Toegang jeugdhulp en onderwijs: samenwerking tussen samenwerkingsverbanden PO en VO en gemeenten Regio Gooi & Vechtstreek 1. Inleiding Per 1 januari worden de gemeenten verantwoordelijk voor (bijna) alle vormen van jeugdhulp. Onderdeel van de Jeugdwet is dat gemeenten en onderwijs hun beleidsplannen op elkaar afstemmen. In artikel 2.2. lid 3 staat: ‘Het plan wordt, voor zover het de afstemming van en effectieve samenwerking met het onderwijs betreft, niet vastgesteld dan nadat over een concept van het plan op overeenstemming gericht overleg heeft plaatsgevonden met het samenwerkingsverband.’ Gemeenten en de samenwerkingsverbanden hebben het genoemde ‘op overeenstemming gericht overleg’ gevoerd op 1 september 2014. Tijdens dit overleg is een ontwikkelagenda overeengekomen waar als prominent onderwerp de toegang tot jeugdhulp en onderwijsondersteuning is opgenomen. Dit stuk bevat een voorstel voor de wijze waarop gemeenten en onderwijs gezamenlijk vragen rondom toegang tot jeugdhulp en onderwijsondersteuning gaan invullen. Par. 2 geeft in kort bestek weer welke zorg en ondersteuning gemeenten vanaf 2015 kunnen inzetten voor jeugdigen en gezinnen en welke voorziening in onderwijsondersteuning onder de verantwoordelijkheid van de samenwerkingsverbanden vallen. Par. 3 geeft, eveneens in het kort weer, op welke wijze de gemeenten in de Gooi en Vechtstreek de toegangstaak willen invullen. Par. 4 benoemt de uitgangspunten die gemeenten en onderwijs delen, als het gaat om ondersteuning van leerlingen. Par.5 gaat in op de onderwerpen casusoverleg, zorgtoeleiding, zorgafstemming en consultatie (preventie en signalering). Onder deze noemers onderscheiden we een aantal manieren waarop onderwijs en gemeenten zich tot elkaar moeten gaan verhouden. Par. 6 gaat in op de regie, afstemming en overdracht.
1
2. Verantwoordelijkheid van gemeenten en
samenwerkingsverbanden Gemeenten en Jeugdwet De gemeente wordt per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor jeugdhulp en het zogeheten gedwongen kader. Onder jeugdhulp valt: Ambulante jeugdhulp Gericht op gezinnen met kinderen, die problemen hebben zoals spijbelen, ruzie met ouders of een lichte depressiviteit. De hulp wordt thuis geboden. Jeugd-ggz De jeugd-ggz (geestelijke gezondheidszorg) biedt hulp aan kinderen en jeugdigen met een psychische aandoening die zo ernstig kan zijn, dat zij hierdoor in hun ontwikkeling worden bedreigd. Ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) De behandeling van kinderen met ernstige dyslexie, waarbij geen sprake is van een andere ontwikkelingsstoornis die belemmerend werkt op de dyslexiebehandeling. Jeugd met een beperking Bij jeugd met een beperking gaat het om kinderen en jongeren die tot nu toe op grond van de AWBZ ondersteuning en zorg ontvangen. Nu de AWBZ verdwijnt, komt een deel van deze zeer diverse groep per 1 januari 2015 onder de Jeugdwet te vallen. De gemeenten gaan dan de zorg en ondersteuning (laten) verzorgen. JeugdzorgPlus JeugdzorgPlus is een intensieve vorm van jeugd- en opvoedhulp voor jeugdigen die ernstige gedragsproblemen hebben en zich aan de noodzakelijke behandeling dreigen te onttrekken. JeugdzorgPlus betekent hulp met dwang en drang voor jeugdigen voor wie een 'machtiging gesloten jeugdzorg' is afgegeven door de kinderrechter. Pleegzorg Pleegzorg betekent dat een kind (tijdelijk) in een ander gezin gaat wonen. Als er problemen zijn in een gezin, wordt altijd eerst gekeken of deze thuis op te lossen zijn. Lukt dat niet, dan is pleegzorg een goede optie. Crisisdienst De crisisdienst is 24/7 beschikbaar om in situaties van crisis binnen 2 uur aanwezig te zijn en zorg te dragen voor de veiligheid van betrokken jeugdigen. AMHK Het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling geeft advies aan professionals en inwoners die te maken hebben met huiselijk geweld en kindermishandeling. Het AMHK kan kortdurende hulp inzetten in situaties die acuut onveilig zijn. (Hilversum, Huizen, Blaricum, Laren, Naarden, Muiden en Bussum hebben het AMHK Gooi en Vechtstreek opgericht. Weesp, Wijdemeren en Eemnes sluiten met de Crisisdienst en het AMHK aan in Utrecht (Veilig Thuis).) Residentiële jeugdhulp Residentiële jeugdhulp is hulpverlening waarbij kinderen en jeugdigen, op vrijwillige of gedwongen basis, (tijdelijk) dag en nacht buiten hun eigen omgeving verblijven. Gemeenten worden ook verantwoordelijk voor het gedwongen kader. Hieronder vallen: Jeugdbescherming Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt. Dat gebeurt als een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jeugdige wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet of niet voldoende helpt. 2
Jeugdreclassering Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Als een leerplichtambtenaar proces verbaal opmaakt wegens schoolverzuim kan ook jeugdreclassering toegepast worden. Gemeenten zijn kortom verantwoordelijk voor nagenoeg alle vormen van jeugdhulp en voor het gedwongen kader. Deze verantwoordelijkheid houdt in dat gemeenten deze vormen van hulp moet inkopen en ter beschikking stellen als deze nodig is, maar ook dat gemeenten de regiefunctie uitvoeren; het proces van zorg toekenning monitoren, alsmede verantwoordelijk zijn voor het resultaat van hulp en moeten bijsturen als dit resultaat uitblijft.
Samenwerkingsverbanden De Wet passend onderwijs is op 1 augustus 2014 in werking getreden. Dat betekent dat scholen een zorgplicht hebben: alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, moeten een goede onderwijsplek aangeboden krijgen. Daarvoor werken reguliere en speciale scholen samen in regionale samenwerkingsverbanden. Alle scholen voor regulier en speciaal onderwijs (met uitzondering van instellingen cluster 1 en 2) maken deel uit van een samenwerkingsverband. In totaal zijn er 152 samenwerkingsverbanden: 77 in het primair onderwijs en 75 in het voortgezet onderwijs. Het samenwerkingsverband ontvangt vrijwel al het geld voor de lichte en zware ondersteuning in het onderwijs. Alle samenwerkingsverbanden hebben in een ondersteuningsplan vastgelegd hoe het ondersteuningsaanbod georganiseerd is. De samenwerkingsbanden kunnen de volgende vormen van extra ondersteuning inzetten: Extra ondersteuning op de reguliere school Het gaat hierbij om huiswerkbegeleiding, training van sociale vaardigheden en eventuele andere vormen van (onderwijs)zorg, zoals schoolmaatschappelijk werk. Het kan hierbij ook gaan om specifieke arrangementen voor leerlingen met een visuele, auditieve of communicatieve handicap. Het samenwerkingsverband Unita heeft ingestoken op de ontwikkeling van een ondersteuningsstructuur voor leerkrachten, als onderdeel van handelingsgericht werken. Tijdelijke plaatsing elders Tijdelijke plaatsing op een Orthopedagogisch Didactisch Centrum (OPDC, Rebound, etc.) voor leerlingen die (tijdelijk) niet voldoende geholpen kunnen worden met extra ondersteuning op de reguliere school. Symbiose Leerling maakt gebruikt van regulier onderwijs en - voor een bepaalde aantal uren – van speciaal onderwijs. (Er is ook een vorm van symbiose waarbij een jeugdige onderwijs volgt in een zorginstelling en binnen de schoolmuren; deze vorm van symbiose is vaak lastig in relatie met de leerplicht. ) Speciaal onderwijs Het samenwerkingsverband kan een leerling verwijzen naar speciaal onderwijs, als bovenstaande extra vormen van ondersteuning voor een leerling niet voldoende zijn. De samenwerkingswerkingsverbanden zijn kortom verantwoordelijk voor nagenoeg alle vormen van ondersteuning in het onderwijs. De samenwerkingsverbanden kunnen deze ter beschikking stellen en hebben rondom deze taken ook een regiefunctie: monitoren van effect en bijsturen wanneer nodig.
3
3. Invulling van de toegang door gemeenten in de Gooi en
Vechtstreek De gemeente is verantwoordelijk voor jeugdhulp, maar ook voor het toekennen van voorzieningen en diensten op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en op het gebied van werk en inkomen. Al deze voorzieningen bij elkaar worden ‘individuele maatwerkvoorzieningen’ genoemd. Toegang via uitvoeringsdienst Hilversum, Huizen, BEL, Naarden, Muiden en Bussum organiseren de toegang tot individuele maatwerkvoorzieningen zelf: wanneer een inwoner zowel jeugdhulp, als ondersteuning bij het inkomen nodig heeft, worden beide vragen door de gemeente in samenhang bekeken. Deze gemeenten hebben drie zogeheten gemeentelijke (‘lokale’) uitvoeringsdiensten die deze taak op zich nemen: Bussum (voor Bussum, Naarden en Muiden), Hilversum (voor Hilversum), Huizen (voor Huizen, Blaricum, Laren en Eemnes). De lokale uitvoeringsdiensten richten deze gemeentelijke dienstverlening zodanig in dat dit leidt tot een integrale en vraaggerichte ondersteuning van inwoners. Integraal: een toegang tot jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning en ondersteuning op het gebied van werk en inkomen. Vraaggericht: de noden en behoefte van de inwoners staan centraal. De gemeentelijke dienstverlening werkt volgens het uitgangspunt ‘één klant/gezin - één plan - één regie’. Om het uitgangspunt ‘één klant/gezin - één plan - één regie’ te realiseren, heeft iedere inwoner of gezin die een beroep doet op individuele ondersteuning een vast contactpersoon die met de inwoner nagaat welke ondersteuning nodig is, deze ondersteuning toekent en vervolgens nagaat of de ondersteuning ook geboden wordt met het beoogde resultaat. Het uitoefenen van dit scala van taken is procesregie. De gemeenten organiseren de toegang tot de individuele voorzieningen voor inwoners op integrale wijze. Zij zorgt ervoor dat deze voorzieningen ook geleverd worden, hetzij door de eigen uitvoeringsdienst (in het geval van inkomen en bepaalde arbeidsvoorzieningen), hetzij door gespecialiseerde aanbieders (bijvoorbeeld Wmo-voorzieningen en jeugdhulpvoorzieningen). De gemeente bepaalt in samenspraak met de klant de gewenste ondersteuning, geformuleerd in gewenste resultaten en oplossingsrichtingen. De gemeente stuurt op resultaten en klanttevredenheid. Toegang via sociaal wijkteam In Weesp en Wijdemeren worden sociale wijkteams ingezet: 1 in Weesp en 3 in Wijdemeren. De sociale wijkteams hebben de uitvoeringsregie, de feitelijke uitvoering wordt uitbesteed aan maatschappelijke partners. De teams bestaan uit: Wijkteammedewerkers met kennis op gebied van Wmo/AWBZ Wijkteammedewerkers met kennis op gebied van Participatiewet Wijkteammedewerkers met kennis op gebied van Jeugd De wijkteammedewerkers hebben een vergaand beslissingsmandaat. Taken sociaal wijkteam: Gaat op huisbezoek bij het betreffende huishouden; Kijkt samen met het huishouden wat zij zelf kan doen (zelfredzaamheid) Kijkt samen met het huishouden wat zij binnen het sociaal netwerk kan doen (met hulp van mantelzorgers, familie, buren, vrienden); 4
Kijkt samen met het huishouden welke ondersteuning van algemeen toegankelijke voorzieningen nodig is (vrijwilligerswerk, kerk, welzijnsorganisatie, buurtinitiatieven, CJG, JGZ, etc.); Kijkt samen met het huishouden welke maatwerkvoorzieningen er nodig zijn; Stelt samen met het huishouden het plan van aanpak op; Betrekt de partners van het Plan van Aanpak (maken van zorgafspraken); Bewaakt de voortgang van dit Plan van Aanpak en stelt deze zo nodig bij.
Inwoners komen bij het sociaal wijkteam via het KCC van de gemeente. Professionals, waaronder scholen, leggen direct contact. Het sociaal wijkteam komt in actie in situaties waarbij sprake is van problemen op meerdere leefdomeinen en/of in situaties waarbij sprake is van complexe problematiek. Lichte hulp en ondersteuning, zoals maatschappelijk werk en CJG, blijven in het voorveld vrij toegankelijk. In Weesp en Wijdemeren komt een vast SAVE-team (SAVE=Samenwerken Aan Veiligheid) die taken oppakt in het kader van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Voor kinderen uit Weesp en Wijdemeren moet de leerplichtambtenaar contact opnemen met het SAVE-team en/of de sociale wijkteammedewerker jeugd. Toegang Jeugd en Gezinsteam In Eemnes wordt gewerkt met een Jeugd- en Gezinsteam. Bij dit team kunnen alle Eemnesser ingezetenen, zonder doorverwijzing, terecht. In het team zitten verschillende deskundigen bij wie ouders, kinderen, maar ook professionals terecht kunnen voor hulp, advies en informatie. Het team komt in de plaats van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en de pilot Buurtzorg Jong: Het Jeugd en Gezinsteam is als volgt samengesteld: Maatschappelijk werker Jeugdverpleegkundige Praktische Pedagogische Gezinsbegeleider Bureau Jeugdzorg medewerker Maatschappelijk werker Stichting Mee Taken Jeugd en Gezinsteam: Verbinden van informele met formele zorg; Signaleren; SAVE-team inzetten bij onveilige situaties (inclusief Raad voor de Kinderbescherming); Plan met het gezin/huishouden opstellen; Uitvoering van ambulante ondersteuning, begeleiding en hulpverlening; Toegang regelen en het gezin/de klant toeleiden; Coördinatie van zorg beleggen/uitvoeren; (Gezins)plan monitoren; Specialisten consulteren of laten ‘invliegen’ als dat nodig is. Het Jeugd- en Gezinsteam geeft informatie en advies, verricht hulpverlening/begeleiding en doet toeleiding. Het Jeugd- en Gezinsteam pakt dus alles op wat jeugdgerelateerd is. Indien sprake is/lijkt te zijn van een onveilige situatie, wordt het SAVE-team ingeschakeld. Voor Eemnes, Baarn en Bunschoten is een SAVE-team samengesteld. Het SAVE-team verricht daarnaast jeugdbeschermingstaken (ondertoezichtstelling en jeugdreclassering).
5
Zorgplicht gemeente Gemeenten hebben een zorgplicht. Dit betekent dat behoeften van de inwoners leidend zijn bij de toekenning van individuele maatwerkvoorzieningen en dat het budget daarbij geen rol speelt. Wanneer een inwoner een voorziening nodig heeft om een resultaat te bereiken, dat in de Jeugdwet, Wmo of Participatiewet is vastgelegd, dan moet de gemeente deze voorziening ook bieden, ook als de gemeente deze voorziening heeft verzuimd in te kopen of als het budgetplafond is bereikt.
6
4. Gedeelde uitgangspunten 1. 2. 3. 4. 5.
Er moet regie gevoerd worden op de afstemming tussen onderwijs en gemeente; Terugkoppeling en communicatie zijn voor alle partners vanzelfsprekend; De sociale kaart is voor de scholen up-to-date en helder; De goede contacten met het RBL en JGZ worden gecontinueerd; De samenwerking tussen onderwijs en gemeente is gebaseerd op vertrouwen in elkaars expertise: De school kent de leerling en heeft de eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden voor de zorg voor een leerling optimaal benut. Opschaling vindt plaats wanneer de zorg voor een leerling niet door het onderwijs geboden kan worden. De gemeente vertrouwt op het advies van het ZorgAdviesTeam; het onderwijs vertrouwt erop dat de gemeente in samenwerking met ouders en school de nodige jeugdhulp toekent.
6. De ondersteuningsvraag van leerling en gezin is leidend 7. Niet ‘wat heeft’ de leerling, maar ‘wat heeft hij/zij nodig’ en wat heeft school en thuis nodig is leidend
8. Een integrale aanpak: met elkaar en elkaar versterkend 9. Afspraken over (gezamenlijke) aanpak, evaluatie effectiviteit, monitoring en regie
7
5. Casusoverleg, zorgtoeleiding, consultatie en zorgafstemming Casusoverleg (‘keukentafel-schoolbank gesprek’) Gemeenten en onderwijs moeten overleg voeren op casusniveau wanneer gesignaleerd wordt dat een jeugdige zowel ondersteuning als jeugdhulp nodig heeft en wanneer ouders ondersteuning wensen of hiervoor openstaan. Een dergelijk overleg vindt plaats op verzoek van ouders. In het kader van ‘een jeugdige/een gezin, een plan, een regie’ zal (dus) op individueel niveau overleg gevoerd moeten worden met ouders en/of de jeugdige. Doel hiervan is om tot overeenstemming te komen over de gewenste resultaten om vervolgens tot een plan te komen dat zowel jeugdhulp (en/of andere vormen van ondersteuning via gemeenten) als onderwijsondersteuning kan omvatten. Hierbij zal ook aandacht moeten zijn voor leerlingenvervoer. Situaties waarbij een dergelijk casusoverleg gevoerd moet worden zijn: 1. in het gezin is al jeugdhulp en er wordt onderwijsondersteuning overwogen (of aangevraagd); 2. er is een vorm van onderwijsondersteuning, maar er is ook een vorm van jeugdhulp nodig; 3. er is nog geen hulp, maar er lijkt zowel jeugdhulp als onderwijsondersteuning nodig te zijn; 4. er is (wellicht) alleen jeugdhulp nodig, maar er is op de school ook ondersteuning nodig en het is dat nodig dat de school (in casu de leerkracht) betrokken is bij het plan. Vormgeving Het casusoverleg gemeenten en onderwijs vereist vraagt om een losse vorm. Er zullen in ieder geval drie partijen betrokken moeten zijn: de door de samenwerkingsverbanden gemandateerde professional die onderwijsondersteuning kan inzetten; de gemeenteconsulent die jeugdhulp (en eventueel andere vormen van ondersteuning) van inzetten; de jeugdige en/of de ouders/verzorgers van het kind. Eventueel kunnen andere betrokkenen een rol hebben: de leerkracht, de behandelaar van het kind. Partijen die nog geen rol hebben in de zorg, zijn geen vanzelfsprekende deelnemers (gemeenten willen dienstverlening en hulpverlening zoveel mogelijk scheiden in de toegang). Zowel de gemeente als het onderwijs moet de mogelijkheid hebben respectievelijk de school, dan wel de gemeente te betrekken bij het behandelen van een verzoek van ouders, in die gevallen waarbij er zowel jeugdhulp als onderwijsondersteuning nodig kan zijn (er is kortom sprake van een van de vier onderscheiden situaties). Verder is het van belang dat dit overleg wordt ingericht naar de wensen en mogelijkheden van ouders en de jeugdige. Als deze het bezwaarlijk vinden met een of meerdere professionals een gesprek te voeren, dan moet hier rekening mee gehouden worden. Deze (flexibele) vormgeving betekent dat zowel gemeente als school voor deze vorm van overleg een vast contactadres moeten hebben, die op afroep beschikbaar zijn, dwz binnen een vastgesteld aantal dagen een overleg moet kunnen voeren. Hierbij geldt dat de gemeente alleen zorg kan inzetten voor jeugdigen die in de gemeente wonen (woonplaatsbeginsel) waar de gemeentelijke uitvoeringsdienst voor werkt. Dit betekent dat scholen, met name scholen in het voortgezet onderwijs, met meerdere gemeenten te maken hebben en dus meerdere contactadressen van gemeenten zullen moeten hebben. Voor Weesp en Wijdemeren geldt dat de medewerkers jeugd in de sociale wijkteams contactadres zijn voor de scholen. In Eemnes is een medewerker van het Jeugd- en Gezinsteam het aanspreekpunt voor de scholen. Uitwerking in de vorm van nadere afspraken zal plaats moeten vinden met de samenwerkingsverbanden PO en VO afzonderlijk.
8
Primair onderwijs Voor het PO geldt dat gemeenten kunnen aansluiten bij de MDO structuur. Deze komt erop neer dat het samenwerkingsverband periodiek aanvragen voor een MDO beoordeeld. Bij de toekenning van een MDO zal ook bepaald moeten worden of hierbij ook de gemeente uitgenodigd moet worden. Hiervoor zullen gemeenten en onderwijs criteria moeten opstellen. (Het is de vraag of gemeenten een rol moeten hebben bij het overleg waarbij aanvragen voor een MDO beoordeeld worden. ) Het feitelijk MDO wordt vervolgens door betrokken professionals en de ouders op de school gehouden. Hierbij sluit de gemeente – op uitnodiging van de school aan. Omgekeerd kan het ook zo zijn dat de lokale uitvoeringsdienst, het Jeugd- en Gezinteam (Eemnes) of het sociale wijkteam (Weesp en Wijdemeren) de school uitnodigt, als het voor de jeugdige en het gezin van belang is dat de school goed betrokken is bij het plan (situatie 4). Voortgezet onderwijs Voor het VO geldt vooralsnog dat aangesloten wordt bij de huidige ZAT-structuur. Dit wil niet zeggen dat gemeenten aansluiten bij het ZAT (omdat in de ZAT’s in de regel niet het ‘keukentafelschoolbank’ overleg wordt gevoerd; dwz overleg met ouders erbij). In het ZAT wordt bepaald dat voor een bepaalde jeugdige zowel jeugdhulp als extra onderwijszorg nodig is. Vanuit het ZAT worden vervolgens ouders en gemeente uitgenodigd. De scholen wijzen professionals uit de ZAT’s aan als contactpersonen voor gemeenten. Effectief zal de overlegvorm in het VO, als het gaat om het bepalen van de inzet van maatwerkvoorzieningen en onderwijsondersteuning lijken op het MDO: een casusoverleg met direct betrokkenen geïnitieerd vanuit het onderwijs (of in bepaalde gevallen vanuit de gemeente). Zorgtoeleiding (naar jeugdhulp) Vrijwillig Wanneer de school zich zorgen maakt over de ontwikkeling van een kind en van oordeel is dat een vorm van jeugdhulp profijtelijk zal zijn voor de jeugdige en/of het gezin, dan kan de school verwijzen naar de gemeente, de huisarts of de jeugdarts. Al deze professionals/instanties mogen jeugdhulp inzetten. De gemeente kan daarnaast nog maatschappelijke ondersteuning (begeleiding of persoonlijke verzorging) inzetten of ondersteuning op het terrein van werk en inkomen bieden. Bij kindermishandeling en/of huiselijk geweld Wanneer de school zich zorgen maakt over de thuissituatie van een jeugdige omdat huiselijk geweld en/of kindermisverhandeling wordt vermoed, dan kan de school informatie en advies inwinnen bij het AMHK. De school kan ook een melding doen bij dit AMHK, conform de wet Meldcode. Het AMHK gaat er op af en kan kortdurende interventie inzetten; interventies die er op gericht zijn de situatie snel veilig te krijgen voor de jeugdige; hierbij is er afstemming met de lokale uitvoeringsdienst. Als de situatie voldoende veilig is, wordt de casus overgedragen aan de lokale uitvoeringsdienst, die zo nodig aanvullende vormen van ondersteuning voor jeugdige en gezin inzet. Ouders willen niet Wanneer de school zich zorgen maakt over de ontwikkeling van het kind, zonder dat de veiligheid van het kind in het geding is, maar ouders ervaren geen problemen en/of willen geen hulp, dan kan de school contact opnemen met de lokale uitvoeringsdienst. De lokale uitvoeringsdienst heeft ook een professional in dienst die in dergelijke gevallen contact opneemt en betrokkenen motiveert hulp te aanvaarden. De gemeente kan ook overwegen drang in te zetten. Vormgeving verwijzing ouders, als ouders ondersteuning wensen Het is van belang dat onderwijs en gemeenten een route van verwijzing overeenkomen met het oog op het inzetten van passende hulp. Daarbij wenst de gemeente uit te gaan van de volgende situaties: 9
De school kan de hulp inroepen van de op school werkzame jeugdarts als er een vermoeden is van een gedragsstoornis of psychisch probleem. De jeugdarts kan ouders adviseren, het Consultatie & Advies- team inzetten of doorverwijzen naar de gemeente of doorverwijzen naar jeugdhulp. Is de problematiek licht of beperkt tot de jeugdige en beperkt tot een specifieke levensdomein, dan is verwijzing naar de huisarts ook een goede mogelijkheid. Als een breed plan met brede inzet van hulp nodig is, is de aangewezen weg de gemeente.
Zorgafstemming en consultatie (signalering en preventie) Het onderwijs kent diverse vormen van zorg(afstemmings)overleg. In dergelijke overleggen worden trends, signalen en ook casuïstiek besproken. Bij casuïstiekbespreking gaat het daarbij niet om het met betrokkenen komen tot een plan, maar om consultatie bij problemen met leerlingen, het gezamenlijk kiezen van een aanpak, het delen van informatie, het bespreken van de voortgang, etc. Het gaat hierbij overigens niet per se om leerlingen die jeugdhulp en onderwijsondersteuning ontvangen, maar (ook) om leerlingen die via schoolmaatschappelijk werk ondersteund worden en/of binnen de school van de leerkracht of IB-er extra aandacht hebben. Zorgafstemming wordt vormgegeven door middel van periodieke overleggen met een vaste kern aan deelnemers, waar ouders of jeugdigen in de regel niet betrokken zijn. De insteek is niet alleen curatief, maar vooral ook preventief. Vanuit het onderwijs wordt aangegeven belang te hechten aan de consultatiefunctie. Vormgeving De gemeente wil aansluiten bij de zorgstructuur in het onderwijs als het gaat om genoemde vormen van afstemming en consultatie. Daarbij is het van belang dat deze structuur handelingsgericht is, bijdraagt aan expertiseopbouw, en zich kenmerkt door korte lijnen. Gemeenten zijn op twee onderscheiden manieren aangesloten. In de eerste plaats zijn gemeente aangesloten via door haar gefinancierde partners: RBL, JGZ/CJG en wellicht ook het schoolmaatschappelijk werk (over de bijdrage aan het schoolmaatschappelijk werk moeten gemeenten nog een besluit nemen). Deze professionals maken deel uit van de zorgstructuur in het onderwijs. Deze professionals hebben primair de opgave, samen met het onderwijs, de leerlingen preventief te ondersteunen. Deze professionals hebben direct contact met de gemeentelijke organisatie en kunnen een belangrijk deel van de vragen over jeugdhulp beantwoorden of vragen direct neerleggen bij de gemeente. Daarnaast zal een vaste medewerker (zorgconsulent) van de uitvoeringsdienst van Bussum, Hilversum en Huizen, of een medewerker jeugd uit het Jeugd- en Gezinsteam (Eemnes), of sociaal wijkteam (Weesp en Wijdemeren) gekoppeld worden aan de scholen. Deze professional heeft contacten met de diverse ZAT’s (of soortgelijke teams), uit zowel het VO als PO. Het zal praktisch gezien niet mogelijk zijn dat deze medewerker bij elk overleg zal aansluiten. Er zullen nadere afspraken gemaakt moeten worden over de deelname van deze professional. Privacy Gemeenten en onderwijs zullen nadere afspraken maken rond de uitwisseling van gegevens. Zolang deze afspraken nog niet zijn vastgelegd, wordt gebruik gemaakt van het privacy protocol zoals dat van kracht is bij het gebruik van de Verwijsindex of de zoals het Veiligheidshuis.
10
Ontwikkelagenda De realisatie van een effectieve samenwerking tussen gemeente en school op het gebied van toeleiding tot zorg, maar ook als het gaat om het voorkomen van de noodzaak tot specialistische zorgvormen, is onderwerp van de ontwikkelagenda die gemeenten en onderwijs samen hebben afgesproken. De positie van de ZAT’s, de rol van het schoolmaatschappelijk werk, maar ook de monitoring van de samenwerking van casusniveau is onderdeel van de ontwikkelagenda. Het OOGO wordt periodiek geïnformeerd over de resultaten.
6. Regievoering, afstemming en overdracht Gemeenten en onderwijs moeten nadere afspraken maken rond regie, afstemming en overdracht. In aansluiting op de notitie over de regietaken van AMHK, JB en JR en huisarts, kunnen de regie, afstemmings- en overdrachtstaken van het onderwijs/de samenwerkingsverbanden in relatie tot de lokale uitvoeringsdienst als volgt worden omschreven: Kerntaak: toekennen voorziening onderwijsondersteuning Regietaak: de samenwerkingsverbanden maken met de jeugdige/de ouders een plan. Dit plan is gericht op het passend functioneren van de jeugdige in de school en het realiseren van ontwikkelingsdoelen. De samenwerkingsverbanden bepalen in overleg met de jeugdige de onderwijsondersteuning die nodig is om de overeengekomen doelen/resultaten te realiseren en kent deze ondersteuning ook toe. De samenwerkingsverbanden monitoren of de ondersteuning het beoogde resultaat realiseren. Wanneer dit niet het geval wordt het plan aangepakt, of wordt de uitvoerende partij aangesproken. De lokale uitvoeringsdienst, of Jeugd- en Gezinsteam (Eemnes) of het sociaal wijkteam (in Weesp en Wijdemeren) heeft geen regierol als het gaat om onderwijsondersteuning, maar heeft wel de regie indien jeugdhulp wordt ingezet. Deze regierol betreft: maken van een plan, zorg toekennen, zorgcoördinatie organiseren, monitoren en bijstellen en ook toetsen of betrokken partijen gehandeld hebben conform de afspraken die ze met gemeenten hebben gemaakt. Afstemming rondom regie: Wanneer er zowel onderwijsondersteuning als jeugdhulp wordt ingezet, zijn er in principe twee regisseurs, maar wordt er gestreefd naar één regie. Dit betekent dat onderwijs en gemeente bij iedere casus waarin zowel onderwijsondersteuning als jeugdhulp wordt ingezet, samen met ouders en eventueel andere betrokkenen, een plan opstellen en afspraken maken over sturing, afspreken wie welke rol heeft bij het organiseren van de zorgcoördinatie, het monitoren van de zorginzet en het waar nodig bijstellen van het plan. Afstemmen ten behoeve van het maken van een plan: Wanneer vanuit het onderwijs een plan wordt gemaakt met jeugdige/gezin waarbij onderwijsondersteuning wordt ingezet, wordt standaard nagegaan of de jeugdige /het gezin een vorm van jeugdhulp ontvangt. Wanneer vanuit de gemeente een plan wordt gemaakt met de jeugdige/het gezin, wordt standaard nagegaan of de jeugdige/het gezin een vorm van onderwijsondersteuning ontvangt. Gemeente en onderwijs maken nadere afspraken over de wijze waarop informatie wordt gedeeld (met in achtneming van privacy regels). Overdracht: omdat de taken van onderwijs en gemeenten niet op elkaar aansluiten, zullen er geen jeugdigen/gezinnen overgedragen hoeven te worden.
11