TKM Online, april 2012
TKM- enquête onder ruim 1.400 professionals Het zwarte gat na een melding
Marie-José Linders voor Tijdschrift Kindermishandeling
'Je ziet niet hoe het verder gaat met een kind. Wat gebeurt er? Wat doen hulpverleners? Is er wel meteen hulp? Ik weet het niet...' Bijna 40% van de deelnemers aan de TKM- enquête weet niet wat er gebeurt nadat hij zijn vermoeden van kindermishandeling heeft geuit bij een collega of instantie als het AMK. Terugkoppeling lijkt nauwelijks aan de orde te zijn.
Terugkoppeling na het overdragen van je zorgen om een kind is juist zo essentieel. Uit vakliteratuur blijkt dat de meldingsbereidheid toeneemt als melders vertrouwen hebben in wat er met hun melding wordt gedaan. De enquêtedeelnemers geven ook aan weinig zicht te hebben op de hulp die een kind krijgt. Weten ze dit wel, dan vinden ze de hulp niet altijd toereikend en dat deze langzaam op gang komt.
Ruim 1.400 deelnemers In totaal vulden 1.454 professionals de online enquête in. TKM wilde onder meer weten wat professionals die met kinderen werken doen als zij vermoeden dat een kind mishandeld, misbruikt of verwaarloosd wordt. En zijn ze tevreden over de zorg die mishandelde kinderen en ouders krijgen?
Signaleerders en hulpverleners TKM verspreidde de enquête via sociale netwerken als Twitter, LinkedIn en Facebook en benaderde beroepsorganisaties. De deelnemers kunnen we onderverdelen in een groep signaleerders (63%), een groep hulpverleners (29%) en ‘overig’(8%). De signaleerders werken in de medische sector (huisartsen, traigisten, jeugdartsen, verpleegkundigen), kinderopvang, het onderwijs, bij de politie/reclassering of als huismeester/complexbeheerder. Hulpverleners werken met name in de jeugdzorg. 1 Dit artikel is verschenen in Tijdschrift Kindermishandeling Online www.tijdschriftkindermishandeling.nl Artikelen mogen worden overgenomen met toestemming van de redactie.
TKM Online, april 2012
Hooggespannen verwachtingen De wet Meldcode, die vermoedelijk in 2012 ingaat, was voor TKM ook een van de redenen om de enquête te houden. 77% weet dat de wet er komt, maar zo’n 60% heeft geen idee welke gevolgen de wet heeft voor zijn werk. De verwachtingen over de effecten van de wet zijn hooggespannen.
Verwachtingen over de wet Meldcode: - kindermishandeling wordt eerder gesignaleerd (78%), - professionals werken beter samen (81%), - meer meldingen (76%), - sneller (61%) en betere hulp (60%) voor kinderen en ouders. Maar liefst 54% van de hulpverleners denkt echter dat er geen betere hulp komt, terwijl tot 78% van de signaleerders dit wel verwacht.
Hoop De professionals gaven in hun antwoorden bij open vragen veelvuldig aan dat ze vooral hopen dat de wet Meldcode positieve effecten heeft. Tegelijkertijd plaatsen ze vraagtekens bij de wet. Ze vinden dat het niet om melden alleen moet gaan. En menen dat (de overheid) ook steviger moet inzetten op de preventie van kindermishandeling en er goede en voldoende zorg voor mishandelde kinderen moet zijn: 'Postbus 51 is mooi, maar er is meer nodig'. 'Er moet meer aandacht zijn voor het voorkomen van kindermishandeling'. En: 'Er zijn nu al wachtlijsten, kinderen moeten snel hulp krijgen, ze blijven nu vaak te lang in een traumatiserende situatie'.
Vaak vermoedens Het overgrote merendeel van de respondenten, bijna 80%, vermoedde het afgelopen jaar dat een kind mishandeld werd. En dan gaat het niet om een vermoeden bij één kind; de meesten (56%) maakten zich zorgen om meerdere kinderen. Cijfers die we helaas niet verbazingwekkend kunnen noemen. Recent onderzoek toont aan dat in elke schoolklas gemiddeld één kind zit dat mishandeld, misbruikt of verwaarloosd wordt.
2 Dit artikel is verschenen in Tijdschrift Kindermishandeling Online www.tijdschriftkindermishandeling.nl Artikelen mogen worden overgenomen met toestemming van de redactie.
TKM Online, april 2012
Een vermoeden en dan... Wat doen pedagogisch medewerkers, huisartsen, verpleegkundigen, leraren en anderen als ze vermoeden dat er niet goed voor een kind gezorgd wordt? TKM ze vroeg naar de 5 stappen uit de meldcode:
Stap 1: vastleggen van signalen. - 71% doet leg de signalen schriftelijk vast en 29% doet dit soms of nooit. Het onderwijs lijkt achter te blijven bij het schriftelijk vastleggen van vermoedens. 51% doet dit altijd. 49% soms of nooit. In andere sectoren zijn deze percentages hoger. Variërend van 89% werkzaam bij politie/reclassering die zijn vermoeden altijd vastlegt en tot 73% van de professionals werkzaam in de jeugdzorg.
Stap 2: overleg met collega/raadplegen AMK/SHG. - 89% overlegt met een collega. 11% soms of nooit. - 23% raadpleegt het AMK/SHG. 77% doet dit soms of nooit. - 53% is tevreden over de AMK-adviezen. 11% is ontevreden en 36% heeft er geen ervaring mee. - 28% is tevreden over de adviezen van het SHG. 6% ontevreden. 66% heeft er geen ervaring mee.
Stap 3: met een kind of ouders gesproken over vermoedens. - 36% praat soms met het kind over zijn vermoedens. 49% doet dit nooit. 15% praat altijd met het kind. - 38% praat soms met de ouders. 27% nooit en 35% praat altijd met ouders.
Stap 4: acuut gevaar inschatten voor het kind. - Dit doet 79% altijd. 14% soms en 7% nooit. 3 Dit artikel is verschenen in Tijdschrift Kindermishandeling Online www.tijdschriftkindermishandeling.nl Artikelen mogen worden overgenomen met toestemming van de redactie.
TKM Online, april 2012
Stap 5: beslissen, hulp organiseren of melden. - 52% draagt zijn zorgen over aan een collega. - 16% meldt bij het AMK. - 19% kijkt de situatie aan tot hij meer zekerheid heeft. - 28% spreekt met andere betrokkenen in de omgeving van het kind. - 23% vraagt advies bij AMK/SHG.
Verschillen verklaard Verschillen als 80% heeft een vermoeden van kindermishandeling en 16% meldt bij een AMK, kunnen meerdere verklaringen hebben. Professionals die de zorg om een mogelijk mishandeld kind overdragen aan een collega, doen dit bijvoorbeeld aan een aandachtsfunctionaris. Deze schakelt vervolgens het AMK in. Daarnaast hoeft niet elk vermoeden te leiden tot een melding. Een vermoeden kan ongegrond zijn of een gezin accepteert al hulp.
Praten met het kind Voor sommigen, zoals verpleegkundigen, is dit een taak die ze overdragen aan anderen, zoals een aandachtsfunctionaris. In deze cijfers kan ook meespelen dat sommige respondenten met zeer jonge kinderen werken.
Praten met de ouders Uit onderzoeken blijkt dat vooral in de groep zeer jongere kinderen, 0- tot 4-jarigen, mishandeling vaker voorkomt dan bij oudere kinderen. Juist dan zou je verwachten dat professionals in gesprek gaan met ouders. 38% doet dit soms en 27% nooit. Van de hulpverleners praat 31% soms en 15% nooit met de ouders bij een vermoeden van mishandeling. 54% doet dit wel.
4 Dit artikel is verschenen in Tijdschrift Kindermishandeling Online www.tijdschriftkindermishandeling.nl Artikelen mogen worden overgenomen met toestemming van de redactie.
TKM Online, april 2012
Kijkend naar de verschillende sectoren dan zien we dat bij de signaleerders het volgende beeld: Medisch: - 45% soms in gesprek met ouders. 30% nooit. 25% altijd.
Onderwijs: - 41% soms in gesprek met de ouders. 40% nooit. 19% altijd.
Politie/reclassering: - 52% soms in gesprek met de ouders. 27% nooit. 21% altijd.
Kinderopvang: - 31% soms in gesprek met ouders. 41% nooit. 28% altijd.
Lastig te herkennen Professionals geven aan het soms lastig te vinden kindermishandeling te herkennen en met de ouders te praten: 'De term kindermishandeling wordt als negatief en bedreigend ervaren door ouders en hulpverleners. Je moet iedere keer weer herhalen dat je eigenlijk hulp op gang wilt brengen omdat je je zorgen maakt over de gezondheid van een kind'.
Meer scholing Veel respondenten willen dan ook nascholing of meer informatie om beter te leren hoe je met kinderen (63%) en ouders (65%) over kindermishandeling in gesprek gaat. 64% wil nascholing om de veiligheidsrisico’s voor een kind beter in te schatten. Een kleinere groep, zo'n 30%, wil nascholing over wat kindermishandeling is en wat de signalen kunnen zijn: 'Als docent mis ik dat ik het signaleren van kindermishandeling niet aan bod is gekomen tijdens mijn opleiding'. 5 Dit artikel is verschenen in Tijdschrift Kindermishandeling Online www.tijdschriftkindermishandeling.nl Artikelen mogen worden overgenomen met toestemming van de redactie.
TKM Online, april 2012
Na de melding Niet alleen de ontbrekende terugkoppeling na het uitspreken van een vermoeden zorgt voor frustraties. Ook het feit dat 36% niet weet hoe het na het uitspreken van zijn vermoeden met het kind gaat, baart mensen zorgen. 12% denkt dat het slechter gaat met het betreffende kind en 52% ziet een verbetering. Daarnaast maakt men zich zorgen over de hulp voor kinderen en ouders. Ruim 43% is ontevreden over de snelheid waarmee onderzoek en hulp voor kinderen en ouders tot stand komt: ‘Het duurt te lang, eerst een intake, dan wachtlijst en na een aantal weken, soms maanden start de hulpverlening’.
Onvoldoende hulp Er bestaat meer onduidelijkheid over de hulp aan mishandelde kinderen. Zo zegt 46% niet te weten of er in zijn regio eigenlijk wel goede en voldoende hulp is voor deze kinderen. 42% vindt dat de hulp slechts gedeeltelijk op orde is: onvoldoende afgestemd op de behoeften van het kind of de ouders of de hulp komt te laat op gang. Een kleine 3% is stellig: er is onvoldoende hulp. Blijft over een schamele 9% die aangeeft dat de hulp in zijn regio goed op orde is. Ook weet 70% niet of mishandelde kinderen in zijn regio psycho-educatie krijgen. De Gezondheidsraad adviseert deze vorm van hulpverlening. Een kind leert wat mishandeling is, waarom ouders/volwassenen dit soms doen en dat het niet zijn schuld is.
Multidisciplinair We vroegen ook naar wat de professionals van de nieuwe multidisciplinaire centra kindermishandeling vinden. De staatssecretarissen van VWS en V&J openden eind 2011 er 1 in Friesland en 1 in Haarlem. Om precies te zijn: 25,5% vindt het dringend noodzakelijk dat er in zijn regio ook een experiment met multidisciplinaire aanpak komt. De samenwerking tussen organisaties vinden zij ineffectief. 39,5% vindt een experiment deels noodzakelijk, een kleine 6,4% niet en 28,6% weet het niet. Een multidisciplinaire werkwijze vindt men nodig omdat de samenwerking tussen organisaties gebrekkig zou zijn: 'We weten van elkaar niet wat we doen', 'De instanties denken van elkaar 'zij regelen het wel'.' Of: 'De mate van informatie hangt af van wie ik aan de telefoon krijg'.
Contraproductief beleid Het gebrek aan terugkoppeling en zorgen over de hulp aan kinderen en ouders, sluiten aan bij de bevindingen van de Kinderombudsman en de Gezondheidsraad. Uit de TKM-enquête blijkt dat zowel signaleerders als hulpverleners denken dat het aantal meldingen van kindermishandeling stijgt met de invoering van de wet Meldcode. Als dit zo blijft, bijt de wet 6 Dit artikel is verschenen in Tijdschrift Kindermishandeling Online www.tijdschriftkindermishandeling.nl Artikelen mogen worden overgenomen met toestemming van de redactie.
TKM Online, april 2012
Meldcode zichzelf in de staart. Signalerende professionals raken ontmoedigd en het meldcodebeleid werkt contraproductief. Het huidige beleid, dat zo sterk inzet op het signaleren en melden van kindermishandeling, moet gepaard gaan met het voorkomen van kindermishandeling en snelle en goede zorg, vinden de professionals.
Blijft knagen Uit de enquête blijkt ook de waarde die professionals hechten aan een terugkoppeling nadat ze hun vermoeden van kindermishandeling overdragen. Signaleerders willen weten wat collega's en instanties als het AMK doen. Ze willen weten of hun vermoeden klopt en of het kind de goede hulp krijgt, want: 'Elk vermoeden van kindermishandeling blijft aan je knagen.'
7 Dit artikel is verschenen in Tijdschrift Kindermishandeling Online www.tijdschriftkindermishandeling.nl Artikelen mogen worden overgenomen met toestemming van de redactie.