STICHTING VAN DE ARBEID
Toekomst voor laaggeletterden een opdracht voor het bedrijfsleven Februari 2007 - publicatienr. 4/07
Colofon De in 1945 opgerichte Stichting van de Arbeid is een (privaatrechtelijk) landelijk overlegorgaan van de centrale organisaties van werkgevers en werknemers in Nederland. Thans zijn in de Stichting vertegenwoordigd de Vereniging VNO-NCW (VNO-NCW), de Koninklijke Vereniging MKB-Nederland (MKB), de Federatie Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO), de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) en de Vakcentrale voor Middengroepen en Hoger Personeel (MHP).
Uitgave: Stichting van de Arbeid Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK DEN HAAG tel.: 070 - 3 499 577 fax: 070 - 3 499 796 e-mail:
[email protected] http://www.stvda.nl Druk: Huisdrukkerij SER
© 2007, Stichting van de Arbeid Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de Stichting van de Arbeid.
INHOUDSOPGAVE Inleiding
l
Wat is laaggeletterd?
2
Verantwoordelijkheid van overheid en sociale partners
4
Inventarisatie van bestaande activiteiten
6
Wat heeft de Stichting van de Arbeid de afgelopen jaren geadviseerd
7
Aanbevelingen
9
Bijlage 1: Inventarisatie van bestaande activiteiten
13
Bijlage 2: Herkenningswijzer Stichting Lezen & Schrijven
17
Bijlage 3: Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006 - 2010 (ministerie OCW)
19
Bijlage 4: Financieringswijzer (CINOP)
21
Bijlage 5: Literatuurlijst
29
“Taal is als water, we zijn er van afhankelijk. Het is heerlijk om mee te spelen, maar als je het niet beheerst, kan het je vijand worden." Staatssecretaris B. Bruins (OCW) bij de uitreiking van de alfabetiseringsprijzen (september 2006)
TOEKOMST VOOR LAAGGELETTERDEN
1. Inleiding Op 21 april 2006 heeft H.K.H. Prinses Laurentien der Nederlanden aan de beide vicevoorzitters van de SER Jongerius en Wientjes het rapport Laaggeletterd in het werk van Stichting Lezen & Schrijven1 aangeboden. Prinses Laurentien is voorzitter van deze stichting. Stichting Lezen & Schrijven is van mening dat laaggeletterdheid overal, ook in het bedrijfsleven, structureel moet worden aangepakt. De vice-voorzitters van de SER hebben toegezegd dit thema in de Stichting van de Arbeid aan de orde te zullen stellen. In paragraaf 2 van deze nota wordt aangegeven wat onder laaggeletterdheid moet worden verstaan en op welke problemen de laaggeletterde stuit. Een verdeling van verantwoordelijkheden tussen overheid, werkgevers en werknemers wordt in paragraaf 3 gemaakt. Paragraaf 4 geeft een aantal voorbeelden van al bestaande activiteiten en instrumenten die door verschillende organisaties zijn ontwikkeld. In paragraaf 5 wordt gememoreerd wat de Stichting van de Arbeid in het recente verleden heeft gepubliceerd op dit gebied en tot slot worden in paragraaf 6 conclusies en aanbevelingen gegeven. In de tekst zijn hier en daar citaten van voormalig laaggeletterden2 en praktijkvoorbeelden uit het bedrijfsleven opgenomen.
1 2
Stichting Lezen & Schrijven: Laaggeletterd in het werk (maart 2006). De citaten zijn afkomstig van de kalender “Geletterdheid in 12 portretten” (sept. 2006 – aug. 2007), een uitgave van VOCB (Vlaanderen) en CINOP (Nederland).
2 2. Wat is laaggeletterd? Laaggeletterd is het onvoldoende kunnen lezen, schrijven of rekenen om effectief te kunnen handelen in persoonlijke en maatschappelijke situaties, studie en werk (bron: CINOP, 2005). In dit verband wordt opgemerkt dat onderscheid moet worden gemaakt tussen ongeletterd en laaggeletterd. Iemand is ongeletterd of analfabeet als hij 15 jaar of ouder is en niet kan lezen en schrijven en dit ook niet heeft geleerd. Dit geldt ook voor allochtonen die ongeletterd naar Nederland zijn gekomen en zich ook in Nederland de lees- en schrijfvaardigheid niet eigen hebben gemaakt. Voor deze laatste groep zijn in eerste aanleg de inburgeringcursussen ontwikkeld. De groep laaggeletterden (of: functioneel analfabeten) betreft volwassenen die als kind wel lezen, schrijven en rekenen hebben geleerd op school – er bestaat immers een leerplicht – maar niet voldoende om zich (goed) te kunnen redden. Deze groep bestaat uit allochtonen maar vooral ook uit autochtonen. Van de 1,5 miljoen volwassenen die moeite hebben met lezen en schrijven is éénderde allochtoon en tweederde autochtoon. Te weinig werkgevers zijn zich ervan bewust dat deze groep zo omvangrijk is en dat dit probleem zich in hun bedrijf kan voordoen. Deze alertheid die er soms nog wel is ten aanzien van allochtonen ontbreekt waar het autochtone werknemers betreft.
Gerlach Cerfontaine (president en CEO van Schiphol Group): “Als we vijf personen in onze bedrijven geletterd kunnen maken, is dat pure winst. Werknemers kansen geven, op allerlei manieren, daar gaat het om. Want alle mensen hebben we nodig.”
Overigens dient te worden opgemerkt dat dyslexie niet moet worden geschaard onder het begrip laaggeletterdheid. Dyslexie (woordblindheid) is niet zozeer een leesprobleem, maar eerder een neurologisch probleem (bron: www.woortblindheid.nl). Als dyslexie niet tijdig wordt opgemerkt en behandeld, kan het wel leiden tot laaggeletterdheid. In Nederland is ongeveer 6% van de beroepsbevolking laaggeletterd. Dat is een probleem in een maatschappij waar kennis en informatie een steeds grotere rol spelen. Laaggeletterdheid kan het functioneren van werknemers in bedrijven ernstig belemmeren. Het lezen van instructies voor een nieuwe machine en van veiligheidsvoorschriften zijn simpele voorbeelden die de noodzaak aangeven van het kunnen lezen en schrijven. Het schriftelijk overdragen van een dienst of het volgen van een cursus of opleiding kan worden bemoeilijkt. In de communicatie met klanten kunnen zich problemen voordoen. Ook in beroepen waarvoor weinig scholing nodig is – en waar laaggeletterdheid vooral voorkomt – heeft men te maken met een toenemende ontwikkeling in de informatieverstrekking en automatisering. In de schoonmaak bijvoorbeeld is het kunnen lezen van
3 voorschriften met betrekking tot het omgaan met gevaarlijke stoffen onontbeerlijk. Voor werknemers in de catering is het in het kader van de voedselveiligheid van (soms levens)belang dat zij gebruiksaanwijzingen en bewaarvoorschriften kunnen lezen. De interne communicatie binnen bedrijven verloopt steeds meer via e-mail en intranet. Werknemers worden geacht aan dit verkeer te kunnen deelnemen en daarvoor worden doorgaans cursussen op de pc aangeboden. Het is dan uiteraard wel noodzakelijk dat een cursist kan lezen en schrijven. Laaggeletterdheid is veelal een verborgen probleem, omdat werknemers – uit een gevoel van schaamte of uit angst hun baan te verliezen - niet te koop lopen met hun matige lees- en schrijfvaardigheid. Zij vinden vaak wel een (slimme) manier om dit ongemak te verhullen, al dan niet met hulp van collega’s. Veel gebruikte uitspraken zijn: ‘ik ben mijn bril vergeten’ of ‘ik vul dat formulier thuis wel in’. Leidinggevenden of collega’s zijn zich er zodoende niet gauw van bewust dat laaggeletterdheid in hun bedrijf voorkomt. “Jarenlang heb ik mijn laaggeletterdheid verborgen gehou3 den, zelfs voor mijn kinderen. Sinds ik ambassadeur ben, heb ik het hen pas verteld. Ik sta veel positiever in de wereld en ik probeer zoveel mogelijk collega’s over de drempel te halen. Iedereen mag het weten.” (Sjaak)
In het eerder genoemde onderzoek Laaggeletterd in het werk van Stichting Lezen & Schrijven wordt voor zeven verschillende beroepen aangegeven welke functie-eisen worden gesteld. Het beroep van onder andere schoonmaker, beveiliger en helpende in de thuiszorg is onderzocht. Ook wordt uitgelegd welke ontwikkelingen in het beroep gevolgen hebben voor lees-, schrijf- en rekentaken. Voorts zijn werknemers geïnterviewd. De resultaten van dit onderzoek geven een goed beeld van de positie van de laaggeletterde op het werk en zijn (on)mogelijkheden om zich te ontwikkelen. Immers voor het volgen van een cursus of opleiding is een behoorlijke lees- en schrijfvaardigheid noodzakelijk. In het rapport Stil vermogen, een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid 4 wordt gesteld dat laaggeletterdheid de Nederlandse samenleving jaarlijks zo’n half miljard euro kost. Enkele cijfers uit dit onderzoek: ruim 70% van de laaggeletterden heeft geen betaalde baan (waarvan 10% boven de 65 jaar is), 5% heeft helemaal geen inkomen. Overigens behoort 2% tot de hoogste inkomensgroep. Deze cijfers geven aan dat geletterdheid een vaardigheid van betekenis is voor het toetreden tot de arbeidsmarkt: slechts 30% van de laaggeletterden heeft een betaalde baan.
3 4
Alfabetiseringsambassadeurs zijn ex-cursisten die een belangrijke rol kunnen spelen in het bewustwordingsproces door het vertellen van hun eigen ervaringen. H. Maassen van den Brink en W. Groot (in opdracht van Stichting Lezen & Schrijven): Stil vermogen, een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid (september 2006)
4 Het is een verspilling van talent te noemen dat 70% van de laaggeletterden (mede) door hun laaggeletterdheid aan de kant blijft staan.
3. Verantwoordelijkheid van overheid en sociale partners In haar Actieplan Leven Lang Leren 5 zegt de overheid een stimulerende taak te hebben “voor (...) de deelname van groepen aan onderwijs en scholing die minder in staat zijn hun eigen ontwikkeling te sturen of die de bestaande voorzieningen niet bereiken (analfabeten, inburgeraars, laagopgeleiden en jongeren zonder startkwalificatie)”. Het ministerie van OCW kondigt in ‘Van A tot Z betrokken’: Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010 6 aan, de ambitie te hebben om in de periode 2006 – 2010 een zestal mijlpalen te bereiken (zie bijlage 3). Met deze ambitie laat de overheid zien dat zij inzet op een brede aanpak en diverse partners aanspoort tot de bestrijding van laaggeletterdheid. Aan sociale partners zal onder andere worden gevraagd om te overwegen convenanten te sluiten waardoor laaggeletterdheid kan worden teruggedrongen. ”Nu doe ik wel aan bijscholingen mee. Als je weet dat je slaagkansen hebt, ben je veel meer gemotiveerd.” (Eddy)
De overheid draagt samen met de scholen een grote verantwoordelijkheid voor het voorkomen en terugdringen van laaggeletterdheid. In de eerste plaats door te zorgen voor goed lees- en schrijfonderwijs op de basisschool. Dat betekent dat hoge eisen moeten worden gesteld aan de taalvaardigheid van aankomende leerkrachten. Zij moeten tevens in staat zijn in een vroeg stadium lees- en schrijfproblemen te herkennen en een oplossing ervoor te zoeken. Onlangs is de publicatie Iedereen kan leren lezen 7 van de Inspectie van het Onderwijs verschenen. Hierin wordt het signaal afgegeven dat het taalniveau in het algemeen achteruit gaat. Dat is zorgwekkend omdat een eerste stap naar een startkwalificatie een voldoende taalniveau vraagt. In het rapport worden handreikingen gegeven om het onderwijs in technisch lezen op de basisschool te verbeteren. Ook in het VMBO en het MBO moet taal een centrale plaats innemen. Lezen is in feite het belangrijkste vak op elk schooltype: voor welk vak dan ook is leesvaardigheid een vereiste. Een tweede aspect is dat de overheid zich dient in te spannen om vroegtijdige schooluitval terug te dringen, zodat niet méér laaggeletterden op de arbeidsmarkt erbij komen of opnieuw laaggeletterden voor altijd in de bijstand terechtkomen. 5 6 7
Ministerie van OCW: Actieplan Leven Lang Leren (november 2004) Ministerie van OCW: ‘Van A tot Z betrokken’: Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010 (november 2005) Inspectie van het Onderwijs: Iedereen kan leren lezen (september 2006)
5
Een derde taak is het bevorderen en faciliteren van taalcursussen. Zoals uit het eerder genoemde onderzoek naar de maatschappelijke kosten blijkt, heeft meer dan de helft van de laaggeletterden geen betaalde baan. Het is aan de overheid om deze groep te bereiken en te zorgen voor taalcursussen in het kader van ‘reparatie’-onderwijs. De 30% die wel een betaalde baan heeft, zal door het bedrijfsleven moeten worden benaderd. "Jaren heb ik verzwegen dat ik niet goed kon lezen en schrijven. Mijn baan als beheerder van een sportcomplex ben ik kwijtgeraakt omdat mijn scholing te laag was." (Willem)
Voor sociale partners begint het met herkenning en erkenning van het probleem. Werkgevers, werknemers en ondernemingsraad (or) / personeelsvertegenwoordiging (pvt) hebben ieder hun eigen taak hierin. In een organisatie kan worden aangehaakt bij bestaande instrumenten zoals functioneringsgesprekken, loopbaanadvisering en persoonlijke ontwikkelingsplannen. Daarmee wordt het onderwerp een onderdeel in de toepassing van bestaande instrumenten. Werkgevers zijn er verantwoordelijk voor dat werknemers in staat zijn voorschriften op een zorgvuldige en veilige manier na te leven en werkzaamheden uit te voeren. Daarvoor is het van groot belang dat werknemers schriftelijke instructies kunnen opvolgen. Als taal daarbij een probleem vormt, dan moet naar een oplossing worden gezocht. Binnen het budget voor scholing dienen middelen beschikbaar te zijn voor het volgen van taalcursussen. De werkgever heeft bovendien een signalerende taak richting het onderwijs. Wanneer tijdens stages in het kader van de beroepspraktijkvorming blijkt dat het taalvaardigheidsniveau van een leerling onvoldoende scoort, dan is het de taak van de werkgever om dit gegeven terug te koppelen naar de betreffende school. Laaggeletterden kunnen zich door hun gebrekkige taalvaardigheid moeilijk verder ontwikkelen in hun werk. Uit het onderzoek Laaggeletterd in het werk blijkt dat leermiddelen voor beroepsopleidingen of cursussen vaak een te hoog niveau van taalvaardigheid vereisen. De laaggeletterde draagt zelf uiteraard ook een verantwoordelijkheid. Om die te kunnen nemen, moet wel sprake zijn van een zodanig veilige en open sfeer in de organisatie dat hij vrijuit kan spreken en handelen.
6 De bestuursvoorzitter van Van Gansewinkel roept jaarlijks in zijn Nieuwjaarstoespraak werknemers op die moeite hebben met lezen en/of schrijven, om zich te melden. Het doel hiervan is om die werknemers een taalcursus te kunnen aanbieden. Het eerste jaar waarin deze oproep werd gedaan, heeft vijf meldingen opgeleverd, het daaropvolgende jaar tien.
Ook van een or/pvt mag worden verwacht dat laaggeletterdheid op hun agenda staat. De or/pvt kan een rol spelen in het bespreekbaar maken van het probleem en het stimuleren van het volgen van taalcursussen. Het jaarlijks monitoren neemt hierin ook een plaats in, zodat de aandacht blijft gevestigd op het probleem.
4. Inventarisatie van bestaande activiteiten Laaggeletterdheid is niet een probleem alleen van deze tijd. De aandacht ervoor en de inspanning om er iets aan te doen, is de afgelopen jaren wel sterk gegroeid. Eén van de initiatieven is geweest de oprichting van Stichting Lezen & Schrijven in mei 2004 door H.K.H. prinses Laurentien. Deze stichting heeft als doel: “… het belang van geletterdheid zodanig te helpen verankeren in de samenleving, dat de stichting zichzelf in 2009 kan opheffen.” Stichting Lezen & Schrijven heeft, vaak in samenwerking met andere organisaties, verschillende activiteiten en instrumenten ontwikkeld. Ook andere organisaties, zoals CINOP, hebben een en ander op de rails gezet. Hieronder volgt een selectie8. -
-
-
8 9
Startpakket: Taalkracht voor bedrijven van Stichting Lezen & Schrijven. Dit pakket bevat informatie voor bedrijven en instrumenten om laaggeletterdheid aan te pakken. Enkele instrumenten zijn de zgn. herkenningswijzer9, die voor verschillende beroepsgroepen is gemaakt (leerkrachten, artsen, bedrijven), en een Beoordelingswijzer basisvaardigheden. Ook bevat dit pakket een dvd met praktijkvoorbeelden. Voorlichtingscampagne van Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB) om mensen in deze branche meer bewust te maken van het probleem van laaggeletterdheid. Hiertoe is onder andere in samenwerking met Stichting Lezen & Schrijven een herkenningswijzer ontwikkeld, die is verspreid onder de bij de OSB aangesloten bedrijven. Project Verteltas. Dit project, oorspronkelijk ontwikkeld door een oudonderwijzer in Engeland, heeft dit jaar de Taalunie Onderwijsprijs 2006 ontvangen. Een verteltas is een (stoffen) tas met een prentenboek dat een bepaald thema heeft; daarnaast zitten allerlei materialen in de tas om het thema verder uit te werken (cd, spelletje, werkblad, handpop, verkleedkleren, enz.). Het doel van de
In bijlage 1 is een uitgebreide opsomming van activiteiten opgenomen. De herkenningswijzer voor bedrijven is als bijlage 2 opgenomen.
7
-
verteltas is het stimuleren van de taalontwikkeling van kinderen en ouders en het bevorderen van lees- en voorleesplezier (www.verteltas.nl). Het netwerk van Alfabetiseringsambassadeurs is verder uitgebreid. Alfabetiseringsambassadeurs zijn ex-cursisten die een belangrijke rol kunnen spelen in het bewustwordingsproces door het vertellen van hun eigen ervaringen.
5. Wat heeft de Stichting van de Arbeid de afgelopen jaren geadviseerd De Stichting van de Arbeid heeft de afgelopen jaren in verschillende adviezen en nota’s aandacht besteed aan scholing en employabilitybeleid, maar tot nu toe niet specifiek ingezoomd op laaggeletterdheid. In maart 2006 is het advies Naar brede en duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, aanbevelingen over scholing en employabilitybeleid 10 uitgebracht. Daarin wordt gewezen op het belang van scholing, opleiding en vergroting van employability als instrumenten voor een optimale inzetbaarheid van individuen op de arbeidsmarkt. Deze instrumenten leveren een bijdrage aan versterking van de kenniseconomie, het bevorderen van sociale cohesie en het bewerkstelligen van een samenleving zonder uitsluiting en met gelijke kansen voor iedereen. Hieruit vloeit voort dat werknemers zonder startkwalificatie in de gelegenheid moeten worden gesteld deze alsnog te behalen. Overheid en sociale partners moeten mensen faciliteren om zich te ontwikkelen, werknemers hebben zelf een verantwoordelijkheid om hun positie op de arbeidsmarkt te verstevigen en hun inzetbaarheid op peil te houden. De Stichting geeft aan dat ook de overheid een aantal specifieke verantwoordelijkheden heeft, onder andere “… een stimulerende taak voor: (..) de deelname van groepen aan onderwijs en scholing die minder in staat zijn hun ontwikkeling te sturen of die de bestaande voorzieningen niet bereiken (analfabeten, inburgeraars, laagopgeleiden en jongeren zonder startkwalificatie)”. In de in 2006 verschenen nota Op weg naar een meer productieve economie 11 wordt gewezen op de hiervoor al genoemde verantwoordelijkheid van de overheid en sociale partners ten aanzien van het (reguliere) onderwijs respectievelijk de verdere scholing van werknemers. Tijdens de Werktop in december 2005 is benadrukt dat het behalen van een startkwalificatie geen doel op zich is, maar wel een voorwaarde om verder te komen. Het is belangrijk dat jongeren de goede opleidingskeuze maken, een opleiding die een behoorlijke kans op een baan biedt. Daarom moet helder zijn welke diploma’s het bedrijfsleven verlangt en moeten scholen daarover ook duidelijkheid geven. Terugkijkend kan worden vastgesteld dat de Stichting van de Arbeid het aspect van de laaggeletterdheid tot nu toe impliciet aan de orde heeft gesteld in verschillende publica10 11
Stichting van de Arbeid: Naar brede en duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, aanbevelingen over scholing en employabilitybeleid (maart 2006). Stichting van de Arbeid: Op weg naar een meer productieve economie (januari 2005).
8 ties. Met deze aanbeveling wil de Stichting van de Arbeid bevorderen dat het probleem van de laaggeletterdheid op decentraal niveau expliciet bij de kop wordt gepakt.
9
6. Aanbevelingen De Stichting van de Arbeid ziet het als haar taak om de bewustwording van werkgevers en werknemers te vergroten waar het gaat om de herkenning van laaggeletterdheid. Waar van werkgevers en werknemers de bereidheid wordt gevraagd laaggeletterdheid in de bedrijven aan te pakken, wordt van de overheid verwacht ervoor te zorgen dat er geen nieuwe laaggeletterden bij komen en dat huidige laaggeletterde werknemers de kansen én faciliteiten krijgen om hun laaggeletterdheid weg te werken. 1. Stappenplan voor werkgevers en ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging (or/pvt). De Stichting van de Arbeid beveelt ten behoeve van werkgevers, werknemers en ondernemingsraadleden het hieronder gegeven stappenplan aan om laaggeletterdheid in de bedrijven te herkennen en aan te pakken. a. Laaggeletterdheid herkennen en bespreekbaar maken. De Stichting beveelt aan een open sfeer in een bedrijf c.q. op een afdeling te creëren om laaggeletterdheid zowel in formele als informele gesprekken te kunnen bespreken. Een open sfeer kan ertoe leiden dat een werknemer minder schroom heeft om zijn geringe lees- en schrijfvaardigheid aan de orde te stellen. Maak laaggeletterdheid bespreekbaar in persoonlijke sessies, zoals functioneringsgesprekken en bij het opstellen van persoonlijke ontwikkelingsplannen. Maar ook gedurende het jaar in werkoverleggen zodat collega’s erbij worden betrokken. Overweeg een werknemer een taaltest te laten doen indien de functie dit verlangt. Daarmee kan duidelijk worden gemaakt waarom iets aan de taalvaardigheid moet worden gedaan, zonder dat een bedreigende situatie ontstaat. Ook de or/pvt heeft een rol bij het actief opsporen en monitoren van laaggeletterdheid. Aanbevolen wordt dit onderwerp eenmaal per jaar op de agenda van de overlegvergadering te plaatsen (artikel 28 en 31.b van de Wor). Ga na of een werknemer die deelneemt aan een pc-cursus in staat is te lezen en te schrijven, voordat digitale vaardigheden worden aangeleerd. Train leidinggevenden op het herkennen van de doelgroep. b. Het verkennen van de mogelijkheden om de laaggeletterde in de gelegenheid te stellen een cursus lezen en schrijven te volgen. De Stichting beveelt aan een laaggeletterde werknemer een cursus lezen en schrijven te laten volgen die aansluit bij zijn niveau en bij de praktijk op de werkvloer. Bij het scholingsaanbod moet naast gerichtheid op de functie ook aandacht aan het vergroten van de taalvaardigheid in het algemeen worden besteed. Wanneer iemand in staat is een krant te lezen, zijn (klein)kind voor te lezen of de schoolvorderingen van zijn kind te volgen, dan draagt dat bij aan zijn algemene ontwikkeling en aan zijn welzijn.
10 Het begeleiden van de werknemer bij de cursus en het tonen van interesse door de werkgever zal een optimaal effect hebben op de vorderingen. De werknemer kan in dat geval ook worden aangesproken op zijn vorderingen. De Stichting raadt individuele werkgevers aan om na te gaan of er gelden uit O&Ofondsen beschikbaar kunnen worden gesteld. c. Het verkennen van effectieve manieren voor informatieoverdracht. Ten aanzien van de communicatie beveelt de Stichting aan om op verschillende manieren informatie over te brengen aan werknemers: Naast schriftelijke informatie kan ook een mondelinge toelichting worden gegeven tijdens een werkoverleg of een speciale bijeenkomst. Bij het opstellen van instructies of handleidingen kan gebruik worden gemaakt van pictogrammen en plaatjes. Maak gebruik van een heldere schrijfstijl door korte zinnen te maken en een groot lettertype te gebruiken; dit bevordert de leesbaarheid van teksten. Hoofddoel moet blijven dat werknemers beter leren lezen en schrijven. Werken aan toegankelijke informatie is belangrijk om hen te blijven betrekken, maar het kan niet losstaan van onderdeel a. en b. van deze aanbeveling.
2. O&O-fondsen faciliteren taalvaardigheid. Decentrale cao-partijen wordt aanbevolen om bij hun overleg in de besturen van de O&O-fondsen na te gaan of ook middelen voor taalvaardigheidstrainingen voor dit doel beschikbaar kunnen worden gesteld.
3. Ter voorkoming van onnodige (lange duur van) werkloosheid beveelt de Stichting aan het taalvaardigheidsniveau vast te stellen vóórdat een reïntegratietraject wordt gestart. Bij reïntegratietrajecten is het van belang eerst vast te stellen wat het taalvaardigheidsniveau van de werknemer is voordat een plan wordt opgesteld. Aan iemand die niet of onvoldoende kan lezen en schrijven, is een cursus ‘hoe schrijf ik een sollicitatiebrief’ niet besteed. Het volgen van her- of omscholingscursussen is weinig zinvol als de betreffende werknemer niet in staat is de lesstof te lezen of een verhaal te schrijven.
4. De Stichting beveelt de overheid aan om een actieve houding aan te nemen door het volgen van een cursus lezen en schrijven te faciliteren. De overheid heeft in haar Actieplan leven lang leren aangegeven dat zij ervoor verantwoordelijk is dat elke leerling met een startkwalificatie op zak het initiële onderwijs verlaat. Zodra op het mbo wordt vastgesteld dat laaggeletterden niet beschikken over voldoende taalvaardigheid moet actie worden ondernomen om deze lacune aan te pak-
11 ken. De overheid moet dit proces faciliteren door de benodigde gelden ter beschikking te stellen.12 Werknemers die na het volgen van het initiële traject geen startkwalificatie hebben c.q. niet of onvoldoende kunnen lezen en schrijven, moeten in de gelegenheid worden gesteld alsnog een cursus te volgen via bijscholing. Dit betekent dat er in de buurt voldoende aanbod van taalvaardigheidscursussen moet zijn en dat deze laagdrempelig moeten zijn. Hier ligt een taak voor ROC’s en basisscholen, die de zaak zodanig kunnen organiseren dat ‘om de hoek’ locaties beschikbaar zijn om een cursus lezen en schrijven te volgen. Van de overheid wordt verwacht, al dan niet via gemeentelijke instanties, dat zij voor het bijbehorende financiële rugzakje zorgt.
12
In bijlage 4 is een inventarisatie opgenomen van financieringsbronnen voor bestrijding laaggeletterdheid door bedrijven van CINOP.
12
13
Bijlage l
Inventarisatie van bestaande activiteiten -
Internationale Dag van de Alfabetisering is een initiatief van UNESCO en bestaat sinds 1966. Ieder jaar wordt in een groot aantal landen op 8 september wereldalfabetiseringsdag gevierd. In Nederland wordt deze dag georganiseerd door CINOP (Centrum voor Innovatie van Opleidingen) en, sinds 2005, Stichting Lezen & Schrijven. Ook in 2006 zijn in het gehele land activiteiten georganiseerd, zoals een reizende fototentoonstelling Taal Centraal, de uitreiking van de nationale alfabetiseringsprijzen, de overhandiging van het informatiepakket Taalkracht voor Consultatiebureaus, enzovoorts. - De mediacampagne Leer lezen en schrijven is gelanceerd op 4 september 2006 en wil laaggeletterden stimuleren om een lees- en schrijfcursus te gaan volgen. Verschillende bedrijven, waaronder Van Gansewinkel, BP en Schiphol, zijn aangehaakt bij deze campagne door bijvoorbeeld hun bedrijfsauto's van stickers te voorzien. - Quick scans alfabetisering en een Handleiding voor doorverwijzers van het CINOP. Hierin wordt informatie gegeven aan huisartsen, psychologen, arbeidsconsulenten en andere zorgverleners over hoe laaggeletterden kunnen worden doorverwezen naar cursussen. TaalkrS! is ontwikkeld door Stichting Lezen & Schrijven en is bestemd voor het vmbo. Het project bestaat uit workshops rappen, dichten en een Lagerhuisdebat. Het doel is tweeledig: jongeren plezier in taal laten krijgen en duidelijk maken dat een goede taalbeheersing nodig is om actief te kunnen deelnemen in de samenleving. - Startpakket: Taaikracht voor bedrijven van Stichting Lezen & Schrijven. Dit pakket bevat informatie voor bedrijven en instrumenten om laaggeletterdheid aan te pakken. Enkele instrumenten zijn de zgn. herkenningswijzer die voor verschillende beroepsgroepen is gemaakt (leerkrachten, artsen, bedrijven), en een Beoordelingswijzer basisvaardigheden. Voorlichtingscampagne van Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB) om mensen in deze branche meer bewust te maken van het probleem van laaggeletterdheid. Hiertoe is onder andere in samenwerking met Stichting Lezen & Schrijven een herkenningswijzer ontwikkeld, die is verspreid onder de bij de OSB aangesloten bedrijven. Project Verteltas. Dit project, oorspronkelijk ontwikkeld door een oudonderwijzer in Engeland, heeft dit jaar de Taalunie Onderwijsprijs 2006 ontvangen. Een verteltas is een (stoffen) tas met een prentenboek dat een bepaald thema heeft; daarnaast zitten allerlei materialen in de tas om het thema verder uit te werken (cd, spelletje, werkblad, handpop, verkleedkleren, enz.). Het doel van de verteltas is het stimuleren van de taalontwikkeling van kinderen en ouders en het bevorderen van lees- en voorleesplezier (www.verteltas.nl). - Het netwerk van alfabetiseringsambassadeurs is verder uitgebreid: een uitwisseling tussen ex-cursisten die als ambassadeurs van het alfabetiseringswerk optreden.
14
!GO The Resource Company voerde in haar vestiging in Oosterhout organisatieveranderingen door. Om die veranderingen te kunnen 'meemaken' moesten alle werknemers kunnen lezen en schrijven. !GO vroeg daarom aan de voormannen welke werknemers moesten worden bijgespijkerd. Een-en-veertig werknemers bleken tot deze categorie te behoren én bereid tot het volgen van een cursus. De cursus werd op maat gesneden door ROC Westbrabant en gegeven in een Mobiel OpenLeerCentrum op de bedrijfslokatie. De gemeenten aangesloten bij de Gemeenschappelijke Regeling WAVA financierden de cursus. Rotterdamse bedrijven steken hun kop niet meer in het zand. In het bedrijfsleven heeft men geen tijd voor informatie, tenzij die is verpakt in een vorm die de aandacht trekt. In Rotterdam ontvangen bedrijven daarom een houten kistje met daarin een pluche struisvogel en het boekje 'Steekje kop niet in het zand voor analfabetisme'. Dit attendeert hen op het verschijnsel laaggeletterdheid en nodigt hen uit om erover in gesprek te gaan met ROC Albeda College. Bij bedrijven die interesse tonen, kan vervolgens een quick scan laaggeletterdheid worden afgenomen. Blijkt uit de quick scan dat er in het bedrijf behoefte is aan scholing, dan biedt het ROC scholing op maat (www.struisvogel.nl). Scholing op de werkvloer van een staalfabriek Bij een multinational in de grootmetaal worden de productiestraten steeds complexer. Een groep laaggeschoolde medewerkers moest daarom het VAPRO A-diploma halen. Daarvoor ontbrak het hun echter aan de nodige taal-, schrijf- en rekenvaardigheid. Als opstap naar de VAPRO is, onder het motto 'Leren door doen', een competentiegericht opleidingstraject ontwikkeld, dat de theorie integreert in de praktijk. Indien nodig wordt er voor Nederlands en rekenen een remediëringsprogramma gevolgd. De cursus is ontwikkeld door bureau C. van de Graaf en Partners (www.cvdgraaf.nl). Inpaksters worden machinebediendes. Bij een banketbakkerij worden de inpaksters vervangen door robots. Als de inpaksters in dit bedrijf willen blijven werken, dan moeten ze leren om kwaliteitsformulieren in te vullen, klok te kijken, een etiket te lezen, de weegschaal af te lezen, een machine te bedienen. Dat betekent dat zij moeten worden omgeschoold van inpakster tot machinebediende. Om deze omslag te kunnen maken en de cursus machinebediende te kunnen volgen is het noodzakelijk dat men voldoende kennis van de Nederlandse taal heeft en over voldoende lees- en schrijfvaardigheid beschikt. Een op maat ontwikkelde taal- en lees/schrijftrahiing op de werkvloer en een nauwe samenwerking met de vakdocent die de cursus machinebediende verzorgt, maakten het mogelijk dat de vrouwen nu de cursus volgen (www.taalvakwerk.nl) Introductie van boordcomputers op de vuilniswagen maakt opscholing noodzakelijk. Wie vroeger achterop de vuilniswagen stond, hoefde niet per se te kunnen lezen en schrijven. De introductie van boordcomputers verandert dit radicaal. Het afvalverwerkingsbedrijf Van Gansewinkel beijvert zich dan ook om laaggeletterdheid onder werknemers op te sporen en het thema op de werkvloer bespreekbaar te maken. Daartoe organiseert het bijeenkomsten voor management, personeel en met de ondernemingsraad, en publiceert het artikelen in het personeelsblad. Samen met ROC West-Brabant werkt het bedrijf door middel van een op maat gesneden lees- en schrijfcursus aan de geletterdheid van zowel autochtone als allochtone medewerkers. Naar buiten toe fungeert Van Gansewinkel als
15
'ambassadeur' richting andere bedrijven, om het thema laaggeletterdheid daar op de agenda te zetten. Ook onder het grote publiek doorbreekt Van Gansewinkel het taboe op laaggeletterdheid, bijvoorbeeld door zijn vuilniswagens te voorzien van slogans die attenderen op het probleem en laaggeletterden oproepen om zich in te schrijven voor een lees- en schrijfcursus (www.vangansewinkel.nl). Cursus rapporteren: een tweede antwoord op de introductie van boordcomputers. Bij de Helmondse afvalverwerkers SITA en Blink bleken vijf beladerschauffeurs dezelfde problemen te hebben als hun collega's bij Van Gansewinkel. Speciaal voor hen ontwikkelde ROC Ter AA een in company course, die zich richt op zaken als het lezen van werkinstructies, het invullen van formulieren en het opmaken van dagrapporten. Voorafgaand aan de cursus gaf het ROC bij SITA voorlichting over de achtergronden van laaggeletterdheid en de wijzen waarop men het bespreekbaar kan maken. Vertrouwen is daarbij de kern van de zaak (www.roc-teraa.nl). Functionele lees- en schrijfcursus voor medewerkers groensector, magazijn en autospuiterij. In Leek (provincie Groningen) brengt ROC Alfa-college de leesen schrijfvaardigheid van de medewerkers van Novatec op een hoger plan. De meesten van hen zijn werkzaam in de groensector, sommigen in een autospuiterij of als inpakker in een magazijn. De cursus wordt geheel op maat gesneden: de docenten analyseren de werkvloer en stemmen de scholing af op wat daar in de dagelijkse praktijk gebeurt. De deelnemers nemen ook zelf eigen materialen mee van hun werk, bijvoorbeeld checklisten, instructieboekjes en pictogrammen (www.novatec.nl of www.alfa-college.nl). Coca-Cola: Automatisering noopt tot geïntegreerd aanbod van vak en taal. Bij Coca-Cola in het Brabantse Dongen gaan de ontwikkelingen razendsnel: nieuwe productielijnen en logistieke processen worden steeds verder geautomatiseerd. Waar eerst actie en hard werken veel meer gewaardeerd werden dan nadenken en communiceren met elkaar, moeten medewerkers nu samen leren om hun eigen werkproces verder te verbeteren. Voor het logistiek en productiepersoneel betekent dit, dat het voortaan moet functioneren op MBO-niveau. Om dat te bereiken ontwikkelt Coca-Cola voor elke werknemer een MBO-traject op maat. Zij die niet het niveau hebben om direct in dit traject te kunnen instromen, krijgen een voortraject alfabetisering. Zowel in dit voortraject als in het hoofdtraject, dat uitmondt in een MBO-1 certificaat, worden vakkennis en lees- en schrijfvaardigheid geïntegreerd aangeboden (www.taalvakwerk.nl). Bedrijven scholen hun klanten. Bij heel wat ondernemingen is een deel van de clientèle laaggeletterd of weinig bedreven met internet. Wanneer zij dit niet in de gaten hebben, kunnen zij voor rare verrassingen komen te staan. Dat overkwam twee woningbouwverenigingen in Helmond en Den Helder, waarvan de klanten pas een nieuw huis konden krijgen wanneer zij daarvoor intekenden op internet. Om hen te helpen de barrière van een gebrekkige lees- en computervaardigheid te overwinnen, organiseerden de beide ondernemingen, samen met de ROC's in hun regio, een computercursus (www.roc-teraa.nl (Helmond) en www.rockopnh.nl (Den Helder).
16
Meer informatie op internet -
-
-
-
De site www.mijnabc.nl ('de makkelijkste site') geeft zowel mondeling als schriftelijk in eenvoudige, korte zinnen informatie over cursussen lezen en schrijven. Ook vertellen cursisten over hun ervaringen. De site is ontwikkeld door Stichting Lezen & Schrijven in samenwerking met Rabobank, IBM en de Stichting Alfabeter. De uitgeverij Eenvoudig communiceren geeft op www.begrijpelijketaal.nl richtlijnen om informatie toegankelijker te maken voor mensen die moeite hebben met lezen. Op www.alfabetisering.nl zijn verschillende ervaringen en uitspraken van exlaaggeletterden te vinden. Stichting Lezen & Schrijven geeft op www.lezenenschrijven.nl veel praktische informatie (welk nummer moet ik bellen om een cursus te volgen of: hoe herken ik of iemand laaggeletterd is). Op www.taalkrachtvoorbedrijven.nl geeft Stichting Lezen & Schrijven praktische informatie aan bedrijven om zelf aan de slag te gaan. Via de website www.lees-en-schrijf.nu kunnen gemeenten, scholen en bedrijven aanhaken bij de mediacampagne.
17
Bijlage 2
^cHr'A
s. u t f*
;^vV* ffl
™ W>Ef
IV
*ït * f&t*0 «SC**
Her kenningswijzer lees- en schrijfproblemen
voor bedrijven Nederland telt 1,5 miljoen laaggeletterden. Het gaat dus om zo'n één op de 10 Nederlanders. Mogelijk raakt het ook één van uw werknemers, want laaggeletterdheid komt voor in alle geledingen van de samenleving. Laaggeletterden (ook wel functioneel analfabeten genoemd) hebben vaak wel enige scholing gehad, maar kunnen onvoldoende lezen en schrijven om volwaardig mee te draaien in de maatschappij en in het arbeidsproces. (Functioneel) analfabeten kunnen hun probleem goed verbergen en doen dit vaak al jaren achtereen. Als directeur of personeelsfunctionaris bent u één van de aangewezen personen om mensen met leesen schrijfproblemen door te verwijzen. Wij hopen dat deze herkenningswijzer u daarbij op weg helpt.
Wat kunt u doen? Vertel de werknemer allereerst dat het niet raar is en dat er veel meer mensen zijn die niet of nauwelijks kunnen lezen en schrijven. En er is iets aan te doen, bijvoorbeeld door cursussen voor volwassenen. Bij deze cursussen gaat het er heel anders aan toe dan vroeger op school. Het zijn vaak kleine groepen met zeer professionele docenten.
Geef de werknemer het landelijk nummer
0800-0234444 (gratis én 24 uur per dag bereikbaar)
CH
•:\j/;* %
f/
^•*^J,*r*
u
i "W&l
S
x
«se**
Herkent u de volgende signalen? De werknemer: - vermijdt lees- en schrijfsituaties; - leest geen werkinstructies, werkroosters; veiligheidsinstructies en nieuwsbrieven; - heeft nooit belangstelling voor cursussen; - spreekt zich nooit uit tijdens vergaderingen of is onzeker over de eigen inbreng; - heeft tijdens het werkoverleg moeite om te begrijpen waar het over gaat.
Herkent u de volgende uitspraken? "Ik dacht dat de afspraak morgen was." De werknemer komt vaak niet opdagen, omdat afspraken niet worden opgeschreven. "Dat formulier vul ik straks wel in." Eenvoudige formulieren die je meteen kunt invullen, worden mee naar huis genomen. "Ik ben mijn bril vergeten." "Ik heb een lelijk, onleesbaar handschrift." "Kunt u dat even voor mij invullen?" De werknemer vraagt u een formulier in te vullen. "Ik lees nooit, omdat ik daar geen tijd voor heb." "Ik houd niet van lezen, ik kijk liever televisie." "Werken met een computer is niets voor mij." Indien u één of meer van deze signalen of uitspraken bij een werknemer herkent, dan kan het zijn dat hij of zij: laaggeletterd is. U kunt de werknemer wijzen op de mogelijkheden die er zijn om er iets aan te doen.
www.lezenenschrijven.nl
18
19
Bijlage 3
Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006 - 2010 (ministerie OCW) Het ministerie van OCW heeft in 'Van A tot Z betrokken', Aanvalsplan Laaggeletterdheld 2006 - 2010 de ambitie uitgesproken om in de periode 2006 - 2010 de volgende zes mijlpalen te bereiken: 1. het percentage leerlingen voortgezet onderwijs dat op of onder PIS A-leesniveau l zit (thans 11%), terugdringen tot 10 procent, rekening houdend met een verwachte toename van deze probleemgroep in 2010; 2. het aantal werkgevers dat actief bijdraagt aan de bestrijding van laaggeletterdheid, met 50 tot 100 procent vergroten; 3. de totstandkoming van 9 provinciale aanvalsplannen en van een aanzienlijk aantal gemeentelijke aanvalsplannen; 4. de uitvoering van lokale en regionale leesbevorderingsplannen in een meerderheid van de gemeenten; 5. de verhoging van het aantal deelnemers aan alfabetiseringscursussen tot rond de 12.500. 6. de verbetering van de effectiviteit met betrekking tot de bestrijding van laaggeletterdheid door onderzoek, monitoring en internationale samenwerking.
20
21
Bijlage 4
Financieringswijzer (CINOP) Inventarisatie financieringsbronnen voor bestrijding laaggeletterdheid door bedrijven
Inleiding Ongeveer 6% van de werknemers in bedrijven is laaggeletterd. Deze werknemers zijn onvoldoende taalvaardig om optimaal deel te nemen aan bedrijfsprocessen. De eisen aan het beheersen van de taal nemen alleen maar toe. Automatisering en digitalisering rukken op. Er is een ruim cursusaanbod voorhanden om de taalvaardigheid van werknemers te verbeteren. De kosten van dergelijke cursussen zijn inzichtelijk. De vraag is welke financieringsbronnen er zijn voor bedrijven die cursussen voor werknemers inkopen. Deze inventarisatie geeft een overzicht van financieringsbronnen. De conclusie is dat er enkele mogelijkheden zijn voor financiering van kosten voor scholing van laaggeschoolde werknemers. Laaggeletterde werknemers zijn meestal ook laaggeschoold. Om financiering te verkrijgen loont het dus de moeite om scholing op taalvaardigheid te koppeling aan meer algemene scholing. Deze notitie bevat informatie over 8 financieringsmogelijkheden. De eerste drie sluiten het beste aan op het opleiden van laaggeletterden. De informatie per financieringsbron is beknopt gehouden. Er is steeds vermeld via welke website(s) meer informatie ingewonnen kan worden. Op deze website(s) staat meestal een uitwerking van de voorwaarden en informatie over het indienen van een aanvraag voor financiële ondersteuning.
Wet Vermindering Afdracht Onderwijs Omschrijving De regeling is bedoeld voor het bevorderen van de werkgelegenheid en het stimuleren van arbeidsdeelname. Werkgevers komen in aanmerking voor een vermindering van af te dragen loonbelasting en premies voor volksverzekeringen. Looptijd Geen einddatum Doelgroep VMBO leerwerktraject 3e of 4e leerjaar MBO BBL-traject Voormalig werkloze die scholing volgt voor startkwalificatie
22
Aanvrager Werkgever Subsidiebij drage Maximaal € 2.500,Voor werknemers die geen 25 jaar zijn geldt dat afdrachtvermindering van toepassing is als het loon niet hoger is dan het toetsloon. Dit toetsloon ligt rond 130% van het minimumloon. Opmerkingen Eis is een ondertekende leerwerkovereenkomst tussen werkgever, werknemer, onder-
wijsinstelling en kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Een verklaring van het ROC waaruit blijkt dat de werknemer een beroepsbegeleidende leerweg volgt is ook afdoende. Informatie - Website: www.belastingdienst.nl. Bij de rubriek 'zakelijk' en 'loonheffingen' staat het onderdeel afdrachtvermindering waar meer informatie over de regeling staat vermeld. - Brochure ' Beroepsbegeleidende leerweg, ook voor uw bedrij f of instelling'. Op te vragen bij Ministerie OCW, 079-323 46 84
Educatiebudget gemeenten Omschrijving
hi het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) beschikken de gemeenten over educatiebudgetten. Dit budget is bedoeld voor tweede kans onderwijs voor volwassenen. Gemeenten maken afspraken met ROC's over de besteding van middelen. Looptijd
Geen einddatum
Doelgroep (Laaggeschoolde) volwassenen Aanvrager Gemeente sluit met ROC contracten over besteding educatiebudget. Subsidiebijdrage
Jaarbudget WEB is ongeveer € 243 miljoen. Opmerkingen
ledere gemeente bepaalt zelf hoe de ROC's middelen kunnen inzetten. Werkgevers kunnen het beste bij de gemeenten of het ROC informeren welke mogelijkheden er zijn voor de inzet van middelen voor de scholing
23
Informatie Website www.minocw.nl/web
O&O-fondsen Omschrijving Een groot aantal bedrijfssectoren beschikt over Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen om werkgevers en werknemers te faciliteren voor het volgen van scholing. Er zijn ongeveer 100 O&O-fondsen.
Looptijd Geen einddatum Doelgroep
Werknemers
Aanvrager
Werkgever
Subsidiebij drage Sterk afhankelijk van het fonds. De meeste fondsen hanteren een lijst met goedgekeurde cursussen voor individuele uitkering van middelen. Voor projecten bestaan meestal geen regelingen. Vertegenwoordigers van een fonds beslissen of een project past binnen de doelstellingen van het fonds en of financiering mogelijk is. Opmerkingen
Het landelijke Aanvalsplan Laaggeletterdheid wijst op de mogelijke benutting van O&O-fondsen bij het aanbieden van cursussen. Informatie - Website www.maxgoote.nl onderdeel woordenboek, onderdeel adresgegevens O&O - Website www.agentschapszw.nl onderdeel extra, info over O&O-fondsen
Europees Sociaal Fonds Omschrijving
De Europese Unie stelt via het Europees Sociaal Fonds in de periode 2007 - 2013 middelen beschikbaar om de werkloosheid te bestrijden. Voor Nederland is jaarlijks een bedrag beschikbaar van ongeveer € 250 miljoen. Gemeenten kunnen ESF-financiering aanvragen. De subsidie wordt aangevraagd via het agentschap SZW De doelstelling van ESF is het tegengaan van werkloosheid. Er zijn drie prioriteiten vastgesteld:
24
-
activering werkzoekenden en arbeidsgehandicapten inzetbaarheid van de beroepsbevolking leven lang leren in het beroepsonderwijs
De projecten kunnen zich richten op werklozen, op werknemers die met werkloosheid bedreigd worden en op 'positieverbetering' ofwel het bevorderen van de blijvende inzetbaarheid van werknemers. Vanuit de doelstellingen van de ESF-regeling is het denkbaar dat een cursus laaggeletterdheid voor subsidie in aanmerking komt. De bijdrage aan het verbeteren van arbeidsmarktkansen of blijvende inzetbaarheid van deelnemers moet dan wel duidelijk zijn. Looptijd Tot en met 2013 Doelgroep Samenwerking van gemeenten, scholingsaanbieders en bedrijfsleven Aanvrager Gemeente namens een samenwerkingsverband Subsidiebijdrage Bij ESF is altijd sprake van co-financiering. ESF vergoedt maximaal 50% van de kosten. De gemeente moet de aanvraag indienen bij het Agentschap van het ministerie SWZ. Bij gebruikmaking moet aan diverse administratieve en procedurele voorwaarden worden voldaan. Het gaat bijvoorbeeld om de opzet van het project en de deelnemersadministratie. Ook moet worden voldaan aan Europese aanbestedingsregels.
Opmerkingen De regeling is interessant voor de grotere bedrijven en bedrijven die zelf ervaringen hebben met de subsidie of die samenwerken met een partner die ervaring heeft. De regeling kent namelijk stevige administratieve vereisten. Informatie Website www.agentschapszw.nl
No risk polis werkgevers Omschrijving De overheid zet dit instrument in om het aantrekkelijker te maken om jongeren in een leerbaan te laten werken. Doel is om meer jongeren aan een leerbaan op MBO-niveau l en 2 te helpen. De no risk polis dekt voor werkgevers het risico van loondoorbetaling als jongeren ziek worden.
25
Looptijd l juli 2006 -1 oktober 2007 (proefperiode) Doelgroep Jongeren tot 23 jaar op leerbaan MBO-niveau l en 2 Aanvrager
Werkgever die jongeren een leerbaan aanbiedt
Subsidiebijdrage De gemeente betaalt de loonkosten aan de werkgever door, eerste jaar volledig en tweede jaar 70%. Werkgevers zijn de eerste 2 maanden vrijgesteld van WAO-premie. Opmerkingen Geen. Informatie Website www.jeugdwerkloosheid.nl onderdeel werkgevers, onderdeel 2e kans beroepsonderwijs.
Afdrachtvermindering onderwijs EVC Omschrijving
Deze afdracht valt binnen de eerder beschreven Wet vermindering afdracht (WVA) onderwijs. Dit toegevoegde onderdeel bewerkstelligt dat een werkgever die voor zijn werknemer een EVC-procedure betaalt, recht heeft op een afdrachtvermindering van €300. Looptijd Start l januari 2007, einddatum niet bekend Doelgroep Werknemer op LBO/VMBO-niveau die via een EVC-procedure werkervaring kan omzetten in MBO-diploma Aanvrager Werkgever Subsidiebijdrage
€ 300,- per EVC-procedure Opmerkingen
Het budget is voldoende voor de uitvoering van 25.000 EVC-procedures.
26
De afdrachtvermindering is alleen interessant bij een duidelijke koppeling van een taalcursus aan een algemeen opleidingstraject. De regeling draagt niet specifiek bij aan scholing van laaggeletterdheid. Ook is de regeling pas interessant als het op grote schaal wordt toegepast (grote groep werknemers). Informatie Nog niet bekend.
Individuele Leerrekening Omschrijving
Een individuele leerrekening is een persoonsgebonden budget dat werkenden en werkzoekenden mogen besteden aan scholing. In 2005 startte de projectdirectie Leren & Werken met experimenten met individuele leerrekeningen voor laagopgeleide werknemers. Er is een subsidieregeling voor lager opgeleiden ontwikkeld, die op 10 augustus 2005 werd gepubliceerd in de Staatscourant. Looptijd
Het experiment zal lopen van l december 2005 tot en met 30 november 2007 Doelgroep Laaggeschoolde volwassenen Aanvrager Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door en verstrekt aan het bestuur van een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Subsidiebij drage Op de leerrekening van de betrokken werknemer wordt 1000,- euro gestort (500,- euro overheid en 500,- euro O&O-fonds). De rekeningen lopen tot en met 29 februari 2008. Opmerkingen
De uitvoering loopt via Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen. Vijf O&O-fondsen doen mee: - Stichting Opleidingsfonds Levensmiddelenindustrie - Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid (fonds voor de Sector Agrarisch en Groen) - Centrum Natuursteen AGF (Aardappelen, Groenten en Fruit) Centrum voor kennis en ontwikkeling - Stichting Opleidingsfonds SVGB. Vier fondsen gaan uit van 400 deelnemers en l fonds van 250 deelnemers.
27
Informatie Website www.leren-werken.nl onderdeel projecten, onderdeel individuele leerre-
-
kening Website www.Cinop.nl/projecten/leerrekening/
Arbeidsmarktbeleid lokale overheid Omschrijving
De overheid voert arbeidsmarktbeleid om de arbeidsparticipatie en het opleidingsniveau van de beroepsbevolking te verhogen. Op provinciaal, regionaal en lokaal niveau zijn er vaak programma's en stimuleringsactiviteiten om werknemers te scholen met eventuele financieringsmogelijkheden. Het is voor een werkgever interessant om na te gaan welke mogelijkheden er zijn. Dit kan door contact op te nemen met de provincie, gemeente of Kamer van Koophandel.
Verklarende woordenlijst BBL EVC
Startkwalificatie VMBO MBO OCW WEB ROC O&O WVA ESF SZW
Beroeps Begeleidende Leerweg; combinatie van leren en werken. Erkenning van Verworven Competenties. Methode om eerder verworden competenties zichtbaar te maken en te erkennen. Voor de werkgever is EVC een manier om het talent van medewerkers in het bedrijf optimaal te waarderen en te benutten. EVC maakt het mogelijk efficiënter om te gaan met scholingsgelden. Het minimale onderwijsniveau dat nodig is om kans te maken op duurzaam werk. Een startkwalificatie is een havo of vwo-diploma of een mbo-diploma vanaf niveau 2. Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs Middelbaar Beroeps Onderwijs Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Wet Educatie en Beroepsbevolking Regionaal Opleidings Centrum Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen Wet Vermindering Afdrachtbelasting Europees Sociaal Fonds Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
28
29
Bijlage 5
Literatuurlijst Actieplan Leven Lang Leren, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, november 2004
Iedereen kan leren lezen, Inspectie van het Onderwijs, september 2006 Laaggeletterd in het werk, Stichting Lezen & Schrijven, maart 2006
Naar brede en duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, aanbevelingen over scholing en employabilitybeleid, Stichting van de Arbeid, maart 2006 Op weg naar een meer productieve economie, Stichting van de Arbeid, januari 2005 Stil vermogen, een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid, H. Maassen van den Brink en W. Groot (in opdracht van de Stichting Lezen & Schrijven), september 2006
''Van A tot Z betrokken': Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, november 2005