedesweg 2
Nvt
97 meter
40 meter
Opslag gevaarlijke stoffen
Aan de Archimedesweg 2, net buiten het Sylvius gebied, ligt Apotex (voorheen Katwijk Farma), een geneesmiddelenfabrikant waar opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
90 gedeelte van deelgebied Sylvius ligt binnen het invloedsgebied van Apotex. Op de inrichting is het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing. De inrichting moet daarom worden meegenomen bij de verantwoording van het groepsrisico. Het Huygens-laboratorium is een risico voor de omgeving vanwege de opslag van chloorgas. Deze inrichting valt niet onder het Bevi; er is daarom geen verantwoording van het groepsrisico nodig. Voor de hulpdiensten is de aanwezigheid van het Huygens laboratorium in het kader van de rampenbestrijding wel relevant, omdat het gebied waarin gezondheidseffecten kunnen optreden zich tot 230 meter rondom de inrichting kan uitstrekken. In het rampenbestrijdingsplan voor de Leeuwenhoek wordt hiermee rekening gehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg Ten westen van het plangebied ligt de A44. Over deze rijksweg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (min. V&W, 2004) geeft aan dat in het gebied tot 200 meter van een route of tracé beperkingen aan het ruimtegebrek kunnen worden gesteld. Het Boerhaave-Sylvius gebied ligt op grotere afstand. Op 215 meter van het plangebied ligt de Plesmanlaan. Langs deze weg vindt bevoorrading van het LPG-tankstation MultiEnergy aan de Plesmanlaan plaats. De Plesmanlaan is niet aangewezen als officiële route voor gevaarlijke stoffen. Bevoorrading van het tankstation vindt plaats met ontheffing op de routeringregeling. Het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.
Vervoer gevaarlijke stoffen over spoor Ten oosten van het LUMC ligt de spoorlijn van Leiden richting Den Haag. Over dit traject werden in 1998 nog gevaarlijke stoffen vervoerd. Dit is inmiddels niet meer het geval volgens de marktprognose vervoerscijfers 2010-2020 van ProRail. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor ruimtelijke ontwikkelingen van het plangebied vanwege transport van gevaarlijke stoffen over het spoor.
Vervoer gevaarlijke stoffen via buisleidingen Uit de provinciale risicokaart blijkt dat zich in de omgeving van het plangebied geen EVrelevante leidingen bevinden. De dichtstbijzijnde hoge druk aardgasleiding bevindt zich op meer dan een kilometer van het plangebied.
3.1.3 Resultaat risico- inventarisatie Uit de inventarisatie van risicobronnen blijkt dat voor één risicobron een verantwoording voor het groepsrisico moet worden uitgewerkt: Apotex
3.2
Regelgeving en Beleid
3.2.1 Regelgeving en Beleid Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden (PR) en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
91 Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor zover de risico's door een inrichting worden veroorzaakt.
Plaatsgebonden risico -6
-6
Het PR kent een grenswaarde van 10 per jaar voor nieuwe situaties. Binnen de PR 10 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.
Groepsrisico Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. In artikel 13 van het Bevi worden de verplichtingen voor de verantwoording van het groepsrisico voor Wro besluiten vermeld voor zover het inrichtingen betreft.. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: de kans op een ongeval met 10 -5 dodelijke slachtoffers van 10 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke -7 slachtoffers van 10 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 109 per jaar. In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding (zie ook Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen).
3.2.2. Omgevings/structuurvisie externe veiligheid Holland Rijnland De regio Holland-Rijnland heeft in 2008 een omgevingsvisie externe veiligheid opgesteld. In deze omgevingsvisie heeft de regio een beslismodel opgesteld op basis van zonering van het groepsrisicodiagram (het fN-diagram).
Het model gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Aan de zones in het diagram zijn verschillende handelswijzen gekoppeld. Als de groepsrisicocurve voor een bepaalde activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het beslismodel onder welke voorwaarden de activiteit of ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan.
3.2.3. Exploitatieovereenkomst Leeuwenhoek Energie en Duurzaam Bouwen In de Exploitatieovereenkomst Leeuwenhoek Energie en Duurzaam bouwen is de ambitie opgenomen dat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico mag zijn, of dat deze zoveel mogelijk moet worden beperkt.
3.3
Verantwoording groepsrisico
3.3.1 Beoordeling groepsrisico (GR)
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
92 De gemeente Leiden en Universiteit Leiden hebben door adviesbureau Tebodin een kwantitatieve risicoanalyse laten uitvoeren voor Apotex (Tebodin, rapportnummer 341071, 29 juli 2009), waarbij de huidige situatie en een geprojecteerde situatie is onderzocht. In dit onderzoek is uitgegaan van de milieuvergunning van 5 oktober 2007 van Apotex, waarin de brutoformule van de grondstoffen en het percentage van de tijd dat de deur naar het magazijn geopend mag zijn is vastgelegd. In de risicoanalyse is er zowel in de huidige als in -6 de geprojecteerde situatie geen 10 contour buiten de inrichtingsgrenzen van Apotex. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt in huidige en in de geprojecteerde situatie niet overschreden. De 1% letaliteitafstand bedraagt maximaal 97 meter. In de geprojecteerde situatie neemt het aantal personen binnen het effectgebied toe. In de fN-curve is een geringe toename van het groepsrisico zichtbaar. Het maximaal aantal dodelijke slachtoffers neemt toe van zes tot acht. Daarmee blijft ook in de toekomstige situatie het GR zeer ruim beneden de oriënterende waarde. Strikt genomen is er zelfs geen sprake van een GR. Volgens art. 13 van het Bevi is pas sprake van een GR bij tenminste 10 dodelijke slachtoffers. Volgens het beslismodel van de regionale Omgevingsvisie van de Holland Rijnland valt de ontwikkeling in zone 4. Dit betekent dat een ruimtelijke ontwikkeling zonder meer kan worden toegestaan. Er zijn geen extra maatregelen nodig. De ambitie uit de Exploitatieovereenkomst Leeuwenhoek wordt ook gehaald.
3.3.2. Conclusie en advies Uit de kwantitatieve risicoanalyse van Tebodin blijkt dat het groepsrisico in de geprojecteerde situatie toeneemt, maar onder de oriëntatiewaarde blijft. Strikt genomen is er zelfs geen sprake van een GR, volgens art 13 van het Bevi is pas sprake van een GR bij tenminste 10 dodelijke slachtoffers. Getoetst aan de Omgevingsvisie Externe Veiligheid, het Milieubeleidsplan 2003-2010 en de Exploitatieovereenkomst Leeuwenhoek Energie en Duurzaam bouwen kan geconcludeerd worden dat het groepsrisico bij realisering van de plannen acceptabel is.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
93
Bijlage 4
Overleg Regionale Brandweer
Gespreksverslag bestemmingsplan Boerhaave/Sylvius datum;
13 mei 2009 (verslag 28 mei 09) aanwezig; Hans Spobeck, Jaap Meijer (Reg. Brandweer), Maria Groenewegen, Jan Duinker (gemeente afd. Handhaving), Fred Bakker (MDWH) en Henri van Middelaar (gemeente afd PMB)
Doel van het gesprek is om terug te blikken op werkcontacten in 2008, besluit van B&W en maken van proces-werkafspraken.
1. B&W besluit 14 april 09 over milieuzonering. Henri geeft een korte toelichting op het collegebesluit en de onderliggende advisering van brandweer en milieudienst. Hans geeft aan dat de adviezen op een goede manier zijn verwoord en in de besluitvorming betrokken. De brandweer had wel eerder bij de voorbereiding betrokken willen zijn en vind de inhoudelijke motivatie van short-stay (op 50 meter afstand) mager.
2. Openstaande punten uit brief van brandweer van 17 dec 2008 De besluitvorming beperkt zich tot de voor het bestemmingsplan relevante milieuzonering. In de brief van de regionale brandweer worden ook onderstaande punten vermeld. 2a. Het domino effect. Hierover is al briefwisseling geweest tussen brandweer en milieudienst in 2008. In het MDWH advies van 12 maart 2009 wordt dit onderwerp ook behandeld. Hans is blij met dit advies maar mist een gezamenlijke visie die verwoord en vastgelegd kan worden in een beslisdocument. Dit is een onderwerp dat in het rampenbestrijdingsplan nader uitgewerkt moet worden. 2b. De ontsluiting en bereikbaarheid van hulpdiensten. Het bestemmingsplan maakt niet goed zichtbaar waar de ontsluitingspunten van gebouwen en routes zullen komen. Henri toont een uitwerkingsplan voor Boerhaave waarin de routes in het openbaar gebied al beter zichtbaar is. Ook zijn er concept bouwplannen. De uitwerking daarvan zal waarschijnlijk nog enkele jaren duren. Henri neemt het initiatief voor een vervolgafspraak waarin meer in detail de ontsluitingsplannen worden toegelicht opdat de brandweer hierover een advies kan geven. Voor de brandweer is Jaap het aanspreekpunt. Hij zal voor de interne coördinatie zorgen. 2c. Alarmering / crisiscommunicatie Ook dit is een onderwerp voor het rampenbestrijdingsplan.
3. Proces- en werkafspraken voor het Bio Science Park Algemeen. Bij de gemeente komt een accounthouder voor de brandweer. Ook de brandweer heeft behoefte aan één aanspreekpunt richting gemeente. De regionalisering van de brandweer gaat verder waardoor de lokale brandweer per 1 januari 2010 wordt samengevoegd. Deze ontwikkeling verlangt een duidelijker coördinatie en overlegstructuur. Behoefte is aan proces- en werkafspraken op zowel strategisch, tactisch als werkniveau. De gemeente heeft voor het hele Leiden Bio Science Park (LBSP) een stedenbouwkundig masterplan gemaakt als toekomstvisie voor 20 jaar. Successievelijk zullen de deelgebieden verder uitgewerkt worden en vertaald in bestemmingsplannen.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
94 Voor de komende tijd worden voor het Leiden Bio Science Park de volgende proces- en werkafspraken gemaakt: 1. Voor de ontwikkeling van bouwplannen en infrastructuur in het LBSP is de gemeentelijk projectleider verantwoordelijk voor goede afstemming met brandweer. Henri en Jaap onderhouden hierover onderling contact. 2. Voor de rampenbestrijding is de gemeente (afdeling Handhaving) verantwoordelijk voor de rampenbestrijdingsplannen. Maria neemt het initiatief voor een actualisatie van het plan voor het Bio Science Park. Hierin zullen aspecten als het domino effect, informatie over bedrijfsactiviteiten en alarmering een plek krijgen 3. Henri stelt binnen de afdeling PMB aan de orde hoe de rol van brandweer in het planproces kan worden verbeterd. 4. Hans stuurt de gemaakte procesafspraken met de MDWH aan een ieder toe.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
95
Bijlage 5
Verkeersgegevens
Verkeersgegevens bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius, november 2009 afdeling Stadsontwerp, Leiden
1
Inleiding
Voor de uitvoering van de plannen zoals deze worden benoemd in het bestemmingsplan Boerhave-Sylvius is verkeersonderzoek gedaan naar de intensiteiten op de wegen in en om het plangebied. In deze paragraaf worden de resultaten hiervan beschreven.
2
De achterliggende data
Deze gegevens die gebruikt zijn voor de verkeersberekening zijn conform de in het bestemmingsplan gebruikte gegevens.
3
Verkeersstructuur en snelheden
De in het onderzoek gebruikte verkeersstructuur is overeenkomstig de beoogde verkeerstructuur van het bestemmingsplan.
4
Resultaten
In onderstaande tabellen (tabellen 1 en 2) zijn de relevante verkeersgegevens voor Boerhaave en Sylvius weergegeven. Deze gegevens zijn afkomstig uit het verkeersmodel (RVMK, Goudappel Coffeng).
tabel 1. Verkeersintensiteiten omgeving plangebied Verkeersintensiteiten mvt/etmaal Autonoom Autonoom Autonoom Plansituatie Plansituatie 2009
2015
2020
2015
2020
48184
51148
54500
58229
61230
2 Plesmanlaan (Haagse Schouwweg- 27380 Einsteinweg)
20782
32443
36309
38180
3 Plesmanlaan (EinsteinwegDarwinweg)
19578
20797
31896
22538
23700
4 Plesmanlaan (DarwinwegSchipholweg)
23359
24797
26332
26447
27810
5 Haagse Schouwweg (Plesmanlaan 21770 - Dr Lelylaan)
23110
31969
32857
34550
6 Dr Lelylaan (Haagse Schouwweg - 23292 Vlieringlaan)
24725
24715
25458
26770
7 Albinusdreef (SandifortdreefWassenaarseweg )
8138
8638
5172
7113
7480
8 Wassenaarseweg (Rijnsburgerweg- 8224 Albinusdreef)
8730
9471
10908
11470
9 Rijnsburgerweg (Schuttersveld-
12784
12975
12991
13660
1 Plesmanlaan (A44-Haagse Schouwweg)
12044
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
96 Wassenaarseweg) 10 Ir.G.Tjalmaweg
29889
31727
35464
36252
38120
tabel 2. Verkeersintensiteiten binnen plangebied
2005
2010
2020 (autonoom)
2020 (plansituatie)
1 Albinusdreef
7.460
7.164
5.682
5.645
2 Sandifortdreef
6.863
6.541
4.929
5.087
3 Darwinweg
5.052
5.134
5.543
5.980
4 Zernikedreef
4.933
4.613
3.013
3.171
5 Max Planckweg
3.594
558
558
744
6 Einsteinweg (PlesmanlaanZernikedreef)
8.011
8.702
12.155
11.625
7 Einsteinweg 4.460 (Zernikedreef-Ehrenfest)
4.644
5.561
4.119
8 Sylviusweg
16.452
16.452
15.875
0
Aan de hand van de werkdagintensiteiten voor de situaties 2005, 2020 autonoom en 2020 inclusief plan, zijn de weekdagintensiteiten berekend door middel van de omrekening: weekdag = 0,93 * werkdag. De intensiteiten voor 2008 en 2010 zijn berekend aan de hand van interpolatie tussen 2005 en 2020. Er is vanuit gegaan dat de planbijdrage voor de situatie 2020 ook geldt voor de situatie 2010.
Zoals uit de tabellen valt af te leiden is er zowel binnen als buiten het plangebied sprake van een toename in verkeersintensiteit. Deze toename wordt voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door de autonome ontwikkeling van de mobiliteit. Slecht een gedeelte van de groei wordt veroorzaakt door de toevoeging van het programma zoals voorzien wordt in het bestemmingsplan.
De beoogde ontwikkeling zal verkeer genereren, toch is op sommige plaatsen een daling van de verkeersintensiteiten waarneembaar. De verklaring hiervoor, is dat het model de meest gunstige route berekent, waarbij ook de reistijd als parameter wordt gehanteerd. Veel verkeer zal tot een langere reistijd leiden en dus zal volgens het model, verkeer dat niet in het plangebied hoeft te zijn een andere routekeuze maken.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
97
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
98
Regels
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
99
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan
het bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius van de gemeente .
1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0546.BP00031- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3
aanbouw
een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
een beroep of bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca zijn hiervan uitgesloten.
1.7
achtergevel(rooilijn)
a. voor bouwpercelen waarin een bouwvlak is aangegeven is de van de ontsluitende weg afgekeerde grens van een bouwvlak en het verlengde daarvan de achtergevelrooilijn; b. voor bouwpercelen waarin geen bouwvlak is aangegeven is de van de ontsluitende weg afgekeerde grens van de hoofdmassa van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan de achtergevelrooilijn.
1.8
archeologisch onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.9
archeologisch rapport
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanweizgheid van archeologische waarden.
1.10
archeologische verwachting
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
100 de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten.
1.11
archeologische waarde
de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten.
1.12
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13
bebouwingspercentage
een ter plaatse van de aanduiding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; ondergronds bouwen wordt hier niet meegerekend.
1.14
bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.
1.15
bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.16
bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.17
bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.18
begane grond
bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke hoogte ligt als het aangrenzende maaiveld, ter plaatse van de hoofdtoegang tot het gebouw.
1.19
beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor als gevolg van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.20
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.21
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22
bestemmingsvlak
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
101 een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23
Bevi-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.24
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.25
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.26
bouwlaag / woonlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.27
bouwmarkt
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.28
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.30
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32
cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
102
1.33
dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.34
deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline.
1.35
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.36
dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.37
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38
geluidhinderlijke inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.39
gen-laboratoria
laboratoria en bedrijven/instellingen die werken aan of met pathogene of andere voor de menselijke gezondheid schadelijke micro-organismen die de mens als gastheer kunnen hebben, genetisch gemodificeerde organismen, dan wel laboratoria en bedrijven/instellingen die deze organismen in opslag hebben.
1.40
grondgebonden veehouderij
het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond.
1.41
hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.42
horeca
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-inrichtingen worden onderscheiden: I. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van kleine etenswaren al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank (thee- en koffiehuizen, lunchrooms, broodjeszaken en ijssalons); II. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend snacks en/of ter plaatse opgewarmde etenswaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank om aldaar te nuttigen (cafetaria's, snackbars, shoarmazaken); bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
103 III. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden en/of van alcoholhoudende of -vrije drank al dan niet in combinatie met etenswaren (restaurants, eetcafés, café-restaurants, grand-cafés); IV. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse (cafés, bars, pubs); V. horeca-inrichtingen voor het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende of -vrije drank en kleine etenswaren (dancings); VI. horeca-inrichtingen als genoemd in categorie III, waarbij tevens gelegenheid wordt geboden tot overnachting (hotels); VII. horeca-inrichtingen die uitsluitend toegankelijk zijn voor leden van een vereniging (sociëteiten).
1.43
kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.44
kennisintensieve bedrijvigheid
Categorie 1 bedrijvigheid: life Science-gerelateerd bedrijfsmatig gebruik, laboratorium dan wel hoogwaardige distributie of productie met ten hoogste 30% vloeroppervlakte kantoorruimte; Categorie 2 bedrijvigheid: kantoorachtig gebruik van ten ten hoogste 40% vloeroppervlakte kantoorruimte door life-science-gerelateerde bedrijven, waaronder bedrijven van een hoogwaardig technologisch niveau met een innovatief karakter en/of gericht op wetenschappelijke doeleinden, alsmede wetenschappelijke instellingen; Categorie 3 bedrijvigheid: kantoor, met ten minste 30% kantoorruimte, gerelateerd aan het kenniscluster.
1.45
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)
De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie is binnen de beroepsgroep is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek.
1.46
Life Science
het toepassen van moleculaire kennis over biologische systemen voor het maken van producten en het leveren van diensten.
1.47
maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen inzake bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
104
1.48
NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.49
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorgebouwen, gasreduceerstations, schakelhuizen, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwen, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.50
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.51
peil
a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad: de gemiddelde hoogte van deze aangrenzende weg, route of pad b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk; c. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.52
Programma van Eisen
een programma van eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het college van burgemeester en wethouders.
1.53
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.54
risicovolle inrichting
een inrichting bij welke, als gevolg van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.55
seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.56
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijven'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijven' die van deze regels deel uitmaakt. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
105
1.57
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.
1.58
voorgevel(rooilijn)
a. de naar de ontsluitende weg gekeerde grens van een bouwvlak, en het verlengde daarvan, voor bouwpercelen waarin een bouwvlak is aangegeven b. de naar de ontsluitende weg gekeerde grens van de hoofdmassa van een hoofdgebouw, en het verlengde daarvan, voor bouwpercelen waarin geen bouwvlak is aangegeven.
1.59
voorzieningen voor tijdelijk wonen
voorzieningen voor woonruimten waar per persoon maximaal gedurende een periode van 6 maanden gewoond mag worden en door dezelfde persoon het hervatten van bewoning binnen dezelfde bestemming telkens pas na 6 maanden weer toegestaan is.
1.60
Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.61
zelfstandige kantoorvestiging
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten als genoemd in artikel 1.43 kantoor, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
106
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5
breedte van een bouwwerk
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat indien de zijgevels niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte.
2.6
diepte van een bouwwerk
buitenwerks tussen de voorgevel en de achtergevel, met dien verstande dat, indien een gevel niet evenwijdig loopt of verspringt, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste diepte.
2.7
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8
vloeroppervlakte van een bouwwerk binnenwerks
het totaal van alle horizontale oppervlaktes van alle ruimtes binnen dat gebouw met inbegrip van eventuele binnenwanden, maar met uitzondering van de onderbouw en van oppervlaktes waarboven geen vrije hoogte van tenminste 1,5 meter aanwezig is.
2.9
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
107
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Agrarisch
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van grondgebonden veehouderij, alsmede voor het behoud en versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten.
3.2
Bouwregels
Op deze gronden worden uitsluitend terreinafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterbeheersing gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
108
Artikel 4 4.1
Gemengd - 1
Bestemmingsomschrijving
1. De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, aan-huisgebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, detailhandel, zakelijke dienstverlening en horecabedrijven tot en met categorie IV horeca-activiteiten als bedoeld in artikel 1.42, 2. De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, oeververbindingen zoals bruggen en duikers, wegen, voet- en fietspaden en gebouwde parkeervoorzieningen. 3. Onder voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en onderzoek, zoals bedoeld in artikel 4.1.1, wordt verstaan; praktijk- en lesruimten, laboratoria, sportvoorzieningen, congresfaciliteiten, kantoren als bedoeld in artikel 1.44 4. Onder voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, zoals bedoeld in artikel 4.1.1, wordt niet verstaan; gen-laboratoria. 5. Detailhandel en zakelijke dienstverlening, als bedoeld in artikel 4.1.1, zijn uitsluitend toegestaan indien zij voorkomen in categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. 6. Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zoals bedoeld in artikel 4.1.1 zijn uitsluitend toegestaan voor zover het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen
4.2
Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen a. De gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak; b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte; c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte BVO' bedraagt het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak. d. In afwijking van het bepaalde in lid c bedraagt het bebouwd oppervlak van gebouwen en overkappingen in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' binnen de bestemming Gemengd - 1 tezamen met het bebouwd oppervlak van gebouwen en overkappingen in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' binnen de bestemming Wonen ten hoogste 13.000 m²; e. Indien in een bouwvlak binnen de bestemming Gemengd - 1 geen maximaal bebouwd oppervlak is aangegeven en ook geen 'specifieke bouwaanduiding - 2' is opgenomen, mag het bouwvlak volledig bebouwd worden; f. De oppervlakte van horecabedrijven als bedoeld in artikel 1.42 bedraagt tezamen met de oppervlakte van horecabedrijven in de bestemming Gemengd - 3 ten hoogste 2.500 m². g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd tot een hoogte van maximaal 17,5m. Hoger dan 17,5m mag het bouwvlak maximaal voor 30% bebouwd worden. 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m; b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. De bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, bedraagt gemeten vanaf de voet van de bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
109 antenne-installatie ten hoogste 5 m; d. De bouwhoogte van schotelantenne-installaties bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 3 m; e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3
Nadere eisen
4.3.1
Situering en inrichting
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, de inrichting van een perceel, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, (bestaande) boombeplanting, de ligging van leidingen en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is.
4.3.2
Windhinder
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 25 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag worden geschaad en de bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden teruggebracht.
4.4
Specifieke gebruiksregels
1. Opslag van vuurwerk is niet toegestaan; 2. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; 3. Het is verboden de gronden en gebouwen te gebruiken voor gen-laboratoria en laboratoria bedoeld voor werkzaamheden met een inperkingsniveau van ML-IV en/of BSL-4. Dit omvat werkzaamheden aan of met genetisch gemodificeerde microorganismen danwel natuurlijk micro-organismen uit de hoogste gevarenklasse P4.
4.5
Ontheffing Staat van Gebruiksactiviteiten 'functiemenging'
1. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.1 om functies toe te laten uit een hogere categorie dan in 4.1 genoemd, voorzover de betrokken activiteit naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 4.1 sub 5 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; 2. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens 4.1 sub 5 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; 3. Ontheffing zoals bedoeld in 4.5.2 kan niet worden verleend voor Bevi-inrichtingen, opslag van vuurwerk en Wgh-inrichtingen. 4. Ontheffing zoals bedoeld in 4.5.2 kan niet worden verleend voor activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
4.6
Ontheffing ten behoeve van de vestiging van een (studenten)sociëteit
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
110 Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.1 om ten hoogste één (studenten)sociëteit toe te laten uit categorie VII horecainrichtingen als bedoeld in artikel 1.42, voorzover de betrokken activiteit naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) toelaatbaar kan worden geacht en geen onevenredige overlast oplevert voor de omgeving.
4.7
Aanlegvergunning
4.7.1
Aanlegverbod zonder vergunning
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het niet toegestaan bestaande bouwwerken zonder of in afwijking van een aanlegvergunning geheel of gedeeltelijk te slopen. 4.7.2
Voorwaarden voor aanlegvergunning
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 4.7.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de uitvoering van de sloopwerkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke waarden van het bouwwerk en hieraan door het stellen van voorschriften niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen. 4.7.3
Adviesprocedure
Alvorens te besluiten over de aanvraag van een aanlegvergunning wint het college van burgemeester en wethouders advies in van de gemeentelijke monumentencommissie. 4.7.4
Uitzondering aanlegvergunning
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 4.7.1 is niet vereist voor sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
111
Artikel 5 5.1
Gemengd - 2
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor kennisintensieve bedrijvigheid uit categorie 1 als bedoeld in artikel 1.44 en gen-laboratoria. 2. De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, oeververbindingen zoals bruggen en duikers, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en toegangswegen tot parkeervoorzieningen. 3. De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'ten hoogste bedrijfscategorie 2' bestemd voor kennisintensieve bedrijvigheid voorzover voorkomend categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. 4. De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'ten hoogste bedrijfscategorie 3.1' bestemd voor kennisintensieve bedrijvigheid voorzover voorkomend categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. 5. De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'ten hoogste bedrijfscategorie 3.2' bestemd voor kennisintensieve bedrijvigheid voorzover voorkomend categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. 6. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' zijn de gronden bestemd voor een langzaam verkeersontsluiting. 7. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' zijn de gronden bestemd voor een verkeersontsluiting
5.2
Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen a. De gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak; b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte; c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte BVO' bedraagt het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m; b. De bouwhoogte van van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. De bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 5 m; d. De bouwhoogte van schotelantenne-installaties bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 3 m; e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3m. 5.2.3 Doorgang langzaam verkeer a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' dient een doorgang te worden vrij gehouden van bebouwing ten behoeve van een langzaam verkeersroute. b. De onder 5.2.2.a bedoelde doorgang dient ten minste een breedte van 5 m breed te hebben, waarbij een hoogte van tenminste 4 m vrij moet zijn van bebouwing. 5.2.4
Doorgang verkeer
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
112 a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' dient een doorgang te worden vrij gehouden van bebouwing ten behoeve van een verkeersroute. b. De onder 5.2.3.a bedoelde doorgang dient ten minste een breedte van 5 m breed te hebben, waarbij een hoogte van tenminste 4 m vrij moet zijn van bebouwing.
5.3
Nadere eisen
5.3.1
Situering en inrichting
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, de inrichting van een perceel, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, bestaande boombeplanting, de ligging van leidingen en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is.
5.3.2
Windhinder
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 25 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag worden geschaad en de bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden teruggebracht.
5.4
Specifieke gebruiksregels
1. Opslag van vuurwerk is niet toegestaan; 2. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; 3. Het is verboden de gronden en gebouwen te gebruiken voor gen-laboratoria bedoeld voor werkzaamheden met een inperkingsniveau van ML-IV en/of BSL-4. Dit omvat werkzaamheden aan of met genetisch gemodificeerde micro-organismen danwel natuurlijk micro-organismen uit de hoogste gevarenklasse P4.
5.5
Ontheffing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
1. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5.1 om functies toe te laten uit een hogere categorie dan in artikel 5.1 genoemd, voorzover de betrokken activiteit naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 5.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; 2. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5.1 om activiteiten toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging zijn genoemd, voorzover de betrokken activiteit naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 5.1 sub a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; 3. Ontheffing zoals bedoeld in 4.5.2 kan niet worden verleend voor Bevi-inrichtingen, opslag van vuurwerk en Wgh-inrichtingen. 4. Ontheffing zoals bedoeld in 4.5.2 kan niet worden verleend voor activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage. 5. Het college, alvorens gebruik te maken van de ontheffingsbevoegdheid als bedoelt in artikel 5.5 sub.a., advies inwint bij de Regionale Brandweer Hollands Midden en dit advies gemotiveerd verwerkt in het ontheffingsbesluit. bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
113
5.6
Ontheffing percentage kantoren
1. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 1.44 om een hoger percentage kantoorruimte toe te laten tot een maximum van 70%. 2. Ontheffing kan worden verleend indien belangen van verkeerskundige aard zich niet tegen het plan verzetten 3. Ontheffing kan worden verleend indien in de directe nabijheid voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
114
Artikel 6 6.1
Gemengd - 3
Bestemmingsomschrijving
1. De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, voorzieningen ten behoeve van tijdelijk wonen en horecabedrijven tot en met categorie IV horecaactiviteiten als bedoeld in artikel 1.42. 2. De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, oeververbindingen zoals bruggen en duikers, wegen, voet- en fietspaden en gebouwde parkeervoorzieningen. 3. Onder voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en onderzoek, zoals bedoeld in artikel 6.1.1 wordt verstaan; praktijk- en lesruimten, laboratoria, sportvoorzieningen, congresfaciliteiten, kantoren als bedoeld in artikel 1.44 4. Onder voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, zoals bedoeld in artikel 6.1.1, wordt niet verstaan; gen-laboratoria.
6.2
Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen a. De gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak; b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte; c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte BVO' bedraagt het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak. d. In afwijking van het bepaalde in lid c bedraagt het bebouwd oppervlak van gebouwen en overkappingen in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' binnen de bestemming Gemengd - 3 tezamen met het bebouwd oppervlak van gebouwen en overkappingen in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' binnen de bestemmingen Wonen ten hoogste 11.500 m²; e. De oppervlakte van horecabedrijven als bedoeld in artikel 1.42 bedraagt tezamen met de oppervlakte van horecabedrijven in de bestemming Gemengd - 1 ten hoogste 2.500 m². 6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m; b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. De bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 5 m; d. De bouwhoogte van schotelantenne-installaties bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 3 m; e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
115
6.3
Nadere eisen
6.3.1
Situering en inrichting
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, het aantal en de situering van parkeerplaatsen en de inrichting van een perceel, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, (bestaande) boombeplanting, de ligging van leidingen en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is. 6.3.2
Windhinder
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 25 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag worden geschaad en de bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden teruggebracht.
6.4
Specifieke gebruiksregels
1. Opslag van vuurwerk is niet toegestaan; 2. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; 3. Het is verboden de gronden en gebouwen te gebruiken voor gen-laboratoria bedoeld voor werkzaamheden met een inperkingsniveau van ML-IV en/of BSL-4. Dit omvat werkzaamheden aan of met genetisch gemodificeerde micro-organismen danwel natuurlijk micro-organismen uit de hoogste gevarenklasse P4.
6.5
Ontheffing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
1. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.1 om activiteiten toe te laten uit een hogere categorie dan in artikel 6.1 genoemd, voorzover de betrokken activiteit naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 6.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; 2. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 6.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; 3. Ontheffing zoals bedoeld in artikel 6.5 kan niet worden verleend voor Bevi-inrichtingen, opslag van vuurwerk en Wgh-inrichtingen. 4. Ontheffing zoals bedoeld in artikel 6.5 kan niet worden verleend voor activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage. 5. Alvorens gebruik te maken van de ontheffingsmogelijkheid zoals bedoeld in artikel 6.5 dient het college advies in te winnen bij de Regionale Brandweer Hollands-Midden en dit advies gemotiveerd te verwerken in het ontheffingsbesluit.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
116
6.6
Aanlegvergunning
6.6.1
Aanlegverbod zonder vergunning
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bestaande bouwwerken zonder of in afwijking van een aanlegvergunning geheel of gedeeltelijk te slopen. 6.6.2
Voorwaarden voor aanlegvergunning
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 6.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de uitvoering van de sloopwerkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke waarden van het bouwwerk en hieraan door het stellen van voorschriften niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen. 6.6.3
Adviesprocedure
Alvorens te besluiten over de aanvraag van een aanlegvergunning wint het college van burgemeester en wethouders advies in van de gemeentelijke monumentencommissie. 6.6.4
Uitzondering aanlegvergunning
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 6.6.1 is niet vereist voor sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
117
Artikel 7 7.1
Gemengd - 4
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Gemengd - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor kennisintensieve bedrijvigheid uit categorie 1 als bedoeld in artikel 1.44, gen-laboratoria en voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. 2. De voor Gemengd - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, oeververbindingen zoals bruggen en duikers, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en toegangswegen tot parkeervoorzieningen. 3. De voor Gemengd - 4 aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'ten hoogste bedrijfscategorie 2' bestemd voor kennisintensieve bedrijvigheid voorzover voorkomend categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. 4. De voor Gemengd - 4 aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'ten hoogste bedrijfscategorie 3.1' bestemd voor kennisintensieve bedrijvigheid voorzover voorkomend categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. 5. De voor Gemengd - 4 aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'ten hoogste bedrijfscategorie 3.2' bestemd voor kennisintensieve bedrijvigheid voorzover voorkomend categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'.
7.2
Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen a. De gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak; b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte; c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte BVO' bedraagt het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak. 7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m; b. De bouwhoogte van van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. De bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 5 m; d. De bouwhoogte van schotelantenne-installaties bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 3 m; e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3m.
7.3
Nadere eisen
7.3.1
Situering en inrichting
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, de inrichting van een perceel, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, bestaande boombeplanting, de ligging van leidingen en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is. 7.3.2
Windhinder
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
118 Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 25 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag worden geschaad en de bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden teruggebracht.
7.4
Specifieke gebruiksregels
1. Opslag van vuurwerk is niet toegestaan; 2. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; 3. Het is verboden de gronden en gebouwen te gebruiken voor gen-laboratoria bedoeld voor werkzaamheden met een inperkingsniveau van ML-IV en/of BSL-4. Dit omvat werkzaamheden aan of met genetisch gemodificeerde micro-organismen danwel natuurlijk micro-organismen uit de hoogste gevarenklasse P4.
7.5
Ontheffing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
1. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 7.1 om functies toe te laten uit een hogere categorie dan in artikel 7.1 genoemd, voorzover de betrokken activiteit naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 7.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; 2. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 7.1 om activiteiten toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging zijn genoemd, voorzover de betrokken activiteit naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 7.1 sub a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; 3. Ontheffing zoals bedoeld in 7.5.1 kan niet worden verleend voor Bevi-inrichtingen, opslag van vuurwerk en Wgh-inrichtingen. 4. Ontheffing zoals bedoeld in 7.5.2 kan niet worden verleend voor activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage. 5. Het college, alvorens gebruik te maken van de ontheffingsbevoegdheid als bedoelt in artikel 7.5.1, wint advies in bij de Regionale Brandweer Hollands Midden en verwerkt dit advies gemotiveerd in het ontheffingsbesluit.
7.6
Ontheffing percentage kantoren
1. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 1.44 om een hoger percentage kantoorruimte toe te laten tot een maximum van 70%. 2. Ontheffing kan worden verleend indien belangen van verkeerskundige aard zich niet tegen het plan verzetten 3. Ontheffing kan worden verleend indien in de directe nabijheid voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
119
Artikel 8 8.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
1. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor beplantingen, plantsoenen, bermen en voet- en fietspaden; 2. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 3. Ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor waterpartijen; 4. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3' tevens voor oeververbindingen zoals bruggen en duikers.
8.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
120
Artikel 9
9.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
1. De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaronder:praktijk- en lesruimten, laboratoria, sportvoorzieningen, congresfaciliteiten, kantoren voorzover voorkomend in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; 2. De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, oeververbindingen zoals bruggen en duikers, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. 3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' zijn de gronden tevens voor gen-laboratoria bestemd.
9.2
Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen a. De gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak; b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte; c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte BVO' bedraagt het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak. 9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m; b. De bouwhoogte van van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 5 m; c. De bouwhoogte van schotelantenne-installaties bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 3 m; d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
9.3
Nadere eisen
9.3.1
Situering en Inrichting
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, de inrichting van een perceel, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, bestaande boombeplanting, de ligging van leidingen en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
121
9.3.2
Windhinder
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 25 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag worden geschaad en de bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden teruggebracht.
9.4
Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en gebouwen met de bestemming Maatschappelijk te gebruiken voor gen-laboratoria bedoeld voor werkzaamheden met een hoger inperkingsniveau dan ML-I en/of BSL-1. Dit omvat werkzaamheden uit ten hoogste gevarenklasse P1.
9.5
Ontheffing
1. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 9.1.3 teneinde de vestiging gen-laboratoria mogelijk te maken op de gronden welke niet zijn voorzien van de aanduiding gen-laboratoria. 2. Bij het verlenen van de ontheffing zoals bedoeld in artikel 9.5.1 dient de afstand tot de gronden met de bestemming Wonen ten minste 50 m en de afstand tot de gronden met de bestemming Sport ten minste 20 m te bedragen; 3. Bij het verlenen van de ontheffing zoals bedoeld in artikel 9.5.1 dient te zijn aangetoond dat, gelet op de activiteiten op de gronden met de aanduiding 'gen-laboratoria', sprake is van een aanvaardbaar veiligheidsniveau ter plaatse van de gronden bedoeld onder 9.5.1
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
122
Artikel 10 10.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
1. De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen voor sportbeoefening en/of vrijetijdsbesteding, al dan niet gecombineerd met onderwijs op dat gebied; 2. De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, groen, water, nutsvoorzieningen, oeververbindingen zoals bruggen en duikers, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen.
10.2
Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen a. De oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m². 10.2.2 Tribune en terras a. De bouwhoogte van een tribune en/of terras bedraagt ten hoogste 1,5 m. 10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m; b. De bouwhoogte van van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. De bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 5 m; d. De bouwhoogte van schotelantenne-installaties bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 3 m; e. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 20 m; f. De bouwhoogte van ballenvangers bedraagt ten hoogste 15 meter; g. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
123
Artikel 11 11.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
1. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, met daarin niet inbegrepen opstelstroken en busstroken; 2. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, damwanden, bruggen, oeververbindingen, duikers, nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen, voet- en fietspaden; 3. Parkeervoorzieningen, inclusief gehandicaptenparkeerplaatsen, zijn niet toegestaan.
11.2
Bouwregels
1. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; 2. De bouwhoogte van kunstwerken bedraagt ten hoogste 10 m; 3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt niet meer dan 3 m.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
124
Artikel 12 12.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
1. De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor openbaar verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; 2. De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, bruggen, oeververbindingen, duikers, groen, water en reclame-uitingen 3. De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor gehandicaptenparkeerplaatsen; 4. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': gebouwde parkeervoorzieningen (wel of niet openbaar); 5. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': parkeervoorzieningen;
12.2
Bouwregels
1. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; 2. Een gebouwde parkeervoorziening, zoals bedoeld in artikel 12.1.4, mag worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 40 m; 3. De bouwhoogte van kunstwerken bedraagt ten hoogste 10 m; 4. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt niet meer dan 3 m.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
125
Artikel 13 13.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding.
13.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd zoals bruggen en duikers met hierover voor bestemmingsverkeer wegen en voet- en fietspaden.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
126
Artikel 14 14.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
1. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen; 2. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 40 m²; 3. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, oveververbindingen zoals bruggen en duikers en gebouwde parkeervoorzieningen. 4. Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn de gronden tevens bestemd voor horecabedrijven tot en met categorie IV horeca-activiteiten als bedoeld in artikel 1.42, en maatschappelijke doeleinden, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 1000m². 5. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': parkeervoorzieningen.
14.2
Bouwregels
14.2.1 Gebouwen a. De gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak; b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte; c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte BVO' bedraagt het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak. d. In afwijking van het bepaalde in lid c bedraagt het bebouwd oppervlak van gebouwen en overkappingen in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' binnen de bestemming Wonen tezamen met het bebouwd oppervlak van gebouwen en overkappingen in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' binnen de bestemming Gemengd - 3 ten hoogste 11.500 m²; e. In afwijking van het bepaalde in lid c bedraagt het bebouwd oppervlak van gebouwen en overkappingen in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' binnen de bestemming Wonen tezamen met het bebouwd oppervlak van gebouwen en overkappingen in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' binnen de bestemming Gemengd - 1 ten hoogste 13.000 m². f. Bestemmingen zoals genoemd in artikel 14.1.4 mogen uitsluitend voorkomen op de eerste bouwlaag van de bebouwing. 14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m; b. De bouwhoogte van van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. De bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 5 m; d. De bouwhoogte van schotelantenne-installaties bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 3 m; e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
127
14.3
Nadere eisen windhinder
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 25 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag worden geschaad en de bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden teruggebracht.
14.4
Aanlegvergunning
14.4.1 Aanlegverbod zonder vergunning Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bestaande bouwwerken zonder of in afwijking van een aanlegvergunning geheel of gedeeltelijk te slopen. 14.4.2 Voorwaarden voor aanlegvergunning Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de uitvoering van de sloopwerkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke waarden van het bouwwerk en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen. 14.4.3 Adviesprocedure Alvorens te besluiten over de aanvraag van een aanlegvergunning wint het college van burgemeester en wethouders advies in van de gemeentelijke monumentencommissie. 14.4.4 Uitzondering aanlegvergunning Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 is niet vereist voor sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
14.5
Ontheffing parkeren
1. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het gestelde in artikel 14.1.3 met betrekking tot gebouwde parkeervoorzieningen teneinde tevens niet-gebouwde parkeervoorzieningen mogelijk te maken. 2. Alvorens de ontheffing te verlenen dient door de aanvrager te worden aangetoond om welke redenen gebouwde parkeervoorzieningen op de locatie niet mogelijk zijn. 3. Het college kan enkel ontheffing verlenen indien stedenbouwkundige belangen zich niet hiertegen verzetten.
14.6
Wijzigingsbevoegheid
1. Het college van burgemeester en wethouders kan de bestemming Wonen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 1' wijzigen naar de bestemming Gemengd - 1 2. De wijziging van de bestemming, zoals bedoeld in lid 1, kan alleen plaatsvinden indien: a. Stedenbouwkundige belangen zich niet tegen het inrichtings- en/of bouwplan verzetten; b. Binnen het wijzigingsgebied dienen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd; c. De voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel de door het college van Burgemeester en wethouders vóór de vaststelling van het plan vastgestelde hogere grenswaarde, dient niet te worden overschreden; d. Een oppervlak van ten minste 15% van het nieuw te realiseren oppervlak aan verharding dient in of nabij het wijzigingsgebied voor waterbergingsdoeleinden te bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
128 worden gereserveerd; e. Bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden; f. Voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit; g. Het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt; h. Geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht; i. Voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet; j. Het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is. 3. Het college wint, alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de waterbeheerder en verwerkt dit advies gemotiveerd in het besluit tot wijziging. 4. Het college wint, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de Regionale Brandweer Hollands Midden en verwerkt dit advies gemotiveerd in het besluit tot wijziging.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
129
Artikel 15 15.1
Waarde - Archeologie 3
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden
15.2
Bouwregels
1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 15.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 15.3 vooraf in acht zijn genomen. 2. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 15.3 vooraf in acht zijn genomen.
15.3
Aanlegvergunning
1. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 30 m². a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd; c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het verlagen van het waterpeil; e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten; f. het heien van palen en slaan van damwanden; 2. De aanvrager van een aanlegvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld. 3. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a t/m f zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
15.4
Aanlegvergunning niet vereist
Het verbod zoals bedoeld in artikel 15.3 is niet van toepassing indien: 1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; 2. de werken of werkzaamheden: - reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
130 - mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of ontgrondingenvergunning;
15.5
Voorwaarden aanlegvergunning
Aan de aanlegvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden: 1. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; 2. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek); 3. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ); 4. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage; 5. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding);
15.6
Programma van eisen
Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 15.5 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
15.7
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: 1. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
15.8
Procedure wijzigingsbevoegdheid
Op de voorbereiding van een wijziging als bedoeld in artikel 15.7 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
131
Artikel 16 16.1
Waarde - Archeologie 5
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden
16.2
Bouwregels
1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 16.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 16.3 vooraf in acht zijn genomen. 2. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 16.3 vooraf in acht zijn genomen.
16.3
Aanlegvergunning
1. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m². a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd; c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het verlagen van het waterpeil; e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten; f. het heien van palen en slaan van damwanden; 2. De aanvrager van een aanlegvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld. 3. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a t/m f zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
16.4
Aanlegvergunning niet vereist
Het verbod zoals bedoeld in artikel 16.3 onder is niet van toepassing indien: 1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; 2. de werken of werkzaamheden: - reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
132 - mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of ontgrondingenvergunning;
16.5
Voorwaarden aanlegvergunning
Aan de aanlegvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden: 1. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; 2. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek); 3. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ); 4. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage; 5. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding);
16.6
Programma van eisen
Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 16.5 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
16.7
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: 1. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
16.8
Procedure wijzigingsbevoegdheid
Op de voorbereiding van een wijziging als bedoeld in artikel 16.7 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
133
Artikel 17 17.1
Waarde - Archeologie 6
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 6 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden
17.2
Bouwregels
1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 17.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 17.3 vooraf in acht zijn genomen. 2. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 17.3 vooraf in acht zijn genomen.
17.3
Aanlegvergunning
1. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 6 zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 75 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 500 m². a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd; c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het verlagen van het waterpeil; e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten; f. het heien van palen en slaan van damwanden; 2. De aanvrager van een aanlegvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld. 3. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a t/m f zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
17.4
Aanlegvergunning niet vereist
Het verbod zoals bedoeld in artikel 17.3 onder is niet van toepassing indien: 1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; 2. de werken of werkzaamheden: - reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
134 - mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of ontgrondingenvergunning;
17.5
Voorwaarden aanlegvergunning
Aan de aanlegvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden: 1. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; 2. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek); 3. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ); 4. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage; 5. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding);
17.6
Programma van eisen
Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 17.5 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
17.7
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: 1. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 6 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 6 toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
17.8
Procedure wijzigingsbevoegdheid
Op de voorbereiding van een wijziging als bedoeld in artikel 17.7 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
135
Hoofdstuk 3 Artikel 18
Algemene regels
Antidubbeltelregeling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
136
Artikel 19
Milieuzone - zones Wet milieubeheer
1. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - zones Wet milieubeheer - 100' zijn de volgende bestemmingen niet toegestaan: a. Woningen, inclusief studentenhuisvesting; b. Gebouwen waarin, al dan niet de gehele dag, mensen verblijven die sterk verminderd zelfredzaam zijn zoals kinderopvang, bejaardencentra, verpleeghuizen, dagopvang gehandicapten en scholen voor minderjarigen. 2. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - zones Wet milieubeheer - 50' zijn de volgende bestemmingen niet toegestaan: a. Woningen, inclusief studentenhuisvesting; b. Gebouwen waarin, al dan niet de gehele dag, mensen verblijven die sterk verminderd zelfredzaam zijn, zoals kinderopvang, bejaardencentra, verpleeghuizen, dagopvang gehandicapten en scholen voor minderjarigen. c. Voorzieningen voor tijdelijk wonen zoals bedoeld in artikel 1.59; d. ROC, mbo-onderwijs; e. Kantoren; f. Horeca en winkels. 3. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - zones Wet milieubeheer - 50' dient de afstand tot sportvelden ten minste 25 meter te bedragen 4. Er geldt geen milieuzonering ten opzichte van: a. Functies die onlosmakelijk verbonden zijn met de laboratoria, zoals ziekenhuizen, universitair- en hbo-onderwijs. 5. In afwijking van het gestelde in artikel 19.1 zijn woningen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - zones Wet milieubeheer - 100' indien deze milieuzone voortkomt uit de gebruiksmogelijkheden ter plaatse van de aanduiding Specifieke vorm van maatschappelijk - 1.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
137
Artikel 20 20.1
Algemene bouwregels
Bestaande maten
1. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden. 2. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. 3. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
20.2
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding hetgeen in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is voorgeschreven, uitsluitend worden overschreden door: 1. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt; 2. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt; 3. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
20.3
Percentages
Een op de verbeelding of in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
138
Artikel 21
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: 1. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; 2. brandweeringang; 3. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; 4. de ruimte tussen bouwwerken; 5. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
139
Artikel 22
Algemene gebruiksregels
1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels. 2. Onder strijdig gebruik, als bedoeld onder a en in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan: gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie, het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte. 3. Het college van burgemeester en wethouders verleent ontheffing van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
140
Artikel 23
Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen: 1. Van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; 2. Van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft; 3. Van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; 4. Van deze regels en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van openbare nutsvoorziening, ten behoeve van het openbaar vervoer, ten behoeve van de bediening van kunstwerken, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken worden gebouwd; 5. Van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
141
Artikel 24 24.1
Algemene wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsregels
Het college van burgemeester en wethouders kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
24.2
Archeologische waarden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: 1. De dubbelbestemming gebied met een hoge of middelhoge archeologische verwachting geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. Aan gronden alsnog de dubbel bestemming gebied met een hoge of middelhoge archeologische verwachting toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
24.3
Wijziging bouwvlak
Het college van burgemeester en wethouders kan het bestemmingsplan wijzigen door de vorm van de bouwvlakken te veranderen, voor zover zonder verandering van het bouwvlak de bebouwing ten behoeve van de - voor dat bouwvlak geldende - bestemming niet of niet goed zou kunnen worden gerealiseerd en op grond van archeologisch onderzoek is gebleken dat de verandering van het bouwvlak geen afbreuk doet aan de bescherming of de veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden, met inachtneming dat bouwgrenzen met ten hoogste 3 m worden verplaatst en bouwvlakken met ten hoogste 10% mogen worden vergroot.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
142
Artikel 25
Wro-zone - wijzigingsgebied 2
1. Het college van burgemeester en wethouders kan de bouwregels ter plaatse van de aanduiding ' wro-zone - wijzigingsgebied - 2' wijzigen. 2. De wijziging van de bouwregels is enkel mogelijk ten behoeve van het oprichten van een gebouwde sportvoorziening, inclusief bijbehorende aanpassing van de directe omgeving. 3. Het maximaal bebouwd oppervlakte bedraagt 6.000m² 4. De maximale nokhoogte bedraagt 20m. 5. De wijziging van de bouwregels, zoals bedoeld in lid 1, kan alleen plaatsvinden indien: a. stedenbouwkundige belangen zich niet tegen het inrichtings- en/of bouwplan verzetten; b. Binnen het wijzigingsgebied dienen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd; c. De voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel de door het college van Burgemeester en wethouders vóór de vaststelling van het plan vastgestelde hogere grenswaarde, dient niet te worden overschreden; d. Een oppervlak van ten minste 15% van het nieuw te realiseren oppervlak aan verharding dient in of nabij het wijzigingsgebied voor waterbergingsdoeleinden te worden gereserveerd; e. Bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden; f. Voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit; g. Het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt; h. Geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht; i. Voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet; j. Het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is. 6. Het college wint, alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de waterbeheerder en verwerkt dit advies gemotiveerd in het besluit tot wijziging. 7. Het college wint, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de Regionale Brandweer Hollands Midden en verwerkt dit advies gemotiveerd in het besluit tot wijziging.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
143
Artikel 26 26.1
Algemene procedureregels
Binnenplanse ontheffing
26.1.1 Procedure Op de voorbereiding van een besluit omtrent een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen vier weken na afloop van de termijn van terinzagelegging beslissen. De kennisgeving van het ontwerp-besluit en van het besluit tot ontheffing geschiedt tevens langs elektronische weg. 26.1.2 In werking treding De ontheffing treedt in werking met ingang van de zevende week na de dag waarop zij is bekendgemaakt.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
144
Artikel 27
Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
145
Hoofdstuk 4 Artikel 28
Overgangs- en slotregels
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in: artikel 4 lid 4.7.1 artikel 6 lid 6.6.1 artikel 8 lid 8.3.1 artikel 14 lid 14.4.1 artikel 15 lid 15.3.1 artikel 16 lid 16.3.1 artikel 17 lid 17.3.1 artikel 22 lid 22.1 en lid 22.2 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
146
Artikel 29 29.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%. 3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
147
Artikel 30
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius.
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
148
Bijlagen bij de regels
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
149
Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
150
Bijlage 2
Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
151
Eindnoten
1. Verkeersgegevens bestemmingsplan Boerhaave Sylvius, december 2009, gemeente Leiden, afdeling Stadsontwerp 2. TNO Preventie en Gezondheid, 2002, Leeuwenhoek, PG/VGZ 2002.011, p. 81 3. zoals ook in ide VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd. 4. Leeuwenhoek, TNO, januari 2002, nr. PG/VGZ 2002.011 5. Regionale Brandweer Hollands Midden, 17 december 2008 en 14 januari 2009 6. MDWH, 10 maart 2009 7. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar. 8. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. 9. Kamerstukken II 1988/89, 21137, nr. 5. Overigens wordt in deze nota over individueel in plaats van plaatsgebonden risico gesproken. 10. Voor bestaande situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar (hieraan wordt echter langs vervoersassen bijna altijd voldaan) en de streefwaarde 10-6 per jaar. 11. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007) 12. Onderzoek luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer, bestemmingsplan Boerhaave en Sylvius, augustus 2009, Milieudienst West-Holland 13. Vestigia, 2004 14. Stronkhorst, M., 2004: Leide-Pomona 2000:Een beschrijving en analyse van de Romeinse bewoningssporen (scriptie Universiteit Leiden), Steen, E. van der, 2005: Inventariserend veldonderzoek Pomona-Mytylschool, Leiden (Bodemonderzoek in Leiden 16). 15. Hemminga, M. & T.D. Hamburg, 2006: Een Merovingische nederzetting op de oever van de Oude Rijn, Leiden (Archolrapport 69). 16. Jansen, B., C.N. Kruidhof 2008: Plangebied Leeuwenhoek, deelgebieden sportvelden en Max Planckweg, gemeente Leiden; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (RAAP-notitie 2575) 17. Deunhouwer, P. 2005: Plangebied Leeuwenhoek Gemeente Leiden; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (RAAP-rapport 1166) 18. Mulder, E.F.J. et al. 2003: De ondergrond van Nederland 19. Hessing, W.A.M., C. Sueur 2004: Archeologische waarden en verwachtingen op het grondgebied van Leiden, inventarisatie, kaarten en vertaling naar het ruimtelijk beleid, Amersfoort (Vestigia-rapport V120) 20. Deunhouwer, P. 2005. Hamburg, T.D. 2006: Archeologisch Inventariserend Veld Onderzoek te Leiden Sylviusterrein en Boerhaveterrein (Archol 73) Van Eijk, J.H.M., 2008. Plangebied Leeuwenhoek, deelgebied Boerhave Gemeente Leiden Archeologisch vooronderzoek: een aanvullend Booronderzoek. (RAAP-Rapport 1655).
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)
152 21. Deunhouwer 2005. 22. Hamburg, T.D. 2006: Archeologisch Inventariserend Veld Onderzoek te Leiden Sylviusterrein en Boerhaveterrein (Archol 73) Domburg, van K.M., C.R. Brandenburgh 2008: Inventariserend Veldonderzoek BioSciencepark (Bodemonderzoek in Leiden 23) 23. Jansen, B., C.N. Kruidhof 2008. 24. Watertoets Leeuwenhoek-Bio Science Park Leiden, maart 2009, gemeente Leiden 25. Verhard oppervlak wordt afgekoppeld van het rioolstelsel. Volgens de door het hoogheemraadschap gehanteerde richtlijnen wordt de oppervlakte verdeeld in verschillende categorieën, in dit geval: - regenwater van daken en gevels mag direct afgekoppeld worden; dit geld niet voor zinken dakgoten en excessieve toepassing van lood en koper; deze mogen niet worden afgekoppeld indien zij niet gecoat zijn; - voor licht verontreinigde oppervlakken is afkoppeling toegestaan; - ook voor matig verontreinigde oppervlakken is afkoppeling toegestaan waarbij in sommige gevallen moet worden voorzien in een olieafscheider. In principe is hier geen Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) voor nodig. 26. Onderzoek voorkomen rugstreeppad Leeuwenhoek Leiden, 2004, Vertegaal en Huizer 27. Onderzoek voorkomen rugstreeppad Leeuwenhoek Leiden, 2004, Vertegaal en Huizer 28. LES, 2001, gemeente Leiden en Natuurwaarden en -potenties Leeuwenhoek Leiden, 2003, Vertegaal 29. Natuurwaarden en -potenties Leeuwenhoek Leiden, 2003, Vertegaal 30. Natuurwaarden en -potenties Leeuwenhoek Leiden, 2003, Vertegaal
bestemmingsplan "Boerhaave-Sylvius" (ontwerp)