375/496
BE111002301.150
-
Woonfunctie, met oa. sociaal woonblok, aan de Van der Sweepstraat
-
Tijdelijke school ter hoogte van de parking van het Het Het justitiepaleis
Het niet-bebouwde gedeelte van het projectgebied doet bij gelegenheid dienst voor enkele grote evenementen: -
Zomerbar en circusplek ikv de Zomer van Antwerpen
-
Laundry day
-
Summer festival
-
Camping Zuid
Deze functies zorgen voor een zekere dynamiek in de stad. Gekoppeld aan de Vlaamse en Waalse kaai ontstaat een parcours van feestlocaties, cafeetjes, etc. waar ook de binnenstad effecten van ondervindt. De zomerbar wordt bijvoorbeeld vaak als startlocatie gebruikt voor een avondje uit in Antwerpen. De plek huist heel wat evenementen voor jongeren. Laundry day is als evenement gegroeid van lokaal naar bovenlokaal niveau en recent verhuisd van het eilandje in het noorden van Antwerpen naar Nieuw Zuid om op het Eilandje plaats te maken voor de stedelijke ontwikkelingen van o.a; de Cadixwijk. Aan het Bolivarplein bevindt zich het Het Het justitiepaleis. Ter hoogte van de parking van het Het Het justitiepaleis bevindt zich een tijdelijke school in containers.
Pompstation Aquafin
Wonen en woonondersteunende functies
Bank van Breda
AWV en Politie
Tijdelijke school
Evenementenwei
justitiepaleis
Figuur 144: Situering huidige functies in het projectgebied
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
376/496
BE111002301.150
De Konijnenwei is een groot braakliggend terrein. In de rand in de buurt van het Het Het justitiepaleis waar de R1 momenteel aantakt op de Singel is recent een speeltuin aangelegd. Iets verder van de Singel bevindt zich een voetbalpleintje. Het gebied van de Konijnenwei wordt frequent gebruikt door wandelaars met honden. Konijnenwei Locatie speeltuin
voetbalplein
Figuur 145: Situering huidige functies in en om de Konijnenwei
Bank van Breda
Gebouwen AWV en politie
Pompstation Aquafin
Evenementenplein
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
377/496
Woonblok Van der Sweepstraat
BE111002301.150
Woonondersteunende
functies
Van
der
Sweepstraat
Speeltuin Konijnenwei
15.2.3
Voetbalveld Konijnenwei
Functionele context Tussen de Ledeganckkaai en de Schelde ter hoogte van het projectgebied Nieuw Zuid bevond zich tot voor kort de Mexico Natie. Sinds begin 2013 zijn de activiteiten hier stopgezet.
Voormalige
werkzaamheden
Natie
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
Mexico
378/496
BE111002301.150
Aansluitend bij het plangebied bevinden zich 2 stadswijken, m.b. Antwerpen-Zuid en Brederode. Mexiconatie
Gedempte zuiderdokken
Antwerpen Zuid
Karel De Grote Hogeschool
Brederode
RWZI
Figuur 146: Situering huidige functies in de buurt van het plangebied (bemerking: activiteiten Mexico Natie recent stopgezet)
De twee wijken zijn ietwat verschillend van aard. Het Zuid vormt vandaag een attractieve buurt waar de woonfunctie wordt aangevuld met een rijk aanbod aan cultuur, horeca, speciaalzaken en kantoren. Een grote homogeniteit van bebouwing versterkt de monumentale plattegrond. De Zuiderdokken worden omringd door magazijnen, pakhuizen en andere gebouwen waarvan de oorspronkelijke functie gerelateerd was aan de havenactiviteiten. Bij de heropleving van de wijk vanaf de jaren tachtig, mede op gang gebracht door de komst van een aantal culturele instellingen zoals het MHKA en het Fotografiemuseum, kregen deze gebouwen praktisch allemaal een nieuwe bestemming. De detailhandel in de wijk Zuid bestaat voornamelijk uit horeca, met een concentratie aan de Vlaamse en Waalse Kaai en Leopold De Waelplaats. De wijk Brederode is functioneel ook divers van aard, maar bevat aanzienlijk minder van deze grote culturele instellingen. Wel zijn er een aantal grootschalige kantoren of onderwijsinstellingen gesitueerd, zoals de Karel de Grote Hogeschool-campus Brusselstraat, het Provinciaal Instituut PIVA met horecaopleiding in secundair- en volwassenenonderwijs, en gebouw den Bell waar de werknemers van de stad zijn gehuisvest. De detailhandel in de wijk Brederode bestaat voornamelijk uit eerder kleinschalige winkelvoorzieningen (superettes, buurtwinkels, diensten als apotheek, kapper, etc.), met concentraties rond de Brederodestraat en, verder van het plangebied, de Anselmostraat. In kader van de opmaak van de projectdefinitie voor het Masterplan werden door middel van een GIS-analyse voor de wijken Zuid en Brederode de tekorten qua bebouwde en 44 open ruimte voorzieningen in beeld gebracht.
44
AG Stadsplanning Antwerpen, Functioneel onderzoek lokale bebouwde en open ruimte voorzieningen Nieuw Zuid, februari 2011.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
379/496
BE111002301.150
Uit dit onderzoek blijken tekortzones en draagkrachttekorten voor formeel groen, speelterreinen en buurtsportterreinen. Wat de draagkracht betreft van deze laatste twee voorzieningen, zijn de grootste tekorten te vinden in de wijk Brederode. Qua bebouwde voorzieningen situeert zich in de wijk Brederode een tekort aan basisscholen en groepskinderopvang. Er zijn geen tekorten voor wat secundaire scholen (eerste graad) betreft. Op het hoger niveau werden eveneens een aantal tekorten gedefinieerd. Zo zijn er draagkrachttekorten/tekortzones voor wat betreft sporthallen, bibliotheken, deeltijds kunstonderwijs, beeldende kunst lagere graad, jeugddienstencentra en dienstencentra. Ten westen van de spaghettiknoop bevindt zich het waterzuiveringsstation (RWZI) van Aquafin. Op 1500 m ten westen van het projectgebied Nieuw Zuid, eveneens op de rechterScheldeoever, bevindt zich Alca Petroleum, een hoogdrempelig Seveso-bedrijf.
Alca Petroleum Figuur 147: Situering SEVESO-bedrijven
15.2.4
Geplande ontwikkelingen in en om het plangebied Geplande ontwikkelingen op korte of op langere termijn die een invloed (kunnen) hebben op de functionele invulling van het plangebied en omgeving zijn de volgende: -
Binnen het plangebied: Bouw van een bijkomend evacuatiecomplex voor de spoortunnel (zie § 5.1) Toegangshelling spoor vanaf Singel (zie § 5.2) Heraanleg van de spaghettiknoop en de Singel (zie § 5.4 en § 5.5) Heraanleg Scheldekaaien (zie § 5.3)
-
Buiten het plangebied Ontwikkelingen Blue gate Antwerp en voetbalstadion (zie § 5.9) Bijkomende Scheldebrug (zie § 5.7)
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
380/496
15.3
Effectbespreking
15.3.1
Methodiek en beoordelingskaders
BE111002301.150
De volgende onderzoeksvragen worden behandeld in het MER mbt de discipline mens: •
Zijn er veranderingen in interne processen en structuren van functionele systemen als wonen, werken, recreatie? Welke functies verdwijnen en worden gecreëerd ?
•
Wordt de kwaliteit van de leefruimte gewijzigd? In welke mate verhoogt/verlaagt het risico op hinder ten aanzien van de bestaande woonwijken? Welke randvoorwaarden en aandachtspunten gelden in functie van een goed leefklimaat in de nieuwe stadswijk? Zijn afschermingsmaatregelen vereist ten opzichte van de bovenlokale wegeninfrastructuur?
Het effect op verschillende functies kan als volgt beoordeeld worden: Beoordelingscriteria
effectbeoordeling
Interpretatie
de functie ondervindt een duidelijk positief effect en kan zich uitbreiden of
positief
Duidelijk positief effect
verbeteren de functie ondervindt een stimulans of verbetering door het plan/project maar dit
Beperkt positief
Beperkt positief
doet zich slechts in beperkte mate voor er zijn geen significante wijzigingen te verwachten voor de functie
Verwaarloosbaar
de functie ondervindt hinder door het plan/project maar dit is slechts in
Geen, neutraal of verwaarloosbaar effect Beperkt negatief effect,
Beperkt negatief
aanvaardbaar, geen milderende
beperkte mate
maatregelen nodig.
de functie ondervindt sterke hinder en
Duidelijk negatief effect,
verdwijnt over delen van het gebied
negatief
aanvaardbaar, milderende maatregelen kunnen voorgesteld worden.
de functie wordt zeer sterk gehinderd en/of verdwijnt nagenoeg volledig uit het gebied
Belangrijk negatief effect, sterk negatief
mogelijks knelpunt, milderende maatregelen vereist
In functie van de externe veiligheid wordt nagegaan of een ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) dient opgesteld te worden. Dit gebeurt in samenspraak met de Dienst VR. Zo geen RVR nodig is zal nagegaan worden of er maatregelen dienen opgelegd te worden in de voorschriften van de latere RUP’s. Daar er momenteel te veel onzekerheid is over tal van geplande ontwikkelingen, zal het nulalternatief niet op kwantitatieve wijze meegenomen worden als referentiesituatie. Wel zal op kwalitatieve wijze aangegeven worden in welke mate het plan- en projectgebied kunnen evolueren volgens de huidige bestemmingsplannen, en zal aangegeven worden welke garanties het nieuw plan kan of zal bieden ten opzichte van het nulalternatief.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
381/496
15.3.2
BE111002301.150
Effecten op de functionele indeling van/functies binnen het plangebied Het projectgebied bestaat op dit ogenblik voor een groot deel uit braak liggende terreinen die ingezet worden voor evenementen. Deze evenementen zijn belangrijk voor zeer diverse groepen jongeren. Een aantal van de activiteiten, zoals de zomerbar, circusplek en camping zuid, kunnen georganiseerd worden in de toekomstige parkzones. Wel zullen deze functies mogelijks verder van de kades georganiseerd worden. Het effect is verwaarloosbaar tot beperkt negatief. De meest grootschalige festiviteiten, zoals Laundry Day en Sumerfest, zijn moeilijker te combineren met een nieuwe, weliswaar gemengde, woonontwikkeling. Er zijn nog geen locaties voorzien voor een eventuele herlocalisatie voor deze evenementen. Laundry day zelf is als evenement snel gegroeid en reeds meerdere malen verhuisd, o.a. ten gevolge van de stedelijke ontwikkeling van het Eilandje in het noorden van Antwerpen. De hinder ten gevolge van Laundry Day is enerzijds zeer tijdelijk maar heeft anderzijds wel een grote invloedsstraal en is zo op heden sterk hoorbaar in de woonkernen op de linkerscheldeoever. Dit type evenementen zoekt vaak een wasteland op omwille van de hinder die ze met zich meebrengt. Eventueel zou kunnen overwogen worden om een evenementenweide te organiseren op de Konijnenweide. Voordeel zou de goede bereikbaarheid zijn door de nabijheid van het treinstation Antwerpen Zuid. Gezien de directe nabijheid van de Brederodewijk en het deels natuurlijk karakter dat de Konijnenweide moet behouden, is dit evenwel geen optie. Het Masterplan voorziet wel dat kleinere culturele evenementen op de Konijnenweide kunnen doorgaan. Voor de grootschalige massaevents is het Masterplan dus negatief, daar deze op zoek moeten gaan naar een nieuwe locatie. Hierbij dient als randbemerking gesteld dat de eigenaars van de gronden de gronden al verschillende jaren tijdelijk ter beschikking stellen voor die grootschalige evenementen, waarbij het van bij aanvang duidelijk was dat dit maar kon zolang de gronden geen definitieve invulling hadden. Met de nieuwe ontwikkeling van de parkzones en de kades ontstaan informele plekken die de Antwerpenaars zich kunnen toe-eigenen. Het openbaar karakter van de parkzones en de kades is daarom zeer belangrijk. De nieuwe ontwikkeling heeft hier een positief effect. Bij invulling van de laatste twee striga’s worden de zones met het pompstation van Aquafin en de kantoren van AWV aangesproken. Het Masterplan voorziet twee alternatieve locaties voor het pompstation: ofwel in striga 6 ofwel langs de kaaien. Hiervoor dienen de nodige onderhandelingen opgezet worden met Aquafin. Het huidige pompstation kan uiteraard pas verwijderd worden indien een nieuw station werkzaam is, zodat de continuïteit van de het pompstation verzekerd blijft. Dit pompstation hangt samen met het rioleringsnet dat in en rond het projectgebied aanwezig is. Bij volledige realisatie dient een deel van de bestaande riolering verplaatst te worden. Het is belangrijk dat hieromtrent met de betrokken diensten tijdig overleg gepleegd wordt. Voor de zone met kantoren van AWV en de politie dient nog een oplossing gezocht alvorens deze kunnen ingenomen worden. Het is belangrijk dat zolang de helihaven hier gebruikt wordt voor urgenties, een veilige aanvliegroute kan gegarandeerd blijven. De Algemene Directie Bestuurlijke Politie, Dienst Luchtsteun (DGA/DAFA) laat weten dat de voorziene invulling van het projectgebied
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
382/496
BE111002301.150
Nieuw Zuid bij behoud van de helihaven niet meteen een beletsel vormt voor de aanvliegroute. De aanvliegroute kan immers verlegd worden.. Overleg met de betrokken diensten is wenselijk. In het RUP kunnen de voorziene locaties voor het pompstation opgenomen worden. Een alternatief is dat binnen het RUP de herlocalisatie van het pompstation niet gehypothekeerd wordt. Op dit ogenblik zijn een aantal sociale woontorens aan de rand van het plangebied gelegen. Mogelijks zullen deze (deels) verdwijnen. In het plangebied wordt een 65 540m² voorzien aan sociale woningen. Het is aan te bevelen om de mensen die hun woning verliezen ten gevolge van de ontwikkelingen een woning aan te bieden in het plangebied. Dit geldt uiteraard niet enkel voor de sociale woningen. Door in de fasering te zorgen dat de bewoners rechtreeks van de oude naar de nieuwe woning kunnen verhuizen wordt zowel economisch als sociaal een meer voordelige situatie bekomen. Dit kan sociale onrust vermijden of toch zeker beperken. Het verdwijnen van de sociale woningen is beperkt negatief tot eerder positief, mits het aanbieden van de sociale woningen in de striga’s. Het is belangrijk dat hiervoor een begeleidingstraject opgezet wordt door de stad. Uit gelijkaardige stadsontwikkelings- en stadsvernieuwingsprojecten is gebleken dat de onrust die dit voor de bewoners veroorzaakt vaak onderschat wordt en het belang van eenduidige communicatie moeilijk 45 overschat kan worden. Het Masterplan voorziet dat een aantal wegen van de spaghettiknoop na de herintekening van de spaghettiknoop een functie krijgen als trage weg. De recuperatie van oude wegen zorgt niet enkel voor een besparing in materialen, maar verwijst ook naar de voormalige functies en biedt een aantal recreatieve mogelijkheden zoals skaten, fietsen, etc. Dit kan bijdragen tot de diversiteit aan functies in het plangebied en zorgen voor veilige verbindingen.
15.3.3
Bespreking leefklimaat en –kwaliteit in de nieuwe stadswijk
15.3.3.1
Bezonning en privacy De wijk wordt zo ontworpen dat elk appartement een aantal gemeenschappelijke kwaliteiten bezit: goede lichtinval, minstens uitzicht op één panorama, minstens één privaat of privaat collectieve open ruimte die groot genoeg is om bepaalde activiteiten te organiseren. In het kader van het Masterplan werd reeds een schaduwanalyse uitgevoerd. Het Masterplan geeft aan dat de 45 gradenregel voor schaduw moet gerespecteerd worden. Dit betekent dat een aftoetsing moet gebeuren van de bezonning van elk appartement in het inrichtingsplan. Verder is de hoogbouwnota van de stad van toepassing waarin aangegeven is dat elke woonruimte niet meer dan 2 opeenvolgende urenschaduw mag ondervinden ten gevolge van andere bebouwing. Dit moet er voor zorgen dat het plan op dit vlak niet in negatieve effecten resulteert. 45
Zie project Rabottorens, Gent, Simon Allemeersch http://simonallemeersch.wordpress.com/tag/simon-allemeersch/
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
383/496
15.3.3.2
BE111002301.150
Windklimaat Zoals in het Masterplan aangegeven werd, moeten de windeffecten voor elk hoogbouwvolume worden onderzocht. De intekening en effectieve uitvoering van de bouwvolumes ligt nog niet definitief vast. Voor het in beeld brengen van de mogelijke effecten is de specifieke locatie, configuratie en hoogte van belang. Daarom gebeurt die windstudie idealiter in het kader van elke verkavelingsaanvraag of bij de opmaak van een inrichtingsplan per bouwveld (striga) zodat de juiste en concrete milderende maatregelen op dat ogenblik geformuleerd kunnen worden.
15.3.3.3
Gebruikskwaliteit, toegankelijkheid en doorwaadbaarheid Met de ontwikkeling van het gebied Nieuw Zuid wordt een groot deel van het nu minder makkelijk te bereiken plangebied ontsloten voor trage weggebruikers. De openbare ruimte in de stadswijk wordt ontworpen in functie van het comfort van de voetganger en de fietser. De nieuwe stadswijk wordt doorkruist door paden en woonerven, de binnenstraat krijgt brede voetpaden. Zoals reeds aangehaald in § 15.3.4.3 geeft het Masterplan voldoende aandacht aan fietsers en voetgangers. De snelheden voor gemotoriseerd verkeer in de wijk worden beperkt tot 30 km/u.De verschillende functionele zones zijn te bereiken via trage verbindingen en ook de doortocht wordt vereenvoudigd met de fiets-o-strades. Het effect is positief. De toegankelijkheid moet een aandachtspunt blijven op projectniveau. Dit kan door de 46 richtlijnen voor een toegankelijk openbaar domein te integreren in het ontwerp.
15.3.3.4
Aanlsuiting op de kaaien Op de kaaien wordt een lineair park voorzien evenals een nieuwe tramlijn. Het is de bedoeling dat in dit park paviljoenen kunnen voorzien worden die aansluiten op de paden uit de wijk Nieuw Zuid, maar die het zicht op de Schelde niet belemmeren. De paviljoenen kunnen plaats bieden aan publieke functies, zoals bv. een buurtbibliotheek of informatieve functies, of mogelijks aan horeca of retail (cf. Masterplan Scheldekaaien). De opwaardering van de kaaien vormt een extra troef voor het wonen en werken in de nieuwe stadswijk. Na realisatie van het Masterplan Scheldekaaien ter hoogte van Nieuw Zuid bieden de kaaien immers een aangename verblijfsruimte langs het water en via de nieuwe tramverbinding wordt een snelle verbinding met het stadscentrum gerealiseerd.
15.3.3.5
Groene buitenruimte en speel- en sportruimte Het Masterplan voldoet strictu sensu aan de noden voor bewoners mbt toegang en uitzicht op groen en beantwoordt aan de aangetoonde noden voor groen in de omliggende ruimten. In de uitgangspunten werd immers vastgelegd dat in het projectgebied minstens 5 ha voorzien moet worden als buitenruimte en in het volledige plangebied nog eens 10 ha. De Konijnenwei kan echter zowel voor de ontwikkeling op Nieuw Zuid als voor de bestaande wijken enkel effectief als kwalitatieve groenruimte gerekend worden als voor een veilige en vlot toegankelijke verbinding verzorgd wordt. Ook het geplande lineair park langs de kaaien en de kleine groenelementen in de wijk dragen bij aan het groene karakter van de wijk. De spelelementen die voorzien worden bieden mogelijkheden voor een kindvriendelijke wijk.
46
Zie ook het Vademecum toegankelijk publiek domein, AWV
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
384/496
BE111002301.150
Mensen hebben behoefte aan groene ruimte. De richtlijnen voor afstanden tot de diverse 47 types groenvoorzieningen zijn : Functieniveau
Maximumafstand
Minimum areaal
Woongroen
< 150 m
Buurtgroen
< 400 m
1 ha
Wijkgroen
< 800 m
5 ha
Stadsdeelgroen
< 1600 m
10 ha
Stadsgroen
< 3200 m
60 ha
Voor het projectgebied kan aan deze voorwaarden voldaan worden. Dit is een positief aspect. Volgens de projectdefinitie ontstaat er door de nieuwe woonontwikkeling een behoefte van 4.800 m² aan speelterreinen en van 3.600 m³ aan buurtsportterreinen. In het Masterplan worden binnen het projectgebied Nieuw Zuid lokale speelterreinen voorzien verspreid over het projectgebied.
47
Groenbeheer, Een verhaal met toekomst; Martin Hermy ism afdeling Bos & Groen en velt
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
385/496
BE111002301.150
Op basis van de indicatieve situering van sport- en speelruimten op bovenstaande figuur (het betreft suggestieve locaties) kan gesteld dat binnen de nieuwe wijk zelf 4660 m² aan speelterreinen voorzien worden (incl de speelterreinen horend bij de scholen). Daarnaast kan gesteld dat in het wadipark ook een grote ruimte beschikbaar is als speelplek (volgens het Masterplan tussen de 5.000 en 7.500 m²). Zodoende kan gesteld dat op wijkniveau ruim voldoende speelruimte beschikbaar is. Bovenstaande figuur geeft een oppervlakte van 2.270 m² aan sportvelden in en om het projectgebied. Daarnaast is er een sporthal van 2.716 m² ingetekend. Indien de sporthal in rekening wordt gebracht als buurtsportterrein (deels mogelijks afhankelijk van het specifieke beheer), wordt in en om het projectgebied op basis van deze indicatieve intekening voldoende oppervlakte voor buurtsportterrein voorzien. Aanvullende sportveldjes zijn desgewenst ook mogelijk in de rand van het wadipark. Algemeen kan gesteld dat in en in de directe omgeving van de nieuwe stadswijk voldoende ruimte beschikbaar is voor speel- en sportterreinen. Bij de implementatie moet er op toe gezien worden dat effectief aan de behoefte voldaan wordt. 15.3.3.6
Levendigheid en diversiteit In het algemeen is een mix van functies voorzien in de wijk met: •
25% van het residentieel programma bestemd voor sociale woningen;
•
6,4 % van het volledige bouwprogramma voor voorzieningen;
•
10-20% kantoren;
•
+/- 5% commercieel.
De functionele mix geeft een plaats aan de lokale economie, buurthandel en kantoren samen met wonen en recreatieve ruimten die nu ontbreken in de wijken Zuid en Brederode. Het programma in de wijk kan specifiek naar de jeugd opgebouwd worden, aangezien hier in de omliggende wijken een nood aan blijkt. De hoge dichtheid van de bebouwing in het plangebied, zorgt ervoor dat o.a. het openbaar vervoer op efficiënte wijze georganiseerd kan worden. Om de functionele mix uit het Masterplan vast te leggen, kan het RUP zich baseren op de principes van het Masterplan, aangevuld met bepalingen en randvoorwaarden vanuit dit MER, om de verschillende functielocaties te concretiseren. Zo is het van belang om de scholen op een veilige, goed bereikbare en ‘gezonde’ locatie te voorzien, zoals voorgesteld in het Masterplan. Bovendien kan men de bepaling opnemen dat elke striga voor wat zijn woonprogramma betreft moet voldoen aan het programma voor sociale woningen. Hierdoor kan vermeden worden dat de sociale last afgewenteld wordt op een bepaalde locatie. Naast een functionele diversiteit streeft het Masterplan ook naar een zekere variatie onder de vorm van verschillende woningtypes (appartementen, rijwoningen, duplexwoningen, atelierwoningen, …), dit zowel wat de oppervlakte als het karakter van de woning betreft. Het Masterplan kan als beeldkwaliteitsplan ingezet worden bij de uitvoering van het project. Zo kan bij het inrichtingsplan of bij de stedenbouwkundige vergunningen naast het RUP ook het Masterplan als leidraad genomen worden voor de
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
386/496
BE111002301.150
ontwikkelingen. Daarnaast dient hoe dan ook aan de bouwcode van de stad voldaan te worden. Deze aandacht voor diversiteit wordt positief beoordeeld voor de leefkwaliteit in de wijk. Ten slotte is het gefaseerd ontwikkelen een belangrijk uitgangspunt om een levendige wijk te ontwikkelen, waarbij de volgende fase pas ingezet wordt als de vorige een kwalitatieve invulling heeft gekregen. 15.3.3.7
Duurzaamheid: gericht op de toekomst In het Masterplan worden verschillende maatregelen besproken die mee de duurzaamheid van de wijk ten goede komen. Deze aspecten gaan verder dan de wettelijke verplichtingen. Enkele hiervan zijn: -
Het voorzien van afvalsorteerstraten op maximum afstand van 100m tussen gebouwingang en afvalsorteerplaats.
-
De compacte bebouwingsvorm. Door in te zetten op een mix van rijwoningen, middelhoogbouw en hoogbouw kan een hoge dichtheid bekomen worden. Dit is niet enkel energetisch interessant (zie discipline lucht) maar tevens een ruimteintensieve oplossing. Dit houdt in dat de ruimte-inname door bebouwing beperkt kan worden en een grotere oppervlakte voor natuur en recreatie kan voorbehouden worden.
-
Het intensief ruimtegebruik laat een efficient openbaar vervoerssysteem toe.
-
Compact bouwen en voorzien van een wijkverwarmingsnet
-
Passiefbouw en lage energiewoningen: beter dan verplichting volgens de geldende normen
-
De nabijheid van het Zuidstation maakt deze locatie tot een uitgelezen plek voor een autoluwe woon- en werkplek.
15.3.4
Effect op de bestaande woonwijken
15.3.4.1
Hinderaspecten Voor de meest belangrijke hinderaspecten voor de bewoners en gebruikers van het gebied wordt verwezen naar de disciplines lucht en geluid en naar de discipline mensgezondheid. Daar wordt de impact van op het geluidsklimaat en de luchtkwaliteit in detail besproken. Aangezien de aard van de activiteiten aansluit bij deze in de bestaande wijken en ze (op heden) van elkaar gescheiden zijn door de Singel, zijn overige hinderaspecten, als licht- en geurhinder, te verwaarlozen.
15.3.4.2
Impact op de functionele tekorten in de wijken Zuid en Brederode In het Masterplan wordt tegemoet gekomen aan de vraag voor bijkomende scholen. Zo worden zones aangeduid voor 2 basisscholen en 2 kinderdagverblijven. Daarnaast komt men tegemoet aan de nood van een sporthal. Algemeen kan gesteld worden dat de invulling van het programma diensten (scholen, sporthal, kinderdagverblijf...) van het Masterplan aansluit bij de aangetoonde behoefte. Deze bedraagt in het Masterplan 6.4% t.o.v. het totaal functioneel programma. In de projectdefinitie was aangegeven dat dit minimaal 5% moest bedragen).
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
387/496
BE111002301.150
In de projectdefinitie wordt voor de wijk Brederode een tekort aangegeven van 3.792 m² aan speelterreinen en van 5.113 m³ aan buurtsportterreinen. Het is de bedoeling dat binnen het Masterplan Nieuw Zuid zoveel mogelijk aan deze tekorten tegemoet kan gekomen worden. Zones waarbinnen dit tekort kan opgevangen worden zijn de geplande parkrand tussen de Konijnenwei en de wijk Brederode, de Konijnenwei en het wadipark ter hoogte van de nieuwe wijk Nieuw Zuid. Het Masterplan beoogt een parkrand met ruimte voor publieke sportveldjes op het tracé van de huidige Singel tussen de Konijnenwei en de wijk Brederode. Deze parkrandzone valt buiten de eigenlijke reikwijdte van dit MER. Ze beslaat een oppervlakte van ongeveer 3,6 ha. Ook in de rand van de Konijnenwei kan er plaats zijn voor enkele speel- en/of sportterreintjes. Een strook van bv 50 m breed in de rand van de Konijnenwei geeft een beschikbare oppervlakte van ruim 1,5 ha. 2 Samen met de parkrand komt dit neer op ruim 5 ha (50.000 m ) die aansluit bij de wijk Brederode. In het wadipark ter hoogte van de wijk Nieuw Zuid is volgens het Masterplan tussen de 5.000 en 7.500 m² beschikbaar is als speelplek (en eventueel sportterreintjes). Een klein gedeelte hiervan is mogelijk nodig om samen met de speelpleintjes in de nieuwe stadswijk Nieuw Zuid in de behoefte aan speelterrein voor Nieuw Zuid te voorzien (zie indicatieve berekening onder § 15.3.3.5). Het wadipark kan zodoende ook deels de nood aan speelruimte voor de wijk Brederode opvangen, al moet gezegd dat dit parkgebied iets verder is gelegen van de wijk Brederode dan beide voorgaande. Globaal kan aldus gesteld dat er volgens de visie van het Masterplan, waarbij een verlegging van de Singel vooropgesteld wordt, voldoende ruimte beschikbaar is om grotendeels tegemoet te komen aan het tekort aan speeloppervlakte en buurtsportterreinen voor de wijk Brederode. Blijft het huidige tracé van de Singel behouden, dan kunnen de tekorten vermoedelijk maar gedeeltelijk ingevuld worden. Indien de Singel, zoals vooropgesteld in het Masterplan, effectief tegen de spoorweglijn gelegd wordt, heeft dit naast de extra oppervlakte voor buurtsportterreintjes en speelplekken, een positief effect op de verbindingsmogelijkheden tussen de wijken Zuid en Brederode enerzijds en het plangebied anderzijds. Er is voornamelijk een veiligere verbinding tussen de wijken en de recreatieve functies die er voorzien worden. Dit is een positief effect. Indien de aanpassing van de Singel niet plaats vindt, blijft deze weg een belangrijke barriere en zal het positieve effect van het Masterplan op de bestaande wijken ook kleiner zijn, vnl voor wat de wijk Brederode betreft. Mogelijks doet dit de bijdrage aan de functionele tekorten in de wijk Brederode zelfs gedeeltelijk te niet. Het effectief verplaatsen van de Singel naar de zuidzijde van het plangebied is aldus een belangrijke voorwaarde om de positieve effecten van het plan maximaal te laten renderen in de wijk Brederode. Bij behoud van de Singel op de huidige locatie zal de recreatieve parkfunctie aansluitend bij de Konijnenwei (parkrand) immers niet gerealiseerd worden. De Konijnenwei en haar meer extensieve recreatieve functie (wandelpaden) zal eerder beperkt gebruikt worden. De voorziene diensten in de nieuwe stadswijk Nieuw Zuid zullen door de Singel en de toerit van de snelweg naar de Singel enkel via een omweg bereikbaar zijn voor inwoners van Brederode, tenzij over beide infrastructuren heen veilige en kindvriendelijke verbindingen voorzien worden.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
388/496
BE111002301.150
Daar de aanpassing en herintekening van de wegeninfrastructuur een bevoegdheid is van derden, kan de verlegging van de Singel ‘in principe’ niet vastgelegd worden in het bestemmingsplan dat invulling geeft aan het Masterplan. In het bestemmingsplan moet daarom de mogelijkheid open gehouden worden om in die veilige verbindingen tussen de betrokken wijken te voorzien. Het is belangrijk dat er een conflictvrije trage verbinding gerealiseerd worden tussen het projectgebied Nieuw Zuid en de Konijnenwei. Dit kan via het tunneldak ter hoogte van het Het Het justitiepaleis, en/of via een of meerdere extra, voldoende brede overbruggingen van de weg die van knoop Zuid onder het Het Het justitiepaleis naar de binnenstad loopt. Deze extra verbindingen kunnen er voor zorgen dat de groene ruimte van projectgebied Nieuw Zuid overgaat in die van de Konijnenwei en dat beide als het ware een geheel kunnen vormen. Dergelijke verbindingen mogen in het plan niet gehypothekeerd worden. 15.3.4.3
Impact op de omgevingskwaliteit Zuid en Brederode De belangrijkste impact op de omgevingskwaliteit zal veroorzaakt worden door de eventuele verlegging van de Singel naar de spoorlijn. Deze ingreep valt echter buiten het bestek van dit MER. Er zijn geen trage verbindingen die verdwijnen ten gevolge van het Masterplan. Het Masterplan geeft ruim aandacht aan paden voor voetgangers en fietsers. De nieuwe fiets- en voetpaden sluiten ook aan op de fietsroutes in de bestaande wijken. De bereikbaarheid naar de functies toe via trage verbindingen verbetert de leefkwaliteit zowel in de wijk als naar de omliggende wijken. Dit is een positief effect. Deze acties zijn weliswaar niet alle in het RUP te vatten. Wel kan men met indicatieve aanduidingen voldoende trage verbindingen aangeven in het bestemmingsplan.
15.3.4.4
Impact op het microklimaat Het studiegebied is aan de rand van de stad gelegen, ten zuidwesten van het centrum. Dit betekent dat het bebouwen van dit gebied een effect kan hebben op het microklimaat van de binnenstad. Bebouwde ruimtes warmen sneller op dan groenzones en houden deze warmte ook langer vast. Dit heeft tot gevolg dat het in de binnenstad vaak warmer is dan in open ruimtegebieden. Dit effect staat gekend als het ‘urban heat island effect (UHI-effect)’. Een groenzone van 100m² heeft reeds een verkoelend effect, zij het plaatselijk. Door bebouwde zones af te wisselen met brede groenzones, kan men een ventilatieeffect genereren. De afwisseling van zones met koude en warme lucht zorgt er immers voor dat er een verkoelende luchtstroom ontstaat voor de bebouwde zone. Concentrische steden hebben dan ook meer last van het UHI-effect dan de zogenaamde vingersteden, zoals bvb. Kopenhagen. Het is dan ook aan te bevelen dat de Konijnenweide grotendeels vrij blijft van bebouwing zodat de groenzone kan aansluiten op de groene rivier om zo een van betekenis zijnde groenzone te vormen. In de Ecologische studie Groene Singel wordt tevens aangegeven dat de indringing van de koude lucht vanuit groenelementen wordt beinvloed door de hoogte en dichtheid van
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
389/496
BE111002301.150
de bebouwing. Straten die loodrecht staan op een groenelement zuigen als het ware de koudere lucht dieper het bebouwde gebied in. De studie haalt de Groene Singel aan als een groenzone waar vele binnenstedelijke straten loodrecht op uitkomen, ook zo ter hoogte van het plangebied Nieuw Zuid en de Konijnenweide. Door de nieuwe bebouwing wordt dit effect deels weggehaald. De voorziene groenruimtes (wadipark en Konijnenweide) behouden een relevante oppervlakte (resp. +/-5 en 10 ha) om een verkoelend effect voor de stad te genereren. Nog volgens de Ecologische Studie reikt het effect maximum ongeveer 1 km in windrijke omstandigheden. Door de wind niet te blokkeren, kan de stad makkelijker afkoelen, wat als gevolg heeft dat minder airco nodig is. Airco verbruikt immers niet enkel veel energie, maar zorgt ook voor een nog grotere opwarming van de (buiten) lucht. Indien de overheersende windrichtingen wel door bebouwing geblokkeerd worden, kan de wind minder makkelijk de stad in en dus ook minder makkelijk een verkoelend effect veroorzaken. Het concept van de striga’s staat haaks op de overheersende windrichting en is in theorie niet ideaal. De diepte van de bouwvelden in de wijk is echter beperkt in breedte (250m) in relatie tot het achterliggend gebied, wat het effect beperkt negatief houdt. Er kunnen een aantal maatregelen genomen worden om het hitte-effect verder te beperken: • Groendaken hebben een licht verkoelend effect. Bovendien bufferen ze een deel van het regenwater, afhankelijk van de dikte van de substraatlaag en het type begroeiing 48 wordt op jaarbasis tussen de 40 en 90% van het regenwater opgehouden . Het water valt op het dak en wordt daar vast gehouden en komt vertraagd tot afvoer of wordt opgenomen dan wel verdampt door de vegetatie. • Gevelgroen vergroot het groene oppervlakte in een stad zonder veel ruimte in te nemen. De eigenschappen van gevelgroen zijn grotendeels gelijk aan andere 49 vegetatiesoorten i.v.m. verdamping etc. Aangezien de ontwikkeling in grotere architecturale gehelen gebeurt, zal men voor de meerderheid van de gebouwen verplicht zijn om een groendak te voorzien, zoals vastgelegd in het bouwreglement voor de stad Antwerpen. Tot slot dient gesteld dat door de keuze voor een nieuwe stadswijk, andere keuzes zoals bv een aaneengesloten groenzone wat gunstig zou zijn functie van het microklimaat in de stad, niet meer mogelijk zijn. Algemeen kan gesteld worden dat de ontwikkeling van het projectgebied Nieuw Zuid volgens het Masterplan een beperkt negatief effect heeft op het microklimaat van de stad.
48 49
Groenbeheer, een verhaal met toekomst; Martin Hermy ism afdeling Bos & Groen en Velt http://www.functioneelgroen.nl/functioneelgroen/Pages/Klimaatgroen.aspx
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
390/496
15.3.5
BE111002301.150
Ruimtelijke samenhang Op verschillende plaatsen in dit MER zijn aspecten van de ruimtelijke samenhang in beeld gebracht. In § 15.3.4 en 15.3.3 is ingegaan op de functionele samenhang van de nieuwe stadswijk, en bij uitbreiding het Masterplan, met de omgeving. De nodige aandacht is hierbij uitgegaan naar elementen die deze functionele samenhang bemoeilijken. Aanvullend hierop kan als onderdeel van de functionele samenhang de ruimtelijke samenhang op het vlak van mobiliteit aangehaald worden. Deze is voor verschillende vervoersmodi besproken onder § 7.6.1 en § 7.6.2 voor langzaam verkeer (deels ook onder § 15.3.4 en § 15.3.3), onder § 7.6.3 en § 7.6.4 voor openbaar vervoer en voor autoverkeer onder § 0 en § 7.6.6. De toegankelijkheid en doorwaadbaarheid specifiek voor de nieuwe stadswijk komt aan bod onder 15.3.3.3. Onder § 14.3.3 werd de beeldkwaliteit, landschapsvisuele en ruimtelijke impact besproken. Hier wordt aangegeven in welke mate de nieuwe stadswijk aansluit bij de stad en er een wezenlijk onderdeel van gaat vormen. Onder § 14.3.4 werden aanbevelingen en suggesties gedaan om het plan vanuit landschappelijk en ruimtelijk oogpunt maximaal te enten op de omgeving. § 13.3.3 bekijkt de samenhang op ecologisch vlak en geeft aan hoe het gebied van het Masterplan zijn ecologische rol kan vervullen in een ruimer geheel.
15.3.6
Concrete invulling van het principe voorgroenen (preverdissement) Voorgroenen wordt vaak gebruikt wanneer de invulling van een stedenbouwkundig ontwerp jaren in beslag kan nemen. Deze strategie wil er voor zorgen dat het groen reeds enigszins ontwikkeld is op het moment dat de woon- en werkfunctie in een gebied wordt ingevuld. In het geval van Nieuw Zuid is het de bedoeling om deze strategie te combineren met de verwijdering van invasieve soorten. De haalbaarheid van het aspect preverdissement zal bekeken worden op projectniveau. De concrete invulling van het principe van het voorgroenen zal gebeuren op het niveau van de striga of het bouwveld De manier waarop het voorgroenen binnen elke striga concreet moet gebeuren hangt af van de concrete invulling en configuratie van de striga, en dient vóór de inname van de desbetreffende bouwvelden in samenspraak met de groendienst van de stad bekeken te worden in het kader van het inrichtingsplan . Het voorgroenen kan dan aanvangen van zodra het inrichtingsplan is goedgekeurd.
15.3.7
Beperkingen bouwhoogte ifv de luchtvaart In functie van de bouwhoogte werd advies opgevraagd bij het Directoraat-generaal Luchtvaart (DGLV). Na consultatie van Belgocontrol en de luchthaven van Antwerpen heeft het DGLV een gecombineerd advies overgemaakt.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
391/496
BE111002301.150
Volgens het advies bevindt het plangebied zich onder de hindernisbeperkende vlakken van de luchthaven van Deurne. Deze vlakken zijn: -
Het opstijgvlak van baan 29;
-
Het naderingsvlak van baan 11
-
Het conisch vlak
Het advies stelt dat deze vlakken niet doorboord mogen worden. Aangezien deze vlakken niet horizontaal maar hellend zijn, is het niet mogelijk om één enkele maximale hoogte te bepalen. Afhankelijk van de precieze plaats waar een bouwwerk of kraan gepositioneerd worden, kunnen deze vanaf een hoogte van ongeveer 50 m boven het maaiveld reeds een hindernis vormen. Het advies stelt dat het daarom verplicht is om voor elke constructie een luchtvaartadvies te vragen. Dit is ook van toepassing voor constructies als bv kranen die gedurende de bouwfase zullen gebruikt worden. De luchthaven van Deurne meldt dat toestellen die een instrument nadering uitvoeren naar de landingsbaan (baan 11) van de luchthaven Antwerpen, zich aan de locatie Nieuw Zuid (zone die zich uitstrekt van 6 tot 4,5 Km voor de luchthaven) op een hoogte tussen de 285 en de 396 meter bevinden.
15.3.8
Effecten op de geplande ontwikkelingen
15.3.8.1
Effecten op geplande ontwikkelingen/functies binnen het plangebied Onder § 5.1 en § 5.2 zijn enkele ontwikkelingen beschreven die door infrabel en Tuc Rail gepland zijn binnen en op de rand van het plangebied. Het geplande evacuatiecomplex treedt niet in conflict met het Masterplan. Het evacuatiecomplex komt wel ongeveer op het indicatieve tracé voor de verlegde Singel te liggen. Hiermee wordt het best tijdig rekening gehouden. De nieuwe helling van de Singel naar de ingang van de open kuip van het spoor past niet binnen de toekomstige ontwikkelingen zoals aangegeven door het Masterplan Nieuw Zuid. Hierbij dient evenwel de bedenking gemaakt dat het Masterplan vertrekt van een verlegde Singel, waarbij Infrabel/TucRail een helling wil aanleggen tussen de Singel en het spoor. Doordat de beoogde functies aansluitend bij de Konijnenwei slechts invulling zullen krijgen bij een herintekening van de Singel, en er dan hoe dan ook een nieuwe oplossing moet komen voor de bereikbaarheid van het spoor vanaf de Singel, kan gesteld dat het Masterplan niet met dit ontwikkelingsscenario in conflict treedt. Het Masterplan is afgestemd op de mogelijke realisatie van een nieuwe Scheldebrug. Zodoende legt het plan geen hypotheek op deze mogelijke ontwikkeling.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
392/496
15.3.8.2
BE111002301.150
Effecten op geplande ontwikkelingen buiten het plangebied Het Masterplan conflicteert niet met de in de omgeving geplande ontwikkelingen. Met een aantal van de ontwikkelingen kan een onderlinge meerwaarde bekomen worden: opwaardering station Antwerpen Zuid, nieuwe Scheldebrug. Een potentieel conflict resulteert uit de verkeersgeneratie van het Masterplan in cumulatie met de ontwikkelingen op Antwerp Blue Gate. Deze effecten komen evenwel aan bod onder de discipline mobiliteit in dit MER.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
393/496
15.3.9
BE111002301.150
Ruimtelijke veiligheidsrapportage Aan de hand van onderstaand schema kan nagegaan worden of in functie van het plan Nieuw Zuid een ruimtelijke veiligheidsrapportage vereist is. Het plan omvat oa. een nieuwe stadswijk, wat als een aandachtsgebied beschouwd wordt. Op 1500 m ten westen van het projectgebied Nieuw Zuid, eveneens op de rechterScheldeoever, bevindt zich Alca Petroleum, een hoogdrempelig Seveso-bedrijf In voorliggend geval zal de noodzaak tot opstelling van een RVR afhankelijk zijn van het feit of de risico’s voldoende gekend zijn bij de Dienst VR.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
394/496
15.4
BE111002301.150
Nulalternatief Ook in het nulalternatief kan zich binnen het projectgebied een nieuwe stadswijk ontwikkelen. De Konijnenwei heeft volgens het gewestplan dan weer een recreatieve functie. Het projectgebied heeft ook een woonbestemming volgens het gewestplan, dus ook hier zou een woonontwikkeling mogelijk zijn. Het Masterplan biedt echter een samenhangende visie voor het volledige gebied en biedt mede daardoor een aantal belangrijke kwaliteitsgaranties. Het plan scoort daarom beter dan het nulalternatief.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
395/496
16
BE111002301.150
Mens-gezondheid Aangezien in de discipline mens-gezondheid de relatie wordt gelegd tussen gezondheidseffecten en luchtkwaliteit en geluidsklimaat wordt het studiegebied voor deze discipline afgebakend op basis van de effecten binnen de disciplines ‘lucht’ en ‘geluid’. Voor de impact via luchtkwaliteit wordt het studiegebied bepaald door het plangebied en de aangrenzende straten waarin significante wijzigingen in verkeersstromen worden verwacht. Deze straten worden aangeduid in onderstaande Figuur 148. Ook de impact door geluid wordt bepaald door het verkeersgeluid ten gevolge van het plan. Het plangebied en studiegebied zijn aangeduid op Figuur 149.
Figuur 148: Relevante straten gezondheidseffecten ifv luchtkwaliteit
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
396/496
BE111002301.150
Figuur 149: Studiegebied discipline mens-gezondheid
16.1
Referentiesituatie Om een beeld te krijgen van mogelijke gezondheidseffecten gerelateerd aan luchtkwaliteit en blootstelling aan verhoogde geluidsniveaus, is het belangrijk om de populatie in de nabijheid van het plangebied en de eventuele aanwezigheid van kwetsbare groepen (scholen, ziekenhuizen) in kaart te brengen.
16.1.1
Wonen Hoewel het plangebied is aangeduid als woongebied, is er in de huidige situatie geen bewoning binnen het plangebied. In de onmiddellijke nabijheid van het plangebied, ten noordoosten en ten oosten van de Singel (R10) situeren zich de druk bevolkte wijken ‘het Zuid’ en ‘Brederode’. De wijk ‘het Zuid’ telt volgens de informatie die beschikbaar is op de website http://www.antwerpen.buurtmonitor.be/ (webpagina dd. 13/12/2012) 8.495 inwoners en de wijk ‘Brederode’ 11.740 inwoners. Er wordt verwacht dat het aantal inwoners in de stad Antwerpen in de toekomst sterk zal toenemen.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
397/496
16.1.2
BE111002301.150
Kwetsbare groepen Hierna wordt een overzicht gegeven van de aanwezigheid van de gevoelige bevolkingsgroepen binnen het plan- en studiegebied. Het gaat meer bepaald om ziekenhuizen, rust-en verzorgingstehuizen, scholen en kinderdagverblijven. Binnen het plangebied bevindt zich momenteel een tijdelijke school (containers) ter hoogte van de parking van het Het Het justitiepaleis (zie Figuur 144). Deze tijdelijke school zal hier in de toekomst verdwijnen. Het ligt in de bedoeling om in de toekomst in het projectgebied 2 basisscholen te voorzien. Er is ook sprake van 2 kinderdagverblijven. De dichtsbijgelegen (binnen een straal van 500 m van het plangebied) scholen buiten het plangebied zijn de vrije Basisschool – Afrit zuid (Gijzelaarsstraat 27, nr. 1 op Figuur 150) in de wijk ‘het Zuid’ en de gemeentelijke basisschool in de Brederodestraat (nr. 119, nr. 2 op Figuur 150) in de wijk ‘Brederode’. Voor een overzicht van de basisscholen in de ruimere omgeving van het projectgebied wordt ook verwezen naar Figuur 150. Voor de situering van de secundaire scholen wordt verwezen naarFiguur 151. Eén kinderdagverblijf is grenzend aan het plangebied gesitueerd (Van der Sweepstraat). Op iets grotere afstand komen nog verschillende andere kinderdagverblijven voor (zie Figuur 152). Het dichtstbijgelegen ziekenhuis is het AZ Monica, op meer dan 2 km ten oosten van het plangebied (zie ook Figuur 150. Het dichtst bijgelegen rust-of verzorgingstehuis bevindt zich op ca. 1 km (zieFiguur 153). 1
2
Figuur 150: Basisscholen (
) in de ruimere omgeving rond het plangebied (bron:
http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
398/496
Figuur 151: Secundaire scholen (
BE111002301.150
) in de ruimere omgeving rond het plangebied (bron:
http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/
Figuur 152: Kinderdagverblijven in de omgeving van het plangebied (bron: website kinderopvang stad Antwerpen)
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
399/496
BE111002301.150
Figuur 153: Rust- en verzorgingstehuizen in de omgeving van het plangebied (bron: google maps)
16.1.3
Luchtkwaliteit en relatie tot gezondheid
16.1.3.1
Algemene effecten van luchtverontreiniging Hierna wordt aangegeven tot welke gezondheidseffecten blootstelling aan de relevante parameters in het kader van dit plan (stikstofdioxide, fijn stof en benzeen) aanleiding kan geven. Per parameter wordt ook zowel de wettelijke (Vlarem) als de wetenschappelijke norm (Wereldgezondheidsorganisatie, afgekort WGO) vermeld. Hierbij dient wel duidelijk gesteld te worden dat enkel de wettelijke normen kracht van wet hebben. De wetenschappelijke normen zijn doorgaans strenger dan de wettelijke. Bij concentraties boven de wetenschappelijke normen kunnen gezondheidseffecten zoals hierna beschreven niet uitgesloten worden. Stikstofdioxide (NO2) NO2 kan worden gezien als een goede indicator van een mengsel van stoffen die vooral worden geassocieerd met verkeersemissies. In het algemeen zullen mensen van NO2 weinig tot geen last hebben tenzij de concentratie een aantal malen hoger is dan de huidige norm. Gezondheidseffecten die in verband worden gebracht met stikstofdioxide, worden waarschijnlijk veroorzaakt door het gehele mengsel van luchtverontreinigende stoffen. Net als voor fijn stof geldt dat alle groepen die of relatief veel lucht inademen zoals kinderen en sporters en mensen die zwaar lichamelijk werk in de buitenlucht doen een verhoogde kans hebben last te hebben NO2 en van de daarmee geassocieerde (en veelal onbekende) stoffen. Stikstofdioxide kan bij zeer hoge concentraties (aantal maal hoger dan de huidige norm), irritatie veroorzaken aan ogen, neus en keel. Bij blootstelling aan lagere concentraties stikstofdioxide wordt een lagere longfunctie waargenomen. Ook een toename van astmaaanvallen en ziekenhuisopnamen en een verhoogde gevoeligheid voor infecties komen
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
400/496
BE111002301.150
voor. Volgens recent onderzoek zouden er ook effecten optreden bij concentraties die onder de huidige grenswaarden liggen (WHO, 2013). De wettelijke en wetenschappelijke normen voor NO2 zijn als volgt: Wettelijke norm NO2 (Vlarem): Jaargrenswaarde ter bescherming van de gezondheid van de mens: 40 µg/m³ Wetenschappelijke norm NO2 (WGO): Jaargemiddelde: 40 µg/m³ Fijn stof Naarmate de concentratie van fijn stofniveaus toeneemt, zullen er steeds meer mensen klachten kunnen krijgen over hun gezondheid. Vooral mensen met chronische longziekten of hart- en vaatziekten kunnen, wanneer zich hoge niveaus van fijn stof voordoen, te maken krijgen met een toename van hun klachten. Andere groepen met een grotere kans op klachten zijn kinderen, ouderen, diabetici, sporters en mensen die zwaar lichamelijk werk in de buitenlucht doen. Bij fijn stof is op basis van de huidige inzichten geen concentratie in de lucht aan te geven waaronder geen gezondheidseffecten bij de mens optreden. Ook een waarde waarbij bij het bereiken ervan direct maatregelen moeten worden genomen om de nadelige gezondheidseffecten tegen te gaan, is voor fijn stof niet te geven. Hoe hoger de concentraties zijn, hoe schadelijker voor de gezondheid. De totale omvang van de risico’s wordt niet zo zeer bepaald door enkele dagen met hoge fijn stof niveaus, maar vooral door langdurige blootstelling aan verhoogde fijn stof niveaus. Een verhoogde concentratie van fijn stof kan onder meer verergering van luchtwegklachten veroorzaken, zoals astma-aanvallen, benauwdheid en hoesten. 50 Patiënten met astma of COPD ( ) en (oudere) mensen met hart- en vaatziekten hebben hier in het algemeen eerder last van. Recent onderzoek laat zien dat het niet alleen gaat om effecten op de luchtwegen en longen maar dat ook effecten op het hart-vaatsysteem aantoonbaar zijn. De klachten kunnen per persoon verschillen. Uit onderzoek is gebleken dat er een verband bestaat tussen de vervuiling van NOx en 51 PM10 afkomstig van het verkeer en de gevoeligheid aan allergenen ( ). De sterkste effecten worden waargenomen bij kinderen die zich bevinden op afstanden van minder dan 50 m van een drukke weg. Naast een verhoogde gevoeligheid voor allergenen is er ook een verhoogd voorkomen van hoesten, piepende ademhaling en astma voor kinderen die wonen en/of school lopen in een afstand van minder dan 300 m van drukke wegen. Bij onvolledige verbranding van koolstofhoudende brandstoffen zoals benzine en diesel ontstaat ook roet. Roet bestaat uit koolstofdeeltjes met een groot inwendig oppervlak. Dit
50
Astma en COPD zijn longaandoeningen waarbij sprake is van een chronische ontsteking van de luchtwegen. De chronische ontsteking leidt tot vernauwing van de luchtwegen en daardoor ontstaan klachten als hoesten en kortademigheid. Het verschil tussen astma en COPD is dat astmapatiënten soms klachtenvrij kunnen zijn, bij COPD is dat vaak niet het geval. Daarnaast neemt de ernst van de klachten bij COPD in de loop van der jaren vaak toe en bij astma hoeft dat niet het geval te zijn. Ook de oorzaak van beide aandoeningen is verschillend. Erfelijke aanleg speelt een rol bij de ontwikkeling van astma. Bij COPD lijkt die erfelijke factor minder belangrijk en is roken vaak de belangrijkste oorzaak van het ontstaan van de aandoening. Bij een klein deel van de mensen met COPD speelt langdurige blootstelling aan schadelijke stoffen, bijvoorbeeld tijdens het werk of een aangeboren enzymgebrek een rol. 51 De Waegeneer E., Van Larebeke N., 2009. Scholen en kinderdagverblijven nabij drukke verkeersaders, Steunpunt Milieu en Gezondheid
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
401/496
BE111002301.150
betekent dat er gemakkelijk andere stoffen op vasthechten. De gezondheidsrisico’s op langere termijn van roet zijn afhankelijk van de stoffen die erop gebonden zijn (PAK’s, dioxines,…). Op korte termijn kan roetverspreiding o.a. irritatie van de ademhalingswegen en ogen veroorzaken. Dioxines zijn kankerverwekkend en mogelijks verstoren ze ook de voortplanting, de groei, het afweersysteem en de neurologische functies. (www.mmk.be). Ook sommige PAK’ s (vb. benzo(a)pyreen) zijn gekend voor hun kankerverwekkende eigenschappen. De wettelijke en wetenschappelijke normen voor PM10 en PM2,5 zijn als volgt: PM10 Wettelijke norm (Vlarem): Jaargrenswaarde ter bescherming van de gezondheid van de mens: 40 µg/m³ Daggrenswaarde ter bescherming van de gezondheid van de mens: 50 µg/m³ Wetenschappelijke norm (WGO): Jaargemiddelde: 20 µg/m³ PM2,5 Wettelijke norm (Vlarem): Streefwaarde (vanaf 01/01/2010): 25 µg/m³ Jaargrenswaarde (vanaf 01/01/2015): 25 µg/m³ Indicatieve grenswaarde (vanaf 01/01/2020): 20 µg/m³ Wetenschappelijke norm (WGO): Jaargemiddelde: 10 µg/m³ Benzeen Benzeen is de meest toxische component uit de groep van vluchtige organische stoffen. Wanneer men benzeen gedurende lange tijd inademt, kunnen schadelijke effecten ontwikkeld worden in het beenmerg. Daardoor kan de normale bloedproductie verstoord worden zodat bloedarmoede en bloedingen kunnen ontstaan. Bovendien heeft benzeen kankerverwekkende eigenschappen bij langdurige blootstelling. De WGO is daarom van oordeel dat er geen absoluut veilige grens kan aangeduid worden voor de blootstelling aan benzeen. Wettelijke norm benzeen (Vlarem): Streefwaarde (vanaf 01/01/2010): 5 µg/m³ Wetenschappelijke norm benzeen (WGO): Jaargemiddelde: 0,17 µg/m³ (De WHO Air Quality Guidelines for Europe geven voor benzeen een eenheidsrisico -6 -1 bij blootstelling via inhalatie van 6.10 (µg/m³) . Op basis van dit eenheidsrisico kan een richtwaarde voor levenslange blootstelling van 0,17 µg/m³ afgeleid worden)
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
402/496
BE111002301.150
Tabel 141 geeft een overzicht van de wettelijke en wetenschappelijke normen van de relevante parameters. Tabel 141: Wettelijke en wetenschappelijke normen NO2, PM10, PM2,5 en benzeen Parameter
Wettelijke norm
Wetenschappelijke norm (WGO-richtwaarde)
NO2
40 µg/m³
40 µg/m³
PM10
40 µg/m³
20 µg/m³
PM2,5
25 µg/m³
10 µg/m³
benzeen
5 µg/m³
0,17 µg/m³
Gezondheidseffecten van het wonen nabij een drukke weg
52
Nabij drukke verkeerswegen zorgt het wegverkeer voor verhoogde concentraties van luchtverontreinigende stoffen. Het is op dit moment nog niet bekend welke componenten in dit mengsel exact verantwoordelijk zijn voor de gezondheidseffecten bij drukke verkeerswegen. Recent is een beknopt overzicht gemaakt van epidemiologische studies over de relatie tussen gezondheidseffecten en het wonen bij een drukke verkeersweg (Fischer, Wesseling et al. 2007). Zowel in Nederland als in het buitenland is een aantal studies uitgevoerd naar de relatie tussen het wonen (of op school zitten) in de buurt van drukke verkeerswegen en de gezondheid van de bewoners of van schoolkinderen. Wonen langs drukke verkeerswegen (of het zitten op scholen nabij snelwegen) is ongezonder dan wanneer er een grotere afstand is tussen woon- en schoollocatie en drukke verkeerswegen. De ongezondere situatie kan zich uiten door luchtwegklachten (o.a. hoesten en piepen op de borst), een verminderde longfunctie, verergering van harten vaatziekten en levensduurverkorting. Er kan geen veilige afstand afgeleid worden vanaf drukke verkeerswegen tot waar de schadelijke gezondheidseffecten ophouden. 16.1.3.2
Luchtkwaliteit in de huidige situatie en relatie tot volksgezondheid NO2 53
Volgens een studie van VITO liggen de NO2-concentraties in het project- en plangebied in de huidige situatie tussen 34 en 38 µg/m³. De wettelijke en wetenschappelijke norm van 40 µg/m³ wordt hier dus niet overschreden. De nieuwe woonwijk wordt in het projectgebied voorzien. Tabel 142 geeft een overzicht van de jaargemiddelde NO2-, PM10- en PM2,5-concentratie in de huidige situatie, referentiesituatie 2020 (A en B) en geplande situatie (A en B) op een afstand van 5 meter van de wegas in de straten waarvoor in de discipline lucht de luchtkwaliteit werd bepaald met het CAR-model. Voor de situering van de straten wordt verwezen naar Figuur 148. In enkele van de gemodelleerde straten komen ook kwetsbare locaties voor. In de Gijzelaarsstraat is een basisschool gevestigd. In de Cuylitsstraat en Montignystraat is er een kinderdagverblijf.
52
Jongeneel, W.P. Staatsen, B.A.M. Kempen, E.E.M.M. van Kempen, Fischer, P.H. (2008) Gezondheidseffecten van wegverkeer: een quick scan. Rapport 630800001/2008 53 De studie over de luchtkwaliteit in de stad Antwerpen, uitgevoerd door VITO in opdracht van het stadsbestuur, werd gepubliceerd in juni 2009. Meetgegevens zijn verkregen uit de meetcampagne in de zomer van 2008, modellering gebeurde op de situatie in 2006
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
403/496
BE111002301.150
Tabel 142: Jaargemiddelde concentratie NO2, PM10 en PM2,5 in huidige situatie, referentiesituatie 2020 A en B en geplande situatie A en B
Amerikalei Bolivarplaats Bogaardeplein Cuylitsstraat Emiel Banningstraat Evert Larockstraat Gijzelaarsstraat Jan Van Beersstraat Jan Van Gentstraat Montigystraat Namenstraat Nieuw-Zuid Sint-Bernardsesteenweg Vlaamsekaai Waalsekaai
Huidig 68,3 59,3
42,4 42,4 42,4 66,9 60,6 52,3 48,5 48,2 43,1
NO2 jaargemiddelde concentratie (µg/m³) 2020 A 2020 B Gepland A Gepland B 51,2 51,3 51,2 51,3 46,8 45,3 48,7 47,1 30,6 30 30,6 30 37,5 37,5 37,5 37,5 37,4 37,4 37,4 37,4 34,6 34,2 34,6 34,3 37,4 37,4 37,4 37,4 37,5 37,5 37,5 37,5 52,4 51,3 56,9 54,5 47,0 41,8 47,2 42,1 47,4 46,6 47,9 47,1 37,4 37,4 42,0 40,6 42,9 43,1 43,3 43,4 40,7 40,5 41,0 40,7 38,1 38,2 38,2 38,3
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
Huidig 36,8 35,2
32,2 32,2 32,2 36,6 35,4 33,9 34,1 33,2 32,3
PM10 jaargemiddelde concentratie (µg/m³) 2020 A 2020 B Gepland A Gepland B 34,9 34,9 34,9 34,9 34 33,7 34,4 34,1 30,5 30,4 30,5 30,4 32,1 32,1 32,1 32,1 32,1 32,1 32,1 32,1 32,2 32,1 32,2 32,1 32,1 32,1 32,1 32,1 32,1 32,1 32,1 32,1 35,2 34,9 36,1 35,6 34,7 33,6 34,7 33,7 34,1 34 34,2 34 32,1 32,1 32,8 32,6 33,8 33,8 33,9 33,9 32,7 32,7 32,8 32,7 32,2 32,3 32,2 32,3
Huidig 25,5 24,3
22,0 22,0 22,0 25,3 24,4 23,3 23,5 22,8 22,1
PM2,5 jaargemiddelde concentratie (µg/m³) 2020 A 2020 B Gepland A Gepland B 23,6 23,6 23,6 23,6 23,1 22,9 23,4 23,1 21,1 21 21,1 21 22,0 22 22 22 22,0 22 22 22 22 22 22 22 22,0 22 22 22 22,0 22 22 22 23,8 23,6 24,4 24 23,5 22,9 23,5 22,9 23,2 23,1 23,3 23,1 22,0 22 22,4 22,3 23 23 23 23 22,4 22,3 22,4 22,4 22,1 22,1 22,1 22,1
404/496
BE111002301.150
In alle met CAR gemodelleerde straten ligt de jaargemiddelde NO2-concentratie in de huidige situatie hoger dan de wettelijke en wetenschappelijke norm van 40 µg/m³. Gezondheidseffecten ten gevolge van de blootstelling aan NO2 kunnen hier dan ook niet uitgesloten worden. Dit geldt evenwel voor nagenoeg de hele stad. De hoogste NO2concentratie wordt berekend voor de Amerikalei. PM10/PM2,5 Voor PM10 variëren de concentraties volgens de VITO-studie tussen 32 en 36 µg/m³ wat lager is dan de wettelijke norm van 40 µg/m³. Ook voor PM2,5 wordt de wettelijke norm (25 µg/m³) niet overschreden in het projectgebied. De wetenschappelijke normen voor PM10 (20 µg/m³) en PM2,5 (10 µg/m³) worden wel overschreden. Voor PM10 voldoet de actuele luchtkwaliteit in alle gemodelleerde straten wel aan de wettelijke norm van 40 µg/m³, maar nergens aan de wetenschappelijke norm. Ook voor PM2,5 voldoet de actuele luchtkwaliteit in alle met CAR gemodelleerde straten aan de Vlarem-streefwaarde van 25 µg/m³, maar niet aan de WGO-richtwaarde. Benzeen Op macroniveau varieert de benzeenconcentratie in het projectgebied tussen 4,3 en 4,8 µg/m³. Op 5 meter van de wegas van de met CAR gemodelleerde straten varieert de benzeenconcentratie tussen 4,4 en 4,96 µg/m³. De hoogste waarden situeren zich ter hoogte van de Jan Van Gentstraat en de Amerikalei.De benzeenconcentraties zijn lager is dan de Vlarem-grenswaarde van 5 µg/m³, maar hoger dan de richtwaarde voor levenslange blootstelling van 0,17 µg/m³ van de Wereldgezondheidsorganisatie. 16.1.3.3
Luchtkwaliteit in de referentiesituatie 2020 en relatie tot volksgezondheid Referentiesituatie A NO2 Op macroniveau wordt in de discipline lucht voor het projectgebied een concentratie tussen 30,1 en 35 µg/m³ berekend (zie Kaart 14) wat lager is dan in de huidige situatie. Er doen zich enkel overschrijdingen van de jaargrenswaarde voor ter hoogte van de R1, delen van de Singel en ter hoogte van de in- en uitgang van de tunnel onder de Bolivarplaats. Op microniveau verbetert de luchtkwaliteit voor NO2 ook in alle met het CAR-model gemodelleerde straten ten opzichte van de huidige situatie. In een aantal van deze straten heeft de verbetering tot resultaat dat de wettelijke en wetenschappelijke norm voor NO2 niet meer overschreden wordt (Emiel Banningstraat, Gijzelaarsstraat, Jan Van Beersstraat en Waalse Kaai). In de overige straten wordt de norm wel nog overschreden, maar de bewoners en kwetsbare groepen worden aan minder hoge NO2-concentraties blootgesteld, wat uiteraard gezondheidswinst oplevert. De daling van de NO2concentraties varieert van 4,9 µg/m³ (Jan Van Beersstraat en Namenstraat) tot 17,1 µg/m³ (Amerikalei). In de straten waar kwetsbare locaties voorkomen daalt de NO2-concentratie. In de Montignystraat verlaagt de NO2-concentratie van 60,6 tot 47,0 µg/m³, in de Gijzelaarsstraat van 42,4 tot 37,4 µg/m³. In de Gijzelaarsstraat wordt de norm van 40 µg/m³ op 5 meter van de wegas dus niet meer overschreden. PM10/PM2,5
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
405/496
BE111002301.150
Op macroniveau voldoet de luchtkwaliteit voor PM10 en PM2,5 in het projectgebied aan de wettelijke normen (zie Kaart 15 en Kaart 16). De wetenschappelijke normen worden wel overschreden. Op microniveau daalt voor PM10 de berekende concentratie in referentiesituatie A in alle met CAR gemodelleerde straten in vergelijking met de huidige situatie. Voor PM10 varieert de daling van 0,1 µg/m³ (Emiel Banningstraat, Gijzelaarsstraat, Jan van Beersstraat en Waalse kaai) tot 1,9 µg/m³ (Amerikalei). Voor PM2,5 blijven de concentraties gelijk (Emiel Banningstraat, Gijzelaarsstraat, Jan van Beersstraat en Waalse kaai) of dalen ze. De daling varieert tussen 0,1 µg/m³ (Namenstraat) en 1,9 µg/m³ (Amerikalei). Ter hoogte van de Amerikalei en de Jan Van Gentstraat heeft de daling van de PM2,5-concentratie tot resultaat dat de Vlarem-norm niet meer overschreden wordt. De wetenschappelijke norm van respectievelijk 20 µg/m³ voor PM10 en 10 µg/m³ voor PM2,5 wordt wel nog overal overschreden. In de straten met kwetsbare locaties (Gijzelaarsstraat, Montignystraat) daalt de PM10 en PM2,5 concentratie in vergelijking met de huidige situatie of blijft deze gelijk. In de Gijzelaarsstraat is er voor PM10 een daling met 0,1 µg/m³ en wijzigt de PM2,5-concentratie niet. In de Montignystraat bedraagt de daling voor PM10 0,7 µg/m³ en voor PM2,5 0,9 µg/m³. Benzeen De bijdrage voor benzeen kan enkel bij benadering berekend worden voor de met CAR gemodelleerde straten. Langs deze wegen varieert de benzeenconcentratie tot op 5 meter van de wegas op basis van een grove benadering tussen 4,1 en 4,7 µg/m³. Deze concentraties zijn lager dan de wettelijke norm van 5 µg/m³, maar hoger dan de wetenschappelijke norm van 0,17 µg/m³. De bevindingen voor het plangebied zijn ook van toepassing op de rest van de stad Antwerpen. Referentiesituatie B NO2 Ook in referentiesituatie B is de luchtkwaliteit voor NO2 beter dan in de huidige situatie. Op macroniveau worden in het projectgebied geen overschrijdingen van de jaargrenswaarde gemodelleerd (zie Kaart 17). Ook op microniveau verbetert de luchtkwaliteit. In een aantal van de met CAR gemodelleerde straten heeft de verbetering tot resultaat dat de wettelijke en wetenschappelijke norm voor NO2 niet meer overschreden wordt (Emiel Banningstraat, Gijzelaarsstraat, Jan Van Beersstraat en Waalse Kaai). In de overige straten wordt de norm wel nog overschreden, maar worden de bewoners wel aan lagere concentraties blootgesteld dan in de huidige situatie. In vergelijking met referentiesituatie A zijn de NO2concentraties in referentiesituatie B in het merendeel van de met CAR gemodelleerde straten hetzelfde of lager. De grootste dalingen wordt berekend voor de Jan Van Gentstraat (- 1,1 µg/m³), de Bolivarplaats (- 1,5 µg/m³) en de Montignystraat (- 5,2 µg/m³). Lichte stijgingen (max. 0,2 µg/m³) worden berekend voor de Amerikalei, SintBernardsesteenweg en Waalsekaai. In de Montignystraat waar een kinderdagverblijf gevestigd is, daalt de NO2-concentratie dus nog verder in vergelijking met referentiesituatie A. In de Gijzelaarsstraat (basisschool) daalt de NO2-concentratie niet verder in vergelijking met referentiesituatie
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
406/496
BE111002301.150
A, maar is er wel een duidelijke verbetering ten opzichte van de huidige situatie (5 µg/m³). PM10/PM2,5 Ook in referentiesituatie B voldoet de luchtkwaliteit op macroniveau voor PM10 en PM2,5 in het projectgebied aan de wettelijke normen (zie Kaart 18 en Kaart 19). De wetenschappelijke normen worden wel overschreden. Op microniveau daalt voor PM10 de berekende concentratie in alle met CAR gemodelleerde straten in vergelijking met de huidige situatie. De daling varieert van 0,1 µg/³ tot 1,9 µg/m³ (Amerikalei). Voor PM2,5 blijven de concentraties in de met CAR gemodelleerde straten gelijk of dalen ze in dezelfde grootteorde als voor PM10. De wettelijke normen voor PM10 en PM2,5 worden in geen enkele gemodelleerde straat overschreden. De wetenschappelijke normen worden wel nog overal overschreden. In vergelijking met referentiesituatie A zijn de PM10-concentraties in referentiesituatie B, met uitzondering van de Waalsekaai (+ 0,1 µg/m³), overal hetzelfde of lager. De daling varieert van 0,1 µg/m³ tot 1,1 µg/m³. Voor PM2,5 zijn de berekende concentraties in alle gemodelleerde straten hetzelfde of lager dan in referentiesituatie A, (daling van 0,1 tot 0,6 µg/m³). In de Montignystraat waar een kinderdagverblijf gevestigd is, daalt de PM10-concentratie nog met 1,1 µg/m³ in vergelijking met referentiesituatie A en de PM2,5-concentratie met 0,6 µg/m³. In de Gijzelaarsstraat (basisschool) dalen de PM10- en PM2,5-concentraties niet meer in vergelijking met referentiesituatie A.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
407/496
BE111002301.150
Benzeen De bijdrage voor benzeen kan enkel bij benadering berekend worden voor de met CAR gemodelleerde straten. Langs deze wegen varieert de benzeenconcentratie op 5 meter van de wegas op basis van een grove benadering tussen 4,1 en 4,7 µg/m³ en verschillen niet van referentiesituatie A. De bevindingen voor het plangebied zijn ook van toepassing op de rest van de stad Antwerpen.
16.1.4
Geluidsklimaat en relatie tot gezondheid
16.1.4.1
Algemene effecten van geluidsverstoring ( )
54
Als gevolg van hoge geluidsniveaus kunnen verschillende negatieve effecten op de gezondheid optreden. Afhankelijk van het geluidsniveau kunnen volgende effecten optreden: gehoorschade, verstoring van conversaties, verstoring van de slaap, impact op fysiologische functies, mentale ziekten, etc. De kwetsbare groepen zijn voor een deel dezelfden als de kwetsbare groepen voor luchtverontreiniging, met name, jonge kinderen, ouderen en mensen die in ziekenhuizen en rusthuizen verblijven. Daarnaast zijn ook mensen die reeds aan gehoorschade lijden extra kwetsbaar en ook de blinden, aangezien zij meer op hun gehoor moeten kunnen vertrouwen dan zienden. Voor wat betreft gehoorschade, wordt aangenomen dat dit niet voorkomt bij geluidsniveaus van 70 dB(A) en minder, zelfs niet bij langdurige blootstelling. Voor geluidsniveaus van meer dan 35 dB(A) geldt wel dat ze de conversatiemogelijkheden beperken, aangezien er 15 dB(A) zou moeten zitten tussen het interfererend geluid en het geluidsniveau van de spraak, dat ongeveer 50 dB(A) bedraagt. Voor kwetsbare groepen zijn zelfs lagere achtergrondniveaus nodig om een gesprek te kunnen verstaan. Voor mensen die in lawaaierige omgevingen werken/wonen, zoals mensen die naast drukke wegen wonen of naast een luchthaven, kan de blootstelling aan lawaai lijden tot tijdelijke tot zelfs permanente impact op fysiologische functies. Zo werd aangetoond dat cardiovasculaire effecten (vnl. ischemische hartziekte en hypertensie) kunnen veroorzaakt worden door lange termijn blootstelling aan geluid van wegen en vliegtuigen, met LAeq,24h niveaus van 65-70 dB(A). In de WHO-publicatie ‘Guidelines for community noise’ worden ook richtwaarden gegeven voor omgevingsgeluid in specifieke omgevingen. In Nieuw Zuid worden 2 basisscholen, een kinderdagverblijf en verschillende speeltuintjes voorzien. De publicatie meldt dat voor scholen en speeltuinen vanaf een geluidsniveau van 55 dB(A) LAeq (buitenshuis) hinder kan optreden. Voor kinderdagverblijven worden enkel waarden vermeld die binnenshuis van toepassing zijn (35 dB(A)). Slaapverstoring De Wereldgezondheidsorganisatie heeft in 2009 de publicatie ‘Night noise guidelines for Europe, 2009’ uitgegeven. Die beschrijft drempelwaarden voor geluid ’s nachts binnenshuis en buitenshuis (Lnight,outside). Uit deze studie blijkt dat bij Lnight,outside waarden van minder dan 30dB, geen effecten op de slaap geobserveerd worden, met uitzondering van een lichte verhoging in de frequentie van het aantal bewegingen tijdens de slaap. Er is onvoldoende bewijs dat de biologische 54
WHO, 1999.Guidelines for community noise.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
408/496
BE111002301.150
effecten die worden vastgesteld bij Lnight,outside waarden van minder dan 40dB schadelijk zijn voor de gezondheid. Vanaf Lnight,outside waarden van minder van 40dB worden wel nadelige gezondheidseffecten vastgesteld, zoals zelf gerapporteerde slaapverstoring, slapeloosheid en een verhoogd gebruik van slaapmiddelen. Vandaar dat de Wereldgezondheidsorganisatie als richtlijn voor nachtlawaai de Lnight,outside waarde van 40dB naar voor schuift. Er wordt in de publicatie ook een tussentijds richtwaarde van 55 dB vermeld in geval de 40 dB niet op korte termijn haalbaar is. Deze richtwaarde is geen gezondheidsgebaseerde richtwaarde. Kwetsbare groepen kunnen bij dit geluidsniveau niet beschermd worden. Tabel 143 geeft een overzicht van de gezondheidseffecten die vastgesteld worden bij verschillende niveaus van nachtlawaai. Tabel 143 : Gezondheidseffecten bij verschillende niveaus van nachtlawaai
Lnight, outside
Gezondheidseffecten
(jaargemiddelde waarde) tot 30 dB
Hoewel individuele gevoeligheden en omstandigheden kunnen verschillen, worden er tot dit niveau geen substantiële gezondheidseffecten vastgesteld. De Lnight, outside waarde van 30 dB kan beschouwd worden als de ‘no observed effect level’ (NOEL) voor nachtlawaai
30 tot 40 dB
Vanaf dit geluidsniveau worden een aantal gezondheidseffecten vastgesteld: lichaamsbewegingen, ontwaken, zelf gerapporteerde slaapverstoring. De intensiteit van het effect hangt af van de aard van de geluidsbron en het aantal gebeurtenissen. Kwetsbare groepen (zoals kinderen, chronisch zieken en ouderen) zijn meer vatbaar. Niettemin lijken de effecten ook in de ergste gevallen aanvaardbaar. De Lnight, outside waarde van 40 dB kan beschouwd worden als de ‘lowest observed adverse effect level’ (LOAEL) voor nachtlawaai
40 tot 55 dB
Er worden nadelige gezondheidseffecten vastgesteld in de blootgestelde populatie. Veel mensen moeten hun leven aanpassen aan het nachtlawaai. Kwetsbare groepen worden zwaarder getroffen.
boven 55 dB
Deze situatie wordt gevaarlijker voor de volksgezondheid. Nadelige gezondheidseffecten komen frequent voor, een behoorlijk deel van de bevolking ondervindt ernstige hinder en slaaverstoring. Er zijn aanwijzingen dat het risico op cardiovasculaire aandoeningen stijgt
Aantal gehinderden Het aantal gehinderden door geluid kan afgeleid worden op basis van de Nederlandse regelgeving geluid milieubeheer (Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 12 juni 2012, nr. IENM/BSK-2012/30838, houdende vaststelling van regels inzake geluidproductieplafonds voor wegen en spoorwegen, geluidsbelastingkaarten en actieplannen). In deze regelgeving zijn dosis-effectrelaties opgenomen voor Lden en Lnight, zoals weergegeven in onderstaande tabellen.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
409/496
BE111002301.150
Tabel 144 : Dosis effectrelaties voor verkeerslawaai (volgens de Nederlandse regelgeving geluid Milieubeheer)
Geluidsbelastingsklasse Lden in dB(A)
Percentage gehinderden
Percentage ernstig gehinderden
55-59
21
8
60-64
30
13
65-69
41
20
70-74
54
30
>75
61
37
Geluidsbelastingsklasse Lnight in dB(A)
Percentage slaapgestoorden
50-54
7
55-59
10
60-64
13
64-69
18
>70
20
Het aantal potentieel ernstig gehinderden door geluid kan ook bepaald worden op basis van de methode van Miedema, zoals beschreven in het richtlijnenboek geluid en trillingen. Voor wegverkeer wordt hiervoor de volgende formule gehanteerd: -4
3
-2
2
% potentieel ernstig gehinderden = 9,868*10 (Lden-42) – 1,436*10 (Lden-42) + 0, 5118 (Lden-42) In dit MER wordt voor de bepaling van het aantal potentieel ernstig gehinderden de methode van Miedema gebruikt. Volgens het MIRA Indicatorrapport 2012 schommelde het aantal potentieel ernstig gehinderden door wegverkeer in de periode 2003-2010 rond de 14,8 %. In het Pact 2020, een toekomstpact voor Vlaanderen dat de Vlaamse Regering samen met de sociale partners en heel wat middenveldorganisaties ontwikkelde, werd met betrekking tot de ernstig gehinderden de volgende doelstelling vastgelegd: een reductie met 15% van het aantal gehinderden tegen 2020. Een reductie met 15¨% ten opzichte van de ca. 14,8% potentieel ernstig gehinderden tussen 2003 en 2010 betekent nog maximaal 12,62% ernstig gehinderden in Vlaanderen. Volgens de methode van Miedema komt dit aantal gehinderden overeen met een Lden-waarde van 62,21 dB. Het Agentschap Zorg en gezondheid adviseert om voor nieuwe situaties naar een lagere geluidsbelasting te streven met de WHO-advieswaarden als streefdoel.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
410/496
16.1.4.2
BE111002301.150
Geluidsklimaat in de huidige situatie en het effect op de volksgezondheid Voor de bepaling van het omgevingsgeluid in de huidige situatie werden geluidsmetingen uitgevoerd op 8 plaatsen binnen het plangebied.
In deze meetpunten werden gedurende de dag de volgende geluidsniveaus gemeten: • MP1: 64,3 dB(A) • MP2: 58,6 dB(A) • MP3: 58,8 dB(A) • MP4: 58,2 dB(A) • MP5: 56,2 dB(A) • MP6: 57,3 dB(A) • MP7: 52,0 dB(A) • MP8: 67,0 dB(A) Het omgevingsgeluid ter hoogte van de meetpunten wordt hoofdzakelijk bepaald door het verkeersgeluid van de Ring (R1) en het drukke onderliggende wegennet. Het omgevingsgeluid is dan ook het hoogst in de meetpunten MP1 en MP8 die het dichtst bij de ring gelegen zijn. Centraal in het plangebied (MP7) is het omgevingsgeluid het laagst. Enkel in MP4 wordt aan de milieukwaliteitsnorm voldaan. Voor het projectgebied Nieuw Zuid zijn de meetpunten MP5, MP6, MP7 en MP8 het meest representatief. Hieruit kan afgeleid worden dat het omgevingsgeluid in het meer centrale gedeelte van Nieuw Zuid de milieukwaliteitsnorm (voor de dag) benadert. Naar de randen van het projectgebied Nieuw Zuid neemt de kwaliteit van het omgevingsgeluid af door het relatief hoge verkeersgeluid afkomstig van de R1 en de kaai. In de discipline geluid werd ook de gemiddelde geluidsbelasting in het projectgebied ten gevolge van verkeer bepaald. De berekende LAeq-waarden voor het verkeersgeluid zijn in de huidige situatie als volgt: • LAeq,dag
: van 52 tot 70 dB(A)
• LAeq,avond
: van 48 tot 66 dB(A)
• LAeq,nacht (Lnight) : van 44 tot 63 dB(A) (Figuur 100 in de discipline geluid) • Lden
: van 53 tot 71 dB(A) (Figuur 101 in de discipline geluid)
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
411/496
BE111002301.150
Voor de bepaling van het aantal gehinderden worden de Lden- en Lnight-waarden gebruikt. Het geluidsklimaat in en rond het plangebied is in de huidige situatie niet optimaal en kan aanleiding geven tot hinder. Dit geldt overigens voor een groot deel van de binnenstad. In de huidige situatie ligt de gemodelleerde Lnight-waarde in het volledige project- en plangebied hoger dan 40 dB(A). Dit betekent dat binnen het volledige gebied slaapverstoring kan optreden. Volgens de Nederlandse regelgeving omgevingslawaai komen de Lnight-waarden overeen met <7 tot 13% potentieel slaapgestoorden voor het projectgebied. De Lden-waarden in het projectgebied komen volgens de Nederlandse regelgeving omgevingslawaai overeen met een percentage gehinderden tussen <21 en 54%. Op basis van de methode van Miedema ligt het potentieel aantal ernstig gehinderden bij deze geluidsniveaus tussen 5,2 en 26,8%. Momenteel is er echter geen bewoning in het project- en plangebied waardoor er uiteraard ook geen hinder is ten gevolge van geluid. In de woonstraten rond het plangebied is geluidshinder wel mogelijk. 16.1.4.3
Geluidsklimaat in referentiesituatie 2020 en het effect op de volksgezondheid De berekende LAeq-waarden voor het verkeersgeluid in de huidige situatie en in referentiesituatie 2020 A en B in het plangebied worden weergegeven in onderstaande tabel: Huidige situatie (dBA)
Referentiesituatie 2020 A (dBA)
Referentiesituatie 2020 B (dBA)
LAeq,dag
52 - 70
54 - 69
53 - 69
LAeq,avond
48 - 66
51 - 66
50 - 66
LAeq,nacht (Lnight)
44 - 63
47 - 62
46 - 62
Lden
53 - 71
56 - 70
54 - 70
Uit deze tabel kan afgeleid worden dat het verschil tusssen referentiesituatie 2020 A en B zeer beperkt is. De aanpassing van de Spaghettiknoop heeft een te verwaarlozen invloed op het geluidsklimaat in het plangebied. In vergelijking met het huidige verkeersgeluid zijn er ook slechts geringe wijzigingen/verschillen: de minimale waarden liggen 1 tot 3 dB(A) hoger dan het huidige verkeersgeluid. De maximale waarden liggen in de referentiesituatie 2020 tot 1 dB(A) lager dan het huidige verkeersgeluid. Het percentage potentieel gehinderden in het plangebied wordt weergegeven in onderstaande tabel: Huidige situatie
Referentiesituatie 2020 A
Referentiesituatie 2020 B
% slaapgestoorden
<7 - 13
<7 -13
<7 -13
% gehinderden
<21 - 54
21 – 54
<21 - 54
5,2 – 26,8
7,1 - 24,7
5,8 – 24,7
% ernstig gehinderden o.b.v. Miedema
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
412/496
BE111002301.150
Aangezien het geluidsklimaat slechts in beperkte mate wijzigt in de referentiesituatie 2020 zijn er ook weinig verschillen in het aantal potentieel gehinderden. In de referentiesituatie 2020 is er binnen het plangebied wel nog geen bewoning.
16.1.5
Bodemverontreiniging en relatie tot gezondheid Onder § 12.2 is aangegeven waar in het plangebied bodemverontreiniging voorkomt en waar saneringen gebeurd zijn. Het bodemsaneringsdecreet en VLAREBO bieden een juridisch kader om ervoor te zorgen dat de risico’s van bodemverontreiniging op de volksgezondheid beperkt of vermeden worden.
16.1.6
Stralingen en relatie tot gezondheid In de rand van het plangebied loopt een ondergrondse hoogspanningslijn van Elia, m.b. installatie 150.371 Petrol-Zurenborg. Het betreft een leiding van het type 150 kV. De leiding loopt ten zuidwesten van de gebouwen van AWV en volgt parallel aan de spoorlijn (zie figuur).
Figuur 154: Situering ondergrondse hoogspanningsleidingen
De medische Milieukundigen geven aan dat bij gebrek aan Belgische norm voor het magnetisch veld en rekening houdend met de Europese aanbevelingen er strikt gezien geen veiligheidsafstand dient te worden gerespecteerd voor zover alle voor het publiek toegankelijke installaties deze aanbevelingen respecteren. Ongerustheid over hoogspanningslijnen gaat vooral over ongerustheid over kinderleukemie. Volgens het Agentschap Zorg en Gezondheid blijkt uit epidemiologisch onderzoek dat er een statistisch verband is tussen een chronische blootstelling aan een gemiddelde magnetische veldsterkte vanaf 0.4 µT en leukemie bij kinderen tot 15 jaar.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
413/496
BE111002301.150
Indien men bij maximale blootstelling onder 0,4 µT wil dalen, moet men zich – afhankelijk van de stroombelasting – op een bepaalde afstand van de kabel verwijderen (zie onderstaande tabel). Tabel : 0,4 μT grensafstand versus lijntype en stroombelasting Stroombelasting
70 kV
150 kV
380kV
25 %
9m
15 m
33 m
50 %
18 m
30 m
66 m
75 %
27 m
43 m
98 m
100 %
36 m
58 m
130 m
In de praktijk worden kabels en luchtlijnen zelden maximaal belast. De gemiddelde stroom is dus altijd veel lager dan de maximumstroom. Gemiddeld is er een 50% belasting. Globaal gezien zijn de epidemiologische risicocorridors van de ondergrondse hoogspanningskabels bovendien ongeveer drie keer kleiner dan die van de bovengrondse lijnen. Momenteel bevinden er zich binnen het plangebied geen verblijfsfuncties voor kinderen in de buurt van de hoogspanningsleiding.
16.2
Effectbespreking
16.2.1
Methodiek en beoordelingskaders In de plansituatie zal net zoals voor de referentiesituatie een berekening gebeuren van het aantal blootgestelden aan bepaalde geluids- en luchtkwaliteitsniveau’s. Daarbij zal rekening gehouden worden met de extra bewoning binnen het plangebied en ook de aanwezigheid van nieuwe locaties van gevoelige groepen als scholen en kinderdagverblijven binnen het studiegbied. Binnen het luik mens-gezondheid zal een antwoord gegeven worden op volgende vragen: -
Aan welke concentraties van luchtverontreiniging worden bewoners en omwonenden blootgesteld (zowel in de huidige als in de plansituatie) en wat zijn mogelijke gezondheidseffecten hiervan?
-
Wat is het aantal blootgestelden aan bepaalde klassen van geluidsniveaus (zowel in de huidige als in de plansituatie) en wat is het procentueel aantal (ernstig) gehinderden?
-
Welke gevoelige groepen (scholen, ziekenhuizen, e.d.) bevinden zich binnen het studiegebied en welke blootstelling aan geluid en luchtkwaliteit ondervinden zij en wat is de impact op gezondheid voor deze groepen?
Net zoals voor de huidige situatie zal er getoetst worden aan Europse normen (zoals vermeld in de richtlijnenboeken lucht en ‘geluid en trillingen’) en aan de WHO normen (die vaak strenger zijn dan de Europese normen).
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
414/496
Beoordelingscriteria
BE111002301.150
Effectbeoordeling
Interpretatie
Sterk positieve gezondheidseffecten ten gevolge van de gemodelleerde luchtkwaliteit en/of het gemodelleerde
sterk positief
Belangrijk positief effect
geluidsklimaat Duidelijk positieve gezondheidseffecten ten gevolge van de gemodelleerde luchtkwaliteit en/of het gemodelleerde
positief
Duidelijk positief effect
geluidsklimaat Beperkt positieve gezondheidseffecten ten gevolge van de gemodelleerde luchtkwaliteit en/of het gemodelleerde
Beperkt positief
Beperkt positief
geluidsklimaat Geen wijziging in kwaliteit leefklimaat
Verwaarloosbaar
Beperkt negatieve gezondheidseffecten ten gevolge van de gemodelleerde luchtkwaliteit en/of het gemodelleerde
Beperkt negatief
Duidelijk negatief effect, negatief
Sterk negatieve gezondheidseffecten ten luchtkwaliteit en/of het gemodelleerde geluidsklimaat
aanvaardbaar, milderende maatregelen kunnen voorgesteld worden.
geluidsklimaat
gevolge van de gemodelleerde
aanvaardbaar, geen milderende maatregelen nodig.
Duidelijk negatieve gezondheidseffecten luchtkwaliteit en/of het gemodelleerde
verwaarloosbaar effect Beperkt negatief effect,
geluidsklimaat
ten gevolge van de gemodelleerde
Geen, neutraal of
Belangrijk negatief effect, sterk negatief
mogelijks knelpunt, milderende maatregelen vereist
Daar er momenteel te veel onzekerheid is over tal van geplande ontwikkelingen, zal het nulalternatief niet op kwantitatieve wijze meegenomen worden als referentiesituatie. Wel zal op kwalitatieve wijze aangegeven worden in welke mate het plan- en projectgebied kunnen evolueren volgens de huidige bestemmingsplannen, en zal aangegeven worden welke garanties het nieuw plan kan of zal bieden ten opzichte van het nulalternatief.
16.2.2
Gezondheidseffecten i.f.v. luchtkwaliteit in de geplande situatie
16.2.2.1
Geplande situatie A NO2 In de geplande situatie A doen zich voor NO2 op macroniveau op dezelfde plaatsen als in referentiesituatie A overschrijdingen van de jaargrenswaarde voor (zie Kaart 20). De luchtkwaliteit voor NO2 is in de geplande situatie A duidelijk beter dan in de huidige situatie. In vergelijking met referentiesituatie A is er weinig verschil. In het projectgebied zelf zal de luchtkwaliteit voor NO2 grotendeels voldoen aan de wettelijke en wetenschappelijke norm van 40 µg/m³. Enkel ter hoogte van striga 7 (zijde kaaien) wordt op 5 meter van de wegas zeer lokaal niet aan de norm voldaan (zie Kaart 22). In deze
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
415/496
BE111002301.150
striga wordt geen woonfunctie voorzien. In hoofdstuk 16.2.4 wordt specifieker ingegaan op de luchtkwaliteit binnen de woonwijk Nieuw Zuid. In geplande situatie A verbetert de luchtkwaliteit voor NO2 in alle met het CAR model gemodelleerde straten rond het project- en plangebied ten opzichte van de huidige situatie. De daling van de NO2-concentraties varieert van 4,4 µg/m³ (Namenstraat) tot 17,1 µg/m³ (Amerikalei). In de Emiel Banningstraat, Gijzelaarsstraat, Jan Van Beersstraat en Waalsekaai heeft deze verbetering tot resultaat dat de wettelijke en wetenschappelijke norm voor NO2 niet meer overschreden wordt. In de overige straten wordt de norm wel nog overschreden, maar de bewoners en kwetsbare groepen worden aan minder hoge NO2-concentraties blootgesteld. In de straten waar kwetsbare locaties voorkomen (Gijzelaarsstraat, Montignystraat) daalt de NO2-concentratie in vergelijking met de huidige situatie. In de Montignystraat verlaagt de NO2-concentratie van 60,6 tot 47,2 µg/m³. In de Gijzelaarsstraat daalt de NO2concentratie van 42,4 tot 37,4 µg/m³. Hier wordt de norm dus niet meer overschreden. De berekende NO2-concentratie in geplande situatie A is in het merendeel van de gemodelleerde straten dezelfde als in referentiesituatie A, met licht hogere concentraties (0,1 tot 0,4 µg/m³) in de Montignystraat, Namenstraat, Sint-Bernardsesteenweg, Vlaamse kaai en Waalse kaai, een stijging van 1,9 µg/m³ ter hoogte van de Bolivarplaats en stijgingen met 4,50 µg/m³ en 4,60 µg/m³ ter hoogte van de Jan Van Gentstraat en Nieuw 55 Zuid .. In de straten met kwetsbare locaties wijzigt de NO2-concentratie niet ten opzichte van referentiesituatie A (Cuylitsstraat, Gijzelaarsstraat) of neemt ze licht toe (Montigystraat: + 0,2 µg/m³). De realisatie van Nieuw Zuid zonder aanpassing van de Spaghettiknoop heeft dus een verwaarloosbare tot lokaal beperkte impact op de gezondheid van de omwonenden en een verwaarloosbare impact op kwetsbare groepen via blootstelling aan NO2. Omwille van het feit dat in referentiesituatie A voor NO2 in verschillende straten nog niet voldaan wordt aan de wettelijke en wetenschappelijke norm van 40 µg/m blijven flankerende maatregelen om de achtergrondconcentratie te doen dalen, wenselijk. PM10/PM2,5 Op macroniveau voldoet de luchtkwaliteit voor PM10 en PM2,5 in het projectgebied in geplande situatie A aan de wettelijke normen (zie Kaart 24 en Kaart 26). De wetenschappelijke normen worden wel overschreden. De luchtkwaliteit voor PM10 en PM2,5 is in de geplande situatie A duidelijk beter dan in de huidige situatie. In vergelijking met referentiesituatie A is er weinig verschil. In Hoofdstuk 16.2.4 wordt specifieker ingegaan op de luchtkwaliteit binnen de woonwijk Nieuw Zuid. Voor PM10 leidt de geplande situatie A, met uitzondering van de Namenstraat (stijging met 0,3 µg/m³ ), in alle met het CAR-model gemodelleerde straten tot een daling van de concentratie in vergelijking met de huidige situatie. De grootste daling situeert zich ter
55
De verhoging met 4,50 µg/m³ ter hoogte van Nieuw Zuid is gebaseerd op de doorrekeningen van het Vlaams Verkeerscentrum. Deze doorrekeningen geven ter hoogte van het projectgebied Nieuw Zuid echter een sterk vereenvoudigd en niet volledig correct beeld, waarbij het intern verkeer van Nieuw Zuid op 1 as beschouwd wordt. In werkelijkheid zal niet alle verkeer binnen het projectgebied Nieuw Zuid via één as verlopen, maar zal het projectgebied vanaf de kaaien via verschillende woonstraten ontsloten worden. Er werd voor het intern verkeer nog een gedetailleerde modellering met CAR uitgevoerd waaruit blijkt dat de NO2-concentratie met maximaal 3 µg/m³ zal toenemen en dit enkel zeer lokaal (ter hoogte van de Kaaien, zie Kaart 22)
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
416/496
BE111002301.150
hoogte van de Amerikalei (-1,9 µg/m³). Voor PM2,5 wijzigen de concentraties niet of dalen ze (0,1 tot 1,9 µg/m³). De berekende PM10- en PM2,5-concentraties in geplande situatie A zijn in het merendeel van de relevante straten dezelfde als in referentiesituatie A. Voor PM10 worden licht hogere concentraties (0,1 tot 0,9 µg/m³) berekend voor de Bolivarplaats, Jan van Gentstraat, Namenstraat, Nieuw Zuid, Sint-Bernardsesteenweg en Vlaamse kaai. Voor PM2,5 worden licht hogere concentraties (0,1 tot 0,6 µg/m³) berekend voor de Bolivarplaats, Jan van Gentstraat, Namenstraat en Nieuw Zuid. In de straten met kwetsbare locaties (Cuylitsstraat, Gijzelaarsstraat en Montignystraat) zijn er geen wijzigingen in PM10- of PM2,5-concentraties. Er kan dan ook besloten worden dat de realisatie van Nieuw Zuid zonder aanpassing van de Spaghettiknoop een verwaarloosbare impact heeft op de gezondheid van de omwonenden en kwetsbare groepen via blootstelling aan PM 10 en PM2,5. Voor PM10 en PM2,5 wordt de wettelijke norm niet overschreden, de wetenschappelijke norm wel. Benzeen De bijdrage van benzeen door het verkeer van Nieuw Zuid varieert ter hoogte van de met CAR gemodelleerde straten in geplande situatie A bij benadering tussen 0,01 en 0,53 µg/m³. De Vlarem grenswaarde is 5 µg/m³, de wetenschappelijke norm 0,17 µg/m³. . Er kan dus geconcludeerd worden dat de realisatie van Nieuw Zuid zonder aanpassing van de Spaghettiknoop een verwaarloosbare tot lokaal beperkte impact heeft op de gezondheid van de bewoners van Nieuw Zuid, de omwonenden en kwetsbare groepen via blootstelling aan benzeen. 16.2.2.2
Geplande situatie B NO2 In de geplande situatie B doen zich op macroniveau op dezelfde plaatsen als in referentiesituatie B overschrijdingen van de jaargrenswaarde voor (zie Kaart 28). De luchtkwaliteit voor NO2 is in de geplande situatie B duidelijk beter dan in de huidige situatie. In vergelijking met referentiesituatie B en geplande situatie A is er weinig verschil. In het projectgebied zelf zal de luchtkwaliteit voor NO2 grotendeels voldoen aan de wettelijke en wetenschappelijke norm van 40 µg/m³. Enkel ter hoogte van striga 7 (zijde kaaien) wordt op 5 meter van de wegas zeer lokaal niet aan de norm voldaan (zie Kaart 22). In deze striga wordt geen woonfunctie voorzien. In hoofdstuk 16.2.4 wordt specifieker ingegaan op de luchtkwaliteit binnen de woonwijk Nieuw Zuid. Ook in geplande situatie B verbetert de luchtkwaliteit voor NO2 in alle met het CAR-model gemodelleerde straten rond het project- en plangebied ten opzichte van de huidige situatie. De daling van de NO2-concentraties varieert van 4,9 µg/m³ (Jan Van Beersstraat) tot 18,5 µg/m³ (Montignystraat). In de Emiel Banningstraat, Gijzelaarsstraat, Jan Van Beersstraat en Waalse kaai heeft deze verbetering tot resultaat dat de wettelijke en wetenschappelijke norm voor NO2 niet meer overschreden wordt. In de overige straten wordt de norm wel nog overschreden, maar de bewoners en kwetsbare groepen worden aan minder hoge NO2-concentraties blootgesteld. In de straten waar kwetsbare locaties voorkomen (Gijzelaarsstraat, Montignystraat) daalt de NO2-concentratie in vergelijking met de huidige situatie. In de Montignystraat verlaagt
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
417/496
BE111002301.150
de NO2-concentratie van 60,6 tot 42,1 µg/m³. In de Gijzelaarsstraat daalt de NO2concentratie van 42,4 tot 37,4 µg/m³. Hier wordt de norm dus niet meer overschreden. De berekende NO2-concentratie in geplande situatie B is in een aantal van de relevante straten dezelfde als in referentiesituatie B. Ter hoogte van vijf straten worden licht hogere NO2-concentraties berekend (< 1µg/m³). De hoogste stijgingen doen zich voor ter hoogte van Bolivarplaats (+1,8 µg/m³) en de Jan Van Gentstraat (+3,2 µg/m³). In de straten met kwetsbare locaties (Cuylitsstraat, Gijzelaarsstraat en Montignystraat) wijzigt de NO2concentratie niet (Cuylitsstraat, Gijzelaarsstraat) of slechts in zeer beperkte mate (Montignystraat: + 0,3 µg/m³) ten opzichte van referentiesituatie B. De realisatie van Nieuw Zuid met aanpassing van de Spaghettiknoop heeft dus in vergelijking met de referentiesituatie 2020 een verwaarloosbare tot lokaal beperkte impact op de gezondheid van de omwonenden en een verwaarloosbare impact op kwetsbare groepen via blootstelling aan NO2. Aanpassing van de Spaghettiknoop (geplande situatie B) heeft in de met CAR gemodelleerde straten een verwaarloosbare tot positieve impact op de luchtkwaliteit voor NO2 en de daaraan gekoppelde gezondheidseffecten. De berekende NO2-concentraties blijven in bijna alle straten hetzelfde of dalen met 0,3 µg/m³ tot 5,1 µg/m³ (Montignystraat). In een aantal straten (Amerikalei, Sint-Bernardsesteenweg en Waalsekaai zijn de NO2-concentraties na aanpassing van de Spaghettiknoop iets hoger (0,1 µg/m³). In de Cuylitsstraat (kinderdagverblijf) en Gijzelaarsstraat (basisschool) heeft de aanpassing van de Spaghettiknoop geen impact op de NO2-concentratie In de Montignystraat heeft deze maatregel een duidelijk positief effect (daling van de NO2concentratie met 5,1 µg/m³). Globaal gezien kan besloten worden dat de geplande situatie met aanpassing van de Spaghettiknoop met betrekking tot gezondheidseffecten door blootstelling aan NO2 gunstiger uitvalt dan de situatie zonder aanpassing van deze knoop. Ondanks de verbetering van de luchtkwaliteit in vergelijking met de huidige situatie zal voor NO2 op een aantal plaatsen evenwel nog niet voldaan worden aan de wettelijke en wetenschappelijke norm van 40 µg/m³. PM10/PM2,5 Op macroniveau voldoet de luchtkwaliteit voor PM10 en PM2,5 in het projectgebied in geplande situatie B aan de wettelijke normen (zie Kaart 30 en Kaart 32). De wetenschappelijke normen worden wel overschreden. De luchtkwaliteit voor PM10 en PM2,5 is in de geplande situatie A duidelijk beter dan in de huidige situatie. In vergelijking met referentiesituatie B en geplande situatie A is er weinig verschil. In Hoofdstuk 16.2.4 wordt specifieker ingegaan op de luchtkwaliteit binnen de woonwijk Nieuw Zuid. Voor PM10 leidt de geplande situatie B, met uitzondering van de Namenstraat (stijging met 0,1 µg/m³) in alle met het CAR-model gemodelleerde straten tot een status quo of daling van de concentratie in vergelijking met de huidige situatie. De grootste daling situeert zich ter hoogte van de Amerikalei (-1,9 µg/m³). Voor PM2,5 blijven de concentraties ongewijzigd of worden dalingen berekend (0,2 tot 1,9 µg/m³) De berekende PM10- en PM2,5-concentraties in geplande situatie B zijn in twee derde van de gemodelleerde straten dezelfde als in referentiesituatie B. In de overige straten worden voor PM10 licht hogere concentraties (+ 0,1 tot + 0,7 µg/m³ (Jan Van Gentstraat)) berekend. Voor PM2,5 varieert de stijging tussen 0,1 en 0,4 µg/m³ (Jan Van Gentstraat).
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
418/496
BE111002301.150
In de straten met kwetsbare locaties (Cuylitsstraat, Gijzelaarsstraat en Montignystraat) zijn er geen wijzigingen in PM2,5-concentraties. De PM10-concentratie blijft in de Cuylitsstraat en Gijzelaarsstraat ook ongewijzigd. In de Montignystraat wordt een lichte stijging (0,1 µg/m³) berekend. Er kan dan ook besloten worden dat de realisatie van Nieuw Zuid met aanpassing van de Spaghettiknoop slechts een verwaarloosbare impact heeft op de gezondheid van de omwonenden en kwetsbare groepen via blootstelling aan PM 10 en PM2,5. Aanpassing van de Spaghettiknoop (geplande situatie B) heeft, voor PM10 op één na, in alle van de met CAR gemodelleerde straten een verwaarloosbare tot positieve impact op de luchtkwaliteit voor PM10 en PM2,5 en de daaraan gekoppelde gezondheidseffecten. Enkel ter hoogte van de Waalsekaai wordt voor PM10 een stijging met 0,1 µg/m³ berekend. Voor het overige blijven de berekende PM10- en PM2,5-concentraties hetzelfde of dalen met 0,1 µg/m³ tot 0,5 µg/m³ voor PM10 en met 0,1 tot 0,6 µg/m³ voor PM2,5. In de Cuylitsstraat (kinderdagverblijf) en Gijzelaarsstraat (basisschool) heeft de aanpassing van de Spaghettiknoop geen impact op de PM10 en PM2,5-concentratie. In de Montignystraat heeft deze maatregel een positief effect (daling van de PM10-concentratie met 1,0 µg/m³ en van de PM2,5-concentratie met 0,6 µg/m³). Globaal gezien kan besloten worden dat de geplande situatie met aanpassing van de Spaghettiknoop met betrekking tot gezondheidseffecten door blootstelling aan PM10 en PM2,5 gunstiger is dan de situatie zonder aanpassing van deze knoop aangezien in bijna alle met CAR gemodelleerde woonstraten in deze situatie lagere fijn stof concentraties verwacht worden. Voor PM10 en PM2,5 wordt de wettelijke norm niet overschreden, de wetenschappelijke norm wel. Benzeen De bijdrage van benzeen door het verkeer van Nieuw Zuid varieert ter hoogte van de met CAR gemodelleerde straten in geplande situatie B bij benadering tussen 0,03 en 0,47 µg/m³. Er kan dus geconcludeerd worden dat de realisatie van Nieuw Zuid met aanpassing van de Spaghettiknoop een verwaarloosbare tot lokaal beperkte impact heeft op de gezondheid van de omwonenden en kwetsbare groepen via blootstelling aan benzeen. De impact verschilt niet van de situatie zonder aanpassing van de Spaghettiknoop 16.2.2.3
Conclusie Tegen de tijd dat Nieuw Zuid gerealiseerd zal zijn (referentiesituatie 2020) zal de luchtkwaliteit voor alle relevante parameters (NO2, PM10, PM2,5 en benzeen) verbeterd zijn in vergelijking met de huidige situatie. Dit heeft uiteraard een gunstig effect op gezondheidseffecten ten gevolge van blootstelling aan deze componenten. De realisatie van Nieuw Zuid, met en zonder aanpassing van de Spaghettiknoop, heeft via blootstelling aan NO2 en benzeen een verwaarloosbare tot lokaal beperkte en via blootstelling aan PM10 en PM2,5 een verwaarloosbare impact op de gezondheid van de omwonenden in vergelijking met de referentiesituatie 2020. De impact op kwetsbare groepen is voor benzeen verwaarloosbaar tot lokaal beperkt en voor alle andere parameters verwaarloosbaar .
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
419/496
BE111002301.150
De situatie waarbij de spaghettiknoop wordt aangepast scoort beter dan de situatie waarbij de spaghettiknoop niet wordt aangepast.
16.2.3
Effecten op gezondheid ifv geluidsklimaat De realisatie van Nieuw Zuid heeft, in vergelijking met de referentiesituatie 2020, zowel voor geplande situatie A als voor geplande situatie B een verwaarloosbare impact op het geluidsklimaat in en rond het plangebied. Met betrekking tot gezondheidseffecten betekent dit dat globaal het potentieel aantal gehinderden in en rond het plangebied niet zal toenemen in vergelijking met het aantal gehinderden in referentiesituatie 2020 en ook niet veel zal verschillen van de huidige situatie. Dit neemt evenwel niet weg dat het geluidsklimaat in de referentiesituatie 2020 niet optimaal is een aanleiding geeft tot volgende percentages potentieel gehinderden: Tabel 145: Aantal potentieel gehinderden in het plangebied in de geplande situatie Geplande situatie % slaapgestoorden
<7 -13
% gehinderden
<21 – 54
% ernstig gehinderden
5,8 - 24,7
Dit geldt overigens voor een groot deel van de binnenstad. Voor de blootstelling binnen de nieuwe stadswijk zelf wordt verwezen naar de bespreking in onderstaande paragraaf.
16.2.4
Blootstelling bewoners en kwetsbare functies nieuwe stadswijk Nieuw Zuid (projectgebied) In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de blootstelling van de bewoners en kwetsbare groepen aan luchtverontreiniging en geluid in de nieuwe woonwijk. De nieuwe stadswijk zal bij volledige invulling naar schatting 6.205 bewoners tellen. Enkel in de blokken in striga 7 (het dichtst bij de Kennedytunnel en de R1) zal er geen bewoning zijn. Er worden twee basisscholen voorzien en twee kinderdagverblijven. Voor de situering hiervan volgens het Masterplan Nieuw Zuid wordt verwezen naar onderstaande figuur. De grote rode blokken zijn de scholen.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
420/496
Figuur 155: Situering scholen en kinderdagverblijven
Figuur 156: Situering sportvelden en speeltuintjes
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
421/496
BE111002301.150
Figuur 157: Afstand bewoning en kwetsbare locaties tot drukke verkeersaders
16.2.4.1
Lucht Met uitzondering, van een zeer lokale zone aan de kaaizijde in de straat van striga 7 (waar geen bewoning voorzien wordt) zal in de volledige nieuwe woonwijk voor NO2 voldaan worden aan de wettelijke en wetenschappelijke norm van 40 µg/m³. De impact van het verkeer in de omringende straten op de luchtkwaliteit in het projectgebied is beperkt (zie discipline lucht). Van Kaart 22 kan afgeleid worden dat de NO2-concentratie het hoogst is in de onmiddellijke nabijheid van de interne ontsluitingswegen en snel afneemt in functie van de afstand tot deze wegen. Met uitzondering van striga 7 is de impact van het wegverkeer op de luchtkwaliteit op 10 meter van de wegas verwaarloosbaar tot beperkt. Voor PM10 en PM2,5 wordt overal aan de wettelijke norm voldaan, maar niet aan de wetenschappelijke norm. De impact van het interne verkeer op de PM10 en PM2,5concentraties is minder groot dan voor NO2 zodat hiervoor geen detailberekeningen werden uitgevoerd in de disicpline lucht. Globaal gezien geldt hier wel dezelfde conclusie: de impact van het wegverkeer op de concentaties daalt in functie van de afstand tot de weg. Gezien de gevoeligheid van kinderen aan verkeerspollutie is het aangewezen om scholen en kinderdagverblijven in te planten op locaties waar de laagste luchtconcentraties van verontreinigende parameters gehaald worden. Idealiter zou er een modellering van de luchtkwaliteit moeten gebeuren waarin rekening wordt gehouden met de gebouwenconfiguratie, maar dat is niet mogelijk met de modellen die in het kader van dit plan-MER gebruikt werden. Volgens Kaart 22 vallen de kwetsbare locaties (zie Figuur 155) binnen de zones die het minst of niet meer beïnvloed worden door het wegverkeer binnen de wijk. Hierbij dient
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
422/496
BE111002301.150
wel opgemerkt te worden dat de contouren op Kaart 22 geen rekening houden met de configuratie van de gebouwen en dat er op basis van deze kaart geen gedetailleerde conclusies getrokken kunnen worden. Volgens het Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid worden voor kwetsbare locaties best volgende adviesafstanden tot drukke verkeersaders gerespecteerd: • 300 meter tot snelwegen en 50 meter tot N-wegen; • wegen met > 10.000 voertuigen per dag: tot 50 meter geen gevoelige groepen in de eerstelijnsbebouwing Uit Figuur 157 kan afgeleid worden dat de locatie van de meest westelijk gelegen crèche op minder dan 200 meter van de R1 gesitueerd is en bijgevolg niet aan deze adviesafstanden voldoet. De meest oostelijke school bevindt zich op ca. 250 meter van de spaghettiknoop, maar het aantal voertuigen ligt hier wel beduidend lager dan op de R1. De andere crèche en basisschool bevinden zich op meer dan 300 meter van de R1 en Spaghettiknoop. Ook sportvelden en speeltuintjes worden bij voorkeur op minder belaste plaatsen ingeplant. Er wordt een sporthal voorzien in de meest westelijke hoek van de woonontwikkeling (zie Figuur 156) en een sportveld aan de oostelijke rand. Beiden bevinden zich aan de rand van het projectgebied waar de invloed van wegverkeer en dus ook de NO2-, PM10- en PM2,5-concentraties hoger zijn dan centraal in het gebied. Dat geldt zeker voor de sporthal in de westelijke hoek van het projectgebied. Deze bevindt zich op een afstand van minder dan 150 meter van de R1. De speeltuintjes bevinden zich meer centraal in het projectgebied in zones waar de invloed van het wegverkeer op de luchtkwaliteit minder groot is. 16.2.4.2
Geluid Voor geluid is het wel mogelijk om bij de modellering van het geluidsklimaat in de nieuwe woonwijk rekening te houden met de gebouwenconfiguratie. In de discipline geluid werd dan ook een dergelijke modellering uitgevoerd. Uit een overlay van de geluidscontouren en de gebouwen waarin bewoning voorzien is, kan een berekening gemaakt worden van het aantal blootgestelden aan bepaalde categorieën van geluidsbelasting. Voor het aantal blootgestelden aan verschillende categoriën van Lden en Lnight-waarden en het daaraan gekoppelde potentieel aantal gehinderden (volgens de Nederlandse regelgeving geluid milieubeheer) wordt verwezen naar onderstaande tabellen. Tabel 146: Aantal blootgestelden en potentieel gehinderden voor bepaalde categorieën van Lden Lden dB(A)
Aantal blootgestelden
Aantal potentieel gehinderden
Geplande situatie A
Geplande situatie B
Geplande situatie A
Geplande situatie B
0-35
0
32
0
0
35-40
664
905
0
0
40-45
699
766
0
0
45-50
1.037
1163
0
0
50-55
1.504
1447
0
0
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
423/496
BE111002301.150
55-60
1.277
1211
268
254
60-65
810
681
243
204
65-70
215
0
88
0
70-75
0
0
0
0
>75
0
32
0
0
599
459
Totaal
Tabel 147: Aantal blootgestelden en potentieel slaapgestoorden voor bepaalde categorieën van Lnight Lnight dB(A)
Aantal blootgestelden
Aantal potentieel slaapgestoorden
Geplande situatie A
Geplande situatie B
Geplande situatie A
Geplande situatie B
0-30
527
753
0
0
30-35
628
766
0
0
35-40
933
1032
0
0
40-45
1361
1388
0
0
45-50
1348
1242
0
0
50-55
1002
1024
70
72
55-60
403
0
40
0
60-65
3
0
0
0
65-70
0
0
0
0
>70
0
0
0
0
110
72
Totaal
Uit Tabel 146 kan afgeleid worden dat er in geplande situatie A bij volledige invulling van de wijk 599 potentieel hinderden zijn. Dit komt overeen met 9,6%, wat beduidend lager is dan de hinderpercentages van 21 tot 54% die berekend worden wanneer geen rekening gehouden wordt met de gebouwenconfiguratie (zie Tabel 145). In geplande situatie B ligt het aantal potentieel gehinderden lager, 459 personen of ca. 7,4% van het totaal aantal inwoners. Aanpassing van de Spaghettiknoop heeft een gunstige impact op het geluidsklimaat in de woonwijk. Op basis van Tabel 147 bedraagt het aantal potentieel slaapgestoorden in geplande situatie A 110 of ca. 1,8 % en in geplande situatie B 72 of ca. 1,2 %. Ook deze percentages liggen beduidend lager dan wat berekend werd voor het plangebied (zie Tabel 145). De gebouwenconfiguratie heeft dus duidelijk een gunstig effect op het geluidsklimaat in de wijk. De WGO schuift voor nachtlawaai de Lnight-waarde van 40dB(A) naar voor als richtlijn. In geplande situatie A wordt 81 % van de bewoners aan hogere geluidsniveaus blootgesteld, in geplande situatie B ca. 76 %. Uit kaart 104 in de
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
424/496
BE111002301.150
discipline geluid kan afgeleid worden dat de Lnight-waarden in de binnenstad van Antwerpen veelal boven 50 dB(A) liggen en dat hier bijgevolg nog hogere percentages aan Lnight-waarden van meer dan 40 dB(A) blootgesteld worden. Om te voldoen aan de doelstelling uit het Pact 2020 om het aantal ernstig gehinderden tegen 2020 met 15% te reduceren (zie ook 16.1.4.1) zou de nieuwe woonwijk binnen de Lden-contour van 62,21 dB(A) moeten liggen. Deze contour wordt voor geplande situatie A en geplande situatie B weergegeven in Figuur 158 en Figuur 159. Uit deze figuren kan afgeleid worden dat de nieuwe woonwijk zowel in geplande situatie A als in geplande situatie B voor het overgrote deel binnen deze contour valt. Enkel aan de oostelijke, noordelijke en westelijke rand zijn er delen van gebouwen die buiten de 62,21 dB(A) contour vallen. In geplande situatie A is de zone die buiten de contour valt iets groter dan in geplande situatie B.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
425/496
Figuur 158: 62,21 Lden-contour in geplande situatie A
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
426/496
Figuur 159: 62,21 Lden-contour in geplande situatie B
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
427/496
BE111002301.150
In de WHO-publicatie ‘Guidelines for community noise’ worden ook richtwaarden gegeven voor omgevingsgeluid in specifieke omgevingen. De publicatie meldt dat voor scholen en speeltuinen vanaf een geluidsniveau van 55 dB(A) LAeq (buitenshuis) hinder kan optreden. Voor kinderdagverblijven worden enkel waarden vermeld die binnenshuis van toepassing zijn (35 dB(A) voor de leefruimtes en 30 dB(A) voor de slaapkamers). Op basis van Figuur 116 in de discipline geluid kan afgeleid worden dat de meest oostelijk gelegen basisschool en crèche zich volledig in een zone bevinden waar de Ldag-waarden lager zijn dan 50 dB(A). Hier valt dus geen hinder te verwachten. Ter hoogte van de meer westelijk gelegen basisschool worden in het zuiden iets hoger Ldaywaarden berekend (50 tot 55 dB(A)). Deze school wordt in zuidelijke richting dan ook minder afgeschermd door gebouwen. De grenswaarde voor hinder van 55 dB(A) wordt evenwel niet overschreden. De meest westelijke gelegen crèche is op vlak van geluid het minst goed gesitueerd. Hier komt de 55 dB(A)-contour tot tegen het gebouw waarin de crèche voorzien is. De speeltuintjes die centraal in het projectgebied gelegen zijn, bevinden zich ook in zones waar de grenswaarde van 55 dB(A) niet overschreden wordt. De speeltuin aan de meest westelijk gelegen school en de speeltuintjes in de zuidelijke rand van het projectgebied bevinden zich in zones waar het geluidsniveau tussen 55 en 60 dB(A) ligt. In deze speeltuintjes kan geluidshinder niet uitgesloten worden. 16.2.4.3
Conclusie De luchtkwaliteit voldoet ter hoogte van de bewoning en kwetsbare functies aan de wettelijke normen voor NO2, PM10 en PM2,5. Voor NO2 wordt ook voldaan aan de wetenschappelijke norm, voor PM10 en PM2,5 niet. De configuratie van de gebouwen heeft een gunstig effect op het geluidsklimaat in de woonwijk. Het percentage potentieel gehinderden ligt hier lager dan in de rest van het plangebied. Rekening houdend met de beschikbare informatie omtrent luchtkwaliteit en geluidsklimaat in de nieuwe woonwijk, kan besloten worden dat voor de 2 basisscholen en de meest oostelijk gelegen crèche geschikte locaties voorzien werden. Voor de meest westelijk gelegen crèche is het aangewezen om een andere locatie te zoeken, op minstens 300 meter van de R1 en binnen een zone waarin de geluidsbelasting zeker lager is dan 55 dB(A). Ook voor de sporthal in de meest westelijke hoek van het projectgebied kan best een op vlak van luchtkwaliteit minder belaste locatie voorzien worden, bij voorkeur ook op een afstand van minstens 300 meter van de R1 en op voldoende afstand van andere drukke wegen.
16.2.5
Bodemverontreiniging en gezondheid Het bodemsaneringsdecreet en VLAREBO bieden een juridisch kader om ervoor te zorgen dat de risico’s van bodemverontreiniging op de volksgezondheid beperkt of vermeden worden. Voor meer info over de manier waarop verwijzen we naar § 12.3.4.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
428/496
16.2.6
BE111002301.150
Stralingen en gezondheid Gezien de situering nabij de Antwerpse ring, beoogt het Masterplan in de striga die de ondergrondse leiding aansnijdt, geen woningen, scholen, crèches of kinderopvangplaatsen, maar wel kantoorgebouwen en eventueel een sporthal. Ook in de strip op de Konijnenwei worden geen woningen of verblijfsfuncties voor kinderen voorzien. Zodoende kan gesteld dat de aanwezigheid van de hoogspanningsleiding niet in conflict treedt met het Masterplan. Wel moeten de nodige veiligheidsmaatregelen in acht genomen worden (zie bijlage 2). In het RUP kan vanuit het voorzorgprincipe als maatregel opgenomen worden dat gebouwen met een woonfunctie, scholen, crèches, kinderopvangplaatsen en speeltuinen niet binnen de risicocorridor van 0,4 µT van de ondergrondse hoogspanningsleiding mogen voorzien worden. Concreet kan er ifv de aanwezige ondergrondse hoogspanningsleiding een veiligheidsmarge van 20 m voorgesteld worden (= +/- 1/3 van de grensafstand voor 100% belasting van een bovengrondse 150 kV-leiding).
16.3
Milderende maatregelen De bijdrage van het plan m.b.t. de luchtkwaliteit is verwaarloosbaar tot lokaal beperkt. Omwille van het feit dat in referentiesituatie 2020 in en rond het projectgebied lokaal voor NO2 en algemeen voor PM10, PM2,5 en benzeen niet aan de wettelijke normen of WGOrichtwaarden voldaan wordt, blijven flankerende maatregelen om de modal split gunstig te beïnvloeden en de achtergrondconcentratie te doen dalen, wenselijk. Voor milderende maatregelen die dit kunnen bewerkstelligen wordt verwezen naar de disciplines mobiliteit en lucht. De bijdrage van het plan m.b.t. de akoestische kwaliteit is te verwaarlozen. Het geluidsklimaat in en rond het plan- en projectgebied is evenwel ook niet optimaal en kan aanleiding geven tot hinder. Deze hindereffecten kunnen gemilderd worden door een verbetering van het geluidsklimaat. Hiervoor wordt verwezen naar de discipline geluid. Met het oog op gezondheid dient daarnaast ook gewezen te worden op de noodzaak aan een doordachte inplanting van in hoofdzaak kwetsbare locaties. In de plannen voor Nieuw Zuid worden 2 scholen en 2 kinderdagverblijven voorzien. Voor de 2 basisscholen en de meest oostelijk gelegen crèche werden in het Masterplan Nieuw Zuid geschikte locaties voorzien. Voor de meest westelijk gelegen crèche is het aangewezen om een andere locatie te zoeken, op minstens 300 meter van de R1 en binnen een zone waarin de geluidsbelasting zeker lager is dan 55 dB(A). Ook voor de sporthal in de meest westelijke hoek van het projectgebied kan best een op vlak van luchtkwaliteit minder belaste locatie voorzien worden, bij voorkeur ook op een afstand van minstens 300 meter van de R1 en op voldoende afstand van andere drukke wegen. Bij het ontwerp van de woningen is het ook aangewezen om de slaapkamers in de mate van het mogelijke niet aan de straatkant van drukkere straten (bv. kaaien) of aan de zijde van de Spaghettiknoop of R1 te voorzien. Op die manier is er minder risico op slaapverstoring door wegverkeer.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
429/496
16.3.1
BE111002301.150
Het nulalternatief In het nulalternatief komt het plan Nieuw Zuid er niet, maar zullen andere autonome en geplande ontwikkelingen wel plaats vinden. Zo kunnen binnen het plangebied ontwikkelingen plaatsgrijpen cf. de geldende bestemmingen. In het nulalternatief kan er in het projectgebied Nieuw Zuid, dat momenteel als woongebied bestemd is, ook een nieuwe stadswijk komen. Voorliggend plan wil evenwel de garanties bieden dat deze invulling op duurzame wijze gebeurt. Daar het plan naar een lage modal split streeft en maatregelen voorziet om het autogebruik te ontmoedigen, maatregelen voorziet om het energiegebruik terug te dringen en de CO2 uitstoot terug te dringen, en kwetsbare functies centraal in het gebied lokaliseert waar de belasting van lucht en geluid het laagst is, biedt het plan meer garanties op het vlak van gezondheid dan het nulalternatief.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
430/496
BE111002301.150
17
Samenvatting van effecten en milderende maatregelen
17.1
Samenvatting effectbespreking
17.1.1
Mobiliteit Voor de geplande situatie worden 2 ontsluitingsscenario’s mbt de spaghettiknoop onderscheiden; •
Geplande situatie A : realisatie van het Masterplan Nieuw Zuid zonder aanpassingen aan de spaghettiknoop
•
Geplande situatie B : realisatie van het Masterplan Nieuw Zuid met aangepaste spaghettiknoop
Wat betreft de criteria voor langzaam verkeer scoren de geplande situatie A en B beide sterk positief. Het plan voorziet immers in verkeersluwe woonstraten en –erven, autovrije doorsteken voor voetgangers en fietsers en een verkeervrije verbinding naar het station Antwerpen Zuid. Ook de interne bereikbaarheid voor autoverkeer scoort sterk positief in de bestudeerde geplande situaties. Het parkeeraanbod is goed afgestemd op de voorziene vraag en er ontstaat geen hinder in de woonwijken door het verkeer van en naar de parkings. De leefbaarheid blijft overal gegarandeerd. Aangezien de site zelf bijna geen vrachtverkeer genereert, is de impact op de scheiding van industrieel- en woonverkeer en het aantal conflicten tussen langzaam verkeer en vrachtverkeer minimaal. Eventuele conflicten kunnen zich enkel voordoen aan de rand van de wijk en zijn goed gearticuleerd. De impact van het project op de verkeersveiligheid is dan ook verwaarloosbaar. Aangezien er momenteel geen activiteiten zijn op deze locatie is er ook geen aansluiting met het openbaar vervoer. Een bijkomende ontsluiting is momenteel ook nog niet voorzien in de plannen van De Lijn. De ontwikkeling scoort in de geplande situatie A en B dus verwaarloosbaar tot beperkt negatief voor de bereikbaarheid met het openbaar vervoer. In beide situaties wordt de doorstroming van buslijnen 1 en 13 gehinderd in de omgeving van de Bolivarplaats. Ze worden dus beide als ‘beperkt negatief’ beoordeeld. Wat betreft de externe ontsluiting voor autoverkeer zien we een zekere impact van het project op de omliggende kruispunten. In beide situaties blijft een relevante impact echter beperkt tot een gering aantal kruispunten, zodat deze impact als ‘gering negatief’ wordt beoordeeld. In onderstaande tabel wordt voor de verschillende effectgroepen voor mobiliteit de beoordeling weergegeven. Het gaat om de beoordeling van de effecten zonder dat de hierna opgesomde milderende maatregelen in rekening gebracht zijn. We merken hierbij nog op dat voor de effectbespreking de volledige ontwikkeling van Nieuw Zuid (100%) in rekening is gebracht. Ook werd nog geen rekening gehouden met de sturende maatregelen naar een meer duurzame mobiliteit die opgenomen werden in het Masterplan.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
431/496
Interne
BE111002301.150
Geplande situatie A
Geplande situatie B
relaties
langzaam
Sterk positief
Sterk positief
relaties
langzaam
Sterk positief
Sterk positief
Verwaarloosbaar tot beperkt
Verwaarloosbaar tot beperkt
negatief
negatief
het
Beperkt negatief
Beperkt negatief
bereikbaarheid
Beperkt negatief
Beperkt negatief
Sterk positief
Sterk positief
Verwaarloosbaar
Verwaarloosbaar
verkeer Externe verkeer Relaties openbaar vervoer
Infrastructuur
voor
openbaar vervoer Externe
personenwagens Interne
bereikbaarheid
personenwagens Verkeersveiligheid
Milderende maatregelen Vanuit de bevindingen van de discipline mobiliteit worden de volgende maatregelen naar voor geschoven: -
Versterken van de OV-structuur ifv het maximaal ontmoedigen van het autogebruik De ontwikkelingsscenario’s ‘Kaaitram’ en ‘Lightrail’ bieden een sterke verbetering, maar zullen slechts op lange termijn – eventueel – gerealiseerd worden. Er is dus nood aan een oplossing op kortere termijn. Er moet dus met De Lijn bekeken worden of het mogelijk is een bus of eventueel een tramlijn via de Scheldekaaien langs de site te laten rijden.
-
Verlagen van de impact op de verzadigingsgraad van de kruispunten Stimuleren gebruik Armstrongweg Om de route aan de stadszijde te ontlasten (met name Bolivarplaats) is het aangewezen de route langs de Armstrongweg te stimuleren voor verkeer van en naar de site. Hiervoor worden verschillende mogelijke maatregelen opgesomd. Bolivarplaats Probleem in de ochtendspits te groot: enkel een verlaging auto-aandeel volgens de ambitie van de stad is geen voldoende oplossing het stimuleren van het gebruik van de Armstrongweg kan hier soelaas bieden.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
432/496
BE111002301.150
Singel-afrit R1 vanaf Nederland (nabij Het Het justitiepaleis) Verzadigingsgraad aan te pakken door modal split te verlagen. De nodige verlaging van het autogebruik komt overeen met het ambitieniveau van de stad. Silvertopstraat – oprit R1 richting Nederland Infrastructurele aanpassing via lichtenregeling Armstrongweg – D’Herbouvillekaai Aanpak van de modal split is niet voldoende. Infrastructurele aanpassing van het kruispunt vereist. Er wordt voorgesteld de beweging vanaf de Armstorngweg richting stad als belangrijkste beweging in te richten (cfr. Stimuleren gebruik Armstrongweg) Met de voorgestelde maatregelen die haalbaar zijn op korte termijn is het effect zowel voor de geplande situatie A als voor de geplande situatie B verwaarloosbaar. Een meer structurele oplossing zou het doortrekken van de Singel tot op de Kaaien vormen, maar deze is momenteel nog nergens geprogrammeerd. -
Verlagen van het effect van de wachtrijen op het openbaar vervoer In de geplande situatie A blijft het knelpunt richting Bolivarplaats in de ochtendspits bestaan na de uitvoering van de in voorgaande paragraaf opgesomde maatregelen. In de geplande situatie B vallen alle knelpunten voor het openbaar vervoer weg.
Wanneer bovenstaande milderende maatregelen in rekening gebracht worden, dan kan de beoordelingstabel als volgt aangepast worden:
Interne
Geplande situatie A
Geplande situatie B
relaties
langzaam
Sterk positief
Sterk positief
relaties
langzaam
Sterk positief
Sterk positief
Positief
Positief
Beperkt negatief
Neutraal
Neutraal
Neutraal
Sterk positief
Sterk positief
Verwaarloosbaar
Verwaarloosbaar
verkeer Externe verkeer Relaties openbaar vervoer Infrastructuur
voor
het
openbaar vervoer Externe
bereikbaarheid
personenwagens Interne
bereikbaarheid
personenwagens Verkeersveiligheid
Aldus kan gesteld dat er met inbegrip van de voorgestelde milderende maatregelen geen belangrijke negatieve effecten zijn voor wat mobiliteit betreft.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
433/496
BE111002301.150
De situatie waarbij de spaghettiknoop wordt aangepast (B), wordt daarbij iets positiever beoordeeld dan de situatie waarbij dit niet gebeurd (A). We merken hierbij op dat voor de effectbespreking de volledige ontwikkeling van Nieuw Zuid (100%) in rekening is gebracht. Aan de zuidwestzijde binnen het projectgebied zijn de kantoren van AWV gevestigd. Het is momenteel onzeker of en op welke termijn deze kantoren hier zouden verdwijnen. Dat wil zeggen dat de ontwikkeling voor Striga 6 en 7 onzeker is, en hoe dan ook pas op lange termijn zou plaatsvinden. Binnen het tijdsperspectief van 2020 dat hier doorgerekend is, zal Nieuw Zuid aldus in de praktijk voor minder dan 100% ingevuld zijn. De verkeersgeneratie voor het gedeelte zonder de site van AWV zou 65-75 % van het totaal bedragen. Dat maakt dat in de praktijk de effecten voor de externe bereikbaarheid door personenwagens in 2020 beter zal zijn dan hierboven beschreven. De effecten van een gedeeltelijke invulling werden niet doorgerekend. Het doorrekenen van de volledige ontwikkeling kan evenwel als een worst case scenario beschouwd worden. Daar de resteffecten, dit zijn de effecten na toepassing van de milderende maatregelen, voor de worst case situatie geen problemen meer opleveren, zal dat in de praktijk in 2020 ook zeker niet het geval zijn.
17.1.2
Geluid en trillingen
17.1.2.1
Het effect van het verkeersgeluid ten gevolge van Nieuw Zuid op de omgeving Voor de geplande situatie worden net als in de discipline mobiliteit 2 ontsluitingsscenario’s mbt de spaghettiknoop onderscheiden. Zo worden de volgende situaties beschouwd: •
Geplande situatie A : realisatie van het Masterplan Nieuw Zuid zonder aanpassingen aan de spaghettiknoop
•
Geplande situatie B : realisatie van het Masterplan Nieuw Zuid met aangepaste spaghettiknoop
Uit de geluidsmodelleringen blijkt het verschil tussen beide situaties verwaarloosbaar te zijn. Voor beide situaties geldt dat het effect op het verkeersgeluid t.g.v. Nieuw Zuid zeer lokaal is en principieel verwaarloosbaar. Volgens het geluidsmodel zou het verkeersgeluid met ca. 1 dB(A) toenemen in de Jan Van Gentstraat, Bolivarplaats en op de Singel vlakbij de Bolivarplaats. Een toename van 1 dB(A) is verwaarloosbaar. 17.1.2.2
Het akoestisch klimaat in de nieuwe stadswijk Omdat het projectgebied Nieuw Zuid voornamelijk zal ontwikkeld worden als woongebied (met kantoren en stedelijke functies) is het ook belangrijk om na te gaan wat de geluidsimpact zal zijn van de omgeving op het projectgebied Nieuw Zuid. Aangezien de omgeving rond het projectgebied wordt gedomineerd door het verkeersgeluid wordt de geluidsimpact nagegaan van de omliggende wegeninfrastructuur. In de figuur op de volgende bladzijde worden de geluidscontouren voor Lden gegeven. De Lden-waarde is een maat om de geluidsbelasting door omgevingslawaai uit te drukken.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
434/496
BE111002301.150
Uit de figuur blijkt duidelijk dat de toekomstige bebouwing van Nieuw Zuid een sterk akoestisch afschermend effect heeft op het verkeersgeluid en de akoestische leefkwaliteit in het projectgebied gunstig beïnvloedt. Door de afschermende werking van de gebouwen ontstaan geluidszones waar het Lden-niveau kan dalen tot 35 – 40 dB(A). Volgens het beoordelingskader wordt voor de zones met verschillende geluidsbelasting, het volgende vooropgesteld: 1. In zones met geluidsbelasting < 55 dB(A) is de woonfunctie OK en zijn geen specifieke maatregelen vereist. 2. Inde zones met geluidsbelasting 55 tot 60 dB(A)) is een woonfunctie mogelijk, maar zijn akoestische maatregelen in de vorm van buffering of isolatie van de woonfuncties wenselijk (zij het niet noodzakelijk). 3. In de zones met geluidsbelasting tussen 60 en 65 dB(A) zijn woonfuncties te vermijden, behalve indien voldoende akoestische isolatie voor deze woonfuncties kan worden gegarandeerd of de geluidsbelasting door buffers of schermen kan worden teruggebracht tot 60 dB(A) of lager; 4. In de zones met geluidsbelasting tussen 65 en 70 dB(A) zijn woonfuncties te vermijden, behalve indien de geluidsbelasting door buffers of schermen kan worden teruggebracht tot 60 dB(A) of lager of tot 65 dB(A) maar dan met de verplichting tot bijkomende akoestische isolatie voor deze woonfuncties. Het RUP mag de nodige maatregelen niet hypothekeren. Sinds januari 2008 geldt een vernieuwde norm die de vereiste akoestische prestaties van gebouwen bepaalt voor het bekomen van een bepaald akoestisch comfort in gebouwen die geheel of gedeeltelijk voor bewoning bestemd zijn. Er wordt sterk aanbevolen om bij het ontwerp van de gebouwen aan deze norm te voldoen.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
435/496
17.1.2.3
BE111002301.150
Het akoestisch klimaat in de rand van de Konijnenwei Zonder verlegging van de Singel zal het akoestisch klimaat in de rand van de Konijnenwei te wensen overlaten zo men daar recreatie voorziet (het doortrekken van de Singel zou hier alvast een oplossing bieden). Het is daarom aangewezen om bij de invulling met recreatieve activiteiten in de rand voldoende geluidsbuffering te voorzien aan de rand(en) van de Konijnenwei zodat het dominerende verkeersgeluid tot een lager niveau kan gebracht worden. Als buffering kan gedacht worden aan natuurlijke obstakels (bijvoorbeeld berm in combinatie met dichte begroeiing) op de rand van de Konijnenwei.
17.1.2.4
Trillingen Op basis van bestaande studies wordt verwacht dat de trillingen t.g.v. het bestaande spoor aan het projectgebied Nieuw Zuid geen hinder zullen veroorzaken voor de personen in de geplande gebouwen van Nieuw Zuid. Dit wil zeggen dat bijzondere constructies of trillingsdempende voorzieningen voor de geplande gebouwen van Nieuw Zuid hoogstwaarschijnlijk niet noodzakelijk zullen zijn. Volgens gegevens uit het richtlijnenboek geluid en trillingen wordt aangenomen dat de trillingsniveaus bij reizigersverkeer, in het meest negatieve geval, op een afstand van 110 m beneden de gevoeligheidsdrempel voor trillingen bij mensen liggen en er bijgevolg geen relevante effecten optreden. Voor goederenverkeer wordt aangenomen dat, indien de afstand groter is dan 200 m, de trillingsniveaus in het meest negatieve geval, beneden de gevoeligheidsdrempel voor trillingen bij mensen liggen en er bijgevolg geen relevante effecten zullen optreden. Teneinde alle mogelijke trillingshinder te kunnen uitsluiten en rekening te houden met deze meest negatieve hinderafstanden, is het aangewezen om op projectniveau trillingsmetingen uit te voeren aan de bestaande spoorlijn.
17.1.3
Lucht
17.1.3.1
Luchtkwaliteit ten gevolge van verkeer 56
In de geplande situatie A en B wordt, op basis van IFDM resultaten, de norm voor NO2 binnen het plangebied gerespecteerd (wegsegmenten binnen woonwijk Nieuw Zuid niet beschouwd), behalve ter hoogte van de Kennedytunnel, Ring, de Singel en de tunnelmond t.h.v. de Amerikalei, waar de norm van 40 µg/m³ wordt overschreden.
56
Model om luchtkwaliteit weer te geven op macroniveau
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
436/496
BE111002301.150
57
Binnen de woonwijk Nieuw Zuid wordt, op basis van de CAR resultaten, de norm voor NO2 ter hoogte van op één na alle straten in de nieuwe woonwijk gerespecteerd. Enkel in striga 7, in het straatgedeelte aansluitend bij de Kaai, wordt er een lichte overschrijding gemodelleerd en dit op 5 meter van de wegas. Op 10 en 30 meter van de wegas wordt de norm overal gerespecteerd.
57
(Screening)model om luchtkwaliteit weer te geven op straatniveau
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
437/496
BE111002301.150
Wat betreft het projectgebied zal de milieukwaliteitsnorm voor NO2 wel voor meer dan 80% ingevuld zijn. Dit is trouwens het geval voor groot deel van de Anwerpse binnenstad 58 en langs grote verkeersaders in en rond Antwerpen . Voor PM10 worden geen overschrijdingen verwacht van de jaargemiddelde grenswaarde 40 µg/m³, maar het aantal maximale toegelaten overschrijdingen van 50 µg/m³ (max. 35 keer per jaar) wordt over nagenoeg het volledige plangebied overschreden, en dus ook binnen het projectgebied Nieuw Zuid. Dit is ook het geval langs grote verkeersaders in en 58 rond stad Antwerpen . Voor PM2,5 worden geen overschrijdingen verwacht van de jaargemiddelde grenswaarde 25 µg/m³ voor 2010-2015 maar wel van de indicatieve grenswaarde 20 µg/m³ vanaf 2020 en dit voor alle straten, zowel voor het plangebied als binnen het projectgebied Nieuw Zuid. Voor alle straten binnen het plangebied (waaronder ook het projectgebied Nieuw Zuid) kan een duidelijke verbetering in luchtkwaliteit (NO2, PM10, en PM2,5) worden vastgesteld voor zowel de referentiesituatie 2020 als de plansituatie in 2020 in vergelijking met de huidige toestand (in 2010). Dit kan worden verklaard door een verbeterde technologie en een veranderende vlootsamenstelling in de toekomst. Door de realisatie van het plan wordt een lichte stijging in polluentconcentratie vastgesteld t.o.v. de referentiesituatie 2020 (referentiesituatie A en B). Voor de geplande situatie A geldt lokaal een stijging van immissiebijdrage door het plan t.o.v. de referentiesituatie A : •
Voor het plangebied, de woonwijk Nieuw Zuid niet meebeschouwd, is de bijdrage door Nieuw Zuid bijna overal verwaarloosbaar of beperkt voor NO2. Voor de Jan Van Gentstraat en de Bolivarplaats is er respectievelijk een zeer belangrijke en belangrijke bijdrage en dit op 5 meter van de wegas.
•
Voor 11 wegsegmenten binnen de woonwijk Nieuw Zuid geldt een belangrijke immissiebijdrage door verkeer voor NO2 op 5 meter van de wegas; op 10 meter van de wegas is de bijdrage voor 7 wegsegmenten belangrijk; op 30 meter van de wegas is de bijdrage voor geen enkel wegsegment belangrijk. Hierbij dient opgemerkt dat het ‘belangrijke’ karakter van de bijdragen toe te schrijven is aan het feit dat er in de referentiesituatie geen verkeer doorheen het projectgebied rijdt. Er wordt m.a.w. vergeleken met een situatie waarbij achtergrondconcentraties gelden en waarbij de immissiebijdrage van het verkeer gelijk is aan 0.
58 Lefebvre W. et al (2011). Voorstel van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en de geluidshinder te beheersen in de stad Antwerpen.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
438/496
BE111002301.150
•
De stijging van immissiebijdrage door het plan voor PM10 is overal verwaarloosbaar, behalve ter hoogte van de Jan Van Gentstraat en de woonwijk Nieuw Zuid waar beperkte bijdrages worden vastgesteld
•
De stijging van immissiebijdrage door het plan voor PM2,5 is overal verwaarloosbaar behalve ter hoogte van de Jan Van Gentstraat, de Bolivarplaats en de woonwijk Nieuw Zuid waar beperkte bijdrages worden vastgesteld
•
De stijging van immissiebijdrage door het plan voor benzeen is in het plangebied verwaarloosbaar voor alle straten.
Voor de geplande situatie B geldt lokaal een stijging van immissiebijdrage door het plan t.o.v. de referentiesituatie B: •
Voor het plangebied, de woonwijk Nieuw Zuid niet meebeschouwd, is de bijdrage door Nieuw Zuid bijna overal verwaarloosbaar of beperkt voor NO2. Voor de Jan Van Gentstraat en de Bolivarplaats is er telkens belangrijke bijdrage en dit op 5 meter van de wegas.
•
Voor 11 wegsegmenten binnen de woonwijk Nieuw Zuid geldt een belangrijke immissiebijdrage door verkeer voor NO2 op 5 meter van de wegas; op 10 meter van de wegas is de bijdrage voor 7 wegsegmenten belangrijk; op 30 meter van de wegas is de bijdrage voor geen enkel wegsegment belangrijk. Hierbij dient opgemerkt dat het ‘belangrijke’ karakter van de bijdragen toe te schrijven is aan het feit dat er in de referentiesituatie geen verkeer doorheen het projectgebied rijdt. Er wordt m.a.w. vergeleken met een situatie waarbij achtergrondconcentraties gelden en waarbij de immissiebijdrage van het verkeer gelijk is aan 0.
•
De stijging van immissiebijdrage door het plan voor PM10 en PM2,5 is overal verwaarloosbaar, behalve ter hoogte van de Jan Van Gentstraat en de woonwijk Nieuw Zuid waar beperkte bijdrages worden vastgesteld
De stijging van immissiebijdrage door het plan voor benzeen is in het plangebied verwaarloosbaar voor alle straten.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
439/496
17.1.3.2
BE111002301.150
Luchtkwaliteit ten gevolge gebouwenverwarming Uitgaand van een hoge energie-efficiëntie van de toekomstige gebouwen (E30 voor laagenergiewoningen), zou een reductie van energieverbruik en daaraan gekoppelde emissies van 43% gerealiseerd worden en aldus resulteren in ongeveer 5000 ton CO2/jaar, wat een aandeel van 0,14 % zou betekenen ten opzichte van de huidige totale uitstoot van de stad. Er van uitgaande dat stad Antwerpen tegen 2020 zijn ambitie van 20% minder CO2 behaalt betekent dit dat het project Nieuw Zuid een aandeel ten opzichte van de totale CO2-uitstoot van de stad Antwerpen van ongeveer 0,17 % zou hebben. Indien door een centrale warmteopwekking de volledige warmtevraag van het projectgebied Nieuw Zuid kan afgedekt worden, kan de jaarlijkse CO2-emissie op ongeveer 3500 ton gebracht worden. Ten opzichte van de huidige CO2-uitstoot van de stad is het aandeel van het project 0,10 %. Er van uitgaande dat stad Antwerpen tegen 2020 zijn ambitie van 20% minder CO2 behaalt, betekent dit dat het project Nieuw Zuid een aandeel ten opzichte van de totale CO2-uitstoot van de stad Antwerpen van ongeveer 0,12 % zou hebben. De bijdrage van de CO2-uitstoot in het totaal van de stad is aldus verwaarloosbaar. Er mag dus vanuit gegaan worden dat, mits de ambities voor het project van Nieuw Zuid worden nagestreefd, dit project de algemene doelstellingen vastgelegd in nationale en gemeentelijke klimaatplannen, niet zal in gevaar brengen. Daar de bijdrage van Nieuw Zuid voor alle polluenten te verwaarlozen is, dienen er op dit vlak geen milderende maatregelen genomen te worden. Volgende flankerende maatregelen kunnen de achtergrondconcentratie in het plangebied en er rond verbeteren, en worden daarom toch vermeld:
17.1.3.3
-
Het doortrekken van de Singel zal de luchtkwaliteit in de rand van de Konijnenwei ten goede komen.
-
Maatregelen aan de R1 (bv. overkapping, randmaatregelen ifv luchtkwaliteit…) kunnen eveneens bijdragen aan de verbetering van de luchtkwaliteit in het plangebied. Momenteel zijn studies lopende mbt het introduceren van maatregelen om de luchtkwaliteit langs wegen te verbeteren.
Milderende maatregelen Op basis van bovenstaande berekeningen worden voor wat betreft de luchtkwaliteit geen belangrijke bijdragen vastgesteld ten opzichte van de grenswaarden ten gevolge van het plan. Zowel in de referentiesituaties als voor de geplande situatie wordt de milieukwaliteitsnorm voor lucht wel nagenoeg overal voor meer dan 80% ingenomen, ook ter hoogte van het projectgebied. Daar de bijdrage van Nieuw Zuid voor alle polluenten te verwaarlozen is, dienen er op dit vlak evenwel geen milderende maatregelen genomen te worden. Volgende flankerende maatregelen kunnen evenwel ook de achtergrondconcentratie in het plangebied verbeteren, en worden daarom toch vermeld: -
Het doortrekken van de Singel zal de luchtkwaliteit in de rand van de Konijnenwei ten goede komen.
-
Maatregelen aan de R1 (bv. overkapping, randmaatregelen ifv luchtkwaliteit…) kunnen eveneens bijdragen aan de verbetering van de luchtkwaliteit in het
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
440/496
BE111002301.150
plangebied. Momenteel zijn studies lopende mbt het introduceren van maatregelen om de luchtkwaliteit langs wegen te verbeteren.
17.1.4
Licht Er zijn geen bepalingen mbt verlichting opgenomen in het Masterplan. Als randvoorwaarde kan gesteld dat de richtlijnen van het lichtplan van de stad Antwerpen moeten gevolgd worden.
17.1.5
Water De effecten op het waterbergend vermogen van het gebied zijn verwaarloosbaar. Het Masterplan voorziet infiltratie van hemelwater, en dit met een veiligheidsniveau van 20 jaar. Er wordt maw een groter veiligheidsniveau beoogd dan opgelegd wordt door de gewestelijke verordening hemelwater. Binnen het RUP moet dit mogelijk blijven. In het projectgebied (zuidoostelijke gedeelte) en in de Konijnenwei is alvast voldoende ruimte om dergelijke wadi’s te voorzien. Op basis van de doelstellingen van het Masterplan resulteert het plan in een beperkt negatief effect voor wat de wijziging van afvoer- en infiltratiekarakteristieken betreft: de totale oppervlakte aan verhardingen neemt toe, maar er wordt ruimschoots aan de geldende regelgeving voldaan. Aanvullend op het Masterplan wordt voorgesteld om minstens voor eengezinswoningen, openbare gebouwen, scholen en kantoorgebouwen in hergebruik van hemelwater te voorzien. Gezien de aard van de ondergrond en het feit dat verschillende ondergrondse parkeergarages voorzien worden die onderling van elkaar gescheiden zijn, worden er geen problemen verwacht voor wat de grondwaterstromingen betreft. Het grondwater zal zijn weg zoeken langsheen de verschillende ondergrondse constructies heen (beperkt negatief effect). Bij volledige invulling van het project dient het rioleringssysteem verlegd te worden. In het Masterplan wordt hiertoe een suggestie gedaan, waarbij ook een suggestie gedaan wordt voor een alternatieve locatie van het pompstation van Aquafin. Het is raadzaam om hieromtrent tijdig overleg te plegen met de betrokken diensten, ic. Aquafin. Aangezien de inrichting van het projectgebied autogebruik eerder wil ontmoedigen, de maximale snelheid op de wegenis binnen het projectgebied beperkt is tot 30 km/u en parkeren gebundeld in ondergrondse parkeergarages voorzien wordt, zijn de risico’s op verontreiniging van het afstromend (weg)water eerder beperkt. In globo zal er niet meer water infiltreren binnen het projectgebied dan momenteel het geval is. Er wordt niet verwacht dat het plan zal interfereren met de permanente bemaling van de ring. Momenteel is het plangebied geen risicogebied voor overstromingen. Gezien de waterkering ter hoogte van Nieuw Zuid verhoogd zal worden in het kader van het
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
441/496
BE111002301.150
Sigmaplan worden er ook voor de toekomst geen problemen verwacht. Het Masterplan streeft een veiligheidsniveau van 20 jaar na. Hiermee wordt deels geanticipeerd op het feit dat er ondanks een tendens van verdroging in de toekomst meer extreme zomeronweders verwacht worden. De meeste klimaatscenario’s tonen een daling van de gemiddelde zomerneerslag voor Vlaanderen wat in combinatie met een hogere verdamping de kansen op ernstig watertekort doet stijgen. Hierop kan deels geanticipeerd worden door in hergebruik van hemelwater te voorzien.
17.1.6
Bodem In het plan wordt een gesloten grondbalans nagestreefd. Een gesloten grondbalans moet op dit vlak zorgen voor een verwaarloosbaar effect. De haalbaarheid van een gesloten grondbalans hangt evenwel samen met de kwaliteit van de uit te graven gronden. Momenteel kan hierover nog geen uitspraak gedaan worden. In een deel van het projectgebied (het gedeelte dat in eigendom is van de projectontwikkelaar) was bodemverontreiniging aanwezig, maar is de bodem reeds gesaneerd. In het resterende gedeelte van het projectgebied zal in functie van het plan een oriënterend bodemonderzoek moeten opgesteld worden, waaruit zal blijken of verdergaand onderzoek en desgevallend sanering noodzakelijk is. De toepassing van het bodemsaneringsdecreet en VLAREBO moet er voldoende voor zorgen dat er geen nieuwe bodemverontreiniging ontstaat via eventueel aan te voeren gronden en ook dat reeds bestaande verontreiniging niet verspreid wordt. Langs de Kennedytunnel is een spoorwegtunnel aanwezig. De tunnel komt aldus niet onder de toekomstige nieuwe stadswijk te liggen en is minstens 70m verwijderd van de dichtstbijzijnde striga. Er worden aldus ruimtelijk geen problemen verwacht van de stadswijk ten aanzien van de tunnel.
17.1.7
Fauna en flora Het Masterplan beoogt voor het projectgebied Nieuw Zuid de bestaande, meest waardevolle natuurwaarden zo veel mogelijk te integreren: te behouden waar deze goed ontwikkeld zijn en te versterken waar exoten dominant zijn. Door de opwaardering van verschillende zones waar exoten momenteel domineren, zij het wel in een stedelijke omgeving, kan het effect op langere termijn eerder beperkt positief worden. Het ruimtebeslag van het plan in de Konijnenwei wordt verwaarloosbaar tot beperkt negatief beoordeeld. Om zijn functie als corridor en stapsteen te kunnen (blijven) vervullen, worden in het MER de volgende aanbevelingen gedaan mbt de ontwikkeling van het plangebied Nieuw Zuid: -
Projectgebied Nieuw Zuid: Het Masterplan voorziet reeds in het behoud van een gedeelte van het bestaande opgaand groen. Een structuurrijke rand van de bestaande en te behouden beboste percelen in de rand van het projectgebied (buiten de eigenlijke nieuwe stadswijk) en aansluitend bij de weg- en spoorwegbermen werkt migratiebevorderend voor de beoogde soorten.
-
Konijnenwei
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
442/496
BE111002301.150
Relatie tussen de Konijnenwei en de spoorlijn behouden door groen karakter van de Singel enerzijds en het organiseren van een bebouwd programma in de strip volgens het concept van ‘keien in de groene stroom’ anderzijds Meest intensief gebruikte parkgedeelte van de Konijnenwei zoals nu reeds aangegeven in het Masterplan laten aansluiten bij het stedelijk weefsel. Centraal gedeelte van de Konijnenwei: extensief medegebruik mogelijk (wandel- en fietspaden) -
Overige Bij voorkeur wordt minstens langs een zijde, bij voorkeur langs beide zijden van het Het Het justitiepaleis groen doorgetrokken tot aan de Bolivar plaats in functie van het realiseren van een verbinding met het stadspark.
Aanvullend kunnen volgende wenselijkheden en suggesties geformuleerd worden voor de latere herinrichting van de spaghettiknoop en de Singel:
17.1.8
•
Kiezen voor een compacte knoop.
•
Corridor langs de spoorlijn behouden
•
Bij verbinding van het projectgebied Nieuw Zuid met de Konijnenwei door een overbrugging van de verbindingsweg naar de Leien, ruimte voorzien voor groene stroken in functie van migratiemogelijkheden voor mobiele soorten.
•
Bij het eventueel creëren van een extra nieuwe overbruggingen/onderdoorgangen in de spaghettiknoop is het belangrijk dat aan groene doorgangen gedacht wordt, in hoofdzaak langs de spoorlijn
•
Zo delen van de spaghettiknoop behouden blijven in functie van trage verbindingen, kan bij de herinrichting van die verbindingen ook aandacht gaan naar een ecologische verbindingsfunctie voor de meer mobielere soorten.
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Het is op heden nog niet helemaal duidelijk wat in het plangebied Nieuw Zuid de bewaringstoestand is van de ondergrondse structuren. Om dit te achterhalen zijn reeds proefboringen gepland. Deze proefboringen zullen de aard van de verdere noodzakelijk onderzoeksdaden aangeven. Dit moet er voor zorgen dat negatieve effecten door de aantasting van archeologisch erfgoed op gepaste wijze gemilderd worden. Door deze maatregel al in te bouwen resulteert het Masterplan niet in een significant negatief effect ten opzichte van de relicten, erfgoedwaarden of landschappelijke kenmerken met landschappelijke waarde. De realisatie van het Masterplan zal een grote visuele impact hebben binnen het plangebied en op de directe omgeving. Het projectgebied zal een eigen identiteit krijgen en duidelijker aansluiten bij het stedelijke weefsel. Door de afwisseling van een goed leesbare structuur van de wijk gekoppeld aan een flexibele invulling, en voldoende aandacht voor groen moet de nieuwe stadswijk een attractieve omgeving worden. De visuele impact binnen de wijk zal ook afhankelijk zijn van de concrete architectuur en configuratie van de toekomstige gebouwen. Hiervoor kan evenwel verwezen worden naar de bouwcode van de stad.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
443/496
BE111002301.150
Voor de locatie van de warmteproductie-eenheid voor het warmtenet wordt gedacht aan een plaats in het wadi park, aansluitend bij de eerste striga’s. Bij het concrete ontwerp moet rekening gehouden worden met de ruimtelijke inpassing van de constructie en met de beeldwaarde van het dichtbij gelegen Het Het justitiepaleis. Hetzelfde als voor het projectgebied Nieuw Zuid geldt voor het gebied van de Konijnenwei, waarbij het Masterplan de geisoleerde ligging tussen harde barrières probeert op te heffen door het gebied te laten aansluiten bij de omliggende functies. Algemeen kan gesteld dat de landschapsvisuele impact van het plan eerder positief zal zijn. Vanuit landschappelijk oogpunt kunnen de volgende aandachtspunten geformuleerd worden om tot een goede landschappelijke inpassing van het geheel te komen: •
Het is niet de bevoegdheid van dit plan-MER om een uitspraak te doen over de herinrichting van de spaghettiknoop. Wel wordt hier als aanbeveling gesteld om de knoop compacter te voorzien;
•
Er dient op toegezien te worden dat de stadswijk Nieuw Zuid en de Konijnenwei landschappelijk met elkaar verbonden kunnen worden. Bij voorkeur worden over de verbindingsweg naar de leien heen effectieve landschapsecologische trage verbindingen gecreëerd. Het is wenselijk dat dit in het RUP niet gehypothekeerd wordt.
17.1.9
Mens – ruimte
17.1.9.1
Effect op de functionele indeling binnen het plangebied De activiteit van de zomerbar kan in het plangebied geherlocaliseerd worden. De meest grootschalige festiviteiten, zoals Laundry Day en Summerfest, zijn moeilijker te combineren met een nieuwe, weliswaar gemengde, woonontwikkeling. Hiervoor moet naar een nieuwe locatie gezocht. Hierbij dient als randbemerking gesteld dat de eigenaars van de gronden de gronden al verschillende jaren tijdelijk ter beschikking stellen voor die grootschalige evenementen, waarbij het van bij aanvang duidelijk was dat dit maar kon zolang de gronden geen definitieve invulling hadden. Voor de zone met kantoren van AWV en de politie dient nog een oplossing gezocht alvorens deze kunnen ingenomen worden. Bij behoud van de helihaven (urgenties) is er geen conflict met de aanvliegroute. Deze kan immers aangepast worden. Bij invulling van de laatste twee striga’s worden de zones met het pompstation van Aquafin en de kantoren van AWV aangesproken. Hiervoor dienen de nodige onderhandelingen opgezet worden met Aquafin. Recuperatie van in onbruik rakende delen van de spaghettiknoop biedt mogelijkheden voor recreatieve functies en veilige verbindingen.
17.1.9.2
Effect op bestaande woonwijken In het Masterplan wordt tegemoet gekomen aan de functionele tekorten die gedetecteerd werden voor de wijk Brederode.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
444/496
BE111002301.150
Het effectief verplaatsen van de Singel naar de zuidzijde van het plangebied is een belangrijke voorwaarde om de positieve effecten van het plan maximaal te laten renderen in de wijk Brederode. Het is belangrijk dat er een conflictvrije trage verbinding gerealiseerd worden tussen het projectgebied Nieuw Zuid en de Konijnenwei. Algemeen kan gesteld worden dat de ontwikkeling van het projectgebied Nieuw Zuid volgens het Masterplan een beperkt negatief effect heeft op het microklimaat van de stad. 17.1.9.3
Bespreking leefklimaat en –kwaliteit in de nieuwe stadswijk De wijk wordt zo ontworpen dat elk appartement een aantal gemeenschappelijke kwaliteiten bezit: goede lichtinval, minstens uitzicht op één panorama, minstens één privaat of privaat collectieve open ruimte die groot genoeg is om bepaalde activiteiten te organiseren. Voor elk hoogbouwvolume moeten windeffecten worden onderzocht. De nieuwe stadswijk wordt geconstrueerd op maat van fietsers en voetgangers. De herinrichting van de kaaien wordt afgestemd op de bewoners van de nieuwe wijk. Het Masterplan voldoet aan de noden voor bewoners mbt toegang en uitzicht op groen en beantwoordt aan de aangetoonde noden voor groen in de omliggende ruimten. De functionele mix geeft een plaats aan de lokale economie, buurthandel en kantoren samen met wonen en recreatieve ruimten die nu ontbreken in de wijken Zuid en Brederode. De aandacht voor diversiteit wordt positief beoordeeld voor de leefkwaliteit in de wijk. De hoge dichtheid van de bebouwing in het plangebied, zorgt ervoor dat o.a. het openbaar vervoer op efficiënte wijze georganiseerd kan worden. Het gefaseerd ontwikkelen is een belangrijk uitgangspunt om een levendige wijk te ontwikkelen, waarbij de volgende fase pas ingezet wordt als de vorige een kwaliteitsvol niveau heeft bereikt.
17.1.9.3.1
Duurzaamheid: gericht op de toekomst In het Masterplan worden verschillende maatregelen besproken die mee de duurzaamheid van de wijk ten goede komen. Deze aspecten gaan verder dan de wettelijke verplichtingen. Enkele hiervan zijn:
17.1.9.4
-
afvalsorteerstraten op maximum afstand van 100m
-
Het intensief ruimtegebruik laat een efficient openbaar vervoerssysteem toe.
-
De compacte bebouwingsvorm.
-
Voorzien van een wijkverwarmingsnet
-
Lage-energiewoningen en passiefbouw
Concrete invulling van het principe voorgroenen (preverdissement) De haalbaarheid van het aspect preverdissement zal bekeken worden op projectniveau. De concrete invulling van het principe van het voorgroenen zal gebeuren op het niveau van de striga of het bouwveld
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
445/496
BE111002301.150
De manier waarop het voorgroenen binnen elke striga concreet moet gebeuren hangt af van de concrete invulling en configuratie van de striga, en dient vóór de inname van de desbetreffende bouwvelden in samenspraak met de groendienst van de stad bekeken te worden in het kader van het inrichtingsplan . Het voorgroenen kan dan aanvangen van zodra het inrichtingsplan is goedgekeurd. 17.1.9.5
Beperkingen bouwhoogte ifv de luchtvaart Het Directoraat-generaal Luchtvaart (DGLV) laat weten dat het plangebied zich onder de hindernisbeperkende vlakken van de luchthaven van Deurne bevindt. Het is niet mogelijk om voor heel het plangebied een maximale bouwhoogte aan te geven. Afhankelijk van de precieze plaats waar een bouwwerk of kraan gepositioneerd worden, kunnen deze vanaf een hoogte van ongeveer 50 m boven het maaiveld reeds een hindernis vormen. Het advies stelt dat het daarom verplicht is om voor elke constructie een luchtvaartadvies te vragen.
17.1.9.6
Effecten op de geplande ontwikkelingen Het geplande evacuatiecomplex treedt niet in conflict met het Masterplan. De nieuwe helling van de Singel naar de ingang van de open kuip van het spoor past niet binnen de toekomstige ontwikkelingen zoals aangegeven voor de Konijnenwei. Hierbij dient evenwel de bedenking gemaakt dat het Masterplan vertrekt van een verlegde Singel, waarbij de helling van Infrabel/TucRail een helling wil aanleggen tussen de bestaande Singel en het spoor. Doordat de beoogde functies in de Konijnenwei slechts invulling zullen krijgen bij een herintekening van de Singel, en er dan hoe dan ook een nieuwe oplossing moet komen voor de bereikbaarheid van het spoor vanaf de Singel, kan gesteld dat het Masterplan niet met dit ontwikkelingsscenario in conflict treedt. Het Masterplan is afgestemd op de mogelijke realisatie van een nieuwe Scheldebrug. Zodoende legt het plan geen hypotheek op deze mogelijke ontwikkeling. Het Masterplan conlicteert niet met de in de omgeving geplande ontwikkelingen. Met een aantal van de ontwikkelingen kan een onderlinge meerwaarde bekomen worden: opwaardering station Antwerpen Zuid, nieuwe Scheldebrug.
17.1.9.7
Ruimtelijke veiligheidsrapportage De noodzaak tot opstelling van een RVR is afhankelijk van het feit of de risico’s voldoende gekend zijn bij de Dienst VR.
17.1.10
Mens-gezondheid Hoewel het plangebied is aangeduid als woongebied, is er in de huidige situatie geen bewoning binnen het plangebied. In de onmiddellijke nabijheid van het plangebied, ten noordoosten en ten oosten van de Singel (R10) situeren zich de druk bevolkte wijken ‘het Zuid’ en ‘Brederode’. Binnen het plangebied bevindt zich momenteel een tijdelijke school (containers) ter hoogte van de parking van het Het Het justitiepaleis (zie Figuur 144). Deze tijdelijke
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
446/496
BE111002301.150
school zal hier in de toekomst verdwijnen. Het ligt in de bedoeling om in de toekomst in het projectgebied 2 basisscholen te voorzien. Er is ook sprake van 2 kinderdagverblijven. De dichtsbijgelegen (binnen een straal van 500 m van het plangebied) scholen buiten het plangebied zijn de vrije Basisschool – Afrit zuid (Gijzelaarsstraat 27) in de wijk ‘het Zuid’ en de gemeentelijke basisschool in de Brederodestraat (nr. 119) in de wijk ‘Brederode’. Eén kinderdagverblijf is grenzend aan het plangebied gesitueerd (Van der Sweepstraat). Op iets grotere afstand komen nog verschillende andere kinderdagverblijven voor. Binnen een straal van 500 meter komen geen ziekenhuizen of rust- en verzorgingstehuizen voor. 17.1.10.1
Gezondheidseffecten via lucht Voor de bepaling van de gezondheidseffecten via lucht werd vooral gekeken naar de luchtkwaliteit ten gevolge van emissies van verkeer. De relevante parameters zijn NO2, PM10, PM2,5 en benzeen. In de huidige situatie voldoet de jaargemiddelde NO2-concentratie in het merendeel van de straten rond het project- en plangebied waar relevante wijzigingen in verkeersstromen verwacht worden niet aan de wettelijke en wetenschappelijke norm van 40 µg/m³. Gezondheidseffecten ten gevolge van de blootstelling aan NO2 kunnen dan ook niet uitgesloten worden. Dit geldt evenwel voor nagenoeg de hele stad. Binnen het projectgebied wordt volgens een studie van VITO momenteel wel aan de norm voldaan. Op deze locatie wordt de nieuwe stadswijk voorzien. Voor PM10 voldoet de huidige luchtkwaliteit wel in bijna alle straten en in het project- en plangebied aan de wettelijke norm van 40 µg/m³. Ook voor PM2,5 voldoet de actuele luchtkwaliteit in praktisch alle relevante straten en in het project- en plangebied aan de Vlarem-streefwaarde van 25 µg/m³. Enkel in de Kennedytunnel worden hogere concentraties berekend (PM10: 47,8 µg/m³, PM2,5: 34 µg/m³). De wetenschappelijke norm voor PM10 (20 µg/m³) en PM2,5 (10 µg/m³) wordt wel overal straten overschreden. De laagste berekende concentraties zijn 32,2 µg/m³ voor PM10 en 22 µg/m³ voor PM2,5. Voor benzeen wordt de gemiddelde bijdrage voor verkeer ingeschat op 0,22 µg/m³, wat lager is dan de Vlarem-grenswaarde van 5 µg/m³, maar hoger dan de richtwaarde voor levenslange blootstelling van 0,17 µg/m³ van de Wereldgezondheidsorganisatie. In de omringende straten komen ook een aantal kwetsbare locaties voor. In de Gijzelaarsstraat en is een basisschool gevestigd. In de Cuylitsstraat, Montignystraat en Van der Sweepstraat (grenzend aan het projectgebied) is er een kinderdagverblijf. In de referentiesituatie 2020 zal de luchtkwaliteit voor alle relevante parameters (NO2, PM10, PM2,5 en benzeen) verbeterd zijn in vergelijking met de huidige situatie. Dit heeft uiteraard een gunstig effect op gezondheidseffecten ten gevolge van blootstelling aan deze componenten. Ondanks de verbetering van de luchtkwaliteit zal voor NO2 op verschillende plaatsen evenwel nog niet voldaan worden aan de wettelijke en wetenschappelijke norm van 40 µg/m³. In het projectgebied zal volgens de modellering wel grotendeels aan de norm voldaan worden. Voor PM10 en PM2,5 wordt de wettelijke norm niet overschreden, de wetenschappelijke norm wel. Dit geldt ook voor het projectgebied. Voor benzeen wordt enkel aan de wettelijke norm voldaan. De bevindingen voor het project- en plangebied zijn ook van toepassing op de rest van de stad Antwerpen. De realisatie van Nieuw Zuid, met en zonder aanpassing van de Spaghettiknoop, heeft via blootstelling aan NO2 en benzeen een verwaarloosbare tot lokaal beperkte
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
447/496
BE111002301.150
en via blootstelling aan PM10 en PM2,5 een verwaarloosbare impact op de gezondheid van de omwonenden in vergelijking met de referentiesituatie 2020. De impact op kwetsbare groepen is voor benzeen verwaarloosbaar tot lokaal beperkt en voor alle andere parameters verwaarloosbaar . De situatie waarbij de spaghettiknoop wordt aangepast scoort beter dan de situatie waarbij de spaghettiknoop niet wordt aangepast 17.1.10.2
Gezondheidseffecten via geluid Het geluidsklimaat in en rond het plangebied is in de huidige situatie niet optimaal en kan aanleiding geven tot hinder. Dit geldt overigens voor een groot deel van de binnenstad. Op basis van Nederlands onderzoek naar dosis-effectrelaties voor verkeerslawaai varieert het aantal potentieel slaapgestoorden in en in de nabije omgeving van het plangebied voor het huidige akoestische klimaat tussen ca. 7 en 13%, het aantal potentieel gehinderden tussen ca. 21% en 54% en het aantal potentieel ernstig gehinderden tussen 5,2 en 26%. Binnen het projectgebied zelf liggen deze percentages respectievelijk tussen 7 en 10%, 21 en 41% en 5,2 en16%. Momenteel is er geen bewoning in het plan- of projectgebied waardoor er uiteraard ook geen hinder is ten gevolge van geluid. In de woonstraten rond het plangebied kan wel sprake zijn van geluidshinder volgens de hiervoor beschreven opdeling. In de referentiesituatie 2020 heeft al dan niet aanpassen van de Spaghettiknoop een te verwaarlozen impact op het geluidsklimaat in het studiegebied. Het verschil tusssen referentiesituatie 2020 A en B is zeer beperkt. Ook in vergelijking met het huidige verkeersgeluid zijn er slechts geringe wijzigingen/verschillen. De realisatie van Nieuw Zuid heeft zowel voor geplande situatie A als voor geplande situatie B een verwaarloosbare impact op het geluidsklimaat in en rond het plangebied in vergelijking met de referentiesituatie 2020 en de huidige situatie. Met betrekking tot gezondheidseffecten betekent dit dat het aantal gehinderden niet zal toenemen in vergelijking met het aantal gehinderden in referentiesituatie 2020 en ook niet veel zal verschillen van de huidige situatie. Dit neemt evenwel niet weg dat het geluidsklimaat in de referentiesituatie 2020 niet optimaal is een aanleiding kan blijven geven tot hinder.
17.1.10.3
Blootstelling bewoners en kwetsbare groepen Nieuw Zuid De luchtkwaliteit voldoet ter hoogte van de bewoning en kwetsbare functies aan de wettelijke normen voor NO2, PM10 en PM2,5. Voor NO2 wordt ook voldaan aan de wetenschappelijke norm, voor PM10 en PM2,5 niet. De configuratie van de gebouwen heeft een gunstig effect op het geluidsklimaat in de woonwijk. Het percentage potentieel gehinderden ligt hier lager dan in de rest van het plangebied. Rekening houdend met de beschikbare informatie omtrent luchtkwaliteit en geluidsklimaat in de nieuwe woonwijk, kan besloten worden dat voor de 2 basisscholen en de meest oostelijk gelegen crèche geschikte locaties voorzien werden. Voor de meest westelijk gelegen crèche is het aangewezen om een andere locatie te voorzien, op minstens 300 meter van de R1 en binnen een zone waarin de geluidsbelasting zeker lager is dan 55 dB(A). Ook voor de sporthal in de meest westelijke hoek van het projectgebied kan best een op vlak van luchtkwaliteit minder belaste locatie voorzien
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
448/496
BE111002301.150
worden, bij voorkeur ook op een afstand van minstens 300 meter van de R1 en op voldoende afstand van andere drukke wegen. 17.1.10.4
Gezondheid via bodem Het bodemsaneringsdecreet en VLAREBO bieden een juridisch kader om ervoor te zorgen dat de risico’s van bodemverontreiniging op de volksgezondheid beperkt of vermeden worden.
17.1.10.5
Stralingen Gezien de situering nabij de Antwerpse ring, beoogt het Masterplan in de striga die de ondergrondse leiding aansnijdt, geen woningen, scholen, crèches of kinderopvangplaatsen, maar wel kantoorgebouwen en eventueel een sporthal. Ook in de strip op de Konijnenwei worden geen woningen of verblijfsfuncties voor kinderen voorzien. Zodoende kan gesteld dat de aanwezigheid van de hoogspanningsleiding niet in conflict treedt met het Masterplan. Wel moeten de nodige veiligheidsmaatregelen in acht genomen worden.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
449/496
17.2
BE111002301.150
Maatregelen en aanbevelingen opgedeeld naar implementatieniveau In het MER werden tal van maatregelen voorgesteld en suggesties gedaan om negatieve effecten ten gevolge van het plan te milderen enerzijds, maar ook om in de toekomst een meerwaarde te creëren anderzijds. Bij het interpreteren van de maatregelen en suggesties is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen :
17.2.1
-
Maatregelen met een ruimtelijke impact die noodzakelijk zijn om een negatieve impact van het plan te vermijden/beperken en die zodoende moeten doorvertaald worden in het toekomstige bestemmingsplan of door het plan niet mogen gehypothekeerd worden. Het is belangrijk om hierbij niet uit het oog te verliezen dat de realisatie van het plan over een grote tijdspanne zal gebeuren.
-
Maatregelen met een ruimtelijke impact die eerder wenselijk zijn of een meerwaarde kunnen bieden en die al dan niet kunnen door vertaald worden in het toekomstig bestemmingsplan of in een latere fase. Deze maatregelen worden het best niet gehypothekeerd door het plan.
-
Maatregelen die eerder spelen op het niveau van het inrichtingsplan of de vergunning. Hier is aangegeven of het noodzakelijke, dan wel wenselijke maatregelen betreft.
-
Flankerende maatregelen
Maatregelen met een ruimtelijke impact die moeten door vertaald worden in het RUP of die door het RUP niet mogen gehypothekeerd worden. -
De bepalingen van het RUP mogen maatregelen die dienen om het autogebruik in de wijk of in relatie tot de wijk te ontmoedigen, niet hypothekeren
-
De bepalingen van het RUP mogen maatregelen in functie van het bekomen van een gunstig akoestisch klimaat in de nieuwe stadswijk of in de rand van de Konijnenwei, niet hypothekeren. In het MER werd voor de geplande situatie aangeduid binnen welke contouren, welke maatregelen noodzakelijk zijn uitgaande van de toekomstige verkeersintensiteiten. Deze ruimtelijke maatregelen kunnen evenwel niet zonder meer in het RUP overgenomen worden, daar tal van wijzigingen in de toekomstige situatie een invloed kunnen hebben op deze contouren (bv. geluidsreducerende maatregelen langs drukke verkeersassen maatregelen, gebouwenconfiguratie in de nieuwe stadswijk…). Bij de concrete invulling van de wijk per bouwveld, zal moeten aangetoond worden dat de nodige maatregelen voorzien worden om in een gunstig akoestisch klimaat te voorzien. Het RUP moet er voor zorgen dat deze maatregelen mogelijk zijn.
-
In het RUP moet opgenomen worden dat bij het lokaliseren van kwetsbare functies rekening moet gehouden worden met het akoestisch klimaat, de luchtkwaliteit en de nabijheid van het hoger wegennet Het Masterplan houdt hier reeds in zekere mate rekening mee. Bij de concrete invulling op niveau van de vergunning moet aangetoond worden dat hier rekening mee gehouden is.
-
In het RUP moet aangegeven worden dat bij de gefaseerde invulling van het projectgebied op elk moment aan de vereisten van de hemelwaterverordening moet voldaan worden
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
450/496
-
17.2.2
BE111002301.150
De bepalingen van het RUP mogen maatregelen die dienen om desgevallend veilige verbindingen voor stappers en fietsers te voorzien, niet hypothekeren
Maatregelen met een ruimtelijke impact die eerder wenselijk zijn, die in het RUP niet moeten worden door vertaald (dit is evenwel wel mogelijk), maar die door het RUP best niet gehypothekeerd worden -
-
-
-
-
-
-
-
-
Het Masterplan beoogt op het vlak van waterbuffering een veiligheidsniveau van 20 jaar. Dit betekent een grotere veiligheid dan voorzien door de geldende wetgeving. In het RUP kan dit hoger veiligheidsniveau desgewenst als minimumniveau opgenomen worden. In het RUP kan opgenomen worden dat minstens voor eengezinswoningen, openbare gebouwen, scholen en kantoorgebouwen hergebruik van hemelwater moet voorzien worden. In het RUP kan opgenomen worden dat cf. de projectdefinitie in het projectgebied Nieuw Zuid (di. incl de parkzone) minimaal 5 ha aan samenhangende publieke groene ruimte moet voorzien worden, waarbij moet getracht worden om conform het Masterplan waardevolle zones waar mogelijk te behouden en/of versterken. Bij voorkeur wordt minstens langs een zijde, bij voorkeur langs beide zijden van het Het Het justitiepaleis groen doorgetrokken tot aan de Bolivar plaats in functie van het realiseren van een verbinding met het stadspark. Er moet op toegezien worden dat er in het RUP geen bepalingen staan die dit hypothekeren. De relatie tussen de Konijnenwei en de spoorlijn moet behouden blijven door groen karakter van de Singel enerzijds en het organiseren van een bebouwd programma in de strip volgens het concept van ‘keien in de groene stroom’ anderzijds. Het RUP zorgt er het best voor dat de strip hier geen harde barrière gaat vormen. Het RUP zorgt het best dat een eventuele bijkomende verbinding van het projectgebied Nieuw Zuid met de Konijnenwei door een eventuele overbrugging van de verbindingsweg naar de Leien, niet gehypothekeerd wordt. Een dergelijke overbrugging kan immers dienst doen als trage verbinding voor fietsers en stappers, en als landschapsecologische verbinding (migratiestroken) tussen de aansluitende parkgebieden. In het RUP kan vanuit het voorzorgprincipe als maatregel opgenomen worden dat gebouwen met een woonfunctie, scholen, crèches, kinderopvangplaatsen en speeltuinen niet binnen de risicocorridor van 0,4 µT van de ondergrondse hoogspanningsleiding mogen voorzien worden. Concreet kan er ifv de aanwezige ondergrondse hoogspanningsleiding een veiligheidsmarge van 20 m voorgesteld worden (= +/- 1/3 van de grensafstand voor 100% belasting van een bovengrondse 150 kV-leiding). Het Masterplan voorziet alvast geen verblijfsfuncties binnen deze veiligheidscontour. Daar de aanpassing en herintekening van de wegeninsfrastructuur een bevoegdheid is van derden, kan de verlegging van de Singel mogelijk niet vastgelegd worden in het bestemmingsplan dat invulling geeft aan het Masterplan. In het RUP moet daarom de mogelijkheid open gehouden worden om in veilige verbindingen tussen de betrokken wijken en delen van het plangebied te voorzien. Voor de meest westelijk gelegen crèche is het aangewezen om een andere locatie te zoeken, op minstens 300 meter van de R1 en binnen een zone waarin de geluidsbelasting zeker lager is dan 55 dB(A). Ook voor de sporthal in de meest westelijke hoek van het projectgebied kan best een op vlak van luchtkwaliteit minder
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
451/496
BE111002301.150
belaste locatie voorzien worden, bij voorkeur ook op een afstand van minstens 300 meter van de R1 en op voldoende afstand van andere drukke wegen.
17.2.3
Maatregelen die spelen op het niveau van het inrichtingsplan of de vergunning -
-
-
-
-
-
-
-
-
Doorvertaling van maatregelen die opgelegd worden in het RUP (noodzakelijk) Maatregelen om een gunstig akoestisch klimaat te bekomen in woonblokken in de nieuwe stadswijk (noodzakelijk) Er wordt sterk aanbevolen om bij het ontwerp van de gebouwen aan de norm N S01400-1 – ‘Akoestische criteria voor woongebouwen’ te voldoen (wenselijk). Bij het ontwerp van de woningen is het aangewezen om de slaapkamers in de mate van het mogelijke niet aan de straatkant van drukke straten (bv. kaaien) of aan de zijde van de Spaghettiknoop of R1 te voorzien (wenselijk). Teneinde alle mogelijke trillingshinder te kunnen uitsluiten en rekening te houden met deze meest negatieve hinderafstanden, is het aangewezen om op projectniveau trillingsmetingen uit te voeren aan de bestaande spoorlijn (wenselijk). Het aspect zettingen dient bekeken te worden op projectniveau.Zo een warmtenet voorzien wordt, moet elk gebouw met het warmtenet geconnecteerd worden (wenselijk) Op projectniveau is het aangewezen om lokale maatregelen uit te werken zodat de impact ten gevolge van mobiliteit op de luchtkwaliteit tot een minimum wordt beperkt (wenselijk). Alle gebouwen moeten voorzien worden van "slimme meters" om het energieverbruik van de site op te volgen (wenselijk) Energieproductie in de stadswijk, bv. door zonnepanelen, is wenselijk De richtlijnen van het lichtplan van de stad Antwerpen moeten opgevolgd worden (wenselijk) Het is belangrijk dat bij een gefaseerde inrichting van het gebied op elk moment voldoende buffer- en infiltratiecapaciteit geboden wordt. Daartoe is het belangrijk om de grote wadi (minstens gedeeltelijk) te realiseren voor de inrichting van de eerste striga (noodzakelijk). De resultaten van de proefboringen ifv archeologie moeten in rekening gebracht worden in de milieueffectbeoordeling van de respectievelijke projectfasen. Voor elk hoogbouwvolume moeten windeffecten worden onderzocht. De windstudies worden het best uitgevoerd bij de opmaak van een inrichtingsplan per bouwveld – (wenselijk). Bij de implementatie van de woonwijk moet er op toe gezien worden dat effectief aan de behoefte aan speelterreinen en buurtsportterreinen voldaan wordt (noodzakelijk).De manier waarop het voorgroenen binnen elke striga concreet moet gebeuren hangt af van de concrete invulling en configuratie van de striga, en dient vóór de inname van de desbetreffende bouwvelden in het kader van het inrichtingsplan of de vergunning per bouwveld, in samenspraak met de groendienst van de stad bekeken te worden. (wenselijk). De resultaten van de proefboringen ifv archeologisch erfgoed moeten in rekening gebracht worden in de milieueffectbeoordeling van de respectievelijke project-fasen (noodzakelijk). Voor elke constructie moet een luchtvaartadvies gevraagd worden (noodzakelijk cf. advies Luchtvaart). Dit is ook van toepassing voor constructies als bv kranen die gedurende de bouwfase zullen gebruikt worden.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
452/496
-
17.2.4
BE111002301.150
Doordachte inplanting van kwetsbare functies. In het Masterplan Nieuw Zuid is dit reeds in zekere mate zo voorzien. Voor de meest westelijk gelegen crèche is het aangewezen om een andere locatie te zoeken, op minstens 300 meter van de R1 en binnen een zone waarin de geluidsbelasting zeker lager is dan 55 dB(A). Ook voor de sporthal in de meest westelijke hoek van het projectgebied kan best een op vlak van luchtkwaliteit minder belaste locatie voorzien worden, bij voorkeur ook op een afstand van minstens 300 meter van de R1 en op voldoende afstand van andere drukke wegen (wenselijk).
Flankerende maatregelen -
-
-
-
-
Monitoring van het gebruik van de ontsluiting via de Namenstraat en de effecten ervan op de Bolivarplaats (maatregel te nemen door de stad). Versterken van de OV-structuur ter ontsluiting van het projectgebied Nieuw Zuid (maatregelen te nemen door De Lijn en de stad). Light rail en kaaitram zijn mogelijke oplossingen op lange termijn. Er is dus nood aan een oplossing op kortere termijn. Er moet dus met De Lijn bekeken worden of het mogelijk is een bus of eventueel een tramlijn via de Scheldekaaien langs de site te laten rijden. Infrastructurele maatregelen aan kruispunten Silvertopstraat – oprit R1 richting Nederland en Armstrongweg – D’Herbouvillekaai (maatregelen te nemen door de wegbeheerder) Afstemmen verkeerslichten rondom de site op de nieuwe verkeersstromen tgv de verschillende projecten en de (eventuele) aanpassing van de Spaghettiknoop. (maatregelen te nemen door de wegbeheerder) Overleg met Aquafin vereist ifv het verleggen van rioleringen en het verplaatsen van het pompstation. Een continuïteit van de exploitatie moet gewaarborgd blijven (maatregelen te nemen door de stad). Een structuurrijke rand van de bestaande beboste percelen aan de rand van het projectgebied (buiten de eigenlijke stadswijk) naar het omliggende parkgebied werkt migratiebevorderend voor de mobiele soorten waarvoor het plangebied als corridor of stapsteen is vooropgesteld (wenselijk).
-
Het is aan te bevelen om de mensen van de sociale woonblokken binnen het plangebied die hun woning verliezen ten gevolge van de ontwikkelingen een woning aan te bieden in het plangebied. Dit is reeds zo voorzien in het Masterplan. (maatregelen te nemen door de stad).
-
Volgende wenselijkheden en suggesties kunnen geformuleerd worden voor de herinrichting van de spaghettiknoop en de Singel (maatregelen te nemen door de wegbeheerder) : •
Doortrekken van de Singel
•
Het doortrekken van de Singel zal de luchtkwaliteit in de rand van de Konijnenwei ten goede komen.
•
Maatregelen aan de R1 (bv. overkapping, randmaatregelen ifv luchtkwaliteit…) kunnen eveneens bijdragen aan de verbetering van de luchtkwaliteit (achtergrondwaarden) in het plangebied.
•
Kiezen voor een compacte knoop.
•
Groene corridor langs de spoorlijn behouden
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
453/496
BE111002301.150
•
Bij nieuwe overbruggingen/onderdoorgangen in de spaghettiknoop is het belangrijk dat aan groene doorgangen gedacht wordt, in hoofdzaak langs de spoorlijn
•
Zo delen van de spaghettiknoop behouden blijven in functie van trage verbindingen, kan bij de herinrichting van die verbindingen ook aandacht gaan naar een ecologische verbindingsfunctie voor de meer mobielere soorten.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
454/496
18
BE111002301.150
(Gewest)grensoverschrijdende effecten Het plangebied bevindt zich op meer dan 15 km van de grens met Nederland. Er worden geen grensoverschrijdende effecten verwacht.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
455/496
19
Kennisleemten, monitoring en evaluatie
19.1
Leemten in de kennis mbt het plan
BE111002301.150
Het Masterplan geeft het concept voor invulling van het plangebied. De invulling van de bouwvelden zoals momenteel aangegeven is indicatief. De concrete configuratie zal pas gebeuren op projectniveau. Voor de effectbespreking en –beoordeling op dit planniveau vormt dit geen probleem.
19.2
Leemten in de kennis mbt andere geplande ontwikkelingen In en in de directe omgeving van het plangebied zijn op korte of langere termijn verschillende ontwikkelingen voorzien. Sommige van deze ontwikkelingen zijn reeds vrij concreet, andere daarentegen zijn nog onzeker. Ontwikkelingen die zijn meegenomen in de referentiesituatie van het verkeersmodel 2020 worden automatisch meegenomen. Hierbij is het al dan niet aanpassen van de spaghettiknoop als een apart verkeerskundig scenario meegenomen. Met de ruimtelijke implicaties van een mogelijke aanpassing van de spaghettiknoop en de bijhorende onzekerheden is rekening gehouden in die zin dat er waar nodig aandachtspunten geformuleerd zijn naar de bijhorende processen. Voor plannen of ideeën waarvan de realisatie nog onzeker is wordt er in het plan-MER op toegezien dat deze door het Masterplan en de er uit volgende bestemmingsplannen alvast niet gehypothekeerd worden.
19.3
Leemten in de kennis mbt de kennisdomeinen Het onderzoek mbt de bewaringstoestand van de ondergrondse structuren (archeologie) is lopende. In een preadvies van de stad wordt het volgende gesteld : “Gezien de ligging in archeologisch onderzoeksgebied is de kans reëel dat door de bodemingrepen archeologische sporen worden geraakt. Een gedeelte van Nieuw Zuid lag bovendien in het schutsveld van de Franse belegering van de citadel in 1832 die na de Belgische omwenteling bezet werd door Hollandse troepen. Sporen van belegering uit deze periode kunnen in de bodem bewaard zijn. Anderzijds is de densiteit aan archeologische sporen eerder beperkt en werd het projectgebied geroerd (ophoging en vergraving) door grootschalige infrastructuurwerken in het kader van de goederenspoorlijn.” Proefboringen zullen de aard van de verdere noodzakelijk onderzoeksdaden aangeven. Dit moet er voor zorgen dat negatieve effecten door de aantasting van archeologisch erfgoed op gepaste wijze gemilderd wordt. Het niet beschikbaar zijn van luchtkwaliteitsmetingen in het studiegebied werd opgevangen door gebruik te maken van literatuurgegevens en concentraties die gebaseerd zijn op extrapolatiewaarden van de VMM. In het plan wordt een gesloten grondbalans nagestreefd. De haalbaarheid van een gesloten grondbalans hangt evenwel samen met de kwaliteit van de uit te graven gronden. Momenteel kan hierover nog geen uitspraak gedaan worden. Dit dient concreet uitgewerkt te worden op projectniveau.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
456/496
20
BE111002301.150
Eindsynthese Dit rapport betreft het vrijwillig plan-MER voor het Masterplan Nieuw Zuid. In dit rapport wordt nagegaan wat de milieueffecten zijn van de realisatie van het Masterplan Nieuw Zuid. Er worden maatregelen en wenselijkheden opgesomd die er voor moeten zorgen dat er bij de implementatie van het plan maximaal rekening gehouden wordt met de draagkracht van de omgeving. Bovendien wordt in het MER bekeken welke maatregelen nodig zijn om op deze locatie een nieuwe stadswijk te creëren met een gezond en aangenaam leefklimaat. In het rapport is duidelijk aangegeven op welk niveau de opgegeven maatregelen en aanbevelingen kunnen geïmplementeerd worden (bestemmingsplan, inrichtingsplan, vergunning, flankerende maatregelen). Het is de bedoeling dat het toekomstige RUP dat het Masterplan Nieuw Zuid wil verankeren, voor de plan-MER-plicht van de ontwikkelingen binnen het projectgebied Nieuw Zuid en de Konijnenwei kan terugvallen op dit vrijwillig plan-MER. Het is de initiatiefnemer voor het latere RUP, i.c. de stad Antwerpen, die hiervoor in latere fase een ontheffing dient aan te vragen bij de dienst MER. De andere deelzones die door het Masterplan gevat worden, vormen uitdrukkelijk niet het voorwerp van dit plan-MER. Zo (delen van) die andere deelzones opgenomen worden in het latere RUP, is hiervoor een afzonderlijke milieubeoordeling vereist. Hieronder worden de belangrijkste bevindingen van de beschouwde disciplines kort toegelicht. Binnen de disciplines mobiliteit, lucht en geluid werd de situatie met en zonder aanpassing van de spaghettiknoop beschouwd. Dit gaf soms kleine verschillen in beoordeling, maar resulteerde uiteindelijk niet in grote verschillen in de te nemen maatregelen. De effecten van het Masterplan op langzaam verkeer zijn duidelijk positief. Zowel bij het ontwerp van de wegenis als bij de opvatting van de parkeerstructuur werd de klemtoon op de trage weggebruikers gelegd. Rustige woonerven, veel doorsteekjes, een ligging nabij het centrum en goed toegankelijke fietsstallingen zorgen voor een aangenaam fietsen wandelklimaat. De impact van de auto in de wijk werd tot een minimum herleid door parkings zoveel mogelijk dicht bij de Kaaien aan te leggen, zonder een goede spreiding over de wijk uit het oog te verliezen. De omvang van de parkings wordt zo gekozen dat zij voldoende groot zijn om de parkeervraag op te vangen, maar niet zodanig groot dat zij bijkomend autogebruik aanmoedigen. Daar er vandaag nog geen concrete plannen zijn voor bus- of tramlijnen naar of langs de ontwikkeling, werd dit aspect in eerste instantie ‘verwaarloosbaar tot beperkt negatief’ beoordeeld. Om het gebruik van het openbaar vervoer effectief aan te moedigen is een bus- of tramlijn in de onmiddellijke nabijheid van de site nodig. Dit werd dan ook aangegeven als belangrijke milderende maatregel, hierover dient een dialoog opgestart te worden met De Lijn.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
457/496
BE111002301.150
Aangezien er verschillende nieuwe projecten gerealiseerd worden in deze zone, neemt de verkeersintensiteit duidelijk toe ten opzichte van de bestaande situatie. De impact van de ontwikkeling van Nieuw Zuid op dit effect is echter uiterst beperkt en kan bovendien verder afgebouwd worden door een aantal beperkte maatregelen op kruispuntniveau en de focus op duurzame verplaatsingsalternatieven die opgenomen werd in het Masterplan. Wel is het van belang de totale verkeerssituatie opnieuw te evalueren in het kader van al deze ontwikkelingen, om zodoende de ontsluiting van de verschillende sites te garanderen. Het effect t.g.v. het plan Nieuw Zuid op het verkeersgeluid in de omgeving is verwaarloosbaar. Niettemin dienen om tot een aangenaam akoestisch leefklimaat te komen in de nieuwe stadswijk afhankelijk van de locatie (bv in de rand van de woonwijk) mogelijks specifieke randvoorwaarden gesteld ovv buffering of isolatie van de woonfunctie. Uit een detailmodellering waarbij de gebouwenconfiguratie in de nieuwe woonwijk mee in rekening gebracht werd, blijkt duidelijk dat de toekomstige bebouwing van Nieuw Zuid een sterk akoestisch afschermend effect heeft op het verkeersgeluid en de akoestische leefkwaliteit in het projectgebied gunstig beïnvloedt. Door de afschermende werking van de gebouwen ontstaan geluidszones waar het Lden-niveau kan dalen tot 35 – 40 dB(A). Op basis van bestaande studies wordt verwacht dat bijzondere constructies of trillingsdempende voorzieningen voor de geplande gebouwen van Nieuw Zuid hoogstwaarschijnlijk niet noodzakelijk zullen zijn. Teneinde alle mogelijke trillingshinder te kunnen uitsluiten en rekening te houden met deze meest negatieve hinderafstanden, is het toch aangewezen om op projectniveau trillingsmetingen uit te voeren aan de bestaande spoorlijn. Voor alle straten binnen het plangebied kan een duidelijke verbetering in luchtkwaliteit (NO2, PM10, en PM2,5) worden vastgesteld voor zowel de referentiesituatie 2020 als de plansituatie in vergelijking met de huidige toestand (in 2010). Dit kan worden verklaard door een verbeterde technologie en een veranderende vlootsamenstelling in de toekomst. In de geplande situatie wordt de norm voor NO2 binnen het plangebied overwegend gerespecteerd, behalve ter hoogte van de grote verkeersassen en de tunnelmonden van de Kennedytunnel. Binnen de woonwijk Nieuw Zuid wordt de norm voor NO2 ter hoogte van op één na alle straten in de nieuwe woonwijk gerespecteerd. Enkel in striga 7, in het straatgedeelte aansluitend bij de Kaai waar geen woonfunctie voorzien wordt, wordt er een lichte overschrijding gemodelleerd op 5 meter van de wegas. Op 10 en 30 meter van de wegas wordt de norm overal gerespecteerd. Wat betreft het projectgebied zal de milieukwaliteitsnorm voor NO2 wel voor meer dan 80% ingevuld zijn. Dit is trouwens het geval voor groot deel van de Anwerpse binnenstad en langs grote verkeersaders in en rond Antwerpen. Voor PM10 en PM2,5 worden geen overschrijdingen verwacht van de jaargemiddelde grenswaarde. Voor PM10 wordt het aantal maximale toegelaten overschrijdingen van 50 µg/m³ (max. 35 keer per jaar) over nagenoeg het volledige plangebied overschreden. Dit is ook het geval langs grote verkeersaders in en rond stad Antwerpen. Voor PM2,5 worden wel overschrijdingen verwacht van de indicatieve grenswaarde 20 µg/m³ vanaf 2020 en dit voor alle straten in het plangebied.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
458/496
BE111002301.150
Voor het globale plangebied is de bijdrage door Nieuw Zuid bijna overal verwaarloosbaar of beperkt voor NO2. Voor de Jan Van Gentstraat en de Bolivarplaats is er resp een zeer belangrijke en belangrijke bijdrage en dit op 5 meter van de wegas. Binnen de nieuwe woonwijk is de immissiebijdrage plaatselijk belangrijk op korte afstand van de wegas. Op 30 meter van de wegas is dit niet meer het geval. Hierbij dient opgemerkt dat het ‘belangrijke’ karakter van de bijdragen in de wijk zelf toe te schrijven is aan het feit dat er vergeleken wordt met een situatie waarbij achtergrondconcentraties gelden en waarbij de immissiebijdrage van het verkeer gelijk is aan 0. De stijging van immissiebijdrage door het plan voor PM10, PM2,5 en benzeen is overal beperkt tot verwaarloosbaar. Voor wat betreft de klimaatimpact van het plan kan gesteld dat het plan geen probleem vormt in functie van het realiseren van de algemene doelstellingen vastgelegd in nationale en gemeentelijke klimaatplannen. De impact van het plan is verwaarloosbaar. Wat de waterhuishouding betreft worden geen knelpunten verwacht. Het Masterplan streeft maximaal infiltratie van hemelwater van verharde oppervlakken na, en hanteert hierbij een veiligheidsniveau van 20 jaar. Vanuit het aspect klimaat wordt dit positief geëvalueerd. De effecten van ruimtebeslag op fauna en flora worden eerder beperkt geacht. Er worden wel een aantal aanbevelingen meegegeven om de functie van het plangebied als stapsteen in een ruimer geheel te vrijwaren en te optimaliseren. Het gaat hier zowel om maatregelen die binnen het plangebied kunnen worden genomen, als om suggesties die kunnen worden meegenomen bij de toekomstige aanpassing van de spaghettiknoop en bijhorende wegeninfrastructuur Wat in het plangebied Nieuw Zuid de bewaringstoestand is van de ondergronds erfgoed is nog niet concreet bepaald. Om dit te achterhalen worden proefboringen uitgevoerd. Deze proefboringen zullen de aard van de verdere noodzakelijk onderzoeksdaden aangeven. Dit moet er voor zorgen dat negatieve effecten door aantasting van archeologisch erfgoed op gepaste wijze gemilderd wordt. De resultaten van de proefboringen moeten in rekening gebracht worden in de milieueffectbeoordeling van de respectievelijke projectfasen. Het Masterplan resulteert niet in een significante aantasting van relicten, erfgoedwaarden of landschappelijke kenmerken met landschappelijke waarde. Algemeen kan gesteld dat de landschapsvisuele impact van het plan eerder positief zal zijn. De komst van de nieuwe stadswijk en de parkfuncties in de rand van de Konijnenwei zorgen voor een meerwaarde in de omliggende wijken, daar hier functies voorzien worden waar in de aanliggende woonwijken een tekort aan is. Binnen het plangebied kan hier grotendeels aan tegemoet gekomen worden. Het verleggen dan de Singel naar de zuidelijke rand van het plangebied kan die meerwaarde nog vergroten. Het Masterplan zal er voor zorgen dat er in de nieuwe stadswijk een aangenaam leefklimaat zal heersen (prioriteit aan traag verkeer, duurzame wijk op het vlak van energie, groene omgeving, voldoende buitenspeel- en sportruimte, diverse woonvormen,
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
459/496
BE111002301.150
aandacht voor beschaduwing…). Het MER geeft aanvullend aan dat voor elk hoogbouwvolume windeffecten moeten worden onderzocht. Het Directoraat-generaal Luchtvaart (DGLV) laat weten dat het plangebied zich onder de hindernisbeperkende vlakken van de luchthaven van Deurne bevindt en dat voor elke constructie (ook voor kranen) verplicht een luchtvaartadvies gevraagd moet worden.. Het Masterplan conlicteert niet met de in de omgeving geplande ontwikkelingen. Met een aantal van de ontwikkelingen kan zelfs een onderlinge meerwaarde bekomen worden (opwaardering station Antwerpen Zuid, nieuwe Scheldebrug). De gezondheidseffecten van het plan op de omgeving zijn beperkt. In de wijk zelf voldoet de luchtkwaliteit ter hoogte van de bewoning en kwetsbare functies aan de wettelijke normen voor NO2, PM10 en PM2,5. Voor NO2 wordt ook voldaan aan de wetenschappelijke norm, voor PM10 en PM2,5 niet. De configuratie van de gebouwen heeft een gunstig effect op het geluidsklimaat in de woonwijk. Het percentage potentieel gehinderden ligt hier lager dan in de rest van het plangebied. Rekening houdend met de beschikbare informatie omtrent luchtkwaliteit en geluidsklimaat in de nieuwe woonwijk, kan besloten worden dat voor de 2 basisscholen en de meest westelijk gelegen crèche geschikte locaties voorzien werden. Voor de meest westelijk gelegen crèche is het aangewezen om een andere locatie te voorzien, op minstens 300 meter van de Ring en binnen een zone waarin de geluidsbelasting zeker lager is dan 55 dB(A). Ook voor de sporthal in de meest westelijke hoek van het projectgebied kan best een op vlak van luchtkwaliteit minder belaste locatie voorzien worden, bij voorkeur ook op een afstand van minstens 300 meter van de R1 en op voldoende afstand van andere drukke wegen. In het nulalternatief komt het plan Nieuw Zuid er niet, maar zullen andere autonome en geplande ontwikkelingen wel plaats vinden. Zo kunnen binnen het plangebied ontwikkelingen plaatsgrijpen cf. de geldende bestemmingen. In het nulalternatief zijn de bestemmingen in het plangebied niet essentieel verschillend en kan er in het projectgebied Nieuw Zuid, dat momenteel als woongebied bestemd is, ook een nieuwe stadswijk komen. Voorliggend plan wil evenwel de garanties bieden dat deze invulling op duurzame wijze gebeurt. Daarom biedt het plan voor de meeste disciplines garanties voor een betere invulling dan het geval zou zijn in het nulalternatief.
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
460/496
21
BE111002301.150
Geraadpleegde bronnen Jongeneel, W.P. Staatsen, B.A.M. Kempen, E.E.M.M. van Kempen, Fischer, P.H. (2008) Gezondheidseffecten van wegverkeer: een quick scan. Rapport 630800001/2008 Ontwikkeling Nieuw Zuid & AG Stadsplanning Antwerpen. Masterplan Nieuw Zuid – Projectdefinitie voor ontwerpwedstijd Secchi B, Vigano P, Giannotti E, Liang C., Degli Uberti U., Wambecq W., Pisano C. & Zhang Q. (2011) - Nieuw Zuid : a project Startnota – draft 20/12/2011 Secchi B, Vigano P, Giannotti E, Liang C., Degli Uberti U., Wambecq W., Pisano C. & Zhang Q. (2012) - Nieuw Zuid : a project Concept Masterplan/stadsontwerp – draft 28/02/2012 World Health Organisation (2013). Review of evidence on health aspects of air pollution – REVIHAAP. Digitale bronnen: http://www.ruimtelijkeordening.be http://dov.vlaanderen.be : Databank ondergrond Vlaanderen http://www.gisvlaanderen.be : Geoloket http://www.mervlaanderen.be http://www.volvanwater.be Referenties Richtlijnenboeken MER Algemeen methodologische richtlijnenboeken • LNE Dienst MER, 1997 – Richtlijnenboek voor het opstellen en het beoordelen van milieueffectrapporten – deel 2: Algemene methodologische aspecten • LNE Dienst MER, 1997 – Richtlijnenboek voor het opstellen en het beoordelen van milieueffectrapporten – deel 1:Procedurele aspecten Per discipline • LNE Dienst MER, 2008 – Geactualiseerd MER-richtlijnenboek discipline bodem • LNE Dienst MER, 2011 – Geactualiseerd MER-richtlijnenboek discipline water • LNE Dienst MER, 2006 – MER-richtlijnenboek discipline lucht • LNE Dienst MER, 2011 – Geactualiseerd MER-richtlijnenboek discipline geluid en trillingen • LNE Dienst MER, 2006 – Geactualiseerd MER-richtlijnenboek discipline fauna en flora • LNE Dienst MER, 2006 – Geactualiseerd Project MER-richtlijnenboek discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie • LNE Dienst MER, 2002 – Richtlijnenboek voor het opstellen en het beoordelen van milieueffectrapporten – deel 3: Algemene methodologie – Discipline Mens & gezondheid
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
461/496
BE111002301.150
• LNE Dienst MER, 1997 – Richtlijnenboek voor het opstellen en het beoordelen van milieueffectrapporten – deel 3: Algemene methodologie – Discipline Mens – ruimtelijke aspecten • LNE Dienst MER, 1997 – Richtlijnenboek voor het opstellen en het beoordelen van milieueffectrapporten – deel 9 Algemene methodologie – discipline licht, warmte en stralingen Per activiteitengroep • LNE Dienst MER, 2011 – Actualisatie van het richtlijnenboek inzake milieueffectrapportage – basisrichtlijnen per activiteitengroep – ‘Stadsontwikkeling en recreatie’
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
463/496
22
Bijlagen
Bijlage 1
: Schema plan-MER-procedure generieke spoor
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
volgens
het
465/496
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
467/496
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
469/496
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
471/496
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
473/496
Bijlage 2
BE111002301.150
: Veiligheidsmaatregelen ter hoogte ondergrondse hoogspanningsleidingen
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
van
475/496
Bijlage 3
: bijlagen discipline mobiliteit
Bijlage 3.1: Modelgegevens bestaande toestand
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
477/496
Bijlage 3.2: Modelgegevens Referentiesituatie A
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
479/496
Bijlage 3.3: Modelgegevens Referentiesituatie B
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
481/496
BE111002301.150
Bijlage 3.4: spreiding van de productie-attractie binnen de wijk
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
483/496
BE111002301.150
Bijlage 3.5: Nota Doorrekeningen Vlaams Verkeerscentrum
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
485/496
Bijlage 4
: bijlagen discipline lucht
Bijlage 4.1: Straatnamen binnen het studiegebied
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
487/496
BE111002301.150
Bijlage 4.2: Emissiefactoren gehanteerd voor lucht Emissiefactoren uit CAR v2 2010 Snelheidstype 44
26
auto
middelzwaar zwaar
bus
NO2
0,166
0,427
0,848
0,774
PM2,5 uitlaat
0,016
0,068
0,100
0,081
PM2,5 uitlaat
0,014
0,059
0,079
0,042
PM10-niet uitlaat
0,026
0,116
0,145
0,085
NO2
0,218
0,533
1,069
1,072
PM2,5 uitlaat
0,021
0,102
0,152
0,125
PM2,5 uitlaat
0,014
0,061
0,079
0,044
0,027
0,119
0,146
0,089
auto
middelzwaar zwaar
bus
NO2
0,099
0,187
0,338
0,403
PM2,5 uitlaat
0,003
0,024
0,035
0,033
PM2,5 uitlaat
0,014
0,059
0,079
0,042
PM10-niet uitlaat
0,026
0,116
0,145
0,085
NO2
0,132
0,234
0,424
0,564
PM2,5 uitlaat
0,003
0,036
0,055
0,055
PM2,5 uitlaat
0,014
0,061
0,079
0,044
0,027
0,119
0,146
0,089
niet
niet
PM10-niet uitlaat 2020 Snelheidstype 44
26
PM10-niet uitlaat
niet
niet
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
489/496
Emissiefactoren uit Mimosa (4.0)
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
491/496
BE111002301.150
Bijlage 4.3 : Inputgegevens model REFERENTIESITUATIE A CAR Vlaanderen Version 2.0 Antwerpen Amerikalei Antwerpen Bolivarplaats Antwerpen Boogaardeplein Antwerpen Cuylitsstraat Antwerpen Emiel Banningstraat Antwerpen Evert Larockstraat Antwerpen Gijzelaarsstraat Antwerpen Jan van Beersstraat Antwerpen Jan van Gentstraat Antwerpen Montignystraat Antwerpen Namenstraat Antwerpen Nieuw Zuid Antwerpen Sint-Bernardsesteenweg Antwerpen Vlaamsekaai Antwerpen Waalsekaai
151611 151427 150046 151633 151561 150619 151407 151442 151339 151589 151275 151275 150964 151387 151308
210605 210569 209116 210498 210786 209255 210884 210447 210711 210106 210912 210711 209398 210892 210946
25274 17170 10132 81 0 2206 0 81 15671 16562 15671 0 17654 6345 1136
0.0075 0.021587726 0.092153995 0 0 0 0 0 0.019860586 0.022877691 0.01986 0 0.009964557 0.017061217 0.035724946
0.0047 0.034575616 0.065104396 0 0 0 0 0 0.03114879 0.00318632 0.03115 0 0.011209368 0.00831678 0.011609822
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
e e e c e d e e e e e d e e e
3a 2 2 3b 3b 3b 3b 3b 3b 3b 3a 3a 3a 2 2
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
0.018 0 0.003 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0.027 0.20 0.48
210605 210569 209116 210498 210786 209255 210884 210447 210711 210106 210912 210711 209398 210892 210946
24730 16818 9944 68 0 1867 0 68 16818 10933 16818 0 17627 6346 1488
0.011490644 0.010410416 0.081776748 0 0 0 0 0 0.008850628 0.014852407 0.008850628 0 0.009980048 0.00639693 0.018185962
0.009068787 0.007807284 0.056422139 0 0 0 0 0 0.004706607 0.002413353 0.004706607 0 0.011975247 0.002078862 0.008865057
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
e e e c e d e e e e e d e e e
3a 2 2 3b 3b 3b 3b 3b 3b 3b 3a 3a 3a 2 2
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
0 0 0 0 0 0 0 0 0.01 0 0 0 0.09 0.19 0.49
REFERENTIESITUATIE B CAR Vlaanderen Version 2.0 Antwerpen Amerikalei Antwerpen Bolivarplaats Antwerpen Boogaardeplein Antwerpen Cuylitsstraat Antwerpen Emiel Banningstraat Antwerpen Evert Larockstraat Antwerpen Gijzelaarsstraat Antwerpen Jan van Beersstraat Antwerpen Jan van Gentstraat Antwerpen Montignystraat Antwerpen Namenstraat Antwerpen Nieuw Zuid Antwerpen Sint-Bernardsesteenweg Antwerpen Vlaamsekaai Antwerpen Waalsekaai
151611 151427 150046 151633 151561 150619 151407 151442 151339 151589 151275 151275 150964 151387 151308
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
492/496
BE111002301.150
GEPLANDE SITUATIE A CAR Vlaanderen Version 2.0 Antwerpen Amerikalei Antwerpen Bolivarplaats Antwerpen Boogaardeplein Antwerpen Cuylitsstraat Antwerpen Emiel Banningstraat Antwerpen Evert Larockstraat Antwerpen Gijzelaarsstraat Antwerpen Jan van Beersstraat Antwerpen Jan van Gentstraat Antwerpen Montignystraat Antwerpen Namenstraat Antwerpen Nieuw Zuid Antwerpen Sint-Bernardsesteenweg Antwerpen Vlaamsekaai Antwerpen Waalsekaai
151611 151427 150046 151633 151561 150619 151407 151442 151339 151589 151275 151275 150964 151387 151308
210605 210569 209116 210498 210786 209255 210884 210447 210711 210106 210912 210711 209398 210892 210946
25328 21825 10186 108 0 2206 0 108 21638 16792 16645 6847 18290 7143 1272
0.00748 0.016740324 0.091664301 0 0 0 0 0 0.014383337 0.022564273 0.01870 0 0.009618059 0.015154393 0.031923406
0.00469 0.027201186 0.06475844 0 0 0 0 0 0.022558426 0.003142668 0.02933 0 0.010819585 0.007387267 0.010374405
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
e e e c e d e e e e e d e e e
3a 2 2 3b 3b 3b 3b 3b 3b 3b 3a 3a 3a 2 2
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
0.02 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0.03 0.2 0.49
210605 210569 209116 210498 210786 209255 210884 210447 210711 210106 210912 210711 209398 210892 210946
24744 20756 9998 68 0 1881 0 68 20756 11258 17603 4696 18127 6955 1569
0.011490644 0.010410416 0.081776748 0 0 0 0 0 0.008850628 0.014852407 0.008850628 0 0.009980048 0.00639693 0.018185962
0.009068787 0.007807284 0.056422139 0 0 0 0 0 0.004706607 0.002413353 0.004706607 0 0.011975247 0.002078862 0.008865057
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
e e e c e d e e e e e d e e e
3a 2 2 3b 3b 3b 3b 3b 3b 3b 3a 3a 3a 2 2
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
0 0 0 0 0 0 0 0 0.01 0 0 0 0.09 0.19 0.49
GEPLANDE SITUATIE B CAR Vlaanderen Version 2.0 Antwerpen Amerikalei Antwerpen Bolivarplaats Antwerpen Boogaardeplein Antwerpen Cuylitsstraat Antwerpen Emiel Banningstraat Antwerpen Evert Larockstraat Antwerpen Gijzelaarsstraat Antwerpen Jan van Beersstraat Antwerpen Jan van Gentstraat Antwerpen Montignystraat Antwerpen Namenstraat Antwerpen Nieuw Zuid Antwerpen Sint-Bernardsesteenweg Antwerpen Vlaamsekaai Antwerpen Waalsekaai
151611 151427 150046 151633 151561 150619 151407 151442 151339 151589 151275 151275 150964 151387 151308
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
493/496
BE111002301.150
HUIDIGE SITUATIE CAR Vlaanderen Version 2.0 Antwerpen Amerikalei Antwerpen Bolivarplaats Antwerpen Brederodestraat Antwerpen Broederminstraat Antwerpen De Braekeleerstraat Antwerpen Deguinlei Antwerpen Dendermondestraat Antwerpen Emiel Banningstraat Antwerpen Gijzelaarsstraat Antwerpen Jan van Beersstraat Antwerpen Jan van Gentstraat Antwerpen Montignystraat Antwerpen Namenstraat Antwerpen Sint-Bernardsesteenweg Antwerpen Vlaamsekaai Antwerpen Waalsekaai
151649 151756 151861 151770 151785 151863 151741 151561 151407 151633 151339 151649 151267 150964 151387 151308
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
210621 210569 210560 210406 210051 209761 210454 210786 210884 210498 210738 210621 210912 209398 210892 210946
23212 19626 7117 6357 1746 1746 6493 0 0 0 16177 11673 9560 11199 7239 757
0,029 0,013 0,002 0,002 0,001 0,001 0,001 0 0 0 0,01 0,016 0,008 0,01 0,002 0,001
0,016 0,016 0,001 0,005 0 0 0,005 0 0 0 0,014 0,009 0,013 0,011 0,001 0,001
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
e e e e d e d e e e e e e e e e
3a 2 3b 3b 3b 3a 3b 3b 3b 3b 3b 3b 3a 3a 2 2
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
0,29 0,17 0,22 0,26 0 0,1 0 0 0 0,29 0,09 0,18 0,11 0,17 0,11 0,39
495/496
23
Kaartenboek
NieuwZuid_planMER_mei2013_definitief-rapport.docx
BE111002301.150
Kantoren
www.arcadisbelgium.be
Berchem-Antwerpen
Hasselt
Gent
Posthofbrug 12
Eurostraat 1 bus 1
Kortrijksesteenweg 302
B-2600 Berchem
B-3500 Hasselt
B-9000 Gent
T +32 3 360 83 00
T +32 11 28 88 00
T +32 9 242 44 44
F +32 3 360 83 01
F +32 11 28 88 01
F +32 9 242 44 45
Brussel
Luik
Charleroi ème
étage
Koningsstraat 80
26, rue des Guillemins, 2
B-1000 Brussel
B-4000 Liège
B-6001 Charleroi
T +32 2 505 75 00
T +32 4 349 56 00
T +32 71 298 900
F +32 2 505 75 01
F +32 4 349 56 10
F +32 71 298 901
ARCADIS Belgium nv/sa BTW BE 0426.682.709 RPR BRUSSEL ING 320-0687053-72 IBAN BE 38 3200 6870 5372 SWIFT BIC BBRUBEBB
119, avenue de Philippeville
Maatschappelijke zetel Brussel Koningsstraat 80 B-1000 Brussel
(1) Iso gecertificeerd voor adviesverlening, studie en ontwerp van gebouwen, infrastructuur, milieu en ruimtelijke ordening Detachering van projectmedewerkers. Dit document is afgedrukt op 100% gerecycleerd papier