Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting Quick-scan arbeidsmigranten en andere groepen met behoefte aan permanente vormen van tijdelijke huisvesting Regio Hart van Brabant
In opdracht van Regio Hart van Brabant Provincie Noord -Brabant
Pieter van Haeften, Pim Pasman versie 2,1 10 april 2012 Projectnummer: 2011-125
Gerrichhauzen en Partners Advies, management en training bij veranderingsprocessen in stedelijke gebieden Postbus 546 3300 AM Dordrecht t (078) 6 144 166 f (078) 6 144 420
Inhoudsopgave Titel
Pagina
1.
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting
4
2. 2.1. 2.2.
Beleid rond arbeidsmigranten Kaders voor het gemeentelijke beleid Gemeentelijk beleid rond arbeidsmigranten
5 5 7
Henri Poels en de huisvesting van arbeiders in de mijnstreek
10
3. 3.1. 3.2. 3.3.
Huidige situatie arbeidsmigranten: uitkomsten bedrijvenenquête Arbeidssituatie en herkomst Huisvestingsituatie Conclusies
11 11 13 15
4. 4.1. 4.2. 4.3.
Huidige omvang groep arbeidsmigranten: gegevens gemeenten en corporaties Ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie Bij gemeente bekende locaties Ingeschreven bij de corporatie
16 16 16 17
5. 5.1. 5.2.
Huidige omvang en verwachte ontwikkeling groep arbeidsmigranten Huidige omvang groep arbeidsmigranten Ontwikkeling aantal arbeidsmigranten
18 18 18
6. 6.1. 6.2. 6.3.
Huisvestingsbehoefte: verschillende groepen, verschillende behoeften Verschillende groepen, verschillende behoeften Tijdelijke huisvesting: randvoorwaarden, richtlijnen en wensen Conclusies
20 20 22 23
7.
Een structurele behoefte aan tijdelijke huisvesting
24
8. 8.1. 8.2.
Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen
27 27 28
Gerrichhauzen en Partners
1.
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
4
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting Deze rapportage bevat de resultaten van een quick-scan naar de behoefte aan permanente vormen van tijdelijke huisvesting in de regio Hart van Brabant. De directe aanleiding om deze behoefte in beeld te brengen vormt de groep arbeidsmigranten die in de regio woont of werkt. Omdat over de arbeidsmigranten in de regio nog weinig bekend is, doet de quick-scan een poging om de huidige situatie en de omvang van de groep arbeidsmigranten in de regio langs diverse wegen in kaart te brengen. Aan de hand van deze gegevens is geprobeerd een indicatie te geven van de behoefte aan permanente vormen van tijdelijke huisvesting van deze groep. Niet alleen arbeidsmigranten hebben behoefte aan dergelijke huisvestingsvormen. In de regio is al eerder vastgesteld dat de problematiek verbreed kan worden naar diverse doelgroepen, waaronder groepen die na verblijf in een instelling terugkeren in de samenleving en urgent woningzoekenden als gevolg van scheiding of anderszins. In deze quick-scan is een kwalitatieve beschouwing over deze groepen opgenomen. De regio Hart van Brabant omvat de gemeenten Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk. Zowel de gemeenten in de regio als de provincie Noord-Brabant zien de huisvesting van arbeidsmigranten als een belangrijk thema om te bespreken in regioverband. De regio kiest daarbij voor een volkshuisvestelijke benadering van het vraagstuk. Arbeidsmigranten zijn hard nodig in de regio en het is van belang om deze groep een perspectief te bieden op goede huisvesting. De regio richt zich daarbij met name op permanente vormen van tijdelijke huisvesting. Dit sluit aan op de recent verschenen rapportage van het Parlementair Onderzoek Lessen uit recente arbeidsmigratie, waarin het vergroten van de mogelijkheden voor shortstay voorzieningen een van de voornaamste aanbevelingen is op het gebied van huisvesting. In het Bestuurlijk Overleg tussen regiogemeenten en provincie is afgesproken om gezamenlijk het vraagstuk van de huisvesting van arbeidsmigranten - en met name van de behoefte aan permanente vormen van tijdelijke huisvesting – in beeld te brengen en concrete stappen richting oplossingen te zetten. In de quick-scan is als eerste stap geprobeerd langs verschillende wegen meer inzicht te krijgen in de huidige situatie en de omvang van de groep arbeidsmigranten: • Er is een enquête gehouden onder bedrijven in de regio; • Bij gemeenten is opgevraagd hoeveel mensen uit Midden- en Oost-Europa staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA); • Bij corporaties is gevraagd of zij inzicht hebben in het aantal mensen uit Midden- en Oost-Europa dat woningzoekend is en of zij actief zijn bij het huisvesten van deze groep. Hoofdstuk 2 beschrijft het (woon)beleid van de gemeenten ten aanzien van arbeidsmigranten. In hoofdstuk 3 zijn de resultaten te vinden van de enquête onder bedrijven in de regio en in hoofdstuk 4 van de inventarisatie van beschikbare gegevens bij gemeenten en corporaties. Hoofdstuk 5 geeft een schatting van de huidige omvang en de verwachte ontwikkeling van de groep arbeidsmigranten op basis van landelijke prognoses. In hoofdstuk 6 komen de huisvestingbehoeften van arbeidsmigranten aan de orde. Hoofdstuk 7 gaat in op de behoefte aan structurele vormen van tijdelijke huisvesting van andere groepen. In hoofdstuk 8 worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Migrada, belangenorganisatie van arbeidsmigranten, heeft bijdrage aan deze quick-scan geleverd, onder meer door het inbrengen van kennis en ervaring en door een kritische reflectie op de tekst van de rapportage.
Gerrichhauzen en Partners
2.
2.1.
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
5
Beleid rond arbeidsmigranten
Kaders voor het gemeentelijke beleid Rijksoverheid Nederland heeft tot in lengte van dagen tijdelijke én permanente arbeidsmigranten nodig, zo stellen P.C. Emmer en L. Lucassen, hoogleraren migratiegeschiedenis aan de Universiteit van Leiden, in Ruimte voor arbeidsmigranten, handreiking voor de huisvesting van werknemers uit de EU die tijdelijk in Nederland verblijven, opgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (november 2010). Deze groep moet goede huisvesting kunnen vinden. De handreiking ziet dit vooral als een verantwoordelijkheid van de werkgever. De rol van de gemeente ligt op het gebied van ruimtelijke ordening en handhaving. In de woorden van de handreiking ‘De gemeente is de aangewezen partij om duidelijkheid te scheppen in waar, wanneer en hoe er arbeidsmigranten gehuisvest kunnen worden. Dat vraagt om een beleidskader waarin gemeenten aangeven waar er mogelijkheden zijn om mensen te huisvesten en waar niet. Daarnaast stelt de gemeente randvoorwaarden op, bijvoorbeeld voor kleinschalige huisvesting in bestaande woningen. De gemeente laat aan huisvesters en inwoners weten wat deze randvoorwaarden zijn. Een en ander wordt vastgelegd in verordeningen en bestemmingsplannen. Als huisvesters zich niet aan de regels houden, kan de gemeente handhaven en een einde maken aan ongewenste situaties’. Parlementair onderzoek Lessen uit recente arbeidsmigratie Het in oktober 2011 verschenen rapport van het Parlementair onderzoek Lessen uit recente arbeidsmigratie plaatst kanttekeningen bij deze benadering. In het rapport concludeert de onderzoekscommissie over de huisvesting van arbeidsmigranten ‘De commissie is voorstander van ontkoppeling van wonen en werk. Dat wil niet zeggen dat de werkgever niet meer verantwoordelijk is voor werknemers die zij hier tijdelijk naar toehalen. Echter, het beheer en exploitatie van de woonruimte moet in handen komen te liggen van andere partijen. Woningcorporaties moeten hierin een belangrijke rol gaan spelen. De beleidsverantwoordelijkheid ligt bij de gemeenteautoriteiten. Sinds 2008 vindt er overleg plaats over ondersteunende maatregelen van het Rijk. De commissie is van mening dat er echter nog veel onwenselijke woonsituaties zijn, waar met spoed aan moet worden gewerkt. Het Rijk, provincies en gemeenten plaatsen zich te veel op afstand, waardoor de problematiek te lang blijft voortbestaan. De aanbevelingen die de commissie doet, hebben dan ook betrekking op het snel oplossen van de problemen.’ Op het gebied van huisvesting doet de commissie de volgende aanbevelingen: Ontwikkelen van een regionaal huisvestingsbeleid door provincies en gemeente. Het beleid moet grote concentraties van arbeidsmigranten voorkomen en waarborgen dat huisvesting voldoet aan in Nederland algemeen aanvaarde kwaliteitsnormen; Vergroten van de mogelijkheid voor shortstay voorzieningen in gemeenten waar een huisvestingsproblematiek is. Gedacht wordt aan het mogelijk maken van tussenvormen tussen shortstay voorzieningen en permanente huisvesting. De rol van woningcorporaties moet daarbij versterkt worden, onder meer door ‘tijdelijke sociale woonvoorzieningen’ onder ‘Diensten van Algemeen Economisch Belang’ (DAEB) te laten vallen. Vooral in het segment van migranten die tussen 1 en 2 jaar in Nederland verblijven kunnen woningcorporaties meer betekenen. Ook commerciële partijen moeten mogelijkheden krijgen om shortstay voorzieningen op te zetten. Werkgevers en corporaties moeten samenwerken van bij het financieren van dergelijke voorzieningen. De gemeente heeft vanwege de leefomgeving een verantwoordelijkheid bij het beheer en toezicht van dergelijke voorzieningen; Inzetten van het reguliere woningaanbod voor tijdelijke huisvesting in gemeenten waar sprake is van een overschot; Ontwikkelen van een adequaat certificeringssysteem voor uitzendbureaus, die werknemers huisvesten. In het arbeidscontract mag geen koppeling tussen huisvesting en werk worden gelegd.
. .
. .
Gerrichhauzen en Partners
.
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
6
Ontkoppelen van wonen en werk. Werkgevers kunnen wel huisvesting verzorgen, maar het beheer kan niet meer in handen van de werkgevers liggen. Wonen op het erf blijft vooralsnog als vorm mogelijk, mits onder strenge voorwaarden op het gebied van veiligheid, kwaliteit en een maximaal huurbedrag. Gemeenten moeten hier goed op handhaven.
Nationale Verklaring Op 28 maart 2012 hebben het Rijk, de VNG, een aantal regio’s, Aedes, de koepels van uitzendorganisaties en een aantal werkgevers- en werknemersorganisaties een Nationale verklaring van partijen betrokken bij de (tijdelijke) huisvesting van EU-arbeidsmigranten getekend. Doelstelling van de verklaring is dat er kwantitatief en kwalitatief voldoende huisvesting voor arbeidsmigranten wordt gerealiseerd. In de verklaring spreken partijen af dat: de koepels van werkgevers hun leden zullen stimuleren om met gemeenten en verhuurders inzicht te ontwikkelen in huidig en toekomstig vraag en aanbod van huisvesting; de VNG gemeenten zal stimuleren de vraag naar huisvesting doorvertalen in bestemmingsplannen, woonvisies en prestatieafspraken. Daarbij is regionale afstemming een belangrijk aandachtspunt; Aedes zal bevorderen en dat corporaties deelnemen aan de (ver)bouw en exploitatie van panden voor (tijdelijke) huisvesting; BZK zal partijen (ook partijen die geen ondertekenaar zijn) aanspreken op hun verantwoordelijkheid; alle partijen hun leden stimuleren op lokaal/regionaal niveau concrete afspraken te maken over huisvesting voor kortdurend verblijf.
. . . . .
Als vervolg gaan partijen gezamenlijk met regio’s praten over de aanpak en afspraken rond de huisvesting van arbeidsmigranten. Daarbij wordt aangesloten bij lopende initiatieven op lokaal en regionaal niveau. Experiment SEV-BZK De Stuurgoep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) constateert samen met het Ministerie van BZK dat de groeiende vraag naar tijdelijke vormen van huisvesting van arbeidsmigranten onvoldoende wordt ingevuld door bonafide marktpartijen. Tot nu toe worden veel woningen opgekocht door malafide uitzendbureaus en huisjesmelkers voor verhuur aan arbeidsmigranten. Overbewoning, woekerprijzen en regelmatige roulatie van bewoners leiden te vaak tot grote overlast (lawaai, vuilnis, stank, parkeerdruk). Gezien de structurele aanwezigheid van deze groep, zullen er ook structurele oplossingen voor het huisvestingsvraagstuk moeten worden geboden. De vraag naar arbeid is permanent maar wordt door telkens wisselende groepen van hier tijdelijk verblijvende migranten ingevuld, zo stelt de SEV. Dit brengt met zich mee dat de voorzieningen voor deze groep hier op aan moeten sluiten. Daarbij valt te denken aan logiesgebouwen (woonhotels) maar ook aan verplaatsbare of drijvende units, getransformeerde leegstaande kantoren, tijdelijke verhuur van woningen, et cetera. De SEV is daarom bezig samen met BZK een experimentenprogramma op te zetten voor tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten. Dit experimentenprogramma sluit aan bij de Nationale Verklaring. De hypothese van dit experimentenprogramma is dat goede tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten wel degelijk rendabel kan zijn en als normale bedrijfsactiviteit kan worden gerealiseerd door woningcorporaties, commerciële verhuurders en bonafide particuliere ondernemers. Bovendien is de veronderstelling dat nieuwe tijdelijke en flexibele woonconcepten ontwikkeld kunnen worden als alternatief voor die groepen die uiteindelijk langer in Nederland verblijven dan enkele maanden. Met name de jongere arbeidsmigranten zien in Nederland betere ontplooiingsmogelijkheden en blijven hier langer of willen zich hier permanent vestigen. Hiermee kan uiteindelijk ingespeeld worden op de vorming van een woonladder of woonketen. De pilots kunnen beginnen bij de eerste opvang in Nederland, oplopend tot initiatieven met een toenemende woonkwaliteit, privacy en mogelijkheden voor integratie in het Nederlandse huisvestingssysteem. Uiteindelijk kan via deze verschillende routes het reguliere aanbod van woningcorporaties worden bereikt. Tot nu toe spelen deze woningcorporaties geen of slechts een marginale rol bij de huisvesting van arbeidsmigranten. Een belangrijke belemmering voor veel partijen is dat het nieuw en onbekend is, niet alleen voor woningcorporaties maar
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
7
ook voor bijvoorbeeld toetsende diensten bij gemeenten. Goede voorbeelden zullen de weg vrij moeten maken. De regio Hart van Brabant heeft een aanvraag ingediend om als experiment binnen het SEVprogramma te worden opgenomen. De regio is niet geselecteerd, maar de SEV heeft wel aangegeven zeer geïnteresseerd te zijn in het initiatief van de regio en de regio te willen betrekken bij de regionale uitwerking van de Nationale Verklaring. Provincie Noord-Brabant In het beleid van de Provincie Noord-Brabant staat de ruimtelijke-ordeningsinvalshoek centraal. Vanuit de ruimtelijke invalshoek ziet de provincie de volgende huisvestingsmogelijkheden voor arbeidsmigranten: Reguliere woningen: bestemd voor arbeidsmigranten die langere tijd of permanent in Nederland wonen. Huisvesting binnen de kern in normale woningen vergroot de integratie, vermindert overlast door het spreiden van de migranten en kan in tijden van krimp ook bijdragen aan het op peil houden van voorzieningen en het tegengaan van leegstand. Vrijkomende complexen van kloosters, instellingen of kantoren: het gaat hierbij vaak om permanenten vormen van tijdelijke huisvesting in bebouwingsconcentraties. Pensionachtige voorzieningen: vanuit de Verordening Ruimte is de ontwikkeling van kleinschalige pensionachtige voorzieningen op VAB-locaties (tot 5000 m2) mogelijk; het liefst in kernrandzones of in bebouwingsconcentraties daarbuiten. Wanneer er sprake is van meer grootschalige voorzieningen, is ontwikkeling daarvan mogelijk in stedelijk gebied of de zoekgebieden stedelijke ontwikkeling. Huisvesting op agrarisch bedrijf: belangrijk aandachtspunt bij het toelaten van tijdelijke huisvesting op het agrarisch bedrijf is dat er geen (recht op) permanente bewoning ontstaat. Daarom vindt de provincie het niet gewenst dat er zelfstandige wooneenheden worden opgericht op het agrarisch bedrijf. De plaatsing van tijdelijke wooneenheden zoals woonunits of stacaravans is mogelijk. De provincie verwacht dat gemeenten er op toezien dat deze na het gebruik worden verwijderd.
. . . .
De opvang van arbeidsmigranten (zowel de tijdelijke opvang als structurele opvang) in recreatiecomplexen vindt de provincie niet gewenst omdat daardoor de recreatieve functie wordt gehinderd. In het algemeen is het uitgangspunt van de provincie dat het huisvesten van specifieke doelgroepen, zoals arbeidsmigranten, onderdeel uitmaakt van het reguliere volkshuisvestingsbeleid van gemeenten. De provincie vindt het van belang dat de opgave eerlijk over de verschillende gemeenten wordt verdeeld. De provincie streeft er daarom naar dat er regionaal afspraken worden gemaakt over de huisvesting van deze doelgroepen.
2.2.
Gemeentelijk beleid rond arbeidsmigranten Als onderdeel van deze quick-scan is het beleid voor de huisvesting van arbeidsmigranten geïnventariseerd, zoals dat is opgenomen in gemeentelijke woonvisies, prestatieafspraken en eventuele andere beleidsdocumenten. Een overzicht is opgenomen in tabel 1. Tabel 1: Gemeentelijk beleid rond huisvesting arbeidsmigranten (bron: inventarisatie GenP) Gemeente
Beleid
Dongen
Woonvisie: Arbeidsmigranten vormen een nieuwe doelgroep in het woonbeleid. Het huisvesten van arbeidsmigranten is in feite een klassieke volkshuisvestingsopgave van gemeenten en corporaties. De huidige aanpak, waar het vraagstuk vooral vanuit ruimtelijke ordening en handhaving bekeken wordt, doet hier geen recht aan. Er zijn verschillende typen arbeidsmigranten met een verschillende huisvestingsbehoefte. De gemeente streeft er naar om haar verantwoordelijkheid voor deze groep op regionale schaal in te vullen, bijvoorbeeld door het afsluiten van een regionaal convenant met uitzendorganisaties, verge-
Gerrichhauzen en Partners
Gemeente
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
8
Beleid lijkbaar met het bestaande convenant in de regio West-Brabant. Maatregelen die in de woonvisie worden genoemd, zijn:
. .
Afsluiten van een convenant op regionaal niveau tussen de gemeenten in de regio en de koepels van uitzendorganisaties over de verantwoordelijkheden bij de huisvesting van arbeidmigranten; Als vervolg op dit convenant voeren van een discussie met gemeenten en corporaties in de regio over de wijze waarop de regio de kansen die arbeidsmigranten bieden kan benutten en de ar-
.
beidsmigranten een perspectief op huisvesting en een wooncarrière kan worden geboden. Onderzoeken op regionaal niveau van de mogelijkheid om met inschakeling van diverse partijen (gemeenten, corporaties, uitzendbranche, private partijen) een regionaal pension op te zetten voor mensen die tijdelijke huisvesting nodig hebben, zoals arbeidsmigranten, urgent woningzoekenden.
Prestatieafspraken met Vieya en Slagenland Wonen: Als op regionaal niveau een convenant met uitzendorganisaties wordt opgesteld over de huisvesting van arbeidsmigranten betrekt de gemeente Vieya en Slagenland Wonen bij het bepalen van de gemeentelijke inbreng in de discussie over dit convenant en maakt gebruik van de kennis en ervaring van de corporaties op dit onderwerp. De gemeente zal daartoe de discussie over het regionale convenant voorbereiden en terugkoppelen in het ambtelijk en bestuurlijk overleg. Als op regionaal niveau de mogelijkheid wordt onderzocht voor het opzetten van een pension voor mensen met een tijdelijke huisvestingsbehoefte, zijn Vieya en Slagenland Wonen in principe bereid aan het opzetten van een dergelijk pension een bijdrage te leveren. Vieya en Slagenland Wonen geven aan wat hun bijdrage kan zijn en onder welke voorwaarden zij deze principebereidheid om willen zetten in een daadwerkelijke bijdrage. Gilze en Rijen
Woonvisie: Uitgangspunt voor het woonbeleid is ontkoppeling van wonen en werk, het voorkomen van grote concentraties van arbeidsmigranten en het voorzien in huisvesting die voldoet aan in Nederland algemeen aanvaarde kwaliteitsnormen. Op basis van de uitkomsten van het regionale onderzoek naar de huisvesting van arbeidsmigranten en de eventuele regionale beleidsvoorstellen die hieruit voortkomen, wordt bezien welke beleidsvoorstellen en maatregelen in de gemeente Gilze en Rijen nodig zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten en andere doelgroepen met een behoefte aan tijdelijke huisvesting.
Goirle
Woonvisie: In de woonvisie is niets opgenomen over arbeidsmigranten.
Hilvarenbeek
Woonvisie: In de woonvisie is niets opgenomen over arbeidsmigranten.
Loon op Zand
Woonvisie: Loon op Zand heeft structureel te maken met een steeds wisselende groep arbeidsmigranten, meest uit Oost-Europa. We verwachten dat zij ook de komende jaren om tijdelijke woonruimte vragen in de gemeente. Die vinden zij vaak op een van de vakantieparken in de omgeving. Dit staat op gespannen voet met de doelstelling om de gemeente meer te profileren als recreatiegemeente. Daarom wil de gemeente andere oplossingen voor deze huisvestingsvraag. Er is sprake van een opgave voor de huisvesting van deze groep. De omvang en woningbehoefte van deze groep is echter nu nog onvoldoende inzichtelijk. De gemeente gaat daarom samen met Casade en andere betrokken instanties (zoals het MKB/bedrijfsverenigingen, de regio Waalboss en de provincie Noord-Brabant) dit nader onderzoeken. Ook werkt zij uit hoe hierin op een structurele wijze voorzien kan worden.
Oisterwijk
Woonvisie: In de woonvisie is niets opgenomen over arbeidsmigranten.
Tilburg
Woonvisie: Onder het kopje ‘leefbaarheid’ wordt kort ingegaan op de doelgroepen als statushouders en arbeidsmigranten maar ook studenten en ex-verslaafden. Het gaat in het algemeen om alleenstaanden met
Gerrichhauzen en Partners
Gemeente
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
9
Beleid een tijdelijke woonbehoefte: ‘Onder de noemer “de vergeten woonconsument” gaan we inspanning leveren om, samen met (markt)partijen, te komen tot structurele vormen van tijdelijke huisvesting op reguliere bouwlocaties’. Als maatregel wordt genoemd in de woonvisie: Onderzoek instellen, tezamen met (markt)partijen, naar woningbouw-/beheerconcepten om de “vergeten woonconsument” structureel te kunnen bedienen (i.c. structureel aanbod creëren van vormen van tijdelijke huisvesting).
Waalwijk
Woonvisie: In Waalwijk wonen anno 2009 ongeveer 600 tijdelijke werknemers, vooral uit Oost-Europa. Hoewel zij tijdelijk in Waalwijk wonen, gaat het wel om een structurele vraag naar woonruimte. De opgave voor het wonen ligt vooral in het doen van uitspraken over toegestane woonvormen, plekken die zich daar voor lenen en manieren om concentratie en overlast te voorkomen. Om die reden besteedt de gemeente Waalwijk afzonderlijk aandacht aan de arbeidsmigranten. Op de ‘gewone’ woningmarkt vraagt het thema arbeidsmigratie niet om specifiek woonbeleid, de reden dat hier in de woonvisie niet verder op ingegaan wordt. Prestatieafspraken met Casade en Slagenland Wonen: Uiterlijk juli 2012 zijn er afspraken gemaakt over de invulling van de verschillende rollen t.a.v. huisvesting van arbeidsmigranten uit de MOE-landen tussen betrokken bedrijven, uitzendbureaus, woningcorporaties en gemeente Waalwijk; dit mede in overleg met de andere Hart van Brabant- en Langstraat-gemeenten
Uit de tabel blijkt dat in vijf van de acht regiogemeenten de woonvisie aandacht besteedt aan huisvestingsbeleid voor arbeidsmigranten. Met uitzondering van Waalwijk wordt de huisvesting van arbeidsmigranten in de woonvisies gezien als regulier onderdeel van het woonbeleid. Daarbij wordt steeds gewezen op het structurele karakter van de behoefte van arbeidsmigranten aan tijdelijke huisvesting. De gemeenten constateren dat er te weinig informatie is over de omvang en de huisvestingsbehoefte van de groep arbeidsmigranten om tot goede beleidsvoorstellen te komen. Geconcludeerd kan worden dat het gemeentelijk beleid volgens de woonvisies goed aansluit bij de aanbevelingen van het parlementair onderzoek. Om tot goede beleidsvoorstellen te komen is meer onderzoek nodig naar de omvang en de huisvestingsbehoefte van de groep arbeidsmigranten. Deze quick-scan sluit aan op deze behoefte aan meer onderzoek.
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
10
Henri Poels en de huisvesting van arbeiders in de mijnstreek Huisvesting van arbeidsmigranten is geen nieuw vraagstuk. Het deed zich eerder in de Nederlandse geschiedenis voor, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van de mijnindustrie in Limburg. Een belangrijke rol bij de huisvesting van arbeiders die in het begin van de twintigste eeuw naar Limburg kwamen om in de mijnindustrie te werken, speelde Henri Poels.1 Henri Poels werd in 1910 door de bisschop van Roermond benoemd tot aalmoezenier van sociale werken in de mijnstreek. Poels was één van de grondleggers van de Limburgsche R.K. Werkliedenbond, die opkwam voor de zedelijke verbetering, godsdienstige ontwikkeling en maatschappelijke verheffing van de arbeidersstand. De zorg voor het stoffelijke welzijn richtte zich vooral op het bestrijden van de woningnood, die zich in de Mijnstreek ten gevolge van de snelle bevolkingstoename sterk deed gevoelen. In juli 1911 richtte Poels de vereniging Ons Limburg op, bedoeld als centraal dienstverleningsorgaan voor plaatselijke (katholieke) woningbouwverenigingen. Hieraan was een woningbeurs verbonden, die werkzoekenden behulpzaam kon zijn bij het vinden van geschikte huisvesting. Om snel en tijdig bij de sterk oplopende grondprijzen geschikte en betaalbare bouwterreinen te kunnen kopen ten behoeve van de bij Ons Limburg aangesloten woningbouwverenigingen, werd door toedoen van Poels de N.V. Bouwgrondmaatschappij 'Tijdig' opgericht (1913). Deze instelling werkte met een aandelenkapitaal om te voorkomen dat grond- en huizenspeculanten zich zouden verrijken door de aan- en verkoop van bouwgrond. Toen in de jaren ’20 de overheidsgelden aan woningbouwverenigingen steeds trager verstrekt werden, kwam op initiatief van Poels naast Ons Limburg de stichting Thuis Best tot stand, die met steun van de mijnondernemingen aan Ons Limburg een andere financiële basis verstrekte. Ons Limburg stelde (bezoldigde) woninginspectrices aan ten behoeve van de sociaal-maatschappelijke hulpverlening, waartoe ook de huisvesting voor dakloze werkzoekende arbeiders en voorzieningen als volksgaarkeukens gerekend werden. Voor de vele vrijgezellen die in de mijnindustrie werkgelegenheid vonden, werd met steun van de R.K. Werkliedenbond op 2 mei 1915 de vereniging Het Goede Kosthuis opgericht. Deze vereniging stelde zich ten doel in de Mijnstreek gezellenhuizen te exploiteren en te bevorderen dat er gezonde toestanden op het gebied van slaapplaatsen en logementen kwamen. Daarbij werd toegezien op de ‘godsdienstige, zedelijke, hygiënische en stoffelijke belangen van huurders en verhuurders van kamers’. Het eerste gezellenhuis van de vereniging kwam in Heerlen.
1
bronnen: Biografisch woordenboek van Nederland, Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, www. inghist.nl en Biografisch Woorden-
boek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland, www.iisg.nl/bwsa
Gerrichhauzen en Partners
3.
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
11
Huidige situatie arbeidsmigranten: uitkomsten bedrijvenenquête Om inzicht te krijgen in de huidige situatie van de groep arbeidsmigranten die in de regio werkt of woont, is in januari 2011 een enquête gehouden onder bedrijven in de regio. In de enquête is gevraagd of het bedrijf arbeidsmigranten in dienst heeft en naar de huisvestingssituatie van deze arbeidsmigranten. Alle bedrijven met meer dan tien werknemers in de branches land- en tuinbouw, industrie, bouw en dienstverlening zijn uitgenodigd aan de enquête deel te nemen. Dit betrof ruim 1.500 bedrijven. Hiervan hebben er 93 een enquête ingevuld. De respons is met 6% daarmee aan de lage kant. De enquêteresultaten geven vooral een indicatief beeld van de omvang en de huisvesting van de groep arbeidsmigranten.
3.1.
Arbeidssituatie en herkomst Van de 93 bedrijven die de enquête hebben ingevuld hebben er 19 (20,4%) arbeidsmigranten in dienst. Bij deze 19 bedrijven werken in het totaal 183 arbeidsmigranten uit Midden-, Oost en Zuid-Europa. Het aantal arbeidsmigranten per bedrijf verschilt sterk van 80 (op een personeelsbestand van 150 werknemers) tot 1 (op een personeelsbestand van 35 werknemers). Arbeidsmigranten werken volgens de enquête vooral bij bedrijven in de branches overige industrie (61%) en metaalindustrie (19%). Vaak werken de arbeidsmigranten al lang voor het bedrijf: 40% van de bedrijven geeft aan dat de arbeidsmigranten gemiddeld 2 jaar of langer voor het bedrijf werken (zie figuur 1). Dit zijn vooral bedrijven die kleinere aantallen arbeidsmigranten in dienst hebben of bedrijven in een specifieke branche als binnenvaart. Als gekeken wordt naar het aantal arbeidsmigranten, werkt 19% van de arbeidsmigranten langer dan twee jaar bij het bedrijf en werkt 56% er tussen de 4 en 6 maanden. Er is slechts in beperkte mate sprake van seizoensarbeid, zoals blijkt uit figuur 2. Dat volgens de enquête in de zomerperiode minder arbeidsmigranten actief zijn, wordt veroorzaakt door één industrieel bedrijf met een groot aantal arbeidsmigranten in dienst dat in de zomerperiode geen arbeidsmigranten nodig heeft. Figuur 1: Hoe lang zijn arbeidsmigranten (gemiddeld) bij uw bedrijf werkzaam? Antwoord in % van het aantal bedrijven (bron: enquête GenP)
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
12
Figuur 2: In welke periode(n) zijn de meeste arbeidsmigranten bij u werkzaam? Antwoord in % van het aantal arbeidsmigranten (bron: enquête GenP)
In figuur 3 is aangegeven in welke kernen de arbeidsmigranten werken op basis van de enquête. Het hier geschetste beeld vertekend is door de beperkte respons op de enquête. Figuur 3: Verdeling werkzame arbeidsmigranten per kern (bron: enquête GenP)
In tabel 2 is een overzicht gegeven van de herkomst van de arbeidsmigranten. Het grootste deel van de arbeidsmigranten is afkomstig uit Polen. Roemeense en Bulgaarse arbeidsmigranten hebben een tewerkstellingsvergunning nodig om in Nederland te mogen werken. Dat verklaart waarom er geen Bulgaars arbeidsmigranten in de enquête zijn aangetroffen. Het overgrote deel van de Roemeens arbeidsmigranten werkt bij één bedrijf, actief in de binnenvaart, en werkt al langer dan twee jaar voor dit bedrijf.
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
13
Tabel 2: Gemeentelijk beleid rond huisvesting arbeidsmigranten (bron: enquête GenP) Land van herkomst
Aantal
Polen Roemenië
68,9%
16
8,7%
Bulgarije
0
0,0%
Hongarije
1
0,6%
31
16,9%
Overig Midden- en Oost-Europa Zuid-Europa Totaal
3.2.
%
126
6
4,9%
183
100%
Huisvestingsituatie De grote meerderheid van de bedrijven (83%) geeft in de enquête aan bekend te zijn met de huisvestingssituatie van de arbeidsmigranten bij hun bedrijf. Dat is opmerkelijk omdat het overgrote deel van de huisvesting is geregeld door het uitzendbureau via wie de arbeidsmigranten worden ingehuurd (zie figuur 3). Slechts één bedrijf geeft aan zelf de huisvesting te hebben geregeld. Figuur 3: Wie heeft de huisvesting geregeld voor de arbeidsmigranten? Antwoord in % van het aantal bedrijven (bron: enquête GenP)
Op de vraag waar de arbeidsmigranten wonen, geeft van de 15 bedrijven die de enquête hebben ingevuld één bedrijf aan dat de arbeidsmigranten buiten Noord-Brabant wonen en twee bedrijven dat de arbeidsmigranten behalve binnen de regio ook elders in Noord-Brabant wonen. De overige bedrijven antwoorden dat de arbeidsmigranten in de directe omgeving van het bedrijf wonen (20%), in de gemeente waar het bedrijf gevestigd is (ruim 25%) of in de regio Hart van Brabant (ruim 50%) (zie figuur 4, er waren meer antwoorden mogelijk). Er lijkt geen relatie te zijn tussen de branche waarin de bedrijven werkzaam zijn en de locatie waar de arbeidsmigranten wonen: zowel de bedrijven waarvan de arbeidsmigranten buiten de regio wonen, als de bedrijven waarvan de arbeidsmigranten in de directe omgeving wonen zijn bedrijven in de metaal- of overige industrie.
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
14
Figuur 4: Wie heeft de huisvesting geregeld voor de arbeidsmigranten? Antwoord in % van het aantal bedrijven (bron: enquête GenP)
In de enquête is ook gevraagd naar de vorm van de huisvesting van de arbeidsmigranten. Ruim 30% van de bedrijven geeft aan dat de arbeidsmigranten in een vakantiehuisje of caravan wonen of in een regulier huis (eveneens ruim 30%), (zie figuur 5, ook hier waren meer antwoorden mogelijk). ‘Huisvesting in een regulier huis’ betreft permanente huisvesting voor in het totaal 19 arbeidsmigranten, die allen al meer dan twee jaar bij de betreffende bedrijven werken. Een belangrijk deel van de andere huisvestingsvormen betreffen eveneens permanente huisvesting (in tegenstelling tot tijdelijke huisvesting): ruim tweederde van de bedrijven geeft aan dat de huisvesting permanent is en minder dan een vijfde van de bedrijven antwoordt dat de huisvesting tijdelijk is. Figuur 5: Welke vorm van huisvesting hebben de arbeidsmigranten? Antwoord in % van het aantal bedrijven (bron: enquête GenP)
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
15
Opvallend in de enquête is dat bijna tweederde van de bedrijven aangeeft onvoldoende informatie te hebben over de mogelijkheden tot huisvesting van arbeidsmigranten. Een aantal bedrijven geeft daarnaast aan behoefte te hebben aan betere huisvesting voor hun werknemers uit Midden- en Oost-Europa dan bijvoorbeeld caravans. Zoals een bedrijf in de enquête schreef “Onze medewerkster wordt nu gehuisvest in een caravan met meerdere personen. De caravan vertoont de nodige gebreken. De huur wordt voldaan via het uitzendbureau en is erg hoog.” Bedrijven zien een taak voor de gemeenten in het verbeteren van de huisvestingssituatie van arbeidsmigranten. Maatregelen die genoemd worden zijn: • arbeidsmigranten met een goede staat van dienst toelaten in huurwoningen. “Werkgever is bereid om borg te staan, maar woningbouwverenigingen en gemeenten werken niet mee en steunen mijns inziens het uitbuitbeleid van uitzendbureaus”. • Duidelijkheid geven over wat de regelgeving is en meewerken aan de uitvoering • “Zorgen voor goede en goedkope ruimtes nabij industrieterreinen en een goede infrastructuur zodat ze ons kunnen bereiken”
3.3.
Conclusies De respons van de enquête is voldoende om met een bandbreedte van 10% conclusies te trekken. De uitsplitsing per branche van de respondenten komt overeen met de uitsplitsing naar branche van alle bedrijven in de regio. Met enige voorzichtigheid leidt de enquête dan tot de volgende conclusies: • Circa 20% van de bedrijven in de regio hebben arbeidsmigranten in dienst. Gemeten naar het aantal arbeidsmigranten werkt het grootste deel van de arbeidsmigranten 4-6 maanden bij een bedrijf. Echter bij veel bedrijven hebben arbeidsmigranten zich ontwikkeld tot reguliere arbeidskrachten die één jaar of langer bij een bedrijf werken. Dit geldt met name voor bedrijven met kleinere aantallen arbeidsmigranten. In het algemeen is er maar in beperkte mate sprake van een seizoenseffect: het aantal arbeidsmigranten fluctueert niet sterk per maand. • De arbeidsmigranten die in de regio werken, wonen ook voor een groot deel in de regio. Slechts enkele bedrijven geven aan dat hun arbeidsmigranten (deels ook) elders wonen. De huisvesting wordt voornamelijk verzorgd door uitzendbureaus. Deze huisvesting bestaat voor een groot deel uit nietreguliere huisvesting zoals een vakantiehuisje of caravan of huisvesting op het terrein van de werkgever. Arbeidsmigranten die hier lange tijd werken, beschikken in veel gevallen wel over reguliere huisvesting. • Bedrijven weten vaak hoe de arbeidsmigranten gehuisvest zijn. Over die huisvesting zijn ze lang niet altijd tevreden. Uit de enquête komt het beeld naar voren dat bedrijven graag meer zouden willen weten over de verschillende manieren om arbeidsmigranten (beter) te huisvesten. Bedrijven zien een taak voor gemeenten (en corporaties) bij het zorgen voor betere huisvesting en zijn in sommige ook bereid zelf een bijdrage te leveren. Dit beeld sluit aan bij de ervaringen van Migrada.
Gerrichhauzen en Partners
4.
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
16
Huidige omvang groep arbeidsmigranten: gegevens gemeenten en corporaties Behalve bij bedrijven in de regio (via de enquête uit hoofdstuk 3) hebben we ook gemeenten en corporaties gevraagd naar beschikbare gegevens over arbeidsmigranten. Bij gemeenten is gevraagd naar het aantal mensen met een Midden- of Oost-Europese nationaliteit dat ingeschreven is in de gemeentelijke basisadministratie en naar locaties, bekend bij gemeenten, waar een grote groep arbeidsmigranten woont. Aan corporaties is gevraagd of er gegevens zijn over het aantal mensen met een Midden- of OostEuropese nationaliteit dat bij hen ingeschreven is als woningzoekende of gereageerd heeft op het woningaanbod en of zij actief beleid hebben voor het huisvesten van arbeidsmigranten.
4.1.
Ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie Wie van plan is meer dan vier maanden in Nederland te blijven, moet zich inschrijven in de Gemeentelijke Basisadministratie. In tabel 3 is weergegeven het aantal mensen met een Midden- of Oost-Europese nationaliteit dat ingeschreven staat in het GBA in de regiogemeenten. Tabel 3: Inwoners ingeschreven in het GBA naar nationaliteit (bron: gemeenten) Overig Midden- en OostEuropa
Totaal Midden- en OostEuropa
Zuid-Europa l
Tsjechië
3
2
12
235
84
9
2
0
116
308
39
Goirle
29
8
0
5
0
0
89
131
24
Hilvarenbeek
27
6
0
1
0
0
43
77
14
145
11
2
12
0
0
87
257
28
Regio
Slowakije
8
1
Waalwijk
Hongarije
7
18
Tilburg
Bulgarije
11
162
Oisterwijk
Roemenië
192
Gilze en Rijen
Loon op Zand
Polen
Nationaliteit Dongen
65
10
0
20
2
2
21
120
120
1.466
120
200
94
0
1
576
2.457
336
406
0
19
51
0
1
1
478
0
2.492
184
229
200
7
6
945
4.063
645
Uit de tabel blijkt dat in de regio in het totaal 4.063 mensen met een Midden- of Oost-Europese nationaliteit staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Echter lang niet alle arbeidsmigranten schrijven zich in in het GBA, ook al werken zij gemiddeld genomen langer dan 4 maanden in Nederland. In hoofdstuk 5 wordt hierop teruggekomen.
4.2.
Bij gemeente bekende locaties We hebben gemeenten gevraagd naar bij hen bekende locaties waar een groot aantal arbeidsmigranten woont. In tabel 4 is een overzicht te vinden. Ook is gevraagd of er bij deze locaties sprake is van overlast. Deze vraag is slechts door een enkele gemeente beantwoord. De gemeente Dongen meldt dat er geen echte probleemsituaties zijn, wel zijn er soms meldingen van (enige) overlast of bezwaren uit de buurt tegen het gebruik van woonhuizen voor (kamer)verhuur aan m.n. Polen. De gemeente Loon op Zand geeft aan dat de situatie rond de camping in Kaatsheuvel voor problemen zorgt, vooral veroorzaakt door het grote aantal arbeidsmigranten dat hier woont.
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
17
Tabel 4: Bij gemeenten bekende locaties waar grotere aantallen arbeidsmigranten wonen (bron: inventarisatie GenP) Gemeente
Locaties
Dongen
Geen locaties bekend
Gilze en Rijen
Accommodatie in Rijen, kamerverhuur op diverse locaties (inventarisatie)
Goirle
Geen locaties bekend
Hilvarenbeek
Wisselende panden die tijdelijk leeg staan
Loon op Zand
Camping in Kaatsheuvel, enkele gebouwencomplexen in Kaatsheuvel en Loon op Zand, enkele landen tuinbouwbedrijven.
4.3.
Oisterwijk
Diverse locaties in Moergestel en Oisterwijk (inventarisatie 2008)
Tilburg
Geen reactie
Waalwijk
Verschillende panden verspreid over de Grotestraat (legaal en illegaal)
Ingeschreven bij de corporatie De corporaties in de regio zijn aangeschreven met de vraag of zij kunnen aangeven hoeveel personen afkomstig uit Midden- en Oost-Europa dat bij hen is ingeschreven als woningzoekenden of gereageerd hebben op het woningaanbod. Wij hebben alleen reacties gekregen van Casade en Vieya. In beide gevallen was het antwoord dat de woningzoekendenadministratie niet voorziet in een registratie op nationaliteit. De corporaties hebben wel geprobeerd een schatting te maken op basis van achternaam: Bij Casade zijn op basis van achternaam als selectiecriterium in de periode 2007-2011 620 woningzoekende ingeschreven afkomstig uit Midden- en Oost-Europa. In die periode zijn op basis van hetzelfde criterium 51 woningen verhuurd aan deze groep; Bij Vieya hebben in de periode 2009-2011 340 woningzoekenden (26% van het totaal) uit Middenen Oost-Europa gereageerd op een door Vieya aangeboden woning en zijn 24 woningen aan deze groep verhuurd (wederom met achternaam als selectiecriterium).
. .
Aangezien wij twijfels hebben bij het gebruik van achternaam als selectiecriterium en slechts twee van de acht corporaties hebben gereageerd, moeten we constateren dat via de corporaties geen betrouwbare informatie over arbeidsmigranten is verkregen. Wij hebben daarnaast de corporaties gevraagd of zij een actief beleid hebben voor het huisvesten van arbeidsmigranten. De reacties die wij hebben ontvangen staan in tabel 5. Tabel 5: Beleid woningcorporaties voor arbeidsmigranten (bron: inventarisatie GenP) Corporatie
Beleid
Casade
Geen reactie
Leystromen
Constateren geen toename in vraag naar huisvesting. Geen aandachtspunt voor corporatie.
Slagenland
Enige medewerkster die hier van weet, is met zwangerschapsverlof
TBV
Geen reactie
Tiwos
Geen aandachtspunt voor corporatie
Vieya
Individuele arbeidsmigrant via reguliere verhuur. Op spreiding wordt opgelet. Op dit moment geen concentratiecomplexen/gebieden.
WonenBreburg
Collectieve huisvesting voor arbeidsmigranten alleen via het onderdeel studentenhuisvesting van de corporatie. Nu één sloopcomplex hier tijdelijk voor in gebruik. Individuele arbeidsmigrant via reguliere verhuur.
WSG
Enige medewerkster die hier van weet, is met vakantie
Gerrichhauzen en Partners
5.
5.1.
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
18
Huidige omvang en verwachte ontwikkeling groep arbeidsmigranten
Huidige omvang groep arbeidsmigranten In de voorgaande twee hoofdstukken hebben we gekeken naar de huidige situatie van arbeidsmigranten in de regio Hart van Brabant. De geïnventariseerde gegevens leveren geen helder beeld op van de omvang van de groep arbeidsmigranten in de regio op dit moment. De respons op de bedrijvenenquête is te laag om betrouwbare uitspraken te doen over het aantal arbeidsmigranten dat in de regio werkt. Corporaties hebben geen gegevens. Blijft over het aantal in het GBA ingeschreven inwoners met een Middenof Oost-Europese nationaliteit. Echter, zoals al eerder geconstateerd, lang niet alle arbeidsmigranten schrijven zich in in het GBA. Alle schattingen van het aantal arbeidsmigranten in Nederland kampen met dit probleem. Toch blijven de GBA-gegevens de meest betrouwbare bron om te komen tot een schatting van het totale aantal arbeidsmigranten in de regio. Om op basis van de cijfers van het GBA te komen tot een schatting van het aantal in de regio woonachtige arbeidsmigranten moet een onderscheid gemaakt worden naar nationaliteit. Hierbij wordt aangesloten bij de meest recente schatting van het CBS van het aantal Midden- en Oost-Europeanen in Nederland (Elma Wobma en Rim van der Vliet, CBS-webmagazine 25 juli 2011). Zij constateren dat er in Nederland 66.000 Polen zijn ingeschreven in het GBA en dat er daarnaast 70.000 Polen bij de belastingdienst zijn geregistreerd als werknemer die niet zijn ingeschreven in het GBA. Daarbij is dan nog geen rekening gehouden met ZZP’ers die niet bij de Nederlandse Kamer van Koophandel zijn ingeschreven (maar bijvoorbeeld bij de Kamer van Koophandel in het land van herkomst), personen die huishoudelijk werk verrichten of arbeidsmigranten die zwart werken. Bij Roemenen en Bulgaren liggen deze cijfers geheel anders. Omdat zij een tewerkstellingsvergunning moeten hebben en daarvoor moeten zijn ingeschreven in het GBA, zijn er bijna geen Roemeense of Bulgaarse werknemers die niet zijn ingeschreven in het GBA, maar wel als werknemer staan geregistreerd. Van de overige nationaliteiten uit Midden- en Oost-Europa staan 24.000 geregistreerd in het GBA en daarnaast nog eens 10.000 bij de belastingdienst (maar niet in het GBA). Als we deze verhoudingen gebruiken om tot een schatting te komen van het aantal mensen met een Midden- of Oost-Europese nationaliteit dat in de regio Hart van Brabant woont, levert dat het volgende resultaat op: Polen: Ingeschreven in het GBA 2.500 (tabel 3). Totaal aantal woonachtig in regio 5.100. Rekening houdend met ZZP’ers, andere niet-geregistreerden en de onzekerheden in de schatting levert dit een bandbreedte op van 5.000-6.000 personen; Roemenen en Bulgaren: Ingeschreven in het GBA 410 (tabel 3). Totaal aantal woonachtig in regio circa 450; Overig Midden- en Oost-Europa: Ingeschreven in het GBA 1.160 (tabel 3). Totaal aantal woonachtig in regio circa 1.650. Rekening houdend met de onzekerheden in de schatting levert dit een bandbreedte op van 1.500-1.800 personen.
. . .
Het totaal aantal mensen met een Midden- en Oost-Europese nationaliteit dat woont in de regio Hart van Brabant bedraagt dan naar schatting 7.000-8.250 personen. Op een totale bevolking in de regio van bijna 390.000 inwoners (per 01-01-2012) is dit 1,8-2,1%. Dit ligt boven het Nederlands gemiddelde van circa 1,3% (op basis van de CBS-schatting). Er wonen dus relatief veel arbeidsmigranten in de regio.
5.2.
Ontwikkeling aantal arbeidsmigranten Hoe zal arbeidsmigratie zich in de toekomst verder ontwikkelen? Daarvoor hebben we gekeken naar enkele recente prognoses.
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
19
Provinciale bevolkingsprognose De provincie heeft geen prognoses over arbeidsmigranten. Arbeidsmigranten zijn niet apart meegerekend in de onlangs verschenen Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2011. De bevolkingsprognose gaat uit van mensen die zich in het GBA hebben ingeschreven, en verder van de migratieprognose van het CBS. In de provinciale prognose is overeenkomstig de CBS-veronderstellingen uitgegaan van een blijvend hoge instroom van arbeidsmigranten. De nieuwe provinciale prognose houdt er rekening mee dat deze buitenlandse immigranten zich niet meer uitsluitend in de steden vestigen, maar deels ook in landelijke gebieden. In tegenstelling tot eerdere prognoses verdeelt de provinciale prognose buitenlandse immigratie daarom over alle Brabantse gemeenten en niet meer alleen over de stedelijke concentratiegebieden. De CBS-migratieprognose gaat er voor de komende jaren van uit dat de immigratie wat hoger zal liggen dan eerder voorzien. Mede door de hogere immigratie komt de nieuwste actualisering van de Brabantse bevolkingsprognose iets hoger uit dan de vorige. Tijdelijke arbeidsmigranten tellen niet mee in de woningbehoefteprognose, want zij hebben behoefte aan andere huisvestingsvormen dan reguliere woningen. Landelijke prognose De meest uitvoerige prognose van het aantal arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa is gemaakt door het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut in opdracht van het toenmalige Ministerie van VROM-WWI (Toekomstverkenning allochtonen uit Midden- en Oost-Europa (MOE-landen), maart 2010). In deze studie zijn ramingen gemaakt voor het aantal arbeidsmigranten gebaseerd op scenario’s van het Centraal Planbureau voor de economische ontwikkeling en voorspellingen voor de bevolkingsgroei van allochtone groepen. Op basis van combinaties van deze scenario’s en voorspellingen is een lage en een hoge raming voor het aantal allochtonen uit Midden- en Oost-Europa gemaakt. Dit levert de volgende ramingen op: 2015: lage raming 155.000, hoge raming 245.000; 2025: lage raming 241.000, hoge raming 438.000; 2040: lage raming 346.000, hoge raming 749.000. De basis voor deze ramingen vormt het aantal ingeschrevenen in het GBA in 2009 met een Midden- of Oost-Europese nationaliteit (115.000).
. . .
Prognose Hart van Brabant In tabel 6 is op basis van deze raming een prognose gegeven van het aantal mensen woonachtig in de regio Hart van Brabant met een Midden- of Oost-Europese nationaliteit. Als basis zijn gebruikt de schattingen uit de vorige paragraaf van het aantal mensen met een Midden- of Oost-Europese nationaliteit dat woont in de regio Hart van Brabant. Tabel 6: Raming aantal inwoners met Midden- of Oost-Europese nationaliteit (berekening GenP op basis van raming NIDI) Jaar
Lage raming
Hoge raming
2012
schatting
7.000
8.250
2015
prognose
8.000
11.250
2025
prognose
12.500
20.000
2040
prognose
18.000
34.000
Uit de tabel blijkt dat er in alle ramingen nog een forse groei van het aantal arbeidsmigranten wordt voorzien, maar ook dat de schattingen door de vele factoren die migratie beïnvloeden, fors uiteen lopen.
Gerrichhauzen en Partners
6.
6.1.
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
20
Huisvestingsbehoefte: verschillende groepen, verschillende behoeften
Verschillende groepen, verschillende behoeften Er zijn allerlei vormen van huisvesting voor (tijdelijke) arbeidsmigranten: Polenhotels, pensions, kamers in een reguliere woning, woonvoorzieningen op het terrein van het bedrijf, omgebouwde kloosters, campings, recreatieparken en nog veel meer. De wijze waarop de arbeidmigranten wonen, heeft een duidelijke relatie met de verblijfsduur. Een tabel uit de studie van de parlementaire onderzoekscommissie illustreert dit goed (zie tabel 7). Tabel 7: Woonsituatie in Nederland naar type migrant, herkomstgroep en geslacht (in %) (bron: Parlementair onderzoek Lessen uit recente arbeidsmigratie, EMOE 2009, Risbo)
Kortverblijvende arbeidsmigranten wonen vooral in onzelfstandige woonruimte, terwijl de langer verblijvende arbeidsmigranten (middellang is in de studie gedefinieerd als maximaal 3 jaar) vaker in zelfstandige woonruimte wonen. Drie groepen arbeidsmigranten Uit de tabel blijkt eens te meer dat arbeidsmigranten wat betreft hun huisvestingsbehoefte geen homogene groep vormen. Er zijn verschillende groepen met een verschillende behoefte aan huisvesting. In zijn essentie kunnen we drie groepen arbeidsmigranten onderscheiden2. De eerste groep zijn de kort verblijvers. Deze verblijven korte tijd in Nederland (vier tot zes maanden) en wonen het liefst zo goedkoop mogelijk. Hoewel deze groep geen hoge eisen stelt aan de huisvesting, moet die natuurlijk wel voldoen aan algemeen aanvaarde eisen van veiligheid, hygiëne e.d. De tweede groep is die van het permanent tijdelijke verblijf. Deze groep verblijft tussen de 6 maanden en 3 jaar. Onder deze groep valt ook ‘permanente pendel’ (circulaire migratie). Anders dan de Turken en Marokkanen in de jaren zestig en zeventig hoeven door het EU-lidmaatschap van de Midden- en OostEuropese landen en de relatief korte afstanden tussen deze landen en Nederland migranten niet persé te kiezen tussen teruggaan of blijven: pendelen blijft een gemakkelijke en realistische optie. De migranten werken 8-10 maanden per jaar in Nederland en brengen de zomer- of wintermaanden in het land van herkomst door. Voor de migranten is de terugkeer naar steeds hetzelfde bedrijf aantrekkelijk: zij kennen de arbeids- en woonomstandigheden en weten dat die acceptabel zijn. Voor de werkgevers is werken met een vaste groep arbeidsmigranten eveneens aantrekkelijk, want de werkgever kent de kwaliteit van deze
2 Zie hiervoor onder meer het rapport van het parlementair onderzoek en de presentatie van Fons Merken van WonenLimburg op de GenP zoldersessie Arbeidsmigranten lust of last, 16 juni 2011.
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
21
mensen en hun (niet zo erg) tijdelijke werknemers kennen de gang van zaken bij het bedrijf. Permanente pendel heeft gevolgen voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Goede woonomstandigheden worden een belangrijke terugkeervoorwaarde. De naar dezelfde plek terugkerende arbeidsmigranten zullen steeds meer behoefte krijgen aan ‘een eigen plek’ en aan andere huisvesting dan stapelbedden en het delen van de keuken. Deze arbeidsmigranten stellen goede huisvesting op prijs en willen hiervoor ook betalen, zij willen ook meer moeite te doen om te integreren. Voor deze groep zijn woonconcepten van belang, die voldoende kwaliteit en privacy bieden maar meer flexibiliteit dan permanente bewoning. De laatste groep arbeidsmigranten is de groep die kiest voor een permanent verblijf (langer dan 3-5 jaar). Deze groep wil een woning huren of kopen en wil zich met partner/gezin permanent vestigen. Deze groep zoekt naar reguliere huisvesting. Gezien de inkomenspositie van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa is een belangrijk deel van deze groep aangewezen op de sociale woningvoorraad (huur en koop). Voor deze groep is het van belang dat hen het perspectief geboden wordt om vanuit tijdelijke huisvesting door te stromen naar reguliere huisvesting, bijvoorbeeld door duidelijke randvoorwaarden te stellen. Het gaat er daarbij niet om om andere regels te stellen dan gelden voor reguliere woningzoekenden, maar wel om arbeidsmigranten te helpen hun weg binnen het systeem te vinden en duidelijk te zijn over de voorwaarden waaraan voldaan moet worden. Dit kan bijvoorbeeld door bij de tijdelijke huisvesting al afspraken te maken over wanneer en hoe de arbeidsmigrant doorstroomt naar reguliere huisvesting. Omvang van de verschillende groepen arbeidsmigranten De schattingen van de omvang van de drie bovengenoemde groepen arbeidsmigranten lopen uiteen. Een onderzoek van RISBO/Erasmusuniversiteit3 verwacht dat de migratie van tijdelijke aard zal zijn. ‘Zij komen hier om binnen korte tijd veel te werken om zoveel mogelijk geld te sparen dat zij vervolgens weer mee terug kunnen nemen naar het land van herkomst’, maar ook wordt in de studie gezegd ‘vooral jongeren zijn geneigd om zich hier te vestigen’. In de enquête behorend bij het onderzoek geeft bijna een derde (31 %) aan niet te weten hoe lang ze nog in Nederland willen blijven. Ruim een derde (36 %) denkt hier korter dan twee jaar te blijven en bijna 20 % denkt langer dan 2 jaar, maar korter dan 10 jaar. De resterende 14 % wil tot zijn pensioen in Nederland blijven werken en/of zich hier permanent vestigen. Een studie van Forum4 stelt op basis van enquêtes onder Polen: ‘Een kleine meerderheid van de Polen in Nederland is er zeker of vrij zeker van dat zij hier niet zullen blijven, terwijl ongeveer één op de vijf er zeker of vrij zeker van is dat zij dit juist wel zullen doen.’ In een enquête van TNS Nipo (augustus 2009) onder 400 Polen, in opdracht van de Poolse krant PoPolsku, zegt ruim een derde van de geënquêteerden zich permanent in Nederland te willen vestigen; van de rest weet 42% nog niet wanneer ze terug gaan.5 In een omvangrijke studie naar arbeidsmigranten van de Erasmusuniversiteit6 wordt een indeling in vier groepen gebruikt die vertaalbaar is naar bovengenoemde drie groepen. Volgens deze studie zou de groep die kiest voor permanente tijdelijkheid, ruim een derde van het totaal aantal arbeidsmigranten omvatten en de groep permanent verblijf ruim een vijfde7. In het rapport van het parlementair onderzoek wordt aangegeven dat van de Poolse arbeidsmigranten die in de periode 2000-2009 naar Nederland kwamen, inmiddels bijna 60% weer is vertrokken.
3
Oost-Europeanen in Nederland, J. de Boom e.a., Risbo/Erasmus Universiteit, 2008
4
Polen in Nederland, Dirk E. Korf e.a., Forum, 2009
5
www.nieuws.nl, 13 augustus 2009
6
Arbeidsmigratie in vieren, Bulgaren en Roemen vergeleken met Polen, Godfried Engbersen e.a., Erasmusuniversiteit, 2011
7
Permanente tijdelijkheid omvat dan de in de studie onderscheiden groepen circulaire migratie en transnationale migratie. Permanent
verblijf omvat de groep vestigingsmigratie.
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
22
Als we de verdeling uit het onderzoek van de Erasmusuniversiteit toepassen op de ramingen uit hoofdstuk 5 van het aantal arbeidsmigranten in de regio Hart van Brabant, komen we tot de volgende schattingen: Permanente tijdelijkheid: o 2012: 2.300 – 2.750 personen o 2015: 2.650 - 3.750 personen o 2025: 4.150 - 6.650 personen Permanent verblijf: o 2012: 1.400 – 1.650 personen o 2015: 1.600 – 2.250 personen o 2025: 2.500 – 4.000 personen
. .
De totale huisvestingsbehoefte van arbeidsmigranten is een optelsom van de groep permanente tijdelijkheid (die behoefte aan een vorm van tijdelijke huisvesting) en de groep permanent verblijf (die behoefte heeft aan reguliere huisvesting).
6.2.
Tijdelijke huisvesting: randvoorwaarden, richtlijnen en wensen Gezien het doel van deze quick-scan is vooral de groep die behoefte heeft aan een vorm van tijdelijke huisvesting, interessant. Aan welke eisen moet een dergelijke vorm van tijdelijke huisvesting voldoen? In een recente studie van de gemeente Eindhoven en de Eindhovense woningcorporaties en Stichting Srada8 worden de volgende randvoorwaarden genoemd: Goede ruimtelijke inpassing van de locatie in de omgeving goede communicatie met arbeidsmigranten en de buurt (bij aanvang, maar ook duurzaam) Garanties voor goed beheer (intern gebouw, extern met de buurt, interventie bij overlast) Borging van adequate afspraken met werkgevers inclusief een afspraak over toeleiding van arbeidmigranten naar voorzieningen voor kort verblijf en een overgangsregeling voor huisvesting in geval het werk eindigt Voldoen aan wet- en regelgeving
. . . . .
Woningcorporatie WonenLimburg heeft ruime ervaring met tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten. Fons Merken, projectleider arbeidsmigranten van WonenLimburg, gaf in de GenP-zoldersessie over arbeidsmigranten de volgende richtlijnen voor deze huisvesting: Huishoudens grootte: één-, twee- en meerpersoons Benodigde oppervlakte: minimaal 15 m2 netto-vloeroppervlak per persoon (inclusief sanitaire voorzieningen) Parkeren op eigen terrein Voldoen aan de geldende wet- en regelgeving Voldoen aan het gemeentelijk beleid Minimaal voldoen aan SKIA-normen9 of gelijkwaardig Maatschappelijk draagvlak door de omgeving van de locatie Evenwicht tussen de gehuisveste groepen
. . . . . . . . 8
Deze studie is als bijlage opgenomen in de Prestatieafspraken 2012 van de gemeente Eindhoven en de vijf Eindhovense woningcorpo-
raties. 9
. . .
SKIA=Stichting Keurmerk Internationale Arbeidsbemiddeling. In dit keurmerk zijn onder meer de volgende huisvestingseisen vastge-
legd: in een slaapvertrek dient per persoon tenminste een bed, stoel en kast aanwezig te zijn per acht personen dient er tenminste een toilet, douche en vier kookpitten te zijn per persoon is minimaal 30 liter koelruimte aanwezig, bij voorkeur aangevuld met vriesruimte
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
23
. Verhuur al dan niet gemeubileerd voor een betaalbare prijs (circa € 350,- tot € 550,- per maand per unit exclusief servicekosten, kosten voor energieverbruik en eventuele ander bijkomende kosten). . Adequaat beheer van het complex (waarin de gemeente toezichthoudende partij is). Aanvullende richtlijnen bij woonunits: . Aantal wooneenheden tussen de 25 en 35, op één locatie; . Oppervlakte per woonunit voor één-, tweepersoonshuishoudens circa 30m nvo en meerpersoon2
2
huishoudens tot circa 60 m nvo (bestemd voor 4 personen). Uit een onderzoek van WonenLimburg en de TU Eindhoven naar de woonwensen van arbeidsmigranten in Limburg10 blijkt dat de belangrijkste reden waarom arbeidsmigranten woonruimte willen delen is dat het goedkoper is (69%). Een tweede reden is het contact met andere mensen (25%). Arbeidsmigranten geven in de studie ook bij gedeelde woonruimte een grote voorkeur aan voor eigen voorzieningen. Van de arbeidsmigranten wil: 5% een slaapkamer delen met meerpersonen; 63% een eigen slaapkamer; 21% een eigen slaapkamer met eigen toilet/douche; 8% een eigen slaapkamer met eigen toilet/douche en keuken; 3% een andere woonvorm.
. . . . . 6.3.
Conclusies Naar verblijfsduur zijn de arbeidsmigranten in drie groepen in te delen: kort verblijf, permanente tijdelijkheid, permanent verblijf. De groep kort verblijvers wil zo goedkoop mogelijke huisvesting en stelt veder weinig eisen. De groep permanente tijdelijkheid zoekt huisvesting voor een wat langere periode. Deze groep wenst kwalitatief redelijk huisvesting die flexibel kan worden benut. Met name deze groep heeft behoefte aan goede permanente vormen van tijdelijke huisvesting, bijvoorbeeld met een eigen slaapkamer, tegen een betaalbare prijs. In Hart van Brabant omvat deze groep in 2012 naar schatting zo’n 2.300 tot 2.750 personen. Dit aantal groeit naar 4.150 – 6.650 personen in 2025. Door aan deze tijdelijke huisvesting afspraken te koppelen op doorstroming naar reguliere huisvesting11 kan ook de groep die permanent in Nederland wil verblijven, bediend worden. Deze laatste groep omvat in de regio zo’n 1.400 tot 1.650 personen in 2012 en 2.500 – 4.000 personen in 2025.
10
Fons Merken in GenP-zoldersessie over arbeidsmigranten
11
Hierbij kan gedacht worden aan enerzijds aan afspraken over een limiet op de woonduur in de tijdelijke huisvesting (vergelijk cam-
puscontracten bij studentenhuisvesting) en anderzijds aan eisen waaraan voldaan moet worden voor doorstroming naar reguliere huisvesting (bijvoorbeeld het volgen van taalcursussen).
Gerrichhauzen en Partners
7.
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
24
Een structurele behoefte aan tijdelijke huisvesting Meer behoefte aan tijdelijke huisvesting In deze quick-scan stond tot nu toe de doelgroep arbeidsmigranten centraal. Maar arbeidsmigranten zijn niet de enige doelgroep die structureel behoefte heeft aan tijdelijke huisvesting. Het aantal kleine huishoudens blijft toenemen, waarbij de samenstelling van deze groep steeds diverser wordt. Zo groeit het aantal alleenstaande ouderen, neemt naar verwachting het aantal studenten - ook uit het buitenland toe, vormen ex-psychiatrische cliënten, ex-daklozen en ex-verslaafden nieuwe zelfstandige huishoudens, blijft er - in telkens wisselende mate - behoefte aan onderdak voor statushouders en zijn er urgent woningzoekenden als gevolg van echtscheiding of andere persoonlijke omstandigheden evenals mensen die ter overbrugging tijdelijk onderdak behoeven bijvoorbeeld na verkoop van hun huis. Meer algemeen geldt dat mobiliteit en flexibiliteit sleutelbegrippen zijn in de moderne economie en dat er dus ook een toenemende behoefte is aan flexibele huisvestingsvormen die (arbeids)mobiliteit ondersteunen. Kortom, de groep huishoudens met een grotere (woon)mobiliteit en daarbij passende huisvestingsbehoeften neemt toe. Deze huishoudens hebben met elkaar gemeen dat ze (overwegend) behoefte hebben aan een of andere vorm van tijdelijke huisvesting (van een paar maanden tot 2-3 jaar) met de mogelijkheid om snel in- en uit te stromen. Groepen met een goede inkomenspositie (zoals expats en kenniswerkers) weten zich meestal goed te redden als ze op zoek zijn naar flexibele en tijdelijke huisvestingsvormen, maar voor huishoudens met een beperkt inkomen zijn er weinig (adequate) mogelijkheden voorhanden. Het concept van een woonhotel waarin tijdelijke of semi-permanente bewoning mogelijk is tegen relatief lage kosten en waar allerlei aanvullende diensten worden aangeboden (restaurant, wasserette, schoonmaakdiensten, sportfaciliteiten, informatievoorzieningen e.d.), kan voor dergelijke groepen een oplossing betekenen. Binnen deze tijdelijke huisvesting zijn weer veel variaties denkbaar: al of niet in groepsverband, met of zonder begeleiding, variërend in grootte en prijs, al of niet gericht op doorstroming naar reguliere huisvesting. Het woonhotel is geen ‘melting pot’ waarin alle bovenbeschreven groepen worden ondergebracht, maar een concept waarbinnen een breed aanbod van verschillende huisvestingsvormen kan worden ontwikkeld. Doelgroepen voor een woonhotel Laten we eens nader bekijken voor welke aan het begin van deze paragraaf genoemde groepen een dergelijk (budget)woonhotel interessant kan zijn: Arbeidsmigranten: het woonhotel zal niet de goedkoopste vorm van huisvesting zijn die een arbeidsmigrant kan vinden. Daardoor is deze woonvorm minder geschikt voor eerste opvang of voor kort verblijf. De groep die permanent tijdelijk in Nederland is, vindt hier echter een relatief goede kwaliteit huisvesting, niet gekoppeld aan werk, met de nodige aanvullende diensten die voor hem/haar interessant zijn. Als het woonhotel bestaat uit een mix van kleine en grotere units, kan de arbeidsmigrant intern doorverhuizen als zijn/haar partner overkomt zonder een hele zoektocht naar nieuwe woonruimte te hoeven ondernemen. Het woonhotel kan ook een rol spelen bij het wegwijs maken van de arbeidsmigrant in de Nederlandse samenleving (begeleiding, informatievoorziening, doorverwijzing). Ouderen: ouderen hebben onder normale omstandigheden minder behoefte aan tijdelijke of semipermanente huisvesting. In combinatie met zorg kunne ouderen wel behoefte hebben aan tijdelijke huisvesting. Te denken valt aan herstel/revalidatie na een operatie in het ziekenhuis, overbrugging van een periode tussen een verblijf in een ziekenhuis en de terugkeer naar huis of definitieve verhuizing naar een zorgcentrum of voor (tijdelijke) vervanging van mantelzorg. Een woonhotel krijgt dan het karakter van een zorghotel, waarmee in Nederland reeds de nodige ervaring bestaat. Voor een woonhotel zonder zorgverlening,zijn ouderen wellicht een minder interessante doelgroep, maar de ervaringen met zorghotels tonen wel de grote behoefte aan tijdelijke huisvesting en het brede scala van deze behoefte.
.
.
Gerrichhauzen en Partners
.
.
. .
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
25
(Buitenlandse) Studenten: studentenhuisvesting is in de regio vooral een vraagstuk in Tilburg, Voor in Tilburg studerende Nederlandse studenten zijn er al veel mogelijkheden in de stad. De vraag is wat een woonhotel daar aan toevoegt, behalve wellicht een functie als eerste opvang. Voor studenten van andere Nederlandse universiteiten die tijdelijk in Tilburg studeren, of voor buitenlandse studenten kan een woonhotel wel een interessante huisvestingsvorm zijn doordat het een tijdelijke woonvorm biedt die snel toegankelijk is en die de nodige extra diensten aanbiedt. Net als voor arbeidsmigranten is voor buitenlandse studenten het wegwijs maken in Nederland een belangrijk voordeel. Ex-psychiatrische cliënten, ex-daklozen en ex-verslaafden: voor deze groep kan een woonhotel een goede eerste opvang vormen van waaruit zij doorstromen naar een reguliere woning. In veel gevallen zullen deze bewoners begeleiding nodig hebben. Hierover moeten dan afspraken gemaakt worden met gespecialiseerde organisaties. Ook voor deze groep kan het aanbod aan extra diensten en de informatieverstrekkingsfunctie van het woonhotel interessant zijn. Daarnaast zal een woonhotel door zijn aard meer tolerantie hebben mensen uit deze doelgroep. Statushouders: voor deze groep kan een woonhotel een goede eerste opvang vormen, van waaruit zij zelf na verloop van tijd hun weg verder zoeken naar een reguliere woning. Urgent woningzoekenden: voor mensen die door echtscheiding of om andere reden snel andere huisvesting nodig hebben, is een woonhotel een goede oplossing. Ook voor deze groep zijn extra diensten als restaurant of wasserette aantrekkelijk. Vanuit het woonhotel kan deze groep vervolgens zoeken naar (nieuwe) reguliere huisvesting.
Eisen aan een woonhotel In paragraaf 6.2 is al een aantal uitgangspunten genoemd waar tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten aan moet voldoen. Deze uitgangspunten gelden ook voor een woonhotel. In aanvulling op die uitgangspunten gelden de volgende specifieke aandachtspunten bij een woonhotel: variatie in huisvestingscontractduur: bewoners van een woonhotel moeten zowel kort, middellang als lang in het woonhotel kunnen verblijven. flexibel inzetbaar: het woonhotel moet in kunnen spelen op de vraag. Gewenst is daarom een flexibel gebouwconcept, waardoor bijvoorbeeld de omvang van het gebouw of de grootte van de ruimtes daarbinnen kan worden aangepast. combinatie met andere functies/diensten: zoals hiervoor aangegeven moet het woonhotel extra functies kunnen aanbieden, die passen bij de wensen van de doelgroepen. goede ruimtelijke inpassing en een goed beheer: deze uitgangspunten moeten bijdragen aan het voorkomen van overlast.
. . . .
Voorbeelden Er zijn nog weinig voorbeelden in Nederland van een woonhotel in de hiervoor bedoelde zin. In Rotterdam bestaat het Woonhotel Rotterdam. Doelstelling van het hotel is het oplossen van het tijdelijke huisvestingsprobleem door het aanbieden van laagdrempelige en kwalitatief hoogwaardige woonruimte aan die doelgroepen die verkeren in een knellende huisvestingssituatie en voor wie huisvesting het primaire probleem is en voor wie normaliter een dergelijke faciliteit financieel niet binnen bereik ligt. Het Woonhotel heeft 106 hotelappartementen met kitchenette en badkamer voor 1- en 2 persoonshuishoudens in hetzelfde pand waarin het vier sterren Art Hotel Rotterdam is gevestigd (met 104 hotelappartementen). De appartementen van de beide hotels zijn gemixt, waarbij entree en receptie door beiden worden gebruikt. Gasten van het Woonhotel betalen een gesubsidieerde huurprijs, waarbij het exploitatietekort wordt bekostigd door de winst op het Art Hotel. Om voor het Woonhotel in aanmerking te komen moet de gast aan een aantal criteria voldoen, zoals goede persoonlijke hygiëne maar ook gemotiveerd en actief op zoek te zijn naar een permanente oplossing voor zijn huisvestingsprobleem. In Tilburg is het bedrijf Fresh Ideas bezig met het ontwikkelen van plannen voor het voormalige Liduinaklooster. Het plan omvat 56 kamers voor tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers die voor enkele weken dicht bij hun werk
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
26
moeten wonen, 46 kamers voor een zorghotel met een logeerfunctie voor mensen die tijdelijk niet thuis verzorgd kunnen worden en 24 serviceappartementen voor ouderen. Het complex moet verder aanvullende voorzieningen gaan omvatten zoals een restaurant, fitnessruimte, sauna en een behandelkamer voor het zorgdeel. Conclusies Een woonhotel waarin tijdelijke of semi-permanente bewoning mogelijk is tegen relatief lage kosten en waar aanvullende diensten worden aangeboden, kan in de huisvestingsbehoefte voorzien van een veel bredere groep dan alleen arbeidsmigranten. De voorbeelden laten zien dat een dergelijke woonhotel ook (deels) commercieel geëxploiteerd kan worden.
Gerrichhauzen en Partners
8.
8.1.
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
27
Conclusies en aanbevelingen
Conclusies Op basis van deze quick-scan trekken we de volgende conclusies: Op korte termijn is er grote behoefte aan permanente vormen van tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten Op dit moment is er zowel een kwantitatieve als een kwalitatief huisvestingsbehoefte voor arbeidsmigranten in de regio. Kwantitatief: er is een grote groep arbeidsmigranten die een langere periode in Nederland verblijft, variërend van zes maanden tot 3 jaar, en daarmee huisvesting zoekt voor een langere periode. Deze groep ‘permanente tijdelijkheid’ heeft behoefte aan goede permanente vormen van tijdelijke huisvesting, bijvoorbeeld met een eigen slaapkamer, tegen een betaalbare prijs. In Hart van Brabant omvat deze groep in 2012 naar schatting zo’n 2.300 tot 2.750 personen. Dit aantal groeit naar 4.150 – 6.650 personen in 2025. Kwalitatief: De kwaliteit van huisvesting van arbeidsmigranten laat nog veel te wensen over, zo blijkt uit diverse studies, maar ook uit de opgave van de bij de gemeenten bekende locaties. Huisvesting verzorgd door de werkgever versterkt de afhankelijkheid, vergroot het risico op uitbuiting en is daarmee ongewenst.
.
.
Van de groepen die behoefte hebben aan permanente vormen van tijdelijke huisvesting, is de behoefte van de groep arbeidsmigranten op dit moment dan ook het meest urgent. Voorzien in huisvestingsbehoefte van arbeidsmigranten is een regionale volkshuisvestingsopgave voor gemeenten De beleidsverantwoordelijkheid voor de huisvesting van arbeidsmigranten ligt bij gemeenten. Ontkoppeling van werken en wonen door het beheer en de exploitatie van woonruimte voor arbeidsmigranten in andere partijen dan werkgevers te leggen, is wenselijk. Bevorderen dat de huisvesting van arbeidsmigranten voldoet aan algemeen aanvaarde kwaliteitsnormen is onderdeel van het reguliere volkshuisvestingsbeleid van gemeenten. Uit de enquête onder bedrijven blijkt dat de meeste arbeidsmigranten die in de regio werken, ook in de regio wonen. De huisvesting van arbeidsmigranten is daarmee een regionale opgave: als gemeenten de huisvesting van arbeidsmigranten als uitsluitend een lokaal probleem zien, heeft de ene gemeente een probleem en de andere niet. De opgave om op korte termijn permanente vormen van tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten te realiseren, moet dan ook regionaal wordt opgepakt. Via een regionale aanpak kunnen voorzieningen worden gecreëerd die voor meer gemeenten betekenis hebben. Op langere termijn groeien de groepen huishoudens met behoefte aan tijdelijke huisvesting Maatschappelijke ontwikkelingen en de moderne economie leiden er toe dat het belang van flexibiliteit en mobiliteit toenemen en daarmee ook de behoefte aan flexibele huisvestingsvormen die ruimte bieden aan mobiliteit. Er komt een steeds grotere en diversere groep huishoudens die behoefte heeft aan tijdelijke huisvesting, variërend van (buitenlandse) studenten die tijdelijk ergens studeren, tot ouderen die tijdelijk overbrugging nodig hebben tussen ziekenhuis en thuis, van urgent woningzoekenden als gevolg van echtscheiding tot mensen die overbrugging zoeken na verkoop van hun huis. Deze groepen nemen in omvang toe de komende jaren. Er ontstaat een breed scala aan groepen die een breed scala aan tijdelijke voorzieningen zoeken.
Gerrichhauzen en Partners
Arbeidsmigranten en permanente vormen van tijdelijke huisvesting, versie 2,1, 10 april 2012
28
Eindconclusie: er is een duidelijke en structurele behoefte aan permanente vormen van tijdelijke huisvesting Op korte termijn voorzien permanente vormen van tijdelijke huisvesting vooral in de behoefte van arbeidsmigranten. Op langere termijn voorziet deze huisvesting in de behoefte van een steeds breder wordende groep huishoudens. Een permanente vorm van tijdelijke huisvesting kan zowel commercieel als niet-commercieel worden opgezet. Door nu reeds dergelijke voorzieningen op te zetten en daarmee ervaring op te doen, speelt de regio in op toekomstige ontwikkelingen.
8.2.
Aanbevelingen De conclusies leiden tot de volgende aanbevelingen: Maak op regionaal niveau afspraken over het realiseren van permanente vormen van tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten en andere groepen Hiervoor is geconcludeerd dat huisvesting voor arbeidsmigranten onderdeel is van het regulier volkshuisvestingsbeleid van gemeenten en bij voorkeur op regionaal niveau moet worden aangepakt. Voor de hand ligt dan ook om afspraken op regionaal niveau te maken over het realiseren van permanente voorzieningen voor tijdelijke huisvesting bijvoorbeeld als onderdeel van de regionale woningbouwafspraken van de provincie met de regio. Realiseer een of meer pilotprojecten binnen de regio waar ervaring opgedaan kan worden met een permanente vorm van tijdelijke huisvesting In Waalwijk en Tilburg hebben de gemeenten het initiatief genomen om samen met andere partijen te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om (tijdelijke) huisvesting voor arbeidsmigranten te realiseren. Dergelijke initiatieven moeten verder worden uitgewerkt en ondersteund door de regio. Via dergelijke pilotprojecten kan ervaring worden opgedaan en kunnen de geleerde lessen elders en voor andere doelgroepen in de praktijk worden gebracht. Zorg voor flankerend beleid Alleen het realiseren van een permanente vorm van tijdelijke huisvesting is niet voldoende. Nodig is flankerend beleid, niet alleen voor arbeidsmigranten maar ook voor andere groepen. Gedacht kan worden aan: bevorderen van de emancipatie van de doelgroep bijvoorbeeld via informatievoorziening, (taal)cursussen, ontmoetingsmogelijkheden e.d.; bieden van een perspectief richting reguliere huisvesting bijvoorbeeld via afspraken over wanneer en onder welke voorwaarden mensen kunnen doorstromen; versterken van de onafhankelijkheid en zelfredzaamheid van mensen bijvoorbeeld door bij arbeidsmigranten een overgangsperiode te borgen bij het verlies van werk.
. . .