Toekomst voor Israël || Joël 2:15-27 God heeft zijn eigen eer aan Israël verbonden Als je het nieuws een beetje volgt rond Israël en het Midden Oosten, dan merk je ongetwijfeld dat het een explosieve situatie is. Van alle kanten wordt Israël bedreigd. Eigenlijk mag het land niet bestaan en er klinken af en toe oproepen om Israël de zee in te drijven, om het van de kaart te vegen, uit de geschiedenis weg te vagen. Is er nog toekomst voor Israël? Veel christenen zitten een beetje met Israël in hun maag. Ergens voel je wel dat Israël iets met ons geloof te maken heeft, want het is het volk van de Bijbel – maar aan de andere kant… Je kunt toch niet alles goedkeuren wat Israël doet? Gaan ze wel goed om met de Palestijnen die ook in het oude land Kanaän wonen? En hoe zit het met de mensenrechten over en weer? Tja, veel christenen vinden het een lastig probleem. Wat moeten we met Israël? Zien wij eigenlijk nog toekomst voor Israël? Vandaag wil ik verder gaan met de prekenserie over het Bijbelboekje Joël. In het gedeelte dat we gaan overdenken, zullen we een spannende ontdekking doen, die je hopelijk zal helpen om een Bijbels antwoord te geven op die indringende vraag: “Is er toekomst voor Israël?”
Lezen Joël 2:15-27 De profeet: Blaas de ramshoorn op de Sion, kondig een vastentijd af en roep op tot een plechtige samenkomst. Breng het volk bijeen, laat heel Israël zich reinigen. Breng de oude mensen tezamen, verzamel de kinderen, ook de kleintjes aan de borst. Laat de bruidegom opstaan van het bruidsbed, laat zijn bruid het slaapvertrek verlaten. Priesters, dienaren van de HEER, hef een smeekbede aan in de tempel, tussen altaar en voorhal: ‘Ach HEER, spaar uw volk, uw eigendom, geef het niet prijs aan spot en hoon van andere volken. Waarom zouden zij mogen schimpen: “En waar is nu hun God?”’ Dan zal de HEER het opnemen voor zijn land en zich ontfermen over zijn volk. De HEER geeft zijn volk dit antwoord: JHWH: Ik zal jullie weer overvloedig voorzien van koren, wijn en olie. Ik zal jullie niet meer prijsgeven aan de spot van andere volken. Ik zal jullie bevrijden van de vijand uit het noorden, ik zal hem verdrijven naar een dor en woest land. Ik zal hem uiteenslaan naar het oosten en naar het westen, en hem de zee in drijven. Dan zal een stank opstijgen, de geur van bederf stijgt op van hem die zulke grote daden deed. De profeet: Wees niet bang meer, akkers, barst uit in gejubel, want de HEER doet grote daden! Wees niet bang meer, dieren van het veld, want een kleed van groen bedekt de woestijn, de bomen dragen volop vrucht, vijgenboom en wijnstok geven hun rijkdom. En jullie, kinderen van Sion, wees blij en barst uit in gejubel om de HEER, jullie God, want hij geeft regen om je te verkwikken, hij laat de regen overvloedig op je neerdalen, vroege regen en late regen, elk op de juiste tijd. De dorsvloeren liggen weer vol met graan, de perskuipen lopen over van wijn en olie. JHWH: Ik zal jullie schadeloosstellen voor de oogst van jaren die door al die zwermen sprinkhanen is opgevreten, door mijn grote leger, dat ik op jullie had afgestuurd. Je zult weer volop te eten hebben, meer dan genoeg, en je zult de naam van de HEER, je God, prijzen, want ik heb wonderbaarlijk met jullie gehandeld; nooit zal mijn volk weer te schande gemaakt worden. Dan zullen jullie inzien dat ik in Israëls midden ben, dat alleen ik, de HEER, jullie God ben; nooit zal mijn volk weer te schande gemaakt worden.
1
Terugblik De profetie van Joël begon angstaanjagend en onheilspellend met een sprinkhanenplaag gecombineerd met grote droogte. Een enorme ramp, die het leven totaal op z’n kop zette. Geen eten meer, geen drinken, stervende dieren, een dorre aarde… Joël zag daarin een waarschuwing om niet te leven alsof er niets aan de hand is en het leven z’n gangetje wel gaat. Want voordat je het weet, vergeet je van Wie al die zegen komt. Daarom waarschuwt Joël: wie nu al zo schrikt van een ramp, zal straks helemaal geschokt zijn als de Dag van de Heer komt. Dat is de dag dat Hij zichtbaar en merkbaar voor iedereen alle macht zal hebben. God nodigt zijn volk via Joël uit om dicht bij Hem te blijven en niet te leven alsof het allemaal wel goed zat. Israël was namelijk ingedut, dacht dat het met hen wel goed zou komen. Ze leefden zelfgenoegzaam, in een heerlijke roes. Maar dan die schokkende ontdekking: we zijn God vergeten en we staan – als er een ramp gebeurt – met lege handen. Geen graan, geen jonge wijn meer. Niet voor ons eigen levensonderhoud, maar ook niet meer om God te danken. Dat was eigenlijk hun zonde: Israël was vergeten om God te bedanken als de Gever van alle voorspoed. Door de ramp werd duidelijk, dat Gód uiteindelijk tekort was gekomen!
Iedereen betrokken – hoogste prioriteit Opnieuw klinkt dan het indringende geluid van de ramshoorn. Oproepend: kom allemaal naar de Sion, de berg waar God troont te midden van zijn volk. Iedereen moet zich reinigen en dan komen, niemand uitgezonderd. Van oude mensen tot jonge kinderen, zelfs de baby’s moeten mee, zodat hun moeders ook kunnen komen. Terugkeren naar God is dus een zaak van iedereen, dat mag je jong al leren! Het heeft ook de hoogste prioriteit, dat zie je aan de oproep dat zelfs de pasgetrouwden moeten komen. Al leven ze terecht in de roes van de wittebroodsweken – met alleen maar aandacht voor elkaar en hun jonge geluk – toch moeten ook zij naar de tempel komen. Door de ramp was Israël teruggeworpen op het fundament van het bestaan. En dat fundament was de zegen en trouw van God. (Zie Deuteronomium 7:7-13) Je ziet het zo vaak en misschien heb je het zelf ook wel eens ervaren: pas als alle menselijke zekerheden wegvallen, keren mensen zich naar God. Het volk geeft gehoor aan de oproep van vers 13 en 14: Niet je kleren moet je scheuren, maar je hart. Keer terug tot de HEER, jullie God, want hij is genadig en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. Misschien herroept hij zijn vonnis, komt hij erop terug en laat hij toch iets van zijn zegen over, zodat jullie weer graan en wijn kunnen offeren aan de HEER, jullie God.
De plaats van de priesters Als het hele volk zo compleet aanwezig is, moeten de priesters gaan bidden, smekend om redding. Bidden en voorbede doen is bij uitstek een priesterlijke taak. Nu gaan de priesters daarin voor namens het volk. Je zou er overheen lezen, maar de plek waarop zij staan zegt toch ook wel iets. De priesters moeten namelijk gaan staan tussen altaar en voorhal. Ze staan dus met hun gezicht gericht naar de tempel, met z’n twee zuilen. De zuilen hadden elk een naam. De linkerzuil heette “Boaz”, dat betekent “in Hem is macht”, de rechterzuil had als naam “Jachin” en dat betekent “JHWH grondvest”. Twee zuilen die getuigen over de God van Israël: Hij is de Machtige, het fundament onder Israël. Dat is wat de priesters in het oog houden, ze richten hun blik op Gods zichtbare aanwezigheid, op zijn macht en het fundament onder het bestaan van Israël. En achter hen staat het grote brandofferaltaar. Daarop werden de brandoffers gebracht om vergeving te vragen voor de zonden. Een offerdier werd in het geheel verbrand om uitdrukking te geven aan de totale toewijding aan God. Het dier sterft in plaats van de zondaar. Het gaat volledig in rook en vlammen op als complete overgave aan God. Zo laat de offeraar zien dat hij beseft dat hij door zijn zonde de dood verdient. Maar door het plaatsvervangende offer mag hij blijven leven. Dat is genade van God en daarom wil de offeraar zich weer helemaal aan God toewijden.
2
Het gebed van de priesters Met de rugdekking van dat altaar, dat spreekt van verzoening en van totale overgave, smeken de priesters namens het volk om genade. Maar het is wel een vreemd gebed… Wat zou jij bidden als je zo’n ramp was overkomen met sprinkhanen en droogte…? Wat zou jij bidden als je besefte, dat je door een nonchalante levenshouding God te kort had gedaan? De priesters bidden niet om vergeving en ook niet om regen, vruchtbare aarde of een goede oogst. Nee, ze bidden dat God hen spaart voor de spot en hoon van andere volken. En ze doen dat met een beroep op de eer van God: “Heer, wij zijn uw eigendom, laat niet toe dat andere volken ons bespotten en daarmee suggereren dat U niet bestaat of dat U onmachtig bent!” Zo verbinden ze de eer van het volk aan de eer van God. Hij is toch de God van Israël? Als Israël te gronde zou gaan, zal men ook God bespotten! Het is eenzelfde voorbede als Mozes uitsprak, toen God Israël wilde vernietigen vanwege hun zonde met het gouden kalf in de woestijn. Ook toen deed Mozes een beroep op Gods eigen eer. En JHWH liet zich verbidden! 1
De verrassing In vers 18 van Joël 2 komt dan het verrassende antwoord van de JHWH op zo’n smeekbede: Hij laat het afvallige Israël niet in de steek, maar Hij gaat het opnemen voor zijn land en zich ontfermen over zijn volk. Let op: niet ‘het land en het volk’, maar ZIJN land en ZIJN volk. God laat zich verbidden met een beroep op zijn trouw aan de aartsvaders Abraham, Izaäk en Jakob. Aan hen had Hij het land in bezit gegeven (Genesis 12:7) . Aan hun nakomelingen had Hij zich verbonden met een eeuwig verbond. (Genesis 17:7-8) Daarom keert God in antwoord op het berouwvolle gebed van de priesters alles om. Er zal weer koren, wijn en olie in overvloed zijn. Maar meer nog: God zal alle vijandschap tegen Israël vernietigen, zodat geen enkel volk nog kan kwaadspreken van Gods volk. Alles wat bedreigend was wordt weggevaagd, alles wat vernietigd was wordt hersteld! Tot vijf keer toe staat er in de NBV ‘Ik zal… Ik zal… Ik zal… Ik zal… Ik zal…’. Als dat geen garantiebewijs is! In dat ‘Ik zal’ zit als het ware Gods eigen naam verborgen: Ik ben die Ik ben, die Ik was en die Ik zal zijn. God verbindt zijn eigen naam en eer aan het voortbestaan van land en volk! Dat wordt zichtbaar in het herstel van de akkers, het gras dat de dorre grond zal bedekken, de dieren die er weer vrolijk rondhuppelen, de vruchten aan de bomen en de wijnstok, de broodnodige regens in voor- en naseizoen. God keert verdriet en wanhoop om in blij gejuich en hoop. Joël zingt het uit bij die geweldige beloften van God! Dan spreekt God weer: Hij gaat Israël schadeloos stellen voor de zware verliezen van de afgelopen jaren van hongersnood en sprinkhanenplagen. Zo is God: meer dan overvloedig met zijn zegen, wanneer er oprechte bekering is. Maar wat is het doel van dat herstel? Allereerst dat God ook schadeloos gesteld wordt, voor al die jaren dat Hij is vergeten als Gever van zegen. Israël zal de naam van JHWH, hun God, weer prijzen omdat Hij zo’n grote en machtige God is. En bovenop het herstel van de schade komt het herstel van de schande: nooit zal mijn volk weer te schande gemaakt worden. Dan zullen jullie inzien dat Ik in Israëls midden ben, dat alleen Ik, JHWH, jullie God ben; nooit zal mijn volk weer te schande gemaakt worden. Daar zie je het opnieuw: God heeft zijn eigen positie en eer verbonden aan de positie en eer van Israël. Wat een ontdekking, dat God de erkenning van zijn macht koppelt aan het voortbestaan van Israël… Dat Israël in de wereldgeschiedenis nog nooit is weggevaagd, is onlosmakelijk verbonden met het feit dat JHWH hun God is. Velen hebben geprobeerd om Israël uit te roeien, denk maar aan Haman, Hitler en Arafat. En nóg wordt het geprobeerd, denk maar aan Ahmedinejad en de vele politieke tegenstanders van de staat Israël, die Israël van de kaart willen vegen en in zee willen drijven, weg uit het land. Maar op grond van de beloften in de Bijbel durf ik te zeggen: dat zal ze nooit lukken, want de Allerhoogste God heeft zichzelf aan zowel het land als aan het volk verbonden.
3
Israël en de kerk Wanneer wij JHWH willen erkennen als onze God, dan is dat niet los verkrijgbaar zonder de unieke positie van zijn volk Israël te erkennen. En dat is voor veel christenen moeilijk te begrijpen en te aanvaarden. ‘Israël heeft toch afgedaan? God is toch met de kerk verder gegaan?’ O ja, waar staat dat dan in de Bijbel? Israël heeft zo váák afgedaan voor God, door te zondigen, door Hem te vergeten, door regelrecht tegen zijn geboden in te gaan. Israël is echt geen volk van zondeloze heilige boontjes! Maar nooit heeft God het volk voorgoed verstoten. Ondanks de ontrouw van Israël is God altijd trouw gebleven. Paulus legt in Romeinen 11 uit, dat Israël slechts tijdelijk door God aan de kant is geschoven, zodat de heidenen konden worden gered. Net zoals je een stout kind naar de kamer boven stuurt: “Ga maar weg, uit mijn ogen,” zeg je dan als vader of moeder. Maar het stoute kind blijft ondanks de straf en je boosheid toch nog steeds je kind!? Ook daar boven op z’n kamer! Je zult het op een gegeven moment toch weer naar beneden roepen en in je armen sluiten. Niemand van ons zal het kind verstoten en buiten op straat een ander, leuker en gehoorzamer kind zoeken om dat bij je in huis te nemen… Dan doet de Hemelse Vader dat zeker ook niet! Paulus zegt het duidelijk: God heeft zijn volk, dat Hij al van tevoren uitgekozen heeft, niet verstoten. … door hun overtreding konden de heidenen gered worden en daarop moesten zij afgunstig worden. Maar als hun overtreding al een rijke gave voor de wereld is en hun falen een rijke gave voor de heidenen, hoeveel rijker zal dan de gave zijn wanneer zij zich allen hebben bekeerd. Ik spreek nu tot degenen onder u die uit heidense volken komen. … Er is, broeders en zusters, een goddelijk geheim … slechts een deel van Israël werd onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden. Dan zal heel Israël worden gered… God blijft hen liefhebben omdat Hij de aartsvaders heeft uitgekozen. De genade die God schenkt neemt Hij nooit terug, wanneer Hij iemand roept maakt Hij dat niet ongedaan. (uit Romeinen 11)
Toekomst voor Israël! Ik begon deze preek met die dringende vraag: “Is er nog toekomst voor Israël?” Mijn antwoord is ‘Ja!’ Want God heeft zichzelf aan dit volk verbonden – ongeacht wat wij ook van Israël als politieke staat en van het Joodse volk mogen vinden. God heeft al sinds de zondeval van Adam en Eva een plan om de wereld te redden. Als we de profetieën in het oude testament serieus nemen, dan ontdekken we dat dit reddingsplan niet stopt bij de kerk. Christenen hebben soms de neiging om in een soort roes van vanzelfsprekendheid te leven: wij zijn gered door ons geloof in Jezus, ons eeuwig leven is zeker gesteld. De Kerk is het Koninkrijk van God en dat is het einddoel van Gods plan. De heilsgeschiedenis stopt dan bij de kerk. Maar als je zo denkt, maak je van God haast een ‘loser’: omdat Israël de opdracht om de wereld van God te vertellen niet kon waarmaken, heeft God in zijn onmacht en teleurstelling maar een ander volk gekozen, de kerk. Maar dan vergeet je dat het Oude Testament vol staat van herstelbeloften, van Gods verbond met Israël en zijn eeuwige trouw. God blijkt daarin geen ‘loser’ te zijn, maar de uiteindelijke overwinnaar! Bedenk trouwens, dat Jezus niet alleen Heer van de Kerk is, maar ook en vooral de Koning van Israël. Jezus kwam zelfs in de eerste plaats voor zijn eigen volk en niet voor de heidenen: Jezus week uit naar het gebied van Tyrus en Sidon. Plotseling klonk de roep van een Kanaänitische vrouw die uit die streek afkomstig was: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! (Deze vrouw herkende Jezus dus als Herder-Koning!) Mijn dochter wordt vreselijk gekweld door een demon.’ Maar Hij keurde haar geen woord waardig. … Hij antwoordde: ‘Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk van Israël.” (Matteüs 15:21-24) Na zijn opstanding sprak Jezus veertig dagen lang met zijn leerlingen over het Koninkrijk van God. De discipelen zagen hun Jezus als de koning van Israël, want ze vroegen na al dat onderwijs: Heer, gaat U dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen? (Handelingen 1:3-7)
4
Het voorbestaan van Israël heeft dus alles te maken met de komst van het Koninkrijk van God. Als Jezus terugkomt, zal Hij komen als Herder-Koning van Israël, als hun Messias, de Gezalfde, de Zoon van David. Als Jezus terugkomt is dat in de stad van de Koning, Jeruzalem! Dan zullen alle volken letterlijk zien, dat God in het midden van Israël is en dat alleen JHWH God is. Er is dus een geweldige toekomst voor Israël. God staat zelf met zijn trouw en verbond borg voor dit volk – zelfs als het volk niet trouw en toegewijd is. Er zal een tijd komen, dat Hij het zal opnemen voor zijn land en zich ontfermen zal over zijn volk. Tot die tijd hoeven we echt niet te vinden dat Israël foutloos is. Je hoeft het niet in alles met de politiek van Israël eens te zijn. En je hoeft je ogen niet te sluiten voor het feit dat veel Israëli’s ongelovig zijn. Maar vergeet nooit dat hun Gód altijd trouw is, ook en juist wanneer mensen falen. Dat hebben wij toch ook ervaren, door ons geloof in Jezus? Jezus stierf niet voor goede mensen, maar voor mensen die falen, steeds weer. Ook Israël heeft de Messias nodig om terug te keren tot God. Straks zal Hij komen: de Messias, de Koning van Israël.
Onze positie t.o.v. Israël Wij mogen God aanroepen om zijn volk Israël te redden. Hij gaat zijn Koningschap en macht bewijzen door dit volk, zoals Hij in de geschiedenis al vaker heeft bewezen. Geen enkel volk op aarde heeft het recht om Israël te bespotten of te minachten. Integendeel, we zijn geroepen om Israël te zegenen. (Genesis 12:3) We worden opgeroepen om te bidden voor de vrede van Jeruzalem. (Psalm 122:6) Als we in het Onze Vader bidden ‘Uw koninkrijk kome…’, neem je dan vanaf nu ook Gods plan met Israël mee in je gebed? Bidden, voorbede doen, zegenen – bij uitstek priesterlijke taken. Petrus schrijft in zijn eerste brief aan christenen dat zij priesters zijn: Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn. (1 Petrus 2:5b) Geestelijke offers zijn dankoffers van lof voor Gods grootheid en goedheid. En is een geestelijk brandoffer wanneer we onszelf helemaal aan God toewijden. Maar zouden we als priesters ook niet een smeekbede mogen aanheffen?
Biddende priesters tussen brandofferaltaar en voorhal Ik wil jullie uitdagen om als priesters je plaats in te nemen: dáár als het ware te gaan staan – tussen brandofferaltaar en de voorhal. Het brandofferaltaar verwijst dan naar de totale overgave van het geofferde Lam Jezus, de Joodse Messias. De voorhal verwijst naar de plaats waar God troont. Wij staan als Gemeente van Christus tussen het moment van Jezus’ kruisdood en de tijd dat we Gods hemelhuis mogen binnengaan. Vanuit die priesterlijke positie richten we ons met de rugdekking van het verzoenend offer van Jezus tot God in de hemel om voorbede te doen voor zijn volk: Ach JHWH, spaar uw volk, uw eigendom, geef het niet prijs aan spot en hoon van andere volken. Waarom zouden zij mogen schimpen: En waar is nu hun God?
Het gaat om Gods heilige naam Er is toekomst voor Israël, want God heeft zijn eigen eer aan dit volk verbonden. We mogen met de profeten uitzien naar de tijd dat God het voor zijn land en volk zal opnemen. Een zaak staat Bijbels gezien pas vast op de verklaring van twee of drie getuigen. Daarom sluit ik af met deze bevestigende woorden van de profeet Ezechiël: Dit zegt God, de HEER: Ik zal ingrijpen, volk van Israël – niet omwille van jou, maar omwille van mijn heilige naam, die je hebt ontwijd bij de volken waar je gekomen bent! Ik zal mijn grote naam, die door jullie bij die volken is ontwijd, weer aanzien verschaffen. Die volken zullen beseffen dat Ik de HEER ben – spreekt God, de HEER. (Ezechiël 36:22-23) 2
Amen Soest, 3 oktober 2010 (Israëlzondag)
5
1
Vanuit datzelfde beroep op Gods macht en Koningschap draagt de profeet Jesaja zijn lezers op om God aan te roepen: Jullie die een beroep doen op de HEER, gun jezelf geen rust en gun Hem evenmin rust, totdat Hij Jeruzalem weer heeft gegrondvest en haar roem op aarde heeft bevestigd. (Jesaja 62:6-7)
2
De woorden van Ezechiël zijn deels al verrassend actueel en zullen deels in de nabije toekomst vervuld worden. Ze ondersteunen en bevestigen wat Joël in ons Bijbelgedeelte profeteert: Het gaat om Gods naam Dit zegt God, de HEER: Ik zal ingrijpen, volk van Israël – niet omwille van jou, maar omwille van mijn heilige naam, die je hebt ontwijd bij de volken waar je gekomen bent! Ik zal mijn grote naam, die door jullie bij die volken is ontwijd, weer aanzien verschaffen. Die volken zullen beseffen dat ik de HEER ben – spreekt God, de HEER. Terugkeer naar het land Ik zal ze laten zien dat Ik heilig ben; Ik leid jullie weg bij die volken, Ik breng jullie bijeen uit die landen en laat je naar je eigen land terugkeren. Geestelijk herstel (zie Joël 3) Ik zal zuiver water over jullie uitgieten om jullie te reinigen van alles wat onrein is, van al jullie afgoden. Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. Ik zal jullie mijn geest geven en zorgen dat jullie volgens mijn wetten leven en mijn regels in acht nemen. Herstel van het land Jullie zullen in het land wonen dat ik aan je voorouders gegeven heb, jullie zullen mijn volk zijn en ik zal jullie God zijn. Ik zal jullie redden van alles wat je onrein maakt, ik zal het koren bevelen overvloedig te groeien en nooit meer een hongersnood op jullie afsturen. De bomen zullen overvloedig vrucht dragen en de akkers zullen een rijke opbrengst geven; jullie zullen niet meer door andere volken worden bespot omdat jullie honger lijden. (Ezechiël 36:22-30)
6