38e jaargang nr.3- juni/juli 1978
POLITIEK EN CULTUUR tijdschrift, gewijd aan de theorie en praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der CPN
Argentinië: de echte collaborateurs De boycot van het wereldkampioenschap voetbal mag dan mislukt zijn, de fascistische onderdrukking is er bij heel wat meer mensen bekend door geworden. Maar te weinig is door Bram en Freek en anderen duidelijk gemaakt wat de moorden en vermissingen heeft mogelijk gemaakt en het systeem van terreur overeind houdt. De echte collaborateurs zijn niet de profvoetballers. Maar ze bevinden zich wel ook in Nederland: er zit bloed aan het kapitaal. Het fascisme in Argentinië zowel als dat in Chili, Uruguay, Brazilië en Nicaragua, is niet een natuurgegeven of de gril van geschifte generaals. Het is een historisch verschijnsel, uitdrukking van een jarenlange strijd om de staatsmacht tussen twee, eigenlijk drie klassen. Een strijd, die mede uitgevochten werd door belanghebbers uit het buitenland, agenten, handelaars, regeringen, investeerders. De historische, vooral economische en internationale aspecten die de achtergrond van het Argentijns fascisme vormen, zullen wat uitgebreider in dit artikel aan de orde komen. Ze zullen een beetje begrijpelijk maken waarom Videla in Argentinië aan de macht gekomen is en ook waarom een economische boycot van Argentinië in Nederland een goed vervolg op de solidariteitsacties zou zijn.
165
De broze welvaart van Perons klasse-alliantie Het fascistische regime van Videla heeft zijn voorgangers. Anders dan in het buurland Chili, waar de staatsgreep van 1973 een eind maakte aan een nauwelijks onderbroken parlementaire traditie, is de Argentijnse geschiedenis besmeurd met het bloed van militaire coups eerst in de dertiger jaren en later in 1955 en 1966. Coups, die door de staatsgreep van de militaire junta van Videla op 24 maart 1976 alle in wreedheid werden overtroffen. Het ligt eigenlijk niet voor de hand dat juist Argentinië al zo lang door politiek geweld en een burgeroorlog wordt geteisterd. Argentinië lijkt in veel opzichten op Venezuela, een democratische uitzondering in Zuid-Amerika. Het is een in verhouding sterk geïndustrialiseerd, modern land, rijk door zijn enorme veestapel en graanproduktie en bijna alle denkbare grondstoffen. Tot voor de militaire coup, was de ellende er veel minder dan in de buurlanden, vooral door de hoog ontwikkelde veeteelt en industrie. Dat doet een bepaalde stabiliteit verwachten. Maar het land kende na de oorlog in tien jaar tijd elf regeringswisselingen waaronder vier staatsgrepen. Om dit te verklaren moet men terug naar de mislukking van het typische verschijnsel van het peronisme. En men moet de allesbehalve stabiele klassestructuur van Argentinië in acht nemen. Peron bracht de Argentijnse arbeidersklasse welvaart en illusies. Zijn regering hield het uit van 1946 tot 1955. Ook daarna bleef hij vanuit het Spanje van Franco zijn invloed doen gelden. Door vele militaire en burgerlijke kabinetten heen bleef het peronisme in de zestiger en vroege zeventiger jaren de belangrijkste oppositiekracht. Zo kon de oude Peron in 1973 weer hysterisch in Buenos Aires onthaald worden. Hoewel het onjuist is de geschiedenis van een land aan het lot van individuele machthebbers te verbinden in plaats van aan de krachten die ze vertegenwoordigen, mag de persoon van Peron in het naoorlogse Argentinië niet onderschat worden. De macht die aan zijn positie kleefde en zijn charismatische persoonlijkheid bepaalde veel. Daar komt nog de grenzeloze populariteit van zijn vrouw 'Evita' bij. Ze opende ziekenhuizen en deelde brood uit, omdat ze niet verhinderde dat dat nog nodig was. Peron maakte Argentinië niet, maar gaf het in die periode vorm. (Men vergelijke hem met de nu wankelende Somoza, wiens presidentiële voorrechten hem het bezit van een derde van Nicaragua's grondbezit hebben opgeleverd.) De macht van Peron en het peronisme, zijn politieke beweging, was gebaseerd op de hausse die de Argentijnse economie direct na 166
de Tweede Wereldoorlog beleefde. Zelf niet direct betrokken bij de wereldbrand, werd het land de vlees- en graanleverancier van het zwaargetroffen West-Europa. Vanuit de economische groei en de deviezenimport liet Peron de bevolking beetje bij beetje in de welvaart delen. Dit populisme paarde zich aan een propaganda van anti-imperialisme, zolang de Argentijnse olichargie hiervan niet teveellast had. Stijgende welvaart en werkgelegenheid en Perons anti-imperialisme vergrootten de steun onder de arbeidersklasse voor het peronisme. Het peronisme drong diep in haar organisaties door, wat haar strijdbaarheid verzwakte. De voorzichtige progressiviteit kan men een Latijns-Amerikaanse, vorm van sociaal-democratie noemen. Daarbij was allengs ook de grootste vakbeweging, de CGT, peronistisch bezit geworden. De partijen links van het peronisme hadden het betrekkelijk moeilijk. Het herstel van de imperialistische landen, de Verenigde Staten voorop, ontnam Argentinië zijn rol van slager en bakker voor door de oorlog zwaar getroffen landen. Het imperialisme wilde meer, het duldde geen uitzonderingen. Hoe wankel de klassenverzoening was die Peron beoogde en waarop zijn succes tijdelijk berustte, bleek in 1955. Zijn naam van leider boven de klassen of 'interclasista' kon niet verhelen dat de positie van landbouw en veeteelt in de binnenlandse economie en de export ernstig verzwakt was. Peron was in feite de leider van de Argentijnse industriële bourgeoisie, die trachtte dat niet te lijken. Waren er kort voor de oorlog nog geen 600.000 industriële arbeiders, bij Perons val in 1955 was een fors proletariaat, 1. 700.000 werkers, al een kwart van de beroepsbevolking geworden. Aan het begin van de economische recessie sloeg het grootgrondbezit toe om deze 'overgang van feodalisme naar kapitalisme' te verhinderen. Peron verdween. De bloedige staatsgreep in 1955 en vooral de latere dictatuur van Ongania (1966-1970) draaide de verworven rechten terug, deed de leiders van de arbeidersbeweging, ook de peronistische, arresteren en kondigden met een paar mensonterende bloedbaden een systeem van terreur aan. Rechtse regeringen wisselden elkaar af. Pas nu kwamen de enorme tegenstellingen, waarop Peron had gebalanceerd en die nu nog altijd niet beslist lijken, openlijk naar boven. Zoals industrie en landbouw geografisch gescheiden zijn en in kapitaalomvang elkaar niet wezenlijk ontlopen, stonden ook hun bezitters ver uiteen. De bourgeoisie had nooit met de rijke oligarchie van veebaronnen kunnen afrekenen. In tegenstelling tot andere landen in de 'derde 167
wereld' bleef het grootgrondbezit een aanzienlijke kracht. Zo was de heersende klasse sterk verdeeld. Het in de zestiger jaren toestromende buitenlandse kapitaal zag weinig aanleiding dit te veranderen. In de beurtelingse staatsgrepen, waarmee noch de ene noch de andere klasse definitief het pleit kon beslechten, hadden de Verenigde Staten wellicht, zoals in zoveel coups na de oorlog hun aandeel. Een groot deel van de peronistische verworvenheden werd in de zestiger jaren ongedaan gemaakt. Daartegenover herstelde de arbeidersbeweging zich langzaam, gehinderd door de peronistische erfenis en vooral de regelmatige rechtse aanslagen, met name van de kant van de paramilitaire Anticommunistische Alliantie: door de CIA gesteunde rechtse militairen en politie die buiten diensttijd met het geweer politiek beoefenden. Daartegenover ontstond een in sterkte groeiende guerrillabeweging. Zo was het geen wonder dat Peron op het hoogtepunt van de economische en politieke crisis nostalgisch en optimistisch door vele Argentijnen, vooral de middenstand, werd onthaald. Maar de situatie was geheel verschillend van 1945, toen zij zijn eerste lange regering begon. Peron zou niet geaccepteerd zijn als hij weer antiimperialistisch zou handelen. Dat deed hij dan ook niet. Hij voerde de zelfde matigings- en uitverkooppolitiek als zoveel andere rechtse regeringen. Daarmee slaagde hij natuurlijk niet in het herstel van de economie en de politieke rust. Intussen was er meer veranderd. Twintig jaren strijd tegen reactionaire regeringen was voor de arbeiders een leerschool om de eigen belangen niet aan kortstondige weldoeners over te laten maar zelf te verwezenlijken. Why do you cry, Argentina . ..
Het peronisme was uiteengevallen in een oude corrupte kliek, inclusief de vakbondstop, met Perons weduwe aan het hoofd en aan de andere kant een socialistische beweging die zelfs aan de guerrilla deelnam. De linkse partijen waaronder de communisten, hadden al of niet in samenwerking met de peronistische aan sterkte gewonnen. Zo stierf het peronisme in 1976 aan de eigen corruptie, aan zijn isolement van de overigens verdeelde arbeidersbeweging en vooral aan de onopgeloste tegenstellingen tussen feodale en burgerlijke krachten, die zoals in Colombia het kruit voor het politieke geweld leverden. Het zwartste deel, met name de Anticommunistische Alliantie, had 168
een bloedig stelsel van sluipmoorden ontwikkeld dat met de coup van de huidige president Videla gelegaliseerd werd. Ziet men na twee jaar dictatuur op Argentiniës moderne geschiedenis terug, dan is toch ook een positieve conclusie te trekken. De arbeidersklasse heeft de illusies van het peronisme, die uit moesten lopen op verzwakking van de strijd, loonmatiging, inflatie, de grootste verwording en compromissen met de oligarchie, leren doorzien. In de bloedigste terreur van haar geschiedenis heeft ze duizenden offers gebracht. Maar het Argentijnse volk heeft zich in de illegaliteit hersteld. Al in oktober 1977 bezetten 10.000 arbeiders de Renault-fabriek in Buenos Aires. Nog geen maand later was het aantal stakers in heel Argentinië tot het tienvoudige opgelopen.
De opmars van Westeuropees kapitaal Precies een week na de staatsgreep van de militairen werd het staatsoliebedrijf (bijna 1% van de wereldproduktie) gedenationaliseerd. En de volgende weken bijna alle andere grote bedrijven. Terwijl 300.000 ambtenaren met een 'WW' van een maand salaris per gewerkt jaar naar huis werden gestuurd - zogenaamd vanwege hun corruptie, maar in feite voor de complete overname van de staatsmacht - werden alle beperkingen op de kapitaalexport en -import opgeheven. Begin 1977 kwam er een speciale onderminister voor buitenlandse investeringen, een soort staats-hoer dus. Zijn baas, de beruchte minister van Economische Zaken Hoz is een van de rijkste grootgrondbezitters van het land. De veeprijzen stegen terwijl de lonen daalden. Er is geen twiJfel aan: de coup van Vide/a is er één van de multinationals en de Argentzjnse veebaronnen. De grote ondernemingen van de imperialistische landen verhinderen in Argentinië (zoals in Colombia, Peru en Midden-Amerika) dat de bourgeoisie definitief met de feodale klasse a/ kan rekenen. In die zin is het fascisme in Argentinië wel een zeer specifieke en internationale uitdrukking van kapitalistische produktieverhoudingen. Duidelijker dan wie ook gaf een keur van kapitalisten dit onlangs zelf te kennen. 110 vertegenwoordigers van 70 multinationals congresseerden begin april in Buenos Aires. Ondanks hun gemeenschappelijke angst voor de latente heropbloei van 'de factor arbeid, de middenklasse en de intellectuelen' waren ze unaniem van mening dat Argentinië 'een attractieve plaats is om te investeren'. Schaamteloos voegden ze eraan toe, dat het probleem van de 169
mensenrechten 'nog geen belangrijk effect op de business en de investeringen saneerde'. In 1977 stegen de kosten van het levensonderhoud met 160%. De binnenlandse consumptie daalde met 4%. De multinationals behoeven zo'n klimaat om voorspoedig te gedijen. In het licht van de hele ontwikkeling van het continent staat het Argentijnse fascisme niet op zichzelf. Internationaal bezien is er een zekere golfbeweging te onderkennen in de recente geschiedenis van Latijns-Amerika. Er zijn parallellen in de ontwikkeling van de verschillende landen. Tussen 1965 en 1970 boekte de arbeidersbeweging met hele en halve revoluties in een aantal landen een grote vooruitgang. De sprong vooruit in Bolivia, Guyana, Uruguay, Jamaica en naruurlijk Chili was voorafgegaan door Cuba' s voorbeeld en de daaropvolgende verbreiding van de guerrilla-beweging over het hele continent. Maar de staatsgrepen in enkele jaren in achtereenvolgens Uruguay, Bolivia, Chili, Peru en Argentinië bezorgden deze beweging een ernstige terugslag. Want ook het kapitalisme is internationaal georganiseerd. Nu lijkt een begin van kentering zichtbaar. De te weinig bekende bevrijding van Jamaica van onder het Noordamerikaanse en Engelse juk, de huidige volksbeweging in Nicaragua, de algemene stakingen in Peru en de concessies van de militairen van Brazilië en Bolivia zijn hoopgevend. Ook in de dictaruur van Argentinië komen de eerste scheurtjes. Onder invloed van de internationale solidariteit heeft Carter de wapenhulp, voorzover openlijk, aan een aantal landen, waaronder Argentinië stopgezet. Maar niet stopgezet zijn de nauwe economische relaties. Een dag voor zijn verdwijning schreef Rudolfo Walsh, bekend journalist en detectiveschrijver: 'alle Juntaleden hebben persoonlijke banden met de selecte groep van internationale monopoliebedrijven, met aan het hoofd de ITI, de ESSO, de auto-industrie, US-steel en Siemens.' Uit dit rijtje blijkt al dat de Verenigde Staten niet de enige buitenlandse macht zijn die verantwoordelijk is voor wat in Chili, Argentinië etc. gebeurt. Amerikaanse bedrijven zijn niet de enige plunderaars. Integendeel, de kapitaalexport vanuit de Verenigde Staten naar Latijns-Amerika zakte de laatste 20 jaar met 25%. In Brazilië streefden al in 1973 Europa en Japan Amerika voorbij. Sinds dat jaar nam het aandeel van EEG-landen in de bruto kapitaalstroom met 75% toe. Dit beeld is voor de relatie VS-Zuid Amerika algemeen. Terwijl russen 1960 en 1965 het particulier kapitaal vanuit de VS in Mrika 170
met 106% en in Azië met 57% toenam, was die groei in LatijnsAmerika maar 17%. Nog duidelijker: in de tien jaar tot 1966 daalde de totale export (dus ook de grondstoffenroof) vanuit Latijns-Amerika naar Noord-Amerika met 1 procent; die naar West-Europa steeg in dezelfde periode met 8%. Wat zit daarachter? Daarachter steekt de enorme terreinwinst die het Westeuropese kapitaal verovert op de historische achterstand t.o.v. de VS. De oprichting van een Euro-Latijnse bank als pendant van de Interamerikaanse Ontwikkelingsbank weerspiegelt dit proces. In een aantal gevallen is West-Europa de VS voorbijgestreefd. In Argentinië evenzo: al in 1969 beheersten Europese multinationals 32% van de opbrengst van de 100 grootste bedrijven, tegenover de VS 28% (samen overigens het merendeel!). In beide landen gaat daarbij West-Duitsland voorop, met name Siemens, Volkswagen, Mercedes en Krupp. Argentinië produceert en exporteert tanks in samenwerking met de Bondsrepubliek, zoals Brazilië militaire vliegtuigen. In Argentinië is verder door historische banden ook het Italiaanse kapitaal sterk (FIA1). Maar ook Nederland weet van wanten. 'Onze man in Buenos Aires' van de ABN zit gebeiteld met zijn adviezen aan een reeks bedrijven aangevoerd door Philips. Eind 1976 werden gevangenen in de Rio Plata geworpen vanuit vliegruigen van het merk Fokker F27. In november vorig jaar gaf het ABN-HBU-concern Videla een lening van 20 miljoen. De Nederlandse regering zweeg, net zoals ze nooit protesteerde, ook die van Den Uyl niet, tegen leningen aan Argentinië van de Wereldbank waarvan ons land lidstaat is. Nederland heeft sinds de staatsgreep zelfs het beleid voor het verlenen van kredietgaranties verruimd. Dat blijkt uit de voorwaarden die de Nederlandse Credietverzekeringsmaatschappij voor deze kredietgarantie stelt. De Nederlandse staat herverzekert deze garanties van 85% en is ook vertegenwoordigd in de Raad van Commissarissen van de NCM. In 1975 werd nog gesproken over een zeer 'restrictief' beleid bij het geven van kredietgaranties aan Argentinië. In 1977 is deze zinsnede door de NCM weggelaten. 'Daar wordt aan toegevoegd dat 'de financiële situatie zich in de afgelopen jaren verbeterde'. Eerder was al bekend dat de handel van Nederland met Argentinië sinds de staatsgreep verdrievoudigd is. In de Raad van Commissarissen van de NCM zitten vertegenwoordigers van de AMRO-bank, de ABN, AGO-verzekeringen, de Nederlandse Bank en de plaatsvervangend thesaurier-generaal bij het Ministerie van Financiën. Dan kan men een aantal conclusies trekken. De multinationals, het bankkapitaal en de Nederlandse
171
staat zijn wel degelijk zeer verweven als het om buitenlandse politiek gaat. En: voor deze kringen bestaan weinig scrupules t.o.v. fascistische uitbuiting. Tenslotte: het kabinet-Den Uyl waarin de PvdA de 'buitenlandse driehoek' aan ministers had, heeft de heropbloei in economische relaties met Argentinië niets in de weg gelegd; dat geeft mij een wrang gevoel als ik de hoofdrol zie die PvdA-ers, bv. het symbool Van der Louw, in Argentinië-acties kunnen hebben.
Oorlogsgevaar in Zuid-Amerika De snelle opmars van Europees en Japans kapitaal ten koste van Noordamerikaanse investeringen betekent ook voor de Latijnsamerikaanse bevolking meer dan door de hond of de kat te worden gebeten. De kapitaalslag gaat met enorme spanningen gepaard, zoals die onlangs ook in Afrika weer tot uitbarsting kwamen. Daarbij zijn Videla en Pinochet evenzeer vazallen als Moboetoe. De 'concurrentie' tussen multinationals levert zelden lagere prijzen voor de bevolking op. Imperialistische concurrentie betekent onderlinge verdeling van markten door inmenging in de staat en de regeringssamenstelling. En in het uiterste geval oorlog. Hoewel de geheime diensten van Chili, Uruguay, Bolivia en Argentinië broederlijk samenwerken om elkaars politieke vluchtelingen te verdonkeremanen, zijn er tussen deze landen op regeringsniveau ettelijke spanningen. Zo stagneert het overleg tussen Pinochet en Videla over de eilandjes tussen Zuid-Amerika en de Zuidpool. Hoe nietig die eilandjes op zichzelf ook zijn, ze liggen wel midden in een recent ontdekt olieveld en bovendien strategisch voor Kaap Hoorn dat twee oceanen verbindt. Chili's aanspraken worden gesteund door de arbitrage van de Engelse regering, waarmee Argentinië ook al overhoop ligt wat betreft het bezit van de Falkland-eilanden. Met de nationalistische ambitie van fascisten en militaire kasten en de bemoeienissen van economische grootmachten op de achtergrond kan een grensgeschil tot een grensconflict en zo'n conflict tot een oorlog uitgroeien. Dit geldt vooral voor het conflict rond Bolivia, het kleine maar tinrijke land midden in de Andes. Volgend jaar loopt een contract af dat de aanspraken van Bolivia op een eigen doorgang naar de Stille Oceaan een eeuw lang heeft uitgeschakeld. Nu moet dat ten koste van Chileens of Peruaans grondgebied geregeld worden. Dit heeft al tot grensincidenten en wapengekletter tussen Peru en
172
Chili geleid. Uiterst gevaarlijk daarin is de rol van Brazilië. Als een soon 'subimperialist', dochter van Amerikaanse en andere kapitaalsbelangen, beheerst Brazilië een groot deel van de economie en politiek van een aantal kleinere buurlanden waaronder Bolivia, Bolivia's vrije doorgang naar de Pacific beschouwt Brazilië als zijn eigen oversteek. Een bondgenootschap tussen de Braziliaanse militairen en Pinochet tegen het grondgebied van het niet-fascistisch maar wel eveneens militair geleid Peru lijkt in wording te zijn. Duidelijk is dat atoomleveranties aan Braztfië in dit verband nàg onverantwoordelijker zijn. En dat Nederland, ook wapenleverancier aan Peru, bij een eventueel conflict geen schone handen heeft! Argentinië is niet alleen door zijn eilandjes-conflict met Chili in dit oorlogsgevaar betrokken. Al langer is sprake van een machtsstrijd tussen Zuid-Amerika's twee grootmachten: Argentinië en Brazilië. Recente onenigheid over het gebruik van de waterkracht van de grensrivier Paraná wordt dan ook niet opgelost. Meer op de achtergrond, maar van veel groter belang is hun stnjd om de atoommacht. En behalve tegenover Brazilië heeft ook Argentinië aspiraties in deze zin. De levering door Canada van splijtstof aan Videla is in een vergevorderd stadium: begin februari werd de eerste aanmaak van het gevaarlijke plutonium in Argentinië gesignaleerd in de internationale pers. West-Duitsland zal waarschzinlzjk de leveranties van Canada overnemen! Intussen is er een streep door de Braziliaanse rekening gehaald. In maart verbrak Bolivia de diplomatieke betrekkingen met Chtfi. Dit is een belangrijke breuk in de griezelige Braziliaans-BoliviaansChileense coalitie. Het enorme verzet van de Boliviaanse studenten en mijnwerkers, die van Banzer al verkiezingen en arnnesty hebben afgedwongen, heeft de Boliviaanse president ook gedwongen de uitverkoop van zijn land aan Brazilië en Chili stop te zetten. Prensa Latina, het belangrijkste Cubaanse persbureau, registreerde al snel de frustraties onder de Braziliaanse generaals. Van de andere kant vormt de verbroken relatie tussen La Paz en Santiago de Chile een nieuw incident in het aanhoudende oorlogsgevaar. , Scheuren in de junta: hoe sterk staat Videla? De openlijke internationale spanningen in de zuidpunt van ZuidAmerika en het duistere spel daarachter versterken uiteindelijk niet de positie van de Argentijnse dictatuur.
173
De junta is erg afhankelijk van de wil van de imperialisten, waaraan ze een schuld heeft van ruim 600 dollar per Argentijnse inwoner (dit is daar gemiddeld een half jaarinkomen!) De exorbitante inflatie en koopkrachtdaling doen de kritiek toenemen. Het wankele internationale evenwicht en de grote druk maakt de junta wankel en ... verdeeld! Meningsverschillen over de politiek inzake de economische crisis en over de mate van onderdrukking en uitbuiting zijn al naar buiten gekomen. Typerend was de sollicitatie naar een nieuwe machtsgreep van admiraal Massera kortgeleden. De leider van de Argentijnse marine stuurde hiervoor twee kapiteins naar Washington en reisde zelf een aantal EEG-landen af. 'De marine is helemaal niet zo wreed als lijkt', 'Videla is slechter dan ik' en 'ik zou de mensenrechten meer respecteren' was de inhoud van zijn sollicitatiebrief. Volgens de Herald Tribune zou ook de luchtmachtleider Agosti tegen Videla zijn, dus: 'de eerste zichtbare scheur in het militaire bolwerk'. Van de andere kant gaat al sinds de coup het gerucht dat Videla ge-matigder is dan andere leiders van het leger dat de eerste verantwoordelijke voor duizenden moorden en verdwijningen en bijvoorbeeld het opgestoken anti-semitisme is. De aloude tegenstelling tussen groot-grondbezit (Videla en het leger) en de bourgeoisie (Massera, de marine) komen weer tot umng. Het is niet voor niets dat Massera begin dit jaar te kennen gaf dat de lonen omhoog moesten om de a/zet van de eigen industrie te bevorderen. Het bracht hem in conflict met de 'feodale' minister van economische zaken Hoz. Als het lijkt dat het fascisme in de subimperialistische landen de staat buiten de klassenstrijd geplaatst heeft, blijkt steeds weer vroeg of laat dat dit niet waar is. Voor een tijd kan het fascisme een klasse (of meer: in Argentinië bijvoorbeeld de arbeiders èn kleine ondernemers) alle macht ontnemen. Het staat dan schijnbaar eensgezind en onbestreden als een gewapende agent voor de deur van buitenlandse bedrijven. De terreur, de vlucht van de best-gekwalificeerde krachten vernietigen dan nagenoeg de binnenlandse economie. En de multinationals halen zolang gratis en ongehinderd door concurrentie of belastingen en met optimaal goedkope en 'rustig gemaakte' arbeidskracht de grondstoffen weg. In Argentinië kon zo in 1976 voor elke kilo die werd geïmporteerd 5 kilo worden uitgevoerd, terwijl de 'binnenlandse veiligheid' een kwart van de begroting opslokte. Maar voordat het produktiesysteem zichzelf heeft ondermijnd 174
'omdat het steeds meer geweld produceert en steeds minder waren' (Galeano), duiken de oude tegenstellingen weer op. Ook de kapitalist schrikt terug voor uitroeiing van de binnenlandse markt en de arbeidskracht.
Het fascisme toont letterli;k 'in extrema' dat de burgerlijke staat altijd onderdeel van de maatschappelijke tegenstellingen b!tjft vormen. Het kan die niet opheffen omdat het de klassenstnjd niet op kan he/fen. Massera geeft daar blijk van met zijn bourgeois-kritiek op Videla en ook Carter door zijn halfslachtige politiek t.o.v. het Latijnsamerikaanse fascisme. Maar vooral en van een heel andere kant beseffen de strijdende arbeiders dat met Videla de Argentijnse tegenstellingen en mogelijkheden niet opgedoekt zijn. De vraag hoe sterk Videla is hangt mede af van de invloed van het ondemocratische internationale machtsspel op de tegenstellingen binnen de Argentijnse dictatuur. Maar meer nog van een andere internationale factor: de op gang gekomen antifascistische solidariteit over de hele wereld, die Videla de laatste weken gedwongen heeft de namen -ran 2.000 politieke gevangenen-zonder-proces vrij te geven. In de sterkste mate hangt het lot van de junta echter af van de Argentijnen zelf. Met hun honderdduizend stakende arbeiders, van de banken tot de havens, hebben zij in noveMber een claim op de toekomst gelegd. Ze hebben onder het Argentijnse 'prestige' de naakte realiteit getoond. Ze hebben met stakingen in Amerikaanse bedrijven de mythe van Amerika als mensenrechter aangetast. In dit licht moet men hec moedige en levensgevaarlijke verzet van de 'Dwaze vrouwen van de Plaza de Maya' beoordelen met hun ongelooflijk-koppige demonstratie elke week weer voor vermiste familieleden een voorhoedepost in de antifascistische strijd. In een interview in De Waarheid zei een Argentijnse politieke vluchtelinge in Nederland: 'De situatie is aan zijn limiet. Vroeg of laat komt het moment van ommekeer, dat kan niet anders. De mensen zijn zo onderdrukt dat het ze niet meer kan schelen. Ondanks alle repressie gaan ze in staking, ondanks alles, soms georganiseerd, maar vaak ook spontaan. Hun massa beschermt ze tenminste enigszins. Ze staken omdat er nauweltjks ;,;,eer verschtf tussen honger en loon is. Ze ontkomen er niet aan dat alle mensen zullen weten wat Argentinië is. Die stakingen verberg je niet. Trouwens ook niet de huiszoekingen, het slaan, de vermissingen en
175
dat afschuwelijke anti-semitisme, - ze kunnen ruet alles verbergen. Ook niet tijdens het wereldkampioenschap. Het stadion van de bekende club River Plate ligt bijna ingeklemd tussen twee concentratiekampen. Ook in Mendoza waar Nederland voetbalde ligt een concentratiekamp. En er wonen tienduizenden verarmde Chileense vluchtelingen. De wereld zal Argentinië leren kennen hoe ook.' Alleen door het verzet door het Argentijnse volk zelf en niet door de territoriumdrift van fascistische militairen of door halve internationale steun, noch door de twijfelachtige reclame van wereldkampioenschappen voetbal zal Argentinië een waardig prestige kunnen herwinnen. JOOPHART
MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER ] . Hart, consulent vluchtelingenwerk; drs. D. Oudenampsen, socioloog, medewerker van de CPN-fractie in de Tweede Kamer; H. Verheij, wethouder gezondheidszorg en sportzaken van Amsterdam; ]. de Vries, industrieel ontwerper, student massacommunicatiemiddelen Rijksacademie voor Beeldende Kunsten; drs. U. Bruseker, econoom, lid van het Rotterdamse districtsbestuur van de CPN.
176
De Bijstandswet gekortwiekt Op 23 mei keurde de Tweede Kamer, met enkel de stemmen van de CPN, PSP en PPR tegen, een wijziging van de Algemene Bijstandswet goed. Deze wijziging maakt het de regering mogelijk een einde te maken aan het bekostigen van een groot aantal voorzieningen, met name voor bejaarden, via de Algemene Bijstandswet. Daarmee is de zoveelste stap gezet in de richting van de afbouw van de ABW als voorziening die voor de gemeenten jarenlang als een onmisbaar en noodzakelijk sluitstuk heeft gefunctioneerd van het stelsel van sociale verzekeringen en voorzieningen. Door de regering-Den Uyl ontworpen zijn deze plannen door de regering-VanAgt doorgezet ondanks de hardnekkige weerstand van vele gemeentebesturen en van de werkers in deze voorzieningen. De CPN-fractie heeft zich in de loop der jaren tot tolk gemaakt van dit verzet tegen de aantasting van de rechten van bejaarden en anderen, die afhankelijk zijn van de bijstand. Dit optreden is met name van gewicht nu Van Agt c.s. opnieuw maatregelen heeft aangekondigd, die de sociale voorzieningen ernstig zullen treffen. In CDA-kringen worden al enige tijd proefballonnetjes opgelaten, o.a. door ex-minister Boersma, waarbij de ondernemersplannen om de sociale uitkeringen los te koppelen van het minimumloon, weer uit de vrieskast worden gehaald, waar ze twee jaar geleden in beland zijn. Dergelijke cynische voorstellen, die bepleit worden door politici die anders hun mond vol hebben over de 'zwaksten in de samenleving', bedreigen de positie van zeer grote groepen uitkeringsgerechtigden, bejaarden en langdurig werklozen. Het zijn JUlSt deze groepen die zich het minst kunnen verweren tegen de gevolgen van de crisis. Het zal erom gaan de krachten te verzamelen om een verdere amputatie van het recht op bijstand te voorkomen en strijd te voeren voor effectieve bescherming van bejaarden en andere groepen van de werkende bevolking die onder invloed van de crisis knel komen te zitten. Van annenzorg tot minimum-zekerheid Met de aanneming van de Algemene Bijstandswet in 1965 kwam er
177
een einde aan de periode dat de steun een gunst was, welke verleend werd door het kerkelijke en particuliere initiatief. Het subsidiariteitsbeginsel, waarbij de overheid enkel tot taak had bij te springen als het kerkelijke en particuliere initiatief tekort schoot, werd aan de kant gezet. De arbeidersbeweging heeft zich jarenlang ingezet voor de erkenning van het recht op bijstand voor degenen die door het kapitalisme aan de kant werden gezet en overgeleverd werden aan de vernederingen en willekeur van de armenzorg. Wie kent niet de bittere verhalen over de bedeling, de steunbonnen van Romme, de werkverschaffing van de dertiger en vijftiger jaren, het dagelijks stempelen. De ABW verplicht de overheid te voorzien in 'de noodzakelijke kosten van bestaan' voor degenen die niet in staat zijn in eigen onderhoud te voorzien. Zij vormt de laatste reddingsboei voor de mensen die op een of andere wijze in moeilijkheden raken. Ná de bijstand is er geen voorziening meer. Daarnaast is het, in aanvulling van de AOW, een verbetering van de oudedagsvoorziening. In de wet werd vastgelegd, dat bij het vaststellen van de bijstand rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de bijstandontvanger. De uitvoering daarvan werd gelegd in handen van het gemeentebestuur, dat immers het best in staat moet worden geacht de persoonlijke omstandigheden van de bijstandaanvrager te beoordelen. Zo konden boven het basisbedrag (nu gekoppeld aan het minimumloon) de huishuur, de ziekenfondspremie, maar ook toeslagen van bijzondere kosten van bestaan worden uitgekeerd. In de praktijk had dat tot gevolg dat in de gemeenten waar communisten en socialisten in raadsfracties samenwerkten, de bijstandsnormen aanzienlijk hoger werden vastgesteld en soepeler werden gehanteerd, dan in gemeenten waar dat niet het geval was. Met name in Zaandam, in Groningen en Amsterdam zijn door communistische raadsleden en wethouders honderden bejaarden en andere bijstandaanvragers geholpen. Toen in deze gemeentes een ruime interpretatie van de 'noodzakelijke kosten van bestaan' werd gehanteerd, kon ook in andere gemeenten een dergelijke soepele interpretatie worden afgedwongen. Op initiatief van Amsterdam, Zaandam en Groningen werd het basisbedrag van de bijstand opgetrokken tot het minimumloon. Hoewel de regering-Biesheuvel deze ontwikkeling poogde tegen te gaan, is uiteindelijk de gelijkstelling van de bijstand en het minimumloon in landelijke regelingen vastgelegd. 178
Tegelijkertijd groeide het inzicht dat onder 'noodzakelijke kosten van bestaan' niet alleen bijstands g e 1 d, maar ook voorzieningen dienden te worden verstaan. Financiële regelingen vormden niet een voldoende antwoord op de sociale problemen die zich voordeden. In een periode dat snelle maatschappelijke veranderingen zich voltrokken, hebben een aantal gemeentebesturen van de ABW gebruik gemaakt om een geheel van voorzieningen te creëren, die tegemoet kwamen aan de behoeften die van de kant van de bevolking naar voren werden gebracht en de aanpak ter hand genomen van een groot aantal noodsituaties die zich met name in de grote steden voordeden. Terwijl het rijk een uiterst afwachtende en zuinige houding aannam, is in veel gemeenten de grondslag gelegd voor een modern en broodnodig stelsel van voorzieningen. Zo zijn 1800 bejaarden gefinancierd en 500 andere bejaardenvoorzieningen, 300 gehandicaptenvoorzieningen, 160 psychiatrische voorzieningen, 70 voorzieningen voor verslaafden, 170 voorzieningen voor zgn. sociaal gehandicapten (ex-delinquenten, thuislozen, alleenstaande ouders, mishandelde vrouwen), en tenslotte 600 voorzieningen voor kinderen met bijzondere problemen. Het einde van 'de welvaartsstaat' Toen de eerste tekenen van economische stagnatie en crisis zich voordeden, waren de ondernemers er als de kippen bij om de ABW als een van de grote verspillers aan te wijzen. Recht op bijstand, akkoord, maar het mag niet teveel kosten - zo was hun redenering. De campagne van de ondernemers was er met name op gericht de verbinding tussen de bijstandsuitkering en het minimumloon te verbreken. Eerst werd onder het kabinet-Biesheuvel de centrale normering doorgedreven. Onder het mom van het bestrijden van lage bijstandsuitkeringen in sommige gemeentes, werden de uitkeringen die door het gemeentebestuur worden vastgesteld aan strakke regels onderworpen. De gemeentelijke bevoegdheden in het kader van de ABW werden aanzienlijk gekortwiekt; er kon geen rekening meer worden gehouden met plaatselijke bijzonderheden en met de specifieke problemen van de bijstandstrekkers. Een groot aantal bijstandstrekkers, die tot nu toe vaak met succes voor het bekostigen van bijzondere voorzieningen bij de gemeentes aan de deur klopten, werd nu met lege handen naar huis gestuurd. 179
Tijdens het kabinet-Den Uyl werd dit offensief verhevigd, waarbij rechtse PvdA-economen als Halberstadt de rol werd toegewezen om de verslechteringen als progressief uit te leggen. In het sociale verzekeringsstelsel dienden 'remmen te worden ingebouwd'; omwille van de solidariteit was het nodig de Bijstandswet en het minimumloon te ontkoppelen. Toen dergelijke plannen in het kader van de 1 %-operatie inderdaad werden voorbereid, brak er in Nederland een storm van verontwaardiging los en de regering moest de plannen inslikken. Vervolgens kwam Halberstadt met een andere redenering. In een publikatie in ESB in 1976 stelde hij de vraag: 'Welk inkomen vinden we minimaal? Oftewel is het minimumloon wel minimaal genoeg?' Hij kwam tot de conclusie dat minimaal een relatief begrip is en er dus wel heel wat af kon! Geheel in de lijn van deze redenering handelde zijn partijgenoot Meijer, staatssecretaris van CRM in het kabinet-Den Uyl. Eind 1976 werd een besluit bekend gemaakt volgens hetwelk dieetkosten, broodmaaltijden, verhuiskosten en telefoonkosten niet meer via de ABW vergoed konden worden. Er ontstonden direct grote problemen; bejaarden die geen telefoonaansluiting konden bekostigen, diëten die niet meer uitgevoerd konden worden. Het alibi hiervoor vormde het feit dat het minimumloon, waaraan de uitkering van de ABW was gekoppeld, geleidelijk werd verhoogd. Daarmee werd de bestaande achterstand ingehaald, maar het was duidelijk dat bovengenoemde bijzondere kosten onmogelijk uit de ABW-uitkering gefinancierd konden worden. Vervolgens werd de gezinszorg voor een deel uit de ABW gehaald, waardoor vele bijstandontvangers de gezinszorg niet meer konden betalen. Tegelijkertijd werd op deze essentiële voorziening fors bezuinigd, waardoor enorme wachtlijsten ontstonden en de kwaliteit van de hulp sterk achteruit ging. Tenslotte werd op 1 januari j.l. de all-in norm ingevoerd. De bestaande regeling, waarbij de woonkosten van de bijstandscliënt volledig werden vergoed wordt vervangen door een regeling die voor de bijstandscliënt uiterst onduidelijk en ingewikkeld is en voor hen een groot aantal verslechteringen inhoudt. Al deze regelingen en wijzigingen van de ABW hebben tot gevolg dat de gemeenten bij de uitvoering van de ABW aan handen en voeten gebonden zijn door strakke regels en uiterst beperkte financieringsmogelijkheden. Van het individualiseringsbeginsel is in de praktijk weinig overgebleven. In het woud van regeltjes en regelingen dreigen de rechten van de bijstandscliënt verloren te gaan. Voorzieningen worden onbereikbaar, afgeschermd door de CRM-bureaucratie. 180
De communisten hebben vele keren aan de bel getrokken en gewaarschuwd tegen de rampzalige gevolgen met name voor bejaarden. Op 21 december 1975 vonden tegelijkertijd in het parlement en in de Amsterdamse raad interpellaties plaats van Wim van het Schip en Alie van Dijk, met name naar aanleiding van het feit dat de dieetkosten, de broodmaaltijden, de verhuiskosten en de telefoonkosten uit de ABW werden gehaald. De reactie van de regering was steeds dezelfde. Met een geruststellend gebaar werd de zaak afgewimpeld. Het zou allemaal wel mee vallen. Het is inderdaad waar, dat de gevolgen van dergelijke maatregelen jarenlang onder de oppervlakte kunnen blijven. Totdat plotseling noodtoestanden aan het licht komen die vrijwel onoplosbaar lijken. Zoals wordt aangetoond door het bericht van enkele maanden geleden, dat in Amsterdam 2500 bejaarden tevergeefs wachten op een opname in een verpleegtehuis, terwijl ook de gezinszorginstellingen in de hoofdstad met zulke wachtlijsten zitten dat zij deze mensen nauwelijks kunnen helpen. De grote achterstand die in Amsterdam bestaat kan door de bezuinigingspolitiek niet worden ingelopen. In een dergelijke situatie blijkt hoe sterk de gemeentelijke bevoegdheden zijn uitgehold. Het gemeentebestuur was niet in staat op enigerlei wijze daadwerkelijk in te grijpen. Voorzieningen uit de Algemene Bijstandswet?
De recente wetswijziging, waarover wij in het begin van dit stuk spraken, is een uitvloeisel van de 1 %-operatie. Meijer dacht er tot 1980 250 miljoen mee te bezuinigen. Deze achtergrond is bij de behandeling voortdurend onder de tafel gewerkt. Er is hoogstens sprake van 'kostenbeheersing' of van 'regulering'. Het woord bezuiniging is een vloek geworden. Door de wetswijziging zijn echter wettelijke kaders geschapen die voor de Van Agt/Wiegel-regering zeer forse bezuinigingen op de voorzieningen mogelijk maken. Niet de gemeenten maar de minister beslist voortaan, welke voorzieningen uit de ABW gefinancierd mogen worden, volgens welke èriteria, door wie en door welke instellingen! Datgene waar de hele wetswijziging aan is opgehangen, is de zgn. gatproblematiek Veel voorzieningen zijn door de gemeentebesturen gefinancierd, omdat geen andere financiële regeling voorhanden was. De wijze waarop sommige politici en ook de minister met de beschuldigende vinger naar de gemeentebesturen en particuliere 181
instellingen wees, sloeg nergens op. De indirectie financiering via de ABW heeft een grote omvang aangenomen, omdat een regeringspolitiek, gericht op een doelbewuste uitbreiding en verbetering van het voorzieningenniveau achterwege bleef, met name op het gebied van de bejaardenzorg, gezondheidszorg en het maatschappelijk werk. Het is de verdienste van de grote gemeenten geweest dat zij in de afgelopen jaren de noodzakelijke uitbreiding en verbetering van het voorzieningenniveau ter hand hebben genomen, uitgaande van de behoefte van de plaatselijke bevolking. Dat is geen oneigenlijk gebruik van de ABW, zoals wel gezegd is. Integendeel. Oneigenlijk is de wijze waarop de overheid nu via de ABW het voorzieningenpeil terug kan schroeven. Er is immers geen enkele garantie dat voorzieningen die niet via de ABW zijn toegelaten, wèl op een andere manier gesubsidieerd zullen worden. Oneigenlijk is ook de wijze waarop de vernieuwing van het geheel van voorzieningen in de ABW sterk aan banden is gelegd, met name door een lange procedure van erkenning en toelating. Door de CPN-fractie is dan ook gepoogd via amendering een dergelijke afremming van de vernieuwing van het geheel van voorzieningen te voorkomen. In het door Joop Wolff ingediende amendement werd voorgesteld om de rijksoverheid te verplichten om binnen 6 maanden over door de gemeente ingediende aanvragen te beslissen. Overschrijding van deze termijn zou betekenen, dat deze aanvragen automatisch zouden zijn toegelaten. Het amendement werd echter alleen door de PSP en de PPR gesteund. Aantasting van de gemeentelijke autonomie Door de CPN-fractie is erop gewezen dat dit wetsontwerp een scherpe aantasting betekent van de gemeentelijke autonomie. De gemeentes worden geconfronteerd met een groeiende sociale problematiek; werkloosheid, drugverslaving, verkrotting en sanering van de stedelijke gebieden. Terwijl juist extra-financiële impulsen nodig zijn, worden de mogelijkheden van de gemeentes om maatregelen te nemen aangetast. Dat geldt voor het vraagstuk van de gemeentefinanciën in het algemeen, maar met name ook voor de financiering van voorzieningen, die de meest schrijnende problemen kunnen opvangen. De prioriteiten zoals die b.v. in de 1 %-operatie zijn vastgelegd, worden middels dit soort centralistische wetgeving opgelegd aan de gemeentebesturen, hen wordt de verantwoordelijkheid opgedrongen voor de bezuinigingspolitiek. Achter de mooie verhalen over decentralisatie gaat pure centralisa182
tie schuil. Eenzelfde tendens is overigens te bespeuren bij andere wettelijke maatregelen die in voorbereiding zijn, zoals de kaderwet
specifiek welzijn en de rijksbijdrageregeling sociaal-cultureel werk. Juist de gemeentebesturen zijn, als organen die het dichtst bij de bevolking staan, het best in staat de vraag naar voorzieningen op haar waarde te schatten en daarop hun beleid te baseren. Een dergelijke uitholling van bevoegdheden sluit bij gemeentebesturen steeds meer op verzet, met voorop de communistische gemeentebestuurders en raadsleden. De laatste gemeenteraadsverkiezingen hebben laten zien hoe vele communistische raadsleden, juist door een dergelijk optreden, grote autoriteit onder de plaatselijke bevolking hebben verworven. In de komende tijd zal aan dat verzet verdçr vorm moeten worden gegeven, waarbij met name de beweging die zich onder de werkers in deze voorzieningen manifesteen van grote betekenis is. DICK OUDENAMPSEN
183
Amsterdam en zijn toekomst Over Amsterdam wordt veel gesproken en geschreven. Gebeurtenissen en ontwtkkelingen worden beoordeeld op hun uiterlijke aspecten; de beeldvorming van Amsterdam naar buiten wordt daardoor dtkwrjls vertroebeld en komt algemeen gezien nogal negatief over. Amsterdam kampt echter met zeer veel problemen en de situatie, waarin de stad verkeert, is moetltjk. Dit waren redenen, waarom een groep Amsterdammers - of in deze stad werkenden - die zich bewegen op zowel het economisch als het sociaal-cultureel werkterrein, zich wzfde beraden over de problematiek van de stad. Op een daartoe in februari van dit jaar belegde btjeenkomst was Harry Verhetj één van de uitgenodigde sprekers. Hieronder publiceren wtj een bewerking van ztjn inleiding. 'Deze bijeenkomst is een bijzondere ontmoeting, die niet kan worden gezien als een ontmoeting tussen overheid en burgerij zonder meer. Ik meen, dat wij hier bijeen zijn als -zowel 'dag-' als 'dag- en nacht-' Amsterdammers, die elkaar ontmoeten voor een gedachtenwisseling over de problemen van hun stad en die zoeken naar gezamenlijke wegen voor de toekomst van die stad. In dit licht gezien is de wijze, waarop wij het vraagstuk stellen, van veel belang. Het vraagstuk stellen door louter het opmaken van de balans van alle positieve en negatieve punten biedt geen oplossing. Dan ontstaat een soort verlies- en winstrekening, gebaseerd op een statisch uitgangspunt. Dat leidt niet tot een verantwoord toekomstbeeld, niet tot verantwoorde conclusies en daardoor niet tot verantwoorde consequenties. Daarom wil ik trachten het vraagstuk te stellen vanuit de 'stad in beweging' -gedachte, omdat deze mogelijkheden biedt de problemen waarvoor de stad staat en waarmee zij worstelt in volle omvang te onderkennen. Er zijn tal van vraagstukken. Als eerste kan worden genoemd de economische problematiek; niet alleen van de stad maar ook in landelijk verband. Voorts vraagstukken als: de werkloosheid, de woningnood, de bevolkingsafname, criminaliteit, drugsverslaving, de vervuiling en verloedering van de stad, bestuurlijke zwakte of zwakten, onmacht en/ of onduidelijkheid van beleid. 184
Het alleen registreren ervan is echter niett voldoende. Tevens moeten worden onderkend de factoren die oorzaak zijn van deze ontwikkelingen. Het noodzaakt tevens tot het afwegen en kwalificeren van deze factoren en het bepalen van hun wel of niet beïnvloedbaarheid. Op grond van dàt inzicht en van die kennis leidt tot een weldoordachte standpuntbepaling ten opzichte van deze Amsterdamse problematiek, met als consequentie: het actief tegemoettreden van de vraagstukken, teneinde de ontwikkelingen in positieve zin te beinvloeden. Daarbij rijst een aantal vragen, zoals: wat Amsterdam zelf direct kan doen; waar de grenzen van de mogelijkheden en de beperktheden liggen en wat kan worden bereikt via andere overheden door contact en/ of beïnvloeding daarvan en door middel van sterke argumentatle. Voorts: welke interne voorwaarden zijn daartoe noodzakelijk en welke omstandigheden moeten wij daartoe scheppen? Fundamentele veranderingen
Er blijkt duidelijk, dat allerwege de behoefte aan een dergelijke dialoog wordt gevoeld. In het algemeen gesteld, kan worden geconstateerd, dat ons land en onze stad in een overgangsfase verkeren. De periode van materieel herstel en wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog is nu afgesloten. Het denken en doen van generaties, die oorlog en bezetting bewust hebben meegemaakt, werd bepaald door die periode en door de tijd daarvoor. Wij moeten ons echter realiseren, dat de generaties, die nu de draagvlakken vormen in het maatschappelijk leven, niet de oorlog en zijn periode daarvóór hebben gekend, waardoor zij anders denken en anders handelen dan oudere generaties en de zaken met een andere mentaliteit tegemoet treden. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat sinds die tijd fundamentele veranderingen zijn ontstaan in wetenschap en techniek, die met onvermoede krachten doorwerken in het sociaalcultureel en economisch leven van ons land en van de stad. Amsterdam is economisch geconfronteerd met een aantal veranderingen van fundamentele aard. Te noemen zijn het wegvallen van de Indonesische markt en de daarmee samenhangende betrekkingen, de ontwikkeling van de duwvaart en de moeilijkheden die daarvan het gevolg waren voor het Amsterdam-Rijnkanaal, waardoor de verbindingen met het achterland werden verstoord; 185
het voor grotere schepen niet meer bereikbaar zijn van Amsterdam; de dreigende afbraak van scheepsbouw en andere industrieën; het door bedrijven stellen van nieuwe ruimtelijke eisen, waaraan in de bestaande stad niet meer kan worden voldaan; het tot stand komen van economische concentraties en fusies, die mede tot gevolg hebben dat bedrijven Amsterdam verlaten, soms ook omdat beslissingen in het beleid buiten Amsterdam worden genomen, de EEG ontwikkelt een nieuwe en andere werf- en zuigkracht, waardoor het zwaartepunt van de economie zuidelijker komt te ligeen: Rotterdam, Moerdijk, Brabant en Zeeland en waardoor het Noordzeekanaalgebied aan betekenis verliest. Dit alles is niet het gevolg van een natuurwet. Er komen nieuwe lijnen en stromingen, voortvloeiend uit buiten-nationale (Europese) overeenkomsten en gemeenschappen. In dat kader vallen nog andere wijzigingen vast te stellen. In het Noordzeekanaalgebied ligt de beslissingskracht van Hoogovens niet meer in I]muiden, maar bij andere, niet in ons land liggende bedrijven, waarmee Hoogovens is verbonden. Andere grote en diep-ingrijpende veranderingen voltrekken zich in de distributiesector. Het grootwinkelbedrijf met zijn veelomvattende sortering is een normaal verschijnsel geworden; evenals de zelfbediening, de winkelcentra, de Maxis' en de Makro's. Deze ontwikkeling werd een bedreiging voor het midden- en kleinbedrijf en veroorzaakt grote moeilijkheden in deze sector. Een ander zeer actueel punt is de huidige economische recessie. De invloed van de teruggang in de economie kan niet worden tegemoetgetreden met slechts het nemen van incidentele maatregelen. Wij moeten ons realiseren, dat het een diep ingrijpend gebeuren is in het nationale en economische leven van het land. Het spreekt vanzelf dat deze ontwikkelingen ook hun uitwerking op Amsterdam zullen hebben, niet alleen in zijn economisch leven. Zij kunnen ook reacties oproepen en eisen stellen aan de maatschappelijke organisaties, die zich op alle terreinen bewegen en daar verantwoordelijkheden hebben èn aan de overheid. Veranderingen
Als we over Amsterdam praten is daarmee echter niet het beeld compleet. In onze stad zijn ook de gevolgen merkbaar van de fundamentele veranderingen, die zich in sociaal-cultureel opzicht hebben voltrokken. Als voorbeeld kan gelden de verhoging van het levenspeil na de Tweede Wereldoorlog, waardoor enerzijds nieuwe mogelijkheden werden geschapen, maar die anderzijds heeft geleid tot het ontstaan van nieuwe behoeften en van nieuwe gedrags- en 186
leefpatronen. Dat noopt er toe ook op dit terrein opnieuw onze houding te bepalen, als persoon zowel als in organisatorisch verband. Een andere factor, die de reacties en mentaliteit van de mensen in onze stad beïnvloedt is het feit, dat ondanks vele nieuwe mogelijkheden de tegenstelling steeds groter worden. Haarzuiver kan bijvoorbeeld worden berekend en geregeld dat een ruimtevaartuig een gewenste plaats op de maan bereikt, dat de astronauten van het maanoppervlak de gewenste stenen en stoffen verzamelen, om daarna volgens plan en precies op tijd naar de aarde terug te keren. Via het televisiescherm is daarvan dan praktisch de hele wereld getuige. Maar als een Amsterdammer uit één van de stadsdelen naar het centrum moet - een afstand van 4 tot 5 km - weet hij niet hoeveel tijd hij daarmee kwijt zal zijn en wanneer hij zijn doel bereikt. Het is mogelijk geworden de mens van een nieuw hart te voorzien, waardoor hij weer kan deelnemen aan het leven; maar het is helaas ook nog mogelijk dat een bejaarde overlijdt en het dagen duurt voor dit wordt ontdekt Of dat voor een zieke bejaarde niet direct een vereist ziekenhuis- of verpleegtehuisbed beschikbaar is. Dergelijke grote tegenstellingen leiden velen tot een mentaliteit van 'ze kunnen alles, maar ze dóen niets'. Een dergelijke mentaliteit werkt enorm door en we hebben en krijgen daarmee steeds méér te maken. We moeten er rekening mee houden en vooral: er iets aan doen! Het vraagstuk van de - dertigjarige - woningnood is ook moeilijk te begrijpen en te aanvaarden. Jonge Amsterdammers, die willen trouwen en een woning zoeken, nemen geen genoegen meer met het argument van tientallen jaren, dat de woning er niet is omdat we een oorlog achter de rug hebben. De woningnood is thans ook niet meer alleen een kwantiteits- maar tevens een kwaliteitsvraagstuk. Men verwacht en eist méér kwaliteit dan thans - in hoofdzaak uit voor-oorlogs woningbezit - kan worden geboden. De daarmee samenhangende ontwikkeling van het bevolkingsvraagstuk is evenmin slechts een kwestie van kwantiteit. Deze is vooral een verandering in de sociale samenstelling van de bevolking; in wezen dus een kwaliteitsvraagstuk. In onze stad wonen ruim 40.000 buitenlanders en 37.000 Surinamers, onder vaak moeilijke omstandigheden en verhoudingen waaruit veel sociale problemen ontstaan. De duizenden studenten, die naar Amsterdam komen, studeren en wonen hier een aantal jaren en vertrekken daarna veelal om plaats te maken voor anderen. De toename van het aantal bejaarden (nu ongeveer 15% van de bevolking) drukt met de daaraan verbonden problematiek eveneens 187
zwaar op de stad. Een ander punt is het door de bevolking stellen van hogere kwaliteitseisen, omdat we beschikken over méér vrije tijd. Men wenst te kunnen deelnemen aan alle vormen van vrijetijdsactiviteiten zoals sport, recreatie en cultuur. Op dat gebied stelt men dan weer andere, hogere eisen dan voorheen. Niet het minst gaat in dit patroon de woonomgeving een rol spelen. De kwaliteit van het wonen wordt mede bepaald door de mogelijkheden de gewenste vrijetijdsactiviteiten te verrichten. Terwijl de verlangens groot en de behoeften evenredig sterk zijn, is de praktische werkelijkheid in Amsterdam echter nog, dat gehele stadsdelen verkrotten; dat in tal van buurten onleefbare situaties bestaan en ontstaan. Dat zijn voor iedere Amsterdammer zichtbare feiten. Daarom meen ik, dat het vraagstuk van de stadsvernieuwing moet worden geconcentreerd als zijnde: het vraagstuk van vernieuwing van de stedelijke gemeenschap, zowel in sociaal-cultureel als in economisch opzicht. Geen pessimisme
Op grond van dit alles doen zich nieuwe ontwikkelingen voor op het gebied van de politieke betrokkenheid van de bevolking. Deze bewegen zich echter niet in de traditionele banen, eertijds getrokken door de politieke partijen. Er is een politiek proces gaande met groeistuipen, waaraan doktoren en kwakzalvers sleutelen, maar waarvoor de oplossing nog niet is gevonden. Hierin móét duidelijkheid worden geschapen. Grondig dient te worden onderzocht wat moet gebeuren om normale politieke kanalen te vinden, waarin zich die stromen bijeenvoegen op weg naar de gestelde doelen, die in veel gevallen nuttig en goed zijn. Wellicht zullen velen van u zeggen, dat u daarmee niets te maken hebt of wilt hebben en dat de meeste wensen en eisen niet de eigen belangstelling of het eigen gebied raken. Toch is een aantal ervan nauw verweven met de sociaal-economische vraagstukken in en van de stad, in het bijzonder de vraagstukken van de woningbouw en van het verkeer en het vervoer. Het is belangrijk, dat de vanuit beide belangensectoren komende activiteiten - en ook passiviteit - aanleiding kunnen geven tot botsingen. In Amsterdam verstrengelen zich de lijnen van economisch beleid en sociaal-cultureel beleid tot een onontwarbare knoop, die steeds vaster wordt getrokken door incidentele beleidsbeslissingen, alles met zeer goede bedoelingen en pogingen tot het 188
brengen van oplossingen. Het gevolg van de geschetste onontwarbare knoop kan demoralisatie zijn, die het gevaar inhoudt van een terechtkomen in een neerwaartse spiraal, die leidt tot verwarring en instabiliteit. Deze schets van de situatie, waarin wij verkeren, zou aanleiding kunnen geven tot een gevoel van pessimisme. Toch meen ik, dat daarvoor geen reden aanwezig is. Amsterdam heeft een groot aantal sterke punten: het is een sterk, zich nog ontwikkelend financieel centrum; Amsterdam heeft Schiphol, een plechtanker van het Amsterdams economisch leven, waarvoor we met z'n allen moeten gaan staan; Amsterdam is met zijn RAl-Congrescentrum 'congresstad' geworden. Het heeft op zijn grondgebied twee universiteiten, wetenschappelijke centra; er zijn medische centra zoals het Wilhelmina Gasthuis, het Ziekenhuis van de Vrije Universiteit en het nieuwe medisch centrum Slotervaart. Dit alles leeft en beweegt zich op internationaal niveau en heeft internationale aantrekkingskracht, respect en waardering. Dat werkt ook economisch door, zoals b.v. de vestiging van Excerpta Medica, het grote aantal internationale congressen, de bezoeken aan musea en de duizenden toeristen, die het unieke karakter van onze stad willen zien en beleven. Beslissingen
Amsterdam is NU gekomen in een fase van zijn ontwikkeling, waarin het nemen - of het eventueel n1ét nemen! - van beslissingen van bepalende betekenis is voor zijn toekomst. De stad bevindt zich thans op een kantelmoment. In eçonomisch opzicht staan we voor de vraag: hóe verder? Deze vraag ligt er op sociaal-cultureel gebied eveneens levensgroot. In materieel opzicht staat de stad voor het punt dat ze in de komende tientallen jaren wordt prijsgegeven aan een immense verloedering, of dat een doelbewust proces van stadsvernieuwing op gang wordt gebracht. Er is geen keus. Wij moeten die veelomvattende en alleseisende taak aanpakken. De vraag daarbij is echter: wtflen we het en kunnen we het? Het willen beslist ten dele al over het kunnen. Bij het 'kunnen' komt het dan nog aan op het punt van de middelen en - hoe vreemd het u misschien ook van een stadsbestuurder in de oren moge klinken - ik denk dan niet in de eerste plaats aan de financiële middelen, die uit de aard der zaak natuurlijk wel een rol spelen. 189
Eén van de voornaamste middelen is echter Amsterdam zelf. De stad heeft (nog) een groot potentieel aan politieke, economische en sociaal-culturele invloed en kracht. De kunst is, er een goed gebruik van te maken. Het gaat vooral om de kwaliteit van het gebruik. Als gereedschap niet goed wordt gehanteerd, veroorzaakt het dikwijls schade. Wij dienen goede actieplannen vast te stellen en actielijnen uit te zetten, gericht op vooruitgang van de stad en op het streven naar het scheppen van voorwaarden en omstandigheden, die Amsterdam - en het Amsterdams Noordzeekanaalgebied - aansluiting geven, c.q. zijn positie doen behouden ten opzichte van de internationale economie. Dat is een levensvoorwaarde voor het voortbestaan van Amsterdam in een kwaliteit zoals die voorheen was en zoals die nu noodzakelijk is om de bevolking te geven waar zij recht op heeft. Een dergelijke kwaliteit van de stad is voorts van nationale betekenis. Belangrijke facetten daarvoor zijn het bekende vraagstuk van de Voorhaven, en de scheepsbouw en scheepsreparatie, goede verbindingen met het achterland en de verdere ontwikkeling van de luchthaven Schiphol. Het is niet toevallig dat er discussies zijn geweest om een tweede nationale luchthaven te situeren in het Brabantse; dat heeft te maken met de nieuwe economische concentraties in EEG-verband. Wij moeten er voor vechten dat Schiphol behouden blijft en dat de Markerwaard een aanvulliing wordt voor Schiphol. Een dergelijke verbinding op internationaal niveau en met een internationale functie is niet alleen voor de stad, maar ook voor de nationale economie van levensbelang. Onze plannen en activiteiten moeten voorts zijn gericht op de voorwaarden en omstandigheden van Amsterdam als een in sociaalcultureel opzicht internationaal trefpunt. Daarbij moeten wij gebruik maken van het bestaan en functioneren van onze universiteiten, musea, orkesten en balletgroepen en van onze historische binnenstad. Dat betekent in politiek beleidsopzicht het samenbrengen van de krachten, die kunnen bereiken dat in het nationaal beleid plaats en aandacht komt voor deze zaken en dat omstandigheden worden geschapen, die realisering mogelijk maken. Dit is een verantwoorde politieke - en niet een ver-politiekte benadering van het vraagstuk. Dit houdt echter gelijktijdig in, dat het beleid, het bestuur en de maatschappelijke organisaties ter plaatse blijk geven, c.q. gaan bewijzen, dat zij die verkregen mogelijkheden en omstandigheden kunnen en willen gebruiken ten behoeve van de regionale en nationale economie. Dit is naar mijn mening niet een zaak van de 190
overheid alleen. Daarbij dienen dan enkele punten in het oog te worden gehouden. Zo zal Amsterdam af moeten van zijn kenmerk eigenwijs te zijn. Eveneens moeten wij af van de opvatting, dat Amsterdam superieur is aan andere gemeenten. Dat heeft ons in een isolement gebracht en heeft de verdediging en behartiging van onze belangen verzwakt en soms geschaad. Wij moeten onze kwaliteit bewijzen door onze prestaties. Wij moeten een situatie scheppen, waarmee en waarin duidelijk wordt gemaakt, dat onze belangen niét tegenstrijdig zijn aan die van de regio. Wij moeten een politiek en een beleid voeren van 'verzameling van krachten op basis van gemeenschappelijke belangen', in grotere verbanden dan alleen die van onze gemeente. Wellicht kan het vraagstuk van het Noordzeekanaalgebied als een voorbeeld gelden. Wij kennen hiervoor het zogenaamde 'vier hoekpunten-verleg' van de gemeenten Zaanstad, Haarlem, Velsen en Amsterdam. Amsterdam zal nieuwe initiatieven moeten gaan ontwikkelen, waarbij het niet blijft bij overleg, maar waarbij dat wordt omgesmeed tot een actieve machtsconcentratie, teneinde het Noordzeekanaalgebied de plaats te geven zoals in de toekomst het belang van ons land en van de bevolking in dat gebied wordt vereist. Zou in verband met Schiphol bijvoorbeeld de gemeente Haarlemmermeer ook niet moeten deelnemen? Voorts dient alle aandacht te worden besteed aan Amsterdams traditionele achterland, Friesland, Groningen en Twente. Ook dat zijn gebieden die bij de ontwikkeling ten achter blijven - eenzelfde verschijnsel doet zich b.v. ook voor in Frankrijk, Italië en andere Westeuropese landen - en ook daar ontwikkelt zich een streven om de weg uit de moeilijkheden te vinden. Op basis van gemeenschappelijke belangen zullen deze gebieden steun en kracht kunnen vinden bij Amsterdam, als wij die initiatieven ontplooien. Amsterdam kan een hoeksteen zijn voor een dergelijke nieuwe concentratie. Dat vereist echter wel veel aandacht van het gemeentebestuur, zijn medewerkers en de niet-gemeentelijke krachten. Wij zullen moeten weten hoe nieuwe materiële mogelijkheden kunnen worden benut en hoe dat geen bedreiging gaat vormen voor onze omgeving. Daaruit ontstaan weer de vragen, hoe we nieuwe activiteiten vinden, hoe we nieuwe ontwikkelingskansen zien op basis van veranderingen in de wereldeconomie en in hoeverre wij bereid en in staat zijn bepaalde traditionele lijnen en wegen te verlaten of te herijken. 191
Rol gemeentebestuur
Onze overheden brengen, veelal met ambtelijke en niet-ambtelijke deskundigen, bezoeken aan andere landen en zien daarbij dikwijls interessante projecten. Benutten deze overheids- en particuliere vertegenwoordigers hun bezoeken voor een grondige overdenking, welke mogelijkheden deze landen bieden voor méér en beter economisch en sociaal-cultureel contact? Weten wij, of en hoe onze gesprekspartners bij deze bezoeken zijn gebonden aan afspraken of overeenkomsten met anderen? Ook het gemeentebestuur moet daarop meer attent worden en moet zijn leidinggeven en functioneren op nieuwe leest schoeien. Het gemeentebestuur moet alle kennis, ervaring en kwaliteit van niet-gemeentelijke krachten in zijn activiteiten betrekken. Dat zal een wisselwerking doen ontstaan, die naar beide kanten bevruchtend kan werken. Een daarplee samenhangende voorwaarde is de kwaliteit van het bestuur en het daarop rustende vertrouwen tussen bestuur en bestuurden. Dat zit niet in de kandidaatstelling of het al dan niet deelnemen aan het bestuur door sterke mannetjes en vrouwtjes. Het voornaamste element om de kwaliteit van het bestuur te brengen op het vereiste niveau van de aan te vatten taken ligt in de duidelijkheid van de taakstelling. Daardoor ontstaat een houvast voor het bestuur; het is de basis voor een systematische aanpak en tevens een toetsingskader of het bestuur goed Of slecht werkt. Deze beoordeling geschiedt niet aan de hand van het aantal foto's of regels in de krant, maar vindt plaats door het behalen van resultaten en van de mogelijkheden voor de burgerij, deze af te wegen op hun zwaarte en kwaliteit. Het vormt voorts een bijdrage tot het op niveau brengen van de kritiek, hetgeen een noodzakelijke voorwaarde is om het bestuur te verbeteren en het beleid te versterken. Op deze wijze wordt de kritiek een functionele factor in de kwaliteitsverbetering van het bestuur. Het bestuur bevindt zich in dezelfde beslissende fase als de eerder genoemde economische, sociaal-culturele en bouwkundige situatie van de stad; een ieder staat voor de vraag: hoe nu verder? Dit mag echter niet worden gezien als een vierde ongeluk, dat ons treft. Het is de uitdrukking van het algemene en veelomvattende karakter van de problematiek, waarmee de stad - en niet alleen Amsterdam - worstelt. Dit kan worden onderstreept door een citaat uit de Nieuwe Rotterdarnsche Courant van 13 december 1977, waarin een rapport wordt besproken van de Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid: 192
'De toekomstdeskundigen van de Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid verwachten dan ook een crisis in het openbaar bestuur, die tot veel ellende aanleiding zal geven, als er niet op tijd nieuwe bestuursmethoden worden ontwikkeld.' In onze activiteiten voor het verkrijgen van een inzicht in de toekomstige behoeften en met een naar vermogen rekening houden met een zich wijzigend maatschappelijk gebeuren, willen en moeten wij de krachten uit alle lagen van de bevolking betrekken. Wij moeten daarvoor ook een basis vinden; het hoe en waarom daarvan duidelijk maken, daarbij uitgaande van een gedeelde en soms elkaar rakende of aanvullende verantwoordelijkheid ten aanzien van het maatschappelijk welzijn. De voorwaarden daartoe zijn: 1. De verantwoordelijkheid van de individuele burger voor zichzelf en zijn omgeving, met de vrijheid naar keus ten aanzien van het gebruik van collectieve voorzieningen of mogelijkheden tot deelnemen aan bepaalde activiteiten. 2. De verantwoordelijkheid van, wat kan worden genoemd, maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met sociaal-culturele en economische belangenbehartiging. 3. De verantwoordelijkheid van de overheid, die een a/gemene verantwoordelijkheid draagt en die met een efficiënt en doeltreffend beleid de mogelijkheden dient te scheppen, dat collectieve voorzieningen tot stand komen en dat noodzakelijke sociaal-culturele en economische activiteiten kunnen plaatsvinden. Via deze uitgangspunten komen we terug op het vraagstuk van de stadsvernieuwing. Amsterdam zal de stadsvernieuwing niet doeltreffend kunnen aanpakken indien deze niet wordt opgezet en uitgevoerd als een vernieuwing in economisch en sociaal-cultureel opzicht van de stedelijke gemeenschap. Daaruit vloeit dan de consequentie voort, dat deze stadsvernieuwing gepaard gaat aan bestuursvernieuwing, zowel van functioneren, van bestuursmethodieken als door het toepassen van nieuwe technieken met betrekking tot de administratie en de regeling van procedure. Dit alles dient te geschieden snel, efficiënt en direct op de bevolking gericht. Het stadsbestuur is in deze nog zoekende. Dat blijkt o.a. uit experimenten met decentralisatie en deconcentratie van bestuur, wijkopbouworganen, deelgemeenteraden, enzovoort. Het doel daarvan is het vinden van nieuwe bestuursvormen, -technieken en -methodieken voor een doeltreffende aanpak van de problemen.
193
Het pn'ncipe moet zijn: een horizontaal leidinggevend centrum, dat grondslag en voorwaarden schept voor deelname van alle kennis en kwaliteit uit de stedelijke gemeenschap en voor openbare controle op de wijze waarop het gemeentebestuur deze kennis en kwaliteit benut, wat de in het geding zijnde belangen zijn en het hoé en waarom van de keuze van de belangenafweging. Er kan en zal niet worden ontkend, dat in onze stad een diversiteit van belangen bestaat. Daarom zal steeds een keus moeten worden gedaan, die is gebaseerd op het afwegen van belangen en dat behoon dan weer op een verantwoorde en voor elke burger zichtbare manier te gebeuren. Alle krachten inschakelen Het inzetten van alle in de stad aanwezige kennis en kwaliteit is daarbij noodzakelijk, omdat het gemeentebestuur zelf niet over alle kennis, kwaliteit en inzicht kan beschikken. Dat vloeit mede voon uit de voortdurend verdergaande en steeds breder uitwaaierende specialistische kennis en mogelijkheden. Dit betekent echter niet dat het gemeentehstuur deze kennis, kwaliteit en inzicht slechts incidenteel moet gebruiken of verzamelen. Het bestuur heeft tot taak het totaal van kennis en kwaliteit maatschappelijk functioneel te maken door er een nieuwe vaardigheid en kennis van bestuur aan toe te voegen. De kwaliteit van het bestuur toont zich dan niet alleen in het genomen besluit, maar ook in de besluitvorming. Dit is niet het minst noodzakelijk in verband met de verhouding tot hen, of die delen van de bevolking, die in zo'n besluit geen gelijk, of niet hun zin, krijgen. Ook daarmee moet een vertrouwensrelatie blijven bestaan. Een vertrouwensrelatie tussen bestuur en bestuurden is niet te bereiken door te pogen iedereen gelijk of zijn zin te geven. Respect en waardering voor het werk en het bestuur wordt wel in eenheid verkregen wanneer voor ieder klaar en duidelijk wordt gesteld, wat wel en niet mogelijk is. Amsterdam is een stad in beweging, een stad met een verleden en heden en een toekomst. Een stad, waar de ervaring leert dat ontwikkelingen in binnen- en buitenland in positieve en negatieve vorm hun doorwerking hebben op en in ons stedelijk gebied. Amsterdam is nooit een in zichzelf gekeerde stad geweest; had altijd internationale verbindingen (Scandinavië, Oostzee-landen, Indonesië, Zuid-Amerika), die voor de stad een sterke economische basis vormden. Dat schept dan ook de verplichting, de ontwikke-
194
lingen in binnen- en vooral buitenland nauwkeurig te volgen, deze te analyseren naar hun inhoud en op grond daarvan zonodig de bakens te verzetten. Het vinden van een oplossing voor de problemen en een aanpak tot nieuwe vooruitgang van Amsterdam, is dan ook een politiek vraagstuk. Echter niet op een bekrompen wijze; het vraagt om een politieke benadering op niveau, aangezien het om een nationaal politiek vraagstuk gaat, waarmede verschillende lagen van de bevolking en diverse belangengroeperingen te maken hebben. Men zou kunnen zeggen, dat de kwaliteit van de verschzilende politieke parti/en en het niveau, waarop zzi de belangenbehartiging van de bevolking benaderen en doorvoeren, kan worden afgemeten aan de wzjze waarop zzj zich in deze ontwzkkelingen verdiepen; in de kzjk, die zzj er op hebben en aan de standpunten, die zzj dienaangaande innemen. Voor Amsterdam in het bijzonder is dit een zeer concreet vraagstuk, aangezien het direct te maken heeft met de werkgelegenheid, de stadsvernieuwing en het versterken van de basis, waarop een gezond sociaal-cultureel beleid dient te rusten. Het gaat er nu om, vanuit en met dit begin de Amsterdamse gemeenschap te doordesemen met die gedachten zodat maatschappelijke organisaties, bepaalde groeperingen en politieke partijen erbij worden betrokken en zich bij dit ontwikkelingsproces willen inschakelen en hun krachten geven. Op deze wijze komt niet alleen een verantwoord denkproces tot stand, maar gelijktijdig een praktisch handelen, dat niet minder kritisch dan voorheen staat ten opzichte van de huidige tekortkomingen, maar dat wel doeltreffend in staat is die tekortkomingen te overwinnen en Amsterdam weer een toekomst te geven!'
HARRY VERHEI]
195
Propaganda: nieuwe wegen Sinds de verscherping van de economische crisis, hebben ondernemers en regering via radio en televisie dag in dag uit rondgetoeterd, dat alleen verlaging van de levensstandaard van de bevolking een oplossing biedt voor de groeiende werkloosheid. Er worden de meest idiote redeneringen rondgebazuind om te verhinderen dat duidelijk wordt dat de kapitalisten hun crisis willen afwentelen op de werkers en dat ze de bewapeningsindustrie in razend tempo verder willen opschroeven. Radio en televisie zijn belangrijke media, snel - als het moet -, indringend, uiterst selectief (het aantal zenders is beperkt en medewerkers worden nog steeds zorgvuldig gescreend). Ze zijn in staat dezelfde leugens jarenlang te herhalen. Maar ze vormen geen macht op zich, het zijn instrumenten, het zijn media. Ze kunnen politieke verhoudingen beïnvloeden, maar ze kunnen ze niet blijvend bepalen en evenmin negeren. Dit laatste is wel heel duidelijk geworden bij de acties tegen de neutronenbom. Sinds de plannen tot produktie van de neutronenbom in de openbaarheid kwamen, hebben radio en televisie in Nederland niets gedaan om serieuze voorlichting te geven, integendeel, ze hebben lange tijd slechts vage en geruststellende geluiden laten horen. Desondanks kwam een beweging tot stand die een ongekend breed en massaal karakter heeft. Maandenlang is deze beweging verzwegen door de Nederlandse radio en televisie, totdat ze niet langer te negeren viel en ook op radio en televisie informatie hierover doordrong.
Televisie niet oppermachtig Daaruit blijkt dat radio en televisie media zijn waarvan het gebruik afhangt van de politieke verhoudingen in ons land, al vormen ze er geen afspiegeling van. Ze kunnen de standpunten, de ideeën en het optreden van de communisten verzwijgen of vervalsen, maar ze kunnen hen niet monddood maken. Ze zijn niet in staat gebleken te verhinderen dat de waarheid over de na-oorlogs bewapening en de koude oorlog, over de koloniale en neo-koloniale oorlogen in Indonesië, Korea, VietNam en Zuidelijk Mrika voor zeer grote delen van de bevolking duidelijk werd. Ze
196
konden niet verhinderen dat de solidariteit van de brede massa van ons volk met name met het Vietnamese volk kon ontstaan. Radio en tv konden niet verhinderen dat de arbeiders- en studentenbeweging een eind maakten aan de regering-BiesheuveL Dit alles geeft aan dat radio en tv niet oppermachtig zijn, veel hangt af van de eigen propaganda van de communisten. Het is nodig om onze eigen media, onze eigen strijdmiddelen aan· een onderzoek te onderwerpen en te bekijken waar successen zijn behaald en waar of in welk opzicht de propaganda verbeterd moet worden. Onze propaganda wordt begrepen door de mensen op die punten waar ze het niveau van algemene leuzen overschrijdt, daar waar ze feiten, argumenten en ideeën leven, op die punten waar het levenspeil en de veiligheid van ons volk zeer direct in het geding zijn. Ze is van grote betekenis in de loonstrijd, in de strijd tegen de ontwikkeling en verspreiding van kernwapens, in de democratisering van het onderwijs, in de strijd voor goede en betaalbare woningen, in de strijd voor de rechten van de vakbeweging en tegen de anti-stakingswet, in de strijd voor handhaving en verbetering van de gezondheidszorg en andere sociale voorzieningen. De CPN beschikt over een schat aan ervaring als het erom gaat haar ideeën en standpunten aan de bevolking uiteen te zetten. Ze heeft hiervoor gedurende de gehele periode van haar bestaan onder vaak zeer moeilijke en wisselende omstandigheden vormen weten te vinden. Die ervaring is zeer waardevol, maar de propaganda van de CPN mag daar niet in blijven steken, mag geen routine-aangelegenheid worden. We moeten aansluiten bij nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de massacommunicatie. De grafische industrie, de typografie en het gebruik van drukwerk in het algemeen hebben diepgaande veranderingen ondergaan. De hoeveelheid drukwerk dat zijn verspreiding vindt onder de mensen, is enorm toegenomen. Tegelijkertijd is men veel selectiever geworden; mede onder invloed van radio en tv wordt drukwerk op een andere manier bekeken en gelezen. Het is meer dan ooit nodig om informatie - op welke manier ook gepresenteerd, in radio- en tv-zendtijd, in pamflet- of brochurevorm, door middel van tentoonstellingen of in De Waarheid- zo toegankelijk mogelijk te maken. De moderne technische mogelijkheden, de offset-pers, ons vernieuwde krantenbedrijf, de verschillende audio-visuele systemen als video, film, dia-presentaties, konom de technieken waar we als communisten wèl over kunnen beschikken, moeten dan ook zo goed mogelijk worden benut. We moeten beter dan tot nu toe gebeurt, in het materiaal dat we
197
maken de concrete strijdervaring, wetenschappelijke inzichten, kennis van de problemen van de bevolking, talent op het gebied van journalistiek en vormgeving tot gelding brengen. Natuurlijk biedt het verbeteren van de propaganda geen garantie voor politieke vooruitgang, maar het negeren van veranderingen in het hele cultuurpatroon leidt onherroepelijk tot stagnatie! Aan de hand van een paar ervaringen uit de praktijk zal ik proberen een en ander te verduidelijken.
Drukwerk Voorlopig blijft natuurlijk voor de CPN het drukwerk het belangrijkste. Daarover lijkt me een beschouwelijke opmerking op zijn plaats, niet van mezelf maar van Herhert Spencer, een Britse typograaf: 'Hoe groot ook de wijsheid van de auteur, hoe essentieel ook de boodschap, hoe groot ook het vakmanschap van de drukker, drukwerk dat niet wordt gelezen is slechts een hoop papier een een beetje inkt. De werkelijke doelmatigheid van drukwerk moet worden gemeten naar hoeveel er is gelezen en begrepen, en niet naar hoeveel er is geproduceerd.' Brochures, kranten, manifesten moeten in de eerste plaats de strijdervaringen van de mensen zelf weerspiegelen en wel op zo'n manier dat de mensen hun eigen ervaringen er ook in kunnen herkennen. Zulk materiaal zal gelezen en begrepen worden en niet alleen door communisten. Hierbij gaat het er niet om een stijl te ontwikkelen, noch in literair noch in enig ander opzicht, maar materiaal te verschaffen aan de communisten waarmee ze kunnen werken, waarmee ze de discussie met de mensen kunnen aangaan. Met het op papier zetten van een standpunt ben je er niet. Het zoeken naar de vorm en naar de middelen moet dan eigenlijk nog pas beginnen. Steeds opnieuw moeten we ons afvragen wat we willen bereiken met ons propagandamateriaal en wat daartoe de meest geëigende vorm is. Dat geldt ook voor affiches. Affiches in allerlei vormen zijn zeer geschikt om snel op de actualiteit te reageren en ze worden juist dan ook bekeken. Het kan ook een effectieve manier zijn om aan een bepaalde leuze bekendheid te geven. Bij talrijke gelegenheden is gebleken, dat het ophangen van affiches in bedrijven, instellingen en thuis voor het raam voor tienduizenden mensen een manier kan zijn om aan een actie mee te doen, zoals dat in de VietNam-beweging, de studentenbeweging, 198
verkiezingscampagnes en in de actie tegen de neutronenbom gebeurde. Bijzonder belangrijk is dat van tevoren duidelijk is wat voor boodschap je over wilt brengen. De tekst moet in goed overleg tussen tekstschrijver en ontwerper worden vastgesteld.
Audiovisueel Met audio-visuele middelen, zoals film, video en dia-programma's bestaat binnen de CPN betrekkelijk weinig ervaring. We worden dagelijks en meestal op onaangename wijze geconfronteerd met de enorme zeggingskracht van deze middelen. In dit verband is het nuttig te wijzen op de betekenis die onze Vietnamese kameraden toekenden aan de film in de nationale bevrijdingsstrijd van hun land. Die speelde een belangrijke rol, ook in ons eigen land waar het erom ging de solidariteit met Vietnam te organiseren. Ook in een aantal kapitalistische landen wordt door de arbeidersbeweging intensief gebruik gemaakt van film en video. De recente televisie-uitzendingen van de CPN tonen aan dat verbetering op dit terrein mogelijk zijn door filmmensen bij dit werk te betrekken. Gaandeweg kunnen we met het gebruik van film meer ervaring opdoen en daarbij dan ook meer cineasten en filmstudenten betrekken. Bij het gebruik van film en video moeten we niet alleen denken aan openbare vergaderingen, festivals e.d., maar ook zouden deze middelen effectief kunnen zijn bij scholingsbijeenkomsten om meer gecompliceerde zaken in een heldere vorm uiteen te zetten.
Inspiratie De Oktoberrevolutie heeft het aangezicht van de wereld veranderd in meer dan één opzicht. Als we de ontwikkeling in die tijd van de schilderkunst, de architectuur, de typografie en de film overzien, blijkt hoe het 'sterft gij oude vormen en gedachten' en het revolutionaire élan bij de opbouw van de eerste socialistische staat kunstenaars inspireerde, niet in de laatste plaats in ons eigen land. De beeldende kunst leverde nieuwe inzichten op het gebied van de visuele waarneming; architectuur, typografie en industriële vormgeving werden van hun negentiende eeuwse kluisters bevrijd. Er ontstonden vooruitstrevende opvattingen over volkswoningbouw en planologie. Ze werden gevormd in een tijd dat een groot deel van de bevolking aan tuberculose leed tengevolge van de erbarme-
199
lijke woonomstandigheden. Deze opvattingen, waar we nu vaak in de praktijk mee te maken hebben zijn - hoe kan het ook anders niet het laatste woord gebleken en de discussie over woningbouw en planologie is gelukkig weer in volle hevigheid losgebarsten. Onze partij heeft, toen het vraagstuk van de mogelijkheid en de wenselijkheid van de renovatie van verkrotte arbeiderswijken aan de orde kwam een belangrijke rol gespeeld. De revolutionaire mogelijkheden van film, fotomontage, fotografie, de politieke prent, de koperdiepdrukrotatie (methode voor het vervaardigen van geïllustreerde bladen in massaoplage) werden vaak ontdekt en in de praktijk onderzocht door kunstenaars die de kant van de arbeidersbeweging kozen. Deze mogelijkheden werden later in de strijd tegen het fascisme en bij de geallieerde oorlogsinspanning op grote schaal benut. Massacommunicatie was niet langer een zaak van het vermenigvuldigen en verspreiden van een geschreven tekst. Dat gold natuurlijk in de eerste plaats voor radio en film, maar ook in toenemende mate voor drukwerk zelf. Zo vond in de dertiger jaren een doorbraak plaats in de ontwikkeling van kranten. Ooggetuige Allen Hutt, in die jaren redacteur van de Daily Worker beschrijft deze periode als volgt: 'De hele aanblik van kranten veranderde radicaler dan ze ooit te voren was veranderd. Formalisme begon plaats te maken voor vrijheid in de redactionele presentatie. 'Opmaak' ontstond als opvatting van het ontwerpen van hele pagina's met inbegrip van de illustraties en de relatie van de redactioneel tot advertenties, en niet langer als het plaatsen van de stukken bovenin en het opvullen van de rest met berichten en vulstukjes. Typografie, dat wil zeggen het ontwerp en de stijl van de lettertypes zelf, werd meer en meer gezien als een belangrijk bestanddeel van koppen zowel als van de tekst. Journalisten kregen een beslissende stem in de keus en het gebruik van lettertypen; de oude 'laat dat aan de drukker over' -houding stierf een verdiende dood. Uit de rijen van de eindredacteuren werd een nieuwe soort geboren, de produktie-journalist, de redactionele man die zich bezighoudt met de typografische vormgeving van zijn krant.' Sinds]ohn Heartfields experimenten met de AIZ (een geïllustreerd weekblad van de KPD waarin foto's en fotomontages en tekeningen en beeldstatistieken de tekst ondersteunden en andersom) verschijnen ook in ons land de geïllustreerde bladen in miljoenen-oplage. Een recent onderzoek wees uit dat voor het eerst in lange tijd het aantal verkochte boeken weer toeneemt. Ook het aantal uitleningen in bibliotheken stijgt snel. Uit hetzelfde onder200
zoek blijkt dat deze toename voor het grootste deel te danken is aan de groeiende belangstelling voor platenboeken en strips over sociale, culturele en technische onderwerpen. Massacommunicatie is een zaak van teamwork geworden. Al naar gelang de aard van het medium werken journalisten, cameramensen, fotografen, tekenaars, cutters, typografen etc. in meer of minder idyllische vormen samen. Ook bij het samenstellen van propaganda-materiaal voor de partij moet voor zover de omstandigheden dat toelaten op deze manier worden gewerkt. Dat wil zeggen: uitgangspunten vaststellen, feiten verzamelen, onderzoek plegen, reportages en interviews maken, beeldstatistieken vervaardigen, tekeningen, foto's en fotomontages maken, teksten schrijven etc. En vervolgens selecteren, monteren, rangschikken, en als het om drukwerk gaat, per pagina kijken of het interessant en begrijpelijk is. Hierbij mag het niet gaan om 'stukjes' propaganda. Er worden soms incidenteel dingen gemaakt, los of 't ware in plaats van de massa-actie en massa-actie wordt soms gevoerd zonder de erbij mogelijke ondersteuning met goed propagandamateriaal. Voor een goede campagne is planning nodig, duidelijkheid over de uitgangspunten, over de te kiezen middelen en hoe die elkaar aanvullen, over terugkerende herkenbare elementen en over de manier waarop de campagne wordt opgebouwd. Maar in de eerste plaats is planning een voorwaarde om tot teamwork te kunnen komen. Zodra van een politieke campagne de hoofdlijnen vastliggen is het noodzakelijk dat met mensen die werkzaam zijn op het gebied van cultuur en massacommunicatie wordt nagegaan wat er nodig is om de actie te ondersteunen, zodat de mogelijkheden die er op allerlei terrein zijn ten volle worden benut. Discussie nodig De solidariteitsbeweging met VietNam, Cuba, Chili, Indonesië en Zuidelijk Mrika, culturele ontwikkelingen in die landen zelf, de strijd ook voor vrede en democratische rechten in eigen land, vormen voor grote groepen kunstenaars bronnen van inspiratie om de mogelijkheden van hun vak te onderzoeken. Zeer velen van hen hebben de laatste jaren de weg naar de CPN gevonden. Dit biedt goede uitgangspunten waar het erom gaat het recht op culturele ontplooiing te verdedigen en uit te breiden. Het biedt evenzeer uitgangspunten om de noodzakelijke verbetering van de propaganda van de CPN tot stand te brengen. Daarvoor is verdere discussie nodig. Dit stuk kan misschien een aanzet zijn. ]EROEN DE VRIES 201
Tijdschrift voor Politieke Ekonomie Sedert ruim een jaar kent ons land een nieuw economisch tijdschrift, het Tijdschrift voor Politieke Ekonomie. Begin 1977 werd door een aantal linkse economen en sociale wetenschappers, werkzaam aan universiteiten en sociale academies, in de vakbonden en het middelbaar onderwijs, het initiatief tot oprichting van dit blad genomen. In het voorjaar van 1977 kwam het eerste nummer uit, medio mei 1978 waren er vier afleveringen van dit kwartaaltijdschrift verschenen, elk nummer ruim 100 pagina's dik. In tegenstelling tot de burgerlijke wetenschappen, waaronder de burgerlijke economie, benadert de politieke economie de sociaaleconomische vraagstukken vanuit de maatschappelijke tegenstellingen (de klassetegenstellingen). Politieke economie richt zich, aldus de redactie in haar voorwoord bij het eerste nummer, op een kritische beschrijving en verklaring van de alledaagse politieke en economische praktijk. Hier valt aan toe te voegen, dat je van de politieke economie mag verwachten dat ze niet slechts een verklaring geeft van de hedendaagse kapitalistische praktijk en ontwikkelingen, maar dat ze een bijdrage en argumentatie levert aan de arbeiders in de bedrijven en tal van andere groepen die in de huidige tijd van crisis in strijd staan. Het Tijdschrift voor Politieke Ekonomie is dan ook niet alleen opgezet om linkse wetenschappers een discussieplatform te geven, maar het richt zich ook op de vakbondskaderleden in bedrijven, op leraren, welzijnswerkers, studenten en andere groepen. Aan de verschillende nummers die het afgelopen jaar zijn verschenen hebben tal van wetenschappers een bijdrage geleverd. Uiteraard eri terecht had het overgrote deel van de artikelen betrekking op de huidige crisis, de verschijnselen hiervan, de argumentatie die hieromtrent door burgerlijke economen, ondernemers, rechtse politici, het Centraal Plan Bureau en tal van anderen is gegeven. Een groot aantal bijdragen had betrekking op een analyse van het politiek economisch beleid onder de regering-Den Uyl: het werkgelegenheidsbeleid in de jaren '72 t/m '76, het 1 %-beleid, het loonbeleid in 1976, de ontwikkeling van de koopkracht in de jaren 1972-1976, het huurbeleid en de individuele huursubsidie. In diverse artikelen is een weerlegging gegeven van burgerlijk economische theorieën over de crisis: de achtergronden van de jeugdwerkloosheid, de arbeidskostentheorie van het Centraal Plan Bureau (loonkosten als oorzaak van de werkloosheid), de zogenaamde loonexplosie van 1964. 202
In enkele artikelen is op overtuigende wijze een aantal begrippen, die ondernemers en burgerlijke economen hanteren in hun argumentatie, aan een beschouwing onderworpen: zogenaamde hoge arbeidsinkomens quote, de post incidentele loonstijging, de werkloosheidscijfers. Daarnaast zijn in diverse nummers artikelen verschenen over onderwerpen als: de Nederlandse biermarkt, het Ogem-concern en de Nederhorst-affaire, de Amerikaanse politiek onder Carter, de belastingen en de opeenhoping van kapitalen bij de grote concerns. Kottom in het jaar dat het Tijdschrift voor Politieke Ekonomie bestaat is een groot scala aan politiek economische vraagstukken aan de orde geweest. Het is hier niet de plaats om op de diverse artikelen afzonderlijk in te gaan. In zijn algemeenheid valt te stellen dat bijna alle bijdragen zich kenmerken door een zeer grote gedegenheid. Een gedegenheid ook, die vergezeld gaat van een overvloed aan cijfermatige informatie ter onderbouwing van de artikelen. De bijdragen sluiten in zijn algemeenheid aan bij tal van concrete vraagstukken waarmee de arbeidersbeweging in de huidige tijd wordt geconfronteerd. Verheugend is dat het tijdschrift geen platform is geworden voor bijdragen waarin puur abstract wordt getheoretiseerd. Je hoeft het niet met de inhoud van alle artikelen eens te zijn om te kunnen stellen dat het Tijdschrift voor Politieke Ekonomie een nuttige bijdrage kan leveren in de strijd van de arbeidersbeweging. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de lengte van de artikelen, de inhoud en de cijferm~tige onderbouwing voor een niet-economisch geschoolde lezer problemen zal opleveren. Je leest het niet zo maar even op een achternamiddag. In de komende jaargang zal het sociaal economisch beleid van het kabinet-Van Agt ongetwijfeld ruime aandacht in het tijdschrift krijgen. Daarnaast zullen vraagstukken rond (kern)energie, industriepolitiek, scheepsbouw, technologie-stimulering, de bouw, onderwijseconomie en staatstheorie worden behandeld. De kwaliteit van de eerste jaargang van het Tijdschrift voor Politieke Ekonomie rechtvaardigt de verwachting dat ook de artikelen in de komende nummers rond deze vraagstukken een schat aan informatie en argumentatie zullen leveren tegenover de burgerlijk economische ondernemersredeneringen. ULFERD BRUSEKER Tijdschrift voor Politieke Ekonomie, uitgave SUA Amsterdam; abonnement jaargang 1978 f 30,-, losse nummer /8,50; kwartaaltijdschrift. 203
De gemeenteraadsverkiezingen -
en verder Op een zitting van het parttjbestuur van de CPN op 10 juni 1/. hield Henk Hoekstra een inleiding over de resultaten der gemeenteraadsverkiezingen, waaruit we hier enkele passages plaatsen. In een negental gemeenten ging onze partij niet alleen ten opzichte van de laatste verkiezingen maar ook ten opzichte van de raadsverkiezingen van vier jaar geleden vooruit. Hier is in de meeste gevallen sprake van een sterke groei van de partij gepaard met een uitstekend optreden voor de belangen van de mensen in de gemeenteraden, zoals in Delft en Utrecht. In een groot aantal plaatsen is sprake van een sterk herstel. Hier gaat het veelal om gemeenten waar traditioneel onze invloed sterk is. Dit is onder andere het geval in Amsterdam en zijn agglomeratie, in de Zaanstreek, in verschillende plaatsen in Noord-HollandNoord, met name Medemblik en Enkhuizen en in de stad Groningen alsmede een hele reeks plaatsen in oostelijk Groningen. Wat betreft het partijdistrict Rotterdam is de gemeente Schiedam het best uit de bus gekomen. De stad Rotterdam blijft in het totale beeld zwak. In een reeks 'buitengemeenten' was er geen vooruitgang, zoals Hellevoetsluis, Spijkenisse, Vlaardingen en Sliedrecht. Dan zijn er nog een aantal plaatsen waar verdere teruggang heeft plaatsgehad. Daaronder zijn er, waar de directe druk van rechts erg grootis-bij een zwakke partijorganisatie - of waar de partij in opbouw is onder een furieuze tegendruk van rechts. Dit is bijvoorbeeld het geval in Limburg en Brabant, hoewel ook daar opmerkelijke resultaten zijn geboekt zoals in Helmond, Heerlen, Tilburg en Brunssum. Er zijn dus aanmerkelijke differentiaties binnen het totale beeld; maar positief daarbij is dat deze differentiatie in verreweg de meeste gevallen betrekking heeft op de mate van herstel. Het zal nodig zijn dit verder per district te analyseren en daarna in de gehele partij maatregelen te nemen om het proces van herstel zo snel mogelijk te laten verlopen.
De eerste resultaten van ons optreden zijn merkbaar en dat heeft ten overvloede de lijn van ons 26ste partijcongres bevestigd. Het is mogelijk gezien de algemene tendensen algemene conclusies 204
te trekken, ook al hebben plaatselijke zaken zeker een rol gespeeld bij de laatste verkiezingsuitslag. Er is een bepaalde ombuiging gekomen in de electoraal neergaande lijn voor onze partij. Dat heeft enorme energie gevraagd, niet te vergelijken met andere partijen die soortgelijke verschijnselen kennen. Wij hebben te maken met tegenstanders die de CPN het liefst willen liquideren. Communisten handelen in het kapitalistische stelsel met zijn machtsapparaten, zijn greep op de massacommunicatiemiddelen, altijd vanuit een onderliggende positie. Maar beter onderliggend dan ondergeschikt en onderworpen. Wij mogen natuurlijk de resultaten niet overdrijven. Er moet nog veel gebeuren om te consolideren en vooral uit te bouwen door nu leden, donateurs en nieuwe abonnees op De Waarheid te winnen, nieuwe afdelingen op te bouwen. Het resultaat is echter ook geen incident en valt niet te kleineren, want het valt samen met de groei van de partij. * * *
Waarop richten we ons bij de verdere concrete uitwerking van de nieuwe coalitievorming, bij de algemene koersbepaling uitgaande van het congres? De verkiezingen en de acties van de laatste tijd geven al enigszins aan in welke richting we moeten werken. De kracht van onze partij ligt in het samengaan met anderen, in coalitievorming en in het actief optreden binnen zo'n coalitie. Wat zal daarbij de hoofdzaak moeten zijn? Het vraagstuk van de vrede, het stoppen van de door de NAVO aangezwengelde wapenwedloop, vermindering van de bewapening, verhinderen van een nieuwe golf in de atoombewapening. En afgeleid van deze strijd en daar direct mee verbonden: de sociaal-economische strijdvragen. De hoofdoriëntatie is dus de beweging tegen de NAVO-bewapening en het daarmee samenhangende atoomgevaar. De actie tegen de neutronenbom heeft de mogelijkheden aangetoond. Deze prioriteitstelling is bitter nodig gezien de toestand, maar schept ook grote tot nu toe ongekende mogelijkheden voor het tot stand brengen van bondgenootschappen. Het gaat hier om een samengaan dat vaak op andere terreinen nog moeilijkheden ondervindt, bijvoorbeeld op het gebied van de sociaal-economische strijd, waar meningsvetschillen bestaan over de vraag of actieve strijd tegen de crisis mogelijk is door aanpak van het wapenkapitaal en de winsten, dan wel in de crisis moet worden berust. De gangbare opvatting bij burgerlijke politici is dat bij het bepalen van de loonpolitiek en bij de crisisbestrijding de marges vastgelegd zijn en de oorlogsuitgaven en winsten hoe dan ook onaantastbaar zijn. 205
Wij zullen deze opvatting bestrijden. Wij weten dat met name ook in kringen van de vakbeweging velen in onze richting denken, zoals ook uit een aantal recente publikaties in vakbondsbladen blijkt. Inmiddels is echter wel komen vast te staan dat reeds bondgenootschappen en actief samengaan mogelijk zijn in vredesvraagstukken: met socialisten, PPR, PSP, mensen uit de vakbeweging en confessionelen. Vanuit deze koersbepaling ontwikkelen we ook onze internationale activiteit, gaan we bondgenootschappen aan, wetende dat de strijd voor vrede een internationaal gevoerde strijd moet zijn, wil er succes zijn voor elke nationale vredesbeweging. Uit De Waarheid van 14 juni 1978.
Partijbestuur CPN WdS bijeen Het afgelopen weekeinde vergaderde het partij bestuur van de CPN in Amsterdam. Het eerste agendapunt, de politieke toestand en de activiteiten van de partij, werd ingeleid door partijvoorzitter Henk Hoekstra. Een tweede punt van bespreking vormde de voorbereiding van het beginselprogram, waartoe op het 26ste congres is besloten. Voorstellen ten aanzien van de voorbreiding van z'n program werden aan het partijbestuur voorgelegd door Jaap Wolff, lid van het dagelijks bestuur en voorzitter van het IPSO. Over beide agendapunten vond in het partijbestuur een intensieve discussie plaats. De belangrijkste conclusies over de politieke toestand en de activiteiten van de partij, zoals die in het partijbestuur aan de hand van de inleiding en de beraadslagingen daarover werden getrokken, zullen in een aantalpublikatiesin De Waarheid deze week worden uiteengezet. De inleiding van ] aap Wolff over de voorbereiding van het beginselprogram zal eveneens in onze ktant worden gepubliceerd. Uit De Waarheid van 10 april 1978 206
PERSBERICHTVAN HET PARTijSECRETARIAAT
Ontmoeting CPN met Joshua Nkomo Ter gelegenheid van het bezoek aan ons land vanJoshua Nkomo en andere leiders van de bevrijdingsbeweging ZAPU - Patriottisch Front van Zimbabwe heeft in Den Haag een kameraadschappelijke ontmoeting plaatsgehad van de vertegenwoordigers van de bevrijdingsbeweging met een delegatie van de CPN. Gijs Schreuders (lid van het dagelijks bestuur) en Bart Schmidt (lid van het partijbestuur) brachten tijdens de ontmoeting met Nkomo en zijn strijdmakkers de solidariteit van de CPN tot uitdrukking met de bevrijdingsstrijd tegen het rassistische Smith-regime. Uit De Waarheid van 20 april 1978
COMMUNIQUÉ
Ontmoeting delegaties CPN en Koreaanse Werkerspartij In Amsterdam heeft op dinsdag 2 mei 1978 een kameraadschappelijke ontmoeting plaatsgehad tussen delegaties van de partijbesturen van de Koreaanse Werkerspartij en de Communistische Partij van Nederland. De delegatie van de Koreaanse Werkerspartij werd geleid door Kim Kil Hyeun, lid van het centrale comité en plaatsvervangend hoofd van de internationale afdeling. Voorts maakten van de delegatie deel uit Bai Djong Ou en Ri Dong Hyok. Namens het partijbestuur van de Communistische Partij van Nederland namen aan deze ontmoeting deel: Jaap Wolff, lid van het Dagelijks Bestuur en leider van de CPN-delegatie, Jan de Boo, lid van het partijbestuur en Joop Morriën, redacteur van het dagblad De Waarheid. 207
De ontmoeting tussen beide delegaties verliep in een zeer vriendschappelijke sfeer en werd gèkenmerkt door de nauwe banden van samenwerking en kameraadschap, die er tussen de Koreaanse Werkerspartij en de Communistische Partij van Nederland bestaan. Er vond een uitgebreide gedachtenwisseling plaats over een reeks van vraagstukken, onder meer over de versterking van de contacten tussen beide partijen, terwijl elk van de delegaties informaties verstrekte over de activiteiten in de strijd voor vrede, democratie en vooruitgang. Amsterdam, 2 mei 1978 Uit De Waarheid van 3 mei 1978
Conununisten, neemt de leiding in de oppositie tegen rechts De huidige rechtse regering toont nu haar ware aard. De jongste verklaringen van Van Agt en Wiegel stellen een grootscheepse operatie tegen de levensomstandigheden en de rechten van de mensen in het vooruitzicht. Nadat eerst onder het kabinetDen Uyl loonstops werden afgekondigd en de prijscompensatie werd uitgehold, is nu door Van Agt loonsverlaging aangekondigd. Dit moet volgens hem gelden zowel voor de mensen in de particuliere bedrijven als voor het overheidspersoneel, dat in het raam van de bezuinigingsoperatie als koploper in de loonmatiging is aangewezen. Deze aankondiging komt op een belangrijk moment in de cao-onderhandelingen. Op vrijwel alle terreinen van het maatschappelijk leven hoopt de conflictstof zich op. Hierbij wreekt zich dat in de regeerperiode van Den Uyl alle wezenlijke vraagstukken onopgelost zijn gelaten; de toestand verscherpte zich doordat een proces op gang werd gebracht van afwenteling van de economische crisis op de bevolking. Terwijl de bewapeningsuitgaven ongeremd blijven stijgen, werd een politiek gevoerd die geen enkele doeltreffende maatregel tegen de crisis inhield, een politiek van 'pappen en nathouden', in de hoop dat de crisis zou verdwijnen. De verwachte opleving bleef echter uit, de chaotische ontwikkeling zette door, de werkloosheid steeg verder. Achteraf wordt bovendien steeds duidelijker wat de gevolgen zijn van het feit, dat Den Uyl zich in zijn regeerperiode akkoord verklaarde met het toen nog pas in oprichting zijnde CDA, waarmee aan deze rechtse hergroepering
208
vrij baan werd gegeven. Wat nu in gang gezet wordt, is een zwaar offensief van rechts. Het kabinet-VanAgt-Wiegel treedt daarbij op als het werktuig van de grote concerns en organiseert een aanval op de lonen, het werk, de sociale zekerheid. De achtergrond hiervan is dat alle recepten van de EEG, van Witteveen tot en met Zijlstra en Duisenberg, om de kapitalistische economie over de crisis heen te helpen, niet hebben gewerkt en de afbraak alleen maar groter hebben gemaakt. Voordat het besef van deze werkelijkheid doordringt, proberen de concerns met een overrompeling te komen. Deze taak is opgedragen aan het rechtse kabinet, dat na een inwerkperiode lopend tot en met de gemeenteraadsverkiezingen, de botte bijl tevoorschijn gaat halen. Dat de PvdA geen werkelijke oppositie voert en (evenals een aantal topbestuurders van de vakbeweging) tot dusver gevangen blijft in het met Van Agt opgestelde regeringsprogram, vormt een belemmering voor de noodzakelijke machtsvorming tegen rechts. Het gaat er nu om met hand en tand het levenspeil, het werk en de rechten van de bevolking te verdedigen. Hiervoor zijn de posities van de CPN in vertegenwoordigende lichamen van zeer grote betekenis, niet in de laatste plaats in de gemeenteraden waar de communisten zich door de jaren heen betrouwbare en hartstochtelijke vertegenwoordigers van de belangen van de mensen hebben getoond. In de dagen die ons nog scheiden van de raadsverkiezingen moet daarom alles gedaan worden om zoveel mogelijk kiezers te overtuigen van de noodzaak op de communistische kandidaten te stemmen. De komende periode, over de verkiezingen heen, komt het erop aan op alle gebieden sterke fronten te vormen om de rechtse aanvallen te keren. Het congres van onze partij in januari van dit jaar gaf een neerslag van de indrukwekkende strijdervaringen waarover de communisten hierbij kunnen beschikken, het leverde een rijke schat aan ideeën voor de toekomst, het stelde bovenal op de voorgrond de noodzaak van aaneensluiting, van bondgenootschap in velerlei vormen. Juist omdat deze denkbeelden werkzaam zijn, invloed uitoefenen en de aanzet vormen voor oplossingen is er van bepaalde kanten op gereageerd met platvloers anti-communisme, bij gebrek aan argumenten. Hiermee wordt getracht overleg, debat en meningsvorming over de thans ontstane toestand te doorkruisen. Dit soort anti-communisme stuit op sterk verzet. Duidelijk is bijvoorbeeld in de ABVA dat dit anti-communisme direct dienstig is aan de aan209
vallen op de ambtenarensalarissen, dient om verwarring te scheppen en het innemen van krachtige strijdposities aan de basis te bemoeilijken. De aankondigingen van Van Agt en Wiegel tonen dat er geen tijd te verliezen is. Geconfronteerd met het vóórtwoekeren van de crisis offeren de concerns meedogenloos de belangen van het land en zijn bevolking op aan hun verwoede concurrentieslag in de kapitalistische wereld. Hele bedrijfstakken 'dreigen in dat kader vernietigd te worden. Dit zou echter neerkomen op een herhaling op grote schaal van de mijnsluitingen, waarvan nu de fatale gevolgen alom moeten worden erkend. Het gaat daarbij om typisch Nederlandse sectoren als de scheepsbouw, machinebouw, landbouw, textiel en karton, waar' van oudsher tienduizenden werk vinden en die regionaal en nationaal levensaders zijn. Zij vormen het draagvlak voor vakkennis, onderzoek en ontwikkeling op vrijwel ieder gebied. Het onder invloed van de kapitalistische crisis kapotmaken van deze bedrijvigheid dreigt mogelijkheden voor de toekomst, in andere omstandigheden, af te snijden. De concerns vernietigen hier welvaartsbronnen, maken alles ondergeschikt aan hun winstvergroting en investeren die winst in het buitenland, bij voorkeur in dictatoriaal onderdrukte lage-lonenlanden in de derde wereld. De regering stelt zich ten doel miljarden te bezuinigen op lonen en voorzieningen. Via de WIR, via verlaging van de winstbelasting en andere methoden wil zij miljarden guldens overhevelen naar de grote concerns met het doel de winsten te verhogen. Deze overheveling van miljarden van de werkers en sociaal gesteunden naar de rijken vindt plaats onder het valse voorwendsel, dat daardoor de werkloosheid verminderen zal. Niets is minder waar. Het grote kapitaal gebruikt de toegenomen winsten voor kapitaalexport en voor de aanschaffing van arbeidsbesparende machines, terwijl vermindering van de koopkracht direct dreigt te leiden tot verdere toename van de werkloosheid. Op het spel staat bij de aangekondigde bezuinigingsoperatie alles wat in vele tientallen jaren van strijd bereikt is op het terrein van sociale rechten en bestaanszekerheid. Zeker is dat de Nederlandse werkende bevolking in al haar geledingen dit niet kan en zal aanvaarden. Er is toenemende ontevredenheid en verzet. Onder rechtse politici heerst de onzekerheid over hun kans van slagen en niet in het minst de beduchtheid 210
voor de rol die de CPN kan en moet vervullen. Reden te meer voor de communisten om het initiatief te nemen in de actie en de leiding te nemen in de oppositie tegen rechts. * * *
Het gaat ook om de vraag welke kant het in Europa en de wereld op gaat. In de richting van steeds beklemmender en ongecontro· leerde bewapeningswedloop, of in de richting van akkoorden over wapenbeheersing en terugdringen van het oorlogsgevaar? Dit laatste is mogelijk, gezien de stand van de internationale onderhandelingen. De voorhanden mogelijkheden dienen nu binnen afzienbare tijd ook werkelijk gerealiseerd te worden, wil de ontspanning niet in hernieuwde spanningen en verscherpte bewapeningswedloop verkeren. Het is nodig gebruik te maken van het feit dat door de socialistische landen positieve voorstellen zijn gedaan in de richting van verminderde bewapening. In elk geval zijn onderhandelingen gaande om de atoomgevaren terug te dringen in het kader van de zogeheten SALT-besprekingen. Moet Nederland zich van die ontwikkeling afsluiten en verblind doorgaan met de bewapeningspolitiek of juist op de mogelijkheden inspelen om resultaat te bereiken in het belang van ons land en de wereldvrede? Tot dusver hebben de Nederlandse regeringen de ontspanning eerder tegengewerkt dan bevorderd. Nodig is onmiddellijk de bewapeningsuitgaven met miljarden te verminderen. Ook hier moet de oppositie gericht zijn op een eigen Nederlandse bijdrage aan de vermindering van de spanningen en de atoomdreiging. Honderdduizenden mensen in Nederland zijn bereid zich hier actief voor in te zetten, zoals in de beweging tegen de neutronenbom op overweldigende wijze tot uitdru_kking komt. Militarisering en wapenhandel gaan hand in hand met het opkomen van politiek geweld en terrorisme. Ook dit roept om democratische aaneensluiting. Iedereen dient te beseffen, dat sociale afbraak en ook het van bovenaf beknotten en uitschakelen van in het volk levende stromingen er alleen toe kan leiden dat kansen worden geboden aan allerlei fascistoïde krachten die op provocatie en vestiging van autoritaire regimes uit zijn.
Tegen het rechtse offensief van de monopolies moet de strijd en zeggenschap van de bnolking tot ontplooiing komen. Meer en meer heeft de idee postgevat, dat de mensen zelf moeten beschikken over hun lot. Dit komt tot uiting in het ontstaan en optreden van actiecomités op alle mogelijke terreinen, in buurten
211
en bedrijven, in bedrijfsbezettingen tegen massa-ontslag, in acties rond woon- en leefomstandigheden, in de intense belangstelling voor vraagstukken van milieu en kernenergie, in de strljd voor de democratische verworvenheden aan de universiteiten, in de geinspireerde betrokkenheid van jongeren bij problemen van vrede en democratie, in het werk van talloze belangenorganisaties. Van buitengewoon belang in dit verband is de sterke opleving van de vrouwenbeweging, die wezenlijk bijdraagt tot een nieuwe benadering van tal van maatschappelijke problemen. Op al deze gebieden staan communisten met anderen vooraan. Zij zullen zich tot het uiterste inspannen om al deze vernieuwende krachten in de maatschappij tot gelding te brengen en te verenigen. Amsterdam, 16 mei 1978 Het dagelijks bestuur van de CPN Uit De Waarheid van 17 mei 1978
Partijbestuur CPN was bijeen Het partijbestuur van de CPN heeft afgelopen zaterdag tijdens een bijeenkomst in Amsterdam de verkiezingsuitslag en de politieke toestand besproken. De beraadslagingen werden ingeleid door Henk Hoekstra, voorzitter van het partijbestuur. Zijn rede zal deze week in De Waarheid worden gepubliceerd. Voorts werden enkele eerste beslissingen genomen ten aanzien van de voorbereiding van de viering van '60 jaar CPN' en het Waarheidfestival. Op 24 november zal in Amsterdam een landelijke bijeenkomst plaatsvinden, gewijd aan het zestigjarig bestaan van de partij. Het Waarheidfestival wordt gehouden op 20 mei volgend jaar in de RAl. Uit De Waarheid van maandag 12 juni 1978
212